B E R O E P S S C H R I F T

Transcriptie

1 B E R O E P S S C H R I F T VAN: Ferdinand Ploeger en Yvonne Clementine José Brouwers, ouders en wettelijk vertegenwoordigers van Sterre Virgine Ploeger, geboren 11 juni 1991, allen wonende vt Hofflaan 13, 1097 EL Amsterdam, thans vanwege het geschil en voor deze beroepsprocedure wonend 176 Hatherley Gdns, LONDON E6 3HB, Verenigd Koninkrijk TEGEN: het besluit op bezwaar dd. 20 december 2005 van de Bestuurscommissie van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, gevestigd aan Gulden Kruis 5, 1103 BE Amsterdam Zuidoost Ploeger OSB 1

2 Voorgeschiedenis 1. Sterre heeft handicaps op grond waarvan zij in het kader van de Wet op de Leerlinggebonden Financiering (2002, Stb 631) geïndiceerd is als mg cluster 3. Deze indicatie betekent voor Sterre dat zij toelaatbaar is tot het voortgezet speciaal onderwijs of een leerlinggebonden financiering krijgt ingeval zij naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs gaat. 2. Sterre bezocht vanaf de leeftijd van één jaar tot haar vierde jaar een reguliere creche. 3. Sterre bezocht aansluitend op een reguliere basisschool de onderbouwgroepen 1 en Omdat de basisschool Sterre daarna niet wilde laten instromen in groep 3 moest Sterre naar de Tyltylschool. De Tyltschool is een speciale school voor meervoudig gehandicapte kinderen. De Tyltylschool, die Sterre vanwege haar functioneren aanvankelijk niet wilde toelaten, besloot dan toch Sterre toe te laten tot een in te richten pilot voor wat de Tyltylschool zag als ondergrensleerlingen. 5. De Tyltylschool sloot na twee jaar de pilotperiode af met een evaluatierapport [PRODUKTIE 1]. Hierin wordt vastgesteld dat de Tyltylschool geen goed aanbod kon verzorgen voor (kinderen als) Sterre. Sterre bezocht de Tyltylschool daarna nog twee jaren, dus in totaal vier schooljaren. Met name de laatste twee jaren werd door de Tyltylschool en haar team veelvuldig geventileerd het onwenselijk en moeilijk te vinden dat Sterre, ondanks de conclusies van het evaluatierapport van de pilot, toch op de Tyltylschool bleef. Tijdens een overleg met het Regionaal Expertisecentrum (REC) met ouders in juli 2004 kon het REC niet aangeven dat en of er in deze situatie verbetering was opgetreden [PRODUKTIE 2]. Ouders stellen vast dat, hoewel het speciaal onderwijs Sterre sinds de invoering van de lgf-wet niet meer mag weigeren op grond van haar handicap, het speciaal onderwijs nog steeds niet is ingesteld op het geven van onderwijs aan (kinderen als) Sterre. 6. Tijdens de vier jaar Tyltylschool bezocht Sterre gedurende een dagdeel per week haar oude basisschool in een symbioseconstructie, dit ondanks grote tegenwerking van de Tyltylschool en de basisschool. 7. Sterre bezocht vervolgens van augustus 2001 tot augustus 2005 de openbare basisschool in Almere. Deze school wilde onderzoeken of, uitgaande van inclusie, voor (kinderen als) Sterre een goed onderwijsaanbod kon worden gecreëerd. Waar het onderwijs op de speciale school door de Tyltylschool en haar team als een last werd ervaren, waren Sterre, ouders, school en begeleidend expertisecentrum wél enthousiast over deze vier jaar op de basisschool. 8. Vanwege haar leeftijd moest Sterre na 1 augustus 2005 de basisschool verlaten. 9. Ouders hebben sinds 2002 gezocht naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Daarbij hebben zij gepoogd confrontaties met scholen zo lang mogelijk uit de weg te gaan door toelating zo lang mogelijk een verantwoordelijkheid van de verzamelde in plaats van afzonderlijke scholen te houden. Dit om polarisaties te voorkomen. Scholen en hun organisaties hebben steeds unaniem aangegeven Ploeger OSB 2

3 integratie van gehandicapte leerlingen in het regulier onderwijs een goede zaak te vinden maar eenmaal geconfronteerd met een concrete aanmelding slaat de koudwatervrees toe of blijken zij nog in het geheel niet te hebben nagedacht over lgf-leerlingen op hun school. Dan gaan scholen in paniek uitleggen waarom juist Sterre niet goed zou passen op hun school. 10. Vanwege de zich voortslepende en uitzichtloze procedures inzake toelating voor Sterre zijn ouders vanaf maart 2005 ook buiten Nederland gaan zoeken naar een school voor Sterre. 11. Achtereenvolgens hebben ouders de hulp ingeroepen van het Regionaal Expertise- Centrum (REC) als bedoeld in de Wet op de Expertiscentra (WEC), van het Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam (DMO) die met de scholen in Amsterdam afspraken heeft gemaakt over de overstap van basis- naar voortgezet onderwijs en in deze afspraken coordinator en aanspreekpunt is. 12. Het REC was, vooruitlopend op de wettelijke taak die zij na invoering van de lgf zou krijgen, verplicht ouders te helpen zoeken naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs. In 2002 was het REC dat verplicht op grond van de toen vigerende ministeriële regeling (5 e faciliteringsregeling REC s i.o.). Het REC kon na een half jaar zoeken geen school voor Sterre vinden en achtte zich niet resultaatverplicht. 13. Het Samenwerkingsverband heeft eind 2003 Sterre geïntroduceerd in het directeurenoverleg van de aangesloten scholen. De scholen wilden toen niet over toelating van Sterre nadenken anders dan na een concrete aanmelding van Sterre op hun school. 14. In overleg met en na expliciete introductie door het Samenwerkingsverband, is Sterre in februari 2004 aangemeld bij het IVKO, een reguliere school voor kunstzinnige vorming op vmbo-t en havo-niveau. 15. Gedurende het hele jaar 2004 hebben tussen ouders en school intensieve gesprekken plaatsgevonden over deze aanmelding en gericht op toelating. Het IVKO durfde uiteindelijk toelating toch niet aan en wees Sterre af. Na twee rechtzittingen heeft de voorzieningenrechter de afwijzing bevestigd. [PRODUKTIE 3] 16. De afspraken over toelaten die DMO gemaakt heeft met de Amsterdamse scholen zijn vervat in de Kernprocedure. [PRODUKTIE 4] De Kernprocedure stelt voorwaarden voor toelating tot het voortgezet onderwijs die in strijd zijn met de regelgeving in het Inrichtingsbesluit WVO. Door het hanteren van de Kernprocedure wijzen alle reguliere scholen voor voortgezet onderwijs Sterre af. Gemeenten hebben een wettelijke coördinatiefunctie waar het het registreren, melden en coördineren (RMC-functie) van vroegtijdig schoolverlaten betreft. Scholen moeten op grond van artikel 24 WVO leerlingen die zonder diploma de school verlaten aan de gemeenten melden. Gemeenten hebben er belang bij dat er zo weinig mogelijk leerlingen vroegtijdig (zonder diploma) de school verlaten want de gemeenten dragen de verantwoording voor de opvang van die leerlingen tot zij de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt. Scholen hebben liever zo weinig mogelijk zorgleerlingen (gedoe) en hebben in de Kernprocedure een instrument om zorgleerlingen buiten hun school te houden. Ploeger OSB 3

4 17. Hoewel coördinator en aanspreekpunt van de Kernprocedure acht DMO zich niet verantwoordelijk voor de afspraken daarin. DMO wil de toelatingsvoorwaarden voor het voortgezet onderwijs uit de Kernprocedure niet aanpassen of ter discussie stellen en wil evenmin Sterre toelaten tot de aanmeldingsprocedure van de Kernprocedure. In kort geding heeft de rechter DMO hierin gelijk gegegeven [PRODUKTIE 5]. Volgens uw rechtbank moesten wij voor een aanmelding van Sterre niet DMO of de gemeente Amsterdam, maar de afzonderlijke scholen aanspreken. De uitspraak verbaast ons omdat wij geen toegang tot een school vroegen alleen hierover beslissen immers de afzonderlijke schoolbesturen maar slechts toegang tot de aanmeldingsprocedure van de Kernprocedure. 18. Op 1 maart 2005 hebben wij ouders daarop Sterre bij negen door de website van de gemeente Amsterdam als openbare aangeduide scholen voor voortgezet onderwijs aangemeld. Hierbij hebben wij deze scholen nadrukkelijk gewezen op de uitspraak van uw rechtbank inzake de Kernprocedure. Onder deze negen scholen was de Open Schoolgemeenschap Bijlmer, hierna OSB [PRODUKTIE 6]. 19. Ouders hebben geen nadrukkelijke voorkeur voor openbaar onderwijs op onderwijskundige gronden. Ouders hebben de aanmeldingen bij openbare scholen gedaan omdat zij daar kunnen procederen zonder advocaat, omdat deze scholen gehouden zijn aan de procedures en termijnen van de AWB, omdat procedures bij bijzonder onderwijs kunnen verzanden in zaken rond onderschrijven of respecteren van hun onderwijs en omdat zij vinden dat openbaar onderwijs een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft dan het bijzonder onderwijs, zoals ook blijkt uit het slotartikel van de lgfwet. 20. Bij één school hebben ouders hun aanmelding ingetrokken. Twee als afzonderlijk genoemde scholen bleken er uiteindelijk toch maar één te zijn. Zeven scholen, waaronder de OSB, hebben Sterre geweigerd. Tegen alle zeven afwijzingen hebben ouders bezwaar gemaakt. Hiervan moeten er nu nog steeds vier scholen besluiten op bezwaar. Voor twee scholen hiervan weigert de ACTB een advies af te geven. Van twee scholen, waaronder de OSB, is het besluit op bezwaar door uw rechtbank vernietigd en deze scholen is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Ouders zien hierin onwil van scholen om lgf-leerlingen toe te laten en een vastbeslotenheid van scholen en gemeente om deze leerlingen met ieder middel, legaal of niet legaal, buiten hun poorten te houden. 21. Op 29 april 2005 heeft de OSB toelating van Sterre geweigerd. [PRODUKTIE 7] 22. Tegen dit besluit hebben ouders op 2 mei 2005 bezwaar gemaakt. [PRODUKTIE 8] 23. Ingevolge de artikel XIII van de lgf-wet, mag een school nadat bezwaar is gemaakt tegen de weigering van een lgf-leerling, niet eerder besluiten dan nadat de ACTB, bedoeld in artikel XII van de lgf-wet, advies heeft uitgebracht. 24. De ACTB heeft op 8 juli 2005 advies uitgebracht. [PRODUKTIE 9] 25. Omdat met zoveel tegenwerking (van scholen) in Amsterdam of althans een gebrek aan meewerken en een gebrek aan het gevoel van urgentie, een thuiszitsituatie in Ploeger OSB 4

5 Nederland niet meer voorkomen kon worden hebben ouders en Sterre de stap naar Engeland gemaakt. Sterre volgt sinds 1 september 2005 onderwijs in year 10 op de Royal Docks Community School. Dit is een reguliere secondary school met ongeveer 1100 leerlingen in Newham, Oost London. Daartoe hebben zij zich vanaf eind juni 2005 mede moeten vestigen in London. Secondary schools in Engeland verzorgen onderwijs voor leerlingen van 11 tot 16 jaar. 26. De OSB heeft op 1 september 2005 besloten op het bezwaar. In het besluit handhaaft de OSB haar primaire besluit [PRODUKTIE 10] 27. Op 7 oktober 2005 dienden ouders bij uw rechtbank een beroepsschrift in en verzochten uw rechtbank om een voorlopige voorziening. Uw rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de OSB op om binnen zes weken na uw uitspraak een nieuw besluit te nemen [PRODUKTIE 11] 28. Op 7 december 2005 hoorde de OSB de ouders [PRODUKTIE 12] 29. Op 20 december 2005 besloot de OSB voor de tweede maal op het bezwaar van ouders. Ook in dit besluit handhaaft de OSB haar primaire besluit. [PRODUKTIE 13] Bezwaren tegen het besluit van 20 december 2005 Algemeen 30. Ouders zijn van mening dat er geen onoverkomelijke bezwaren zijn tegen toelating van Sterre tot de OSB. Zij zijn van mening dat het kan: het kon vier jaar op de basisschool en het kan nu al vier maanden op de secondary school in London. De OSB heeft indien zij niet kan toelaten de bewijslast. De OSB heeft de bewijslast volgens ouders niet waargemaakt omdat zij slechts in algemene en oppervlakkige termen mededeling doet van de door haar geziene problematiek. De OSB had, ingevolge de lgf-wetgeving, positief op toelaten gericht moeten onderzoeken of plaatsing van Sterre mogelijk was. Ouders zijn van mening dat de OSB helemaal niet heeft gezocht naar de mogelijkheden maar uitsluitend naar de onmogelijkheden. De OSB heeft nagelaten zorgvuldig te overleggen met de basisschool toen Sterre daar nog op school zat (zie van de adjunct-directrice van de basisschool nav onderzoeksrapport [PRODUKTIE 14] van een gz-psycholoog door de OSB zonder medeweten en zonder toestemming van ouders ingehuurd [PRODUKTIE 15]) en heeft nagelaten te overleggen met het de ambulante dienst van het REC over de mogelijke begeleiding vanuit het speciaal onderwijs. Ouders zijn van mening dat geen van de door de OSB in haar besluit aangevoerde redenen slagen. De Kernprocedure 31. In haar primaire besluit voert de OSB aan dat Sterre, omdat zij niet voldoet aan de regels van de Kernprocedure, niet wordt toegelaten. De OSB voert dit aan, ondanks dat zij er bij de aanmelding van Sterre expliciet op gewezen is dat de OSB geen aanvullende toelatingsvoorwaarden mag stellen. De OSB erkent in het huidig besluit dat de Kernprocedure wellicht in strijd is met de regelgeving en wil daarom de Kernpro- Ploeger OSB 5

6 cedure nu in haar tweede besluit op bezwaar buiten beschouwing laten. Desondanks blijft de OSB, ook nog in haar schoolgids 2005/2006 [PRODUKTIE 16], de Kernprocedure als hét toelatingsinstrument hanteren. Ook verder in de motivering van de OSB worden de toelatingsvoorwaarden van de Kernprocedure in verkapte vorm nu als diploma-eis alsnog opgevoerd. De Kernprocedure zelf stelt dat zij ook van toepassing is op lgf-leerlingen [PRODUK- TIE 21]. Dit is daarom al in strijd met de uitgangspunten van de lgf omdat toelating van een lgf-leerling een individuele afweging vereist en omdat lgf-leerlingen niet op algemene gronden zoals die uit de Kernprocedure mogen worden afgewezen. Doordat de OSB de Kernprocedure hanteert sluit zij toelating van een groep (zorg)- leerlingen uit die niet (kunnen) voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van de Kernprocedure. Dat zijn bijvoorbeeld de leerlingen met een licht verstandelijke handicap die niet vallen onder de lgf. Het zijn ook de leerlingen met een verstandelijke handicap die wél vallen onder de lgf. Het hanteren van de Kernprocedure kleurt het denken van de OSB waar zij moet bepalen of de inspanning die van haar gevraagd wordt door haar in redelijkheid is op te brengen. Diploma-eis 32. De OSB stelt vervolgens, in navolging van het ACTB-advies, dat, omdat haar duidelijk is dat Sterre geen diploma kan halen in een van de onderwijssoorten van de OSB, Sterre mag worden geweigerd. In haar advies constateert de ACTB een ongerijmdheid in de wetgeving waarvan zij denkt dat de wetgever niet alle gevolgen heeft overzien. Zij constateert dat Sterre op grond van het bepaalde in artikel 3 en 4 van het Inrichtingsbesluit WVO niet mag worden geweigerd maar stelt dat, omdat het voor de ACTB duidelijk is dat Sterre geen diploma zal kunnen halen, zij vindt dat de OSB om die reden Sterre zou kunnen weigeren. De redenering van de ACTB waarom de OSB Sterre dan mag weigeren kan door ons niet worden gevolgd en daarom zijn wij het ook niet eens met dit door de OSB aangevoerd argument. Daartoe het volgende: 33. Anders dan de OSB in haar besluit stelt, is ook in Engeland, net als in Nederland, het voortgezet onderwijs GERICHT op het halen van een diploma. De school in Engeland die Sterre nu bezoekt heeft voorzieningen getroffen voor leerlingen met een handicap (in Engeland leerlingen met Special Educational Needs (SEN), in Nederland lgf-leerlingen). Het treffen van voorzieningen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget is ook de plicht voor de OSB, maar is, zoals ook door de ACTB geconstateerd, door de OSB ook nu nog - nagelaten. Op de school van Sterre in Londen heeft men ervoor gekozen voor de SEN-leerlingen aparte parallelklasjes in te richten. Vanuit deelname aan die klasjes wordt bezien aan welke mainstream-lessen de SEN-leerlingen kunnen meedoen. Sterre doet nu voor ongeveer 70% van de lesuren mee aan mainstream lessen. Bij deelname aan die mainstream-lessen, onderwijs dus dat gericht is op het halen van een diploma, heeft Sterre haar eigen doelen. Bijvoorbeeld als Sterre meedoet met een scheikundeproefje leert Sterre Engels en kleuren (give me the yellow salt, give me the red salt...) Op deze wijze is in de terminologie van de memorie van toelichting op de lgf-wet - Sterre geschikt voor het volgen van het onderwijs waarvoor toelating is gevraagd. Andere Ploeger OSB 6

7 scholen in Engeland hebben de voorzieningen voor SEN-leerlingen anders ingericht, dat kan ook. 34. Bovenbeschreven manier om leerlingen met een handicap te laten participeren in het regulier onderwijs heet inclusief onderwijs. Inclusief onderwijs is de norm en wettelijk verankerd in het onderwijsstelsel in bijvoorbeeld Engeland. Inclusie heeft er ook toe geleid dat Sterre op de basisschool in Almere wél kon blijven functioneren. Doordat de Tyltylschool niet uitging van inclusie lukte het met het onderwijs aan Sterre daar niet, ondanks de veel kleinere klasjes, de expertise en de aanwezigheid van veel extra assistentie en de extra middelen. Over inclusie is door ouders bij de aanmelding op de OSB een uitgebreide verzameling literatuur overlegd. De OSB heeft in haar verweer een taak, waar zij nu zegt dat Sterre niet kan worden toegelaten, om uit te leggen waarom zij wil blijven vasthouden aan haar eigen OSB-onderwijsmethode waarin (onder andere kinderen als) Sterre blijkbaar niet passen en uit te leggen waarom zij inclusie voor de OSB niet wenselijk of haalbaar acht. 35. De ACTB stelt, en de OSB herhaalt dit: De LGF-regeling is namelijk bedoeld om door middel van de inzet van extra middelen belemmeringen weg te werken waardoor gehandicapte leerlingen niettegenstaande hun handicap toch in staat zijn om goed te functioneren in het reguliere onderwijs en daar een diploma te halen. Deze bewering lijkt op het criterium op grond waarvan uit hoofde van de Wet REA door de LISV (nu UWV) aan gehandicapte leerlingen voorzieningen worden verstrekt (zie Kamerstuk nr 7, blz 22 bovenaan). De stelling lijkt een poging van de ACTB om de schijnbare tegenspraak in de regelgeving te verklaren. De LGF is echter méér dan een verstrekkingscriterium als dat van de wet REA. Deze stelling over waarvoor de lgf-regeling zou zijn bedoeld komt daarom voor rekening van de ACTB en nu dus ook voor rekening van de OSB en wordt door ouders bestreden. Voorzieningen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget 36. Doordat de OSB al geen zorg heeft ingericht voor de niet-lgf-leerlingen die zij weigert op grond van de Kernprocedure en omdat de OSB heeft nagelaten voorzieningen te treffen voor lgf-leerlingen (art 24 en 24a WVO) vindt de OSB dat de inspanningen die van haar gevraagd worden ingeval Sterre zou worden toegelaten buiten de marges liggen die in redelijkheid van haar kunnen worden gevraagd. Eerder (onder 31 en 32) hebben wij al aangegeven dat de OSB haar taak te beperkt heeft opgevat. Wij vinden dat de OSB verwijtbaar nalatig is om de zorg in te richten voor de ten onrechte geweigerde groep leerlingen. Wij vinden daarom niet dat, omdat de OSB hierin nalatig is geweest, hierin een argument gezien kan worden om Sterre niet toe te laten. 37. Ten aanzien van het niet hebben ingericht van voorzieningen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget nog het volgende: Ploeger OSB 7

8 Het Hof in Arnhem, naar aanleiding van de behandeling in hoger beroep van een verzoek om toelating van twee broers, beide lgf-leerlingen (LJN: AR4579, Gerechtshof Arnhem 03/1260, [PRODUCTIE 17]), stelde onder 3.8 van haar arrest vast: De school heeft het beleid ten aanzien van toelating van gehandicapte kinderen (nog) niet schriftelijk vastgelegd. De school heeft gesteld (memorie van antwoord ad grief 3) dat zij sinds oktober 2003 haar toelatingsbeleid in conceptvorm schriftelijk heeft vastgelegd, dat de definitieve vastlegging wacht op goedkeuring van de MR en de definitieve besluitvorming van het bevoegd gezag. Het hof is voorshands van oordeel dat de school daarmee binnen redelijke termijn - de wettelijke regeling terzake is op 1 augustus 2003 in werking getreden - aan de wettelijke vereisten op dit punt voldoet. Het hof vond het niet volledig hebben voldaan aan de wettelijke verplichting om voorzieningen te hebben getroffen toen nog net door de beugel kunnen. De OSB wijst twee jaar later Sterre af omdat zij dan nog steeds geen voorzieningen heeft getroffen: hierdoor kunnen leerkrachten zich niets voorstellen bij plaatsing van Sterre en blijkt de eigen schoolwijze toelating in de weg te staan. Benodigde hulp 38. In het vervolg van het besluit van 20 december stelt de OSB dat het zorgvuldig heeft afgewogen of de OSB de benodigde zorg en hulp kan bieden. Zij komt daarbij tot de conclusie dat zij dat toelating niet kan. Ten aanzien hiervan het volgende: de OSB geeft in haar besluit niet aan welke hulp Sterre nodig heeft en maakt niet inzichtelijk welke hulp zij buitenproportioneel vindt indien die van haar wordt gevraagd. Gezien het reeds eerder opgemerkte inzake het niet hebben ingericht van zorg en voorzieningen is allerminst duidelijk of het gaat om zorg die van de OSB in redelijkheid niet kan worden gevraagd. Voorts is in de overwegingen niet zichtbaar betrokken welke middelen voor de extra hulp de school ter beschikking staan en waarop de OSB in ieder geval nog eens tijdens de hoorzitting is gewezen: het Rugzakje, PGB, ambulante begeleiding vanuit het REC, gebruik van het Regionaal Zorgbudget en hulp van ouders. 39. Ten aanzien van de zorgvuldigheid voorts nog het volgende. De OSB stelt in de alinea over de benodigde hulp dat Sterre op de leeftijd van 14 jaar functioneert als een kind van twee. De OSB ontleent deze kennis aan het psychologisch rapport van mevrouw Breedveld dat zij heeft opgesteld ten behoeve van de lgf-indicatie van Sterre [PRO- DUKTIE 18]. Het psychologisch rapport is niet opgesteld ten behoeve van toelating tot een school en de OSB mag ook helemaal geen psychologisch rapport betrekken bij haar beslissing over toelating omdat dit nu juist is bepaald in artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit WVO. Daarnaast hanteert de OSB het rapport ook nog eens onzorgvuldig, immers mevrouw Breedveld stelt in hetzelfde rapport dat de door haar gebruikte test niet is bedoeld voor kinderen met een leeftijd als die van Sterre en dat de uitkomst vertroebeld is omdat Sterre niet wilde meewerken. (Wij ouders constateren ook nog dat er tussen Sterre en de psycholoog misverstanden waren: Sterre maakte het gebaar Kom mee, zullen we terug naar de klas gaan, zoals ons ouders duidelijk uit de beschrijving in het rapport blijkt, maar de psycholoog interpreteerde dit als een geld-gebaar ). Ploeger OSB 8

9 De hierna in het besluit volgende beschrijving van de OSB-werkwijze: het feit dat de OSB in de onderbouw heterogene groepen heeft, het feit dat veel leerlingen extra zorg nodig hebben (dus waarom dan Sterre ook niet) pleiten eerder voor toelaten dan tegen. Ouders zijn overigens, anders dan blijkbaar de OSB dit is, van mening dat van leerlingen in redelijkheid gevraagd mag worden dat zij elkaar helpen waar dit nodig is. Samenvattend stellen wij dat de OSB niet zorgvuldig heeft overwogen of de extra hulp voor Sterre in redelijkheid aan de OSB kan worden gevraagd en dat de OSB niet heeft aangetoond dat zij die hulp in redelijkheidheid niet kan bieden. Docenten niet deskundig en speciale handelingsplannen 40. De OSB voert vervolgens op dat de docenten niet deskundig zijn, zelfs niet met assistentie. De OSB noemt in dit kader niet welke hulp er nog meer voorhanden is zoals ambulante begeleiding vanuit het REC. Zoals hier gesteld voldoet dit argument niet aan de bewijslast van de OSB en de eisen van zorgvuldigheid. In de alinea verderop voert de OSB op dat zij het onwenselijk vindt om voor Sterre speciale handelingsplannen te maken. Dit argument mag de OSB niet aanvoeren om Sterre te weigeren: de OSB is immers verplicht een individueel handelingsplan voor al haar lgf-leerlingen op te stellen. De school is daartoe immers op grond van artikel 26 WVO verplicht. Wij vinden het vreemd dat de OSB dit, hoewel zij naar eigen zeggen acht lgf-leerlingen heeft, blijkbaar niet weet. Het zorgbeleid in de schoolgids 41. De ACTB stelt in haar advies vast dat de OSB geen voorzieningen heeft getroffen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Wellicht met het oog op de komende juridische procedures heeft de OSB, blijkens de opmerking in haar besluit van 20 december, in haar schoolplan en schoolgids aandacht besteed aan leerlingen met een leerlinggebonden budget. [PRODUKTIE 19]. Wij zien in deze paragraaf echter geen recht gedaan aan de opdracht aan scholen om de voorzieningen te beschrijven die de school getroffen heeft voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Wij vinden de paragraaf daarnaast ook nog eens kwaadaardig omdat elders in de schoolgids nog steeds wordt vastgehouden aan de Kernprocedure (waardoor een grote groep lgf-leerlingen op voorhand en op algemene gronden wordt afgewezen) en expliciet wordt gesteld dat leerlingen met een PRO en LWOOadvies (dat zijn de leerlingen met een RVC-beschikking) niet zullen worden toegelaten. Concluderend 42. Gezien de eerdere opdracht van de bestuursrechter om een nieuw gemotiveerd besluit te nemen, rust op de OSB de verplichting dat nieuwe besluit zeer zorgvuldig te nemen. Wij ouders vinden dat de OSB hierin niet is geslaagd. 43. Doordat de OSB nog steeds de Kernprocedure als toelatingsslagboom hanteert en omdat de OSB geen voorzieningen getroffen heeft voor leerlingen met een leerlinggebonden budget mist zij de referentiekaders om juiste inschattingen te maken over de rede- Ploeger OSB 9

10 lijkheid van zorg die zij moet verzorgen voor leerlingen die wél tot haar doelgroep horen, maar die zij al vele jaren niet heeft toegelaten. 44. De OSB heeft in haar tweede besluit op bezwaar op geen enkele manier, recht doend aan haar bewijslast, overtuigend aangetoond dat er redenenen zijn om Sterre te weigeren. Wij ouders constateren slechts koudwatervrees en redeneringen met als uitgangspunt dat de OSB toelaten van Sterre niet hoeft te overwegen. 45. Anders dan de OSB op grond van de uitgangspunten van de lgf zou moeten doen: zoeken naar mogelijkheden, heeft de OSB uitsluitend gezocht naar de ONmogelijkheden. 46. Er heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden tussen de belangen van Sterre enerzijds die tot nu toe op geen enkele reguliere school in Amsterdam wordt toegelaten en de belangen van de school anderzijds. Niet is meegewogen dat speciaal onderwijs voor Sterre geen optie is omdat daar de randvoorwaarden en attitudes ontbreken om aan leerlingen als Sterre onderwijs te geven. Niet is meegewogen dat door de weigering van de OSB om Sterre toe te laten Sterre in het geheel geen onderwijs kan krijgen. Ouders menen dat, nu hen blijkt dat in Amsterdam alle 70 scholen voor voortgezet onderwijs Sterre niet willen toelaten van hen in redelijkheid niet gevraagd kan worden het bij alle overige scholen in Nederland te gaan proberen. Evenmin is, recht doend aan de bewijslast van de OSB, ingegaan op waarom de basisschool in Almere en de school voor voortgezet onderwijs in Londen wél en de OSB in redelijkheid geen onderwijs aan Sterre zou kunnen geven. 47. Het schoolplan stelt dat leerlingen die in september van het jaar van aanmelding de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt, niet worden toegelaten tot het eerste leerjaar [PRODUKTIE 20]. In haar besluit om niet toe te laten, wordt op deze OSBeigen regel niet nader ingegaan. Ook dat vinden wij onzorgvuldig. Eis: 48. Door te besluiten om Sterre op ondeugdelijke en niet onderbouwde overwegingen te weigeren, zijn de belangen van Sterre en haar ouders ernstig geschaad. Dit is verwijtbaar aan de OSB. 49. Wij vragen uw rechtbank het besluit van de OSB te vernietigen en de OSB op te dragen binnen een redelijke termijn een nieuw gemotiveerd besluit te nemen. 50. Voorafgaand daaraan verzoeken wij u aan de OSB op te dragen voorwaarden te scheppen teneinde op juiste overwegingen te kunnen besluiten over al dan niet toelaten van Sterre. 51. Daartoe moet de OSB de Kernprocedure schrappen uit haar hele toelatingsbeleid. 52. De OSB moet vervolgens het onderwijs inrichten of beschrijven, of althans voor dit geschil ook uitgaan van het type leerlingen leerlingen dat zij tot nu toe ten onrechte heeft uitgesloten van haar onderwijs. Ploeger OSB 10

11 53. De OSB moet wettelijk voorzieningen treffen voor het onderwijs aan leerlingen met een leerlinggebonden budget. Het besluit over toelaten van Sterre moet uitgaan van deze voorzieningen. 54. Pas eerst nadat de school op deze wijze voldaan heeft aan haar wettelijke taken kan de OSB zorgvuldig en op juiste gronden oordelen en overtuigend aantonen of zij Sterre al dan niet kan toelaten. London, 4 januari 2006 Ferdinand Ploeger Yvonne C. J. Brouwers Ploeger OSB 11