Kenmerk: LTC Vergadering: Agendapunt: 6

Transcriptie

1 Kenmerk: LTC Vergadering: Agendapunt: 6 Beknopt VERSLAG van de op 27 juni 1997 gehouden vergadering van de Commissie voor Land- en Tuinbouw in de raadzaal van de gemeente Wieringen in Hippolytushoef. Aanwezig: Leden GS: J.H.J. Verburg Leden PS: G.J.M.A. Le Belle, J.E.M. Berman, D66 B.M. v an Beijma-v an Dam, A.W.J. Bruins-Brugman, G.Franke, Pv da S.W.M. Commandeur, G. Roos (voorzitter), M.J. Sanders-ten Holte, M.B. Tamis, VVD J. van den Assem, B. Hakvoort CDA C.H. Koetsier, GroenLinks P.J. Bruystens (AOV/OU55+) AdviseursJ. van Rhenen (DLG) Gastendhr. Barten (agendapunt 3), mw. Schermerhorn (wethouder van Wieringen), mw Boeschoten (medewerker gem. Wieringen) Prov. NHA. M. Corbee-Veenboer, C.J.H.M. van Gasteren, H.J. Grotenhuis, H. Kweekman, M.J.M. Kuyper-Witteveen, A. van der Lee, R. van Mechelen, W.J. Stooker, C.J. Vogel SecretarisM.A.T. Koopman NotulisteJ.W. Hoep 1. Opening en mededelingen. Mevrouw Schermerhorn, wethouder van Wieringen heet de aanwezigen welkom. Zij belicht dat het plan "Wieringen in de toekomst" in de statencommissie voor Milieu, Water en Energie positief ontvangen is. Zij hoopt dat het voor de toekomst iets kan betekenen en schetst de schoonheid van Wieringen. De voorzitter dankt de wethouder voor de woorden van welkom en overhandigt haar een presentje als dank voor het gebruik van de raadzaal. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Van Wijk, Vroegindeweij en Poulie. Hij stelt de nieuwe secretaris van de commissie voor: Marga Kuyper-Witteveen. Zij zal met ingang van 1 augustus de taken van Marije Koopman overnemen. Volgende week zal aan de commissie een briefje verzonden worden met verschillende data (onder andere een open dag, voorlichtingsbijeenkomsten etc.). De heer Verburg deelt mede dat er sinds vorige week een nieuw interim hoofd voor de cluster Landbouw benoemd is, hij stelt mevrouw Ada Corbee voor. Zij vervult de vacature die ontstaan is door het vertrek van de heer Vermeulen Stand van zaken milieu-analyse inzake bollenuitbreiding Anna-Paulownapolder West. De voorzitter onderstreept dat het Structuurschema Groene Ruimte en het Streekplan voor Noord-Holland hier geen verplichting tot een milieutoets voorschrijft, deze is vrijwillig toegepast. De heer C ommandeur geeft aan de stukken over de milieutoets laat ontvangen te hebben waardoor hij zich niet goed heeft kunnen voorbereiden. Hij vraagt een toelichting op de status en verdere procedure. De heer Le Belle zegt de stukken eerder ontvangen te hebben en dat hij hierop een beschouwing kan geven maar vindt het zinvol de discussie uit te stellen als andere leden van de commissie de stukken niet tijdig ontvangen hebben. Hij merkt echter wel op dat de Grontmij het plan ontwikkelt, het project leidt en de Grontmij nu ook het project aan de milieu-analyse onderwerpt. Hij vindt dit geen juiste gang van zaken. Hij is geschrokken van het lage draagvlak onder de bevolking van dit project. De heer Van den Assem stelt voor vandaag het onderwerp te behandelen en in een volgende vergadering een vervolgdiscussie te houden. Hij juicht de gang van zaken toe en vindt dat de lokatie veel groeipotentieel heeft. Hij vindt dat er een balans gevonden moet worden tussen milieu en mogelijkheden voor een goede ontwikkeling van ondernemerschap. Mevrouw Van Beijma mist de milieu-analyse. Zij heeft de indruk dat het stuk alleen over de inrichting van het project gaat en niet over de bedrijfsvoering zelf. Zij vindt dit wel essentieel. Dit is ook het probleem dat de Milieufederatie aangeeft maar zij heeft de brief van de Milieufederatie ook pas gisteren ontvangen. De voorzitter geeft de heer Verburg het woord voor een nadere toelichting. De heer Verburg benadrukt dat het de milieu-analyse een instrument is om diegenen die initiatieven hebben en uitwerking willen geven aan datgene dat in het Streekplan is aangegeven, vooraf duidelijkheid te geven omtrent knelpunten en investeringen. De milieutoets komt echter niet in de plaats van de bestaande systematiek van vergunningverlening. De wijze waarop er hier nu in de commissie op gereageerd wordt, leidt tot een nieuwe discussie over de status van de milieutoets. Deze is echter al een aantal malen besproken. Het standpunt van GS is door te gaan

2 met de projectontwikkeling. 2

3 Op een aantal belangrijke punten zal er nog nader onderzoek gedaan moeten worden. Een milieutoets treedt niet in de plaats van de vergunningen die aangevraagd moeten worden. De heer Le Belle vraagt wat de waarde van de milieutoets is nu de waterbalans en stoffenbalans niet opgenomen is. De heer Verburg zegt dat de projectontwikkelaar nu van te voren weet dat hier nog nader aandacht aan besteed moet worden. Het is waardevol dat dit vooraf duidelijk is. Mevrouw Sanders zegt dit ook zo opgevat te hebben. Zij adviseert door te gaan en vraagt de 'witte plekken' in de milieu-analyse gaandeweg in te vullen. De heer Koetsier vraagt wat de rol van de commissie is. Hij vraagt wie de milieutoets voorbereidt en wie de meest betrokken partij is. Hij vraagt of de milieutoets nog geagendeerd wordt? De heer Bruijstens vindt de informatie t.a.v. dit agendapunt mager en vraagt de milieu-analyse toe te sturen aan de commissieleden. De heer Verburg geeft aan dat de volledige milieu-analyse zoals toegezegd ter inzage ligt op het Houtplein. Informatie over de procedure zal schriftelijk aangereikt worden. De heer Le Belle vraagt per fractie minimaal 1 exemplaar van de milieu-analyse toe te sturen omdat ook later in de discussie hier behoefte aan is. De heer Verburg zegt dit toe. Hij geeft voorts aan dat de positie van de provincie bij de milieutoets niet anders is dan bij andere projectontwikkelingen. De toets geeft inzicht in de wijze waarop het project zich ontwikkelt. De beoordeling ligt bij degene die de vergunning moet verlenen. Dit is in vele gevallen het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen. Hij licht toe dat op 25 juni jl. overleg gevoerd is tussen vertegenwoordigers van de Milieufederatie en gedeputeerde De Zeeuw en hemzelf. Het doel van dit overleg was te kijken welke weg begaan kan worden om parallel aan het proces van de milieutoets (projecten die de milieutoets ondergaan) ook op het terrein van milieuvriendelijke landbouw "een paradepaard" te maken binnen het project. De provincie stelt geld beschikbaar om een ordentelijke infrastructuur en goede milieu-omgeving te creren. Verwacht mag worden dat hier op bedrijfsniveau ook een bijdrage aan wordt geleverd en niet dat op bedrijfsniveau teniet gedaan wordt wat op projectniveau bereikt wordt. De nu gemaakte afspraken zijn te beschouwen als uitwerkingen van het bloembollenconvenant. Dit kan de ontwikkelingen versnellen. Er kan geen toezegging gedaan worden omdat ieder de eigen verantwoordelijkheid heeft juridische procedures aan te gaan, maar het kan voor de Milieufederatie een belangrijk punt van overweging zijn om verdere medewerking te verlenen. Tenslotte licht hij toe dat het project Hollandse Bloementuin nog een Statenbehandeling krijgt waar de Statenleden hun afwegingen kunnen betrekken. Dit vindt plaats in het kader van het FINH project Hollands Bloementuin. De voorzitter vraagt de commissieleden met de beantwoording van de gedeputeerde genoegen te nemen. De stukken worden aan de fracties toegestuurd. De heer Verburg zegt toe dat ook het verslag van het gesprek met Milieufederatie wordt toegezonden. De heer Le Belle concludeert dat dit punt geagendeerd wordt voor een volgende vergadering omdat de commissie geen advies heeft uitgebracht. De heer Verburg onderstreept dat de milieutoets een proces is ten behoeve van de ontwikkeling van het project. Hiermee krijgt de projectleider vroegtijdig inzicht over hetgeen te verwachten is. De vergunningverlening heeft een eigen juridische basis waar de commissie niet over adviseert. Het mag ook niet zo zijn dat de commissie zich hierin wil mengen omdat zij de vergunningverleners dan voor de voeten loopt. Als de commissie vindt dat de milieutoets betrokken moet worden bij de eigen oordeelsvorming over de Hollandse Bloementuin kan dit bij de behandeling van het FINH project in de Staten. De heer Le Belle vraagt of de gedeputeerde geen behoefte heeft aan een advies over de milieutoets en vraagt waarom de milieutoets dan wel aan de commissie voorgelegd wordt. Mevrouw Sanders zegt dat deze ongewenste discussie voorkomen had kunnen worden door tijdige toezending van stukken en een duidelijk voorblad waarin aangegeven staat wat van de commissie verwacht wordt. Zij vraagt de heer Verburg het ambtelijk apparaat hierop aan te spreken. De heer Le Belle is verheugd over het contact met de Milieufederatie. Hij gaat ervan uit dat de milieutoets het integrale plan moet omvatten. Hij adviseert dat er duidelijkheid moet komen over het recreatiecentrum en het servicecentrum. Hij vindt dat het aspect biobol te vrijblijvend is en pleit voor contractuele vastlegging. Ditzelfde geldt voor de verhuizing van bedrijven naar Hollands Bloementuin. Hij onderstreept het belang van een stoffen- en waterbalans. Hij vindt het juist als deze analyse met de reactie van de provincie ter inzage gelegd wordt voor de bevolking. De heer Verburg neemt kennis van de opmerkingen en zal bezien of hieraan invulling kan worden gegeven. Of dit naar tevredenheid van de fractie D66 is zal in een latere fase blijken. 3

4 Brief van de werkgroep "Behoud Cultuurhistorische Waarden BES-gebied". De heer Barten spreekt namens de Stichting Behoud Cultuurhistorische Waarden BES-gebied in. De tekst is als bijlage bij het verslag gevoegd. De heer Hakvoort vraagt of het Staringscentrum voldoende geëquipeerd is om een cultuurhistorisch onderzoek te verrichten. Hij hecht eraan dat het proces niet vertraagd wordt. De heer Barten zegt dat het Staringscentrum in staat is in een paar maanden een voldoende diepgaand cultuurhistorisch onderzoek te doen. Hij wijst er op dat het nu vakantietijd is. De heer Koetsier vraagt welke cultuurhistorische waarden dreigen verloren te gaan als de huidige plannen gerealiseerd worden. De heer Barten zegt dat als hoofdpunten genoemd kunnen worden de: - kavelgrenzen. Bij het plan van toedeling krijgen de agrarirs toestemming, alle kavelgrenzen die binnen hun grote kavel zijn te dichten. Hij wijst hierbij op de oude bestaande verkavelingen (veenontginningen, bedijkingen). Dit zou beter geaccentueerd kunnen worden dan verdicht; - Reliëf verschillen, kreekruggen. Het risico is groot als dit machinaal bewerkt wordt dat het microreliëf verdwijnt; - de waterhuishouding. De heer Le Belle vraagt of de heer Barten van mening is dat met het aanvullend historisch geografisch onderzoek voldoende gedaan wordt of moet een cultuurhistorische effectrapportage verricht worden. Hij vraagt tevens wat het verschil tussen deze twee onderzoeken is. De heer Barten zegt dat hij bezorgd blijft en dat de brief van mevrouw Van Diepen dit niet wegneemt. Vooral als er in de komende twee maanden een grondig onderzoek moet plaatsvinden. Hij geeft aan dat hij zeer graag een cultuurhistorische effectrapportage in dit gebied zou zien. Deze bestaat uit een inventarisatie van cultuurhistorische elementen en patronen. Waardering van deze elementen in regionaal en landelijke context (recreatief medegebruik, toerisme), analyse huidige plannen op het gebied van landbouw en natuurontwikkeling en beschrijving van de effecten van deze plannen op de cultuurhistorische waarden. Hij betreurt dat deze toezeggingen niet in de brief van mevrouw Van Diepen gedaan worden. Hij zegt dat per abuis de brief van de Beekman Stichting niet aan de Statencommissie voor Land- en Tuinbouw verzonden is. Mevrouw Tamis vraagt waarom de heer Barten in zijn brief niets aangeeft over een cultuurhistorische effectrapportage? De heer Barten zegt dat de brief van de Beekman Stichting hem pas na 31 maart bereikt heeft. De heer Bruijstens vraagt hoeveel tijd de heer Barten maximaal nodig heeft om het geheel goed in beeld te brengen. De heer Barten zegt dat de landinrichtingscommissie in onderhandeling is met een paar bureaus waarin het tijdsaspect en soort onderzoek besproken wordt. De heer Van Rhenen geeft aan dat een opdrachtbrief aan het bureau Nieuwland om een onderzoek uit te voeren zoals gevraagd vandaag verzonden wordt. In september wordt het eindrapport verwacht. De briefwisseling roept de suggestie op dat er weinig onderzoek gedaan is. Hij spreekt dit tegen en onderstreept dat juist in het gebied Bergen- Egmond-Schoorl veel onderzoek gedaan is. Dit neemt niet weg dat op ieder moment besloten kan worden dit nog te verbeteren en daarom ook een effectrapportage aangeboden moet worden. De dienst landelijk gebied is al geruime tijd bezig om milieueffectrapportages niet alleen uit te voeren als milieu effectrapporten maar ook de ecologische effecten te meten, een betere naam is omgevingseffectrapporten. Het moet echter in relatie staan tot datgene wat aan de orde is. Het zegt dat het onderzoek van het bureau Nieuwland recht zal doen aan de verwachtingen van de heer Barten. Hij geeft aan dat in geen geval in Bergen-Egmond-Schoorl alles omver gehaald wordt met grote machines en ingrepen. Enerzijds niet omdat de financiële middelen ontbreken, anderzijds omdat dit niet meer in deze maatschappij past. Er wordt altijd rekening gehouden met verkavelingspatronen. De heer Verburg geeft aan dat er een vervolgdiscussie zal plaatsvinden in de vergadering van de Commissie van Onderzoek Bergen-Egmond-Schoorl. Hij stelt voor dat deze commissie bijeenkomt op donderdag 18 september a.s. 's avonds. Mevrouw Tamis vraagt hoe zij de zinsnede "het onderzoeksgeld is al besteed" in de brief van het DLO Staringcentrum moet interpreteren. De heer Van Rhenen geeft aan dat de kosten voor voorbereiding landinrichtingsprojecten niet ten laste komen van de Brede Doel Uitkering maar een volledig begrotingsonderdeel van de dienst Landelijk Gebied zijn. Het zijn Rijkskosten, waarbij hij aangeeft dat er al veel uitgevoerd is maar het budget voor het BES-gebied wordt verruimd omdat het tevens een SGP is en de verdeelsleutel (ook intern) voor een groter onderzoeksbudget mogelijk is. De heer Koetsier is van mening dat landinrichting een integrale benadering moet krijgen en vraagt om bevestiging hiervan. Mevrouw Tamis complimenteert de heer Barten en de landinrichtingscommissie met de werkwijze zodat zij dit onderwerp aan de orde hebben kunnen stellen. 4

5 Zij vraagt hoe het komt dat dit vanuit Provincie en Rijk niet eerder aan de orde gesteld is. De heer Van den Assem is tevreden met de voorgestelde procedure. Hij onderstreept dat naast het belang van cultuurhistorische waarden het van belang is dat een gezonde bedrijfsvoering mogelijk is. De heer Le Belle vraagt naar de status van de brief van mevrouw Van Diepen en vraagt waarom de brief zo laat ontvangen is. Hij vraagt het onderzoek niet uit te stellen tot na de vergadering van de commissie van onderzoek op 18 september a.s. De heer Verburg zegt in de vergadering van 18 september inhoudelijk op de vragen in te gaan. Hij vindt dat vragen over de brief van mevrouw Van Diepen aan haar gesteld moeten worden. Hij geeft aan dat de vorm wat ongebruikelijk is maar het is een college standpunt. Mevrouw Bruins vraagt of de cultuurhistorische effect rapportage in Noord-Holland verplicht is? De heer Verburg zegt dat de MER verplicht is waarin de cultuurhistorische effecten en meegewogen worden Landbouwkerncijfers Noord-Holland, nieuwste versie. De heer Grotenhuis geeft een presentatie a.d.h.v. sheets. De heer Hakvoort vraagt of er cijfers bekend zijn van de toegevoegde waarde en omzetcijfers en de tendensen daarin. Hij vraagt hoeveel groot vee-eenheden er per hectaren zijn. De heer Grotenhuis verwijst naar de gegevens hierover in het boekje. Het is de bedoeling de economische ontwikkelingen in de landbouw m.b.t. de export ook in beeld te gaan brengen. De heer Verburg zegt dat het boekje in oplage verhoogd is van 1500 naar 2000 stuks, het zijn handzame gegevens die voldoen aan een behoefte Stand van zaken FINH-projecten landbouw. De heer Verburg zegt dat alle FINH-projecten "op de rol staan" en geeft het tijdschema hierbij aan: -Stichting Bovenlanden/Aalsmeer; het is de bedoeling dat het rapport dat moet leiden tot het ontwikkelings en investeringsplan, waarbij ook andere partijen bij betrokken zijn, in augustus gereed komt. Daarna zal hij een bezoek brengen aan het gebied met de Stichting en andere potentiële investeerders, om te bezien op welke wijze het traject moet worden ingezet. -Uitbreiding bollenareaal; in de procedure is erin voorzien dat in november bespreking in Provinciale Staten plaatsvindt. -Agrarisch kenniscentrum; er is overeenstemming bereikt over de opzet. Na de zomer vindt de eerste bijeenkomst plaats. Het voornemen is dit onderwerp in het najaar in de commissie te bespreken. De verwachting is dat dit in oktober kan plaatsvinden, mocht het pas in november realiseerbaar zijn zal Statenbespreking dit jaar niet meer mogelijk zijn en uitgesteld worden tot begin volgend jaar. -Biologische landbouw; in de november vergadering van de commissie worden voorstellen aangereikt. In het beleidsplan/begroting is een passage opgenomen. Hij wijst hierbij op het dilemma dat er veel reguliere project aanvragen voor de biologische landbouw zijn die uit de reguliere begroting gefinancierd worden. Het voorstel is in 1998 geen extra middelen te reserveren het is de bedoeling om samen met de commissie in november op basis van het plan van aanpak de biologische landbouw te beoordelen. Mocht dit naast het FINH voorstel andere consequenties hebben, dan zal dit in het voorjaarsbericht opgenomen worden. Hij vindt het niet verstandig op basis van verwachtingen een raming te maken. In GS is afgesproken hier op een andere manier mee om te gaan maar de voortgang in tact te houden. -Glastuinbouw; de stuurgroep komt na de zomer bij elkaar om de situatie in Aalsmeer te bespreken. De herstructurering en plannen voor Heemskerk lopen zeer voorspoedig, en zal volgens planning in de zomer gereed komen. Hij verwijst naar zijn brief aan het Kabinet m.b.t. de financiering. De heer Hakvoort wacht de voorstellen m.b.t. uitbreiding bollenareaal af. Hij vraag m.b.t. de biologische landbouw hoe de notitie van de heer Kuiper en mevrouw Branderhorst zich tot elkaar verhouden. Mevrouw Sanders constateert dat voor de organisatie van de uitbreiding bollenareaal een zware organisatie is opgezet zij vraagt of dit noodzakelijk is. Zij is verheugd dat Albert Heijn (AH) de afzet van biologische producten wil stimuleren en vraagt om meer informatie hierover. Tenslotte vraagt zij wat gebeurt als de co-financiering van de reconstructie glastuinbouw niet doorgaat. Zij onderstreept dat de VVD dit als strikte voorwaarde gesteld heeft. De heer C ommandeur vraagt of voor de vestigingsplaats van het AKC gedacht wordt aan Zwaagdijk. De heer Verburg bevestigt dit. De heer Franke vraagt in de voorstellen voor biologische landbouw de cijfermatige aspecten te betrekken. Hij heeft de indruk dat de produktie primair gesteld wordt en de overige aspecten in de marge plaatsvinden. De heer Koetsier vraagt wanneer projecten uit de biologische landbouw ondergebracht kunnen worden bij het FINH. Hij wijst hierbij op de motie van Groen Links waarin gevraagd is om een verhoging van het bedrag voor biologische landbouw. Nu wordt de provincie geconfronteerd met een hoog bedrag aan aanvragen. 5

6 Hij vraagt of er een mogelijkheid is ruimer te financieren onder de 9 projecten dan nu het geval is. Hij zou het betreuren als het leggen van de prioriteit bij onderzoek er toe leidt dat afzetbevordering wordt uitgesteld. Hij vindt het een goede zaak dat onderhandelingen met AH plaatsvinden maar vindt dat zij geen voorkeursbehandeling mogen krijgen en andere supermarkten ook direct betrokken moeten worden bij afzetonderhandelingen. Hij vraagt aandacht voor bevordering van de afzet van biologische producten op weekmarkten. Tenslotte spreekt hij zijn waardering uit voor de aanpak van de heer Kuiper. De heer Bruijstens pleit eveneens voor afzetbevordering van biologische producten in meerdere supermarkten. Mevrouw Berman vraagt of de inhoudelijke discussie over de verdere FINH-procedure (uitbreiding bollenareaal) zo nodig nog aan de orde komt in de commissie Land en Tuinbouw en slechts de financiële aspecten in de commissie Middelen aan de orde komt. De heer Verburg bevestigt dit. Voorts licht hij toe dat hetgeen in de commissie Land- en Tuinbouw over uitbreiding bollenareaal besproken is nog niet in de commissie Middelen aan de orde geweest is. Mevrouw Berman sluit zich aan bij de opmerkingen die gemaakt zijn over de afzet van biologische producten. Zij vraagt ook naar regionale supermarkt ketens te kijken. Zij vraagt de uitkomst van de rapportages/projecten (LEI en omschakelingsprogramma's) in de commissie te bespreken. De heer Verburg zegt de opmerkingen bij de verdere uitwerking te betrekken. Over de biologische landbouw zegt hij voor een dilemma te staan. De gegevens die nu beschikbaar zijn waren niet voor handen bij het voorjaarsbericht. Er is nu inzicht in aanvragen. Het is de bedoeling in november het plan van aanpak biologische landbouw te presenteren, gebaseerd op de discussie die heeft plaatsgevonden ter voorbereiding van de begroting 1998 waar o.a. het amendement van Groen Links een rol gespeeld heeft. Hij vindt het niet juist voor de begroting van 1998 een verhoging te vragen voor de biologische landbouw, terwijl het plan van aanpak in november in de commissie aan de orde komt. Hij geeft aan dat dit een belangrijke relatie heeft met het FINH voorstel. Hij heeft ervoor gekozen om in de begroting en het beleidsplan op te nemen dat behandeling in de commissie afgewacht wordt en de consequenties hiervan mee te nemen in het voorjaarsbericht Een toezegging wordt gedaan maar over de inhoud moet nog gesproken worden omdat de relatie nog onvoldoende gelegd kan worden. De heer Koetsier vraagt of de gedeputeerde hiermee bedoeld dat het plan van aanpak te laat komt voor de begrotingsbehandeling De heer Verburg beaamt dit. De heer Koetsier is van mening dat nu reeds voorzien kan worden dat meer geld nodig is zodat niet tot augustus gewacht hoeft te worden om een groter bedrag te reserveren. De heer Verburg zegt dat een claim goed onderbouwd moet worden en hij wijst hierbij op de relatie met het FINH voorstel. Hij vindt het niet verstandig een open discussie te houden maar dit te laten plaatsvinden in de geplande vergadering van de commissie voor Land- en Tuinbouw van december. De heer Le Belle vindt dit geen goede gang van zaken en wijst hierbij op het feit dat vele bedragen op de begroting niet exact gedefinieerd zijn. Hij vindt dat deze manier van werken leidt tot uitstel. Hij pleit ervoor in de begroting op te nemen dat 1 miljoen gulden bestemd wordt voor biologische landbouw ter ondersteuning van projecten die dit waard zijn. De heer Verburg neemt kennis van deze opmerkingen maar zegt op basis van zijn eerdere argumenten toch zijn eigen weg te kiezen. De politieke toezegging in het voorjaar de bedragen mee te ramen vindt hij waardevoller dan een discussie waarbij de relaties nog niet bekend zijn. Mevrouw Sanders ondersteunt hierin de gedeputeerde. De heer Franke vindt deze weg juist en is niet voor ad hoc beleid. De heer Van Gasteren licht toe dat tijd nodig is om er achter te komen op welke wijze het geld het beste ingezet kan worden. Het is ook een vraag of men zich op de buitenlandse of binnenlandse markt gaat richten. Deze principiële keuzes moeten zorgvuldig afgewogen te worden Ingekomen stukken. De heer Le Belle vraagt de toelichting op plattelandsvernieuwing zoals in het POL is gehouden ook in deze commissie kan. De heer Verburg zegt dit te organiseren in combinatie met de commissie NLO. De heer Le Belle vraagt het plan van aanpak agrificatie te agenderen. De voorzitter zegt dit toe. De commi s s i e neemt kennis van de ingekomen stukken. 6

7 Verslag vergadering 11 april 1997, afsprakenlijst en lange-termijn-agenda. Verslag 11 april 1997 De heer Le Belle vraagt op blz. 6 in zijn betoog "betrekken" te wijzigen in "verstrekken". N.a.v. blz. 5 merkt hij op dat de milieu-analyse Hollandse Bloementuin al in januari gereed was terwijl in die vergadering aangegeven is dat deze in mei aan de commissie verstrekt zou worden. Hij vindt dit niet juist. De heer Verburg zegt dat de milieutoets en milieu-analyse door elkaar gehaald zijn. De commi s s i e stelt het verslag vast. Afsprakenlijst. De commi s s i e neemt kennis van de afsprakenlijst. Lange-termijn-agenda. De heer Koetsier constateert dat in november geen vergadering plaatsvindt en de bespreking van biologische landbouw pas in december geagendeerd staat. Hij betreurt het dat de biologische landbouw niet op 31 oktober geagendeerd is. De heer Verburg zegt dat dit niet haalbaar is. De commi s s i e neemt kennis van de lange-termijn-agenda. 8.IPO-zaken. Er zijn geen IPO-mededelingen. 9.Rondvraag. De heer Koetsier spreekt zijn waardering uit voor de organisatie van het bezoek aan Denemarken. Hij vraagt de diverse persreacties in kopie aan de commissie te sturen. De heer Verburg zegt dat dit aan het verslag van het werkbezoek wordt toegevoegd. Mevrouw Van Beijma vraagt aandacht voor het feit dat het Ministerie weinig medewerking verleent i.h.k.v. de groene financiering. Voorts zegt zij dat de gemeenten het agro-toerisme tegenwerken, ook hier vraagt zij aandacht voor. De heer Verburg zal hier aandacht aan schenken. De heer Le Belle vraagt de gedeputeerde te onderzoeken of een groene financiering mogelijk is voor agrarisch natuurbeheer in het BES-gebied. Hij geeft in overweging om tot voorfinanciering over te gaan. Hij belicht hierbij dat het draagvlak daalt omdat er te lang gewacht moet worden. Voorts schetst hij de situatie die ontstaan in inzake zandwinning Amstelzand in relatie tot de FIRON. Hij vindt dat dit de provincie schaadt en adviseert de gedeputeerde dat de provincie zich hier z.s.m. terugtrekt. Hij vindt het zinvol het mandaat in de commissie te bespreken. De heer Verburg zegt de opmerking over agrarisch natuurbeheer nader te bestuderen. Over de relatie tussen de zandwinning en de FIRON zegt hij de uitspraken van de Statencommissie voor Economische Zaken af te wachten. De voorzitter geeft aan dat de secretaris Marije Koopman vandaag voor het laatst in functie is. Hij dankt haar voor de inzet en plezierige samenwerking en overhandigt haar namens de commissie een boeket. De voorzitter sluit de vergadering. Titel:Verslag PS-cie. LT d.d D atum: Nummer : Documenttype:PS-cie-verslag 7