Bundel van de Algemeen Bestuur van 5 februari 2015

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bundel van de Algemeen Bestuur van 5 februari 2015"

Transcriptie

1 Bundel van de Algemeen Bestuur van 5 februari 2015 I Opening I.1 Agenda oplegnotitie AB agenda.pdf A Agenda AB 5 februari 2015.pdf I.2 Mededelingen oplegnotitie AB mededelingen.pdf I.3 Besluitenlijst oplegnotitie AB besluitenlijst.pdf A Besluitenlijst AB 27 november 2014_.pdf II Ter behandeling II.1 Begrotingsrichtlijnen oplegnotitie AB begrotingsrichtlijnen 2016.pdf A Begrotingsrichtlijnen 2016.pdf II.2 Beleidsplan oplegnotitie AB Beleidsplan.pdf II.3 Samenvoeging meldkamers oplegnotitie AB samenvoeging meldkamers.pdf A Memo tbv bestuur toelichting op de overdrachtsdossier LMO pdf II.4 Digitalisering Handreiking Publieksevenementen oplegnotitie digitalisering handreiking publieksevenementen.pdf A Voorstel digitalisering Handreiking Publieksevenementen.pdf II.5 Positionering RAV oplegnotitie positionering RAV.pdf A Notitie AB positionering RAV.pdf A1 bijlage 1 Tijdlijn dossier RAV.pdf A2 bijlage 2_Colleges ZHZ_Voortgangsbericht overgang RAV naar VRZHZ.pdf A3 bijlage 3 Advies over mogelijke overdracht Regionale Ambulancevoorziening ZHZ (2).pdf II.6 Retraite Oplegger retraite AB.pdf A Programma retraite.pdf III Ter kennisname of hamerstukken III.1IncidentBestrijdingsPlan-Infectieziekten A (IBP-i) Oplegnotitie AB IBPi.pdf A IBP-i december 2014.pdf III.2Herziening regionaal risicoprofiel oplegnotitie herziening regionaal risicoprofiel.pdf A managementsamenvatting RRP.pdf III.3Conceptverslag auditcommissie A concept besluitenlijst auditcommissie 28 november 2014.pdf

2 IV Overig oplegnotitie AB verslag auditcommissie.pdf

3 I.1 Agenda oplegnotitie AB agenda.pdf Agendapunt I-1 Registratienummer 2015/263 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Vaststellen agenda Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - de agenda d.d. 5 februari 2015 vast te stellen. Vergaderstuk: 2015/263/A agenda d.d. 5 februari 2015 Toelichting: Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Geen Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller Directiesecretaris Concern A.E.T. Wepster A.E.T. Wepster dd dd

4 A Agenda AB 5 februari 2015.pdf Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Agenda 2015/263/A 5 februari 2015 I Opening 1. Vaststellen agenda 2015/ Mededelingen 2015/ Besluitenlijst 2015/265 II Ter behandeling 1. Begrotingsrichtlijnen / Beleidsplan 2015/ Samenvoeging meldkamers 2015/ Digitalisering Handreiking Publieksevenementen 2015/ Positionering RAV 2015/ Retraite /271 III Ter kennisname of Hamerstukken 1. IncidentBestrijdingsPlan-infectieziekten A (IBP-i) 2015/ Herziening regionaal risicoprofiel 2015/ Conceptverslag auditcommissie 2015/274 IV Overig 1. Rondvraag en sluiting

5 I.2 Mededelingen oplegnotitie AB mededelingen.pdf Agendapunt I-2 Registratienummer 2015/264 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Mededelingen Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - niet van toepassing Vergaderstuk: Toelichting: Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen De leden van het AB krijgen gelegenheid tot het doen van mededelingen. Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Geen Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller Directiesecretaris Concern A.E.T. Wepster A.E.T. Wepster dd dd

6 I.3 Besluitenlijst oplegnotitie AB besluitenlijst.pdf Agendapunt I-3 Registratienummer 2015/265 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Besluitenlijst Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - de besluitenlijst AB d.d. 27 november 2014 vast te stellen. Vergaderstuk: 2015/265/A - besluitenlijst AB d.d. 27 november 2014 Toelichting: Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing De besluitenlijst AB wordt op Viadesk (intern) en de internetsite geplaatst. Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller Directiesecretaris Concern A.E.T. Wepster A.E.T. Wepster dd dd

7 A Besluitenlijst AB 27 november 2014_.pdf Vergaderstuk 2015/265/A Besluitenlijst concept - Van: Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 27 november 2014 Vastgesteld op: Aanwezig Gemeente Dordrecht DHR A.A.M. Brok burgemeester, voorzitter Gemeente Alblasserdam DHR P.J. Verheij locoburgemeester Gemeente Binnenmaas DHR A.J. Borgdorff burgemeester Gemeente Cromstrijen DHR J.J. Luteijn burgemeester Gemeente Giessenlanden DHR W. Ten Kate waarnemend burgemeester Gemeente Gorinchem DHR A.C. Barske burgemeester Gemeente Korendijk DHR S. Stoop waarnemend burgemeester Gemeente Leerdam DHR M. Houtman waarnemend burgemeester Gemeente Molenwaard DHR D.R. van der Borg burgemeester Gemeente Oud-Beijerland DHR K. Tigelaar Burgemeester, vicevoorzitter Gemeente Papendrecht DHR C.J.M. de Bruin burgemeester Gemeente Sliedrecht DHR A.P.J. van Hemmen burgemeester Gemeente Zederik DHR C.J.J. van Ee burgemeester Gemeente Zwijndrecht DHR D. Schrijer burgemeester Arrondissementsparket Rotterdam DHR R.P.H.G. de Beukelaer hoofdofficier van justitie Politie Eenheid Rotterdam DHR H. de Jong politie eenheid Rotterdam Veiligheidsregio ZHZ DHR C.H.W.M. Post secretaris Veiligheidsregio ZHZ DHR A. Slofstra directeur brandweer Veiligheidsregio ZHZ MW A.E.T. Wepster directiesecretaris Afwezig Gemeente Hardinxveld-Giessendam DHR R. Augusteijn waarnemend burgemeester Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht DHR J. Heijkoop burgemeester Gemeente Strijen DHR A.J. Moerkerke burgemeester Waterschap Hollandse Delta DHR J.M. Geluk dijkgraaf Waterschap Rivierenland DHR R.W. Bleker dijkgraaf I Opening Agendapunt I /4079 Besluit Vaststellen agenda Het algemeen bestuur wordt gevraagd te besluiten: - de agenda d.d. 27 november 2014 vast te stellen. Conform Pagina 1 van 14

8 Vergaderstuk 2015/265/A Agendapunt I /4080 Toelichting Mededelingen De voorzitter deelt het volgende mede: Tijdens het vorige AB heeft de secretaris u geïnformeerd over de stand van zaken rondom de RAV. Het onderzoek van de heer Goodijk is inmiddels afgerond. Naar aanleiding hiervan is het DB gevraagd het besluit de RAV onder te brengen bij de VRZHZ te herbezien. In het vorig AB zijn echter ook de heren Tigelaar, Van Hemmen en Ten Kate gevraagd op dit dossier mee te denken. Alvorens een besluit te nemen vraagt het DB hen dan ook hierover te adviseren. Hiermee komt het onderwerp later terug op de bestuursagenda. Tijdens de vorige bestuurlijke bijeenkomst in Papendrecht is het AB geïnformeerd over stand van zaken evaluatie en onderzoek brand Shell Moerdijk. Er is bericht ontvangen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat het externe onderzoek naar verwachting twee maanden langer gaat duren. Dit betekent dat het concept rapport begin maart 2015 door de Raad wordt vastgesteld. Na een periode van inzage wordt het definitieve rapport op zijn vroegst in mei 2015 verwacht. De interne evaluatie van dit incident wordt in de komende weken afgerond en het rapport met de lessen en leerpunten wordt in het AB van 5 februari 2015 aan ons aangeboden. Alle gemeenten ontvangen binnenkort nadere informatie over de stand van zaken van onderzoek en evaluatie. St. Maarten en Dordrecht hebben een stedenband. In deze samenwerking biedt VRZHZ een stageplek aan Shanell James van de brandweer St. Maarten van nu tot december Hij doet voor St. Maarten (en op kosten van St. Maarten) in die periode tevens de officiersopleiding bij de brandweeracademie zodat hij weer als hoofd Materieel en Logistiek kan terugkeren naar zijn eigen korps. Bekeken wordt of het mogelijk is dat de heer James zijn ervaringen terugkoppelt in het AB. De Koning heeft ervoor gekozen Koningsdag 2015 in Dordrecht te laten plaatsvinden. De NCTV kwalificeert dit als 'nationaal evenement'. Dit impliceert dat we gedurende het bezoek in een GRIP 4 situatie zullen zitten. Dit vraagt qua voorbereiding en inzet een bijzondere inspanning van de VRZHZ. Daarnaast is de algemeen directeur gevraagd om voor dit nationale evenement de veiligheidskolom als geheel aan te sturen. Dit geheel van activiteiten is niet iets wat de VR er zomaar bij doet. Aldus zal bezien worden tot welke herprioritering gekomen kan worden. In Zuid-Holland Zuid is ten behoeve van fraudebestrijding in het sociaal domein een regionaal coördinatiecentrum fraudebestrijding (RCF) in het leven geroepen. Deze beschikt echter niet over rechtspersoonlijkheid en kan daarom o.a. toegezegde subsidie van VWS niet ontvangen. De VRZHZ is daarom gevraagd voor het RCF Pagina 2 van 14

9 Vergaderstuk 2015/265/A de kassiersfunctie te vervullen. Het DB heeft hiermee ingestemd, onder voorwaarde dat dit voor de VRZHZ budgetneutraal is en er vanuit de VRZHZ geen inhoudelijke (beleids)ondersteuning plaatsvindt. Bij de heer Bandell (oud voorzitter VRZHZ) is een tumor geconstateerd. Hij ondergaat momenteel een chemokuur en bestralingen. Het AB zal hem middels een bos bloemen sterkte en beterschap wensen. De heer Tigelaar geeft aan de hand van een viertal sheets een toelichting op de stand van zaken rondom de regionalisering van brandweerkazernes. De sheets zijn als bijlage 1 achter deze besluitenlijst gevoegd. Gebleken is dat de taxateur in de taxatierapporten fouten heeft gemaakt. Het uitgangspunt is dat de rekenrapporten moeten kloppen en dat hierbij zorgvuldigheid wordt betracht. Dit is de reden dat nu geen besluitvorming kan plaatsvinden. Op 9 april 2015 zal het AB besluiten over de (bijgestelde) financiële kaders, op 25 juni 2015 besluit het AB over definitieve overdracht, op 25 november 2015 worden de transportakten getekend, waarna de overname op 1 januari 2016 plaatsvindt. Naar aanleiding van vragen/opmerkingen wordt het volgende besproken: de panden uit de 1 e tranche worden ook toegevoegd aan de second opinion; er is nog geen goed beeld van mogelijke afwijkingen. Verwacht wordt dat de overnameprijs niet veel zal wijzigen. De vervangingswaarde kan echter wijzigen, wat gevolgen heeft voor de kapitaalslasten. Hierover kunnen echter nog geen uitspraken worden gedaan; het heeft geen gevolgen voor de huurpanden, deze afspraken zijn gemaakt. Hierover dient nog wel besluitvorming plaats te vinden; de inrichting van de vastgoedorganisatie schuift ook een jaar door; ambtelijk wordt in de regio informatie over de taxateur uitgewisseld. De secretaris licht toe dat er veel tegelijk speelt binnen de VRorganisatie: koningsdag, ontwikkelproces organisatie, ombuigingen, nieuw risicoprofiel, nieuw beleidsplan, et cetera. Niet alles kan tegelijk worden opgepakt wat impliceert dat prioriteiten moeten worden gesteld: met betrekking tot het nieuwe risicoprofiel is afgesproken dat de VR iedere gemeente zou bezoeken. Gezien het feit dat de attentiewaarde van raadsleden bij eerdere bijeenkomsten beperkte is gebleken, wordt ervoor gekozen één bijeenkomst te organiseren voor de raadsleden. Mocht het nodig zijn, kan alsnog per subregio een aanvullende bijeenkomst worden georganiseerd; in het kader van de samenwerking in de Zuid-Westelijke Delta vindt een mobiliteitsprogramma plaats, hierin zal een heroriëntatie plaatsvinden (uitstel, geen afstel); in het volgend overleg zal voorgesteld worden het beleidsplan een Pagina 3 van 14

10 Vergaderstuk 2015/265/A jaar langer van kracht te laten zijn. Tot slot geeft de secretaris aan dat het programma van de AB-retraite (maart 15) in het volgend AB (5 februari 2015) ter bespreking op de agenda zal staan. Agendapunt I /4081 Toelichting Besluit Besluitenlijst Het algemeen bestuur wordt gevraagd te besluiten: - de besluitenlijst AB d.d. 25 september 2014 vast te stellen. De heer Borgdorff meldt naar aanleiding van de besluitenlijst dat in Binnenmaas met betrekking tot de regionalisering van de huisvesting toch gekozen is voor verkoop in plaats van een erfpachtconstructie. Conform II Ter behandeling Agendapunt II /4082 Toelichting Burap 2014-II Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - in te stemmen met: 1. de tweede bestuursrapportage 2014; 2. de voorgestelde begrotingswijzigingen: a. Directie VR, begrotingswijziging en ; b. Risico- en Crisisbeheersing, begrotingswijziging en ; c. Bedrijfsvoering, begrotingswijziging en ; d. Gemeenten, begrotingswijziging en ; e. Brandweer, begrotingswijziging en ; f. GHOR, begrotingswijziging en ; g. GMC, begrotingswijziging ; h. Projecten, begrotingswijziging De financiën en het geprognosticeerde jaarresultaat 2014 loopt zoals verwacht. Discussie wordt gevoerd over de besteding van het jaarresultaat. De conclusie is dat als uitgangspunt geldt dat vast wordt gehouden aan eerder gemaakte afspraken. Dat betekent dat het jaarresultaat terugvloeit naar gemeenten. Vervolgens wordt separaat bekeken hoe omgegaan wordt met o.a. exogene factoren die een kostenverhogend effect hebben op de begroting van de VRZHZ. Gesproken wordt over de omvang van de BURAP. Het kernteam adviseert deze in te korten. Hier is eerder in het DB over gesproken en besloten is de huidige vorm te behouden. Als de BURAP wordt ingekort, zal de informatie abstracter worden weergegeven. Afgesproken wordt dat daar waar mogelijk de BURAP wordt ingekort, maar het AB ziet ook de meerwaarde van een uitgebreide rapportage. Het advies van het kernteam met betrekking tot het inzicht in gemeentelijke bijdragen en indicatoren wordt overgenomen. Pagina 4 van 14

11 Vergaderstuk 2015/265/A De zin in de BURAP dat het jaarresultaat naar de gemeenten terug kan als onderdeel van de 3,9 mln bezuiniging leidt tot verwarring. De 1,2 mln incidenteel leidt immers vanzelfsprekend niet tot een bezuiniging van 2,7 mln structureel. De betreffende zin wordt aangepast. Besluit Agendapunt II /4083 Toelichting Conform, met in achtneming van de redactionele aanpassing. Meerjarenperspectief Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - kennis te nemen van het meerjarenperspectief van de VRZHZ De secretaris geeft een toelichting op het meerjarenperspectief. De sheets zijn opgenomen als bijlage 2 bij deze besluitenlijst. De voorzitter stelt vooraf dat de presentatie informatief is en dat in dit AB geen besluitvorming plaatsvindt. Duidelijk is dat de afgesproken 3,9 mln bezuiniging wordt behaald. Sinds de afspraak over deze bezuiniging is er echter ook een aantal exogene factoren op de VRZHZ afgekomen die de kosten substantieel verhogen. Als deze bij de 3,9 mln worden opgeteld zal de VRZHZ een kleine 9 mln moeten bezuinigen (25%). De vraag is waar de exogene factoren uit gedekt moet worden. Als de VRZHZ deze binnen de begroting moet opvangen zal het bestuur keuzen moeten maken met betrekking tot de productuitvoering (er zal dan aan de eerste twee knoppen gedraaid moeten worden). Naar aanleiding van de presentatie komen de volgende zaken aan de orde: gewaarschuwd wordt voor een verkeerd beeld. Het lijkt of de VRZHZ te kort komt. Dat is niet zo. De VRZHZ realiseert 15% bezuiniging. Deze wordt echter teniet gedaan door andere tegenvallers (exogene factoren). De VRZHZ is altijd zorgvuldig en heeft zaken onder controle en is een goed draaiende dienst. Vele opgaven en tegenvallers zijn al binnen de begroting opgevangen, wat complimenten verdient; er is sprake van een nieuwe situatie/uitdaging; het bestuur moet aan de hand van een aantal scenario s met voor- en nadelen een (taken)discussie voeren. Scherp gemaakt moet worden wat de situatie exact is, aan welke knoppen gedraaid kan worden en wat hiervan de consequenties zijn. Het AB moet de dilemma s met elkaar bespreken en keuzen maken. Het is de vraag of de voorliggende uitdaging financieel wordt vertaald (verhoging inwonerbijdrage) of in de kwaliteit van de dienstverlening (andere operationele keuzen); de AB-leden kijken ieder vanuit hun eigen perspectief (gemeente) naar de problematiek. Het AB heeft echter ook een verantwoordelijkheid als collectief. Dit betekent soms dat AB-leden ook naar de eigen Raad terug moeten met een boodschap die niet Pagina 5 van 14

12 Vergaderstuk 2015/265/A makkelijk is. Dat zou nu ook het geval kunnen zijn; een koppeling tussen de bezuinigingsdiscussie en de kostenverdeelsystematiek (en de herverdeling hiervan) wordt gemaakt. Opgepast moet echter worden dat de discussie hier niet te veel vermengd (en daarmee ingewikkeld) wordt. Immers; het totale budget wordt van de gekozen systematiek niet groter, het wordt alleen anders verdeeld. De landelijke ontwikkelingen worden bij de verdeelsystematiek meegenomen; het startpunt (vanuit de vorige jaren) is nog niet helemaal scherp, dat wordt in het vervolg meegenomen; uiteindelijk dient per gemeente inzicht te worden gegeven in de gevolgen van een te kiezen scenario; communicatie naar onder andere de Raden vraagt aandacht. Het moet goed uitgelegd worden en verwachtingen moeten worden gemanaged. Hierbij is het van belang de relatie met de inhoud (basisniveau veiligheid) wordt gelegd; de 1,4 mln te kort voor personele lasten na de regionalisering moet opgelost worden. Als bepaalde gemeenten te weinig budget blijken te hebben overgedragen, moet met die gemeenten verrekening plaatsvinden. Dit mag de bezuinigingsdiscussie niet vervuilen, eerst moet goede verrekening plaatsvinden. Het AB verzoekt inzichtelijk te maken wat het been bijtrekken voor iedere gemeente betekent; ook de regionalisering van huisvesting moet tot efficiency leiden; als over bovenstaande problematiek besluitvorming heeft plaatsgevonden, dient bekeken te worden hoe weer aangesloten kan worden bij de objectieve manier van samen trap op en trap af. Afgesproken wordt dat een knip gelegd wordt tussen de oude bezuinigingsafspraak van 10-15% en de nieuwe financiële uitdagingen (naar aanleiding van onder andere exogene factoren): 1. Vastgehouden wordt aan de oude afspraak 10 15% bezuinigen en dat dit geld terug vloeit naar gemeenten. 2. Voor de nieuwe financiële uitdagingen worden scenario s uitgewerkt en de effecten hiervan inzichtelijk worden gemaakt. De scenario s worden in relatie tot het basis veiligheidsniveau bekeken. Hierover zal vervolgens in het AB worden gesproken. De vervuiling (personeelslasten, brandweerkazernes) wordt hieruit gehaald. Tijdens de retraite 2015 zal het AB nader over de scenario s spreken. De gemeentesecretarissen en het kernteam worden bij de voorbereiding betrokken. Besluit Conform. Waarbij vastgehouden worden aan de 10-15% bezuinigingen en dat dit geld terugvloeit naar gemeenten en waarbij Pagina 6 van 14

13 Vergaderstuk 2015/265/A scenario s voor nieuwe financiële uitdagingen worden ontwikkeld en in de retraite besproken. Agendapunt II /4084 Toelichting Vernieuwde brandweerzorg Het algemeen bestuur wordt gevraagd kennis te nemen van: a. de voortgang van het project Pilots, dat dient om ervaring op te doen met verschillende mogelijkheden van voertuigbezetting; b. de gevolgen van de door de minister van Veiligheid & Justitie gevraagde landelijk gedeelde opvatting over de inzet van (variabele) voertuigen en bemensing; c. de richting die de brandweer Zuid-Holland Zuid opgaat ten aanzien van de bijstelling van Vernieuwde brandweerzorg (onderdeel operationele inrichting van de brandweer) als gevolg van de landelijk gedeelde opvatting over de inzet van (variabele) voertuigen en bemensing. De directeur brandweer geeft een toelichting op de stand van zaken vernieuwde brandweerzorg: bijstelling van de operationele doctrine. De sheets zijn opgenomen als bijlage 3 bij deze besluitenlijst. Landelijk is het advies uitruk op maat verschenen. Dit advies zegt dat de slagkracht van een TS6 moet blijven. Er is echter vrijheid in hoe de eerste eenheid wordt samengesteld (bijvoorbeeld 2x TS4 is ook mogelijk). Verdere opschaling dient echter met TS6 plaats te vinden (samen te stellen vanuit één post). Dit betekent dat de operationele inrichting voor ZHZ moet worden bijgesteld (alleen TS4 immers niet mogelijk). Daarom worden verschillende mogelijkheden (variabele bezetting) ook meegenomen bij de pilots. Belangrijk (vanwege veiligheid) is dat er altijd vanuit de kazerne wordt uitgerukt. De pilot start in maart 2015 in Dordrecht. In totaal doen 10 posten mee aan de pilots (Arkel, Leerdam, Gorinchem, Goudriaan, Nieuw- Lekkerland, Sliedrecht, H-I-Ambacht, Zwijndrecht, Leerpark Dordrecht en Klaaswaal). Besluit III Conform Ter kennisname of Hamerstukken Agendapunt III /4085 Besluit Controleprotocol Het algemeen bestuur wordt gevraagd: in te stemmen met het controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening Conform Agendapunt III /4086 Besluit Oefenterrein Het algemeen bestuur wordt gevraagd: kennis te nemen van de stand van zaken ten aanzien van het oefenterrein. Conform Pagina 7 van 14

14 Vergaderstuk 2015/265/A Agendapunt III /4087 Besluit Conceptverslag auditcommissie Het algemeen bestuur wordt gevraagd: kennis te nemen van het conceptverslag van de auditcommissie d.d. 29 oktober Conform IV Overig Agendapunt IV-1 Toelichting Rondvraag Er zijn geen punten voor de rondvraag. Pagina 8 van 14

15 Vergaderstuk 2015/265/A Bijlage 1 Procesvoorstel regionalisering brandweerkazernes Pagina 9 van 14

16 Vergaderstuk 2015/265/A Bijlage 2 Meerjarenperspectief Pagina 10 van 14

17 Vergaderstuk 2015/265/A Pagina 11 van 14

18 Vergaderstuk 2015/265/A Pagina 12 van 14

19 Vergaderstuk 2015/265/A Pagina 13 van 14

20 Vergaderstuk 2015/265/A Bijlage 3 Vernieuwde brandweerzorg Pagina 14 van 14

21 II.1 Begrotingsrichtlijnen oplegnotitie AB begrotingsrichtlijnen 2016.pdf Agendapunt II-1 Registratienummer 2015/266 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Begrotingsrichtlijnen 2016 Gevraagd besluit: Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - in te stemmen met de begrotingsrichtlijnen 2016; - kennis te nemen van de structurele financiële gevolgen die het hanteren van de nul-lijn heeft op begroting van de VRZHZ; - de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van het hanteren van deze begrotingskaders zichtbaar te maken in de begroting 2016 en eveneens onderdeel te maken van het meerjarenperspectief Vergaderstuk: 2015/266/A begrotingsrichtlijnen 2016 Toelichting: Er is een verkenning geweest tussen de Omgevingsdienst ZHZ (OZHZ), de Dienst Gezondheid en Jeugd (DG&J) en de VRZHZ over de parameters t.b.v. de begroting De controllers hebben de conclusie getrokken dat het volgen van een uniforme koers voor 2016 niet mogelijk is. Dit enerzijds vanuit de u wel bekende situatie rond de DG&J en de lopende verkenning van de betekenis van het meerjarenperspectief binnen de VRZHZ. Wel hanteren zowel de VRZHZ als de OZHZ de nullijn voor zowel de begroting 2015 als Met het onderscheid dat de OZHZ zal voorstellen: De nullijn te beschouwen als een volumetaakstelling van 1,4% met als randvoorwaarde dat er geen effect is op de kwaliteit van de uitvoering en de termijn waarop het weerstandsvermogen is opgebouwd. Dit voorbehoud wordt door de VRZHZ vooralsnog niet gemaakt. Bij de presentatie van het meerjarenperspectief in juni 2015 wordt inzichtelijk gemaakt of de kwaliteit of kwantiteit van de uitvoering mogelijk is uitgaande van de 0-lijn. De bijgaande begrotingsrichtlijnen zijn daarmee een voortzetting van de richtlijnen van de begroting Dit betekent, dat: Er geen nacalculatie plaatsvindt op de loon- en prijsontwikkelingen Het totale indexeringsnadeel hiervan is structureel. Dit nadeel inzichtelijk maken bij het meerjarenperspectief De index voor loon- en prijzen wordt voor 2015 vooralsnog op 0% gesteld. Het indexeringsnadeel hiervan is structureel. De

22 gevolgen hiervan inzichtelijk maken bij het meerjarenperspectief Voor 2016 vooralsnog ook van een index van 0% wordt uitgegaan, enerzijds omdat deze pas bij septembercirculaire 2015 bekend is en anderzijds dat deze wordt bezien in relatie tot het meerjarenperspectief De (externe) tarieven en de daarbij behorende lasten te indexeren met de loonindex van 1,5% en de prijsindex van 1,25%. Andere aandachtspunten zijn: - Tot op heden is, conform de besluitvorming bij de regionalisering van de brandweer in september 2012, uitgegaan van de gemiddelde kapitaalasten berekening over een periode van 20 jaar. Mede in relatie tot de voorgenomen overdracht van brandweerhuisvesting is gebleken dat gemeenten in dit dossier de voorkeur hebben voor een reële berekening van de kapitaallasten o.b.v. een meerjareninvesteringsplan. Bij de begroting 2016 zal hiervoor een keuze worden voorgelegd voor het totaal van de investeringen van de VRZHZ. - Het rentepercentage (omslag rente en interne rekenrente) wordt voorgesteld te verlagen van 4 naar 3%. Dit betekent een verlaging van het renteresultaat en lagere kapitaallasten in 2016 e.v.j. Ook dit zal in het meerjarenperspectief nader worden uitgewerkt. - De ontwerp-begroting 2016 wordt na de behandeling in het dagelijks bestuur op 19 maart 2015, voor zienswijze aangeboden aan de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid. De gemeenten wordt gevraagd hun zienswijze uiterlijk 1 juni 2015 bij de VRZHZ aan te leveren. De (ontwerp) concernbegroting 2016 wordt in de vergadering van het algemeen bestuur op 25 juni 2015 ter besluitvorming voorgelegd. De auditcommissie heeft in haar vergadering van 28 november 2014 de begrotingsrichtlijnen besproken. Haar advies is instemmen met het voorstel, waarbij zij verzoekt het indexeringsnadeel ook op te nemen in de oplegnotitie voor agendering in het DB-AB. Bovenstaand is hieraan voldaan. Financiële consequenties: Geen pagina 2 van 3

23 Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Geen Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Concern C.H.W.M. Post I. van Blijderveen A.E.T. Wepster dd dd dd pagina 3 van 3

24 A Begrotingsrichtlijnen 2016.pdf Vergaderstuk 2015/266/A Begrotingsrichtlijnen 2016

25 Inhoudsopgave A. Algemeen... 3 B. Indexering C Indexering D. Indexatie E. Risico-inventarisatie... 5 F. Rente over kapitaalverstrekking in G. BTW-problematiek... 5 H. Project Vernieuwde brandweerzorg... 6 I. Project regionalisering brandweerkazernes... 6 J. Programma-indeling... 6 K. Overzicht van de financiële uitgangspunten begroting L. Overzicht inwoneraantallen... 7 Pagina 2 van 8

26 A. Algemeen Inleiding Artikel 2 lid 1 van de financiële verordening van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (hierna: VRZHZ) geeft aan dat het dagelijks bestuur uiterlijk vóór 1 maart van het begrotingsjaar aan het algemeen bestuur een nota aanbiedt over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opeenvolgende jaren. De nota is daarmee kaderstellend en wordt aangehaald als "Begrotingsrichtlijnen 2016". Conform het gestelde in artikel 2 lid 2 van de financiële verordening VRZHZ stelt het algemeen bestuur deze nota vóór 1 april voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar vast. Op basis van deze nota kan de (ontwerp) meerjarenbegroting worden opgesteld. Zoals gesteld in de gezamenlijke brief d.d. 3 september 2014 van de gemeenschappelijke regelingen Omgevingdienst Zuid-Holland Zuid, dienst Gezondheid & Jeugd ZHZ en Veiligheidsregio ZHZ wordt de begroting 2016 op 9 april 2014 voor zienswijze aangeboden aan de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid. De gemeenten worden vervolgens gevraagd hun zienswijze uiterlijk 1 juni 2014 bij iedere GR aan te leveren. De (ontwerp) concernbegroting 2016 wordt in de vergadering van het algemeen bestuur op 25 juni 2014 ter besluitvorming voorgelegd. Conform het gestelde in artikel 29 lid 5 van de gemeenschappelijke regeling VRZHZ wordt de concernbegroting terstond na vaststelling aan gedeputeerde staten verzonden. Op basis van de gewijzigde wet gemeenschappelijke regelingen moet de begroting binnen twee weken na vaststelling aan GS worden toegezonden en uiterlijk vóór 1 augustus in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Harmonisatie Het dagelijks bestuur van VRZHZ heeft het streven omarmd van harmonisatie van de begrotingsuitgangspunten voor het werkingsgebied van de Regio Zuid-Holland Zuid. Omdat de drie GR s allen in een andere positie verkeren in relatie tot bestuurlijke afspraken is wel overleg geweest over de indexeringen, maar is er niet voor gekozen om tot een gezamenlijk voorstel te komen. Zowel de OZHZ als de VRZHZ hanteren beiden de nul-lijn voor wat betreft de indexering van loon- en prijs. Met het onderscheid dat de OZHZ zal voorstellen: De nullijn te beschouwen als een volumetaakstelling van 1,4%. met als randvoorwaarde dat er geen effect is op de kwaliteit van de uitvoering en de termijn waarop het weerstandsvermogen is opgebouwd. Toezichtskader Bij brief van 27 juni 2014 van de Provincie Zuid Holland zijn alle gemeenten en gemeenschappelijke regeling in de provincie op de hoogte gesteld van het nieuwe vigerende toezichtskader. Dit kader is daarmee eveneens onderdeel van de kaderstelling van de VRZHZ. Pagina 3 van 8

27 Grondslag indexering In regionaal verband is besloten om de loon- en prijsontwikkelingen voor de overheidsconsumptie, zoals kenbaar wordt gemaakt in de (jaarlijkse) septembercirculaire van het gemeentefonds, te hanteren voor de indexering van het jaarlijkse budget. Daarbij wordt uitgegaan van een looncomponent van 70% en een materiële component van 30%. B. Indexering 2014 In de begroting 2014 is uitgegaan van een indexering van 0%. De definitieve indexering op grond van de septembercirculaire 2014 bedraagt 1,6% (loonontwikkeling 1,75 % en prijsontwikkeling 1,25 %). Omdat er geen nacalculatie plaatsvindt, conform het besluit van het algemeen bestuur dd 7 december 2012, is er sprake van een indexeringsnadeel van circa (loon) en ca (prijs) in Belangrijkste reden van de loonindex is de nieuwe gemeente CAO. Het budgettaire effect is onderdeel van BURAP II C Indexering 2015 Bij de begroting 2015 heeft het algemeen bestuur het uitgangspunt van de nullijn aangehouden. In het meerjarenperspectief is zichtbaar gemaakt wat de effecten hiervan zijn. Op grond van de septembercirculaire 2014 komt de loonindex 2015 uit op 1,5% en de prijsindex 2015 op 1,25%. Het gewogen gemiddelde bedraagt 1,4%. Het indexeringsnadeel hiervan is in (loon) en (prijs). Voorgesteld wordt om de (externe) tarieven en de daarbij behorende lasten wel te indexeren met de loonindex van 1,5% en de prijsindex van 1,25%. Daarmee loopt de begroting en de tarieven op dit onderdeel niet ver uit de pas met de prijsontwikkeling. Mutatie kapitaallasten meerjarenbegroting Tot op heden is, conform de besluitvorming bij de regionalisering van de brandweer in september 2012, uitgegaan van de gemiddelde kapitaalasten berekening over een periode van 20 jaar. Mede in relatie tot de voorgenomen overdracht van brandweerhuisvesting is gebleken dat gemeenten in dit dossier de voorkeur hebben voor een reële berekening van de kapitaallasten o.b.v. een meerjareninvesteringsplan. Bij de begroting 2016 zal hiervoor een keuze worden voorgelegd. D. Indexatie 2016 Begrotingsjaar 2016 Het definitieve indexpercentage voor de concernbegroting 2016 wordt bepaald op grond van de septembercirculaire Dit betekent dat in de (ontwerp) concernbegroting 2016 nog geen indexatie is verwerkt maar dat de definitieve indexering, indien hier bestuurlijk toe wordt besloten, plaatsvindt via een begrotingswijzing op de concernbegroting Deze dialoog zal worden gevoerd mede aan de hand van het bij begroting 2016 te presenteren meerjarenperspectief Pagina 4 van 8

28 Indexering Vooralsnog wordt voorgesteld voor het meerjarenperspectief 2017 tot en met 2019 de nullijn te hanteren. E. Risico-inventarisatie In de (ontwerp) concernbegroting 2016 zal de geactualiseerde risico-inventarisatie, zoals opgesteld bij de jaarstukken 2014, worden opgenomen. Hiermee wordt de noodzakelijke omvang van het weerstandsvermogen van de VRZHZ voor de begroting 2016 gelijkgesteld aan die van de jaarrekening Dit omdat beide stukken gelijktijdig in het algemeen bestuur voor de 1 e keer worden geagendeerd. F. Rente over kapitaalverstrekking in 2015 Voorgesteld om de gemiddelde rentevoet te verlagen van 4% naar 3%, tenzij een actief met een lening is gefinancierd dat een ander percentage kent. Dan wordt het daarvoor geldende rentepercentage gevolgd. De verlaging kan plaatsvinden omdat de gemiddelde rente op opgenomen langlopende leningen ca 2,8% is (basis begroting 2015) G. BTW-problematiek Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Veiligheidsregio s zijn per 1 januari 2014 de brandweertaken wettelijke taken van de veiligheidsregio s. Daarmee is de BTW op deze taken niet meer compensabel voor de veiligheidsregio s via de zogenaamde Transparantieregeling 1. Dit gold sinds 1 oktober 2010 ook al voor de overige taken op het gebied van multidisciplinaire voorbereiding, meldkamer en GHOR. Cebeon heeft uit een, in 2011 gehouden, onderzoek bepaald dat de niet meer compensabel zijnde BTW inclusief de brandweertaken een kostenverhogend effect op de landelijke uitgaven (exploitatie) van de veiligheidsregio s heeft ter grootte van uiteindelijk 65,8 miljoen. Dit bedrag is vanaf 1 januari 2014 toegevoegd aan de BDUR, waarbij het eerder toegekende bedrag van (geïndexeerd) 15,6 miljoen voor de overige taken is inbegrepen. Ter compensatie van het vervallen van de BTW-compensatie ontvangt de VRZHZ vanaf 1 januari 2014 jaarlijks 1,8 miljoen. Dit is 2,7% van de landelijke BTW-compensatie (in vergelijking: de BDUR voor VRZHZ exclusief BTW is 3,9% van de landelijke BDUR). Het kostenverhogende BTW-effect voor de veiligheidsregio is ca 3,6 miljoen (inclusief brandweerhuisvesting). Hieruit kan geconcludeerd worden dat de VRZHZ ingaande 1 januari 2014 een (gemiddeld) jaarlijks structureel netto-btw nadeel heeft van 1,8 miljoen (zijnde 3,6 miljoen minus 1,8 miljoen). In dit nadeel is ook de btw over de gemiddelde kapitaallasten begrepen. 1 De Transparantieregeling maakte het voor de veiligheidsregio s mogelijk om betaalde BTW over brandweertaken (door tussenkomst van de gemeenten) terug te ontvangen uit het BTW-Compensatiefonds (BCF). Pagina 5 van 8

29 De inzet van de VRZHZ is, behoudens de btw over de brandweerhuisvesting, die zal worden doorbelast naar gemeenten, dit nadeel op te vangen binnen de begroting, waarbij dit wordt verrekend met de taakstelling van 10-15%. Zie hiervoor ook het meerjarenperspectief (geagendeerd ter kennisname in het algemeen bestuur ). H. Project Vernieuwde brandweerzorg Indien nodig via separate rapportages en via de P&C jaarcyclus wordt inzage gegeven in de realisatie van het project vernieuwde brandweerzorg en de bijdrage van dit project aan de realisatie van de taakstelling van 10-15%. I. Project regionalisering brandweerkazernes In 2013 heeft de levering plaats gevonden zes brandweerkazernes van de betreffende gemeenten naar de VRZHZ (tranche 1). Door vertraging van de overdracht van tranche 2, als gevolgen van fouten in de taxatierapporten, zal het facilitair en vastgoedbeheer aangaande deze panden nog t/m 2015 door de betreffende gemeenten worden uitgevoerd. Alle kosten, die de VRZHZ aangaande deze panden zal maken (waaronder kapitaallasten), wordt verrekend met de betreffende gemeenten op basis van de overeengekomen dienstverleningsovereenkomst. In 2015 zal de definitieve besluitvorming plaatsvinden inzake de financiering van het facilitair en/of vastgoedbeheer, dat de VRZHZ vanaf 1 januari 2016 zal uitvoeren voor alle brandweerpanden. De financiële implicaties hiervan zullen dan via een begrotingswijziging op de concernbegroting 2016 worden verwerkt. J. Programma-indeling De concernbegroting van de VRZHZ bestaat uit één programma Veiligheidsregio, dat verder is onderverdeeld naar productgroepen. In de jaarstukken zal op dezelfde wijze verantwoording worden afgegeven. Binnen het programma Veiligheidsregio worden de volgende productgroepen onderscheiden: 1. Directie Veiligheidsregio 2. Risico- en Crisisbeheersing 3. Bedrijfsvoering 4. Gemeenten 5. Brandweer 6. GHOR 7. GMC 8. Projecten en bijzondere activiteiten K. Overzicht van de financiële uitgangspunten begroting 2016 In onderstaande tabel zijn de financiële uitgangspunten 2016 opgenomen. Pagina 6 van 8

30 Onderdeel Aantal inwoners Index gemeentelijke bijdragen 0% (voorlopig) 0% (voorlopig) 0% Index tarieven 1,3% 1.4% (voorlopig) 0% Prijspeil loonkosten 1,75% (werk.) Prijspeil overige kosten 1,25% (werk.) (voorlopig) 0% (voorlopig) 0% (voorlopig) 0% (voorlopig) 0% Rente omslag percentage (in basis) 4% 4% 3% Bezuinigingstaakstelling Onderdeel van de nadere uitwerking en besluitvorming van het meerjarenperspec tief Rente toevoeging reserves Zie notitie reserves en voorzieningen , vastgesteld 7/12/2012 Financiële consequenties De begrotingsrichtlijnen worden uitgewerkt in de concernbegroting L. Overzicht inwoneraantallen De inwoneraantallen voor de begroting 2015 worden vastgesteld op het aantal inwoners, zoal deze door het CBS zijn gepubliceerd in september In bijgaande tabel zijn de aantallen per gemeente opgenomen. Deze aantallen kunnen marginaal afwijken van de inwoneraantallen die de gemeente hanteert in haar begroting, omdat die uitgaat van een andere peildatum. De effecten hiervan zijn marginaal. Tabel: aantal inwoners (2016 bron : CBS september 2014) Gemeenten Inwoners 2014 Inwoners 2015 Inwoners Alblasserdam Dordrecht Hendrik-Ido-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht Drechtsteden Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Leerdam Molenwaard Zederik Pagina 7 van 8

31 Gemeenten Inwoners 2014 Inwoners 2015 Inwoners 2016 Alblasserwaard & Vijfheerenlanden Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Hoeksche Waard Pagina 8 van 8

32 II.2 Beleidsplan oplegnotitie AB Beleidsplan.pdf Agendapunt II-2 Registratienummer 2015/267 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Beleidsplan Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - in te stemmen met het verlengen van de beleidsperiode van het huidige beleidsplan van naar Vergaderstuk: Toelichting: Geen Volgens de Wet Veiligheidsregio s (Wvr), artikel 14, stelt het bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. Het huidige beleidsplan is vastgesteld voor de periode De voorbereiding van een volgend beleidsplan voor de periode kent de volgende planning: Opstellen ontwerpbeleidsplan en afstemmen partners Januari mei 2015 Vaststellen ontwerpbeleidsplan door AB VRZHZ Juni 2015 Conform artikel 14, lid 2 en 3 Wvr: Juli tot en met oktober 2015 burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio overlegt met de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan het bestuur stemt het beleidsplan af met de beleidsplannen van de aangrenzende veiligheidsregio s en van de betrokken waterschappen, en met het beleidsplan, bedoeld in artikel

33 39 van de Politiewet 2012, van de betrokken regionale eenheid van de politie Definitief vaststellen Beleidsplan door AB VRZHZ November 2015 In het AB van 27 november 2014 hebben zowel de voorzitter als de secretaris het AB geïnformeerd over de opgaven waar de organisatie van de VRZHZ in de eerste helft van 2015 voor gesteld staat (Koningsdag, herinrichting organisatie, nieuw Risicoprofiel, beleidsplan, et cetera) en dat dit vraagt om een heroriëntatie van taken voor deze periode. Het opstellen van een nieuw beleidsplan vraagt een gedegen voorbereiding waarbij afstemming met en input van partners rondom risico s uit het (nieuwe) risicoprofiel noodzakelijk is. Gezien de prioriteit van onder andere Koningsdag, is deze gedegen voorbereiding in de eerste helft van 2015 niet mogelijk. Dit impliceert dat het bestuur in november 2015 geen (kwalitatief goed) nieuw beleidsplan kan vaststellen. Voorgesteld wordt dan ook de beleidsperiode van het huidige beleidsplan met een jaar te verlengen (van naar ). Ingeschat wordt dat hier geen negatieve (operationele) consequenties aan verbonden zijn. Het nieuwe beleidsplan (periode ) zal vervolgens in 2016 ter besluitvorming worden aangeboden. Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Geen Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Concern A.E.T. Wepster A.E.T. Wepster dd dd pagina 2 van 2

34 II.3 Samenvoeging meldkamers oplegnotitie AB samenvoeging meldkamers.pdf Agendapunt II-3 Registratienummer 2015/268 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Samenvoeging meldkamers Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - in te stemmen met: o de Businesscase samenvoeging meldkamers; o de Nulmeting Meldkamer Zuid-Holland Zuid; o het Transitiedocument; uitgangspunten overgang naar de LMO. Vergaderstuk: 2015/268/A - Memo Toelichting op het overdrachtsdossier LMO 2015/268/B - Businesscase samenvoeging meldkamers Rotterdam- Rijnmond en Zuid-Holland Zuid versie /268/C - Nulmeting Meldkamer Zuid-Holland Zuid, versie /268/D - Transitiedocument; uitgangspunten voor de overgang van de GMC-ZHZ naar de LMO, versie 4.0 Vanwege de omvang van de vergaderstukken 2015/268/B tot en met 2015/268/D worden deze niet meegestuurd maar zijn deze opvraagbaar bij het secretariaat via Toelichting: Inleiding In 2011 ontstonden bij de Veiligheidsregio s van Zuid Holland Zuid (ZHZ) en Rotterdam-Rijnmond (RR) plannen om hun gemeenschappelijke meldkamers samen te voegen. Op 26 maart 2012 heeft het toenmalige Regionale College (grc) besloten het samenvoegingsproject te starten. Het project hangt inmiddels nauw samen met de transitie naar een Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO). Het Landelijke Transitieakkoord meldkamer van de toekomst is op 20 oktober 2013 getekend en in het verlengde hiervan is de kwartiermaker Landelijke Meldkamerorganisatie (KLMO) benoemd. In het transitieakkoord is onder andere vastgelegd dat er één landelijke meldkamerorganisatie (de LMO) met maximaal 10 locaties moet komen. Proces Het proces om te komen tot een overeenkomst met de LMO omtrent de overgang van de meldkamer wordt in twee stappen uitgevoerd. 1. Het uitvoeren van diverse onderzoeken om de uitgangspunten voor de onderhandelingen met de LMO voor te bereiden. 2. Het mede op grond van deze onderzoeken in onderhandeling met de LMO komen tot een overeenkomst als basis voor de formele

35 overgang naar de LMO. Er worden nu drie documenten aan u voorgelegd (Businesscase, nulmeting, transitiedocument, samen het overdrachtsdossier genoemd. Het betreft de vergaderstukken 2015/268/B t/m 2015/268/D, welke vanwege de omvang opvraagbaar zijn bij het secretariaat) die onderdeel uitmaken van de eerste stap. Als toelichting op dit overdrachtsdossier ontvangt u een memo (vergaderstuk 2015/268/A). Met de behandeling van het overdrachtsdossier in uw vergadering is de eerste stap conform planning afgerond. Het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft op 17 december 2014 ingestemd met het overdrachtsdossier De tweede stap, resulterend in het zogenaamde Regionale Transitieakkoord zal in 2015 uitgevoerd worden. Wanneer dit akkoord in concept gereed is, zal het aan u ter besluitvorming worden voorgelegd waarna de formele overgang van de meldkamer naar de LMO kan plaatsvinden. Het bestuur, de medezeggenschap en de medewerkers zullen periodiek geïnformeerd worden over de ontwikkelingen in de overdracht van de meldkamer aan de LMO. Naar verwachting zullen de beide meldkamers per going concern worden overgedragen aan de LMO. Of, en zo ja op welke wijze het personeel (in dienst van de politie) wordt overgedragen, moet nog worden besloten. Tijdens de vergadering van het AB-VRZHZ van 5 februari 2015 zal een presentatie door de heer S. Jongepier van de VB-groep worden gegeven over de belangrijkste (bestuurlijke) issues uit dit overdrachtsdossier. De VB-groep heeft het projectteam en de stuurgroep ondersteund bij de samenstelling van dit overdrachtsdossier. Financiële consequenties: Samenvattend heeft de samenvoeging van de meldkamers vanuit de business-case de volgende financiële gevolgen voor de VRZHZ: Eenmalige kosten voor terugbrengen in oude staat van het Oranjepark voor een bedrag van ,-- Een verwachte structurele besparing van ,-- op de exploitaties van de gezamenlijke meldkamer En zijn er de volgende onzekerheden waarvoor de VRZHZ een risico moet opnemen in haar risicoparagraaf: Een belangrijke onzekere factor op financieel gebied wordt momenteel gevormd door het feit dat niet duidelijk is op welke wijze de financiering na overgang naar de LMO er uit zal komen te zien. Verwacht wordt dat een uitname van het Gemeentefonds plaats zal vinden en dat deze uitname de financiële dekking zal vormen voor pagina 2 van 5

36 de LMO. Hoe groot deze uitname voor de VRZHZ zal zijn en of dit op te vangen is binnen de bestaande begroting is op dit moment niet aan te geven. De opzeggingstermijn van de huurovereenkomst van het Oranjepark is drie maanden. Indien de huur niet tijdig kan worden opgezegd wordt aangenomen dat de huurkosten voor een eventuele periode van leegstand na de verhuizing van de meldkamer naar het WPC zullen worden vergoed. De kosten en opbrengsten met betrekking tot het OMS systeem blijven bij de VRZHZ achter. Verondersteld wordt dat dit verder geen budgettaire gevolgen zal hebben tenzij het aantal bedrijven dat gebruikt maakt van deze voorziening zal afnemen. In detail is het volgende te zeggen over het totale financiële beeld van de samenvoeging van de meldkamers. Landelijke bezuinigingstaakstelling Het besluit tot oprichting van een LMO ging samen met een landelijke bezuinigingstaakstelling van 25% op termijn. De Business case vergelijkt de situatie van begrotingsjaar 2012 (met twee afzonderlijke meldkamers in ZHZ en RR) met een samengevoegde meldkamer in de gewenste situatie. Dit levert per saldo een positief verschil van op ( VR Rotterdam Rijnmond en ,-- VRZHZ). Deze besparing is gevonden in de personele kosten (11,8 fte), vermindering van de huur en besparingen op de ICT. In het verwachte resultaat zijn de extra kosten voor nieuwe ontwikkelingen, noodzakelijke en uitgestelde investeringen al meegenomen. In vergelijking met de landelijke bezuinigingstaakstelling van 25% moet worden geabstraheerd van deze extra kosten. Het positief resultaat van de Business case is dan 2,2 miljoen ofwel 12%. Of na overgang van alle meldkamers naar de LMO de landelijke bezuinigingstaakstelling zal worden gehaald hangt van een groot aantal factoren af waaronder ook de realisering van een centraal georganiseerde ICT organisatie en het werken met een multi-intake systeem. Investeringen In ieder geval heeft inmiddels het Ministerie van VenJ zich bereid verklaard de financiering van de benodigde investeringen (in de Business case berekend op inclusief BTW), voor haar rekening te nemen, waarbij te zijner tijd de kapitaallasten hiervan worden overgenomen door de LMO. De noodzaak om tot vervangingsinvesteringen over te gaan neemt toe naarmate de overgang naar de LMO op zich laat wachten. Transitie- en projectkosten De overgang naar de LMO gaat gepaard met diverse transitiekosten. De frictiekosten, zijnde de kosten samenhangend met boventallig personeel, pagina 3 van 5

37 zijn op dit moment nog niet goed te berekenen (de Business case geeft als indicatie een bedrag aan van ) omdat nog niet duidelijk is of de bestaande functies alle overgaan naar de LMO. Gelet op de in de Business case berekende formatiereductie, de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand en de aanwezigheid van gedetacheerd personeel op reguliere formatieplaatsen, zal het aantal boven-formatieven naar schatting beperkt kunnen zijn. Ook de kosten samenhangend met de afkoop van individuele rechten van medewerkers die afwijken van de arbeidsvoorwaarden van de LMO (de sociaal plankosten) zijn nog niet exact te becijferen. De Business case geeft een schatting aan van Waar het de achterblijvende kosten bij de VRZHZ betreft (de desintegratiekosten) wordt opgemerkt dat deze kosten alleen betrekking hebben op het terugbrengen in oude staat van het Oranjepark ( ). Voor de politieorganisatie zijn de desintegratiekosten geraamd op per jaar (personele kosten, 1,5 fte), kosten die overigens niet in de Business case zijn verwerkt. De out of pocketkosten voor het gehele transitietraject zullen naar de laatste schatting bedragen (in de Business case nog becijferd op ). Daarnaast zijn er ook éénmalige kosten van circa met betrekking tot opleidingen in het kader van ICT en voor centralisten, alsmede werving en selectie van personeel betreffend. Verder is sprake van de nodige kosten samenhangend met de inzet van eigen personeel in het project samenvoeging meldkamers. Deze kosten zullen naar schatting circa behelzen. Deze kosten zijn voor eigen rekening en zijn al gedekt vanuit de bestaande personele budgeten. Onzekerheden Een belangrijke onzekere factor op financieel gebied wordt momenteel gevormd door het feit dat niet duidelijk is op welke wijze de financiering na overgang naar de LMO er uit zal komen te zien. Verwacht wordt dat een uitname van het Gemeentefonds plaats zal vinden en dat deze uitname de financiële dekking zal vormen voor de LMO. Hoe groot deze uitname voor de VRZHZ zal zijn en of dit op te vangen is binnen de bestaande begroting is op dit moment niet aan te geven. De opzeggingstermijn van de huurovereenkomst van het Oranjepark is drie maanden. Indien de huur niet tijdig kan worden opgezegd wordt aangenomen dat de huurkosten voor een eventuele periode van leegstand na de verhuizing van de meldkamer naar het WPC zullen worden vergoed. De kosten en opbrengsten met betrekking tot het OMS systeem blijven bij de VRZHZ achter. Verondersteld wordt dat dit verder geen budgettaire gevolgen zal hebben tenzij het aantal bedrijven dat gebruikt maakt van deze voorziening zal afnemen. Onder verwijzing naar het Transitieakkoord van oktober 2013 wat betreft de landelijke afspraken over de transitiekosten, wordt met betrekking tot de mogelijke financiële risico s voor de VRZHZ opgemerkt dat als pagina 4 van 5

38 uitgangspunt voor de onderhandelingen met de LMO omtrent de overdracht van de GMK wordt aangenomen dat de onderstaande kosten niet voor rekening van de VRZHZ komen: de ontoereikende financiering zoals die op dit moment bestaat m.b.t.de MKA; de uiteindelijke kosten van de boventallige medewerkers;. de kosten voortvloeiend uit de diverse sociale plannen; de desintegratiekosten van de transitie; de out of pocketkosten van het transitieproces. Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Na goedkeuring van dit overdrachtsdossier zal de projectorganisatie de feitelijke onderhandelingen in 2015 voorbereiden. Het onderhandelingsresultaat zal aan u in 2015 ter vaststelling worden voorgelegd. Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Concern C.H.W.M. Post I. van Blijderveen A.E.T. Wepster dd dd dd pagina 5 van 5

39 A Memo tbv bestuur toelichting op de overdrachtsdossier LMO pdf Vergaderstuk 2015/268/A Aan: Het Algemeen Bestuur Van: Carlo Post Betreft: Toelichting op het overdrachtsdossier LMO Datum: Onderstaand treft u een toelichting aan de op de volgende drie documenten die samen het overdrachtsdossier vormen t.b.v. het proces van overgang van de Meldkamer Zuid Holland Zuid naar de landelijke Meldkamerorganisatie (de LMO): 1. Business case samenvoeging meldkamers 2. Nulmeting Meldkamer Zuid Holland Zuid 3. Transitiedocument; belangrijkste uitgangspunten voor de overgang naar de LMO Ad.1 Business Case samenvoeging meldkamers RR en ZHZ De voorliggende Business Case is het resultaat van alle voorbereidingen op de uiteindelijke samenvoeging en geeft inzicht in de financiële, bestuurlijke, organisatorische, technische en kwalitatieve consequenties. U wordt gevraagd om met deze business case in te stemmen. Samenwerkingsinitiatief ZHZ en RR In 2011 ontstonden bij de Veiligheidsregio s van Zuid Holland Zuid (ZHZ) en Rotterdam-Rijnmond (RR) plannen om hun gemeenschappelijke meldkamers samen te voegen. Doelstelling was de realisatie van een betaalbare, efficiënte en effectieve meldkamervoorziening voor zowel Zuid Holland Zuid als Rotterdam-Rijnmond, die zowel bij de start als in de toekomst hoogwaardige ondersteuning biedt aan brandweer, politie, ambulance en rampenbestrijding / crisisbeheersing. Op 26 maart 2012 heeft het toenmalige Regionale College (grc) besloten het samenvoegingsproject te starten. Landelijke Meldkamer Organisatie Het project hangt inmiddels nauw samen met de transitie naar een Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO). Op 20 februari 2012 kondigde de minister van VenJ namelijk in zijn brief aan een LMO op te richten met maximaal tien gevirtualiseerde meldkamerlocaties. Dit leidde op 16 oktober 2013 tot het zogenaamde Transitieakkoord, waar ook Zuid Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond zich aan hebben verbonden. Per 1 januari 2014 heeft de minister een landelijke kwartiermaker LMO (KLMO) aangesteld. Deze heeft de huidige 25 veiligheidsregio s gevraagd mee te werken aan een nulmeting (inmiddels uitgevoerd door PwC) en een Business case te schrijven. Dit wordt nog gevolgd door een transitiedocument medio 2015, waarin onder meer de taken tussen de LMO en de regionale meldkamer worden verdeeld. Op basis van deze drie documenten bepaalt de KLMO wat nodig is voor de LMO een gerealiseerd feit is. Verschil in tempo Aanvankelijk beoogden de veiligheidsregio s ZHZ en RR een samenvoeging van de meldkamers in Onder invloed van de LMO is duidelijk dat dit op zijn vroegst augustus 2017 wordt. De nieuwe meldkamer Rotterdam is dan gevestigd op de huidige meldkamerlocatie van de VRR in het World Port Center in Rotterdam. Omdat het tijdpad van deze regio en de LMO verschillen, is besloten nadrukkelijk samen te werken. Zodoende worden de ontwikkelingen in ZHZ en RR niet onnodig vertraagd en blijft de regio toch optimaal aansluiten bij de landelijke ontwikkelingen. Samenvoeging leidt tot besparing én meer kwaliteit De samenvoeging van de twee meldkamers draagt bij aan de realisatie van de doelstellingen van de LMO: kostenverlaging, verlaging van de kwetsbaarheid en verhoging van de kwaliteit in een nieuwe samengevoegde en gevirtualiseerde meldkamer. Deze Business case geeft onder meer inzicht in de financiële gevolgen van de samenvoeging van de meldkamers ZHZ en RR en de weg daar naar toe. INTERN MEMO Printdatum:20 januari

40 De conclusie is dat de nieuwe meldkamer in vergelijking met het nulmetingsjaar (begroting 2012) een structurele kostenbesparing van oplevert. In de Business Case is zoveel mogelijk geanticipeerd op de landelijke kaders. Omdat de kaders nog niet volledig vastliggen, zijn bepaalde aannames nog onzeker. De uiteindelijke keuzes van de LMO ten aanzien van onder meer de verdeling van de multidisciplinaire werkwijze als onderdeel van het meldkamerproces, de toe te passen prestatienormen, de verdeling van de landelijke en regionale meldkamertaken en de kostendoorberekening hebben impact op de uiteindelijke financiële uitkomsten van deze Business case. Naast de financiële consequenties besteedt de Business case aandacht aan de bestuurlijke en personele consequenties van de samenvoeging en de gevolgen op het gebied van werkprocessen & kwaliteit, huisvesting & inrichting en ICT & informatiemanagement. De urgentie tot daadwerkelijke samenvoeging is hoog. Niet alleen is de samenvoeging bestuurlijk afgesproken, beide meldkamers zijn ook aan het eind van hun levenscyclus gekomen. Veel langer uitstel is niet mogelijk. Het is inmiddels een dagelijkse uitdaging om de meldkamers technisch, capacitair en kwalitatief op niveau te houden. Financiële consequenties Het besluit tot oprichting van een LMO ging samen met een bezuinigingstaakstelling van 25% op termijn. De Business case vergelijkt de situatie van begrotingsjaar 2012 (met twee afzonderlijke meldkamers in ZHZ en RR) met een samengevoegde meldkamer in de gewenste situatie. Dit levert per saldo een positief verschil van op. Deze besparing is gevonden in de personele kosten (11,8 fte), vermindering van de huur en besparingen op de ICT. In het verwachte resultaat zijn de extra kosten voor nieuwe ontwikkelingen, noodzakelijke en uitgestelde investeringen al meegenomen. Aandachtspunten De samenvoeging van de meldkamers levert volgens de berekeningen een personele besparing van 11,8 fte op. Inhoudelijk zijn nog een aantal besluiten nodig. Bijvoorbeeld over het dienstverband van het meldkamerpersoneel naar de LMO en over de verdeling van multi-intake en mono-uitgifte per kolom. Onder de uiteindelijke LMO werken alle meldkamers volgens een landelijk gestandaardiseerd uitvraagprotocol voor alle disciplines, zodat de multidisciplinaire intake eenduidig plaatsvindt. Momenteel verschillen de meldkamers nog op de vier processen intake, uitgifte, opschaling / alarmering en ondersteuning. Landelijk wordt hard gewerkt aan harmonisatie van de protocollen en achterliggende landelijke systemen, maar dit vraagt nog enkele jaren. De nieuwe meldkamer wordt ondergebracht in het World Port Center in Rotterdam. De operationele meldkamer bestaat uit 58 meldtafels met een toekomstbestendige infrastructuur die kan inspelen op nieuwe landelijke (technische en maatschappelijke) ontwikkelingen en is voorbereid op fallback vanuit de meldkamer Den Haag. Op basis van de landelijke eisen beschikt de nieuwe meldkamer over een volledig gewijzigde ICT-architectuur. Een landelijke visie op informatiemanagement voor de meldkamer ontbreekt nog. De samenvoeging van de meldkamers ZHZ en RR is een belangrijk veranderingsproces voor beide regio s en in het bijzonder voor het meldkamerpersoneel. De menselijke factor wordt in dit project beschouwd als een kritische succesfactor. Daarom wordt open, tijdig en interactief met het personeel gecommuniceerd en gaat speciale aandacht uit naar de integratie en acceptatie van alle veranderingen. Bestuurlijk tijdpad Bestuurlijk zijn er drie mijlpalen: 1. Ondertekening van het transitieakkoord (d.d. 16 oktober 2013) 2. Ondertekening van het regionaal overdrachtsdocument door de veiligheidsregio s en regionale ambulancevoorzieningen van ZHZ en RR en de politie-eenheid Rotterdam (streven medio 2015). Hiermee vindt de financiële overdracht naar de LMO plaats. 3. Wetswijziging, waardoor de verantwoordelijkheid voor de meldkamers bij de LMO komt te liggen (planning 2016). INTERN MEMO Printdatum: 20 januari

41 Ad.2 Nulmeting Meldkamer Zuid Holland Zuid door PwC in opdracht van de LMO In opdracht van de LMO heeft PwC bij alle 25 meldkamers in Nederland een zogenaamde nulmeting laten uitvoeren. Deze nulmeting is voor de GMC-ZHZ recent afgerond. Een adequate foto (nulmeting) van de GMC-ZHZ is van belang om uiteindelijk tot een akkoord met de LMO te komen over de overdracht van de meldkamer. Immers de LMO zal op grond van de foto s van alle 25 meldkamers vragen gaan stellen over zaken die opvallen in onze meldkamer vanuit de vergelijking van deze 25 foto s. Daarbij kunnen zij tot de conclusie komen dat zij de staande organisatie onverkort kunnen overnemen, maar ook dat zij bepaalde zaken anders willen gaan organiseren. Het is in dit verband van groot belang dat de LMO een juiste vergelijking van de 25 meldkamers uitvoert. Dit is de reden dat wij het van groot belang hebben geacht dat de door PwC in opdracht van de KLMO uitgevoerde nulmeting, zijnde de beschrijving van de Meldkamer naar de stand eind 2013, gebaseerd is op juiste informatie en dat de analyses helder en consistent zijn. De voorliggende nulmeting van PwC voldoet aan die eisen zodat dit rapport bestuurlijk kan worden vastgesteld. Ad.3 Transitiedocument t.b.v. de overgang van de GMC-ZHZ naar de LMO; beschrijving van de belangrijkste uitgangspunten voor de transitie In dit document worden de belangrijkste uitgangspunten voor de onderhandelingen met de LMO weergegeven. In een afzonderlijke nota zal worden ingegaan op de te volgen strategie. Omdat de kaders voor de samenvoeging vanuit de LMO nog niet bekend zijn en hetzelfde geldt voor het protocol dat de door de minister van V&J ingestelde Due Diligence Commissie gaat gebruiken, is het lastig om op dit moment een strategienota op te stellen. Het is immers van belang te weten vanuit welk kader de LMO naar de samengevoegde meldkamer kijkt om vervolgens vanuit de eigen business case en de uitgangspuntennotitie te bezien op welke wijze de onderhandelingen met de LMO voor de overdracht het beste kunnen worden gevoerd. De strategienota zal dus op een later moment worden opgesteld. In het Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (TA) zoals dat in oktober 2013 is geformaliseerd, zijn de afspraken over de totstandkoming van de Landelijke Meldkamerorganisatie vastgelegd. Een van de aspecten die hierin is beschreven betreft de transitie. Hiervoor dient een transitiedocument opgesteld te worden waarin de afspraken worden vastgelegd tussen de GMC Zuid Holland Zuid en de LMO omtrent o.m. de overdracht van rechten en verplichtingen van zowel het personeel, derden als de betreffende organisaties en de kosten van de transitie. Dit document zal naar verwachting medio 2015 worden opgesteld. De in dat transitiedocument opgenomen aspecten vormen samen met de Business Case (gebaseerd op het landelijk kader voor de samenvoeging) en de nulmeting door PwC uitgevoerd, de inhoudelijke kaders voor de werkzaamheden van de Due Diligence Commissie zoals aangegeven in het Transitieakkoord (bepaling 82 e.v.). Deze commissie adviseert de Minister van VenJ over onder meer de verrekening en vergoeding van de achterblijvende kosten, inclusief de personeelskosten. Hierbij worden alleen die kosten in beschouwing genomen die onvermijdbaar, onverwijtbaar en proportioneel zijn en een causaal verband hebben met de transitie naar de nieuwe meldkamerorganisatie (bepaling 86 TA). Geadviseerd wordt op basis van redelijkheid en billijkheid waarbij in acht wordt genomen wat voor het verrekenen en vergoeden van de kosten bestuurlijk gebruikelijk is (bepaling 87 TA). De Veiligheidsregio ZHZ is al geruime tijd bezig met het voorbereiden van de overgang van de GMC naar de landelijke meldkamerorganisatie. Inmiddels is de nulmeting, zoals door PwC opgesteld, gereed en is het businessplan definitief. Het proces en de planning zijn erop gericht dat de GMC per 1 januari 2016 formeel overgedragen wordt aan de LMO. In dit kader is het gewenst dat voor die datum overeenstemming met de LMO bereikt wordt over deze overdracht. Voordat de onderhandelingen met de LMO gestart worden en de resultaten hiervan worden vastgelegd in het transitiedocument is het van INTERN MEMO Printdatum: 20 januari

42 belang dat intern de uitgangspunten voor deze onderhandelingen en de te volgen strategie worden bepaald. Deze nota geeft de te hanteren uitgangspunten weer. De financiële overdracht van de Meldkamer Zuid Holland Zuid naar de LMO regelt de overdracht van het relevante vermogen op de balans per 31 december 2015 en de daarmee samenhangende transitiekosten. De beschrijving van de belangrijkste uitgangspunten voor de transitie is gebaseerd op de zogenaamde zes streams zoals die door de LMO zijn gedefinieerd: Governance Diensten, Producten en Organisatie Personeel IM en ICT Huisvesting Financiën INTERN MEMO Printdatum: 20 januari

43 II.4 Digitalisering Handreiking Publieksevenementen oplegnotitie digitalisering handreiking publieksevenementen.pdf Agendapunt II-4 Registratienummer 2015/269 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Digitalisering Handreiking Publieksevenementen Gevraagd besluit: Het algemeen bestuur wordt gevraagd: 1. In te stemmen met het voorstel Digitalisering van de Handreiking Publieksevenementen en de aanschaf van het systeem van Respond. 2. In te stemmen met de wijze van (voor)financiering van het digitaal systeem van Respond. Vergaderstuk: 2015/269/A - Voorstel digitalisering Handreiking Publieksevenementen Toelichting: Stuurgroep Handreiking Publieksevenementen De stuurgroep Handreiking Publieksevenementen, waar de burgemeesters de heren Barske, Heijkoop en Tigelaar, de directeur VRZHZ de heer Post, coördinerend gemeentesecretaris mevrouw van den Berg en politiechef de heer Pauw zitting in hebben, heeft richting gegeven aan doorontwikkeling in het project Handreiking Publieksevenementen. Dit voorstel omvat de digitalisering daarvan door middel van een digitaal systeem. Het systeem van Respond (de software-ontwikkelaar) stelt gemeenten en adviesdiensten in staat de evenementenaanvragen in een digitaal systeem in te dienen, in behandeling te nemen, te beoordelen en informatie toe te voegen wanneer dat wenselijk is. De status van de aanvraag wordt door het systeem bijgehouden en alle gemeentelijke behandelaars ontvangen automatisch notificaties over de behandeling/adviezen van hun aanvraag. Het systeem plaatst het evenement in de evenementenkalender die automatisch gegenereerd wordt. Met bijgevoegd voorstel wordt gekozen voor een losstaand systeem wat winst in snelheid en handelingen oplevert. Deze winst komt ten goede van de kwaliteit van de behandeling van evenementen en professionaliteit op het gebied van advisering ten aanzien van evenementen. 1. Digitalisering Handreiking Publieksevenementen De stuurgroep heeft de projectgroep Handreiking Publieksevenementen richting gegeven om de digitalisering en de mogelijkheden daarin, met het softwarebedrijf Respond, op te zetten. Aandachtspunten bij de ontwikkeling en aanschaf van het systeem zijn: - investering voor digitalisering wordt met enkele regio s gezamenlijk opgepakt; - mogelijke koppelingen met zaaksystemen bij gemeenten;

44 - mogelijkheid tot koppelen met Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS) en politiekalender; - gegevensoverdracht in kalender-technische zin tussen andere systemen; - financiering van het systeem. Met bijgevoegd voorstel wordt gekozen voor een losstaand systeem wat winst in snelheid, capaciteit, kwaliteit en professionaliteit bereikt. Voordelen van gebruik van het systeem door gemeenten en adviserende diensten en uiteindelijk voor meer service aan burgers zijn: Werkwijze vanuit de Handreiking Publieksevenementen wordt gedigitaliseerd; Besparing in tijd en kosten door minder handelingen; Eenvoudige gegevensuitwisseling met adviseurs (politie, brandweer, GHOR); Alle informatie op één plek en voor alle betrokkenen 24 uur per dag online; Lokale/regionale evenementenkalender voor meldingen en vergunningen; Voorbereid om in de toekomst aan te sluiten op het LCMS en de politiekalender. 2. Financiering van het systeem Begin december is in overleg met Respond een financieel voorstel opgesteld aan de hand van de behoeften van gemeenten en de partners in het project Handreiking Publieksevenementen. Afgesproken is dit voorstel als go of no go te hanteren voor digitalisering van de Handreiking. Het afgelopen jaar is draagvlak voor het systeem gecreëerd. Dit is gedaan door daadwerkelijk te laten zien hoe het systeem zou werken. Het systeem is eerst met 6 gemeenten besproken (uitkomst positief). Vervolgens is het besproken in het multi-evenementenoverleg (uitkomst positief). Tenslotte is het tijdens de regionale bijeenkomst besproken waarbij 14 gemeenten inclusief brandweer, GHOR, OZHZ en politie aanwezig waren (uitkomst positief). Dit voorstel overstijgt het gereserveerde bedrag van ,- (dekking uit budget VRZHZ) dat gereserveerd is. Dit heeft te maken met het afhaken van andere regio's en met de beheerskosten voor de komende jaren. Daar het systeem juist de gemeenten dient, worden ook de gemeenten gevraagd een financiële bijdrage te leveren. Het voorstel is als volgt: - de VR financiert de ontwikkeling van het systeem; - de gemeenten worden gevraagd een bijdrage voor de ontwikkeling en voor het gebruik van de komende 2 jaar (2015 en 2016) te bekostigen; - deze bijdrage bedraagt per gemeente 2.950,- excl. BTW, te betalen in 2016 (zodat het volgend jaar eenvoudig meekan in de begroting 2016 pagina 2 van 3

45 voor de gemeenten). De VRZHZ draagt zorg voor de voorfinanciering.; - aansluitend wordt de bijdrage per jaar ongeveer excl. BTW (vanaf 2017); - een kick-back voorstel is onderdeel van het financieel voorstel. Indien meer VR'en zich aansluiten, vloeit investeringsgeld terug en kan aan gemeenten uitgekeerd worden als vergoeding voor de investering. 3. Agendaring in AB 5 februari 2015 Op ambtelijk niveau zijn contactpersonen van alle 17 gemeenten gevraagd naar de behoefte van een dergelijk systeem. Daar is positief op gereageerd. Het dagelijks bestuur heeft op 9 januari 2015 ingestemd met de aanschaf van het systeem van Respond en de wijze van financiering. Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Beschikbaar budget 2014, begroting VRZHZ 2014: ,00 Bijdrage per gemeente 2.950,- excl. BTW voor 2015 en De VRZHZ draagt zorg voor de voorfinanciering van ,00. Aansluitend wordt de gemeentelijke bijdrage per jaar ongeveer 1.030,- excl. BTW (vanaf 2017). Zie ook het vergaderstuk 2015/269/A. Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Na positieve besluitvorming zullen de gemeenten op de hoogte gesteld worden van het besluit en de financiële gevolgen van dit besluit. Daarnaast worden de contactpersonen bij de gemeenten gevraagd dit traject in de eigen gemeente te bewaken. Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Gemeenten A.M. van den Berg A.E.T. Wepster dd dd pagina 3 van 3

46 A Voorstel digitalisering Handreiking Publieksevenementen.pdf Vergaderstuk 2014/269/A Bijlage 1 Voorstel Digitalisering Handreiking Publieksevenementen Op dit moment is het traject Digitalisering Handreiking Publieksevenementen op het punt aangekomen dat er een besluit genomen moet worden over de aanschaf van de digitale tool van het Softwarebedrijf Respond, DigiMak 2.0. Achtergrond De stuurgroep heeft de projectgroep richting gegeven om de digitalisering en de mogelijkheden daarin, met het softwarebedrijf Respond, op te zetten. Dit voorstel omvat de digitalisering daarvan. Aandachtspunten: 1. investering voor digitalisering wordt met enkele regio s gezamenlijk opgepakt; 2. mogelijke koppelingen met zaaksystemen bij gemeenten; 3. mogelijkheid tot koppelen met Landelijk Crisis en Management Systeem (LCMS) en politiekalender; 4. gegevensoverdracht in kalender-technische zin tussen andere systemen; 5. financiering van het systeem. Door Respond en VRZHZ is de ontwikkeling verder opgepakt, dat wordt in dit voorstel zichtbaar gemaakt. De ontwikkeling is: - in eerste instantie met 6 gemeenten doorgesproken (daadwerkelijk laten zien hoe het systeem DigiMak 2.0 zou gaan werken) -> uitkomst positief; - besproken in het multi-evenementenoverleg -> uitkomst positief; - besproken tijdens de regionale bijeenkomst DigiMak 2.0 waar 14 gemeenten plus brandweer, GHOR, OZHZ en politie aanwezig waren -> uitkomst positief. 1. Onderzoek naar investering met meerdere regio s De bestaande klanten (VR Brabant Noord, VR Brabant Zuidoost, VR Noord Holland Noord) willen niet als initiatiefnemer (en dus als investeerder) aansluiten in deze fase. Zij hebben daarentegen aangegeven voorstander te zijn van de doorontwikkeling van de DigiMak. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wil niet investeren maar is zeer geïnteresseerd in het eindproduct. De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) heeft voornemens met Respond samen te werken. Er is gekeken naar de samenwerking met de VRU als investeerder maar zij hebben aangegeven een eigen traject daarvoor te moeten doorlopen. 2. Onderzoek koppeling zaaksystemen Geconstateerd is dat de aansluiting op zaaksystemen technisch mogelijk is maar financieel erg kostbaar. Zaaksystemen zijn op dit moment verschillend (verschillende systemen en versies) per gemeente/subregio ingericht. De storingsgevoeligheid bij aansluiting op de zaakystemen brengt afbreukrisico met zich mee. 3/4. Mogelijkheden tot koppeling De mogelijkheden tot koppelingen met Landelijk Crisis en Management Systeem (LCMS) en politiekalender worden geboden. Daarnaast wordt ook de mogelijkheid tot gegevensoverdracht in kalender-technische zin tussen andere systemen geboden.

47 5. Financiering van het systeem Onderstaand is de investering zichtbaar gemaakt die de VRZHZ moet doen om de digitalisering te realiseren. Als bijlage is de Memo investering DigiMAK ZHZ toegevoegd. Per gemeente worden de volgende bijdragen gevraagd: Bijdrage 2015 & 2016 per gemeente 2.950,- exc. btw Vanaf 2017 zijn de jaarlijkse kosten per gemeente 1.030,- exc. btw Voor het bedrag van 2.950,- wordt voorgesteld dit in 2016 aan de gemeenten te vragen in verband met het opstellen van de gemeentelijke begrotingen. De voorfinanciering zou door de VRZHZ gedragen kunnen worden. Specificatie van de investerings- en exploitatiekosten Investering ZHZ ,- Specifiek ZHZ ,- Totaal ,- + Jaarlijkse kosten Exploitatie kosten 1jr ,00 (licentie 2015) Exploitatie kosten 2jr ,00 (licentie 2016) Totaal ,00 Specificatie begroot en niet-begroot Beschikbaar budget ,00 (Begroting VRZHZ 2014) Niet begroot 2015/ ,00 (Gedeeld door 17 gemeenten = 2.950) Niet begroot ,00 (gedeeld door 17 gemeenten = 1.030) Kickback regeling In de overeenkomst tussen Respond en ZHZ wordt een kickback regeling opgenomen. Respond biedt 3 kickback regelingen aan die allen van kracht zijn en in werking treden zodra nieuwe klanten aansluiten: Kick back 1: terugverdienmodel op de ontwikkelkosten van DigiMAK algemeen. Kick back 2: terugverdienmodel op de ontwikkelkosten van DigiMAK ZHZ specifiek. Kick back 3: terugverdienmodel op de exploitatiekosten. Voordelen digitalisering Werkwijze vanuit de Handreiking Publieksevenementen wordt gedigitaliseerd; Besparing in tijd en kosten door minder handelingen; Eenvoudige gegevensuitwisseling met adviseurs (politie, brandweer, GHOR); adviestraject is zichtbaar en loopt via 1 systeem; Alle informatie op één centrale plek en voor alle betrokkenen 24 uur per dag online; Lokale/regionale evenementenkalender voor meldingen en vergunningen; Voorbereid om aan te sluiten op de Nationale Politiekalender en op het LCMS; Gegevens voor management- en bestuursrapportage zijn beschikbaar; Termijnen worden door het systeem bewaakt; Centraal technisch en functioneel beheer van de applicatie door ontwikkelaar; Lagere kosten in vergelijking met een vergelijkbaar evenementensysteem EvenementenAssistent (ongeveer aansluitingskosten (jaar 1) en jaarlijkse licentiekosten (vanaf jaar 2)). pagina 2 van 2

48 II.5 Positionering RAV oplegnotitie positionering RAV.pdf Agendapunt II-5 Registratienummer 2015/270 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Positionering RAV Gevraagd besluit: Het algemeen bestuur wordt gevraagd in te stemmen met: 1. Het advies van de heer Goodijk te volgen en te kiezen voor de in zijn rapport genoemde voorsorteeroplossing. 2. Het heroverwegen van het eerdere bestuursbesluit tot overheveling van de RAV naar de VRZHZ. 3. Gezamenlijk met DGJ scenario s te ontwikkelen over hoe de gezondheidsketen vanuit het perspectief van veiligheid het beste kan worden ingericht. De positie van de DPG maakt hier onderdeel van uit. Vergaderstuk: 2015/270/A - Notitie positionering RAV, met als bijlagen: 2015/270/A1 - Bijlage 1: Tijdlijn dossier RAV. 2015/270/A2 - Bijlage 2: Brief college van burgemeester en wethouders /270/A3 - Bijlage 3: Rapport Goodijk. Toelichting: In 2012 is bestuurlijk besloten de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) over te hevelen naar de GR VRZHZ. De daadwerkelijke overgang was per middels een BV RAV voorzien. Door problemen met het pensioenfonds Zorg & Welzijn kon het personeel echter niet over in deze BV, wat ertoe heeft geleid dat beide betrokken besturen de overgang naar de VRZHZ hebben uitgesteld. Medio 2014 hebben beide besturen een externe partij een onderzoeksopdracht gegeven ter voorbereiding op definitieve besluitvorming in het AB VRZHZ en DGJ en overdracht van de RAV per Deze onderzoeksresultaten lagen in november 2014 voor in het DB VRZHZ. Hierbij werd het DB gevraagd het besluit de RAV over te hevelen naar de VRZHZ te heroverwegen. Het DB heeft vervolgens de heren Tigelaar, Van Hemmen en Ten Kate gevraagd haar hierover te adviseren. Op 9 januari jl. heeft het DB deze adviesnota behandeld, dit advies overgenomen en besloten dit ter besluitvorming door te geleiden naar het AB VRZHZ. Bijgevoegd treft u dan ook de adviesnota van de heren Tigelaar, Van Hemmen en Ten Kate en wordt u gevraagd in te stemmen met de geformuleerde adviezen (mede op grond van de in de bijlagen opgenomen achtergrondinformatie).

49 Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Overleg met DG&J over de gezondheidsketen vanuit het perspectief van veiligheid. Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Concern C.H.W.M. Post I. van Blijderveen A.E.T. Wepster dd dd dd pagina 2 van 2

50 A Notitie AB positionering RAV.pdf Vergaderstuk 2015/270/A Positionering RAV januari 2015 Inleiding Sinds 2011 wordt gesproken over het over laten gaan van de RAV naar de GR VRZHZ en in 2012 hebben beide betrokken besturen hiertoe besloten. Bijgaand (bijlage 1) treft u ter informatie een tijdlijn over hetgeen sindsdien is gebeurd. In juni 2014 hebben de besturen van DGJ en VRZHZ besloten een onderzoek te laten uitvoeren naar de condities en eventuele belemmeringen voor het per 1 januari 2015 overdragen van de RAV naar de VRZHZ. Alle colleges hebben hierover in augustus 2014 ter informatie een brief ontvangen (bijlage 2). De genoemde opdracht is gegund aan de heer Goodijk van GITP. Zijn rapportage en advies waren gereed in het najaar van 2014 en lag voor in het DB VRZHZ van 5 november 2014 (tevens als bijlage 3 bij deze notitie gevoegd). Hierbij is het DB VRZHZ gevraagd het besluit de RAV over te hevelen te heroverwegen. Het DB VRZHZ heeft aangegeven alvorens hierover te willen besluiten te hechten aan een analyse en advies van een drietal AB-leden: de heren Tigelaar, Ten Kate en Van Hemmen. Zij zijn op 17 december 2014 bij elkaar geweest en hebben in aanwezigheid van de heren Post en Janssen en mevrouw Wepster over de situatie en de rapportage van de heer Goodijk gesproken. Analyse Kennis is genomen van de voorgeschiedenis (tijdlijn) en het rapport van de heer Goodijk. Waarna gesproken is over: in het bestuur DGJ zou ook een kleinere groep bestuurders gevraagd zijn zich over voorliggend vraagstuk te buigen. Belang wordt gehecht aan het zwaluwstaarten van beide delegaties / overleggen; de ontwikkelingen rondom de RAV, zoals de toekomstige wetgeving en aanbesteding van ambulancezorg; het (financiële) risico dat overgang van de RAV naar VRZHZ voor de VRZHZ met zich meebrengt; de vraag waarom het vraagstuk ingewikkeld is. Geconcludeerd wordt dat dit te maken heeft met de historie, uitgangspunten in het verleden en de huidige situatie binnen DGJ; de huidige situering van de RAV. De RAV kan goed functioneren binnen DGJ. Hoewel het in Nederland bijzonder is dat ambulancezorg in een GR is opgenomen. De RAV moet zich momenteel inhoudelijk kunnen concentreren op de komende ontwikkelingen (aanbesteding & gunning). De RAV anticipeert hierop door zich te onderscheiden in kwaliteit, te investeren in regionale relaties en nieuwe concepten; het publiek belang van ambulancezorg. Dit ligt in: - zorg voor publieke gezondheid in de regio; - een goed georganiseerde witte keten die ingezet kan worden bij incidenten en rampen. De VRZHZ hoeft vanuit dit belang de ambulancezorg niet binnen te hebben, als zij haar regierol maar goed kan invullen. De link met publieke gezondheid wordt voor de RAV als logischer gezien bij publieke gezondheid dan bij de GHOR (VRZHZ). Hier kan de RAV zich door ontwikkelen;

51 Vergaderstuk 2015/270/A positionering van de directeur publieke gezondheid (DPG), deze vraagt om nadere beschouwing. Hierover zouden de GR-en gezamenlijk moeten spreken. Advies De heren Tigelaar, Ten Kate en Van Hemmen concluderen dat het verstandig is aan te sluiten bij het advies van de heer Goodijk en momenteel geen onomkeerbare besluit te nemen over de positionering van de RAV. Zij achten het wel verstandig dat in gezamenlijkheid met DGJ scenario s worden ontwikkeld hoe de gezondheidsketen vanuit het perspectief van veiligheid het beste kan worden ingericht. De positie van de DPG maakt hier onderdeel van uit. De heren adviseren het bestuur van de VRZHZ dan ook: 1. In te stemmen met het advies van de heer Goodijk en te kiezen voor de in zijn rapport genoemde voorsorteeroplossing: - een onomkeerbare positionering van de RAV is op dit moment onverantwoord; - condities creëren voor een zo goed mogelijke voorbereiding op de (nu nog onzekere) toekomst; - ruimte geven aan een zekere zelfstandigheid van de RAV; niet teveel integreren; werken aan een verdere verbetering van de organisatie, de inhoudelijke kwaliteit (publieke taak) en de ontwikkeling van netwerkrelaties; - komende jaren toewerken naar een duurzame oplossing; 2. Het heroverwegen van het eerdere bestuursbesluit tot overheveling van de RAV naar de VR, omdat: - de overheveling naar de VR ligt inhoudelijk gezien niet voor de hand. De keuze voor de positionering dient gericht te zijn op de (beste ontwikkelmogelijkheden van de) ambulancedienst als publieke functie; - de overheveling is ook niet aan te raden vanwege de genoemde condities, de risico s (zoals het SCD-contract) en de vele onzekerheden op dit moment; - een vergelijk met andere regio s toont een zekere trend: een positionering van de ambulancedienst tussen openbaar bestuur en markt in; - de RAV voorlopig handhaven onder DGJ, mits inbedding als relatief zelfstandig dienstonderdeel mogelijk is en de eigen verbeteringen van zowel RAV als DGJ doorzetten. 3. Gezamenlijk met DGJ scenario s te ontwikkelen over hoe de gezondheidsketen vanuit het perspectief van veiligheid het beste kan worden ingericht. De positie van de DPG maakt hier onderdeel van uit. Het DB VRZHZ heeft op 9 januari jl. ingestemd met bovenstaand advies en besloten de besluitvorming door te geleiden naar het AB VRZHZ van 5 februari aanstaande.

52 A1 bijlage 1 Tijdlijn dossier RAV.pdf Vergaderstuk 2015/270/A1 Tijdlijn dossier RAV Januari 2015 Wanneer Wat 2011 Binnen de toenmalige GR Regio Zuid-Holland Zuid (RZHZ) is het rapport toekomst Zuid-Holland Zuid opgesteld. Hierin wordt voorgesteld de RAV over te hevelen naar de GR VRZHZ. In dit rapport drie scenario s: 1. GGD en RAV over naar VRZHZ. 2. Fuseren GGD en RAV met gelijke organisaties in andere regio s. 3. Nieuwe GR, waarbij RAV over gaat naar VRZHZ. December 11 Januari 12 Het bestuur RZHZ stuurt het bestuur VRZHZ het rapport toekomst Zuid- Holland Zuid en vraagt om haar zienswijze. Het AB VRZHZ neemt het standpunt in dat er vanuit de VRZHZ geen bezwaren zijn om de RAV binnen de VRZHZ onder te brengen. Als voorwaarde wordt gesteld dat vóór definitieve besluitvorming een gedegen analyse plaatsvindt van de huidige stand van zaken rondom bedrijfsvoering binnen de RAV en dat eventuele: - tegenstrijdigheden ten opzicht van de beleidsrichtlijnen VRZHZ of - gebreken in de bedrijfsvoering vóór overdracht naar de VRZHZ binnen de Regio ZHZ dienen te worden opgelost. 1 e kwartaal 12 AB RZHZ kiest voor scenario 3: een nieuwe GR, waarbij RAV over gaat naar VRZHZ. 8 juni 2012 DB VRZHZ stemt in met het overhevelen van de RAV naar de VRZHZ per Het bestuur RZHZ besluit hier eveneens toe. Afgesproken wordt dat in november 12 een overgangsdocument in het AB VRZHZ ter instemming wordt voorgelegd. 2 e helft 2012 De vergunning voor ambulancevervoer in het kader van de Wet ambulancezorg wordt over gezet naar de VRZHZ. Omdat DGJ de uitvoering doet is tussen de VRZHZ en DGJ hierover een overeenkomst gesloten. 31 oktober 2012 Tekst uit (kabinet) overleg DB VRZHZ: Er is nog een aantal niet afgewerkte dossiers die die overgang van de RAV naar de VRZHZ per 1/1/13 belemmert. Hoewel er zeker voortgang is geboekt, kan de RAV nog niet schoon over. In gezamenlijkheid met de GR Jeugd & Gezondheid is geconcludeerd dat het beter is de RAV per 1/1/14 over te laten gaan naar de VRZHZ. De huidige interim directeur RAV blijft nog een jaar aan om aan de lopende trajecten te werken. Het DB acht het verstandig de overkomst van de RAV naar de VRZHZ uit te stellen naar 1/1/14, maar wil geen afstel. Dit is dan ook de uiterste datum. Daarnaast wordt ter definitieve besluitvorming in december een 1

53 Vergaderstuk 2015/270/A1 zelfde voorstel behandeld in beide besturen (DB VRZHZ en DB DGJ). April 2013 DB DGJ en DB VRZHZ stemmen in met het: a. in 2013 binnen DGJ oprichten van een BV RAV, waarbij DGJ enig aandeelhouder is; b. door de BV RAV gebruik maken van alleenrecht voor het afsluiten van het contract met het SCD. Hiervoor doet DGJ tijdig een vooraankondiging; c. in 2013 (na 15 dagen na de vooraankondiging geen bezwaren te hebben ontvangen) binnen DGJ afsluiten van een contract voor de RAV met het SCD van uiterlijk tot en met ; d. overdragen van alle aandelen op BV RAV van de DGJ naar de VRZHZ. Hierbij wordt het contract tussen het SCD en de BV (en het alleenrecht) gecontinueerd; e. risico van alleenrecht voor rekening van DGJ te laten komen; f. SCD zowel bestuurlijk als ambtelijk te verzoeken al het mogelijke te doen om de frictielasten per zo ver als mogelijk te reduceren naar 0. De algemeen directeur VRZHZ zal hierover overleggen met de algemeen directeur Drechtsteden; g. uiterlijk bepalen of het contract met het SCD na al dan niet wordt verlengd en hoe om te gaan met de dekking van op dat moment overblijvende frictiekosten; h. ophangen van de BV RAV binnen de VRZHZ als zijnde een organisatie-eenheid. Zo heeft het de voorkeur de managementpositie vanaf te vervullen vanuit het MT VRZHZ. 26 juni 2013 Het AB VRZHZ besluit (het AB DGJ neemt eveneens een dergelijk besluit): 1. Definitief te besluiten de RAV uiterlijk van de GR DGJ naar de GR VRZHZ over te laten gaan. 2. Het besluit van het DB te volgen door in te stemmen met het in 2013 door de GR DGJ oprichten van een BV RAV en uiterlijk de aandelen van deze BV over te nemen. 3. Het DB VRZHZ voor mogelijke verdere uitwerking en implementatie te mandateren, met uitzondering van de benoeming van de leden van de Raad van Commissarissen. 2 e helft 2013 Binnen DGJ wordt de BV RAV opgericht en per komt het personeel in dienst van deze BV (die vervolgens onder gebracht zou worden bij de VRZHZ). 19 december 2013 Het DB VRZHZ besluit: 1. Het Overdrachtsdocument Regionale Ambulancevoorziening Zuid- 2

54 Vergaderstuk 2015/270/A1 Holland Zuid B.V. vast te stellen. 2. Kennis te nemen van de inhoud van de zogenaamde inbrengovereenkomst, die is vastgesteld door het dagelijks bestuur van de Dienst Gezondheid & Jeugd. 3. In te stemmen met de overdracht van [aandelen van] de B.V. tussen de Dienst Gezondheid & Jeugd en de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en de algemeen directeur mandaat te verlenen deze overdracht in overleg met de voorzitter bij de notaris af te ronden. Hiermee lijkt de overgang per rond. 1 e kwartaal 2014 De afronding van formaliteiten was in volle gang toen begin 2014 volkomen onverwacht bleek dat [vrijwillige] toetreding van de B.V. tot het pensioenfonds ABP formeel niet mogelijk was, tenzij het wettelijk daartoe aangewezen pensioenfonds Zorg en Welzijn [PZWF] hiervoor een vrijstelling zou afgeven. Het PFZW bleek hiertoe, zoals bekend, ondanks onze goede argumenten niet bereid. Het alsnog toetreden tot het PFZW door de RAV bleek onmogelijk, omdat dit onder meer tot onoverkomelijke financiële problemen zou leiden. Hierdoor ontstond een feitelijke patstelling die voor 1 april jl. moest zijn opgelost, omdat daarna de financiële en andere risico s niet meer beheersbaar waren. Er was geen tijd om het standpunt van het PFZW formeel of anderszins aan te vechten, nog los van de vraag of onze argumenten uiteindelijk houdbaar zouden blijken te zijn. Bovendien was de [handhaving van] aansluiting bij het ABP een belangrijke eis van de vakbonden en de ondernemingsraad bij hun instemming met de destijds beoogde verzelfstandiging van de RAV. Op 28 maart jl. hebben daarom het dagelijks bestuur van de DG&J en de Raad van Commissarissen van de B.V. ieder voor zich- een besluit genomen dat is gericht op het onmiddellijk terugdraaien van de overdracht van het personeel, alsmede op het op termijn ontbinden van de besloten vennootschap. Aanvullend werd besloten dat het bestuursbesluit van 2011 om de Regionale Ambulancevoorziening over te dragen aan de Veiligheidsregio hiermee niet van de baan is. 11 juni 2014 Het dagelijks bestuur van de VRZHZ stemt in met het verlenen van een onderzoeksopdracht, ter voorbereiding op definitieve besluitvorming in het AB VRZHZ en DGJ en definitieve overdracht van de RAV aan de VRZHZ per Het bestuur DGJ neemt een dergelijk besluit. Deze onderzoeksopdracht is uitgevoerd door de heer Goodijk. 5 november 2014 De rapportage van de heer Goodijk ligt voor in het DB VRZHZ. Hierbij wordt nav de rapportage gevraagd het besluit de RAV over te hevelen naar de VRZHZ te heroverwegen. Daarnaast wordt de stuurgroep gevraagd een visie te presenteren mbt de breedte van de positionering van volksgezondheid / acute zorg en daarbij de RAV te betrekken. Het DB VRZHZ neemt nog geen besluit ter doorgeleiding naar het AB, maar wacht rapportage van de heren Tigelaar, Van Hemmen en Ten Kate af. 3

55 Vergaderstuk 2015/270/A1 9 januari 2015 Het advies van de heren Tigelaar, Van Hemmen en Ten Kate naar aanleiding van het rapport Goodijk ligt voor in het DB: - instemmen met het advies van de heer Goodijk en te kiezen voor de in zijn rapport genoemde voorsorteeroplossing; - heroverwegen van het eerdere bestuursbesluit tot overheveling van de RAV naar de VR; - gezamenlijk met DGJ scenario s ontwikkelen over hoe de gezondheidsketen vanuit het perspectief van veiligheid het beste kan worden ingericht. Het DB neemt het advies over en besluit dit ter besluitvorming door te geleiden naar het AB VRZHZ. 4

56 A2 bijlage 2_Colleges ZHZ_Voortgangsbericht overgang RAV naar VRZHZ.pdf Vergaderstuk 2015/270/A2 Concern Colleges van Burgemeester en Wethouders Regio Zuid-Holland Zuid Uw kenmerk Ons kenmerk Datum / augustus 2014 Onderwerp Bijlage(n) Behandeld door Regionale Ambulance Voorziening Onderzoeksopdracht A.E.T. Wepster (RAV) Geacht college, Graag informeer ik u middels deze brief over de voortgang van de overgang van de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) vanuit de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd (DGJ) naar de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid- Holland Zuid (VRZHZ). Aanleiding De aanleiding van de overgang van de RAV naar de VRZHZ is gelegen in het feit dat de toenmalige gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid zich beraden heeft op haar toekomst. Het advies luidde de GR Regio ZHZ op te heffen en de samenwerking op regionale schaal voort te zetten in een GR Publieke Gezondheid en Jeugd. De voorkeur is hierbij uitgesproken om de RAV te transformeren naar een zelfstandige privaatrechtelijke rechtspersoon, onder aansturing van de GR VRZHZ. Deze onderbrenging zou in belangrijke mate inspelen op de toekomstige situatie waarin de marktwerking haar intrede in de Ambulancezorg zou doen. Huidige stand van zaken Besluitvorming over de overgang van de RAV naar de VRZHZ heeft in 2012 door beide betrokken besturen plaatsgevonden. Omdat een aantal belangrijke dossiers binnen de RAV nog niet waren afgerond vóór en de brandweer eveneens op deze datum regionaliseerde ( niet alles tegelijk ) hebben de besturen besloten de overgang van de RAV per te laten plaatsvinden. In 2013 is dan ook hard gewerkt aan deze overgang. Allereerst zijn mogelijke opties voor inbedding van de RAV binnen de VRZHZ nauwkeurig afgewogen. Hierbij is in het voorjaar Postbus 350, 3300 AJ Dordrecht, Bezoekadres: Romboutslaan 105, 3312 KP Dordrecht, T , E mail@vrzhz.nl, I

57 van 2013 besloten tot vormgeving van de RAV in een BV onder aansturing van de VRZHZ. Dit om enerzijds recht te doen aan borging binnen het publieke domein en anderzijds aan het eigen bedrijfsmatige karakter en financieringsstructuur van de RAV. In december 2013 was alles gereed om de overgang per daadwerkelijk te doen plaatsvinden. De BV was opgericht en de medewerkers waren in dienst van de BV, waarna de aandelen van de BV op zouden overgaan naar de VRZHZ. Met de bonden / medezeggenschap was afgesproken dat de arbeidsvoorwaarden voor de RAVmedewerkers ongewijzigd zouden blijven. Volkomen onverwacht bleek echter dat het wettelijk daartoe aangewezen pensioenfonds (Zorg & Welzijn) geen vrijstelling gaf om de medewerkers bij het pensioenfonds ABP te laten. Hierdoor ontstond feitelijk een patstelling die vóór moest zijn opgelost omdat daarna de financiële en andere risico s niet meer beheersbaar waren. Op 28 maart jl. hebben het dagelijks bestuur van de DGJ en de Raad van Commissarissen van de BV dan ook besloten de overdracht van personeel onmiddellijk terug te draaien en de BV op termijn te ontbinden. Hiermee was het personeel weer in dienst van de DGJ. Vervolgproces Hiermee is de overgang van de RAV naar de VRZHZ uitgesteld, maar niet afgesteld. De dagelijks besturen van zowel de DGJ als de VRZHZ hebben in juni jl. een onderzoeksopdracht verleend, ter voorbereiding op definitieve besluitvorming in het algemeen bestuur VRZHZ en DGJ en overdracht van de RAV aan de VRZHZ per 1 januari Bijgesloten treft u de bestuurlijk vastgestelde onderzoeksopdracht aan. Ter uitvoering van deze opdracht is een stuurgroep ingericht met daarin de algemeen directeuren van de GR DGJ en de GR VRZHZ, de algemeen manager RAV en bijgezeten door de voorzitter van de OR RAV. Momenteel heeft een externe specialist (GITP) in opdracht van de stuurgroep de opdracht om tot advies te komen gezien de bestuursopdracht. De marsroute geeft het volgende beeld: Uitvoeren onderzoek: september 2014 gereed Besluitvorming in DB s en AB s: najaar 2014 Voorbereiding implementatie: november / december 2014 Daadwerkelijke overgang: 1 januari 2015 Tot slot Ik ga ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Mocht u echter nog vragen of opmerkingen hebben dan kunt u uiteraard contact met mij opnemen. Hoogachtend, en mede namens de stuurgroep overdracht RAV naar VRZHZ, drs. C.H.W.M. Post Mcm Voorzitter stuurgroep overdracht RAV naar VRZHZ pagina 2 van 2

58 A3 bijlage 3 Advies over mogelijke overdracht Regionale Ambulancevoorziening ZHZ (2).pdf Vergaderstuk 2015/270/A3, Bijlage 3 Positionering Regionale Ambulancevoorziening Advies inzake de voorgenomen overheveling van de Ambulancedienst ZHZ naar de Veiligheidsregio Prof. dr. ir. Rienk Goodijk GITP Bestuur en Toezicht 16 september Ter introductie Enkele jaren geleden is met instemming van de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ) gekozen voor het ontmantelen van de toen bestaande en veel verschillende onderdelen omvattende Gemeenschappelijke Regeling (GR) ZHZ en het organisatorisch opsplitsen middels twee aparte GR-en van gezondheid en veiligheid. Het bleek bestuurlijk lastig om de verschillende activiteiten die onder één GR vielen, adequaat aan te sturen. Besloten werd tot het instellen van een GR Publieke Gezondheid en Jeugd (met de Dienst G&J) en de overheveling van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) naar de GR Veiligheidsregio ZHZ. De RAV zou meer passen bij de VR dan bij de DG&J. Inhoudelijke argumenten voor deze overheveling van de RAV naar de Veiligheidsregio (VR) waren vooral de samenhang/afstemming met de GHOR en de Meldkamer (MK) en mogelijke synergetische voordelen op het gebied van huisvesting. Maar vooral ook de beeldvorming rondom de DG&J zoals de weinig transparante bedrijfsvoering, speelden een rol bij deze keuze, zo is mij gebleken. Vooruitlopend op deze voorgenomen overheveling is de vergunning voor het ambulancevervoer in de regio ZHZ (verleend door VWS) inmiddels in 2012 toegekend aan de VR.

59 Vorig jaar is met het oog op de beoogde overheveling nader onderzoek gedaan naar de condities en mogelijke belemmeringen en ook naar de best passende rechtsvorm voor de RAV binnen de VR. Op basis van het Advies Positionering RAV 1 (van maart 2013) en aanvullende technische advisering door enkele adviseurs op het gebied van aanbesteding en personeel, heeft het Algemeen Bestuur van de DG&J in de loop van 2013 het besluit genomen om uitwerking te geven aan de condities voor de ophanging van de RAV als organisatieonderdeel en als Besloten Vennootschap (BV) binnen (en onder aansturing van) de VR per 1 januari Deze positionering als zelfstandige privaatrechtelijke rechtspersoon binnen de VR zou het meest recht doen aan het eigensoortige karakter en de eigen financieringsvorm van de RAV en mogelijke contractuele afspraken. Daarbij, zo was de bedoeling, geeft de algemeen manager van de ambulancedienst onder leiding van de directeur van de VR maar wel met een zeker mandaat 3 leiding aan de bedrijfsvoering van de RAV, maakt prestatieafspraken met de Zorgverzekeraar (ZV), regelt de afstemming met bijvoorbeeld de GHOR en is tevens lid van het MT van de VR. Begin 2014 echter bleek de (vrijwillige) toetreding van de medewerkers van de RAV BV tot het pensioenfonds ABP zoals afgesproken met de vakbonden en de OR (en van belang voor de handhaving van FLO/de uitstroomleeftijd, de levensloopregeling en de pre-pensionering), geen haalbare kaart 4. Er werd geen vrijstelling verkregen van het Pensioenfonds ZW: personeel van een (privaatrechtelijke) onderneming RAV BV kan wat betreft de pensioenen niet bij het ABP blijven. Ook het ABP gaf begrijpelijkerwijs geen toestemming voor het alsnog verlenen van de B3-status. De overgang van het personeel naar (de intreding bij) het PFZW zou erg duur worden: de compensatiekosten voor de circa 140 medewerkers zou minstens 2 miljoen Euro gaan kosten. Daarom werd besloten de overdracht van de RAV en van het betreffende personeel naar de VR onmiddellijk terug te draaien en de BV zo spoedig mogelijk te gaan ontbinden. Het was, zo werd ook mij vanaf het begin door de opdrachtgever duidelijk gemaakt, vooralsnog niet de bedoeling de RAV weer blijvend te positioneren onder de DG&J. Beoogd werd een tijdelijke terugkeer van de RAV naar de DG&J tot uiterlijk1 januari Daarmee was er wel een zekere patstelling ontstaan. Het is, bij aanvang van mijn onderzoek, nog steeds de bedoeling van partijen (conform het eerdere Bestuursbesluit) om de RAV maar dan als dienstonderdeel over te dragen naar de VR 5, maar dan moet er wel definitief (met het oog op een 1 Advies Positionering RAV, notitie Van Abbema, 26 maart Zie de uitwerkingen in bijvoorbeeld de Akte van Levering en de Overeenkomst tot Inbreng van Activa en Passiva tussen DG&J en RAV BV. 3 Kort geleden opgenomen in de Mandaatregeling RAV d.d. 26 mei Zie de brieven van DG&J aan de bonden over de voorgenomen overdracht, met kenmerk P&O/201401/2 d.d. 14 januari En de brieven twee maanden later over het terugdraaien ervan, met kenmerk RAV P d.d. 24 maart Zie de recente Overeenkomst Uitvoering RAV ZHZ d.d. 14 mei

60 duurzame oplossing) duidelijkheid komen over de condities (o.a. de bestaande verplichtingen) en de mogelijke belemmeringen. In principe willen partijen ook niet tornen aan de arbeidsvoorwaarden en pensioenvoorzieningen van het personeel van de RAV en het contract met het Servicecentrum Drechtsteden (SCD). Daarom is medio dit jaar voorgesteld om onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep Positionering RAV nader onderzoek te doen, gericht op de condities en eventuele belemmeringen voor het alsnog ophangen van de RAV binnen de VR ZHZ, bij voorkeur vóór 1 januari Voorkomen moet worden dat er na formele besluitvorming daarover wederom onoverkomelijke belemmeringen zijn. Hoewel dit advies zich vooral zal richten op de vraag hoe en onder welke condities de overheveling het best kan plaatsvinden, kunnen we zoals ik gaande mijn onderzoek (via gesprekken en documenten) merkte niet om de vraag naar de onderbouwing van de overheveling heen. Het niet aan de orde stellen van deze onderbouwing zou tot belangrijke belemmeringen in het overhevelingsproces kunnen leiden zoals bijvoorbeeld het niet kunnen komen tot een verantwoorde afweging tussen de voordelen van de overheveling en te accepteren risico s; of mogelijke weerstanden en een gebrek aan draagvlak bij betrokkenen. Met het onderzoek wordt dan ook beoogd een nadere inhoudelijke onderbouwing te geven voor de wijze van positionering van de RAV binnen de VR en de condities en eventuele risico s/belemmeringen daartoe beter in kaart te brengen. Van belang daarbij zijn volgens mij onder andere de mogelijke strategische toekomst/het bedrijfsplan van de RAV zelf (gezien de vele recente en te verwachten ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en zorg, de aanbestedingsregels en dergelijke), de inrichting van de governance binnen de VR (de aansturing van de RAV, de bestuurlijke ruimte/mandatering, de transparantie en verantwoording e.d.), de contractuele verplichtingen (onder andere met het SCD), de voorwaarden van VWS, Inspectie en Zorgverzekeraar(s) en het draagvlak voor de overdracht. Daartoe worden relevante documenten (reglementen, besluiten/brieven, contracten en dergelijke) bestudeerd en gesprekken gevoerd met (bestuursleden, directeuren, medewerkers van) in ieder geval de VR, de RAV, de DG&J, VWS/Inspectie en Zorgverzekeraar). Mocht blijken dat inbedding van de RAV als organisatieonderdeel van de VR ZHZ uiteindelijk toch niet mogelijk (of om een of andere reden niet voor de hand liggend of ongewenst) is, dan worden lerend van de ervaringen met de positionering van de RAV in andere regio s nog andere opties (ontwikkelingen in andere regio s) in overweging genomen zoals vermeld in de Onderzoeksopdracht 6. Aangezien de ervaringen in de andere regio s van belang kunnen zijn voor het in kaart brengen en beoordelen van mogelijke risico s en belemmeringen (zoals eerder geleerd had kunnen worden van bijvoorbeeld de problemen met de overgang van pensioenfonds), heb ik al in deze fase van het onderzoek enkele verkennende gesprekken gevoerd met RAV s in andere regio s. 6 Onderzoeksopdracht Overdracht Regionale Ambulancevoorziening, LvdG

61 2. Verkenning context, mogelijkheden en belemmeringen Als onderzoeker/adviseur heb ik zoals gezegd allereerst een groot aantal documenten bestudeerd en op basis daarvan in de periode juli tot begin september 2014 verdiepende gesprekken gevoerd met: bestuursleden, de directeur en enkele medewerkers van de VR, de directeuren van de GHOR en de Brandweer, de directeur en een juridisch medewerker (tevens voorzitter van de OR) van DG&J, de (voormalige en huidige) directeur, enkele medewerkers en de OR-voorzitter van RAV, het Ministerie van VWS, de Inspectie, een zorgverzekeraar, een van de eerdere externe adviseurs en directeuren van enkele andere RAV s. De circa 30 gesprekken hebben veel inzicht gegeven in achtergronden, (overeenkomsten en verschillen in) opvattingen, belangen, voorkeuren en mogelijke risico s en belemmeringen. Tijdens de periode van gesprekken bleken zich tegelijkertijd ook andere ontwikkelingen voor te doen zoals bijvoorbeeld het nadenken over en werken aan de toekomst van de DG&J, het verbeteren van de bedrijfsvoering binnen de VR en een verdere verkenning van de toekomstige positionering van de ambulancezorg in Nederland. Bovendien wordt ook in diverse andere regio s onderzoek gedaan naar de mogelijke toekomstige positionering van de ambulancedienst. Onderstaande analyse en advisering inzake de RAV ZHZ kunnen dan ook niet los worden gezien van de bredere context (zie mijn overwegingen hieronder). Uitgangspunt van het onderzoek is ondanks alle nieuwe ontwikkelingen in de context, geweest de wijze van (en de condities en eventuele belemmeringen voor) de vooralsnog beoogde overdracht van de RAV als dienstonderdeel naar de GR VR ZHZ. Voor de advisering daarover/de beoordeling daarvan dienen volgens mij in ieder geval de onderstaande ontwikkelingen en aspecten overwogen te worden. Op basis van deze overwegingen, in de enerzijds-anderzijds vorm, heb ik in hoofdstuk 3 mijn conclusies onderbouwd en advies geformuleerd. 2.1 De ontwikkelingen in de wetgeving Allereerst noem ik de regeling Tijdelijke Wet Ambulancezorg (TWAZ, ter vervanging van de WAV) per 1 januari 2013, met het doel om tot structurele wetgeving (een nieuwe WAZ) te komen per 1 januari De eerder voorgenomen nieuwe WAZ bleek qua ordeningsmodel strijdig met Europese regelgeving over de interne markt en aanbestedingsregels. Daarom is nu een tijdelijke oplossing aangedragen. In de TWAZ wijst de Minister van VWS voor een periode van 5 jaar ( ) per regio een vergunninghouder aan. In de regio ZHZ is die vergunning zoals gezegd aan de VR verleend. Het is nog de vraag onder welke omstandigheden de vergunning/aanwijzing na 1 januari 2018 zal worden verleend. 4

62 Zal de markt voor het ambulancevervoer dan opengesteld zijn voor ook buitenlandse private partijen, blijft het ambulancevervoer een publieke taak of wordt gekozen voor een mix van beide vormen? Wellicht wordt er in de toekomst een splitsing gemaakt tussen spoedvervoer (als publieke taak) en besteld vervoer (als een meer private/commerciële activiteit, een soort taxidienst). De verwachting is, zo blijkt mij uit de gesprekken, dat de druk van privatisering zal blijven of wellicht nog toenemen, maar dat in ieder geval het spoedvervoer (en wellicht ook het besteld vervoer dat daaraan gekoppeld is) een publieke taak blijft en dat de ambulancedienst waarschijnlijk ook na 2018 haar vergunning wel zal behouden. Maar in ieder geval zal ook de RAV na 2018, (nog) meer dan op dit moment, beoordeeld worden op een goede prijs/kwaliteitverhouding. Verder kan gewezen worden op de ontwikkelingen in de Wet op de Veiligheidsregio (WVR), de Wet Publieke Gezondheid (WPG), de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi), de Kwaliteitswet Zorginstellingen, de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, de Politiewet en dergelijke. Allereerst noemen we de WVR. Op dit moment gaat de WVR die vooral gericht is op het belang van een geïntegreerde crisisaanpak (van Politie/OB, BW, AZ e.d.), nog uit van 25 aparte veiligheidsregio s. Maar het is de vraag of dat zo blijft: er wordt al langer nagedacht over mogelijke verdere opschaling bijvoorbeeld van 25 naar 10 regio s, zoals de politieorganisatie inmiddels ook en nog verdergaand is opgeschaald. Inmiddels is de Wet GHOR opgegaan in de WVR. De organisatie en positie van de directeur van de geneeskundige hulp/ghor is nu op bepaalde aspecten geregeld in zowel de WVR als de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Bepaald is dat VR de deelnemende gemeenten kan verzoeken om de instelling en instandhouding van de GHOR te regelen via een GR (al dan niet binnen de VR). De Wet Publieke Gezondheid (WPG) geeft naast eisen ten aanzien van de GGD, inmiddels ook regels voor een directeur PG die leiding geeft aan zowel de GGD als de GHOR. De DPG moet aan zowel het bestuur van de GGD als het bestuur van de VR rapporteren en verantwoording afleggen. Ingeval de GHOR onderdeel uitmaakt van de GR VR en de GGD apart buiten de VR gepositioneerd is (zoals nu in de regio ZHZ), zal de directeur PG op het snijvlak (tussen twee domeinen) moeten opereren en verbindingen leggen. Ook de RAV beweegt zich min of meer op dit snijvlak en zal met het oog op een effectieve dienstverlening bij rampen/crises een goede verbinding met de GHOR moeten hebben (behouden). De WVR en de WPG spelen (naast de TWAZ) in dit onderzoek naar de positionering van de RAV de belangrijkste rol. Daarnaast dient ook rekening gehouden te worden met nog andere wetgeving zoals bijvoorbeeld de WTZi (voor de erkenning/toelating van zorgaanbieders), de Kwaliteitswet Zorginstellingen met eisen ten aanzien van kwaliteit en veiligheid van zorgverlening, of de aanpassingen in de Wet 5

63 Gemeenschappelijke Regelingen (met de keuzemogelijkheid voor een GRlight constructie). De WTZi stelt met name eisen ten aanzien van de bestuursstructuur en governance (een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling, onafhankelijk intern toezicht e.d.), de bedrijfsvoering (o.a. de financiële administratie) en de jaarverantwoording. De kwaliteitswet legt de nadruk op verantwoorde zorg (patiëntgerichte zorg, professionele inzet van mensen en middelen e.d.). Daarbij zien we onder andere dat de Inspectie meer en meer druk legt op een verdere professionalisering van de meldkamer 7. De (wisselende) politieke voorkeuren maken de toekomst nog erg onzeker: al dan niet ruimte geven aan (meer) concurrentie/markt, de mogelijke keuze voor en vormgeving/invulling van opschaling (van de VR, de AZ,..), de druk op concentratie van spoedeisende hulp, de verdere ontwikkeling van de witte kolom, et cetera. 2.2 De (Europese) aanbestedingsregels Ook op dit gebied doen zich momenteel (nog) veel vragen en onduidelijkheden voor 8. In hoeverre staat de keuze voor regionale monopolisten (zoals bijvoorbeeld RAV s) op gespannen voet met het vrije verkeer in Europa? Zijn vergunningen voor onbepaalde tijd (en aan bestaande aanbieders) nog acceptabel, en onder welke condities dan? Het lijkt erop, zoals hierboven al eerder is geconstateerd, dat een vergunning ook in de toekomst wel bij de RAV zal blijven wanneer/mits de aanbieder onder de directe invloed/controle van de overheid (in dit geval de GR) valt. Maar met zekerheid valt dat nog niet te zeggen. Het aanwijzen van een private partij/privaatrechtelijke onderneming (zoals een RAV als BV) voor onbepaalde tijd, lijkt in de toekomst bij geen enkele variant meer haalbaar 9. Er komt ongetwijfeld een zekere ruimte voor (ook private) nieuwkomers, wellicht op onderdelen van het ambulancevervoer zoals besteld vervoer. Zo mag de AZ (waarschijnlijk) ook niet als Niet Economische Dienst van Algemeen Belang (NEDAP) beschouwd worden: de AZ wordt zoals het er nu naar uit ziet, gezien als een economische activiteit 10. Slechts indien sprake is van ambulancezorg als overheidsuitvoering (bijvoorbeeld opgehangen onder een GR), zal de AZ geen last van Europese aanbestedingsregelgeving hebben. Er dient derhalve gezocht te worden naar een ordening die voldoende Europaproof is. Daarover bestaat nog veel onduidelijkheid. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de AZN zelf mogelijke opties voor de toekomst van de 7 Kwaliteitswet, Nota verantwoorde Zorg 8 Vergelijk bijvoorbeeld de verschillende notities/memo s van advocatenbureaus AKD en PK hierover. 9 Zie o.a. de VWS notitie Juridische aspecten ambulancemodellen, 12 maart VWS notitie, pagina 3 e.v. 6

64 ambulancezorg ter beoordeling/europeesrechtelijke toetsing gaat voorleggen aan een aantal deskundigen Het bestuurlijk belang (de argumentatie) van de VR In geval van rampen en crisissituaties in de regio zijn opschaling en integratie hard nodig. Het is begrijpelijk dat de VR in die situaties de algehele regie wil voeren (grip moet houden, alles in één hand wil hebben, een integrale benadering kiest) en de kracht (voordelen) van het netwerk wil benutten, onder andere via de GHOR. Dat duldt geen verbrokkeling/versnippering van (verantwoordelijkheden voor, inzet van) activiteiten op het gebied van veiligheid en gezondheid. Daar staat tegenover (en dit argument wordt in vrijwel alle gesprekken naar voren gebracht) dat zich jaarlijks slechts enkele incidenten voordoen die om die bundeling van inzet vragen (in 2013 bijvoorbeeld ging het slechts om 2,4%). Minimaal 90 tot 95% van de activiteiten van de RAV bestaat uit gewone/reguliere uitvoeringsactiviteiten. Andere argumenten die met name binnen de VR worden genoemd, voor de ophanging van de RAV onder de VR zijn : de betere aansluiting bij de eerstelijnszorg/het huisartsennetwerk via de GHOR, de samenwerking met de MK en een mogelijk bredere inzet van vervoersmogelijkheden (en aanvullende handelingen zoals het takelen van patiënten) middels samenwerking met de Brandweer (BW). De synergievoordelen (in de bedrijfsvoering) met de BW blijken te verwaarlozen, ook omdat bepaalde ondersteunende functies zoals ict al door het SCD aan de RAV geleverd worden. Bovendien dient hierbij overwogen te worden dat ook de VR zelf op dit moment intern nog orde op zaken aan het stellen is (middels enkele externe adviseurs; o.a. een oplossing zoeken voor de versnippering van de controlfuncties en de VR beter in control brengen) en bezig is nadere keuzen te maken inzake haar identiteit, doelgroepen, een effectieve BW-organisatie (met bezuinigingen), een betere interne bedrijfsvoering, het integreren van vastgoed (zoals BW-kazernes), de inrichting van ICT en verdergaande vormen van standaardisering. Het is nog een vraag hoe een meer eigenstandig bedrijf als de RAV bij deze ontwikkelingen past en op een goede manier binnen de VR gepositioneerd/geïntegreerd kan worden. Voor ligt zoals gezegd ook de keuze of de ambulancezorg in de toekomst nog als publieke dienst moet worden opgevat (met de vraag: hoe aansluiting vinden/houden sluit aan bij de Wet PG?) of dient te worden geprivatiseerd. Met andere woorden: moet bij de keuze de prioriteit worden gelegd bij een koppeling tussen openbaar bestuur en ambulancezorg of ambulancezorg en markt. 11 Visiedocument De meldkamer ambulancezorg in ontwikkeling, AZN, versie 24 februari

65 En bij de positionering van de AZ moet rekening worden gehouden met de eisen van zowel een adequate (integrale) crisisbestrijding (in die gevallen dat het nodig is) als een professionele zorgverlener. Daarbij dient ook en in toenemende mate 12 - rekening gehouden te worden met de eisen die (door de WAZ en met name de Inspectie) aan de MK (die hiërarchisch onder de VR en operationeel onder de RAV valt) worden gesteld: de inzet en expertise van de verpleegkundige centrale-medewerkers (centralisten), de eindverantwoordelijkheid van de medisch manager van de RAV. De kwaliteit van de verpleegkundig centralisten op de MK valt onder de verantwoordelijkheid van de medisch manager en de eindverantwoordelijkheid is belegd bij de leiding van de RAV. Bij al deze overwegingen kunnen zich mogelijk ook verschillen in opvattingen/belangen voordoen tussen burgemeesters (die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de veiligheid) en wethouders met de portefeuille gezondheid. 2.4 De functie van de GHOR De GHOR is verantwoordelijk voor de aansturing/regie en coördinatie van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen, rampen/crises binnen de regio, en heeft daartoe contacten met diverse hulp/zorgverleners. De GHOR opereert als netwerkorganisatie tussen de gezondheidszorg, het openbaar bestuur en de veiligheid, met een schakelfunctie tussen geneeskundige hulp en veiligheidsdiensten (BW, Politie, Gemeenten). Dat betekent dat de GHOR organisatorisch gekoppeld zou kunnen zijn aan bijvoorbeeld de GGD (ook gezien de verantwoordelijkheid van de directeur Publieke Gezondheid conform de WPG), maar net zo goed opgehangen binnen de VR (vanwege de coördinerende rol/regiefunctie bij crises). Voor beide vormen van positionering zijn argumenten te vinden 13. Ophanging van de GHOR in de regio ZHZ onder de VR (zoals nu het geval is) past bij de gedachte (en de intentie) van de VR om bij crisisbestrijding via de GHOR het netwerk van de gezondheidszorg optimaal te benutten. Aan de andere kant voelt de GHOR zich vooral verwant met de witte kolom en ligt een zekere koppeling aan de DG&J/RAV voor de hand. Ook kan de wat meer ambtelijke cultuur binnen de VR minder passen bij organisaties die zich verder willen professionaliseren en innoveren. Dat blijkt ook voor de GHOR een dilemma. Verder bestaat er geen duidelijk aantoonbare synergie tussen de GHOR (als overkoepelende, beleidsgerichte netwerkorganisatie die het vooral van beleidsfunctionarissen/ denkkracht moet hebben) en uitvoeringsorganisaties als de BW of de RAV (met minder overhead/staf en meer doe-kracht ). Wat dat betreft zal een eventuele samenwerking binnen de VR volgens mij niet tot 12 Vergelijk ook het reeds genoemde visiedocument van AZN d.d. 24 februari Zie ook het eerste concept van de Strategische agenda Publieke gezondheid(szorg) en Veiligheid, opgesteld door de DPG en de directeur VR ZHZ; en het rapport Publieke gezondheid en Veiligheid verbonden, GGD en GHOR Nederland,

66 substantiële synergetische voordelen (in de zin van: clustering van functies, besparing van overheadkosten e.d.) leiden. 2.5 De mogelijke toekomst van de DG&J Bij de Dienst Gezondheid en Jeugd is inmiddels een interim-bestuurder aangetrokken die met name de interne bedrijfsvoering op orde moet brengen. Er bestaat ook bij het Bestuur van DG&J grote behoefte aan meer transparantie, meer zicht op de financiële bedrijfsvoering. Er dient gewerkt te worden aan beeldvorming en een beter imago van de Dienst. Daarvoor is ook een cultuuromslag nodig. Bovendien is de herpositionering van de Jeugdzorg binnen de dienst aan de orde, wellicht te organiseren via een afzonderlijke unit met een rechtstreekse verantwoording aan het Bestuur. Bij de DG&J wordt als het gaat om oplossingen, vooralsnog eerder gedacht aan de verbetering en de onderlinge afstemming van bedrijfsprocessen en samenwerking via netwerkconstructies dan aan structuuroplossingen zoals fusies of andere vaste verbanden van grootschaligheid. Het regio-denken blijft uitgangspunt. Als voordeel van een zekere kleinschaligheid wordt o.a. de betrokkenheid van de betreffende gemeenten gezien (zich eigenaar voelen van de betreffende activiteiten). Ook de RAV zou binnen een dergelijk netwerkverband als meer of minder eigenstandige eenheid kunnen (blijven) functioneren. De huidige intenties en ontwikkelingen bij de DG&J sluiten vooralsnog niet uit dat de RAV (wellicht voorlopig nog) onder de GR DG&J gepositioneerd blijft. 2.6 Het belang (de argumentatie) van de RAV Na de interne reorganisatie van de RAV waarbij een interim-manager in de periode 2011 tot begin 2014 intern orde op zaken heeft gesteld 14, leidend tot meer zakelijkheid en transparantie, richt de RAV zich nu op een verdere professionalisering van zijn dienstverlening. Het terugdraaien van de overdracht naar de VR begin dit jaar 15, heeft weliswaar tot onrust en een zekere verontwaardiging/wrevel onder het personeel van de RAV geleid (onder andere ten aanzien van het eigen management), maar er is nu zo is mij gebleken vertrouwen in de nieuwe ingezette koers. Wel dient de definitieve keuze voor overheveling/ophanging met het oog op voldoende draagvlak van de professionals/medewerkers van de RAV zelf goed onderbouwd te worden. Gezien de veranderende zorgvraag (behoefte aan maatwerk, toenemende zorgdifferentiatie e.d.) en de toenemende druk vooral met het oog op de 14 De organisatie bleek teveel intern gericht, te weinig transparant (met vragen over integriteit (betreffende toelages, gebruik auto s/laptops, honorering nevenfuncties e.d.); vandaar de opdracht aan de interim-manager tot een dossieronderzoek), met onvoldoende kritisch vermogen om elkaar te corrigeren en te weinig doorstroming in de top. 15 Zie ook de eerder genoemde berichtgeving daarover naar de bonden, d.d. 24 maart

67 vergunningverlening na 1 januari 2018 om een goede (de beste) prijs/kwaliteit prestatie te leveren, zoekt de RAV begrijpelijkerwijs naar een versterking van zijn positie in de witte kolom (zoals: meer samenwerking met eerstelijns zorgaanbieders, een snellere uitwisseling van gegevens (kortere kanalen), een betere inzet van artsen/verpleegkundigen e.d.). Centrale vraag daarbij is hoe de RAV de beste kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten kan leveren en in de toekomst met name de aanbieder van het spoedvervoer kan blijven. Daarbij vraagt de RAV zich in toenemende mate af in hoeverre een positionering binnen de VR voor de hand ligt of juist belemmerend gaat werken voor de noodzakelijke verdere ontwikkeling. Er zijn weliswaar voordelen denkbaar in termen van samenwerking, afstemming en personele inzet/uitwisseling (met GHOR, MK, BW e.d.) en wellicht synergievoordelen bij huisvesting. Maar het is de (volgens mij terechte) vraag of dat veel (inhoudelijke) meerwaarde voor partijen oplevert. Bovendien: in hoeverre is er bij de gemeenten en in het bestuur van de VR daadwerkelijk interesse voor (en kennis ten aanzien van) het onderdeel ambulancevervoer dat op een andere wijze, namelijk via de zorgverzekeraar gefinancierd wordt en door de ZV en de inspectie gecontroleerd op kwaliteit en veiligheid, zo vraagt de RAV zich af. Bij de RAV wordt (wellicht te) veel nadruk gelegd op de eigenheid van de ambulancedienst: de eigen financieringsvorm (via de zorgverzekeraar), de uitvoeringsgerichtheid, de specifieke expertise, de witte cultuur (de ambulancezorg is naar eigen zeggen minstens 95% wit-gerelateerd) versus de rode cultuur, het gezondheidsdenken versus het veiligheidsdenken, of de specifieke rol van de medisch manager ambulancezorg (de MMA) (de splitsing tussen de verantwoordelijkheden van het bestuur van de RAV en die van de medisch manager ambulancezorg (MMA): bestuurlijke versus medischinhoudelijke taken). Een andere punt van overweging is de governance. Van belang is een zodanige inrichting van de RAV binnen de VR te vinden dat die voldoende governance-proof is. Gedacht kan worden aan kwesties als: hoe en op basis van welke belangen/criteria/keuzen wordt de RAV binnen de VR aangestuurd?, hoe wordt het toezicht op de RAV vanuit het VR-Bestuur ingevuld?, hoeveel ruimte komt er binnen de meer ambtelijke/bureaucratische cultuur van de VR voor het ondernemerschap bij de RAV?, hoe worden de relatie en de bevoegdhedenverdeling tussen de leiding van de RAV en de directeur van de VR precies ingevuld?, hoe wordt gezorgd voor voldoende managementinformatie, transparantie en verantwoording over en weer, vooral nu op dit moment nog gewerkt wordt aan het verder verbeteren van de control-functie binnen de VR? Het is begrijpelijk dat de RAV voldoende mandaat vraagt om een zekere eigen koers te varen en dat het bestuur van de VR daarbij voldoende controle-mogelijkheden wil hebben. Maar de eerdere invulling van de BV zoals 10

68 die blijkt uit de akte van oprichting 16, kan gemakkelijk het beeld versterken dat vooral de VR de regie wil voeren en op directieniveau niet veel beleidsruimte toelaat. 2.7 Het belang en de verdere ontwikkeling van de witte kolom In de zorg vinden veel ontwikkelingen plaats die relevant zijn voor de setting, positionering en inrichting van de ambulancezorg 17 : mogelijke opschaling van de ambulancezorg naar één landelijke koepelorganisatie 18, concentraties in het ambulancevervoer, verdere samenwerking/fusies tussen partijen (RAV s, GGD s, ) en in de keten, nieuwe hulpvragen en hulpmiddelen et cetera. Voor veel zorgaanbieders staat het belang van hun positie in de witte kolom centraal. Zo zou een positionering van de RAV binnen de VR alleen vanwege de 5%-crisisbestrijding, onvoldoende recht doen aan dat belang. Uit mijn gesprekken in het veld van de ambulancezorg maak ik op dat de meest voor de hand liggende ontwikkeling de wat ik zou noemen zekere verbreding met vooral verdieping is: een zekere opschaling/verbreding van de RAV (via samenwerking/fusie) in de eigen omgeving, maar vooral een verdere verdieping/differentiatie (via strategische netwerken) van het aanbod vanuit de regio. Vanwege de ontwikkelingen in de zorg zijn derhalve met name ook de samenwerkingsverbanden van belang voor de RAV, zoals de samenwerking en informatie-uitwisseling binnen de branchevereniging AZN, het regionaal overleg acute zorg via de ROAZ of de samenwerking tussen kleinere RAV s (zoals bijvoorbeeld de gezamenlijke inkoop door met name particuliere aanbieders in Axira-verband). De zorg bevindt zich in een periode van grote transities. Dat maakt het lastig om de positionering van de RAV nu al en wellicht onomkeerbaar te regelen. Er bestaan nog veel onzekerheden/discussies 19 over bijvoorbeeld: De verdere opschaling van de ambulancezorg: van 25 naar 10 en wellicht op den duur naar één organisatie in Nederland?, in de vorm van een ZBO? De RAV ZHZ is nu in ieder geval te klein om op termijn zelfstandig door te kunnen gaan. De toekomstige/gewenste inrichting van de zorgketen/acute zorg: de mogelijkheden van verbreding en verdieping, de veranderende zorgvraag die steeds complexer wordt, de vraag wie de gesprekspartner van wie wordt en hoe die relatie wordt geregeld, meer samenwerking/concentraties en geïntegreerde dienstverlening? De toekomstige vormgeving/inrichting van de (Landelijke) Meldkamerorganisatie (LMO), de Meldkamer van de Toekomst (MvdT, onderdeel van 16 Akte van oprichting van de B.V. RAV ZHZ d.d. 9 december 2013; zie de invulling van het bestuur/de directeur-bestuurder (bestaande uit de directeur van de VR plus?) en de RvC (4 leden van het DB van de VR, plus?), hoofdstukken 6 en 7 17 Zie o.a. eerdergenoemd Visiedocument van AZN 18 AZN heeft een eigen cao voor de sector (looptijd ) 19 Zie onder andere: Visiedocument AZN d.d. 24 februari 2014, en Notitie VWS d.d. 12 maart

69 de GMK met Politie, BW, AZ), met de vraag welke knip daarin gemaakt wordt. De vergunning van VWS na 1 januari Per vervalt de huidige aanwijzing (de RAV per regio als enige aanbieder). Daarna komt er nieuwe wetgeving en kan de RAV zijn monopolie-positie kwijt raken. 2.8 De eisen van VWS/Inspectie en Zorgverzekeraar Het Ministerie van VWS wijst de vergunninghouder aan: dat is momenteel, vooruitlopend op de feitelijke overdracht van de RAV naar de VR) in formele zin de VR ZHZ (in plaats van de DG&J) ten behoeve van de RAV. De DG&J is in de huidige overgangsperiode (tot de feitelijke overdracht) nog wel de uitvoerder van de vergunning 20. De RAV zelf wordt aangesproken op de kwaliteit en de veiligheid van de dienstverlening. VWS ziet voorlopig nog geen problemen wat betreft de wildgroei van de positionering van de RAV s in de verschillende regio s 21. VWS heeft nog weinig ervaring met slecht functionerende AD s. Er zijn bovendien nog geen kwaliteitsverschillen geconstateerd tussen publieke en private AD s. Daarom ook is er (nog) geen reden om in te grijpen. In principe stelt VWS geen organisatie-eisen (geen eisen ten aanzien van een bepaalde rechtsvorm of positionering), maar beperkt zij zich tot de kwaliteitseisen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg/IGZ stelt eveneens eisen aan de kwaliteit/veiligheid van de ambulancezorg. Uitgangspunt daarbij is het toezichtkader 22. De ambulancedienst moet o.a. voldoen aan/rapporteren conform het Veiligheid Management Systeem en daarbij de risico s aangeven. De KW en de nota verantwoorde zorg stellen medisch-inhoudelijke eisen (ook van belang voor de MMA), professionele standaarden voor de MK (o.a. eisen t.a.v. gecertificeerde witte centralisten die onder de verantwoordelijkheid vallen van de MMA), eisen aan de beschikbaarheid van het vervoer en de aanrijtijden ( op tijd komen ). Maar de inspectie beoordeelt de RAV ook op voldoende financiële weerbaarheid en continuïteit (op basis van het risicoprofiel, de accountantsverklaring e.d.), klachtenprocedure, patiënttevredenheid en dergelijke. De Zorgverzekeraar bepaalt de grootte van het budget van de RAV op basis van de rapportages en financiële verantwoording. Bij RAV ZHZ gaat het om een door de ziektekostenverzekeraars jaarlijks uitgekeerd bedrag van circa 15 miljoen Euro. Gelet wordt op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en de transparantie en efficiency van de bedrijfsvoering. De ZV beoordeelt het functioneren van de RAV op basis van de volgende criteria (waarbij de RAV ZHZ de laatste jaren (met name na de herstructurering/cultuurverandering) een positieve beoordeling krijgt): - de ( harde ) kwaliteitsnormen (zoals de 15 minuten aanrijtijd, de 95% spoedgevallen e.d.) 20 Via een tijdelijke overeenkomst/sla met de VR ZHZ 21 Allerlei ontwikkelingen en constructies 22 Toezichtkader: bestuurlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit en veiligheid, IGZ/VWS, Utrecht, april

70 - een efficiënte bedrijfsvoering en organisatie (benchmarking van kosten/prestatie, minimaliseren kosten van overhead/huisvesting e.d.) - voldoende financiële buffer/continuïteit/rak-positie (de RAV ZHZ staat er financieel goed voor; aandachtspunt: voorkomen dat de financiële buffer van de RAV ZHZ voor andere doeleinden wordt gebruikt/opgeëist; eventuele risico s (zoals frictiekosten of overgangsregelingen/arbeidsvoorwaarden beoordelen op financiële draagkracht ) - een zekere zelfstandigheid/standalone positie (voorkeur voor eigen begroting, voorkomen weglekken zorggelden, beoordelen benutting (nut/noodzaak) van de 2,75% vrije marge gelden in het afgesproken budget) - de governance/transparantie (één aanspreekpunt (daarom minder enthousiast over een coöperatief model), zicht op doorbelastingen en dergelijke. Ook de zorgverzekeraar heeft geen duidelijke voorkeur voor een rechtsvorm of wijze van positionering van de RAV. Wel zal de ZV bij publieke organisaties vooral letten op de efficiency van de bedrijfsvoering (de kosten) en bij particuliere organisaties eerder op het niet weglekken/wegsluizen van gelden. Naast VWS, Inspectie en Zorgverzekeraars, noemen we hier nog de NZa die de verantwoordelijkheid voor de beleidsregels voor en de controle op de zorgaanbieders en zorgverzekeraars heeft. Het is hierbij trouwens de vraag of op basis van het recente rapport van de commissie Borstlap 23 deze dubbelfunctie van de NZa nog lang gehandhaafd zal blijven. 2.9 De contractuele verplichtingen richting SCD Bij een mogelijke overheveling van de RAV naar de VR van ZHZ zal met name het dienstverleningscontract met het Service Centrum Drechtsteden (SCD) bekeken moeten worden. Dat contract regelt de verplichte afname van diensten als salarisadministratie, financiën, inkoop, ict en juridisch advies bij het SCD. Eind 2013 heeft DG&J/RAV opnieuw een overeenkomst met SCD gesloten 24, gericht op de dienstverlening van SCD aan RAV na de toen beoogde verzelfstandiging van de RAV (als rechtspersoon) per 1 januari Dit contract roept wel enkele vragen op zoals: wat is de geldigheid ervan nu de BV-vorming niet is doorgegaan (gezien overweging c en artikel 12.1a)?, hoe moeten de vrijwaringsbepalingen worden uitgelegd nu de BVvorming niet is doorgegaan maar de BV ook nog niet is ontbonden 25?, hoe wordt de looptijd van 8 jaar in perioden vorm/invulling gegeven (de zogenoemde 4 plus afspraak)?, hoe helder (en wellicht onderhandelbaar) zijn de condities voor het tussentijds opzeggen van het contract (de 23 Bortslap H., Van der Meer Mohr P.F.M. & Smits L.J.E., Het rapport van de Onderzoekscommissie intern functioneren NZa, Ministerie VWS, Contract nieuwe dienstverleningsrelatie tussen SCD en RAV, getekend op Zie verder mijn opmerkingen onder 2.10 en 3c in dit advies 13

71 frictiekosten)?, zijn de artikelen hier en daar niet teveel ten faveure van SCD uit te leggen (zoals de mogelijkheid voor SCD tot bijstelling van tarief of doorberekening van extra kosten)? Vooral artikel 11, leden 1 en 2, van de overeenkomst tot inbreng van activa en passiva tussen DG&J en RAV 26 (met het oog op de verzelfstandiging van de RAV als vennootschap binnen de VR), roept de vraag op wie ingeval van een andere vorm van overheveling zoals nu voorgesteld, aansprakelijk zal blijven voor het niet nakomen van de verplichtingen jegens SCD. Afkopen van het contract met SCD zal conform de afgesproken t+2 formule (het jaarlijks basisbedrag plus twee termijnen) naar schatting 1,5 miljoen Euro plus BTW gaan kosten. De VR zal ongetwijfeld blijven inzetten op het schuldenvrij overgaan van de RAV naar de VR (waarbij de restschuld bij de DG&J blijft), maar het is de vraag of de VR deze frictiekosten kan verhalen op de DG&J (wat voor deze dienst een worst case scenario zal zijn) of zelf de kosten zal moeten betalen. Het risico voor de VR blijft bestaan, ook al zal de VR kunnen aansturen op het betalen van de kosten door (en uit de financiële buffer van) de RAV. Deze laatste optie zal op haar beurt weer kritisch beoordeeld worden door de zorgverzekeraar. De t+2 formule roept overigens ook vragen op: ware het niet beter/logischer geweest om gedurende de periode/looptijd van 8 jaar een jaarlijkse afname van de frictiekosten met 1/8 e overeen te komen? Er kunnen al met al vragen worden gesteld bij de onderhandelingen. Er had wellicht door DG&J/RAV een beter onderhandelingsresultaat kunnen worden geboekt. En ook bij de onderhandelingen zelf zijn betrokken partijen mijns inziens teveel uitgegaan van what s in it for me? dan van wat dient het algemeen publiek belang?. Ook bestaan er grote twijfels over de mogelijkheid tot overdracht van het alleenrecht (het uitsluitend recht conform artikel 2.24a van de Aanbestedingswet) aan de VR 27. Zoals ik het nu kan beoordelen zal dat niet mogelijk blijken, ook al omdat dat strijdig is met het eerdere besluit van de VR om het eigen contract met SCD op te zeggen, en de VR inmiddels een eigen marktverkenning heeft gedaan. Bovendien zal daartoe het GR-reglement van de VR moeten worden aangepast, waarbij aan de GR VRZHZ expliciet de bevoegdheid tot toepassing van het alleenrecht wordt toegekend. Een alleenrecht geeft een extra waarborg tegen verplichte aanbesteding. Het niet krijgen van het alleenrecht hoeft op zichzelf niet tot problemen te leiden (op een vooraankondiging is tot nu toe geen reactie gekomen), maar het risico van stil houden blijft. Daarom valt te verwachten dat SCD in dat geval het dienstverleningscontract opnieuw met de VR wil bespreken (en 26 Overeenkomst tot inbreng van activa en passiva tussen DG&J en RAV, AKD, januari In het eerdere contract van DG&J met SCD is via een vooraankondiging geprobeerd het risico van aanvechting te minimaliseren. Verder regelt het contract dat de BV (waarvan de vorming niet is doorgezet, maar die op dit moment ook nog niet ontbonden is) zowel DG&J als VR ZHZ vrijwaart voor eventuele schade bij onterechte toepassing van het alleenrecht. En de BV (via een separate overeenkomst tussen RAV en SCD, overgenomen door de BV) garandeert volledige nakoming van het contract en vrijwaart DG&J en VR ZHZ voor eventuele schade. 14

72 openbreken of beter vastleggen) en wellicht extra garanties of hogere tarieven eist. De VR heeft zoals gezegd enkele jaren geleden het eigen contract met SCD opgezegd. Het SCD biedt één totaalpakket, terwijl niet alle diensten van belang zijn voor de VR zelf. Bovendien zijn de besparingen (en de terugverdientijd) van het zelf (van financiën, ict, P&O e.d.) vergeleken met de frictiekosten en valt de vergelijking niet erg ongunstig uit. In de onderhandelingen met SCD kan, zo is toen gebleken, ook gekeken worden of bepaalde medewerkers van SCD overgenomen kunnen worden door de VR. Bij overname van RAV door VR moet de VR de verplichtingen met SCD nakomen. Over de risico s daarvan en de frictiekosten (bij het tussentijds opzeggen van het contract) bestaat opvallend genoeg nog steeds veel onduidelijkheid: nader vastleggen? exclusief op RAV laten rusten? En in de komende jaren nader kiezen: (blijven) uitbesteden aan SCD of zelf doen? Eerder al is de P&O-functie overgegaan naar de RAV. Maar bijvoorbeeld ICT zelf doen levert ook risico s op. En wat is het uitgangspunt: SCD ten behoeve van het algemeen belang of redenaties in termen van what s in it for me? Vanuit een wij gevoel zou het SCD ook pro-actief veel voor de GR-en kunnen betekenen. Zoals bij de juridische advisering: effecten van wettelijke regelingen zoals de VpB, 2.10 Mogelijke andere risico s Mogelijke andere risico s bij de overheveling zouden nog kunnen zijn: andere verplichtingen/contracten, veranderende wetgeving (zoals de BTW-verplichting) en ook de overlegprocedure met de medezeggenschap. Gedacht kan worden aan het dienstverleningscontract van de RAV met de VR/BW inzake het onderhoud van de voertuigen. Of de deelname van RAV in het zogenoemde Axira-verband (dat vooral kleine / vaak geprivatiseerde ambulancediensten verbindt). Wat dit laatste betreft: de RAV ZHZ doet weliswaar ook mee als partner in het Axiraverband, maar een eventueel uittreden daaruit zal naar mijn inschatting weinig gevolgen voor de RAV hebben. Van groter belang zijn echter de mogelijk belastingtechnische zaken en complicaties. - Zo ligt de vraag voor hoe de Belastingdienst de waarde van het dienstonderdeel RAV en de mogelijke overdrachtsbelasting 28 bij de overheveling, de feitelijke overdracht naar de VR zal beoordelen. - Ook bestaan er vragen ten aanzien van de nog bestaande (weliswaar lege ) BV Vergelijk wat eerder hierover is gesteld in een brief van Deloitte Belastingadviseurs d.d. 2 september 2013 en een brief van het SCD aan de Belastingdienst d.d. 4 november De BV in oprichting is ingeschreven in het Handelsregister/KvK op 1 oktober 2013, de oprichting is goedgekeurd door gedeputeerde staten ZH op 25 oktober 2013 en de BV is daadwerkelijk opgericht (inclusief de benoeming van Bestuur en RvC) door het DB van DG&J op 9 december

73 Hoe zal de Belastingdienst de opgerichte en nog niet ontbonden BV uiteindelijk beoordelen, vooral nu de BV ook voorlopig nog niet ontbonden is? Het verdient derhalve aanbeveling om (extra) te checken of de BV, ook al is de BV leeg gebleven, belastingtechnisch niet hoeft af te rekenen 30. Trouwens, in hoeverre is de BV nog gehouden aan andere verplichtingen (zoals de indiening van jaarstukken?; en wie neemt de verantwoordelijkheid tot daadwerkelijke ontbinding van de BV? Uit de statuten van de BV 31 blijkt dat er een opdracht tot ontbinding nodig is van de algemene vergadering van aandeelhouders. - En, wat zijn de mogelijke effecten van de nieuwe VpB wetgeving, de BTW-plicht voor overheidsdiensten, de doorbelastingen waarbij bijvoorbeeld ook SCD als marktpartij zal worden beschouwd 32, of de nieuwe werkkostenregeling? Verder zijn er nog de afspraken met de vakbonden/medezeggenschap. Bij de eerder voorgenomen overdracht van de RAV als B.V. naar de VR is met de OR en de vakbonden overeengekomen dat het personeel van de RAV aangesloten blijft bij het ABP. Onder die voorwaarde is eind 2013 door de OR een positief advies over de overdracht gegeven. Toen de toetreding tot het ABP begin 2014 toch niet mogelijk bleek (de RAV als privaatrechtelijke onderneming dient toe te treden tot het PFZW; hetgeen trouwens geen verrassing mag zijn als we de ervaringen in andere regio s in ogenschouw nemen), is besloten om het personeel met terugwerkende kracht (opnieuw) aan te stellen bij de DG&J door intrekking van de eind 2013 genomen ontslagbesluiten, en daarna de BV zo spoedig mogelijk te ontbinden. Nu wordt er door partijen vanuit gegaan dat deze conditie (bij het ABP blijven) niet meer ter discussie komt te staan. Ingeval besloten wordt tot het alsnog overhevelen van de RAV als diensteenheid naar de VR, zal er opnieuw een adviesaanvraag bij de medezeggenschap 33 moeten worden voorgelegd. Dan zal er ongetwijfeld meer onderbouwing van het voorgenomen besluit en zullen er misschien ook meer zekerheden (wellicht ook door de vakbonden) worden gevraagd, over de arbeidsvoorwaarden van de RAV-medewerkers binnen de VR, het al dan niet harmoniseren (van onderdelen) daarvan, toekomstige integraties van bedrijfsbureaufuncties et cetera. 30 Zoals eerder blijkbaar is toegezegd door de Belastingdienst in een brief aan de RAV (toen er nog vanuit werd gegaan dat de BV weer zo spoedig mogelijk ontbonden zou worden). 31 Conform artikel van de Statuten van de BV heeft de AVA de bevoegdheid de BV te ontbinden. 32 Wat betreft vrijstelling belastingplicht activiteiten SCD, zie o.a. de eerdere brief van de belastingdienst aan de SCD op 20 september Inmiddels zijn beide betreffende OR-en (van DG&J en RAV) in een soort gentleman agreement overeengekomen dat bij deze beoogde overheveling alleen de OR van RAV adviseert. 16

74 3. Conclusies en advies inzake de overheveling Bovenstaande inventarisatie (van feitelijke gegevens, argumenten en opvattingen) en overwegingen op basis van circa 30 gesprekken en diverse documenten, doen mij bij de advisering inzake de overheveling van de RAV het volgende concluderen. a) De beoogde overdracht van de RAV naar de VR is in ieder geval tot nu toe volstrekt onvoldoende inhoudelijk onderbouwd, met name als het gaat om de functie van de ambulancedienst. Het ontbreken van de meer inhoudelijke discussie (en onderbouwing van het besluit) werkt in bepaalde opzichten en in toenemende mate belemmerend voor het proces (met name het draagvlak). De ambulancedienst staat voor de opgaaf haar inhoudelijke kwaliteit verder te verbeteren, haar netwerk in de witte kolom te versterken en een eigen (publieke) identiteit te hebben. Het is zeer de vraag of die opgaaf past bij een positionering binnen de VR. Ook over de wijze van positionering van de RAV binnen de GR VR en de mogelijke effecten en risico s is onvoldoende nagedacht. En uit mijn onderzoek blijkt dat er weinig/geen synergetische voordelen te verwachten zijn tussen de RAV en de BW en GHOR. Diverse, meer technische deelaspecten zijn uitgewerkt, maar een samenhangende visie ontbreekt. Ook het eerdere Advies Positionering RAV 34 biedt een weinig inhoudelijke argumentatie voor de overheveling. Het Advies gaat vooral in op de vraag of de RAV als zelfstandige productgroep dan wel als B.V. onder de GR VRZHZ gepositioneerd dient te worden. En wat betreft de mogelijke risico s inzake het contract met het SCD (de verlenging, inclusief het uitsluitend recht), wordt geadviseerd om de risico s voor de VR te beperken door een vooraankondiging en het belasten van de RAV (bij voorkeur als BV) met de eventuele consequenties (zoals mogelijke frictiekosten, mijn toevoeging). De besluitvorming over de overheveling is, zo is mij gebleken, teveel van bovenaf (vanuit de besturen van de beide GR-en, als bestuurlijke beslissing) gedicteerd, en te weinig in overleg met bijvoorbeeld de RAV zelf. Daardoor lijkt het besluit teveel gebaseerd geweest op belangen en (eerdere) beelden (zoals: de DG&J is niet op orde, de RAV moet strakker aangestuurd worden, de VR moet meer body krijgen e.d.) in plaats van inhoudelijke meerwaarde. Er zijn door betrokken partijen ook door het management van de RAV verkeerde inschattingen gemaakt die uiteindelijk tot het terugdraaien van de beslissing en daarmee tot een zekere verontwaardiging onder het personeel van de RAV hebben geleid. Ook is te weinig gekeken naar en geleerd van de ontwikkelingen en ervaringen van RAV s in andere regio s. Als wél naar andere regio s was gekeken, dan had een belangrijk obstakel zoals de overgang naar een ander pensioenfonds voorzien kunnen worden. 34 De notitie van FvA aan de Stuurgroep RAV op 26 maart

75 In de besluitvorming is onvoldoende overwogen hoe de witte kolom zich ontwikkelt en wat dat voor de RAV met het oog op het publieke belang daarvan mogelijkerwijs gaat betekenen. De opvattingen en inschattingen over (de toekomst van) de witte kolom zijn weliswaar niet eenduidig, maar wijzen wel in de bepaalde richting: meer differentiatie in de zorg, aansluiting zoeken bij de eerstelijns zorg, strengere eisen ten aanzien van de meldkamer ambulancezorg en dergelijke. Deze tendens leidt, zo bleek mij ook in de gesprekken met RAV-directeuren in andere regio s tot diverse argumenten om juist niet overgeheveld te worden naar de VR maar vooral aansluiting te zoeken binnen de witte kolom en/of in de zorgketen (bijvoorbeeld met andere RAV s, met ziekenhuizen/traumacentra). Ook de teveel versnipperde advisering op deelaspecten is mijns inziens ten koste gegaan van de samenhang. Voor elk deelaspect is technisch gezien vaak wel een oplossing te vinden, maar een duurzame oplossing gedijt alleen bij een samenhangend advies waarin niet alleen technische vraagstukken maar ook sociaal-organisatorische overwegingen (zoals bestuurlijke verhoudingen, culturele verschillen, professionele inbreng, draagvlak e.d.) aan de orde worden gesteld. Bovendien: ook ten aanzien van de technische aspecten (zoals aanbestedingsmogelijkheden of contracten) wordt door adviseurs uiteenlopend geadviseerd 35, mede omdat veel zaken nog onduidelijk zijn. Zo is er ook op dit moment nog onvoldoende zicht op de uitkomst van bepaalde ontwikkelingen (zoals de Europese aanbesteding, de politieke voorkeur voor marktwerking, de toekomst van de meldkamerorganisatie: de verantwoordelijkheid van de MK binnen de LMO e.d.) en op de eventuele risico s voor bijvoorbeeld de VR: wie krijgt de toekomstige vergunning?, de mogelijke claims/kwantificering van kosten bij overname van RAV (wie draait uiteindelijk op voor de eventuele (extra) kosten en tekorten?), de continuering van de contractafspraken met SCD, de motivatie van de leiding/medewerkers van de RAV, et cetera. b) Voor welke positionering/organisatorische onderbrenging van de RAV ook wordt gekozen, het gaat vooral om de noodzakelijke condities. Als de condities voldoende worden gerealiseerd en de risico s worden genomen, zijn meerdere opties voor de positionering van de RAV mogelijk. Inhoudelijk gezien (zie mijn overwegingen ten aanzien van de ontwikkelingen in de ambulancezorg, de vereisten van good governance en dergelijke) zijn er diverse argumenten om RAV niét naar de VR over te hevelen. Natuurlijk kan positionering van de RAV binnen de VR in de crisissituaties die zich voordoen, bijdragen aan de noodzakelijk effectieve sturing op (en integrale benadering van) crises/rampen. Maar een effectieve regiefunctie van de VR bij crisisbestrijding kan ook via een goed netwerk en een goede samenwerking met de RAV gerealiseerd worden (oproepen indien nodig). 35 Zie bijvoorbeeld de inschatting/beoordeling uitsluitend recht door AKD en TK in memo AKD aan RAV d.d 27 maart

76 En anderzijds: overheveling van de RAV naar de VR ligt zoals gezegd inhoudelijk gezien niet voor de hand, maar ook binnen de VR zou de RAV zich onder de juiste condities verder kunnen ontwikkelen; van groot belang daarbij zijn wel de eigenstandige positie van de RAV en een goede bestuurlijke verhouding tussen het bestuur en de directie van de VR enerzijds en de directie/het management van de RAV. Daar ligt op dit moment een probleem. Er lijkt sprake van een zekere en gaandeweg toegenomen polarisatie in de verhoudingen tussen de VR en de RAV ( het eigen gelijk krijgen ). De RAV zou nogmaals, onder de juiste condities conform het eerdere bestuursbesluit overgeheveld kunnen worden naar de GR VRZHZ. Maar op grond van bovenstaande argumentatie ligt het meer voor de hand om de RAV als (relatief zelfstandig) dienstonderdeel in ieder geval voorlopig te laten voortbestaan binnen de GR DG&J. Of om de RAV een nog meer eigenstandige positie binnen de witte kolom te geven. Voor welke oplossing ook wordt gekozen, bij de keuze dienen wel de risico s zoals onder c) beschreven staan, ingecalculeerd te worden. De belangrijkste condities voor alle opties hierboven, zijn: Voldoende eigenstandigheid voor de RAV. - Bestuurlijke ruimte, gezien het eigen bedrijfsmatige karakter van de RAV (zelfstandige bedrijfsvoering, eigen financiële administratie e.d.): een duidelijke mandaatregeling 36, maar ook goede afspraken over nadere afstemming en respectvolle benadering. - Ruimte voor ondernemerschap om zich de komende jaren verder te versterken binnen de witte kolom/in de zorgketen 9via vormen van samenwerking), ten einde voorbereid te zijn op nieuwe, complexe en meer geïntegreerde zorgvragen en specifieke maatwerkoplossingen. - Een duidelijk aanspreekpuntzijn voor de zorgverzekeraar en VWS/Inspectie Voldoen aan de (toenemende) eisen op het gebied van kwaliteit, prestaties en aanbesteding (ook Europa-proof zijn): verdere werken aan de kwaliteit van de zorgverlening, de kwaliteit van de meldkamer, de eigen financiële weerbaarheid/buffer, de efficiency van de bedrijfsvoering ( lean and mean ) en voldoende transparantie (zicht op doorberekeningen e.d.). Goede afspraken maken over de verbinding met de VR en met name de GHOR met het oog op een goede/snelle inzetbaarheid bij rampen en crisisbestrijding. Voldoen aan de toenemende eisen voor good governance en gezonde bestuurlijke verhoudingen (governance-proof zijn): het functioneren/opereren van het bestuur van de GR VR ten aanzien van het meer eigenstandige bedrijf RAV (op basis waarvan worden bestuurlijke beslissingen genomen en welke bestuurlijke ruimte wordt aan de RAVdirectie gegeven?, wat is er nodig voor een slagvaardige besluitvorming conform art. 13 van de statuten van de GR?), de bestuurlijke verhouding tussen de directeur van de VR en de directie/het management van de RAV (een heldere verdeling van taken/verantwoordelijkheden en 36 De huidige mandaatregeling dient nader verduidelijkt te worden, temeer ook omdat de bestuurlijke inrichting van RAV BV het beeld kan oproepen/versterken van een VR die maximaal invloed wil hebben op de beleids/bedrijfsvoering van RAV. 19

77 rapportagelijnen), de eisen van transparantie en verantwoording richting externe toezichthouders en dergelijke. Duidelijkheid over het wel/niet afnemen van ondersteunende diensten door de RAV (welke en bij wie?), over het kunnen doorberekenen van bepaalde kosten, over het kunnen compenseren van de BTW-plicht en dergelijke (zie verder onder punt c). Blijft het SCD de leverende partij, en onder welke condities dan? Kan de BTW-plicht ontlopen worden, of gecompenseerd via gemene rekening of de transparantiemethode (het ziet ernaar uit dat de BTW niet meer compensabel blijft). Voldoende draagvlak: bij de directie/het management van de RAV (waar de voorkeur uitgaat naar een sterkere verbinding met de witte kolom buiten de VR om), bij de professionals binnen de RAV (die zich zorgen maken over de aandacht binnen de VR voor de eigen professie), bij het personeel (dat nu toch wel en goede onderbouwing van een eventuele overheveling verlangt en de arbeidsvoorwaarden/pensioenkwestie in ieder geval voorlopig niet meer ter discussie wil stellen). Van groot belang hierbij is dat er geen onomkeerbare positionering (via verregaande integratie) van de RAV waar dan ook plaatsvindt gezien de vele onduidelijkheden en onzekerheden die er nog bestaan. c) Behalve de inhoudelijke argumentatie om de RAV niet over te hevelen naar de VR, dient ook ingecalculeerd te worden dat er reële risico s bij de overheveling optreden. De belangrijkste risico s (die ook eerder in dit advies al aan de orde zijn gekomen) bij overheveling van de RAV naar de VR zijn de volgende, samengevat in 3 aspecten. Het contract met het SCD. - Het huidige contract is niet in alle opzichten even voordelig voor de aanbesteder (op dit moment de RAV) opgesteld (onduidelijkheden, frictiekostenberekening, eventuele tariefbijstelling, lange contractperiode e.d.). Wellicht kan een nieuwe onderhandeling hierover betere condities voor de nieuwe situatie (met de DG&J dan wel de VR als contractpartij) bieden. - Het is volgens mijn beoordeling, onwaarschijnlijk dat het gebruik van het instrument alleenrecht ( uitsluitend recht ) zomaar overgeheveld kan worden naar de VR. Dat zou kunnen betekenen dat het SCD opnieuw wil onderhandelen over het contract (met extra garanties). - De frictiekosten bij opzegging van het contract bedragen circa 1,5 miljoen Euro plus BTW. Het is de vraag of de VR (na de overheveling) die kosten kan verhalen op de DG&J en/of de RAV. Derhalve ligt het voor de hand het contract stil (?) uit te zitten. In dat geval mag de VR trouwens wel van het SCD vragen dat het SCD zich wat pro-actiever opstelt, met name als het gaat om de juridische advisering. - Het uitgangspunt bij het dienstverleningscontract en eventuele nieuwe onderhandelingen daarover gaan tot nu toe te weinig uit van 20

78 een gemeenschappelijk publiek belang van de gemeenten (en wellicht ook teveel van de 6-17 verdeling). Mogelijke belastingtechnische complicaties. - Welke eisen stelt de belastingdienst, welke kosten worden eventueel in rekening gebracht bij de overheveling van de RAV naar de VR (vindt er een waardebepaling van het dienstonderdeel plaats?) - Het risico dat de (weliswaar lege maar nog niet ontbonden) BV alsnog wordt aangeslagen middels een eindafrekening. - De mogelijke gevolgen van de BTW-plicht voor overheidsdiensten per 1 januari 2015 en de veranderende regelgeving ten aanzien van de doorbelasting van aangeleverde ondersteunende diensten (met de SCD als marktpartij ). Het verdient aanbeveling om deze mogelijke risico s nader te onderzoeken en eventuele toezeggingen van de Belastingdienst alsnog (of opnieuw) bevestigd te krijgen. En het ligt voor de hand om het ontbindingsproces van de BV zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden, tenzij er redenen zijn om de BV voor andere doeleinden in te gaan zetten. De bestuurlijke verhoudingen en het draagvlak. Behalve de meer technische risico s zoals hierboven genoemd, lijkt het me voor een succesvolle overheveling noodzakelijk dat er meer aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke verhoudingen en het draagvlak voor de positionering. Eerder al stelde ik dat hier een serieus probleem ligt. - Het is de vraag of er binnen de VR voldoende bestuurlijk-inhoudelijke aandacht is (komt) voor een uitvoerende activiteit als ambulancezorg met haar eigen vorm van financiering. - Een belangrijke succesfactor is het onderlinge begrip, begrip/respect voor elkaars eigen positie, belangen en overwegingen. Zo is ook ingeval van overheveling van RAV naar VR de persoonlijke klik tussen de directeur van de VR en de directeur/manager van de RAV van cruciaal belang. - Ook dient er ook rekening te worden gehouden met en gewerkt te worden aan het verminderen van de weerstand bij de directie/het management van de RAV tot nu toe (en in toegenomen mate) tegen de overheveling naar de VR. Blokvorming tegen moet zoveel mogelijk voorkomen/verminderd worden - Tenslotte is een belangrijke conditie (en tevens een risicofactor) dat er voldoende draagvlak onder de medewerkers van RAV en ook bij de OR die over een voorgenomen overheveling nog apart moet adviseren wordt gecreëerd. Daar heb ik in dit advies al eerder aandacht voor gevraagd. d) Andere overwegingen bij mijn advisering zijn nog de volgende. De ontwikkelingen binnen de DG&J (om intern orde op zaken te stellen, de financiële bedrijfsvoering inzichtelijker/transparanter te maken, keuzen te maken ten aanzien van een onderdeel als Jeugdzorg en te werken aan 21

79 een cultuurverbetering) en de mogelijk toekomstige positie van de DG&J (nieuwe verbindingen zoeken?). Mocht de RAV binnen de GR PG&J gepositioneerd blijven, dan dient gezocht te worden naar een passende inbedding binnen een organisatieverband dat in ontwikkeling is. Inmiddels is er bij DG&J een interim-directeur aangesteld die de dienst o.a. financieel op orde moet krijgen. Tegelijkertijd wordt nagedacht over de toekomst van Jeugdzorg binnen het verband. Voor zover ik nu kan beoordelen zou de RAV als eigenstandig bedrijf passen in de voorgestelde ordening. De voorlopig uitgestelde ( stagnerende ) ontbinding van de BV RAV. Het ontbindingsproces van de BV (dat na de terugdraaibeslissing begin dit jaar zo spoedig mogelijk in gang zou worden gezet) loopt nog, of beter gezegd: is voorlopig in afwachting van de definitieve beslissing tot overheveling, stop gezet. In dat proces gaat het achtereenvolgens om 1) het besluit tot ontbinding door de Algemene Vergadering/RvC van de BV, 2) opgave van de voorgenomen ontbinding doen bij het Handelsregister (aankondiging vereffening vermogen van de BV), 3) deponering documentatie op het kantoor van de BV, algemene bekendmaking, 4) termijn van 2 maanden voor mogelijk verzet/verzoekschrift van schuldeisers, 5) eventuele opschorting liquidatieprocedure in geval van verzet, en 6) verkrijging Verklaring van het Handelsregister en van de griffie van de Rechtbank (verstrekking van Akte Non-Verzet). Dit proces zal, als het binnenkort in gang wordt gezet, nog de nodige tijd vergen. Ook het al dan niet voorlopig weer terugplaatsen van de medewerkers van de RAV naar de DG&J vereist wellicht ook nu nog de nodige zorgvuldigheid wat betreft de procedure van besluitvorming/afronding (wie heeft daartoe eigenlijk welke bevoegdheden?, is het proces inmiddels naar behoren afgerond?), de tussentijdse contacten met de medezeggenschap en wellicht de vakbonden over de afwikkeling, de definitieve afstemming met de betreffende pensioenfondsen en dergelijke. De mogelijke ontwikkeling/versterking van de RAV in de komende jaren. Welke positionering ook wordt gekozen, de RAV zal zich de komende jaren verder dienen te ontwikkelen en versterken: verder inspelen op de toenemende eisen van zorgdifferentiatie, het verder verbeteren van de stuurinformatie en de beleidsondersteunende (kern)functies, meer samenwerking zoeken met collega-aanbieders, de eerste- en tweedelijns zorg, bedrijven op het gebied van medische technologie, et cetera. - Gewerkt dient te worden aan reële mogelijkheden en condities voor voldoende toekomstperspectief. De RAV is in zijn huidige omvang te klein om op langere termijn zelfstandig te worden/blijven. Een nieuw (strategisch) beleidsplan van de RAV zal daar meer zicht op moeten geven. - Ingeval van overheveling moet ook rekening worden gehouden met de ontwikkelingen/reorganisaties binnen de VR: de voorgenomen 22

80 efficiencyplannen, de bezuinigingsplannen bij de BW, de LMOontwikkeling 37 en dergelijke. - En ligt de vraag voor in hoeverre de inzet van de VR om te komen tot een meer concernbrede integrale beheersstructuur (met wellicht meer uniformering en standaardisering) past bij/ruimte geeft voor een zekere eigen ontwikkel- en beheersstructuur van de RAV. Het advies Alles overwegende, kom ik tot het volgende advies. Vanwege de nog vele onzekerheden/onduidelijkheden op dit moment (de ontwikkelingen in de witte kolom, de opschalingsprocessen, de politieke keuzen, de aanbestedingsregels et cetera) en de risico s (zoals het niet kunnen overdragen van het alleenrecht aan de VR) waarmee serieus rekening gehouden dient te worden, is een onomkeerbare keuze voor de positionering niet voor de hand liggend en zelfs onverantwoord. Daarom adviseer ik het volgende: 1. In ieder geval te kiezen voor een voorsorteer-oplossing, met ruimte om gaandeweg door te groeien naar een duurzame positionering uiterlijk per Hierbij gaat het om een zodanige positionering van de RAV, dat de komende jaren de beste duurzame oplossing voor de ambulancedienst kan worden gevonden, afhankelijk van de ontwikkelingen (meer of minder richting privatisering, met samenwerkingsverbanden of netwerkrelaties die de ambulancezorg het beste dienen). Inmiddels wordt de wetgeving na de TWAZ voorbereid en daarin zal de markwerking een groot aandeel hebben. Waarschijnlijk mogen we er van uitgaan dat de RAV ook de komende jaren vooral een publieke dienstverlener blijft (wellicht met uitzondering van het onderdeel besteld vervoer). En dat de RAV zijn toekomst vooral moet vinden in wat we eerder in dit advies de richting van een zekere verbreding, maar vooral verdieping noemden. Er wordt in de AZ-sector gaandeweg meer gedacht in termen van samenwerking, netwerken en op elkaar aansluitende organisatieprocessen (inzetten op strategische verbindingen in het netwerk, met eventuele personele unies) dan in termen van formele verbanden. 2. De keuze voor een voorsorteeroplossing en de materiële risico s die een overheveling van de RAV naar de VR met zich meebrengt, doet mij ook adviseren om de RAV niet over te hevelen maar voorlopig onder de DG&J ruimte te geven voor verdere ontwikkeling en versterking in de witte kolom. Echter, in geval de bestuurlijke beslissing om RAV over te hevelen naar de VR in principe tenzij zich onoverkomelijke risico s voordoen niet meer ter discussie kan komen (dus een voldongen feit is) en de beschreven risico s 37 GMC VR als onderdeel van de nieuwe LMO; zie transitie akkoord Ministeries, AZN en veiligheidsberaad, en overdrachtsdossier VR 23

81 (met name betreffende het SCD-contract) door de VR worden geaccepteerd, dient: - De RAV zodanig binnen de VR gepositioneerd te worden dat voldoende eigenstandigheid wordt gegarandeerd (niet te snel, te voorbarig integreren en een onomkeerbare keuze maken). Dat veronderstelt: een goede/duidelijke mandaatregeling, wellicht geen rechtstreekse deelname van de RAV-directeur in het MT van de VR aangezien dat de indruk wekt dat vooral op VR-niveau over de RAV wordt beslist), afspraken over tussentijdse rapportages en de jaarlijkse verantwoording van RAV richting VR. En in die situatie functioneert het Bestuur van de VR meer als toezichthouder dan als bestuurder ten opzichte van de RAV. - Gewerkt te worden aan betere onderlinge bestuurlijke verhoudingen: (een cultuurverandering; meer bestuurlijke interesse voor de RAV; het doorbreken van de directeur versus managers cultuur). - Geïnvesteerd te worden in een goede/zorgvuldige communicatie richting medewerkers van de RAV (o.a. met het oog op de nieuwe adviesaanvraag aan de OR). En in het verder verbeteren van belangrijke ondersteunende functies zoals het HR-beleid (ook met het oog op de betrekkelijk geringe loopbaankansen binnen de RAV). Daarbij dient ook in overweging te worden genomen dat de overheveling naar de VR de komende niet nóg eens teruggedraaid kan worden. Bovendien verdient het aanbeveling om dan ook de belastingtechnische kwesties beter in kaart te brengen en te beoordelen op mogelijkheden (zoals compensaties) en risico s (extra eisen van de Belastingdienst). 3. Als de bestuurlijke beslissing wel heroverwogen kan worden (hetgeen ik serieus aanbeveel), adviseer ik zoals gezegd om de RAV voorlopig te handhaven als dienstonderdeel (unit) binnen de GR Publieke Gezondheid en Jeugd/de Dienst G&J, en ook met in ieder geval voorlopige handhaving van de bestaande contracten (zoals het SCD-contract) en afspraken (zoals het ABP). Van belang daarbij is wel dat de DG&J intern zo spoedig mogelijk beter op orde komt. De DG&J biedt voorlopig voldoende ruimte voor de RAV als relatief zelfstandige unit binnen de DG&J (en wellicht in lijn met de komende positionering van de Jeugdzorg). Ook gaan we er hierbij van uit dat de vergunning zoals eerder door VWS verleend aan de VR, weer overgedragen kan worden naar de DG&J/RAV. Dat lijkt me een administratieve formaliteit. Er is op dit moment weinig reden, lijkt me, om te kiezen voor een tussenoplossing zoals een GR-light regeling met bijvoorbeeld de (DB s van de) VR en DG&J als aandeelhouders. Bovendien kent ook deze (nieuwe) regeling haar invullingsproblemen en beperkingen: de beperking van de RAV tot uitvoeringsorganisatie, de vragen omtrent het belang/de interesse van de gemeenten en de inrichting van de governance, de bestuurlijke verantwoordelijkheid en de mandatering et cetera. De oprichting en invulling 24

82 van de GR-light vragen weer een nieuwe besluitvormingsronde over de governance, de reglementen/mandatering en afstemming/verantwoording. 4. Vooruitlopend op een toekomstige duurzame keuze voor de RAV, adviseer ik en dat lijkt me vanzelfsprekend om vooral ook te leren van de (zoektocht, overwegingen inzake de) positionering van de RAV s in andere regio s, ten einde over enkele jaren afhankelijk van alle ontwikkelingen en (nieuwe) inzichten een definitieve keuze maken. Mijn eerste oriëntatie in de regio s heeft het inzicht opgeleverd dat op dit moment nog sprake is van een positionering van de RAV op zeer diverse manieren: van dichtbij het openbaar bestuur, meer zelfstandig in de witte kolom tot onderdeel van de private markt : Geïntegreerd binnen de VR, als dienstonderdeel van de VR (Gelderland Midden?) of als privaat bedrijf binnen de VR (zoals eerder de beoogde RAV ZHZ BV). Meer zelfstandig binnen de witte kolom (de gezondheidszorg): via het samengaan van RAV s (Brabant MWN), gekoppeld aan de GGD/GHOR (Hollands M, Limburg Z?), als zelfstandige BV of Stichting-met-RvT (Limburg N, RAV Utrecht), aansluiting bij UMC s/traumacentra (Groningen?, Amsterdam?) en dergelijke. Meer gepositioneerd in de private markt: als onderdeel van een (eventueel lege ) coöperatie waarin ook private partijen participeren (Rotterdam- Rijnmond), gekoppeld aan een vervoersbedrijf als Connexxion (Zeeland) of als zelfstandige private onderneming. Er is al wel een zekere tendens zichtbaar (maar dat zou nog nader onderzocht moeten worden) van dichtbij het openbaar bestuur/binnen de VR naar meer een koppeling met/zelfstandigheid binnen de witte kolom. Mijn conclusies en advies vat ik samen in onderstaande tabel. 1. Onvoldoende inhoudelijke onderbouwing voor overheveling RAV Eerder advies positionering RAV weinig inhoudelijk onderbouwd Versnipperde advisering (op deelaspecten, geen samenhangende visie) Bestuursbesluit teveel van bovenaf bepaald/op beeldvorming gebaseerd Weinig/geen synergetische voordelen tussen RAV en BW/GHOR Weinig/niets gedaan met de ervaringen in andere regio s Onvoldoende ingespeeld op ontwikkelingen in de witte kolom (twaz/privatisering, verbreding/verdieping, eisen aan MK, ) Nog veel onzekerheden/onduidelijkheden (middenin de transitiefase). 2. Welke oplossing ook gekozen wordt: het gaat om de noodzakelijke condities Een zekere eigenstandigheid RAV (mandatering, aanspreekbaarheid, ) Kwaliteit, prestatie, efficiency en transparantie-eisen Nieuwe balans tussen opschaling en regio-functie Voldoende verbinding RAV met VR/GHOR (regie/afstemming processen) Good governance (bestuur GR/directie RAV, rapportages/verantwoording) 25

83 Adequate ondersteunende diensten, doorberekeningen, BTW-plicht e.d. Voldoende draagvlak bij de betrokkenen Bereidheid om de risico s (onder punt 3) te accepteren/nemen. 3. De belangrijkste risico s waarmee rekening moet worden gehouden Het contract met het SCD - Veel vragen bij/onduidelijkheid over het huidig contract: inhoud/onderhandelingsresultaat, interpretatie, vragen over geldigheid en aansprakelijkheid (vrijwaring) - Alleenrecht kan waarschijnlijk niet overgeheveld worden naar de VR: extra garanties gevraagd door het SCD? - Frictiekosten van circa 1,5 miljoen plus BTW: op wie verhalen? Belastingtechnische zaken - Vragen over mogelijke overdrachtsbelasting bij overheveling/waardebepaling - Wel/geen eindafrekening van de lege BV (die nog niet ontbonden is) - Onduidelijkheid over eventuele BTW-verplichtingen, doorbelastingen, SCD als marktpartij Bestuurlijke verhoudingen en draagvlak - De complexiteit van de GR, aansturing versus decentrale ruimte/mandatering, afstemming tussen VR en RAV, rapportages/verantwoording - Afstand tussen bestuur/gemeenten en RAV-operatie (bestuurlijke interesse, eigenaarschap?) - Draagvlak bij de betrokkenen (management/professionals van RAV, medezeggenschap, ) 4. Andere overwegingen die een rol spelen - De interne veranderingen/ontwikkelingen binnen de VR (identiteit/doelgroepen, uniformering/standaardisering, control-functies, bezuinigingen bij de BW, ) - De toekomst van DG&J (intern zaken op orde krijgen, positionering jeugdzorg, ) - Het nog te starten ontbindingsproces van de RAV BV - Het ontwikkelperspectief van de RAV (businessplan?,.) - De verschillen in cao/arbeidsvoorwaarden (FLO, ) 5. Het advies: a) Kiezen voor een voorsorteeroplossing Een onomkeerbare positionering van de RAV is op dit moment onverantwoord Condities creëren voor een zo goed mogelijke voorbereiding op de (nu nog onzekere) toekomst Ruimte geven aan een zekere zelfstandigheid van de RAV; niet teveel integreren; werken aan een verdere verbetering van de organisatie, de inhoudelijke kwaliteit (publieke taak) en de ontwikkeling van netwerkrelaties Komende jaren toewerken naar een duurzame oplossing b) Het heroverwegen van het eerdere bestuursbesluit tot overheveling van de RAV naar de VR 26

84 De overheveling naar de VR ligt inhoudelijk gezien niet voor de hand. De keuze voor de positionering dient gericht te zijn op de (beste ontwikkelmogelijkheden van de) ambulancedienst als publieke functie De overheveling is ook niet aan te raden vanwege de genoemde condities, de risico s (zoals het SCD-contract) en de vele onzekerheden op dit moment Een vergelijk met andere regio s toont een zekere trend: een positionering van de ambulancedienst tussen openbaar bestuur en markt in De RAV voorlopig handhaven onder DG&J, mits inbedding als relatief zelfstandig dienstonderdeel mogelijk is en de eigen verbeteringen van zowel RAV als DG&J doorzetten. Afrondend, een eerder genomen bestuursbesluit, een principebesluit dient niet te snel ter discussie te worden gesteld. Maar in deze voorliggende vraag naar de ook meer duurzame positionering van de RAV ligt een heroverweging van het principebesluit zeer voor de hand. Indien de heroverweging goed wordt onderbouwd en gecommuniceerd richting betrokkenen, zal er naar mijn inschatting voldoende draagvlak worden bereikt

85 II.6 Retraite Oplegger retraite AB.pdf Agendapunt II-6 Registratienummer 2015/271 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Retraite 2015 Gevraagd besluit: Het algemeen bestuur wordt gevraagd in te stemmen met: - het concept-programma voor de retraite AB VRZHZ 2015 Vergaderstuk: 2015/271/A - Concept programma Toelichting: Op 11, 12 en 13 maart 2015 vindt de retraite van het AB VRZHZ plaats. De retraite vindt plaats in Maastricht, Buitenplaats Vaeshartelt. Deze locatie ligt 5,8 km van het centrum van Maastricht. Vervoer vindt plaats per bus (vertrek vanaf parkeerterrein politie Vissersdijk in Dordrecht). Bijgaand ontvangt u het concept-programma voor de retraite. Inhoudelijke voorbereiding zal de komende weken nader plaatsvinden. Twee weken voor de retraite ontvangt u een map met het definitieve programma, een deelnemerslijst, nadere informatie per onderwerp en praktische informatie. Mocht u nog andere onderwerpen willen bespreken, kunt u dit uiteraard in de AB-vergadering (van 5 februari) inbrengen. Bijzonder is dat het op woensdag 11 maart aanstaande biddag voor het gewas is. Bij het plannen van de retraite en het vaststellen van de retraitedatum in het AB is hier helaas geen rekening mee gehouden. Enkele burgemeesters hebben aangegeven een avondgebed bij te willen wonen. In het programma is hier ruimte voor. De Waalsekerk in Maastricht heeft om uur een avondgebed. Op dit tijdstip staat een bezoek aan het stadhuis gepland. De Waalsekerk ligt op 500 meter van het stadhuis. De burgmeesters / deelnemers die hier prijs op stellen kunnen dan ook in plaats van een bezoek aan het stadhuis het avondgebed bijwonen en daarna aansluiten in het restaurant (eveneens 500 meter afstand). Voor de gehele retraite worden genodigd: AB-leden (16) Dijkgraven (2) Politie (1) Defensie (1) Algemeen directeur (1) Directeur Brandweer (1)

86 Coördinerend gemeentesecretaris (1) Hoofd Risico- en Crisisbeheersing (1) Bureauhoofd GHOR (1) Directiesecretaris (1) Directiesecretaresse (organisatorische ondersteuning) (1) Hiernaast kan een aantal medewerkers of externen per (inhoudelijk) onderwerp worden uitgenodigd. Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: De kosten van de retraite worden binnen de begroting van de VRZHZ opgevangen. Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing - nadere inhoudelijke voorbereiding Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Concern A.E.T. Wepster A.E.T. Wepster dd dd pagina 2 van 2

87 A Programma retraite.pdf Vergaderstuk 2015/271/A Programma retraite algemeen bestuur 11, 12 en 13 maart 2015 Wanneer Wat Waar Wie Woendag uur Vertrek Vissersdijk Dordrecht uur Aankomst Maastricht, inchecken Buitenplaats Vaeshartelt uur Welkom, terugblik en vooruitblik (inclusief snack) Start retraite. Terugblik Sneek, resultaten. Vooruitblik Maastricht, wat gaan we doen. (A. Wepster bereidt voor) Buitenplaats Vaeshartelt Dhr. Brok uur Brandweerzorg Terugblik op regionalisering en reorganisatie. Hoe gegaan en hoe gaat het nu. Stand van zaken en vooruitblik vernieuwde brandweerzorg. Buitenplaats Vaeshartelt A. Slofstra uur Vervoer naar stadhuis of vervoer kerk: avondgebed uur Ontvangst door de heer Hoes en rondleiding stadhuis Maastricht of bijwonen avondgebed biddag gewas Stadhuis Maastricht of Waalsekerk uur Diner (i.a.v. de heer P. Buijtels, gemeentesecretaris Maastricht) ± uur Vervoer naar Buitenplaats Vaeshartelt Au coin des bons enfants (restaurant loopafstand vanaf stadhuis)

88 Wanneer Wat Waar Wie Donderdag uur Trends en ontwikkelingen Hoe ziet het huidige veld/omgeving van VR eruit? Wat zijn trends en ontwikkelingen? Algemene inhoudelijke inleiding. Buitenplaats Vaeshartelt C. Post uur Risicoprofiel Presenteren en toelichten nieuw risicoprofiel. Vormt input voor nieuw beleidsplan. Ook kijken naar beleidsevaluatie, wat zijn effecten eerdere inspanningen, mogelijk bij achtergebleven effect inspanningen ombuigen. Buitenplaats Vaeshartelt R. Bron uur Risicogerichtheid Informeren over landelijke ontwikkelingen en betekenis voor ZHZ. Presentatie en gedachtenwisseling. Buitenplaats Vaeshartelt C. Post uur Risico s & scenario s vervoersmodaliteiten (spoor, weg, water, buizen) Verdieping themadag september Sluit aan bij risicoprofiel. Wat is stand van zaken in ZHZ? Wat zijn cruciale (knel)punten? Ontwikkelingen? Mogelijk beleid? Buitenplaats Vaeshartelt Dhr. Rosmuller (begeleiding en voorbereiding R. Bron) uur Pauze Buitenplaats Vaeshartelt uur Bevolkingszorg Informeren over stand van zaken subregionalisering. Bespreken Buitenplaats Vaeshartelt vervolgstappen. R. van den Berg uur Landelijk meldkamerorganisatie Presenteren stand van zaken vanuit Regiegroep en betekenis voor ZHZ. Buitenplaats Vaeshartelt A. Slofstra

89 Wanneer Wat Waar Wie Donderdag uur Lunch Buitenplaats Vaeshartelt uur Meerjarenperspectief Delen en van gedachten wisselen (financieel) Buitenplaats Vaeshartelt meerjarenperspectief. Dit in relatie tot jaarrekeningen 2013 en C. Post / I. v. Blijderveen uur Kostenverdeelsystematiek (16.00 uur snack) Twee delen: 1. Kostenvergelijking (inzicht bieden) 2. kostenverdeelsystematiek. Buitenplaats Vaeshartelt C. Post / I. v. Blijderveen uur Opfrissen Buitenplaats Vaeshartelt uur Vervoer naar binnenstad uur Stadswandeling/-rondleiding Binnenstad Maastricht uur Korte rondleiding wijnproeverij + diner Thiessen wijnkoopers ± uur Vervoer naar Buitenplaats Vaeshartelt

90 Wanneer Wat Waar Wie Vrijdag 9.00 uur Resumé resultaten donderdag Samenvatting uitkomsten donderdag. Buitenplaats Vaeshartelt R. Bron en A. Wepster 9.15 uur Acute zorg versus ontwikkelingen volksgezondheid Organisatie volksgezondheid / brede acute zorg. Ontwikkelingen en betekenis schetsen. Inleiding door externe expert. Buitenplaats Vaeshartelt Externe en A. Batenburg uur Samenwerking 1. Regionaal (gemeenten VR) 2. Interregionaal (VR s) 3. Landelijk (VB) Buitenplaats Vaeshartelt C. Post uur Verklaring van Maastricht R. Bron en A. Wepster bereiden voor i.om. C. Post. Buitenplaats Vaeshartelt Dhr. Brok uur Lunch Buitenplaats Vaeshartelt uur Vertrek Buitenplaats Vaeshartelt uur Aankomst Dordrecht Vissersdijk, Dordrecht

91 III.1 IncidentBestrijdingsPlan-Infectieziekten A (IBP-i) Oplegnotitie AB IBPi.pdf Agendapunt III-1 Registratienummer 2015/272 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: IncidentBestrijdingsPlan-infectieziekten A (IBP-i) Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - in te stemmen met het Incident Bestrijdingsplan Infectieziekte A (IBP-i). Vergaderstuk: Toelichting: 2015/272/A - IncidentBestrijdingsplan Infectieziekte A (IBP-i) Het voorliggende Incidentbestrijdingsplan infectieziekte (IBP-i) is bedoeld voor het managen van een epidemie van een infectieziekte A (zoals nu benoemd: MERS, pokken, Polio, SARS en virale Hemorragische koorts) dan wel een nieuw subtype humaan influenzavirus. Het IBP-i legt de coördinatiestructuur vast bij de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A. Deze structuur heeft als doel: de continuïteit van zorg zo veel als mogelijk te borgen of te realiseren; de coördinatie en regie te voeren over de bestrijdingsmaatregelen van de infectieziekte; en het voorkomen van nadelige maatschappelijke gevolgen. Het IBP-i is dat deel van het regionaal crisisplan (RCP) waarin de organisatie, de taken en bevoegdheden beschreven staan in het kader van de bestrijding van en de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A of een nieuw subtype humaan influenzavirus waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat. Alle procedures of plannen m.b.t. bijkomende effecten zoals maatschappelijke onrust en schaarste worden hierin niet uitgewerkt. Gezien de wettelijk verantwoordelijkheden van de voorzitter van de VRZHZ is het IBP-i de uitwerking van het Regionaal Crisis Plan (RCP) specifiek voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekte A. De bestrijding van en de advisering over een epidemie van een infectieziekte A is een operationele verantwoordelijkheid van de DPG. Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid en de Wet Veiligheidsregio s. Het IBP-i beschrijft een coördinatiestructuur bij een epidemie van een infectieziekte A. Deze structuur is gebaseerd op de vier basisvereisten crisismanagement, waarmee de nadruk ligt op het managen van de crisis

92 en niet op de inhoudelijke aanpak (omdat inhoudelijke protocollen reeds zijn vastgelegd o.a. door Rivm/LCI-richtlijnen). De structuur draagt bij aan een gecoördineerde aanpak van een epidemie. Om dit zelfde IBP-i bestuurlijk vast te stellen wordt binnen de dienst Gezondheid & Jeugd de eigen ambtelijke lijn gevolgd. Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: De implementatie van het plan loopt mee in de reguliere oefenen trainen opleiden (OTO)-structuur en is daarmee budgettair neutraal. Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing 1. Het plan moet middels oefen en trainen geïmplementeerd worden binnen de crisisorganisatie GHOR, de hoofdstructuur van de veiligheidsregio ZHZ en de DG&J. Dit wordt als activiteit opgenomen in de OTO-planvorming voor Begin 2015 worden de belangrijkste stakeholders (hoofdafdeling risicoen risicobeheersing VRZHZ, huisartsen, ziekenhuizen, huisartsenposten, RAV en laboratoria) betrokken bij het uitwerken van verdere afspraken, een basis incident kaart (BIK) en zo nodig specifieke taakkaarten. 3. Het IBP-i wordt beheerd door het bureau GHOR en de afdeling infectieziektebestrijding van de dienst Gezondheid & Jeugd. 4. Het IBP-i wordt jaarlijks, in gezamenlijkheid tussen GHOR en de dienst Gezondheid & Jeugd in afstemming met de hoofd afdeling risico- en risicobeheersing VRZHZ, getoetst aan actuele ontwikkelingen en de toepassing van het IBP-I. Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris GHOR M.A.M. Batenburg A.E.T. Wepster dd dd pagina 2 van 2

93 A IBP-i december 2014.pdf Vergaderstuk 2015/272/A Incidentbestrijdingsplan Infectieziekte Versie: 11

94 Colofon Versie: 11 Datum: 5 december 2014 Dit IBP is ontwikkeld door en in beheer bij het bureau GHOR veiligheidsregio ZHZ en is opgesteld in samenwerking met: - Dienst Gezondheid & Jeugd o R.C. Hitimana-Willemze, clustermanager Dienstverlening, o H.P. Klapwijk, Arts infectieziektebestrijding, o A.C. Mellaard, directiesecretaris. Voor vragen kunt u contact opnemen met: M. Heijstek, GHOR veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid pagina 2 van 28

95 Inhoudsopgave 1 Over het IBP -i Het IBP- i Kaders Wettelijke kaders Regiona le kaders Verbinding Diens t Gezond heid & Je ugd GHOR Doel IBP-i I nzet IBP-i Actua l isatie Incident Bestri jdingsplan - infe ctieziekt e A ( I B P - i) I nfectiez iek tecris is een wit te ramp Werking IBP-i Algemene werking IBP - i Rollen en veran twoordelijkheden binne n IBP - i Proces en verantwoordelijkhed en Meld ing en al armering Moni toring Op- en afschal ing Bijzo nderheden bij opsc ha li ng Leid ing en coördina tie Uitbraakte am die nst Ge z ondheid & Je ugd Crisis team van de diens t Gezond heid & Je ugd RegieTeam Infec tie ziek t en ZHZ (RT -I) Regionaa l Outbreak Ma n agementte am I nformatieman agement Commun icatie en informat iema nageme nt Overzicht IBP-i struc t uu r Verantwoordelijkhe id en taak in houd per ketenpartner Port Health Author ity Rot terdam (P HAR) Lijst met afkortingen pagina 3 van 28

96 Bijlage 1: Scenario s Scenario 1: door voedsel overdraagbare infec tie ziekte Aandac htsp un ten bij ee n ui tbraak door voedsel Scenario 2: dier -op-mens-overdracht infec tie zie kte Aandac htsp un ten bij die r -op-mens-overdracht infectie ziek te Scenario 3: me ns -op-mens overdracht infectie zi ekte Aandac htsp un ten bij me ns -op-mens-overdracht infec tie ziek te Scenario 4: nie uwe intr oductie Aandac htsp un ten bij ee n ni euwe introductie: pagina 4 van 28

97 1 Over het IBP-i Dit hoofdstuk beschrijft de wettelijke en regionale kaders en het doel van het Incidentbestrijdingsplan infectieziekte (IBP-i). Daarbij wordt er ingegaan op de verbinding en de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de GHOR en de dienst Gezondheid & Jeugd. 1.1 Het IBP-i Het voorliggende IBP-i is bedoeld voor het managen van een epidemie van een infectieziekte A (Zoals nu 1 benoemd: MERS, pokken, Polio, SARS en virale Hemorragische koorts) dan wel een nieuw subtype humaan influenzavirus. Het IBP-i is dat deel van het regionaal crisisplan (RCP) waarin de organisatie, de taken en bevoegdheden beschreven staan in het kader van de bestrijding van en de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A of een nieuw subtype humaan influenzavirus waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat. Alle procedures of plannen m.b.t. bijkomende effecten zoals maatschappelijke onrust en schaarste worden hierin niet uitgewerkt. Afgesproken is dat de coördinatiestructuur van het IBP-i een nuttig instrument is bij een epidemie of crisis van een andere infectieziekte niet zijnde een A-ziekte en in situaties van dreiging van een epidemie, waarbij sprake is van maatschappelijke onrust (c.q. maatschappelijke onrust verwacht wordt). 1.2 Kaders Vanuit de Wet veiligheidsregio s (Wvr) is de GHOR-organisatie verantwoordelijk voor de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied. 2 De Wet publieke gezondheid (WPG) geeft aan de dienst Gezondheid & Jeugd 3 de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de publieke gezondheid bij rampen. Samen zijn de GHOR en de dienst Gezondheid en Jeugd onder verantwoordelijkheid van de Directeur Publieke Gezondheid verantwoordelijk voor de acute en publieke zorg bij rampen en crisis. Duidelijk is dat de voorschriften en kaders die vanuit de WPG, de Wvr en de onderliggende besluiten, alsmede de daaraan gerelateerde regelgeving, niet eenduidig zijn in de afbakening van verantwoordelijkheden en de eisen die aan de coördinatie worden gesteld. Er is soms sprake van overlap, soms van tegenstrijdigheden en soms van een lacune. Met dit IBP-I wordt daar waar dergelijke onduidelijkheid bestaat de specifieke werkwijze binnen ZHZ beschreven. 1 Per 1 juli 2013 in de Wet en regeling publieke gezondheid als A-infectieziekte gedefinieerd. 2 Wet veiligheidsregio s, artikel 1 3 Is de gemeentelijke gezondheidsdienst zoals bedoeld in de Wet publieke gezondheid. pagina 5 van 28

98 1.2.1 Wettelijke kaders 4 Relevante punten uit de Wet publieke gezondheid in relatie tot de Wet veiligheidsregio zijn: 1. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst (de dienst Gezondheid & Jeugd) en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) van de Veiligheidsregio Zuid- Holland Zuid (VRZHZ) zijn onder één en dezelfde Directeur Publieke Gezondheid (DPG) gebracht. Deze DPG wordt gezamenlijk benoemd door het algemeen bestuur van de dienst Gezondheid & Jeugd en het bestuur VRZHZ; 2. Het bestuur van de VRZHZ draagt zorg voor de voorbereiding op een epidemie van een infectieziekte A of een nieuw type influenzavirus, waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat 5 ; 3. De voorzitter van de VRZHZ draagt zorg voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A of een directe dreiging daarvan 6 ; 4. Voordat de voorzitter van de veiligheidsregio een specifieke maatregel (Isolatie, quarantaine, verbod op arbeid, technische hygiëne maatregelen en maatregelen m.b.t. scheep- en luchtvaart) neemt of intrekt m.b.t. infectieziektebestrijding, vraagt deze om advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst; 7 5. Het regionaal crisisplan van de veiligheidsregio op het gebied een grootschalige uitbraak van een infectieziekte A, het voorliggende IBP-i, wordt vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid in overeenstemming met het bestuur van de dienst Gezondheid & Jeugd. 8 Gezien de wettelijk verantwoordelijkheden van de voorzitter van de VRZHZ is het IBP-i onderdeel van het RCP specifiek voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekte A. De operationele maatregelen en de advisering over de monitoring en bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A is de operationele verantwoordelijkheid van de DPG / de dienst Gezondheid & Jeugd. De voorzitter van de veiligheidsregio blijft samen met de dienst Gezondheid & Jeugd verantwoordelijk voor de uitvoering van de daadwerkelijke bestrijding en heeft ook de eindverantwoordelijkheid over individuele gevallen Regionale kaders Het Regionaal Crisisplan Zuid-Holland Zuid (RCP), inclusief de Operationele Regeling VRZHZ 10. Hierin is vastgelegd hoe de samenwerking tussen de verschillende organisaties bij bestrijding van crisis en rampen is geregeld. 4 Een overzicht m.b.t. de specifieke bestuurlijke kaders zijn terug te vinden in de bestuurlijke netwerkkaarten. 5 Art. 6 lid 2, Wet publieke gezondheid 6 Art. 6 lid 4, Wet publieke gezondheid 7 als bedoeld in de artikelen 31, 35, 38, 47, 53, 54 of 55 van de Wet publieke gezondheid en Art. 18, Wet publieke gezondheid 8 Art. 8, lid 3, Wet publieke gezondheid en Pag. 4 Wijzigingen van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio s 9 Pag. 3 MvT: Wijzigingen van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio s 10 De dienst Gezondheid & Jeugd valt niet onder de operationele regeling van de gemeenschappelijke regeling VRZHZ. pagina 6 van 28

99 Het beleidskader 11 gezondheidsbescherming beschrijft de verantwoordelijkheid van de dienst Gezondheid & Jeugd op o.a. het gebied dat invulling geeft aan de wettelijk taak infectieziektebestrijding en het voorkomen daarvan. Het GGD rampen opvangplan (GROP). Dit is de planvorming m.b.t. crisisorganisatie van de dienst Gezondheid & Jeugd. Hierin is vastgelegd op welke wijze de dienst Gezondheid & Jeugd invulling geeft aan de haar taken tijdens crises. Handboek GHOR-crisisorganisatie 12. Hierin is vastgelegd op welke wijze de GHOR invulling geeft aan haar taken tijdens rampen en crises. 1.3 Verbinding De GHOR Zuid-Holland Zuid en de dienst Gezondheid & Jeugd bundelen hun kennis en kunde voor het adequaat verbinden van de genees- en gezondheidskundige keten bij het bestrijden van rampen en crises (o.a. infectieziektecrisis). De GHOR is daarbij de verbinding naar het veiligheidsdomein (VRZHZ, bevolkingszorg/gemeente, politie, etc.) en geneeskundige keten in opgeschaalde zorg. De dienst Gezondheid & Jeugd is de inhoudsdeskundige en de verbindende schakel met diverse expertisecentra (RIVM / LCI, laboratoria, etc.) Dienst Gezondheid & Jeugd De Dienst staat onder leiding van de DPG. De portefeuillehouders (wethouders) volksgezondheid van de gemeenten in de regio ZHZ vormen het bestuur. De dienst Gezondheid & Jeugd is de regionale expert en kennismakelaar op het gebied van publieke gezondheidskundige vraagstukken. De DPG is eindverantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de wettelijke taken van de dienst Gezondheid & Jeugd in opgeschaalde situatie. De crisiscoördinator voert de regie binnen de crisisorganisatie van de dienst Gezondheid & Jeugd. Hij/zij is verantwoordelijk voor het oproepen van benodigd personeel, geeft leiding aan het crisisteam en stemt af met GHOR, gemeente(n) en andere GGD en GHOR Het Bureau GHOR is een productgroep van de VRZHZ. Het Bureau GHOR valt onder de directeur VRZHZ. De GHOR kenmerkt zich als een kennismakelaar op het gebied van crisismanagement in de genees- en gezondheidskundige keten. Door de samenwerkingsafspraken met de zorgketenpartners is zij in staat om zowel voor als tijdens een crisis op te kunnen treden als ketenregisseur binnen het domein zorg en veiligheid GHOR crisisorganisatie Namens de DPG voert de GHOR crisisorganisatie coördinatie, regie en aansturing over de genees- en gezondheidskundige rampenbestrijdingsprocessen. Het is de taak van de GHOR deze belangen en aspecten te behartigen in de regionale crisisorganisatie en het veiligheidsdomein. Er zijn twee hoofdprocessen: 11 Wordt vastgesteld vierde kwartaal GHOR kwaliteitsdocument KDC / 17 / Vastgesteld juni 2014 pagina 7 van 28

100 Acute zorg Triage, vervoer en behandeling worden inhoudelijk verzorgd door de Regionale Ambulance Voorziening Zuid-Holland Zuid (RAV ZHZ), het Nederlandse Rode Kruis, huisartsen(posten), ziekenhuizen en traumacentra. Publieke Gezondheid (PG) Medische milieukunde (o.a. advies gevaarlijk stoffen), psychosociale hulpverlening, gezondheidsonderzoek bij rampen en infectieziektebestrijding. Dit is de operationele verantwoordelijkheid van de dienst Gezondheid & Jeugd. 1.4 Doel IBP-i Het IBP-i legt de coördinatiestructuur vast bij de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A. Handhaving van de openbare orde en de bestrijding van de grootschalige infectieziekte-uitbraak dienen hand in hand te gaan. 13 De coördinatiestructuur van het IBP-i heeft als doel: de continuïteit van zorg zo veel als mogelijk te borgen of te realiseren; de coördinatie en regie te voeren over de bestrijdingsmaatregelen van de infectieziekte; en het voorkomen van nadelige maatschappelijke gevolgen. Dit in relatie met de hoofdstructuur zoals beschreven in het RCP. 1.5 Inzet IBP-i Het IBP-i kan in werking treden bij één of beide van de volgende situaties: De crisisorganisatie van de dienst Gezondheid & Jeugd is ingezet, waarbij het proces IZB is betrokken in het voorkomen en bestrijden van een epidemie van een infectieziekte A. De situatie is inmiddels zo groot of de impact zodanig, dat wordt besloten tot het opschalen naar de Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingsProcedure (GRIP). Bij afschaling van een GRIP-situatie, kan het IBP-i nog steeds in werking blijven tot de situatie volledig is opgeheven. In gevallen waarin maatschappelijke onrust aanwezig is of dreigt, gerelateerd aan een dreigende epidemie van een infectieziekte A of een epidemie van een andere infectieziekte. Overige opmerkingen: - In dit draaiboek is geen inhoudelijk informatie opgenomen zoals protocollen en richtlijnen m.b.t. infectieziektebestrijding. Deze altijd te vinden op: Richtlijnen. 1.6 Actualisatie Het Bureau GHOR van de VRZHZ is verantwoordelijk voor het up to date houden van het IBP-i. Het Bureau GHOR evalueert jaarlijks het IBP-i op eventuele knelpunten of tekortkomingen, mede naar aanleiding van de evaluatie van concrete crises. Dit gebeurt in afstemming met de dienst Gezondheid & Jeugd, hoofdafdeling risico- en crisisbeheersing en de geneeskundige partners uit de zorgketen. 13 Pag. 2 MvT.: Wijzigingen van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio s pagina 8 van 28

101 2 Incident Bestrijdingsplan - infectieziekte A (IBP-i) Dit hoofdstuk beschrijft de coördinatiestructuur ten tijde van een crisis ten gevolge van een epidemie van een infectieziekte A. Van groot belang is te beseffen dat als er sprake is van een regionale, nationale of internationale uitbraak van een infectieziekte op grote schaal (epidemie) met grote maatschappelijke ontwrichting er binnen de genees- en gezondheidskundige wereld al veel maatregelen en activiteiten zijn ingezet. 2.1 Infectieziektecrisis een witte ramp Infectieziektecrises hebben een andere dynamiek dan flitsrampen - die plotseling en lokaal ontstaan -: de crisis bouwt zich doorgaans langzaam op tot een piek en neemt dan geleidelijk weer af. Hier kunnen weken tot maanden overheen gaan. Acties zijn dan ook niet incident gestuurd, maar zijn gebaseerd op te verwachten scenario s in de tijd. Infectieziektecrises typeren zich door een toename van de zorgvraag terwijl het zorgaanbod afneemt. Een infectieziekte uitbraak kan de professionals in de zorg treffen met als gevolg het uitvallen van artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners. Het gebrek aan ziekenhuisbedden en specifiek Intensive Care capaciteit vraagt om regulatie van de zorg d.m.v. triage. Triage waarbij bepaalde groepen wel en andere niet (acuut) worden behandeld en/of opgenomen in ziekenhuizen. Dit is een medische ethische afweging die binnen de zorgsector en het ministerie van VWS plaatsvindt. 14 Een daadwerkelijke infectieziektecrisis is een situatie waarbij ten gevolge van een infectieziekte in de regio (of in heel Nederland) er groot gevaar is voor de volksgezondheid. Waarbij een ernstige verstoring van de samenleving het gevolg kan zijn. Het leven en de gezondheid van vele personen of grote maatschappelijke belangen worden in ernstige mate bedreigd of zijn geschaad. Bij een epidemie van een infectieziekte A kan de overheid ingrijpende maatregelen treffen ter bestrijding. Bijvoorbeeld de specifieke bestrijdingsmaatregel: quarantaine. Dit is het afzonderen van personen die mogelijk besmet zijn met de betreffende ziekte in een daartoe aangewezen ruimte, deze maatregel kan dwingend worden opgelegd Zie ook bestuurlijke netwerkkaart & Infectieziekte. vijfde-druk.html 15 Dwingend in de zin van: onderwerpen aan. Conform Wet publieke gezondheid art. 35 lid 1, art. 36 lid 1, art/ 39 lid 1, enz. Meer duiding van deze maatregel is te vinden in het draaiboek: Gedwongen isolatie, quarantaine en medisch onderzoek. pagina 9 van 28

102 Een epidemie van een infectieziekte A kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Het voorkomen of het bestrijden van deze gevolgen vraagt om multidisciplinaire afstemming binnen de hoofdstructuur van de VRZHZ. Een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties binnen de Witte Kolom en afstemming en nauwe samenwerking met het veiligheidsdomein is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Bij een epidemie van een infectieziekte A zijn diverse dillema s te benoemen. Denk hierbij aan: Verdeling van schaarste. Er kan een gebrek aan IC-capaciteit ontstaan, de beschikbaarheid van antivirale middelen kan beperkt zijn, enz. Opvang en verzorging zieken Vele zieken worden thuis verzorgd of hebben enige vorm van opvang nodig. Alleen de ernstig zieken zullen een plekje krijgen in de ziekenhuizen. Kortom de zorg voor de bevolking kan veel vragen van de maatschappij, de gemeenten en de geneeskundige hulpverleningsorganisaties. Ontwrichting van samenleving Ziekte onder hulpverleners, winkeliers, toeleveranciers kan problemen geven in de totale maatschappelijke keten. 2.2 Werking IBP-i Het IBP-i biedt een coördinatiestructuur m.b.t. de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A. Een dergelijke epidemie vraagt op het gebied van coördinatie en regie in de genees- en gezondheidskundige keten een nauwe samenwerking tussen de GHOR en de dienst Gezondheid & Jeugd. 2.3 Algemene werking IBP-i Het IBP-i beschrijft enerzijds de structuur van samenwerking tussen de GHOR en de dienst Gezondheid & Jeugd ten tijde van een epidemie van een infectieziekte A. Anderzijds verbindt het IBP-i de crisisorganisatie van de GHOR / de dienst Gezondheid & Jeugd met de hoofdstructuur van de VRZHZ. De commandostructuur zoals beschreven in dit IBP-i wordt gebruikt voor van bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A, alsmede in gevallen waarin maatschappelijke onrust aanwezig is of dreigt, gerelateerd aan een dreigende epidemie van een infectieziekte A of een epidemie van een andere infectieziekte. Deze structuur en maatregelen m.b.t. de bestrijding van de epidemie kan bestaan zonder GRIP Rollen en verantwoordelijkheden binnen IBP-i Multidisciplinaire verantwoordelijkheid: De beleidsverantwoordelijkheid voor de voorbereiding op en de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A ligt bij de voorzitter van de veiligheidsregio. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft de taak en bevoegdheden om de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A of een directe dreiging daarvan ter hand te nemen. pagina 10 van 28

103 De bestrijding van de gevolgen op het gebied van openbare orde en veiligheid en maatschappelijk onrust als gevolg van een (dreigende) epidemie van een infectieziekte A (of van een epidemie van een andere infectieziekte wordt uitgevoerd onder coördinatie van de hoofdstructuur. Bij een epidemie van een infectieziekte A is de publiekscommunicatie in het kader van maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsregio. Monodisciplinaire verantwoordelijkheid: De operationele leiding van de bestrijdingsmaatregel van een epidemie infectieziekte is de verantwoordelijkheid van de Directeur Publieke Gezondheid. 16 Besluitvorming over specifieke bestrijdingsmaatregelen m.b.t. de infectieziekte wordt genomen door de voorzitter van de veiligheidsregio op advies van de DPG of de arts infectieziektebestrijding. De DPG gebruikt bij de uitvoering van zijn taak de coördinatiestructuur zoals beschreven in dit IBP-i. Bij een epidemie van een infectieziekte A is de publiekscommunicatie in het kader van maatregelen, de inhoudelijk medische / gezondheidskundige boodschap, specifiek voor de bestrijdingsmaatregelen m.b.t. de epidemie van een infectieziekte A de verantwoordelijkheid van de dienst Gezondheid & Jeugd. De dienst Gezondheid & Jeugd blijft altijd verantwoordelijk voor de operationele voorbereiding en uitvoering van de gehele infectieziektebestrijding, ook voor de grootschalige infectieziekteuitbraken. 17 De richtlijnen van het ministerie van VWS en LCI zijn maatgevend voor het handelen van de dienst Gezondheid & Jeugd. Overig: De diverse rollen van o.a. de World Health Organisation, het ministerie van VWS en de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het RIVM zijn o.a. beschreven in het landelijke beleidsdraaiboek influenzapandemie 18. Daarbij geeft de bestuurlijke netwerkkaart Infectieziekte o.a. inzicht in de bestuurlijke verantwoordelijkheden. Uitwerking: Concretisering van afspraken tussen DG en J en de Veiligheidsregio worden op taakkaarten uitgewerkt. Specifiek wordt hierbij aandacht besteed aan de afstemming ACGZ en de ROL en de aansluiting van de DPG in het GBT. Het informeren van de voorzitter dan wel de burgemeester is onderdeel van deze structuur. Deze uitwerking vindt plaats (onder andere) in de context van tijdige afstemming. 16 De voorzitter VRZHZ heeft sturingsvrijheid om uitvoering te geven aan o.a. de operationele regeling art. 3 lid Pag. 4 MvT.: Wijzigingen van de Wet publieke gezondheid onder meer in verband met de Wet veiligheidsregio s 18 pagina 11 van 28

104 3 Proces en verantwoordelijkheden Dit hoofdstuk beschrijft het proces en taken en verantwoordelijkheden. In onderstaand tabel wordt zeer beknopt weergegeven het verloop van de crisis met daarbij de verantwoordelijkheden. Melding patiënt verdacht van infectieziekte A Zo nodig gebruik maken van coördinatiestructuur IBP-i Bevestigd geval infectieziekte A Zo nodig gebruik maken van coördinatiestructuur IBP-i Activiteiten Melding ziekenhuis of huisarts bij arts infectieziektebestrijding van de Dienst. Melding naar LCI Informeren voorzitter veiligheidsregio en / of burgemeester betrokken gemeente Informeren AC-GZ Informeren hoofdstructuur VRZHZ, Regionaal Operationeel Leider (ROL) Bron en contactonderzoek Bestrijdingsmaatregelen Overleg m.b.t. informeren en communiceren Communicatie m.b.t. bevestigd geval etc. Contact en informeren voorzitter veiligheidsregio en / of burgemeester betrokken gemeente Informeren AC-GZ Informeren hoofdstructuur VRZHZ, Regionaal Operationeel Leider (ROL) Verantwoordelijkheid - Ziekenhuis (medisch specialist) en/of huisarts - De dienst Gezondheid & Jeugd - Arts IZB en/of DPG - Arts IZB en/of Crisiscoördinator - ACGZ (GHOR) - De dienst Gezondheid & Jeugd - Op aanwijzen van het LCI, uitvoering de dienst Gezondheid & Jeugd - De dienst Gezondheid & Jeugd - Op aanwijzen van het LCI, uitvoering de dienst Gezondheid & Jeugd - Arts infectieziektebestrijding en/of DPG. - Arts IZB en/of crisiscoördinator - ACGZ (GHOR) pagina 12 van 28

105 Meerdere bevestigde gevallen infectieziekte A Zo nodig gebruik maken van coördinatiestructuur IBP-i Grootschalige uitbraak infectieziekte A INZET IBP-I Grootschalige uitbraak infectieziekte A met maatschappelijke ontwrichting Bron en contactonderzoek / bestrijdingsmaatregelen Afstemming genees- en gezondheidskundige partners Overleg m.b.t. informeren en communiceren Informeren AC-GZ Informeren hoofdstructuur VRZHZ, ROL Bestrijdingsmaatregelen Afstemming genees- en gezondheidskundige partners Afstemming ROL en ROT, GBT en/of RBT Bestrijdingsmaatregelen Afstemming genees- en gezondheidskundige partners Afstemming met veiligheidspartners Nafase Bestrijdingsmaatregelen handhaven/afbouwen en evalueren Afstemming met veiligheiden gezondheidspartners - Sturing vanuit het LCI, uitvoering door de dienst Gezondheid & Jeugd. - De dienst Gezondheid & Jeugd - De dienst Gezondheid & Jeugd - Arts IZB en/of crisiscoördinator - ACGZ (GHOR). - Sturing door LCI en minister, uitvoering voorzitter veiligheidsregio en de dienst Gezondheid & Jeugd - De dienst Gezondheid & Jeugd en GHOR, inzet IBP-i - GHOR: ACGZ, DPG - LCI en minister - De dienst Gezondheid & Jeugd en GHOR, inzet IBP-i - Eventueel via de hoofdstructuur VRZHZ - Sturing door LCI en minister, uitvoering voorzitter veiligheidsregio en de dienst Gezondheid & Jeugd - IBP-i en eventueel via hoofdstructuur VRZHZ pagina 13 van 28

106 3.1 Melding en alarmering De vaststelling van of een verdenking 19 van een A-infectieziekte wordt binnen de dienst Gezondheid & Jeugd gemeld bij de arts infectieziektebestrijding. Deze zal in eerste instantie contact opnemen met de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) binnen het RIVM. Na het contact met het LCI neemt de Arts-infectieziektebestrijding contact op met de crisiscoördinator en/of de directeur van de dienst Gezondheid & Jeugd. De arts infectieziektebestrijding informeert indien van toepassing z.s.m. de burgemeester van de woonplaats van de patiënt en voorzitter van de veiligheidsregio. De crisiscoördinator / de arts IZB informeert de Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg 20 (ACGZ). Dit ook bij een verdenking of een enkel geval van A-infectieziekte, met als doel informeren en afstemming. De ACGZ informeert de operationeel directeur GHOR (ODG) en de ROL. De DPG neemt in nauwe afstemming met de ACGZ en crisiscoördinator van de dienst Gezondheid & Jeugd het besluit tot het inzetten van het IBP-i. Alarmering en afstemming verloopt voornamelijk via telefonisch contact. De ACGZ is de verbindende schakel tussen de hoofdstructuur VRZHZ (ROT / OL) en de inhoudsdeskundige en uitvoerende gezondheids- en geneeskundige instanties (Publieke en Acute Zorg) Monitoring In de aanloop naar een daadwerkelijk epidemie of een in periode van een verhoogde dreiging op een grootschalige uitbraak van infectieziekte is wordt de gezondheidskundige situatie gemonitord. Hierin werken de dienst Gezondheid & Jeugd nauw samen met het LCI. De dienst Gezondheid & Jeugd informeert tijdig de betrokken ketenpartners en de GHOR. De accounthouder dienst Gezondheid & Jeugd van het Bureau GHOR is in deze periode de verbindende schakel met de Regionaal Operationeel Leider en diverse productgroepen van de VRZHZ. 3.2 Op- en afschaling De coördinatiestructuur van het IBP-i treedt in werking bij een epidemie van een infectieziekte A. Dit kan zowel zonder als met een GRIP-situatie 21. Infectieziektescenario s die om een gecoördineerde (via het IBP-i en/of in samenhang met GRIP) aanpak vragen zijn: - De noodzaak van het handhaven van de openbare orde, omdat de bevolking toegang wil krijgen tot schaarse medicatie, spoedeisende hulp of ziekenhuisopname en bij de verstrekking van schaarse antivirale middelen of vaccinaties; - De noodzaak om burgers in quarantaine te houden en de openbare orde te handhaven; - Organisatorische noodzaak bij grootschalige organisatie van de bestrijding; - Afzetting van gebied (bijvoorbeeld dier-op-mens-overdraagbaarheid); - Noodzaak tot afstemming van multidisciplinaire informatie en communicatie; - Bij grootschalige afvoer besmette goederen; 19 Een verdenking op, één of enkele gevallen van een infectieziekte A betreft een monodisciplinaire verantwoordelijkheid van de dienst Gezondheid & Jeugd. 20 Voorheen en formeel genoemd in besluit veiligheidsregio s: de Hoofd Sectie GHOR 21 De coördinatiestructuur van het IBP-i kan een nuttig instrument zijn bij een epidemie of crisis van een andere infectieziekte niet zijnde een A-ziekte. pagina 14 van 28

107 3.2.1 Bijzonderheden bij opschaling In het kader van het IBP-i kunnen een aantal bijzonderheden worden genoemd: 1. Het waarborgen van de continuïteit van de patiëntenzorg is een primair doel van het IBP-i. De zorgcontinuïteits- en rampenopvangplannen van de genees- en gezondheidskundige keten worden/zijn afgestemd op het IBP-i. Het is de verantwoordelijkheid van de instelling zelf om te zorgen voor actuele planvorming op dit gebied. 2. Daadwerkelijk opschalen conform GRIP zal zelden noodzakelijk zijn, zelfs niet als er grootschaligheid is in curatie (medische behandeling) of preventie. Een infectieziekte heeft doorgaans een monodisciplinair karakter (Genees- en gezondheidskundig, coördinatie door de dienst Gezondheid & Jeugd en de GHOR). 3. Een infectieziektesituatie is geen flitsramp zoals grote branden, ongelukken in tunnels, ontsnapte giftige gassen of ingestorte gebouwen. Een epidemie van een infectieziekte A is niet plaats gebonden en vooral van langdurig karakter. Doorgaans verloopt de aanloop naar opschaling geleidelijk en is de verwachte duur van opschaling lang (weken of maanden). 4. Afhankelijk van de aard van een infectieziekte, zal er bij een uitbraak ook rekening gehouden moeten worden met de uitval van hulpverleners die zelf ziek worden. 5. Medewerkers moeten beschermd worden bij hun functie-uitvoering. Specifiek bij situaties waarbij agressie vanuit de bevolking een rol speelt, bijvoorbeeld omdat triagesystemen ertoe leiden dat bepaalde groepen wel en andere niet (acuut) worden behandeld en/of opgenomen. 6. Afstemming met de hoofdstructuur voorafgaand aan de opschaling heeft mede als doel informatieverstrekking aan hulpverleningsdiensten, zodat handelingsperspectieven kunnen worden meegegeven aan hulpverleners die op of rond de locatie(s) van besmetting monodisciplinair worden ingezet (ook bij incidenten die los staan van de infectieziekte). 7. Bij opschaling, conform RCP, zullen de voornaamste te verwachten overwegingen zijn: a. Onrust onder de bevolking wordt verwacht door schaarste aan medicatie of vaccin, of doordat mensen zich uit een bepaald gebied willen verplaatsen; b. Er zijn dusdanig maatregelen nodig, dat hiervoor multidisciplinaire afstemming in het veiligheidsdomein noodzakelijk is, met name waar het gaat om het treffen van logistieke voorzieningen binnen gemeenten, distributie van middelen, ordehandhaving en veiligheid en de inzet van personeel. 3.3 Leiding en coördinatie Bij een dreiging, uitbraak of verspreiding van een infectieziekte A met de kans op een crisissituatie is het informeren van de GHOR in een zo vroeg mogelijk stadium door de dienst Gezondheid & Jeugd noodzakelijk 22. Zodanig dat de DPG zijn verantwoordelijkheid kan nemen voor zowel de bestrijding van infectieziekten (vanuit volksgezondheid) als voor de uitvoering van de operationele verantwoordelijkheid van de GHOR crisisorganisatie binnen het veiligheidsdomein. De DPG is verantwoordelijk voor de aansturing op het gebied van de bestrijding en coördinatie van een epidemie van een infectieziekte A of een nieuw type influenzavirus. 22 Zie ook pagina 15 van 28

108 De DPG heeft de tactische en operationele commandovoering gemandateerd aan de ACGZ (Commandovoering en coördinatie opgeschaalde genees- en gezondheidskundige keten) en aan de Crisiscoördinator van de dienst Gezondheid & Jeugd (Interne bedrijfscontinuïteit, verantwoordelijkheden en de uitvoeringsketen van de dienst Gezondheid & Jeugd). De ACGZ zorgt voor afstemming en overleg met de Regionaal Operationeel Leider (ROL). De DPG en/of de arts infectieziektebestrijding informeert vanuit zijn eigenstandige verantwoordelijkheid de voorzitter van Veiligheidsregio. De DPG en/of de arts infectieziektebestrijding geeft op basis van de WPG een inhoudelijk advies aan de voorzitter van de veiligheidsregio over de te nemen maatregelen. Als directeur GHOR geeft de DPG de voorzitter van de veiligheidsregio advies over de coördinatie van de inzet van gezondheidszorg, dit m.b.t. continuïteit van zorg. Daarmee draagt de DPG zorg voor de bestuurlijke afstemming. De totale bestrijding van een infectieziekte A epidemie valt onder de aansturing van de landelijke overheid. Dit onder leiding van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Landelijke Coördinatie infectieziektebestrijding van het RIVM Uitbraakteam dienst Gezondheid & Jeugd Indien nodig wordt bij een uitbraak of epidemie van een infectieziekte binnen de dienst Gezondheid & Jeugd een uitbraakteam ingesteld. Het uitbraakteam van de dienst Gezondheid & Jeugd is een standaardprocedure binnen de afdeling infectieziektebestrijding. Binnen dit team is de arts infectieziektebestrijding de inhoudsdeskundige. Deze is verantwoordelijk voor het contact met het LCI en het vertalen van landelijke of internationale richtlijnen naar regionaal beleid. De arts infectieziektebestrijding vervult zijn wettelijke rol als adviseur door informatieverstrekking en uitleg van het regionale beleid Crisisteam van de dienst Gezondheid & Jeugd 23 Het crisisteam van de dienst Gezondheid & Jeugd is verantwoordelijk voor de interne uitvoering van taken en verantwoordelijkheden op het gebied crisismanagement. Informatievraagstukken, ondersteuningsvragen worden geformuleerd en in het crisisteam besproken. Daarbij is een nauwe samenwerking met de GHOR op het gebied van communicatie en informatiemanagement naar de geneeskundige keten en het veiligheidsdomein RegieTeam Infectieziekten ZHZ (RT-I) Binnen de coördinatiestructuur van het IBP-i heeft het RT-i het commando over de ondersteuning van de genees- en gezondheidskundige aspecten van het bestrijden van een infectieziekte-epidemie en/of uitbraak. Het RT-I heeft frequent overleg, zo nodig minimaal drie keer per week. Doel van het team is: afstemmen integrale communicatie, afstemming van maatregelen, scenario denken, advisering bestuur en keten, beleid en verantwoordelijkheden op het gebied van de genees- en gezondheidskundige aspecten. 23 zie pagina 16 van 28

109 Dit team is een samenvoeging van de crisisorganisaties GHOR en de dienst Gezondheid & Jeugd. Beide organisaties houden hun ondersteuningsstructuren in de vorm van de sectie GHOR en het Crisisteam van de dienst Gezondheid & Jeugd. De ACGZ is verantwoordelijk voor de communicatie en afstemming met de hoofdstructuur VRZHZ. De ACGZ informeert de ROL in elk geval wanneer een RT-I wordt gepland. In dit team zitten: - Directeur Publieke Gezondheid (voorzitter) - ACGZ (vicevoorzitter) - Crisiscoördinator dienst Gezondheid & Jeugd - Communicatie dienst Gezondheid & Jeugd - Een arts infectieziektebestrijding - Een secretaris (Hoofd informatie GHOR) Regionaal Outbreak Managementteam Het regionaal outbreak managementteam is een groot overleg van het RT-I aangevuld met vertegenwoordigers van de ketenpartners. Doel van het team is: integrale samenwerking binnen de uitvoeringsketen infectieziektebestrijding, communicatie, afstemming van maatregelen. Het regionaal outbreak managementteam overlegt zo nodig minimaal één keer per week. In dit team zitten: - Directeur Publieke Gezondheid (Voorzitter) - ACGZ - Vertegenwoordiger communicatie dienst Gezondheid & Jeugd - Een arts infectieziektebestrijding - Crisiscoördinator dienst Gezondheid & Jeugd - Vertegenwoordiger VRZHZ / liaison ROL - Vertegenwoordigers van de ziekenhuizen, huisartsen en de ambulancedienst ZHZ. - Aangevuld met andere ketenpartners uit de witte kolom 3.4 Informatiemanagement Tijdens de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte A wordt met veel partners samengewerkt. Bij een dreiging, uitbraak of verspreiding van een infectieziekte A met de kans op een crisissituatie hebben zowel de dienst Gezondheid & Jeugd als de GHOR contacten met partners; over de huidige situatie, maar ook ter voorbereiding op een eventuele ernstigere situatie. De informatie-uitwisseling van de dienst Gezondheid & Jeugd en GHOR met de partners is op elkaar afgestemd. Het IBP-i benoemt vaste accounthouders : DPG: Dienst Gezondheid & Jeugd: GHOR: Bestuur dienst Gezondheid & Jeugd en bestuur veiligheidsregio RIVM/LCI/CIb, ministerie van VWS/OMT-BAO, NVWA, maatschappelijke instellingen Hoofdstructuur VRZHZ en de overige veiligheidspartners, ministerie van VenJ/NCC/LOCC. pagina 17 van 28

110 In de algemene keten van crisisbeheersing is het Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS) de basisvoorziening voor het vastleggen en uitwisselen van informatie en het ondersteunen van de netcentrische werkwijze. De GHOR zal in afstemming met de de dienst Gezondheid en Jeugd multidisciplinaire noodzakelijke informatie delen middels LCMS. LCMS zal in een zo vroeg mogelijk stadium worden ingezet in het kader van informatiemanagement. De ACGZ stemt de inzet van LCMS af met de ROL. pagina 18 van 28

111 3.5 Communicatie en informatiemanagement Tijdens een epidemie van een infectieziekte A is het van belang de verantwoordelijkheden op het gebied van communicatie te bewaken. Taak en verantwoordelijkheden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Afstemming over communicatieboodschap is van groot belang! Het initiatief voor deze afstemming ligt bij de dienst Gezondheid en Jeugd. Tabel 3 Verantwoordelijkheden communicatie Organisatie Taken Verantwoordelijkheden Dienst Gezondheid & Jeugd GHOR Veiligheidsregio Gemeente Communiceren over de bestrijdingsmaatregelen m.b.t het bestrijden van een epidemie van een infectieziekte A. De GHOR communiceert over de coördinatie van de inzet van de gezondheidszorg m.b.t de continuïteit van zorg tijdens een epidemie van een infectieziekte A. Communiceren over de maatregelen m.b.t. openbare orde en veiligheid als gevolg van een epidemie van een infectieziekte A. Vertalen van de landelijke communicatie en maatregelen. Handelingsperspectief voorde burger en overheden. Duiding oorzaak en gevolgen van de infectieziekte en preventieve maatregelen. Communicatie vanuit de eigenstandige verantwoordelijkheid. Bewaken van de inhoudelijke gezondheidskundige boodschap in de communicatie van de VRZHZ. Verspreiden van de boodschappen naar de acute keten en VRZHZ Advisering over crisiscommunicatie Uitvoering crisiscommunicatie Invulling geven aan informatiemanagement, zorgt ervoor dat gegevensstromen leiden tot bruikbare en toegankelijke informatie. Eén van de gemeentelijke processen tijdens een ramp of crisis is crisiscommunicatie. De gemeente is vanuit de Wet Veiligheidsregio s verantwoordelijk voor crisiscommunicatie met als primair doel het voorzien in de maatschappelijke informatiebehoefte tijdens een (dreigende) crisissituatie (art. 7 lid 1 Wvr). Zowel de dienst Gezondheid & Jeugd als de Veiligheidsregio hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop crisiscommunicatie wordt uitgevoerd Hiermee wordt de bestuurder ondersteund bij het betekenisgeven of duiden van een crisis. pagina 19 van 28

112 3.6 Overzicht IBP-i structuur pagina 20 van 28

113 3.7 Verantwoordelijkheid en taakinhoud per ketenpartner Iedere betrokken ketenpartner draagt een eigen verantwoordelijkheid binnen de keten van opgeschaalde zorg in het kader van infectieziektebestrijding en levert een eigen bijdrage aan de bestrijding. In onderstaande tabel staan de taken van de ketenpartners benoemd. Tabel 1 Taakverantwoordelijkheden per ketenpartner Rol in het proces Programma van eisen Ambulancedienst Vervoer en patiëntenzorg Vervoert zieken. Veilig voor de patiënt en voor de medewerker, na triage als de ziekte daartoe aanleiding geeft. Politie Brandweer Openbare orde, begidsing, afzettingen, afzetten van quarantainegebied Normale uitvoering van werkzaamheden Huisartsen(posten) Directe patiëntenzorg; bijdrage aan infectieziektebestrijding. Handhaaft openbare orde wanneer van toepassing, draagt bij aan verkeerstroomregulatie, het handhaven van quarantaine. Creëert de randvoorwaarden dat medewerkers van de brandweer hun reguliere werkzaamheden ook ten tijde van de uitbraak van een infectieziekte veilig en effectief kunnen uitvoeren. Levert patiëntenzorg Levert een bijdrage bij grootschalige vaccinaties Gemeenten Ziekenhuizen Communicatie gemeenten Havenbedrijf Rotterdam N.V. / Divisie Havenmeester Logistieke voorzieningen om grootschalige patiëntenzorg en massavaccinaties mogelijk te maken Directe patiëntenzorg; bijdrage aan infectieziektebestrijding Communicatie met burgers DHMR zorgt voor de doormelding van infectieziektemeldingen van schepen naar de dienst Gezondheid & Jeugd en ketenpartners Zorgt voor de beschikbaarheid van alle logistieke middelen die nodig zijn voor het grootschalig kunnen voorzien van burgers van medische middelen of de opvang van patiënten Levert direct curatieve zorg aan patiënten; Beschikt over isolatievoorzieningen wanneer dit nodig blijkt Informeert de burger zo snel mogelijk over de dan beschikbare informatie, mede met als doel om maatschappelijke onrust te voorkomen of beperken. Dit in afstemming met crisiscommunicatie VRZHZ, GHOR en de inhoudelijke informatie van de dienst Gezondheid & Jeugd. Zorgt voor de uitvoering van de International Health Regulations (IHR) t.a.v. havens pagina 21 van 28

114 3.7.1 Port Health Authority Rotterdam (PHAR) Een specifieke plaats in de taakverantwoordelijkheden wordt ingenomen door de Port Health Authority Rotterdam (PHAR). De PHAR houdt zich bezig met de gezondheidszorg in de haven van Rotterdam en de zeehaven van Dordrecht. Een belangrijk onderdeel daarvan is de infectieziektebestrijding. Door internationaal verkeer kunnen infectieziekten zich wereldwijd verspreiden. Maatregelen ter bestrijding hiervan staan beschreven in de Internationale Health Regulations (IHR) uitgevaardigd door de Wereldgezondheidsorganisatie. De IHR vormt de basis voor de Wet Publieke Gezondheid van 1 december De zeehaven van Dordrecht valt onder beheer van het Rotterdams Havenbedrijf. Dit betekent dat ten behoeve van de zeehaven van Dordrecht voorzien moet zijn in een plan voor noodsituaties, een crisisdienst in geval van uitbraken van infectieziekten en quarantaineruimte(n). Het Haven Coördinatie Centrum is het aanspreekpunt voor schepen, bemanning en overige partijen werkzaam in de haven van Rotterdam of Dordrecht. In het geval van het constateren van een infectieziekte op een schip onderweg naar Rotterdam of Dordrecht ligt er een belangrijke rol voor de Divisie Havenmeester/Havenbedrijf Rotterdam N.V. (DHMR/HbR) in de samenwerking met de dienst Gezondheid & Jeugd. Op basis van de artikelen uit de Wet publieke gezondheid kan de voorzitter van de veiligheidsregio maatregelen treffen ten behoeve van de bestrijding van een epidemie infectieziekte A. pagina 22 van 28

115 Lijst met afkortingen ACGZ BAo CIb DPG DHMR/HbR GHOR GOR GRIP GROP Hs-GHOR IBP-i IC IHR IZB LCI LCMS LOCC MERS-CoV Ministerie van VWS MMK NCC NRK NVWA OMT PG PHAR PSH RAV ZHZ RCP RIVM ROL RT-I SARS VenJ VRZHZ Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg (voorheen HS-GHOR) Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Centrum Infectieziektebestrijding Directeur Publieke Gezondheid Divisie Havenmeester/Havenbedrijf Rotterdam N.V. Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Gezondheidsonderzoek bij Rampen Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure GGD rampen opvangplan Hoofd sectie GHOR (nu ACGZ) Incidentbestrijdingsplan Infectieziekten A Intensive Care International Health Regulations Infectieziektebestrijding Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding Landelijk Crisis Management Systeem Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Middle East Respiratory Syndrome Coronavirus Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Medische Milieukunde Nationaal Coördinatie Centrum Nederlands Rode Kruis Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit Outbreak Management Team Publieke Gezondheid Port Health Authority Rotterdam Psychosociale hulpverlening Regionale ambulancevoorziening Zuid Holland Zuid Regionaal CrisisPlan Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Operationeel Leider RegieTeam - infectieziekten Severe Acute Respiratory Syndrome Ministerie van Veiligheid en Justitie Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid pagina 23 van 28

116 Bijlage 1: Scenario s In de bijlagen zijn er 4 scenario s nader uitgewerkt. Dit in de vorm van mogelijke besmetting waarbij een combinatie van besmettingsbronnen mogelijk zijn. De scenario s zijn: - voedsel gerelateerde infectieziekte; - mens-op-mens-overdraagbare aandoening; - dier-op-mens-overdraagbare aandoening; - nieuwe (nog onbekende of niet-geïdentificeerde) infectieziekte. Voorafgaande aan de beschrijving van deze vier scenario s, wordt de algemene werking van het IBP-i beschreven, die in alle vier de scenario s overkoepelend is. De werking van het IBP-i en de uitwerking van deze vier scenario s staat naast de landelijke structuur van aansturing door de landelijke overheid bij de bestrijding van infectieziekte A. In deze bijlage worden een viertal scenario s geschetst bij: 1. Voedsel-gerelateerde besmetting; 2. Ziektebron is dier, besmetting op mens; 3. Mens-op-mens-besmetting; 4. Zieken waarbij de ziektebron nog niet bekend is; of anders is dan 1,2 of 3. Deze scenario s kunnen zich redelijkerwijs voordoen en die qua impact redelijkerwijs hoog. De scenario s dienen als hulpmiddel t.b.v. de voorbereiding en de eventuele daadwerkelijke bestrijding van een epidemie. pagina 24 van 28

117 Scenario 1: door voedsel overdraagbare infectieziekte Kenmerken Een uitbraak met resistente bacterie (b.v. EHEC) heeft grote impact voor wat betreft het aantal getroffenen, de daarmee gepaard gaande zorgvraag met (grote) economische implicaties. Vragen: 1. Wat is de besmettingsbron? 2. Hoe vindt verspreiding plaats? 3. Is besmetting van mens-op-mens of dier-op-mens mogelijk? 4. Zijn er specifieke risicogroepen? 5. Welke maatregelen dienen genomen te worden om verder verspreiding te voorkomen? 6. Als er nog geen dodelijke slachtoffers zijn, kan de besmetting uiteindelijk leiden tot de dood? Aandachtspunten bij een uitbraak door voedsel 1. Ook gezonde mensen kunnen ernstig ziek worden. Hierdoor is de dreiging voor alle burgers reëel. Als er één of meerdere dodelijke slachtoffers vallen, zal de bestuurlijkeen media-aandacht veranderen. 2. Deel van de hulpverleners zal ook uitvallen door ziekte. Gevolg kan zijn dat er schaarste ontstaat in de personele capaciteit. 3. Bij ziekte van hulpverleners dient de werkgever (middels haar ARBOdienst) werknemers over risico s goed en volledig te informeren om ziekte te voorkomen door adequate voorzorgsmaatregelen en overtrokken paniek of voorzorg 24 onder hulpverleners te vermijden. 4. Het zal (in het begin) moeilijk zijn specifieke risicogroepen aan te duiden waardoor het risico voor alle burgers bestaat. 5. Als er (nog) geen duidelijke bron te vinden is, kunnen er geen duidelijke instructies worden gegeven wat men moet doen om besmetting te voorkomen. 6. Bestuurlijk kan er (grote) druk ontstaan om maatregelen te nemen terwijl dit (in het begin) wellicht niet mogelijk is. Wellicht is er tegelijk aandacht voor de vraag of er vooraf tijdig maatregelen zijn genomen. 7. De economische gevolgen van eventuele maatregelen kunnen groot zijn. 8. Er kan een probleem ontstaan met de isolatiemogelijkheden in ziekenhuizen en met de capaciteit op de Intensive Care. 24 Overtrokken voorzorg daarmee wordt bedoeld overdreven en onnodige voorzorgsmaatregelen. pagina 25 van 28

118 Scenario 2: dier-op-mens-overdracht infectieziekte Kenmerken De ziekte bij meerdere mensen blijkt toe te schrijven aan een virus of bacterie, die gedragen werd door een dier. Het in contact zijn geweest met een besmet dier of door aviaire infectie, is het virus of de bacterie overgedragen op de besmette personen. Vragen: 1. Wat is de besmettingsbron, wat zijn de besmettingslocatie(s)? 2. Hoe vindt verspreiding plaats? 3. Wat is de incubatietijd voor er klachten optreden? 4. Is besmetting van mens-op-mens of dier-op-mens mogelijk? 5. Zijn er specifieke risicogroepen? 6. Welke maatregelen dienen genomen te worden om verder verspreiding te voorkomen? 7. Als er nog geen dodelijke slachtoffers zijn, kan de besmetting uiteindelijk leiden tot de dood? Aandachtspunten bij dier-op-mens-overdracht infectieziekte 1. De manifestatie van een probleem kan, maar hoeft niet, (veel) later zijn dan het moment van besmetting. 2. Geïnfecteerde personen zijn moeilijk te bepalen; wie heeft waar, wanneer risico gelopen. Het kan helpen om burgers zelf een risico-inschatting te laten maken. 3. Ook hulpverleners kunnen ziek zijn of worden. De werkgever (middels haar ARBOdienst) dient werknemers over risico s goed en volledig te informeren om ziekte te voorkomen en overtrokken paniek of voorzorg onder hulpverleners te vermijden. 4. Als kinderen, ouderen en/of zwangeren ziek worden, of wanneer er één of meerdere doden vallen, heeft invloed op in hoeverre burgers een ziekte als ernstig en risicovol beleven en zal dit de media-aandacht bepalen. 5. Mogelijk is er onduidelijkheid of de dood echt toe te schrijven valt aan de ziekte, of ontstaan is door de samenloop van de infectie met een andere aandoening van de getroffene. 6. Ook als de ziektebron (het soort dier) is vastgesteld, blijft er onzekerheid vanuit welke bedrijven besmetting plaatsvindt of plaats gevonden heeft en of ook dieren in het wild een besmettingsbron kunnen vormen (b.v. vogelgriep). 7. Bestuurlijk kan er (grote) druk ontstaan om maatregelen te nemen terwijl dit (in het begin) wellicht niet mogelijk is. Wellicht is er tegelijk aandacht voor de vraag of er tijdig vooraf maatregelen zijn genomen. 8. De maatregelen ten aanzien van dieren wordt door de NVWA genomen. Deze zijn vooral gericht op mogelijke problemen met het vervoer van dieren(producten). Er kan spanning ontstaan tussen economische belangen en maatregelen ten behoeve van het volksgezondheidsprobleem. 9. Er kan een probleem ontstaan met de isolatiemogelijkheden in ziekenhuizen en met de capaciteit op de Intensive Care. pagina 26 van 28

119 Scenario 3: mens-op-mens overdracht infectieziekte Kenmerken De aandoening blijkt besmettelijk te zijn van mens op mens (b.v. influenza, SARS) waarbij verschillende wegen van besmetting mogelijk zijn. Vragen: 1. Wat zijn de wegen van besmetting en wat is de besmettelijkheid? 2. Wat is de snelheid van verspreiding? 3. Wat is de incubatietijd? 4. Welke eventuele mutaties in het virus/bacterie treden op? 5. Zijn er specifieke risicogroepen? 6. Welke maatregelen dienen genomen te worden om verder verspreiding te voorkomen? 7. Als er nog geen dodelijke slachtoffers zijn, kan de besmetting uiteindelijk leiden tot de dood? Aandachtspunten bij mens-op-mens-overdracht infectieziekte 1. Mogelijk is er geen profylaxe beschikbaar, wat kan leiden tot ongerustheid onder de bevolking. 2. Mogelijk is er wel medicatie beschikbaar, maar niet voor de hele bevolking 3. De duur van de pandemie is niet bekend (bij influenza ca. 3 maanden bij de eerste golf met een piek na zes weken). 4. Een deel van de werkzame bevolking valt uit door eigen ziekte (dit kan oplopen tot 30% of meer van de bevolking). 5. Bij ziekte van hulpverleners dient de werkgever (middels haar ARBOdienst) werknemers over risico s goed en volledig te informeren om ziekte te voorkomen door adequate voorzorgsmaatregelen en overtrokken paniek of voorzorg onder hulpverleners te vermijden. 6. Een deel van de hulpverleners zal ook uitvallen door ziekte. Gevolg kan zijn dat er schaarste ontstaat in de personele capaciteit. 7. Een zeer hoog aantal ziekenhuisopnames, waarvan een omvangrijk deel beademd moet worden. 8. Bij influenza bedraagt de gemiddelde duur voor opname op de IC naar schatting 8 dagen. 9. Bij een landelijke pandemie zal de regie op de bestrijding en het voorkomen van uitbreiding bij de minister van VWS zijn belegd. 10. Doordat de pandemie van de H1N1 uiteindelijk meeviel, is het mogelijk dat de gevolgen bij een volgende pandemie worden onderschat en onvoldoende serieus voorzorgsmaatregelen worden getroffen, mede afhankelijk van ernstige zieke patiënten en doden. pagina 27 van 28

120 Scenario 4: nieuwe introductie Kenmerken In deze situatie worden mensen (ernstig) ziek, of zijn er zelfs overledenen. Het is niet bekend wat de ziekteverwekker is, de oorsprong, noch de verspreider (dier, mens, voeding etc.). Er moet dus wel gehandeld worden, met de maximale voorzichtigheid, om patiënten te verzorgen en verdere verspreiding te voorkomen. In een later stadium kan blijken dat de vorm van grootschalige medicatieverschaffing nodig is of (in een gunstig geval) massale vaccinatie. Deze situatie kenmerkt zich dus voornamelijk door onduidelijkheid. De eerste keer dat SARS voorkwam, is hiermee te vergelijken. Vragen: 1. Wat zijn de wegen van besmetting en wat is de besmettelijkheid? 2. Wat is de snelheid van verspreiding? 3. Wat is de incubatietijd? 4. Welke eventuele mutaties in het virus/bacterie treden op? 5. Zijn er specifieke risicogroepen? 6. Welke maatregelen dienen genomen te worden om verder verspreiding te voorkomen? 7. Als er nog geen dodelijke slachtoffers zijn, kan de besmetting uiteindelijk leiden tot de dood? Aandachtspunten bij een nieuwe introductie: 1. Mogelijk is er geen profylaxe beschikbaar, wat kan leiden tot ongerustheid onder de bevolking. 2. Mogelijk is er wel medicatie beschikbaar, maar niet voor de hele bevolking 3. Onduidelijkheid kan ook tot onzekerheid leiden bij hulpverleners. De werkgever (middels haar ARBOdienst) dient de werknemers over risico s goed en volledig te informeren om ziekte te voorkomen door adequate voorzorgsmaatregelen en overtrokken paniek of voorzorg onder hulpverleners te vermijden. 4. Een deel van de werkzame bevolking valt uit door eigen ziekte (dit kan oplopen tot 30% of meer van de bevolking). 5. Een deel van de hulpverleners kan ook uitvallen door ziekte. Gevolg kan zijn dat er schaarste ontstaat in de personele zorgcapaciteit. 6. Een zeer hoog aantal ziekenhuisopnames, waarvan een omvangrijk deel beademd moet worden. 7. Mogelijk is grootschalige isolatie of quarantaine nodig. 8. Bij een landelijke pandemie zal de regie op de bestrijding en het voorkomen van uitbreiding bij de minister van VWS zijn belegd. pagina 28 van 28

121 III.2 Herziening regionaal risicoprofiel oplegnotitie herziening regionaal risicoprofiel.pdf Agendapunt III-2 Registratienummer 2015/273 Voorstel voor de vergadering van: Het algemeen bestuur Datum vergadering: 5 februari 2015 Onderwerp: Gevraagd besluit: Herziening regionaal risicoprofiel Het algemeen bestuur wordt gevraagd: - kennis te nemen van: 1. de samenvatting van de herziening van het regionaal risicoprofiel VRZHZ (concept); 2. het proces tot vaststelling van het regionaal risicoprofiel VRZHZ. Vergaderstuk: Toelichting: 2015/273/A - Samenvatting herziening regionaal risicoprofiel VRZHZ Op 23 maart 2011 heeft het algemeen bestuur van de VRZHZ voor de eerste maal een regionaal risicoprofiel vastgesteld. Een regionaal risicoprofiel is een inventarisatie en analyse van de in de regio aanwezige risico s plus de risico s uit aangrenzende gebieden. Een regionaal risicoprofiel bestaat uit 1 : Een overzicht van risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden. Een overzicht van soorten branden, rampen en crises die zich in de veiligheidsregio kunnen voordoen. Een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, ramen en crises zijn opgenomen. Het doel van het regionaal risicoprofiel is dat het bestuur in staat wordt gesteld afgewogen strategische beleidskeuzes te maken om de (beperkt) beschikbare middelen zo gericht mogelijk in te zetten op de belangrijkste risico s en kent hiermee een koppeling met het regionaal beleidsplan. Het bestuur van de veiligheidsregio stelt een regionaal risicoprofiel vast na overleg met de raden van de gemeenten in de regio, waarbij het bestuur de raden verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. 2 Het beleidsplan van de VRZHZ dient mede gebaseerd te zijn op het bestuurlijk vastgestelde risicoprofiel. 3 In de aanloop naar de tweede beleidscyclus van de VRZHZ is het in maart 2011 vastgestelde regionaal risicoprofiel volledig herzien. U ontvangt bijgaand de management samenvatting van de herziening 1 Artikel 15 tweede lid onder a, b en c Wet veiligheidsregio s. 2 Artikel 15 derde lid Wet veiligheidsregio s 3 Artikel 15, eerste lid Wet veiligheidsregio s

122 regionaal risicoprofiel VRZHZ. Ter behoeve van de bestuurlijke vaststelling van het regionaal risicoprofiel wordt onderstaand proces in ogenschouw genomen: 1. Na het DB verzending van het regionaal risicoprofiel VRZHZ aan gemeenteraden en adviseurs met het verzoek om een zienswijze op het stuk in te brengen en wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. 2. Informatiebijeenkomst organiseren gemeenteraadsleden (9 maart 2015). 3. Verwerking zienswijzen. 4. Behandeling definitief regionaal risicoprofiel in DB. 5. Vaststelling regionaal risicoprofiel in AB. 6. Aanbieding aan gemeenten en adviseurs. 7. (laten) uitvoeren beïnvloedingsanalyse (niet verplicht). 8. Verwerking in regionaal beleidsplan. Financiële consequenties: Vervolgprocedure: Vervolgstappen: Geen Het voorstel wordt bij de volgende overleggen ingebracht: MT Audit commissie OVO Bestuurlijke klankbordgroep brandweerkazernes AGV Stuurgroep regionalisering brandweer kazernes DB Anders, nl.... AB CAB Niet van toepassing Agendering van het definitief regionaal risicoprofiel in het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur zal plaatsvinden voor de zomer Organisatie eenheid Indiener niveau 2 Concerncontroller a.i. Directiesecretaris Risico- & crisisbeheersing R.P. Bron A.E.T. Wepster dd dd pagina 2 van 2

123 A managementsamenvatting RRP.pdf Vergaderstuk 2015/273/A Samenvatting herziening regionaal risicoprofiel VRZHZ 1 Inleiding Op 23 maart 2011 heeft het algemeen bestuur van de VRZHZ voor de eerste maal een regionaal risicoprofiel vastgesteld. Een regionaal risicoprofiel is een inventarisatie en analyse van de in de regio aanwezige risico s plus de risico s uit aangrenzende gebieden Een regionaal risicoprofiel bestaat uit 1 ; Een overzicht van risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden, Een overzicht van soorten branden, rampen en crises die zich in de veiligheidsregio kunnen voordoen, Een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen. Het doel van het regionaal risicoprofiel is dat het bestuur in staat wordt gesteld afgewogen strategische beleidskeuzes te maken om de (beperkt) beschikbare middelen zo gericht mogelijk in te zetten op de belangrijkste risico s en kent hiermee een koppeling met het regionaal beleidsplan. In het regionaal risicoprofiel wordt de focus niet alleen gelegd op de risicosituaties die daadwerkelijk aanwezig zijn, er dient ook te worden verkend welke voorzienbare ontwikkelingen kunnen leiden tot nieuwe risico s of tot het wegnemen daarvan. Zo kunnen voorzienbare trends en ontwikkelingen worden beschouwd, zoals nieuwe technologieën, nieuwe of toekomstige wet- en regelgeving of bijvoorbeeld geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestuur van de veiligheidsregio stelt een regionaal risicoprofiel vast na overleg met de raden van de gemeenten in de regio, waarbij het bestuur de raden verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. 2 Het beleidsplan van de VRZHZ dient mede gebaseerd te zijn op het bestuurlijk vastgestelde risicoprofiel. 3 In de aanloop naar de tweede beleidscyclus van de VRZHZ is het in maart 2011 vastgestelde regionaal risicoprofiel volledig herzien. 2 Opbouw regionaal risicoprofiel Het regionaal risicoprofiel voor de VRZHZ is opgesteld volgens de methode nationale risicobeoordeling (programma nationale veiligheid) en de landelijke handreiking regionaal risicoprofiel. Dit brengt de volgende opbouw met zich mee Het risicobeeld; een inventarisatie van soorten branden, rampen en crises die in de regio kunnen voorkomen; De risicoduiding; een uit het risicobeeld afgeleid overzicht naar soorten branden, rampen en crises; 1 Artikel 15 tweede lid onder a, b en c Wet veiligheidsregio s. 2 Artikel 15 derde lid Wet veiligheidsregio s 3 Artikel 15, eerste lid Wet veiligheidsregio s 1

124 Vergaderstuk 2015/273/A Een uitwerking van realistische scenario s gekoppeld aan incidenttypen; De risicoanalyse; m.b.v. landelijke beoordelingsmethodiek bepalen hoe waarschijnlijk het is dat een bepaald scenario de komende beleidsperiode werkelijkheid wordt en hoe erg dat is als het gebeurt (impact). De risico s waaraan de regio wordt blootgesteld zijn voor een deel regiospecifiek (de risico s zijn aanwezig door activiteiten en functies in of het karakter en de geografische ligging van het gebied) en voor een ander deel als generiek aan te merken (de risico s zijn in de VRZHZ aanwezig maar niet in hogere mate dan in de rest van Nederland, denk bijvoorbeeld aan een pandemie of extreem weer). Op basis van het risicobeeld zijn, werkend vanuit de landelijke scenarioselectie, scenario s benoemd die zich binnen de VRZHZ zouden kunnen voordoen. Uitgangspunt bij deze selectie was dat de scenario s zich daadwerkelijk kunnen voordoen in onze regio (geen waarschijnlijkheid 0), realistisch van aard zijn (geen worst case) en overstijgend aan het dagdagelijkse werk van de hulpdiensten. De uitgewerkte incidentscenario s zijn volgens de landelijke systematiek ondergebracht in de volgende categorieën; Natuurlijke omgeving Gebouwde omgeving Technologische omgeving Vitale infrastructuur en voorzieningen Verkeer en vervoer Gezondheid Sociaal-maatschappelijke omgeving Bijvoorbeeld overstromingen, extreem weer bijvoorbeeld brand in winkelcentrum met bovengelegen woningen, verzorgingstehuizen, brand in binnenstad Bijvoorbeeld incident met gevaarlijke stoffen bijvoorbeeld langdurige stroomuitval, uitval gasvoorziening bijvoorbeeld ongeval in een tunnel, aanvaring op het water bijvoorbeeld pandemie bijvoorbeeld paniek in menigten 3 Weging van de risico s Nadat op basis van het risicobeeld de voor de VRZHZ realistisch geachte scenario s zijn geduid, heeft de beoordeling van de impact en waarschijnlijkheid ervan plaatsgevonden met behulp van experts van binnen en buiten de regio en vanuit onze partnerorganisaties. De weging van de risico s gebeurt los van bijvoorbeeld politieke of economische belangen. Door gebruik te maken van specialistische vakinhoudelijke kennis van experts is beoogd een zo objectief mogelijk beeld van de risico s in de regio te geven. De uitkomsten van de analyses worden gepresenteerd in een risicodiagram. 2

125 Vergaderstuk 2015/273/A 4 De herziening; wat is nieuw, wat is gewijzigd? In deze herziene versie van het regionaal risicoprofiel VRZHZ zijn alle eerder uitgewerkte scenario s opnieuw tegen het licht gehouden. Nieuwe trends en ontwikkelingen zijn meegenomen en waar mogelijk zijn effecten van beleidsinspanningen van de afgelopen beleidsperiode meegewogen. Wijzigingen De verschuivingen in risico s ten opzichte van de vorige versie van het regionaal risicoprofiel betreffen; De waarschijnlijkheidsbeoordeling van de overstromingsscenario s; voor bepaalde dijkringen is op basis van nieuwe onderzoeksresultaten een hogere waarschijnlijkheid van overstromen bepaald. De waarschijnlijkheidsbeoordeling van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij bedrijven; op basis van onderzoeksresultaten en expertmeningen is de waarschijnlijkheid van een incident met gevaarlijke stoffen bij bedrijven hoger beoordeeld. Gewijzigde risicobeoordeling ten gevolge van de ontwikkelingen m.b.t. scheiden van wonen en zorg; nieuwe regelgeving heeft o.a. tot gevolg dat ouderen en verminderd zelfredzame mensen langer zelfstandig blijven wonen en dat de mate van zelfredzaamheid van bewoners van verzorgingstehuizen zeer laag is. Deze verschuiving van risico s is nader uitgewerkt. De impact- en waarschijnlijkheidsbeoordeling van de pandemie (mild en ernstig); op basis van een actualisatie van de nationale Risicobeoordeling is de impact en waarschijnlijkheidsbeoordeling van deze scenario s naar beneden toe bijgesteld. De waarschijnlijkheidsbeoordeling van een ziektegolf; i.v.m. een toenemende waarschijnlijkheid van een ziektegolf (polio) in combinatie met een lage vaccinatiegraad onder bepaalde bevolkingsgroepen in de regio is dit scenario in het risicoprofiel opgenomen. Nieuw toegevoegde scenario s Nieuwe ontwikkelingen en trends hebben geleid tot aanvulling van het regionaal risicoprofiel met de volgende scenario s; Doorbraak regionale keringen (met overstroming tot gevolg); Incident met alternatieve brandstoffen (LNG/CNG) 4 (proef)boringen schaliegas Voetbalrellen (gerelateerd aan FC Dordrecht in de eredivisie) Vervallen scenario s Onrust tijdens oude en nieuw; ondergeschikt aan het scenario onrust in probleemwijken. Mexicaanse griep (H1N1 2009); kan door actualisatie van het pandemiescenario komen te vervallen. Luchtvaartincident; valt vanwege de lage waarschijnlijkheidsbeoordeling buiten het risicodiagram. 4 LNG; Liquefied Natural Gas CNG; Compressed Natural Gas 3

126 Vergaderstuk 2015/273/A Uitval GMC; maakt onderdeel uit van overige scenario s vallend onder vitale infrastructuur en voorzieningen. 5 Inhoudelijke samenvatting 5.1 Natuurlijke omgeving Overstromingsscenario s De regio is een laaggelegen en waterrijk deltagebied, beschermd door een stelsel van aaneengesloten waterkeringen ook wel dijkringen genoemd. De regio heeft te maken met overstromingsrisico s zowel vanuit de rivieren als vanuit zee. De instanties die binnen de VRZHZ belast zijn met het waterbeheer zijn het Waterschap Rivierenland (dijkring 16 en 43), het Waterschap Hollandse Delta (dijkring 17, 21 en 22) en Rijkswaterstaat. Een relatief klein gedeelte van de regio (Gorinchem Oost, Hoog Dalem) valt binnen dijkring 43 (Betuwe/Tieler- en Culemborger waarden). Dijkring 43 maakt tevens onderdeel uit van het regionaal risicoprofiel van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid. De overstromingsscenario s per dijkring zijn opnieuw gewogen met behulp van. uitkomsten uit het project Veiligheid Nederland in Kaart 2 (VNK2) VNK2 geeft een beeld van overstromingskansen, gevolgen en risico s voor een dijkringgebied. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren, zoals in het vorige regionaal risicoprofiel gehanteerd. VNK2 geeft een schatting van de overstromingskans van een dijkringgebied en heeft economische schade, slachtoffers door overstroming en bijbehorende risico s nader in beeld gebracht. M.b.v de beschikbare cijfers en informatie die VNK heeft opgeleverd, heeft in samenwerking met Waterschap Hollandse Delta, Waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat en de provincie Zuid-Holland een herziening van de overstromingsscenario s per dijkring plaatsgevonden. Nieuwe inzichten leiden er toe dat de waarschijnlijkheidsbeoordeling voor de komende beleidsperiode voor dijkringen 16, 21 en 43 een waarschijnlijkheidsklasse opschuift van onwaarschijnlijk naar mogelijk. Naast de primaire keringen die ons beschermen tegen een overstroming vanuit zee of de grote rivieren, bestaan er ook regionale keringen. Deze regionale keringen voorkomen wateroverlast vanuit het regionaal watersysteem zoals boezems en plassen. Na de dijkverschuiving in Wilnis en Terbregge in 2003 zijn ook de regionale keringen van een veiligheidsnorm voorzien. In de periode van 2009 tot 2013 zijn de regionale keringen getoetst. Daarom is in de herziening van dit regionaal risicoprofiel ook een uitwerking van het scenario doorbraak regionale keringen opgenomen. Dit scenario scoort een beperkt tot aanzienlijke impact in de waarschijnlijkheidsklasse mogelijk. De regio kent geen grote bos- of heidegebieden, waarmee grootschalige natuurbranden geen voor de hand liggend risico vormen voor de regio. Intensieve recreatie, in de vorm van grootschalige kampeerterreinen of bungalowparken in natuurgebieden, vindt in de regio niet plaats. De Hollandsche Biesbosch wordt vooral bezocht door dagjesmensen. 4

127 Vergaderstuk 2015/273/A Extreme weersomstandigheden zoals zware stormen, langdurige droogte/hitte, extreme koudeperiode of extreme regenval, kunnen in de regio voorkomen, maar vormen op zichzelf geen specifiek regionaal risico en kunnen als generiek risico worden bestempeld. De regio ZHZ behoort niet tot de gebieden waar aardbevingen te verwachten zijn. 5.2 Gebouwde omgeving Risico s bij grote branden in de regio kunnen voortkomen uit de aard van de bebouwing of te maken hebben met de functie van het gebouw en de aard van de gebruikers. De historische binnensteden van Dordrecht, Gorinchem en Leerdam vertonen bijvoorbeeld een afwijkend brandpreventief bouwkundig beeld t.o.v. recentere bouw. De kans op branduitbreiding/brandoverslag en daarmee een grote brand is daardoor groter. Bij gebouwen met een bijzonder gebruik (kwetsbare objecten) kan binnen de VRZHZ gedacht worden aan de gevangenis (Dordrecht), ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en (andere) gebouwen met een grootschalige publieksfunctie. Bij ziekenhuizen, verzorgingstehuizen e.d. komt de kwetsbaarheid voort uit de beperkte mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen. Bij gebouwen met een grootschalige publieksfunctie ligt de kwetsbaarheid op het vlak van het grote aantal aanwezige personen in een bepaalde ruimte. Bij de herziening van het incidenttype brand in gebouw met verminderd zelfredzamen spelen de decentralisaties in het zorgdomein een grote rol. Een aantal verzorgingstehuizen in de regio sluit haar deuren en de verzorgings- en verpleegtehuizen die blijven bestaan zullen een categorie bewoners huisvesten met een zware zorgvraag en een sterk verminderde zelfredzaamheid. Mensen worden geacht langer zelfstandig te wonen en zullen in veel gevallen terug moeten vallen op mantel- en thuiszorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om beginnend dementerenden, mensen die op een aantal momenten per dag medische zorg en/of verzorging nodig hebben, maar ook bijvoorbeeld psychiatrische patiënten die niet langer voor een begeleide woonvorm in aanmerking komen. Met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) worden de gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen. Met name de snelheid waarmee de decentralisatie van taken en regelgeving van rijk naar gemeenten plaatsvindt, maakt het moeilijk de (verschuiving van) risico s die hiermee gepaard gaan t.b.v. het risicoprofiel te duiden. Inspelend op deze veranderingen is het eerder uitgewerkte scenario brand in een gebouw met verminderd zelfredzame personen gesplitst en is een scenario brand met betrokkenheid van verminderd zelfredzame personen toegevoegd. Verwacht wordt dat het vaker voor gaat komen dat hulpverleners bij een melding van een normale woningbrand, te maken zullen krijgen met verminderd zelfredzame bewoners. Ook zullen escalaties van mensen met een acute psychische hulpvraag zich vaker via de politie en/of andere hulpdiensten openbaren. De trend van een stijgend 5

128 Vergaderstuk 2015/273/A aantal woningbranden waarbij ouderen zijn betrokken zal zich naar verwachting voortzetten Technologische omgeving Bedrijven In de regio ZHZ is een aantal bedrijven gevestigd waar gevaarlijke stoffen worden bewerkt, verwerkt of opgeslagen. De risicovormende bedrijven vallen veelal onder de werking van het Besluit externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) in ZHZ ca. 90 bedrijvenof het Besluit Risico s en Zware Ongevallen 99 (BRZO), in ZHZ 16 bedrijven. Ten opzichte van het voorgaande risicoprofiel is de waarschijnlijkheid naar een klasse hoger opgeschoven. Dit op basis van expertmeningen en recente onderzoeken. De regio ligt in het invloedsgebied van ongevallen met gevaarlijke stoffen in het Rotterdamse Havengebied en industriegebied Moerdijk. Binnen de regio bevinden zich geen kernenergiecentrales. De invloed van een incident bij Doel (België) en Borssele beperkt zich naar verwachting tot een effect op de voedselketen. Transport De regio is een doorvoerroute van (gevaarlijke) goederen vanuit de Rotterdamse haven naar o.a. België en Duitsland. Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de weg, het water, het spoor en per buisleiding. Weg Het basisnet weg maakt duidelijk dat vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg ook in de toekomst plaats zal vinden over de A15, de A16, de A27 en de N3. Deze wegen zijn in het basisnet aangewezen als internationale verbindingen, kennen een veiligheidszone en een zogenoemd plasbrand aandachtsgebied (PAG), dit laatste in verband met effecten van een ongeluk met de meest vervoerde brandbare stoffen (benzine en diesel). Door ondermeer de aanleg van de 2 e Maasvlakte en daarmee gepaard gaande groei van vervoer zal, ondanks de modal shift van weg naar water en spoor, het vervoer in de toekomst naar verwachting niet afnemen. Spoor De spoorlijn door Dordrecht en Zwijndrecht vormt een verbinding tussen het Rotterdamse havengebied en België en over de Betuweroute worden de goederen van en naar Duitsland vervoerd. Met name de spoorzone in Dordrecht en Zwijndrecht kent (externe) veiligheidsknelpunten. Het basisnet spoor kent aan dit traject de zwaarste categorie toe, waardoor ook in de toekomst vervoer van gevaarlijke stoffen over dit traject gegarandeerd blijft. 5 Van de twintig branddoden in het eerste kwartaal van 2014 waren acht personen ouder dan 65 jaar. In het eerste kwartaal van 2013 overleden twee ouderen. Het aantal van 20 branddoden betekent meer dan een verdubbeling ten opzichte van het eerste kwartaal in

129 Vergaderstuk 2015/273/A De komende beleidsperiode zullen de gevolgen van de aanleg van het zogenoemde derde spoor langs de Betuweroute van Zevenaar/Emmerich tot Oberhausen in Duitsland merkbaar zijn. Door de aanleg van dit derde spoor is een capaciteitssprong op de goederencorridors mogelijk en kan de groei van het spoorgoederenvervoer worden gefaciliteerd. De capaciteit van de Betuweroute gaat dan van 110 (in 2013) naar 160 treinen (in 2020) per dag. Voor het zover is zal de regio tussen 2015 en 2020 geconfronteerd worden met verminderde capaciteit op de Betuweroute als gevolg van de werkzaamheden. De aanleg van het derde spoor is een complex werk waar veel en langdurige buitendienststellingen voor nodig zijn. DB Netze, de Duitse infrastructuurbeheerder, heeft hiervoor, op hoofdlijnen, het volgende bouwplan opgesteld; 2015: 7 weken aansluitend en 10 weken aansluitend loopt de capaciteit op de Betuweroute terug naar 40 treinen per dag (voorbereidende werkzaamheden). 2016: een half jaar loopt de capaciteit terug naar 40 treinen per dag. Vanaf : één week per maand loopt de capaciteit terug naar 25 treinen per dag. In de overige drie weken per maand zijn er geen capaciteitsbeperkingen. Daarnaast zal vanaf 2017 een aantal weekenden geen of beperkte capaciteit beschikbaar zijn. Bij het samenstellen van een maatregelenpakket, waaronder herroutering, is men ervan uitgegaan dat de wet Basisnet in werking is. De grootste risicoruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is binnen het Basisnetkader beschikbaar op de Betuweroute en juist deze is in de periode van werkzaamheden minder beschikbaar. Deze ontwikkeling heeft een (tijdelijke) toename van gebruik van andere routes, waaronder het spoor door Dordrecht en Zwijndrecht tot gevolg. Water Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vindt voornamelijk plaats over de (Oude) Maas, de Kil, de Merwede en de Noord. Kegelligplaatsen zijn te vinden in de Nieuwe Merwede (tegenover de Beatrixhaven te Werkendam), het Hollands Diep (Noordelijke Voorhaven van de Volkeraksluizen), de Kil ( s-gravendeel), Oude Maas (Kolenhaven en zeehaven Dordrecht) en Boven Merwede (1 e Voorhaven Gorinchem). Het knooppunt van de rivieren de Noord, Merwede en Oude Maas is één van de drukst bevaren wateren van Europa. Dordrecht heeft de 6 e zeehaven van Nederland, waar o.a. overslag van aardolieproducten, ertsen, mineralen, metalen en chemicaliën plaatsvindt. Buisleidingen De Hoeksche Waard vormt één van de belangrijkste schakels in het Nederlandse transportnetwerk van en naar het Rotterdamse havengebied. De buisleidingenstraat (Pernis-Moerdijk-Antwerpen) loopt door het oostelijk deel van de Hoeksche Waard en de buisleidingstrook (Europoort-Moerdijk-Antwerpen) loopt langs de kern van Oud- Beijerland. Daarnaast liggen in dit gebied hogedruk aardgastransportleidingen, leidingen voor het transport van brandbare vloeistoffen, ethyleenoxide en propyleen en is de regio Zuid Holland Zuid van een nieuwe gasleiding voorzien van Wijngaarden naar Ossendrecht. 7

130 Vergaderstuk 2015/273/A Nieuwe scenario s Een nieuw incidenttype is aan het risicoprofiel toegevoegd, te weten opkomst alternatieve brandstoffen (LNG/CNG). Het scenario rondom de alternatieve brandstoffen zou als deelscenario kunnen vallen onder de incidenttypen incident (explosie, toxische wolk, plasbrand) bij bedrijven of vervoer. In deze herziening is dit scenario afzonderlijk gepresenteerd omdat bij de risicobeoordeling met name de onbekendheid en snelle opkomst van de stof als brandstof een rol speelde. De opkomst van met name LNG als brandstof loopt vooruit op wet- en regelgeving, standaardisering van veiligheidsvoorzieningen maar ook bijvoorbeeld op les- en leerstof van de brandweer (en andere hulpdiensten). Ook een verkenning van het scenario proefboringen schaliegas is aan het regionaal risicoprofiel toegevoegd. In de regio Zuid-Holland Zuid bevindt zich in de ondergrond binnen een aantal gemeenten mogelijk winbaar schaliegas Eind 2013 heeft de minister van Economische Zaken besloten tot het uitvoeren van een onderzoek naar alle locaties in Nederland waar proefboringen naar schaliegas kunnen plaatsvinden. Dat zal ongeveer 1,5 jaar in beslag nemen. Pas daarna zal het kabinet een besluit nemen of er (proef)boringen naar schaliegas komen. Momenteel zijn er geen locaties genoemd die binnen de regio Zuid-Holland Zuid liggen. Er zijn in de regio nog geen opsporingsvergunningen verleend en daarmee op een termijn van enkele jaren geen concrete onderzoeken te verwachten. Het is wel mogelijk dat de komende beleidsperiode de discussie gestart wordt over (proef-)boringen op langere termijn. 5.4 Vitale infrastructuur en voorzieningen Vitale infrastructuur kenmerkt zich door de grote mate van verwevenheid en onderlinge afhankelijkheid. Uitval van vitale infrastructuur, zoals nutsvoorzieningen, kan via cascade-effecten leiden tot een ontwrichting van de samenleving. Concreet moet worden gedacht aan de uitval van bijvoorbeeld electriciteits-, gas- en drinkwatervoorziening, maar ook aan voorzieningen voor spraak- en datacommunicatie. De regio erkent de nutsbedrijven als partner in de crisisbeheersing. D.m.v. afspraken (convenanten) wordt met name getracht de impact van uitval van voorzieningen te reduceren. Binnen ZHZ maakt ook een aantal verkeersobjecten (tunnels en/of bruggen) onderdeel uit van de vitale infrastructuur. Ten opzichte van het vorige regionaal risicoprofiel is de weging van de risico s vallend onder dit hoofdstuk ongewijzigd gebleven. Verkeer en vervoer Grote verkeers-en vervoersincidenten kunnen zich in de regio voordoen op de (snel)wegen, het spoor, in wegtunnels (Drechttunnel, Kiltunnel, tunnel onder de Noord, Heinenoordtunnel) en spoortunnels (Sophiaspoortunnel, Giessentunnel en HSL-tunnels) en op het water. Op het water is hierbij met name de combinatie van waterrecreatie/pleziervaart, beroepsvaart en de Fast-ferry of waterbus kenmerkend voor de regio. Mede in verband met de hoge intensiteit van vervoer over de grote rivieren in de regio, beschikt de VRZHZ over een blusboot. 8

131 Vergaderstuk 2015/273/A In de regio zijn geen vliegvelden gelegen. Wel bevind zich aan de zuidkant van Dordrecht een helicopterveld (bij het bedrijf Trust). Het dichtstbijzijnde vliegveld ligt in de buurregio Rotterdam Rijnmond, Rotterdam Airport (vliegveld Zestienhoven). Ten opzichte van het vorige regionaal risicoprofiel is de weging van de risico s vallend onder dit hoofdstuk ongewijzigd gebleven. 5.5 Gezondheid Pandemie In de voorgaande versie van het regionaal risicoprofiel werd een pandemie, zowel mild als ernstig, als één van de grootse risico s voor de regio beoordeeld. Grieppandemieën ontstaan zeer onvoorspelbaar, maar komen wel met een zekere regelmaat voor. Men spreekt van een pandemie wanneer er een wereldwijde epidemie ontstaat, veroorzaakt door een influenzavirus dat niet eerder in de humane populatie heeft gecirculeerd. In 2007 zijn voor de Nationale Risicobeoordeling (NRB) twee grieppandemie scenario s ontwikkeld, waarop ook de uitwerking in het voorgaande regionaal risicoprofiel voor Zuid- Holland Zuid gebaseerd was. In 2009 werd de wereld geconfronteerd met een nieuwe virusvariant: Influenza A H1N1 2009, in de volksmond Mexicaanse griep genoemd. Deze 2009 pandemie was in zijn effect mild te noemen. Mild in de zin van het aantal besmette personen en de kans op overlijden ten gevolge van de griep. Het was ook de eerste pandemie waarvoor wereldwijd vooraf enige mate van preparatie heeft plaatsgevonden. Zo hebben overheden plannen ontwikkeld om voorbereid te zijn op een pandemie en zijn er antivirale middelen op voorraad genomen. De bevindingen van de grieppandemie uit 2009 hebben geleid tot de behoefte om het onderwerp grieppandemie in de NRB opnieuw tegen het licht te houden en regionaal de risicobeoordeling op aan te passen. In lijn van de NRB is voor zowel de milde als de ernstige grieppandemie in de risicobeoordeling de impact op diverse criteria naar beneden bijgesteld. Dit heeft geleid tot een verschuiving in het risicodiagram ten opzichte van het eerdere regionaal risicoprofiel. Ziektegolf In aanvulling op het algemene dreigingsbeeld zijn er in Zuid-Holland Zuid specifieke risico s voor het uitbreken van infectieziekten vanwege de lage vaccinatiegraad in bepaalde gebieden van onze regio. In die gebieden bevindt de vaccinatie-graad zich in de gevarenzone. Dat levert risico s op voor ziekten als mazelen, rodehond en polio. Die gebieden bevinden zich in Zuid-Holland Zuid in de Alblasserwaard, de Hoekse Waard, en de Vijfheerenlanden. Bij de beoordeling van dit scenario t.b.v. het vorige regionaal risicoprofiel viel het vanwege de lage impactscore buiten het risicodiagram. Echter de vatbare groep verschilt per infectieziekte en is mede afhankelijk van de periode sinds de vorige uitbraak (met bepaald type). De vatbare groep groeit naarmate de vorige uitbraak langer geleden is en ook de waarschijnlijkheid neemt hiermee toe. Anders dan in de voorgaande versie maakt dit scenario thans onderdeel uit van het regionaal risicoprofiel. 9

132 Vergaderstuk 2015/273/A 5.6 Sociaal-maatschappelijke omgeving Incidenten waarbij het ontstaan van paniek in menigten wordt verwacht zijn veelal gekoppeld aan grootschalige evenementen. In de regio valt hierbij te denken aan bijvoorbeeld Dordt in stoom, de Dordtse kerstmarkt, intochten Sinterklaas of de paardenmarkten in Alblasserdam en Numansdorp. Op het gebied van evenementenveiligheid is de afgelopen beleidsperiode geïnvesteerd. De resultaten hiervan zijn (nog) niet meetbaar waardoor de hiermee gepaard gaande risico s ongewijzigd blijven. In verband met de promotie van FC Dordrecht naar de eredivisie m.i.v. het voetbalseizoen , is het scenario voetbalrellen aan het risicoprofiel toegevoegd. Wanneer FC Dordrecht de komende beleidsperiode weer degradeert naar de eerste divisie zal de beoordeling van dit scenario weer naar beneden bijgesteld kunnen worden. Net als in andere regio s zal men in de regio ZHZ rekening moeten houden met maatschappelijke trends als polarisatie en radicalisering en onrust in probleemwijken. Daarnaast heeft de regio te maken met incidenten als zinloos- en huiselijk geweld, gezinsdrama s e.d. die qua veiligheidsimpact niet hoog scoren, maar tot een aanzienlijke mate van maatschappelijke onrust kunnen leiden Terrorisme vormt ook in de regio een dreiging. Chemische industrie of vitale objecten kunnen mogelijk doelwit zijn van een aanslag. De mate van dreiging sluit aan bij het landelijk dreigings- en alerteringssysteem en volgt de nationale risicobeoordeling. Terrorisme maakt daarom geen onderdeel uit van de regionale risicoprofielen. 6. De regionale risico s in één overzicht Tabel 1. geeft een overzicht weer van de uitgewerkte scenario s in deze herziening van het regionaal risicoprofiel, gekoppeld aan de gemeenten waarbinnen de scenario s zich kunnen voordoen. De kleuren van de cellen corresponderen met de plaats in het risicodiagram en duiden daarmee de combinatie van de mate van impact en waarschijnlijkheid van het betreffende scenario aan. Rood; een catastrofale impact in combinatie met een onwaarschijnlijk tot zeer waarschijnlijke beoordeling van optreden van een incident. Groen; aanzienlijke tot ernstige impact in combinatie met een lage tot gemiddelde beoordeling van waarschijnlijkheid van optreden van een incident Geel; zeer ernstige tot catastrofale impact in combinatie met een onwaarschijnlijke beoordeling van het optreden van een incident, Óf een zeer ernstige impact in combinatie met een gemiddelde beoordeling van waarschijnlijkheid van optreden van een incident óf een aanzienlijke tot ernstige impact in combinatie met een waarschijnlijke beoordeling van optreden van een incident. Gearceerd; op of vlakbij de grens van 2 vlakken. 10

133 Alblasserdam Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld Giessendam H.I.Ambacht Korendijk Leerdam Molenwaard Oud Beijerland Papendrecht Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Vergaderstuk 2015/273/A Tabel 1. Risicoduiding Regionaal Risicoprofiel ZHZ Nr. Scenario Natuurlijke omgeving Overstroming 1.1 overstroming dijkring overstroming dijkring overstroming dijkring overstroming dijkring overstroming dijkring 43 (grondgebied ZHZ) 1.6 overstroming buitendijkse gebieden 1.7 Doorbraak regionale keringen (boezemkades) dijkring 16 Extreem weer 1.8 extreme hitte- en droogteperiode 1.9 extreme sneeuwval en ijzel 1.10 Extreem veel neerslag 1.11 Zware storm en windhozen Gebouwde omgeving Branden/instorting/ontruiming grote en bijzondere gebouwen 2.1 Brand in combinatie met instorting 2.2.A 2.2.B Brand in gebouw met verminderd zelfredzame personen (kwetsbaar object) Brand met betrokkenheid van verminderd zelfredzame personen 2.3 Brand in oude binnenstad 2.4 Brand in winkelcentrum met bovengelegen woningen 11

134 Alblasserdam Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld Giessendam H.I.Ambacht Korendijk Leerdam Molenwaard Oud Beijerland Papendrecht Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Vergaderstuk 2015/273/A Nr. Scenario Technologische omgeving Ongeval met gevaarlijke stoffen 3.1.A Incident (explosie, toxische wolk, plasbrand) bedrijven 3.1. B Incident (explosie, toxische wolk, plasbrand) vervoer 3.1.C 3.1.D Incident (explosie, toxische wolk, plasbrand) spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht Incident spooremplacement Kijfhoek 3.2 Buisleiding incident 3.3 Incident met alternatieve brandstoffen LNG of CNG 3.4 (Proef) boringen schaliegas Nucleair ongeval 3.5 Nucleair ongeval (buiten de regio) 3.6 Ongeval bij transport of opslag van radioactief materiaal Vitale infrastructuur en voorzieningen Uitval nutsvoorzieningen 4.1 Langdurige stroomuitval 4.2 Verstoring drinkwatervoorziening 4.3 Verstoring telecommunicatie en ICT Verkeer en vervoer Verkeersongeval op het land (anders dan met gevaarlijke stoffen) 5.1 Ongeval op de weg 5.2 Ongeval in wegtunnel 5.3 Incident treintunnel (HSL) 12

135 Alblasserdam Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld Giessendam H.I.Ambacht Korendijk Leerdam Molenwaard Oud Beijerland Papendrecht Sliedrecht Strijen Zederik Zwijndrecht Vergaderstuk 2015/273/A Nr. Scenario 5.4 Incident met personenvervoer op het spoor Ongeval op het water (anders dan met gevaarlijke stoffen) 5.5 Ongeval beroepsvaart 5.6 Incident waterrecreatie en riviervaart Gezondheid Pandemie 6.1 A. Milde grieppandemie 6.1.B Ernstige grieppandemie Ziektegolf 6.2 Infectieziekte lage vaccinatiegraad (polio) 6.3 Legionella Sociaal-maatschappelijke omgeving Paniek in menigten 7.1 Paniek in menigten tijdens grootschalig evenement Grootschalige ordeverstoring 7.2 Onrust in probleemwijk 7.3 Voetbalrellen (context eredivisie) Incident met sociaal psychologische impact 7.4 Gezinsdrama, zinloos geweld e.d. 13

136 Impact 7. Risicodiagram Vergaderstuk 2015/273/A Waarschijnlijkheid Zeer onwaarschijnlijk Onwaarschijnlijk Mogelijk Waarschijnlijk Zeer waarschijnlijk 1,0000 Catastrofaal dijkring 17 dijkring 22 dijkring 16 dijkring 21 Zeer ernstig pandemie ernstig dijkring 43 ZHZ Ernstig Aanzienlijk 0,1000 nucleair ongeval ogs water schaliegas brand radioactief spoorzone D/Z buisleiding aardgas stroomuitval incident in wegtunnel kijfhoek Sneeuw/ijzel extreme hitte uitval ICT/telecom ogs spoor ogs bedrijf brand gebouw niet zelfredz.pers. ogs weg brand instorting overstroming buitendijks ongeval treintunnel waterrecreatie/riviervaart buisleiding toxisch ongeval beroepsvaart winkelcentrum/woningen spoor drinkwater voetbalrellen onrust probleemwijk boezem 16 brand binnenstad pandemie mild Storm polio paniek menigten LNG zelfst.wonend niet zelfredz. legionella extreme neerslag soc.psych.impact 0,0100 Beperkt CNG Minder dan beperkt 0,

Informatieavond begroting 2016 en meerjarenraming VRZHZ

Informatieavond begroting 2016 en meerjarenraming VRZHZ Concern Informatieavond begroting 2016 en meerjarenraming VRZHZ 15 april 2015 Inhoud Invloed inhoudelijk / financieel Taakopdracht 2016 Financiële begroting Landelijke vergelijking Begroting en meerjarenperspectief

Nadere informatie

Van: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ

Van: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ enlijst Van: Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 17 september 2015 Vastgesteld op: 18 februari 2016 Aanwezig Gemeente Dordrecht DHR A.A.M. Brok burgemeester,

Nadere informatie

Besluitenlijst concept -

Besluitenlijst concept - enlijst concept - Van: Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 18 februari 2016 Vastgesteld op: Aanwezig Gemeente Dordrecht DHR A.A.M. Brok burgemeester, voorzitter

Nadere informatie

SAMENVATTING OVERDRACHTSDOSSIER MELDKAMER NAAR DE LMO

SAMENVATTING OVERDRACHTSDOSSIER MELDKAMER NAAR DE LMO Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond SAMENVATTING OVERDRACHTSDOSSIER MELDKAMER NAAR DE LMO Aan: De gemeenteraden in het werkgebied van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Van: Arjen Littooij, algemeen

Nadere informatie

Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid

Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid Begroting 2016 Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid Presentatie Alblasserwaard Vijfheerenlanden 15 april 2015 Inhoud Missie en werkgebied Hoofdtaken Bestuurlijke aansturing Sturing en verantwoording Financiële

Nadere informatie

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden 1. Inleiding Ten tijde van het schrijven van de kadernota 2016 wordt nog volop gewerkt aan de uitwerking van het proces Kracht#15. Voor het besluitvormingsproces dient de Kadernota 2016 in januari 2015

Nadere informatie

Voorgesteld wordt de volgende uitgangspunten voor de begroting 2014 te hanteren:

Voorgesteld wordt de volgende uitgangspunten voor de begroting 2014 te hanteren: Nota voor : vergadering Algemeen Bestuur Datum : 19 december 2012 Onderwerp : Uitgangspunten begroting 2014 en planning besluitvorming Agendapunt : 5 Kenmerk : AB/1224 Bijlage: Planning en controlcyclus

Nadere informatie

Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 24 maart 2010 Vastgesteld op: 30 juni 2010

Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 24 maart 2010 Vastgesteld op: 30 juni 2010 enlijst Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 24 maart 2010 Vastgesteld op: 30 juni 2010 Aanwezig Gemeente Alblasserdam DHR B. Blase burgemeester Gemeente Binnenmaas

Nadere informatie

Onderwerp Programmabegroting 2013 en meerjarenraming Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Onderwerp Programmabegroting 2013 en meerjarenraming Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Raadsvoorstel Vergadering : 18 december 2012 Voorstelnummer : 12.09 Registratienummer : 12.022881 Portefeuillehouder : Mw. dr. M.W.M. de Vries Afdeling : BBO / Juridische Zaken Bijlage(n) : 2 B&W-datum/nummer

Nadere informatie

Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 7 december 2012 Vastgesteld op:

Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 7 december 2012 Vastgesteld op: enlijst Overleg: Vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio ZHZ Datum: 7 december 2012 Vastgesteld op: Van: Aanwezig Gemeente Alblasserdam DHR B. Blase burgemeester Gemeente Binnenmaas

Nadere informatie

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad Gemeente Langedijk Raadsvergadering van : 25 juni 2013 Agendanummer : 16 Portefeuillehouder Afdeling Opsteller : drs. J.F.N. Cornelisse : Veiligheid, Vergunningen en Handhaving : E. Plomp Voorstel aan

Nadere informatie

Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017

Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017 Nota van reactie zienswijzen begrotingswijziging Veilig Thuis en crisisdienst 2017 Alblasserdam Kan zich vinden in voorgestelde begrotingswijziging. - (18 april 2017) Binnenmaas Cromstrijen Dordrecht Keurt

Nadere informatie

Portefeuillehouder: H.J. van Schaik

Portefeuillehouder: H.J. van Schaik Nota voor : vergadering algemeen bestuur Datum : 18 december 2013 Onderwerp : uitgangspunten begroting 2015 Agendapunt : 4b Kenmerk : AB/1328b Bijlage: 1 Portefeuillehouder: H.J. van Schaik Inleiding Conform

Nadere informatie

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.: 2013.08474 Onderwerp : Voorstel inzake jaarstukken 2012 en begroting 2014 Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Nadere informatie

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 24 mei 2011 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 24 mei 2011 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 24 mei 2011 Corr. nr.: 2011.06434 Onderwerp : Voorstel tot instemming met de begroting 2012 van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Nadere informatie

Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 18 februari 2016

Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 18 februari 2016 Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 18 februari 2016 I Opening 2016 60 Uitnodigingsbrief leden en deelnemers AB.pdf I.1 Agenda 2016 41 oplegnotitie agenda.pdf 2016 41A Agenda AB 18 febr 2016.pdf I.2

Nadere informatie

1.1. vaststellen van de programmabegroting 2016 VR BN 2.1. zienswijze kenbaar maken over de jaarrekening 2014 en de verdeling van het resultaat.

1.1. vaststellen van de programmabegroting 2016 VR BN 2.1. zienswijze kenbaar maken over de jaarrekening 2014 en de verdeling van het resultaat. Datum: Onderwerp Zienswijze van de raad op de programmabegroting 2016 en het jaarverslag 2014 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord (lees: VR BN) Status Oordeelvormend Voorstel

Nadere informatie

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar A. Venema, (t.a.v. AA. Venema)

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar A. Venema, (t.a.v. AA. Venema) Vergadering: Agendanummer: 9 Status: Opiniërend Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar A. Venema, 0595 447724 E mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. AA. Venema) Aan de gemeenteraad, Onderwerp:

Nadere informatie

Jaarstukken xx maart De raden van de 26 VRU-gemeenten door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders.

Jaarstukken xx maart De raden van de 26 VRU-gemeenten door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders. Datum xx maart 2017 contactpersoon De raden van de 26 VRUgemeenten door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders B. van t Hoog Concerncontroller Archimedeslaan 6 3584 BA Utrecht 088 878

Nadere informatie

S. Nieuwenburg 3580

S. Nieuwenburg 3580 steller telefoonnummer email Agendapunt commissie: 5.1 S. Nieuwenburg 3580 Stefan.Nieuwenburg@a2samenwerking.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 250782/250832 portefeuillehouder H. Tindemans Van

Nadere informatie

BTW compensatiefonds in relatie tot overdracht onroerend goed

BTW compensatiefonds in relatie tot overdracht onroerend goed Voorstel Algemeen Bestuur VRU VRU Agendapunt: 5 Portefeuillehouders: Lamers en Swillens vergadering: 13 september 2010 Akkoord secretaris: Directie Bedrijfsvoering Inlichtingen Bovenkamp, J. van de 030-240

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011

Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011 Aan de leden van het algemeen bestuur van Regio Zuid-Holland Zuid Agendapunt 5 Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 28 oktober 2011 Onderwerp Bijlage(n) Behandeld door/tel.nr. Kaders gunning invoering en exploitatie

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost.

Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. gemeente Eindhoven 17R7206 Raadsnummer Inboeknummer 17bst00423 B&W beslisdatum 04 april 2017 Dossiernummer 17.14.151 Raadsvoorstel Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. Inleiding

Nadere informatie

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 1 180706 AB 5 B7 Toetsingsformulier jaarstukken 2017 en begroting 2019.pdf JAARREKENING 2017 Tijdigheid Is de jaarrekening op tijd (voor 15 april) ontvangen? Ja, jaarrekening en aanbiedingsbrief zijn op

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.19.0701 *B.19.0701* Landgraaf, 8 april 2019 ONDERWERP: Begroting 2020 Veiligheidsregio Zuid-Limburg PROGRAMMA 2. Veiligheid

Nadere informatie

Onderwerp: 1e begrotingswijziging 2019, begroting 2020 en jaarverslag 2018 Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond (VRR)

Onderwerp: 1e begrotingswijziging 2019, begroting 2020 en jaarverslag 2018 Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond (VRR) Sector/stafafdeling: Portefeuillehouder: BZM/BOA Burgemeester Ter behandeling in de vergadering van: de commissie BZM d.d. 14 mei de Raad d.d. 28 mei 2018 Onderwerp: 1e begrotingswijziging 2019, begroting

Nadere informatie

Ve1llghe1dsreg10 IJsselland Brandweer I GHOR I Poli!ie I Gemeenten

Ve1llghe1dsreg10 IJsselland Brandweer I GHOR I Poli!ie I Gemeenten , Ve1llghe1dsreg10 Brandweer I GHOR I Poli!ie I Gemeenten datum Dinsdag 27 maart 2018 Aan de raden van de deelnemende gemeenten in Veiligheidsregio i.a.a. burgemeesters, gemeentesecretarissen, financieel

Nadere informatie

Begroting 2017 en het Jaarverslag 2015 Regionale Ambulance Voorziening (RAV)

Begroting 2017 en het Jaarverslag 2015 Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Datum: Onderwerp Begroting 2017 en het Jaarverslag 2015 Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Status Besluitvormend Voorstel Akkoord te gaan: 1. met het concept resultaatverdeling 2015 waarbij het verlies

Nadere informatie

Bijlage: wijzigingen ten opzichte van oude uitgangspunten

Bijlage: wijzigingen ten opzichte van oude uitgangspunten Bijlage: wijzigingen ten opzichte van oude uitgangspunten 1 1. Indexering loon en prijs 1. Methodiek indexatie 1.1. Voor de loonontwikkeling wordt uitgegaan van de CAO gemeenten (CAR-UWO). Zolang er geen

Nadere informatie

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Factsheet verbonden partijen Versie ten behoeve van de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Versie mei 2017 Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheid & Gezondheidsregio Groningen (voorheen H&OG)

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheid & Gezondheidsregio Groningen (voorheen H&OG) Gemeenschappelijke Regeling Veiligheid & Gezondheidsregio Groningen (voorheen H&OG) Onderwerp: Toelichting op Beleidsbegroting 2012 Bijlage: V&GR Beleidsbegroting 2012 Datum: 26 mei 2011 Hierna treft u

Nadere informatie

Bijlage 4 Begroting 2016 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Bijlage 4 Begroting 2016 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord Bijlage 4 Begroting 2016 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord Op grond van artikel 25 van de gemeenschappelijke regeling legt het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord elk begrotingsjaar

Nadere informatie

Tussenrapportage juni

Tussenrapportage juni Tussenrapportage juni Veiligheidsregio Groningen Pagina 2 van 8 1 Inleiding Conform artikel 7 van de financiële verordening van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen (VRG) wordt u de

Nadere informatie

Vervallen. Vervallen. Vervallen. Vervallen. Vervallen

Vervallen. Vervallen. Vervallen. Vervallen. Vervallen Bijlage 2: WAS/WORDT-lijst FUGR 2019 DOC-19-124159 1. Indexering loon en prijs 1. Methodiek indexatie 1.1. Voor de loonontwikkeling wordt uitgegaan van de CAO gemeenten (CAR-UWO). Zolang er geen CAO ontwikkeling

Nadere informatie

De kapitaallasten van genoemde investeringen kunnen worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van beide meldkamers.

De kapitaallasten van genoemde investeringen kunnen worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van beide meldkamers. Voorstel AGP 6 Aan : Algemeen Bestuur Datum : 10 november Bijlage(n) : 1 Steller : P.J.M. Hector / Investeringsplan GMC meldkamer Oost-Brabant en A. Hellings Onderwerp : 2 e begrotingswijziging Programmabegroting

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 cluster Contactpersoon

Nadere informatie

Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema

Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema Raadsvoorstel Vergadering : 21 mei 2015 Agendapunt : 8 Status : Informerend Programma : (2) Openbare Orde en Veiligheid en (6) Welzijn Portefeuillehouder : E.J. ter Keurs, D.A. Fokkema Behandelend ambt.

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp: Jaarrekening 2007 en begroting 2009 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. 1) Status

Raadsvoorstel. Onderwerp: Jaarrekening 2007 en begroting 2009 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord. 1) Status Raadsvoorstel Agendanr. : Onderwerp: Jaarrekening 2007 en begroting 2009 van de Veiligheidsregio Brabant-Noord Reg.nr. : B&W verg.. : Cie_verg. : Raadsverg.. : 1) Status Ter uitvoering van het bepaalde

Nadere informatie

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord.

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord. GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD Datum : 6 juni 2017 Voorstel van : college van burgemeester en wethouders Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming

Nadere informatie

GEMEENTEBESTUUR VAN VEENDAM. Beleidsbegroting 2014 Veiligheids- en Gezondsheidsregio Groningen

GEMEENTEBESTUUR VAN VEENDAM. Beleidsbegroting 2014 Veiligheids- en Gezondsheidsregio Groningen GEMEENTEBESTUUR VAN VEENDAM Nummer: Afdeling: 2013R0107 Brandweer Veendam, woensdag 14 augustus 2013 Onderwerp: Beleidsbegroting 2014 Veiligheids- en Gezondsheidsregio Groningen Voorstel De raad in de

Nadere informatie

Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO

Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO Overzicht zienswijzen gemeenteraden op de ontwerpbegroting 2016 van VRBZO en suggesties daarbij voor behandeling en respons aan de raden. Bij de gemeentenaam

Nadere informatie

Bestuursvoorstel. Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant. Onderwerp. Besluitvormend. Status

Bestuursvoorstel. Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant. Onderwerp. Besluitvormend. Status Bestuursvoorstel Onderwerp Status Gevraagd besluit Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant Besluitvormend Het wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de stand van zaken rondom het samenvoegen

Nadere informatie

Raadsvoorstel Nummer: 242561

Raadsvoorstel Nummer: 242561 Raadsvoorstel Nummer: 242561 Datum: 3 februari 2015 Hoort bij collegeadviesnummer: 242560 Datum raadsvergadering: 2 april 2015 Portefeuillehouder: A. Vermeulen Onderwerp Kadernota 2016 VRU Voorgesteld

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Aan de raad,

Raadsvoorstel. Aan de raad, Raadsvoorstel Zaaknummer Portefeuillehouder Voorstel 765996 De heer H. ter Heegde, burgemeester Zienswijze indienen over de jaarstukken 2017 en de ontwerpbegroting 2019 Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek

Nadere informatie

Akkoord / Niet akkoord / Anders nl.

Akkoord / Niet akkoord / Anders nl. 6 Begrotingswijziging 2018 inzake CTER 1 180706 AB 6 V Financiering CTER.docx Vergadering algemeen Bestuur Datum 6 juli 2018 Agendapunt 6 Onderwerp Begrotingswijziging voor financiering CTER Bijlage nr

Nadere informatie

Voorstel aan de gemeenteraad

Voorstel aan de gemeenteraad Voorstel aan de gemeenteraad Aan de raad van de gemeente gouda dienst Directie (ab0100) Telefoon 0182-588725 gouda 25 april 2012 afdeling Veiligheid en Wijken Raadsnummer 757899 collegenummer 757806 steller

Nadere informatie

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw,

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw, 0117 gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus 97 9640 AB VEENDAM Registratienummer: 2018003670 Onderwerp: Ontwerpbegroting 2019 Contactpersoon: mevrouw N. Abramjan Leek, 28 mei 2018 Geachte heer,

Nadere informatie

Algemeen Bestuur SK Dagelijks Bestuur SK Betreft: Kadernota Begroting 2016 en Meerjarenraming Datum: 5 maart 2015

Algemeen Bestuur SK Dagelijks Bestuur SK Betreft: Kadernota Begroting 2016 en Meerjarenraming Datum: 5 maart 2015 Aan: Van: Algemeen Bestuur SK Dagelijks Bestuur SK Betreft: Kadernota Begroting 2016 en Meerjarenraming 2017-2019 Datum: 5 maart 2015 Inleiding Met deze nota worden de uitgangspunten van de begroting 2016

Nadere informatie

B2014/u186 Portefeuillehouder/Aandachtsveldhouder W. Stegeman M.J.L.A. Langeslag- Linssen Opsteller/indiener

B2014/u186 Portefeuillehouder/Aandachtsveldhouder W. Stegeman M.J.L.A. Langeslag- Linssen Opsteller/indiener Voorstel Algemeen bestuur Vergaderdatum 2 juli 2014 Onderwerp Begroting 2015 en meerjarenraming 2016-2018 GBLT Agendapunt 11 Kenmerk B2014/u186 Portefeuillehouder/Aandachtsveldhouder W. Stegeman M.J.L.A.

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.18.0754 B.18.0754 Landgraaf, 24 april 2018 ONDERWERP: ontwerpbegroting 2019 en meerjarenraming 2019-2023 BsGW Raadsvoorstelnummer:

Nadere informatie

Naam portefeuillehouder: Naam behandelend ambtenaar: Telefoon behandelend ambtenaar: behandelend ambtenaar:

Naam portefeuillehouder: Naam behandelend ambtenaar: Telefoon behandelend ambtenaar:  behandelend ambtenaar: gemeente Raadsvoorstel Voorstel no: Agendapunt: 140717/13 13 Vergaderdatum 17 juli 2014 Registratie nr Z64103.RD14-00791 Naam portefeuillehouder: Naam behandelend Telefoon behandelend E-mail behandelend

Nadere informatie

agendanummer afdeling Simpelveld VII- 20 IBR 23 april 2012 Beleidsplan, begroting 2013 en meerjarenraming Brandweer Zuid-Limburg 846

agendanummer afdeling Simpelveld VII- 20 IBR 23 april 2012 Beleidsplan, begroting 2013 en meerjarenraming Brandweer Zuid-Limburg 846 Aan de raad agendanummer afdeling Simpelveld VII- 20 IBR 23 april 2012 onderwerp Beleidsplan, begroting 2013 en meerjarenraming Brandweer Zuid-Limburg 846 zaakkenmerk Inleiding Op grond van de Wet op de

Nadere informatie

Algemeen Bestuur. De commissie heeft geadviseerd het voorstel door te geleiden voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur

Algemeen Bestuur. De commissie heeft geadviseerd het voorstel door te geleiden voor besluitvorming in het Algemeen Bestuur Algemeen Bestuur Onderwerp: Jaarstukken 2014 Portefeuillehouder: B. de Jong Vertrouwelijk: nee Vergaderdatum: 8 juli 2015 Afdeling: MO Medewerker: A Peek Dossiernummer: 927419 versie 7 Behandeld in Datum

Nadere informatie

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007 Nummer Onderwerp : B-2.14.2006 : Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007 Korte inhoud : Voor de voorjaarsnota moet de begrote algemene uitkering worden verhoogd met 144.637 en de

Nadere informatie

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009 Aan de Raad Made, 20 mei 2008 Raadsvergadering: 26 juni 2008 Nummer raadsnota: 19 Onderwerp: Ontwerp begroting GROGZ 2009 Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: Drs. J. Krook Ambtelijke coördinatie:

Nadere informatie

Aan de Raad. Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân

Aan de Raad. Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân Aan de Raad Agendapunt: 6 Onderwerp: Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân Kenmerk: Status: BV/JS Besluitvormend Kollum, 10 juni 2014 Samenvatting De Veiligheidsregio Fryslân (hierna

Nadere informatie

Raadsvoorstel Onderwerp: Jaarstukken 2014 en zienswijze ontwerpbegroting 2016 GR Cocensus

Raadsvoorstel Onderwerp: Jaarstukken 2014 en zienswijze ontwerpbegroting 2016 GR Cocensus Agendapunt : 06. Voorstelnummer : 06-036 Raadsvergadering : 25 juni 2015 Naam opsteller : Dimitri Druiven Informatie op te vragen bij : Dimitri Druiven tst. 269 Portefeuillehouder(s) : R. Zeeman Zaaknummer

Nadere informatie

Bijlage 1: Memo beoordeling financiële stukken Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) Begroting 2019

Bijlage 1: Memo beoordeling financiële stukken Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) Begroting 2019 Bijlage 1: Memo beoordeling financiële stukken Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) Begroting 2019 Inhoudelijke verantwoording: 1. Beoogde resultaten in relatie tot doelstellingen De VRNHN wil

Nadere informatie

Toelichting op het voorstel

Toelichting op het voorstel Voorstel voor regioraad Registratienummer 14008944 Datum vergadering 12 november 2014 Agendapunt 10 Portefeuillehouder(s) Mr. drs. R.G. Welten Domein, behandelend ambtenaar, tel. Bedrijfsvoering, B. Rödel,

Nadere informatie

Voor het opstellen van de (uitgangspunten) Begroting 2020 wordt bestaand beleid zoals hieronder toegelicht gehandhaafd.

Voor het opstellen van de (uitgangspunten) Begroting 2020 wordt bestaand beleid zoals hieronder toegelicht gehandhaafd. Voorstel Vaststellen Kadernota Begroting 2020 Metropoolregio Eindhoven Vergadering Algemeen Bestuur d.d. 12 december 2018 AGENDAPUNT 9 Aan het Algemeen Bestuur, Vooraf: Financiële afspraken nieuwe Samenwerkingsakkoord

Nadere informatie

Raadsvoorstel agendapunt

Raadsvoorstel agendapunt Raadsvoorstel agendapunt Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer : 489473 Datum : 10 oktober 2017 Programma : Alle Blad : 1 van 6 Commissie : Bestuur Portefeuillehouder: mr. P.J.M. van Domburg

Nadere informatie

Paginanummer opnemen! Ja, de jaarstukken 2015 zijn op 14 april 2016 door de gemeenten ontvangen.

Paginanummer opnemen! Ja, de jaarstukken 2015 zijn op 14 april 2016 door de gemeenten ontvangen. JAARREKENING 2015 Tijdigheid Is de jaarrekening op tijd (voor 15 april) ontvangen? Accountantsverklaringen Is de verklaring aanwezig (ja /nee) en welke soort verklaring? Weerstandsvermogen Hoogte algemene

Nadere informatie

Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008

Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008 bijlage 10 Vergadernotitie voor de Drechtraad van 18 juni 2008 Onderwerp Begrotingswijziging 2008 Service Centrum Drechtsteden agendapunt 10 datum 19 mei 2008 steller J. van Dijk doorkiesnummer 078 6398513

Nadere informatie

1 De plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is gepland op 12 maart Artikel 1.2 Wet Gemeenschappelijke Regelingen

1 De plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is gepland op 12 maart Artikel 1.2 Wet Gemeenschappelijke Regelingen Inleiding De afgelopen periode is binnen de Regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ) een aantal veranderingen in gang gezet. De veranderingen hebben een verschillende achtergrond en inhoud, maar vergen vrijwel allemaal

Nadere informatie

Leiden. Illllllllllllllllllllil III i min G Raac ld..'.?.tíftŵ7.teŵ.*nr. Ĩ R. Q r J ^ Wethouder. Bereikbaarheid, Financiën en Economie

Leiden. Illllllllllllllllllllil III i min G Raac ld..'.?.tíftŵ7.teŵ.*nr. Ĩ R. Q r J ^ Wethouder. Bereikbaarheid, Financiën en Economie Wethouder Illllllllllllllllllllil III i min G13.1 602 Bereikbaarheid, Financiën en Economie Leiden Retouradres: Postbus 9100,2300 PC Leiden Aan de Dagelijks Besturen van de Gemeenschappelijke Regelingen

Nadere informatie

Datum: 3 september Status: Memo

Datum: 3 september Status: Memo Aan: Bestuur Noordelijk Belastingkantoor Datum: 3 september 2018 Cc: [CarbonCopy] Van: Daniël Huisman Onderwerp: Eindafrekening incidentele kosten Status: Openbaar Memo Inleiding Het doel van deze memo

Nadere informatie

COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD Van : Burgemeester en Wethouders Reg. nr. : 4533853 Aan : Gemeenteraad Datum : 06-11-2013 Portefeuillehouder : B.J. Lubbinge, van Eijk, v. Muilekom ONDERWERP Planning programma

Nadere informatie

IBML Financieel technische vragen begroting 2017

IBML Financieel technische vragen begroting 2017 IBML Financieel technische vragen begroting 2017 Pag. 3 Herprioritering van groot onderhoud levert op korte termijn niet voldoende investeringsruimte op. Vraag 1: Welk bedrag is wel op korte termijn beschikbaar?

Nadere informatie

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Raadsvoorstel Bevoegdheid Raad Vergadering Gemeenteraad Oirschot Vergaderdatum: 31 mei 2011 Registratienummer: 2011/45 Agendapunt nummer: 16 Onderwerp Programmabegroting 2012 Samenwerkingsverband Regio

Nadere informatie

Raadsvergadering van 6 juni 2013 Agendanummer: 9.3. Onderwerp: Begroting 2014 gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio MWB

Raadsvergadering van 6 juni 2013 Agendanummer: 9.3. Onderwerp: Begroting 2014 gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio MWB RAADSVOORSTEL Verseon kenmerk: 412222 Raadsvergadering van 6 juni 2013 Agendanummer: 9.3 Onderwerp: Begroting 2014 gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio MWB Verantwoordelijk portefeuillehouder:

Nadere informatie

agendapunt nummer portefeuillehouder

agendapunt nummer portefeuillehouder V O O R S T E L A A N D E R A A D afdeling Risicobeheersing en Veiligheid in behandeling bij P.J. van Dijk doorkiesnummer 078 633 45 84 agendapunt nummer portefeuillehouder A.J. Borgdorff datum voorstel

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Sliedrecht

Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht Agendapunt: Sliedrecht, 24 oktober Onderwerp: Begrotingen 2008 van het Servicecentrum Drechtsteden (SCD), Sociaal Geografisch Bureau (SGB) en Belastingdienst

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp Concept Beleidskader 2017 Veiligheidsregio Brabant-Noord (VR) Status Besluitvormend

Raadsvoorstel. Onderwerp Concept Beleidskader 2017 Veiligheidsregio Brabant-Noord (VR) Status Besluitvormend Datum: 29-03-16 Onderwerp Concept Beleidskader 2017 Veiligheidsregio Brabant-Noord (VR) Status Besluitvormend Voorstel 1. Kennis te nemen van het concept beleidskader 2017. 2. Kennis te nemen van de bijgevoegde

Nadere informatie

gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg

gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg gemeente Steenbergen De Heen Dinteloord Kruisland Nieuw-Vossemeer Steenbergen Welberg miniin iiiiii iiii ii BM1300976 Raadsvergadering 20 juni 2013 Agendanummer Onderwerp Begroting 2014 Veiligheidsregio

Nadere informatie

Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017

Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017 DB-Besluit Aan: Datum vergadering: Auteur: Onderwerp: Agendapunt: Het Algemeen Bestuur 11 juli 2018 Ed Langereis (directiesecretaris) Gemotiveerde reactie op zienswijzen jaarrekening 2017 8 (Nazending)

Nadere informatie

Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven

Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven Nummer : 09-04.2014 Onderwerp : Upgrade brandweerkazernes Usquert en Uithuizermeeden; Voorbereiding brandweerzorg Eemshaven Korte inhoud : De brandweerkazernes in Uithuizermeeden en Usquert voldoen al

Nadere informatie

: 12 juni 2012 : 25 juni : E.L. Jansen : E.M. de Rijke

: 12 juni 2012 : 25 juni : E.L. Jansen : E.M. de Rijke RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Datum Forum vergadering Datum Raadsvergadering : 12 juni 2012 : 25 juni 2012 Documentnr. Zaaknummer : 855 : Portefeuillehouder Verantwoordelijk MT-lid : E.L.

Nadere informatie

Aan de colleges van B&W en de Raden van de aangesloten gemeenten bij de Veiligheidsregio Brabant-Noord

Aan de colleges van B&W en de Raden van de aangesloten gemeenten bij de Veiligheidsregio Brabant-Noord VEILIGHE DSREGIO ļ Veiligheidsregio Brabant-Noord BRABANT-NOORD Postbus 218 5201 AE 's-hertogenbosch T 088-0208208 Aan de colleges van B&W en de Raden van de aangesloten gemeenten bij de Veiligheidsregio

Nadere informatie

Overzicht inkomende en uitgaande stukken

Overzicht inkomende en uitgaande stukken Bijlage A bij agendapunt 04: Inkomende en uitgaande stukken [AB20180219-04] Overzicht inkomende en uitgaande stukken Inkomende stukken Onderwerp BDuR 2016 Afzender Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding

Nadere informatie

Onderwerp VRU: zienswijze jaarstukken 2016, zienswijze programmabegroting 2018 inclusief 1e begrotingswijziging 2017

Onderwerp VRU: zienswijze jaarstukken 2016, zienswijze programmabegroting 2018 inclusief 1e begrotingswijziging 2017 Raadsvoorstel Gemeente IJsselstein agendapunt ' L] Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer 446994 Datum: 23 mei 2017 Programma Openbare Orde en Veiligheid Blad : 1 van 5 Commissie : Bestuur

Nadere informatie

JAARREKENING Ja, IPA Acon heeft een goedkeurende verklaring afgegeven.

JAARREKENING Ja, IPA Acon heeft een goedkeurende verklaring afgegeven. JAARREKENING 2015 Tijdigheid Is de jaarrekening op tijd (voor 15 april) ontvangen? Accountantsverklaringen Is de verklaring aanwezig (ja /nee) en welke soort verklaring? Weerstandsvermogen Hoogte algemene

Nadere informatie

Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 13 april 2016

Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 13 april 2016 Bundel van de Algemeen Bestuur VRZHZ van 13 april 2016 I Opening 2016 779 Uitnodigingsbrief leden en deelnemers AB.pdf I.1 Agenda 2016 773 oplegnotitie agenda.pdf 2016 773A Agenda AB 13 april 2016.pdf

Nadere informatie

Onderwerp: Concept-jaarverantwoording 2004 & resultaatverdeling en ontwerp-beleidsbegroting 2006 Hulpverleningsdienst Brabant-Noord

Onderwerp: Concept-jaarverantwoording 2004 & resultaatverdeling en ontwerp-beleidsbegroting 2006 Hulpverleningsdienst Brabant-Noord Gemeente Boxmeer Onderwerp: Concept-jaarverantwoording 2004 & resultaatverdeling en ontwerp-beleidsbegroting 2006 Hulpverleningsdienst Brabant-Noord Nummer: 9a. AAN de Raad van de gemeente Boxmeer Boxmeer,

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.18.0627 B.18.0627 Landgraaf, 10 april 2018 ONDERWERP: Zienswijze begroting 2019 Veiligheidsregio Zuid-Limburg Raadsvoorstelnummer:

Nadere informatie

Gemeente Lelystad Ingekomen 18 DEC 20U

Gemeente Lelystad Ingekomen 18 DEC 20U F L E V O L A N Gemeenteraad van de gemeente Postbus 91 8200 AB LELYSTAD Gemeente Ingekomen / r> 18 DEC 20U Kopie aan: Postbus 55 8200 AB (0320)-265265 (0320)-265260 Website Verzenddatum Bijladen Uw kenmerk

Nadere informatie

2) Uitnodiging provincie ZH masterclass BIZ d.d. 18 november uur in Zoetermeer. Besluit: Voor kennisgeving aannemen.

2) Uitnodiging provincie ZH masterclass BIZ d.d. 18 november uur in Zoetermeer. Besluit: Voor kennisgeving aannemen. Lijst van besluiten vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Strijen Datum 11 november 2014 Openbaar Ja Adviesnr/zaaknr Onderwerp ADV-14-00986/Z.02426 Uitnodigingen B&W

Nadere informatie

Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013

Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013 Ontwerp- 5 e begrotingswijziging 2013 Inleiding Medio 2013 heeft u de 3 e begrotingswijziging 2013, met als bijlage de herziene begroting 2013, van de Veiligheidsregio Zeeland vastgesteld. Deze begroting

Nadere informatie

Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO

Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO Zienswijzen gemeenteraden ontwerpbegroting 2016 VRBZO Tussentijds overzicht zienswijzen gemeenteraden op de ontwerpbegroting 2016 van VRBZO en suggesties daarbij voor behandeling en respons aan de raden.

Nadere informatie

Toetsingskaders Gemeenschappelijke Regelingen

Toetsingskaders Gemeenschappelijke Regelingen Toetsingskaders Gemeenschappelijke Regelingen JAARREKENING 2012 Tijdigheid Is de jaarrekening op tijd (voor 15 april) ontvangen? Accountantsverklaringen Is de verklaring aanwezig (ja /nee) en welke soort

Nadere informatie

Wethouder. Aan de Dagelijks Besturen van de Gemeenschappelijke Regelingen in de regio Hollands Midden Ter attentie van de Secretaris DIV-2012-17992

Wethouder. Aan de Dagelijks Besturen van de Gemeenschappelijke Regelingen in de regio Hollands Midden Ter attentie van de Secretaris DIV-2012-17992 Wethouder Bereikbaarheid, Financiën en Economie Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Aan de Dagelijks Besturen van de Gemeenschappelijke Regelingen in de regio Hollands Midden Ter attentie van de

Nadere informatie

Beslispunten in te stemmen met de ontwerpbegroting van Servicepunt71 en het Algemeen Bestuur van Servicepunt71 overeenkomstig te informeren.

Beslispunten in te stemmen met de ontwerpbegroting van Servicepunt71 en het Algemeen Bestuur van Servicepunt71 overeenkomstig te informeren. OPENBAAR Adviseur: F.P.M. Smit (DIR, tst. 870) Portefeuillehouder: E. van Oortmerssen - Schutte 11.08196 1 ADVIESNOTA Raadsvergadering d.d. 27 oktober 2011 Voorstel nr. 103/11 Programma en product 5.8

Nadere informatie

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.:

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : WL Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.: 2010004432 Onderwerp : Programma : 5. Welzijn en zorg Commissie : Bestuur en Middelen Agenda nr. : 13, 2010/40 Voorstel tot

Nadere informatie

AAN DE RAAD. Op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden de Voorlopige Jaarstukken 2018 en Kadernota ter kennisname aangeboden.

AAN DE RAAD. Op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden de Voorlopige Jaarstukken 2018 en Kadernota ter kennisname aangeboden. Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO. 10 Voorstel tot kennisneming van de jaarstukken 2018 en de Kadernota 2020-2023 van de VNOG en een zienswijze indienen op de Begrotingswijziging 2019 en concept- Programmabegroting

Nadere informatie

Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie

Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie Aan de raad. Inleiding Op 5 juli heeft een eerste bespreking

Nadere informatie

Basistaak. Datum: Informerend

Basistaak. Datum: Informerend Oplegvel In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten

Nadere informatie

Begroting Deel 3 Programmarekening. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Programmabegroting Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 55/68

Begroting Deel 3 Programmarekening. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Programmabegroting Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 55/68 Begroting 2016 Deel 3 Programmarekening Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Programmabegroting 2016 - Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 55/68 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Financiële begroting

Nadere informatie

Voorstel raad en raadsbesluit

Voorstel raad en raadsbesluit Voorstel raad en raadsbesluit Gemeente Landgraaf Programma Documentnummer: B.16.0984 B.16.0984 Landgraaf, 23 mei 2016 ONDERWERP: Vaststellen zienswijze raad van begroting GGD Zuid Limburg 2017 Raadsvoorstelnummer:

Nadere informatie

Zoetermeer. gemeente. Aan het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (SGH) Postbu s C B Den Haa g

Zoetermeer. gemeente. Aan het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (SGH) Postbu s C B Den Haa g gemeente Zoetermeer > Retouradres Postbus 15, 2700 A A Zoetermeer Aan het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (SGH) Postbu s 66 2501 C B Den Haa g Onderwerp: Kaderbrief begroting 2015 gemeenschappelijke

Nadere informatie

Gezien de op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen vereiste toestemming van de respectievelijke gemeenteraden;

Gezien de op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen vereiste toestemming van de respectievelijke gemeenteraden; Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht

Nadere informatie

Met deze brief bieden wij u onze jaarstukken 2015, het beleidsplan en de begroting 2017 van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord aan.

Met deze brief bieden wij u onze jaarstukken 2015, het beleidsplan en de begroting 2017 van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord aan. Gemeenteraden in Noord-Holland Noord Telefoon 06-52562303 Onze referentie U2016/2751 E-mail pvesseveld@vrnhn.nl Uw referentie - Bijlagen 6 Uw bericht van - Aanbieding financiële stukken en beleidsplan

Nadere informatie