DAGVAARDING IN KORT GEDING

Transcriptie

1 DAGVAARDING IN KORT GEDING Vandaag, de elfde februari tweeduizend vijf heb ik, MATïHEUS JBHANNES KOOPMAN, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwader w e r b op het kantoor v a Peter Swier, gerechtsdeurwaarder gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende aidaar aan het adres Kon. Wilhelminaplein 30 en beiden aldaar tevens weonplaats hebbende; op verzoek van FERDI PLOEGER en YVONNE CLEMENTINE JOSEE BROUWERS, wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige Sterre Virginie Ploeger, beide wonende te Amsterdam, in deze zaak woonplaats kiezende te Utrecht aan de Biltstraat 182 (Postbus 13266, 3507 LG) op het kantoor van de advocaat mr J.W.A. van Dommelen, alsmede te 1183 JD Amstelveen aan het Westelijk Halfrond 487 (Postbus 2253, 1180 EG) op het kantoor van de procureur mr P.J. van der Vlerk, die in deze zaak tot procureur wordt gesteld en als zodanig zal optreden, alsmede ter griffie van de rechtbank te Amsterdam aan de Parnassusweg 220. Met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam IN KORT GEDING GEDAGVAARD: de rechtspersoonlijkheid bezittende STICHTING MONTESSORI SCHOLENGEMEEN- SCHAP AMSTERDAM, gevestigd te 1093 KL Amsterdam aan de Polderweg 3, op dit adres mijn exploot doende en afschrift daarvan latende aan: OM: op vierentwintig februari tweeduizend vijf om uur in persoon of bij procureur te verschijnen ter terechtzitting van voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, recht doende in kort geding, in het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg 220 te Amsterdam, om ter terechtzitting te antwoorden op de aan het eind van dit stuk geformuleerde eis;

2 MET AANZEGGING DAT: 1. indien de gedaagde partij niet op de hiervoor aangegeven wijze in het geding verschijnt en de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter de eis bij verstek toewijst, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met dien verstande dat - indien er sprake is van meer gedaagden - tussen alle partijen een vonnis zal worden gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd, als tenminste één van de gedaagden in het geding verschijnt; 2. de gedaagde partij bij verschijnen een vast recht van 241,-- in rekening gebracht zal worden, waarvan aan on- en minvermogenden vermindering kan worden verleend; DOEL: Deze dagvaarding vindt plaats om op grond van de hierna weergegeven gronden te procederen over de aan het slot van deze dagvaarding geformuleerde voorlopige voorziening: A. De relevante feiten Partijen 1. Eisers zijn de ouders, hierna te noemen de ouders, van de op 11 juni 1991 te Amsterdam geboren Sterre Virginie Ploeger, hierna te noemen Sterre. 2. Gedaagde, de stichting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam, hierna te noemen de MSA, bestuurt een aantal montessorischolen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam, waaronder de IVKO-school gevestigd aan de Plantage Middenlaan 27, 1018 DB te Amsterdam, hierna te noemen de school of het IVKO. Voorgeschiedenis 3. Sterre heeft een matige verstandelijke handicap, kan niet verbaal praten en heeft problemen met haar motoriek. In de terminologie van de Wet op de Expertisecentra heeft zij een mgindicatie cluster 3. 2

3 4. Sinds augustus 2001 is Sterre toegelaten tot groep 5 van de openbare basisschool in Almere. Van 2001 tot 2003 voerde deze school een pilot inclusief onderwijs uit. De school werd daarbij begeleid door het lokaal expertisecentrum 'Gewoon Anders'. De pilot werd formeel afgesloten in Het evaluatieverslag is zeer lovend over de pilot. De tevredenheid is er bij alle betrokken partijen (school, ouders, expertisecentrum, schoolbegeleidingsdienst en de bestuurscommissie openbaar onderwijs). In artikel 28c van de Wet op de Expertisecentra is de toekenning geregeld van het leerlinggebonden budget. De achtergrond van deze bepaling is de wens van de wetgever de ouders meer keuzevrijheid te geven. Bij de vraag of hun kind naar het reguliere of speciale onderwijs zal gaan via extra ondersteuning (de Rugzak) zou in voorkomende gevallen ook voor het reguliere onderwijs kunnen worden gekozen. Sterre is Igf-geïndiceerd (er is een leerlinggebonden budget beschikbaar) en zij heeft via een persoonsgebonden budget (PGB) op school de beschikking over persoonlijke ondersteuning in de klas. Het schooljaar 2003/2004 bezocht Sterre groep 7 en thans groep 8 van de basisschool, nu niet meer in een pilot-setting. 5. In het (huidig) schooljaar wordt Sterre 14 jaar en moet op grond van artikel 39 vierde lid van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) de basisschool verlaten. 6. Sterre woont in Amsterdam. Gedurende de periode dat Sterre in Almere op school zit heeft Sterre een tweede adres aldaar. 7. De ouders zoeken sinds september 2002 voor Sterre naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Zij hebben daartoe eerst het Regionaal Expertise Centrum (REC) Noord Holland cluster 3 om ondersteuning gevraagd. In 2002 was dat REC daartoe verplicht op grond van de toen vigerende 5 e faciliteringsregeling REC's i.o. Het REC kon geen school voor Sterre vinden en achtte zich niet resultaatverplicht. Daarna hebben de ouders zich gewend tot het Samenwerkingsverband 28.2 voor de 47 vmbo-scholen in Amsterdam beneden het IJ, bedoeld in artikel 10h van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Het Samenwerkingsverband heeft Sterre in het directeurenoverleg van december 2003 aan de orde gesteld en heeft in het bijzonder gesproken 3

4 met de zorgcoördinatoren van het IVKO en Montessori College Oost, beiden vallend onder het bevoegd gezag van de MSA. Tijdens dit overleg namen de directeuren van de 47 scholen de wens van de ouders om een reguliere school voor voortgezet onderwijs voor Sterre te vinden voor kennisgeving aan en wilden eerst een concrete aanmelding afwachten. In overleg met het samenwerkingsverband hebben de ouders toen besloten de aanmelding bij het IVKO verder voor te bereiden. Deze aanmelding zou dan buiten de in Amsterdam geldende Kernprocedure [productie 1] om moeten plaatsvinden, omdat deze Kernprocedure geen rekening houdt met lgf-leerlingen en omdat de Kernprocedure lgf-leerlingen uit cluster 3 uitsluit voor regulier voortgezet onderwijs. De aanmelding bij het IVKO 8. De ouders hebben in januari 2004 gesprekken gevoerd met de directie en zorgcoördinator van het IVKO en hebben Sterre op 1 februari 2004 schriftelijk aangemeld bij het IVKO voor de schoolgang met ingang van 1 augustus 2005 [productie 2]. Deze vroege aanmelding is nodig omdat, zoals gebleken is en nu blijkt, een aanmelding voor (kinderen als) Sterre niet moeiteloos verloopt, maar ook omdat, voorafgaand aan de eerste schooldag, door school en de ouders er nog veel moet worden georganiseerd rond begeleiding, bekostiging en expertise. 9. De ouders hebben het IVKO gekozen omdat dit een school is voor individueel voortgezet kunstzinnig onderwijs. Sterre wordt bijzonder aangesproken door muziek, dans en drama en zou zich op deze school zeer goed thuis voelen, zoals overigens al gebleken was na een bezoek aan de open dag op het IVKO (31 januari 2004). De ouders hebben zich beperkt tot de aanmelding voor één school vanwege de ervaringen met het zoeken door het REC en het Samenwerkingsverband. Zij menen evenwel, dat zij na het inschakelen van het Samenwerkingsverband, alle 47 vmbo-scholen in Amsterdam beneden het IJ hebben gepolst en bij alle scholen desinteresse of aversie te hebben vastgesteld. Het gaat hun draagkracht te boven tegen meer van deze scholen procedures te voeren. 4

5 De afwijzing van het IVKO 10. Het IVKO heeft de aanmelding op 23 april 2004 (?) in een ongedateerde brief afgewezen [productie 3]. 11. De ouders hebben op 24 april 2004 een bezwaarschrift ingediend bij de MSA [productie 4]. De MSA heeft de ontvangst van dit bezwaarschrift op 17 mei 2004 per bevestigd [productie 5]. 12. Ter versterking van de keuzevrijheid van de ouders is bij de parlementaire behandeling van de invoering van het leerlinggebonden budget (2002, Stb 631) een amendement aangenomen, waarbij de Adviescommissie Toelating en Begeleiding is ingesteld. De MSA moet, op grond van artikel XIII van de lgf-wet, het advies afwachten van de ACTB alvorens te besluiten op het bezwaarschrift van de ouders. 13. Op 27 juni 2004 heeft de MSA een adviesaanvraag ingediend bij de ACTB. 14. Op 5 juli 2004 was er een hoorzitting waarbij aanwezig waren Ferd Stouten, lid van de centrale directie van de MSA, Rik van Riel, beleidsmedewerker van MSA en Ferdi Ploeger, vader van Sterre [productie 6]. 15. MSA en het IVKO hebben ervoor gekozen om, in strijd met de wettelijke verplichting daartoe (artikelen 24 en 24a WVO), geen beleid te ontwikkelen ten aanzien van de te treffen voorzieningen voor leerlingen voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is. MSA heeft uit pragmatische overwegingen geen beleid terzake ontwikkeld omdat, zo deelde MSA tijdens de hoorzitting aan vader mee: aanmeldingen van gehandicapte leerlingen: die komen toch nooit voor! [zie productie 6] 16. Zonder het definitieve advies van ACTB af te wachten heeft de MSA bij brief van 3 september 2004 aan de ouders van Sterre laten weten dat het bestuur van de school geen reden ziet om het besluit van de directie van de IVKO te herroepen, zodat de afwijzing van kracht zal blijven [productie 7]. 17. Op 8 oktober 2004 hebben de ouders daarop de MSA gedagvaard teneinde in kort geding toelating tot het IVKO af te dwingen [productie 8] zodat zo snel mogelijk zou kunnen worden begonnen met het voorbereiden van de komst van Sterre per 1 augustus

6 18. Op 12 oktober 2004 heeft de MSA haar besluit op het bezwaarschrift van de ouders ingetrokken [productie 9]. 19. Op 21 oktober 2004 bracht de ACTB haar advies uit inzake het toelatingsverzoek van Sterre [productie 10]. In dit advies citeert de ACTB uit het pre-advies van onderwijsconsulent Joustra die stelt dat: "Naar mijn inschatting moet het in principe mogelijk zijn Sterre met eerder genoemde faciliteiten binnen een school als de IVKO-school op te vangen, mits het zorgplan Voortgezet Onderwijs wordt uitgebreid en ingezet en mits de voorzieningen van de pilot (Inclusief Onderwijs, zoals in Almere, steller dezes) worden voortgezet (éénop-één begeleiding in de klas en individueel leerplan, opgesteld door orthopedagoog). Hiervoor is dan wel noodzakelijk dat er ruimte wordt gecreëerd in het referentiekader van de docenten. " De ACTB beoordeelt in haar advies de ongedateerde afwijzing van de school van 23 april In haar conclusie stelt de ACTB dat: De ACTB is van oordeel van het bevoegd gezag op onjuiste gronden tot zijn besluit is gekomen dat Sterre niet toelaatbaar kan worden geacht tot zijn onderwijsinstelling. De ACTB oordeelt dat het besluit op basis van de huidige onderbouwing niet in stand kan blijven. De ACTB adviseert het bevoegd gezag het besluit te herroepen en een nieuw besluit te nemen. De ACTB adviseert het bevoegd gezag zijn nieuwe besluit te baseren op een gedegen onderzoek naar de geschiktheid van Sterre voor het volgen van het onderwijs aan de IVKO, met inachtneming van de eerdergenoemde LGF criteria (noodzakelijke voorzieningen, beschikbare middelen, mogelijkheden, motivering). Tenslotte adviseert de ACTB het bevoegd gezag het (zorg) beleid ten aanzien van leerlingen die geïndiceerd zijn, waaronder voorzieningen die op grond van de LGF getroffen worden, te formuleren in het schoolplan en de schoolgids. 20. Op 26 oktober 2004 vond de zitting plaats bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Op 4 november 2004 deed de rechter uitspraak [productie 11] en bepaalde dat: de MSA - met inachtneming van het vorenstaande gehouden is een nieuwe gemotiveerde beslissing te nemen over de toelating van 6

7 Sterre tot de IVKO die in overeenstemming dient te zijn met de wettelijke bepalingen en het uitgangspunt "het kan, tenzij". 21. Op 18 november 2004 vond overleg plaats tussen IVKO en de ouders over de door het IVKO te nemen vervolgstappen bij het polsen en creëren van draagvlak bij het team. [productie 12] 22. Op 22 november 2004 stemden de ouders op verzoek van het IVKO in met een verlenging van de termijn waarbinnen een nieuw besluit was toegezegd. [productie 13] 23. Op 13 december 2004 deelt de school mee andermaal het toelatingsverzoek van Sterre niet te willen honoreren. [productie 14] 24. In de loop van de maand januari 2005 heeft het IVKO op haar website en in haar schoolgids een toelatingsprocedure gepubliceerd die de school hanteert voor leerlingen met een rugzakje [produktie 15]. B. Juridisch kader 25. De toelating tot het (regulier) voortgezet onderwijs is geregeld in artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs en de op dat artikel gebaseerde AmvB, het Inrichtingsbesluit WVO. In Amsterdam wordt voor de toeleiding van alle leerlingen naar het voortgezet onderwijs de Kernprocedure [zie productie 1] gehanteerd. Deze Kernprocedure is erop gericht het administratieve proces van de plaatsing van alle aankomende leerlingen te stroomlijnen en te voorkomen dat er leerlingen tussen wal en schip vallen. De Kernprocedure is evenwel niet conform de regelgeving over toelating in het Inrichtingsbesluit WVO. De Kernprocedure houdt geen rekening met de invoering van de leerlinggebonden financiering en staat impliciet geen toelating toe van lgfgeïndiceerde leerlingen met een verstandelijke handicap, zoals Sterre. Artikel 2 van het Inrichtingsbesluit WVO bepaalt dat het bevoegd gezag over de toelating van leerlingen beslist. Gedaagde vormt in casu het bevoegd gezag. De school heeft in beginsel toelatingsvrijheid. De wetgever heeft, naar aanleiding van een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen d.d. 17 november

8 [productie 16], welke casus ook de toelating en het toelatingsbeleid in een enigszins vergelijkbare situatie betrof, de beoordelingsruimte van de (voorzieningen)rechter gemarkeerd: "Er is in het reguliere onderwijs geen sprake van een toelatingsrecht voor Igf-geïndiceerde leerlingen. Het bevoegd gezag beslist over de toelating van de leerlingen. Daarmee moet natuurlijk wel rekening worden gehouden met de wettelijke voorschriflen tot toelating. Er is echter ruimte voor het bevoegd gezag om per situatie te bezien of toelating van de leerling vanuit de specifieke omstandigheden van die leerling en de specifieke situatie van de school, mogelijk is. Indien de ouders bezwaar aantekenen tegen het besluit van het bevoegd gezag over de toelating, wordt er een advies uitgebracht door de Adviescommissie Toelating en Begeleiding (ACTB). Indien dit nog niet leidt tot een voor de ouders tevreden te stellende oplossing, kan in beroep worden gegaan bij de rechter". (Zie beantwoording van vragen door de minister, Tweede Kamer vergaderjaar 2003/2004, nummer 62, de vragen 52 en 82 [productie 17]). 26. Vast stond reeds op grond van beantwoording van kamervragen door staatssecretaris Adelmund (Tweede Kamer vergaderjaar 2001/2002, nummer 29 [productie 18]) dat binnen het reguliere onderwijs een omkering van de bewijslast geldt als het om toelating gaat; de school moet bij aanmelding van een gehandicapte leerling aannemelijk maken, waarom ze nu juist deze leerling niet kunnen toelaten. In dat kader verbond de staatssecretaris in één adem hiermee het beleid dat geformuleerd moet worden in het schoolplan en in de schoolgids. Dit ter voorkoming van incidentenpolitiek. C: Beoordeling Tweede besluit op bezwaarschrift 27. Thans ligt in deze concrete casus een advies van de ACTB waarin duidelijk mogelijkheden gezien worden voor het concreet toelaten van Sterre op deze school. Voorts draagt de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 4 november 2004 MSA op om de mogelijkheid van plaatsing te onderzoeken met als uitgangspunt het kan tenzij. De in artikel 4 van het Inrichtingsbesluit WVO genoemde onderzoeken hebben volgens de rechter niet de functie van slagboom maar moeten mede worden betrokken in het besluit tot toelating. 8

9 In het besluit op het bezwaarschrift van de ouders van 13 december 2004 [zie productie 14], hierna te noemen het besluit, inventariseert de school de anomalieën van Sterre vergeleken bij de doorsnee andere leerlingen die op dit moment het IVKO bezoeken. Niet in geding is tussen de ouders en school de opvatting of Sterre het einddiploma vmbo-t zal kunnen halen: het diploma zal zij zeker niet kunnen halen. In haar onderwijskundig rapport (bijlage van het besluit) [zie produktie 14] stelt de basisschool, zich gesteld voor de taak om in het formulier van het rapport éénduidig aan te geven welke vorm van voortgezet onderwijs zij adviseert: We zoeken voor Sterre een school waar ze temidden van leeftijdsgenoten zich verder kan ontwikkelen. Sterre is niet in staat om, volgens bovenstaande leerwegen, een diploma te halen. In het besluit wordt verklaard dat de schoolleiding van het IVKO toegevoegde waarde ziet bij plaatsing van Sterre voor zowel Sterre als voor het IVKO. Vervolgens geeft het besluit aan dat sommige docenten van het IVKO bezorgd zijn over de andere taakinvulling die zij krijgen als (een kind als) Sterre wordt toegelaten tot hun school. Er is volgens eisers bezorgdheid onder die docenten juist omdat er geen schoolbeleid is vastgesteld ten aanzien van zorg voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Die docenten weten daarom niet op welke voorzieningen en ondersteuning zij kunnen terugvallen en aanspraak maken, mocht het wat moeilijker blijken te gaan dan verwacht. Ondanks die bezorgdheid wordt volgens de ouders in het besluit niet aannemelijk gemaakt dat het geven van onderwijs aan Sterre onmogelijk is. Door het IVKO is niet aannemelijk gemaakt waarom een onderwijsarrangement zoals dat nu al bijna vier jaar op de huidige basisschool wordt geboden, niet uitvoerbaar zou zijn op de IVKO. 9

10 Er wordt in het besluit niet aangegeven dat er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden tussen het individuele belang van Sterre en het algemene belang van de school. 28. De ouders vragen aan het IVKO dat (het onderwijs van) de school zich aanpast aan Sterre, dit heet inclusie en dit is in tegenstelling tot integratie. Bij integratie past de leerling zich aan aan (het onderwijs van) de school. Ook de ACTB vraagt in haar advies te onderzoeken wat nodig is om aan Sterre onderwijs te geven dat is afgestemd op haar behoeften. Voor de beoordeling van het besluit beoordelen wij het besluit op de zes uitgangspunten die de ACTB noemt in haar advies onder 19 [zie productie 10] en beoordelen deze uitgangspunten in het licht van een inclusieve deelname van Sterre aan het onderwijs op het IVKO: Wat is nodig om de betreffende leerling op de school te kunnen laten functioneren (afgestemd op haar behoeften)? Het IVKO heeft onderzocht wat nodig is om Sterre op het IVKO te kunnen laten functioneren. De inventarisatie hiervan staat in paragraaf 7 (blz 12) van het besluit van het IVKO. In haar verkenning over wat nodig is gaat het besluit evenwel uit van integratie en niet van inclusie. De inventarisatie onder paragraaf 8 in het besluit heeft het karakter van een niet-limitatieve opsomming van aandachtspunten. Uitgangspunt zou volgens de ouders moeten zijn dat Sterre samen met de andere leerlingen binnen het reguliere curriculum van de school werkt aan haar eigen doelen. In dat licht zijn sommige in het besluit als nodig genoemde voorzieningen in de visie van de ouders niet relevant (vmbo-t diploma halen) terwijl veel andere genoemde eisen, zoals gespecificeerde competenties van leerkrachten, horen bij de normale professionaliteit die van leerkrachten verwacht mag worden Welke middelen staan de school ter beschikking (rugzakje, PGB)? Over de middelen die de school ter beschikking staan worden her en der door het besluit verschillende opmerkingen gemaakt: op blz 10 wordt het leerlinggebonden budget genoemd, het regionaal zorgbudget (hoewel niet gekwantificeerd) en de toezegging dat de ouders middels PGB voor de extra bekostiging voor een sluitende bekostiging willen zorgdragen. 10

11 In de weergegeven gesprekken met Rob Franke, orthopedagoog en directeur van het Seminarium voor Orthopedagogiek wordt gesteld dat: Rob Franke erkent dat er veel te weinig geld beschikbaar is. Met het rugzakje is zelfs slechts de onderwijsassistent niet te betalen. Rob Franke biedt ons aan om, te ondersteunen bij, het zoeken naar financiële middelen (blz 4 van het besluit) Hoewel in het besluit niet in detail uitgewerkt, kan het IVKO niet anders dan vaststellen dan dat er zicht is op een sluitende bekostiging van de schoolgang van Sterre. Die bekostiging is sluitend te maken ten behoeve van de in het besluit te creëren randvoorwaarden. De ouders zijn overigens bereid dit naar het IVKO te garanderen Wat is mogelijk op basis van deze middelen? Het besluit van het IVKO geeft niet aan wat er op het IVKO mogelijk is. Er wordt door gedaagde dan ook niet aannemelijk gemaakt of vastgesteld dat er te weinig middelen zouden zijn. Kortom: er staat met betrekking tot de financiële middelen in het besluit niets dat een afwijzing rechtvaardigt of ondersteunt Waarom is de school niet in staat ondanks het kunnen beschikken over deze middelen de betreffende leerling kwalitatief goed onderwijs te bieden, afgestemd op haar behoeften? In haar besluit noemt het IVKO als redenen dat aan Sterre geen goed onderwijs geboden kan worden: a. Sterre kan geen gelijkwaardige deelname hebben aan het onderwijsleerproces op de IVKO. Deze constatering is niet in tegenspraak met de eis dat er kwalitatief goed onderwijs geboden wordt afgestemd op Sterre s behoeften. Waar de schoolgids van het IVKO vaststelt dat alle leerlingen verschillend leren, kan het argument van de geen gelijkwaardige deelname geen afwijzingsgrond zijn. b. Er zal geen sprake zijn van een cognitieve ontwikkeling bij Sterre die resulteert in een vmbo-t diploma. 11

12 De rechter heeft in haar uitspraak van 4 november 2004 bepaald dat het besluit over toelating van Sterre mede gebaseerd kan zijn op de aanvullende voorwaarden genoemd in artikel 4 van het Inrichtingsbesluit WVO. In dit artikel wordt niet gevraagd of de leerling getoetst wordt op het kunnen halen van een diploma. MSA maakt niet aannemelijk waarom zij de diploma-eis voor Sterre als slagboom wil hanteren en geen gebruik wil maken van haar vrijheid Sterre toe te laten, ook al is aannemelijk dat Sterre geen diploma zal halen. Deze constatering is ook in strijd met de opdracht van de rechter de toelating te onderzoeken uitgaande van het kan tenzij... c. Sterre kan cognitief niet op het niveau van haar leeftijdgenoten functioneren. Deze op zich juiste constatering toont niet aan dat er geen kwalitatief goed onderwijs geboden kan worden dat afgestemd is op Sterre s behoeften. Het argument is overigens een herhaling van argument a. d. Daarnaast verloopt de interactie moeizaam. Sterre communiceert anders dan andere kinderen. In het onderwijskundig rapport wordt slechts gewaarschuwd voor de moeizame interactie als geprobeerd wordt om aan Sterre in een één-op-één setting door een volwassene onderwijs te laten geven. Sterre leert het beste met en van leeftijdsgenootjes. Dit is juist de reden dat Sterre meer profijt heeft van regulier onderwijs dan van speciaal onderwijs. e. Sterre kan zich slecht verstaanbaar maken. Het onderwijskundig rapport van de basisschool (het onderwijskundig rapport maakt als bijlage deel uit van het besluit van het IVKO [zie productie 14]) zegt daarover: Sterre kan niet praten. Communicatie met haar verloopt d.m.v. gebaren, lichaamshouding, klanken en een paar woordjes, afbeeldingen, picto's en foto's. Zij kan gesproken taal, op haar niveau, redelijk begrijpen en op die manier ook opdrachten uitvoeren; ook al moet er soms enige tijd gewacht worden op een reactie. Vaak blijkt een minuut later, dat ze goed begrepen heeft wat je zei. Het is voor haar een 12

13 beperking om te kunnen verwoorden wat ze voelt, wat ze denkt en wil. Als je Sterre wat langer kent begrijp je steeds meer wat ze wil en graag doet. Dit uit ze in gebaren en gedrag. Het komt in een enkel geval wel eens voor dat ze een ander wat hard aanraakt; de oorzaak hiervan ligt in het feit dat ze niet kan zeggen dat ze iets niet wil. f. De informatie van anderen wordt door Sterre vrijwel niet begrepen Zoals onder e aangegeven is dit niet de bevinding van Sterre s huidige basisschool en oordeelt het onderwijskundig rapport anders. g. Sterre is moeilijk te corrigeren Dit is een onvolledig citaat uit het onderwijskundig rapport. Op blz 19 daarvan worden een aantal constateringen gedaan waarop in het formulier van het onderwijskundig rapport uitsluitend met ja of nee kan worden geantwoord. Als toelichting wordt op dezelfde bladzijde gegeven: Overal het antwoord 'nee' lijkt alsof ze bovenstaande niet kan. Dit is wel heel zwart/wit gesteld. Soms is ze wel corrigeerbaar, maar niet altijd. Als ze iets niet mag, dan kan het zijn dat ze het niet meer doet, maar het kan ook zijn dat ze even later (of de volgende dag) toch weer hetzelfde gedrag vertoont. Een geduldige begeleiding hierin is noodzakelijk, maar werpt dan ook zijn vruchten af. Ze heeft voortdurend begeleiding en controle nodig. h. De interactie met klasgenoten vindt niet op een gelijkwaardige manier plaats Dit is een herhaling van het argument onder d, e en f. Deze opmerking staat overigens op gespannen voet met art 1 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (2003, stb 206). i. Het verschil met leeftijdgenoten is op cognitief en sociaal niveau te groot. Dit is een herhaling van het argument onder d, e, f en h. 13

14 j. De docenten richten zich op de begeleiding van cognitieve doelen en kunstzinnige vorming van de leerlingen. Tot op heden is niet wettelijk vastgelegd op welke vaardigheden docenten mogen worden aangesproken. Om die reden is de raamwet Wet Beroepen in het Onderwijs (2004, stb 344) vastgesteld. Ten behoeve van de nog vast te stellen AmvB stelt de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, hierna te noemen de SBL ( bekwaamheidseisen op voor leraren. De SBL beschrijft in eerste aanleg de competenties waarvan het vindt dat docenten die nú moeten hebben. In hun document Bekwaamheidseisen Leraren [productie 19] wordt onder andere gesteld dat: Een leraar handelt altijd op basis van een ingewikkeld geheel van kennis, inzicht en vaardigheden. Het document werkt dit vervolgens uit. Vast staat dat de SBL het niet voldoende vindt als een docent zich uitsluitend richt op het overdragen van cognitieve vaardigheden. Eisers vinden daarom de taakomschrijving zoals het besluit van het IVKO van haar docenten geeft te mager en vinden dat haar docenten mogen worden aangesproken op meer competenties dan alleen het overdragen van cognitieve en kunstzinnige vaardigheden. k. De leerdoelen van Sterre zijn van andere aard. Deze constatering is niet in tegenspraak met de eis dat er kwalitatief goed onderwijs geboden wordt afgestemd op Sterre s behoeften. l. Haar ontwikkeling richt zich op de communicatie, grotere zelfstandigheid en zelf keuzen leren maken. Dit argument is een uitwerking van het argument onder k en is niet in tegenspraak met de eis dat er kwalitatief goed onderwijs geboden wordt afgestemd op Sterre s behoeften. m. Docenten zijn niet in staat om de lesstof aan te passen naar het niveau van Sterre, leerlingen te betrekken bij het persoonlijk 14

15 leerproces van Sterre en de didactische werkvormen zo kiezen dat Sterre wel met de les mee kan doen. Docenten zullen onder andere worden ondersteund door het Seminarium voor Orthopedagogiek in Utrecht. Eisers menen dat van docenten gevraagd kan worden dat zij in staat zijn leerlingen onderling met elkaar te betrekken en om te gaan met verschillen. Het besluit concludeert vervolgens op grond van de onder a t/m m genoemde overwegingen: Het inzetten van externe gelden en middelen vanuit Leerlinggebonden Financiering en het Persoonsgebonden budget kunnen Sterre niet die ondersteuning bieden zodat het functioneren van Sterre in het onderwijsleerproces op de IVKO wel een succes wordt. De ouders vinden echter niet dat, zoals hierboven betoogd, de argumenten onder a t/m m hebben aangetoond dat door de school geen kwalitatief goed onderwijs geboden kan worden, afgestemd op Sterre s behoeften. De school maakt volgens eisers niet aannemelijk dat een onderwijsarrangement voor Sterre, zoals dat nu bijna vier jaar op haar huidige basisschool heeft plaatsgevonden, geen kans van slagen maakt op het IVKO. Immers ook op Sterre s huidige basisschool zijn de leerkrachten niet speciaal opgeleid om onderwijs te kunnen geven aan (kinderen als) Sterre maar zijn desondanks unaniem enthousiast dat Sterre naar hun school gaat. Het onderwijskundig rapport schrijft daar bijvoorbeeld over: Het effect van de speciale begeleiding is niet meetbaar in termen van resultaten in schoolvorderingen. Het effect is in ieder geval dat het voor ons mogelijk was om haar in een reguliere setting te plaatsen en te zien dat Sterre zich kon ontwikkelen binnen haar mogelijkheden. Het feit dat Sterre vrolijk en opgewekt is betekent dat het voor haar goed is om bij ons op school te zijn Heeft de school (zorg)voorzieningen voor geïndiceerde kinderen in haar schoolplan en schoolgids opgenomen? In strijd met de regelgeving in artikel 24 en 24a van de Wet op het Voortgezet Onderwijs zijn er geen voorzieningen vastgesteld en beschreven in schoolplan en schoolgids voor de zorg aan leerlingen met een leerlinggebonden budget. 15

16 Tijdens de gesprekken die de ouders voerden met de schoolleiding van het IVKO, voorafgaand aan de schriftelijke aanmelding van 1 februari 2004, is het ontbreken van een beleid ten aanzien van de zorgvoorzieningen voor leerlingen met een leerlinggebonden budget aan de orde geweest. De schoolleiding gaf toen aan het jammer te vinden dat dit beleid er niet was, want hierdoor zou het naar haar inschatting moeilijker zijn om het team te motiveren om in te stemmen met toelating van Sterre. De ACTB citeert in haar advies de onderwijsconsulent die in juni 2004 gesprekken voerde met het MSA: Naar zijn inschatting is het in principe mogelijk Sterre in het reguliere Voortgezet Onderwijs op te vangen, mits het zorgplan Voortgezet Onderwijs wordt uitgebreid en ingezet, de voorzieningen van de pilot "Inclusief Onderwijs Almere" worden voortgezet en er ruimte wordt gecreëerd in het referentiekader van de docenten paragraaf van het ACTB-advies [zie productie 10] Tijdens de hoorzitting [zie productie 6] gaf het bestuur van het MSA aan geen beleid te hebben geformuleerd zoals bedoeld in art 24 WVO uit pragmatische overwegingen omdat aanmeldingen van lgf-leerlingen naar hun mening toch nooit voor zouden komen. In de schriftelijke reactie aan de ACTB op het pre-advies van de onderwijsconsulent hebben de ouders aangegeven: In de reactie van de ouders op het rapport van de heer Joustra (ontvangen op 18 juli 2004) stellen de ouders dat voor het creëren van draagvlak voor het plaatsen van Sterre het bevoegd gezag en de directie van de IVKO verantwoordelijk zijn. Dit draagvlak is er niet automatisch. (ACTB advies onder paragraaf 4.4 [zie productie 10]) Ondanks dat door de directrice van het IVKO ten tijde van de rechtszaak op 26 oktober 2004 is verklaard dat het beleid ten aanzien van de zorg voor lgf-leerlingen nog slechts instemming van de medezeggenschapsraad behoefde, wordt er in het besluit van 13 december 2004 niet naar gerefereerd. De ouders zijn van mening dat de school, door zelfs na ruim een jaar na de invoering van de lgf nog niet een expliciet beleid te hebben geformuleerd ten aanzien van hoe zij de zorg voor leerlingen met een leerlinggebonden 16

17 budget heeft ingericht, niet binnen een redelijke termijn voldoet aan haar wettelijke verplichtingen Voert de school een voldoende consistent, duidelijk en herkenbaar toelatingsbeleid (dat wil zeggen: toegankelijk, bijvoorbeeld in de schoolgids)? Het toelatingsbeleid van het IVKO is niet consistent, niet duidelijk en niet herkenbaar. En juist vanwege het niet strikt toepassen van een toelatingsbeleid is Sterre de afgelopen jaren voor veel scholen, waaronder het IVKO, afgewezen. In de Amsterdamse Keuzegids Voortgezet Onderwijs 2005, hierna te noemden de Keuzegids, staat vermeld dat het IVKO zich houdt aan de afspraken van de Kernprocedure. [produktie 20] Sinds januari 2005 is het toelatingsbeleid voor het IVKO, zoals vermeld op hun website en schoolgids [zie produktie 15] uitgebreid met een hoofdstuk Leerling Gebonden Financiering. Het toelatingsbeleid is niet consistent, immers de Keuzegids zegt dat voor toelating voor het IVKO de Kernprocedure geldt (dit betekent dat Sterre niet toegelaten kan worden), in de schoolgids en op de website staat dat de Kernprocedure alleen geldt voor leerlingen van Amsterdamse scholen (omdat Sterre niet van een Amsterdamse school komt zou zij daarom niet onder de Kernprocedure vallen), terwijl de Kernprocedure zelf zegt dat deze geldt voor alle leerlingen die instromen in het Voortgezet Onderwijs in Amsterdam. Niet duidelijk blijkt dus uit het hoofdstuk Leerling Gebonden Financiering in de schoolgids van het IVKO of lgf-geïndiceerde leerlingen nu wél of niet buiten de Kernprocedure vallen. De Kernprocedure zélf wijkt af van de regelgeving zoals gegeven in het Inrichtingsbesluit WVO en zoals toegelicht onder 24 van deze dagvaarding. De Kernprocedure sluit toelating van (leerlingen als) Sterre uit voor alle reguliere scholen voor voortgezet onderwijs. Juist om deze reden is Sterre in overleg met het Samenwerkingsverband buiten de Kernprocedure om aangemeld bij het IVKO. Voor Sterre is in afwachting van de uitkomst van de door de ouders bij de gemeente Amsterdam aanhangig gemaakte bezwaarprocedure als vangnet - een voorlopige voorziening aangevraagd [productie 21]. 17

18 In het ongedateerde eerste besluit op het toelatingsverzoek [zie productie 3] wordt de Kernprocedure nog als afwijzingsgrond genoemd maar in het laatste besluit wordt de Kernprocedure niet meer genoemd. 29. De wetgever vat de keuzevrijheid voor de ouders enerzijds niet ongeclausuleerd op, anderzijds maakt de wetgever via de leerlinggebonden financieringsregeling, de onafhankelijke toetsingsregeling van de Adviescommissie Toelating en Begeleiding én de opvatting dat in dit kader de omkering van de bewijslast geldt (de school moet gemotiveerd stellen en bewijzen dat ze toelating niet verantwoord kan realiseren) zijn bedoeling glashelder: toelatingsweigering is alleen aanvaardbaar als alles in het werk is gesteld om toelating wél te realiseren doch dit niet is gelukt en dit aan de school niet te verwijten is. Uiteindelijk wordt de rechter door de wetgever als uiteindelijke beslisser gezien. 30. Nu de school een dergelijk beleid nauwelijks heeft geformuleerd, c.q. Sterre in het bestaande beleid zou kunnen passen en de weigerachtigheid van de school om haar toe te laten uiteindelijk is terug te voeren op onwil om te werken aan de perceptie en het motiveren van de docenten en verdere bezwaren niet of nauwelijks zijn gemotiveerd, moet het er voor worden gehouden dat met de toelatingsweigering het leerrecht van Sterre onaanvaardbaar wordt aangetast en dat Sterre belang heeft bij een voorziening die er toe strekt dat Sterre wordt toegelaten en de school zich in de periode tot aan september 2005 samen met de ouders en de docenten en het seminarium van orthopedagogiek gaat voorbereiden op de komst van Sterre in het volgende schooljaar. Omdat deze voorbereidingstijd een groot aantal maanden in beslag zal nemen hebben zij thans ook een spoedeisend belang bij de navolgende voorzieningen. 31. De in deze dagvaarding genoemde producties worden nagezonden. GEVORDERDE VOORZIENING Eisers verzoeken U, voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de school Sterre binnen tien dagen na dit vonnis als leerling toelaat tot de IVKOschool, gevestigd aan de Plantage Middenlaan 17 te Amsterdam, voor het cursusjaar 2005/2006, zulks onder verbeurte van een dwangsom van 1.000,-- per dag dat de school in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen en voorts te bepalen dat de school gehouden is de komst van Sterre in het nieuwe cursusjaar in alle noodzakelijke opzichten met de docenten en de ouders voor te bereiden en tevens te bepalen dat de school de kosten van deze procedure moet dragen. 18

19 Kosten van deze dagvaarding bedragen E Deze kosten worden verhoogd met de b.t.w. nu de eisende partij heeft verklaard dat zij omzetbelasting niet kan verrekenen in de zin van de Wet op de Omzetbelasting Deurwaarder Tb- I Deze zaak wordt behandeld door mr J.W.A. van Dommelen, advocaat en procureur te Utrecht van Bouwman van Dommelen advocaten Postbus 13266,3507 LG Utrecht T (030) F (030) E vandommelen@ bvd-advocaten.nl dossiernummer :