Snelgroeiende KMOs in Vlaanderen: Ruimtelijke, sectoriële en ondernemings-specifieke determinanten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Snelgroeiende KMOs in Vlaanderen: Ruimtelijke, sectoriële en ondernemings-specifieke determinanten"

Transcriptie

1 STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL FAX store@kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B Snelgroeiende KMOs in Vlaanderen: Ruimtelijke, sectoriële en ondernemings-specifieke determinanten MICHELINE GOEDHUYS a,b,c LEO SLEUWAEGEN a,b,c a Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie (STORE) b Bedrijfskunde, Strategie en Innovatie (MSI), Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, KU Leuven c Vlerick Business School 30 SEPTEMBER 2013

2 Snelgroeiende KMOs in Vlaanderen: Ruimtelijke, sectoriële en ondernemings-specifieke determinanten Micheline Goedhuys Leo Sleuwaegen 1. Inleiding Recent onderzoek toont aan dat het leeuwendeel van de tewerkstellingscreatie in hoogontwikkelde landen tot stand komt door een kleine groep van snelgroeiende ondernemingen (Henrekson en Johansson, 2010; Falkenhall en Junkka, 2009, Almus, 2002, Daunfeldt, et al, 2010, Schreyer, 2000). Bovendien hebben SGO een systematisch effect hebben op regionale tewerkstelling dat beduidend groter is dan de tewerkstelling die ze zelf creëren (Anyadike-Danes et al., 2009) en zorgen zij voor een positief productiviteitseffect op de ganse regionale economie (Autio, 2007). Dit gebeurt voornamelijk door een reallocatie van de middelen van zwakkere ondernemingen naar sterke groeiers, een proces van creatieve destructie, waardoor een positieve dynamiek ontstaat. SGO dragen ook significant bij tot regionale innovatie. Zij vergemakkelijken innovatie in de economie door de ontwikkeling van nieuwe technologieën en producten te versnellen. Beleidsmakers en onderzoekers hebben de laatste jaren steeds meer aandacht voor SGO en hun belang voor de economie. Ze zijn in het bijzonder geïnteresseerd om de voorwaarden te kennen waaronder ondernemingen een snellere groei kunnen realiseren. Onderzoek in dit domein is de laatste tien jaar in opgang (Audretsch, 2002; Delmar et al., 2003; Autio, 2007; Acs en Mueller, 2008, Acs et al., 2008; Henrekson, Johansson, 2009, 2010; Hölzl, 2009; Coad en Rao, 2008, Goedhuys en Sleuwaegen, 2010). Volgens Henrekson en Johansson (2010, p.230) is het aantal studies over SGO echter nog verrassend laag. Methodologische problemen, het gebruik van verschillende definities voor SGO en een gebrek aan internationaal vergelijkbare data zijn er tevens de oorzaak van dat vergelijkende studies tussen landen lang op zich hebben laten wachten, wat een meer geïntegreerde visie over bestaan, belang en kenmerken van SGO bemoeilijkt. Bovendien is de kennis aangaande SGO verdeeld en blijven een aantal hardnekkige misverstanden over groei van ondernemingen overeind. Zo bestaat de opvatting dat SGO enkel voorkomen in bepaalde sectoren, zoals in groeisectoren of in hoogtechnologische sectoren van 2

3 de economie. Volgens Horn en Plaesance (2012) is er echter geen enkele sector in de VS die meer dan 5% SGOs heeft, en zeer weinig sectoren hebben minder dan 1% SGOs. Hetzelfde resultaat vindt men voor de UK (Anyadike-Danes et al., 2009), In deze studie worden de empirische determinanten van SGO voor Vlaanderen in kaart gebracht. We starten in deel 2 met een literatuuroverzicht betreffende de determinanten van snelgroeiende ondernemingen, en formuleren vervolgens enkele toetsbare hypothesen betreffende het voorkomen van SGO in Vlaanderen en Brussel. Vervolgens beschrijven we in deel 3 de data voor Vlaanderen en Brussel die we gebruiken. In deel 4 stellen we het empirische model voor. Deel 5 bespreekt de resultaten. We sluiten af met enkele conclusies en beleidsaanbevelingen. 2. Welke factoren bepalen het voorkomen van SGO? De relevante literatuur vermeldt enkele belangrijke ondernemings-specifieke eigenschappen die de groei en snelle groei van ondernemingen bepalen. Daarnaast zijn er tevens argumenten die kunnen wijzen in de richting van belangrijke regionale en sectoriële verschillen in het voorkomen van SGO. Vanuit de argumenten en bevindingen betreffende de ondernemingsspecifieke, sectoriële en regionale determinanten en rekening houdende met de beschikbare data formuleren we vervolgens verschillende toetsbare hypothesen betreffende het voorkomen van SGO in Vlaanderen en Brussel. 2.1 Ondernemings-specifieke determinanten Uit eerdere studies blijkt dat in de groep van SGO disproportioneel veel jonge ondernemingen aangetroffen worden; 76% van de SGO in de VS zijn jonger dan 5 jaar (Horn en Plaesance, 2012). Gegevens van de VS tonen ook aan dat 20% van de jobs gecreëerd worden in ondernemingen jonger dan 5 jaar (Horn en Plaesance, 2012). Dit hoeft niet te verwonderen, aangezien er zowel theoretische als empirische argumenten kunnen verklaren waarom jonge en kleine ondernemingen sneller groeien dan oudere ondernemingen (zie Coad, 2009 voor een overzicht van deze studies). Jonge succesvolle ondernemingen zijn tijdens de eerste jaren na hun start betrokken in een leerproces, waar ze via confrontatie met de markt feedback krijgen en groeistimulansen om de omvang te bereiken die overeen komt met hun efficiëntieniveau (Jovanovic, 1982). Dit is een leerproces dat zich sterker manifesteert in de eerste jaren, en minder wanneer de onderneming een zekere maturiteit heeft bereikt, wat de hogere 3

4 groeiprestaties van jonge en kleinschalige ondernemingen verklaart. Ervan uitgaand dat dit ook zo voor Vlaanderen is, stellen we: Hypothese 1: De waarschijnlijkheid dat een onderneming een SGO is, is hoger voor jonge en kleine ondernemingen SGO zijn veelal innovatieve en kennisintensieve ondernemingen. Zij komen vaak met nieuwe producten of technologieën op de markt. Hoewel dit een factor is die positief kan inwerken op de gemiddelde groei van ondernemingen, zijn er toch aanwijzingen dat het vooral een versterkend effect heeft op de snelste groeiers. Coad en Rao (2008) en Goedhuys en Sleuwaegen (2010) stelden een positief effect vast van innovatie voor SGOs, meer dan voor de gemiddelde ondernemingen. Czarnitzki en Delanote (2012) vonden dat Young Innovative Companies sneller groeien dan andere ondernemingen in Vlaanderen. Empirische bevindingen over een veralgemeende relatie tussen innovatie en gemiddelde groei zijn echter verdeeld. Er verloopt een bepaalde tijd voor nieuwe producten en processen resulteren in ondernemingsgroei, wat het vinden van een sterk verband tussen beide bemoeilijkt. Toch wordt productinnovatie veelal positief bevonden voor omzetgroei (Geroski en Toker 1996, Roper 1997, Freel 2000). Productinnovatie heeft meestal een gunstig effect op tewerkstelling (Harrison, et al., 2005; Benavente en Lauterbach 2008; Calvo 2006). Voor procesinnovatie is dit niet bevestigd, omdat dit laatste vaak een arbeidsbesparende component heeft. Czarnitzki en Delanote (2012) vonden dat uitgerekend de combinatie van drie criteria - jonge leeftijd, kleine omvang en innovativiteit, de criteria voor Young Innovative Companies - een extra groei genereerde voor Vlaamse bedrijven in de industrie en commerciële diensten, bovenop de positieve effecten van de drie criteria apart. Hypothese 2: De waarschijnlijkheid dat een onderneming een SGO is, is hoger voor innovatieve ondernemingen Niet alle ondernemingen hebben de intentie en capaciteiten om te groeien. SGOs worden dan ook vaak in verband gebracht met de persoonlijkheidskenmerken en opleidingsniveau van de ondernemer en de werknemers. Er is overtuigende empirische ondersteuning voor de stelling dat de groei-ambities van de eigenaar-manager, en het competentie-niveau van de werknemers een directe invloed uitoefenen op de groeiprestaties van ondernemingen (Baum & Locke, 2004; Delmar & Wiklund, 2003; Wiklund & Shepherd, 2003 Hessels et al., 2008; Stam et al. 2012) Arrighetti en Lasagni (2013) vonden het opleidingsniveau van de werknemers een belangrijke ondernemings-specifieke determinant voor het voorkomen van SGO in Italië. 4

5 Hypothese 3: De waarschijnlijkheid dat een onderneming een SGO is, is hoger voor ondernemingen met hoogopgeleide werknemers. 2.2 Sectoriële determinanten Sommige studies tonen aan dat de groeikansen van ondernemingen worden beïnvloed door het groeipotentieel van de sector waarin de onderneming actief is (Wiklund en Shepherd, 2003). De evolutie en omvang van de vraag, zowel op de thuismarkt (Davidsson 1991) als de buitenlandse vraag en de verwachtingen van ondernemers op dat gebied (Reitan, 1997) bepalen de opportuniteiten voor groei-ondernemerschap. In die zin wordt een Finse studie de sterke aanwezigheid van SGOs in de dienstensectoren voor gezondheid en maatschappelijke zorg toegeschreven aan de sterke trend van het uitbesteden van huishoudelijk werk (domestic outsourcing) (Deschryvere, 2008). Ook in andere landen treft men een lichtjes grotere aanwezigheid van SGOs in bepaalde dienstensectoren, die een sterke groei kennen (eg Anyadike-Danes et al., 2009 voor de UK, OECD 2012). Ook in Vlaanderen, als mature industriële economie, zijn er meer behoeften en groeiopportuniteiten in de dienstensectoren dan in de verwerkende nijverheid. Hypothese 4: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in dienstensectoren dan in de verwerkende nijverheid Gepaarde gaande daarmee, speelt ook de marktstructuur en graad van concurrentie een rol. Er zijn zowel theoretische argumenten (Sutton, 1998; Bottazzi en Secchi, 2006) als empirische bevindingen dat de groei van een onderneming negatief beïnvloed wordt door de groei van haar concurrenten (Coad en Teruel-Carrizosa, 2010) en door toetreding van nieuwe ondernemingen of de dreiging ervan (Bergman en Rudholm, 2003). In empirische studies wordt concurrentie op verschillende manieren gemeten. Soms gebruikt men survey data waarin managers gevraagd wordt hun perceptie van concurrentie mee te delen (vb. Nickell, 1996). Daaruit blijkt dat ondernemers van kleine ondernemingen concurrentie vaak als groeibelemmerend ondervinden (bvb. Hay en Kamshad (1994) voor de UK, Robson en Obeng, 2008). Hypothese 5: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is lager in sectoren waar sterke concurrentie aanwezig is. In kleine open economieën, zoals deze van Vlaanderen, is de concurrentie niet louter lokaal, maar in belangrijke mate internationaal. De impact van deze internationale concurrentie wordt 5

6 typisch gemeten via de openheid van de sector of de importpenetratie in de sector (bvb. Haskel et al. 2007; Kato en Honjo, 2009). Dit leidt tot de onderstaande hypothese: Hypothese 6: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in open sectoren gekenmerkt door een hoge export- en importintensiteit Sectoren zijn ook erg verschillend wat het technologisch regime en de kennisintensiteit binnen de sector betreft. Een Duitse studie vindt echter dat noch de fase in de levenscyclus van de bedrijfstak (Wyrwich, 2010), noch de technologische intensiteit een doorslaggevende invloed heeft op de snellere groei van ondernemingen in Duitsland (Almus, 2002). Andere studies vinden evenwel dat in sectoren met een hoge kennisintensiteit en belangrijke technologische opportuniteiten, marktniches voorkomen waarin innovatieve ondernemingen snel kunnen doorgroeien (Stam en Wennberg, 2009). Aansluitend bij deze laatste visie, stellen wij de volgende hypothese: Hypothese 7: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in hoog-technologische en kennisintensieve sectoren Theoretisch luidt verder ook het argument dat ondernemingen, om efficiënt te kunnen produceren, een bepaalde (minimale of kritische) omvang moeten bereikt hebben; de zogenaamde Minimum Efficient Scale (MES). Indien een onderneming kleiner is dan de MES, heeft zij een schaalnadeel ten opzichte van haar (grotere) concurrenten, en dus heeft zij tegelijkertijd een sterke motivatie om snel te groeien om deze MES snel te bereiken (Caves, 1998). De omvang van de MES is sector-gebonden en wordt bepaald door het technologische regime in kwestie. Het bestaan van schaalvoordelen door complexere technologieën en grotere kapitaalinvesteringen vergroten de MES, waardoor jonge ondernemingen met potentieel die toetreden in zulke sectoren geneigd zullen zijn tot snellere groei (Audretsch, 1995; Brixy en Kohaut, 1999). Conform dit denkkader argumenteert Teruel-Carrizosa (2010) dat de MES in de industrie groter is dan in dienstensectoren, waardoor de prikkels om te groeien sterker aanwezig zijn en convergentie naar de MES een relatief snellere groei vereist. Hypothese 8: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in sectoren gekenmerkt door een grote MES. 2.2 Ruimtelijke determinanten 6

7 Naast de sectoriële determinanten zijn er een aantal regionaal of nationaal gebonden factoren die de aanwezigheid van SGOs stimuleren of afremmen. In deze context wordt vaak verwezen naar het institutionele kader, met inbegrip van de arbeidsreglementering die van land tot land sterk kan verschillen en de administratieve druk (Djankov et al., 2002; Henrekson, Johansson, 2009). Verregaande bescherming van werknemers verhoogt de opportuniteitskost voor ondernemerschap, waardoor talentvolle mensen voor een werknemersstatuut kiezen, in plaats van ondernemerschap (Teruel en de Wit, 2011). Ook worden ondernemingen afgeschrikt om bijkomende personeelsleden te rekruteren, indien een strikte arbeidsreglementering verhindert deze te laten afvloeien bij tegenvallende resultaten (Henrekson, 2007). Ook de aanwezigheid van de nodige financiële en infrastructurele middelen voor groeiondernemerschap (Moreno en Casillas, 2007; Bosma et al., 2009) bepalen het voorkomen van SGO in een regio. Gebrek aan externe financiering is een belangrijke groeibelemmering voor ondernemingen (Demirgüç-Kunt en Maksimovic, 1998; Becchetti, Trovato, 2002; Beck, 2009, Lopez-Garcia, Puente, 2012). Deze veelal nationaal gebonden factoren kunnen we moeilijk toetsen met ons onderzoeksopzet, waarbij de focus ligt op een regio Vlaanderen, waar institutionele verschillen minder uitgesproken zijn tussen de subregio s. Een onderzoek dat peilt naar verschillende tussen landen en diverse regio s zou hiervoor meer geschikt zijn. In ieder geval willen wij toetsen of er brede subregionale verschillen zijn mbt. het voorkomen van SGO via het invoeren en toetsen van de effecten uitgaande van wisselvariabelen voor de provincies. Naast de institutionele omgeving, zijn er bijzondere locatie-gebonden regionale factoren die sterker variëren tussen de subregio s. Zo vonden Hoogstra en van Dijk (2004) dat bevolkingsdichtheid, bevolkings- en tewerkstellingsgroei, regionale specialisatie, het bestaan van clusters en industriezones en mobiliteit en toegankelijkheid van een regio mee de groei van ondernemingen in Nederland bepalen, maar hun belang hangt af van de sector waarin de onderneming actief is. Een onderneming, die zich vestigt in de nabijheid van andere ondernemingen met gelijkaardige of gerelateerde activiteit, kan agglomeratievoordelen benutten. Agglomeratievoordelen combineren netwerkeffecten met schaalvoordelen voor de hele cluster van ondernemingen. Door het groeperen of clusteren van ondernemingen met de zelfde activiteit in een geografische regio, kunnen ondernemingen efficiënter werken omdat ze meer gespecialiseerde leveranciers en arbeidskrachten aantrekken en ideeën en informatie onder de vorm van spillovers snel verspreid worden (Krugman, 1991). In de literatuur is er echter geen eenduidigheid of de spillover-voordelen eerder voortspruiten uit Marshalliaanse specialisatie dan wel uit Jacobiaanse diversificatie (Beaudry en Schiffauerova, 2009). De eerste thesis stelt dat kennis vooral eigen is aan de bedrijfstak (Marshall, 1890, Arrow, 1962, Romer 1986 en anderen), zodat technologische kennis spillovers vooral tussen gelijkaardige ondernemingen binnen dezelfde bedrijfstak plaatsvinden. Gespecialiseerde clusters binnen eenzelfde bedrijfstak zouden daardoor meer voordelen bieden. Goesaert en Reynaerts (2012) vonden Marshalliaanse spillovers of schaalvoordelen uit agglomeratie van economische 7

8 activiteit bepalend voor het starten van nieuwe ondernemingen in de industrie in Vlaanderen. De diversificatie-thesis daarentegen stelt dat kennis in één bedrijfstak ook nuttig kan zijn voor andere complementaire bedrijfstakken, en spillovers over de verschillende bedrijfstakken heen determinerend zijn (Jacobs, 1969). Daardoor zijn gediversifieerde clusters innovatiever. Hypothese 9: De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in deelregio s met hoge sectoriële specialisatie (Marshalliaanse voordelen) Hypothese 10:De waarschijnlijkheid dat SGO voorkomen is hoger in deelregio s gekenmerkt door een belangrijke diversificatie van activiteiten (Jacobiaanse voordelen) 3. SGO in Vlaanderen 3.1 Definitie en data In de literatuur worden snelgroeiende ondernemingen op verscheidene manieren gedefinieerd. Delmar et al. (2003, pp ) geven hiervan een overzicht en tonen aan dat bestaande studies verschillen in hun definiëring van SGOs op basis van de keuze van groei-indicator (tewerkstelling, marktaandeel, output, winst, toegevoegde waarde of omzet); de groeimeting, in relatieve termen (een groeivoet of percentage) of in absolute termen (absolute toename in bv. tewerkstelling); de keuze van de periode waarover groei bekeken wordt (jaarlijkse groei versus groei tussen een begin- en eindjaar) en dergelijke meer. De laatste jaren wordt steeds meer gebruik gemaakt van de OECD (2007) definitie, die een concrete keuze maakt in de bovenstaande criteria. De OECD definitie van SGOs stelt volgende criteria: - een gemiddelde jaarlijkse groei van 20% of meer, over een periode van 3 jaar; - minstens 10 werknemers bij het begin van de periode; Groei wordt gemeten in termen van tewerkstelling of omzet. De voorwaarde dat ondernemingen de kritische drempel van 10 werknemers moeten hebben bij de start van de meting is een voorwaarde die is ingevoerd omdat de kleinste ondernemingen soms extreem hoge groeivoeten noteren voor een toch geringe absolute toename in omvang. Op deze wijze ontstaat een scheeftrekking in de verdeling van de groeivoeten en kan het foute beeld ontstaan dat de kleinste ondernemingen de meest drijvende kracht zijn van de economie. De voorwaarde van min. 10 werknemers blijft behouden ook indien men groei meet aan de hand van omzet. Zo 8

9 kan men blijven werken met dezelfde steekproef, en groeiprestaties aangaande tewerkstelling en omzet vergelijken op basis van dezelfde selectie van ondernemingen. Wanneer deze ondernemingen bovendien nog jong zijn, d.w.z. maximaal 5 jaar oud, wordt ook de term Gazelle gehanteerd. In de praktijk betekent dit dat de ondernemingen 4 of 5 jaar oud zijn, omdat nog jongere ondernemingen het criterium van 20% groei gedurende 3 jaar, niet kunnen halen. Bovenstaande definitie maakt geen onderscheid tussen zogenaamde organische of interne groei en groei door overname van bestaande ondernemingen. Dit is een methodologisch probleem dat in vele studies over SGOs opduikt en deze studie is daarop geen uitzondering. Deze beperkingen indachtig zullen we in wat volgt de OECD definitie gebruiken om de empirische determinanten te schetsen van het bestaan van SGOs in Vlaanderen en Brussel. We gebruiken hiervoor de gegevens uit de BELFIRST databank. Alle ondernemingen die in de periode rapporteerden en waarvan de hoofdzetel zich in het Vlaams Gewest of Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt, zijn in eerste instantie in de dataset opgenomen. Brussel werd aan de dataset toegevoegd omdat heel wat bedrijven die hun hoofdactiviteit in Vlaanderen hebben, maar om administratieve redenen in Brussel hun hoofdzetel hebben en aldus als Brusselse onderneming in de data opgenomen zijn. Er werd volledigheidshalve getracht alle sectoren en typen van ondernemingen in de dataset op te nemen, inclusief de dienstensector die een steeds groter belang krijgt in de economie. Binnen deze populatie is een veelheid aan ondernemingen te vinden, met een grote verscheidenheid aan rechtsvormen. Zo zijn er bij voorbeeld ook organisaties actief in de niet-commerciële dienstverlening, vaak zonder winstoogmerk en met de daarbij horende rechtsvormen, zoals de Vzw s. Deze treft men vaak aan in de quartaire sector, of de sector van de niet-commerciële dienstverlening, maar ook in andere sectoren. De quartaire sector omvat activiteiten en diensten die vooral gericht zijn op het welzijn van de burger, maar de diensten faciliteren ook het functioneren van de marktsector. Openbaar bestuur, defensie, sociale zekerheid, maar ook onderwijs, gezondheidszorg, kunst en cultuur, horen er thuis. Vele van deze diensten zijn geheel of gedeeltelijk door de overheid gesubsidieerd. Omdat deze groep van organisaties belangrijk zijn in termen tewerkstelling, en binnen elke sector vaak ook geflankeerd worden door commerciële ondernemingen, werd gekozen om geen sectoren of rechtsvormen uit te sluiten. De quartaire sector bevat immers ook verscheidene commerciële organisaties, actief in domeinen zoals particulier onderwijs, private zorg, entertainment en dergelijke. Indien we deze sectoren uitsluiten, worden op arbitraire wijze ook commerciële ondernemingen uit de data gelicht, en dit in sectoren van toenemend belang in onze economie. We houden echter wel in gedachte dat de meeste ondernemingen in deze sectoren in een ander concurrentieel regime 9

10 opereren. Door de aard van hun activiteiten kennen deze ondernemingen een eigen dynamiek en volgen zij niet direct de logica van de markt. Verder wordt uit dit grote bestand van ondernemingen wel een selectie gemaakt van ondernemingen volgens omvang en leeftijd. De OECD definitie stelt immers bepaalde criteria van omvang en leeftijd aan de ondernemingen, die wij dan ook voor de controlegroep zo correct mogelijk toepassen. Enkel die ondernemingen zijn weerhouden die in 2008 een gemiddelde tewerkstelling van 10 of meer personeelsleden rapporteerden. De ondernemingen die weerhouden zijn, zijn allemaal minimum drie jaar actief. Deze selectie genereerde een totaal van ondernemingen voor Vlaanderen en Brussel, doch door ontbrekende waarden voor sommige variabelen kan voor bepaalde geschatte modellen de steekproef kleiner zijn. Daarnaast werden ook sector-brede gegevens opgehaald. De productiecijfers per sector die werden gebruikt, zijn statistieken gepubliceerd door de Nationale Bank van België (Belgostat online, Economische activiteit). Ook de import- en exportdata van de industriële sectoren (NACE-BEL 2008, 2 cijfers: 1-39, 58, 90, 91) werden uit deze bron gehaald. Voor import- en exportcijfers van de dienstensectoren werd beroep gedaan op cijfers gepubliceerd door het International Trade Centre (Trade in Services Statistics). 4. Empirisch model We toetsen de hypothesen in afdeling 2 aan de hand van een probit model. Het model relateert de waarschijnlijkheid dat een onderneming een SGO is aan ondernemingseigen, ruimtelijke en sectoriële kenmerken via de volgende equatie: Pr (SGO i =1) = f (Xi, Ii, Li, Ci) In deze equatie is X i een vector van ondernemings-specifieke kenmerken; I i en Li zijn vectoren van respectievelijk sector- en ruimtelijke indicatoren; C i zijn controlevariabelen. Door het nietlineaire karakter van het model worden interactieve effecten tussen de verschillende variabelen in rekening gebracht. De belangrijkste ondernemings-specifieke kenmerken zijn vooreerst ondernemingsgrootte en - leeftijd, zoals aangewezen in de literatuur. De ondernemingsgrootte is gemeten door tewerkstelling bij het begin van de periode, in Zowel ondernemingsgrootte als -leeftijd zijn logaritmisch gemeten. Tevens worden de innovatie-inspanningen die de onderneming heeft ondernomen als variabele opgenomen, gemeten aan de hand van de totale onderzoekstuitgaven over de laatste 5 jaar, logaritmisch gemeten. Ook het opleidingsniveau 10

11 van de werknemers is opgenomen in de analyse. Er zijn gegevens beschikbaar over het opleidingsniveau van het werknemersbestand, met aantallen werknemers in de categorieën basisonderwijs, secundair onderwijs, hoger niet-universitair onderwijs en universitair onderwijs. Aan het aandeel van elke opleidingsgroep binnen het totale werknemersbestand werd berekend en aan elke groep werd een verschillend gewicht gegeven, van 1 (basisonderwijs) tot 4 (universitair), hetgeen na optelling en normalisering een indicatie geeft van gemiddeld opleidingsniveau. Doch, omdat de invloed van opleidingsniveau op ondernemingsgroei vaak moeilijk te vatten is, en het effect soms loopt via één of enkele personen zoals de ondernemer, hebben we tevens andere indicatoren ontwikkeld, die het opleidingsniveau van de hoogst opgeleide in de onderneming weergeven. Over het opleidingsniveau van de ondernemer zelf, ambitie en socio-economische en psychologische kenmerken zijn helaas geen gegevens voorhanden. De set van sectorvariabelen bevat in eerste plaats een reeks wisselvariabelen (dummies) voor de verschillende sectoren, in de analyse meestal op aggregatie-niveau van NACE BEL 2008 sectie of NACE BEL cijfers. Om de druk van concurrentie binnen sectoren te meten werd de openheid van de sector berekend. Openheid is de mate waarin de sector op internationale markten actief is, en wordt gemeten als de som van export en import, uitgedrukt ten aanzien van de productie in de sector. Ook de concentratiegraad geeft een indicatie van de concurrentie tussen rivaliserende ondernemingen. De C4 indicator meet het gezamenlijke marktaandeel van de 4 grootste ondernemingen in de sector. Bij sterkere concentratie kan men een minder hevige concurrentiestrijd tussen rivalen verwachten. Om kennisintensiteit en technologische complexiteit van de sector in de analyse mee te nemen, werden 6 wisselvariabelen gedefinieerd, die de Eurostat-classificatie van sectoren volgens technologieintensiteit (industrie) en kennisintensiteit (diensten) weergeven. Om de hypothese aangaande de MES te testen, wordt de mediaan van tewerkstelling per sector als indicator toegevoegd. De ruimtelijke variabelen zijn vooreerst een reeks binaire variabelen per provincie. Regionale specialisatie en diversificatie en het bestaan van geografische clusters, zijn variabelen die de ruimtelijke en sectorale dimensies combineren. Regionale specialisatie wordt gemeten door een variant van de Balassa index, namelijk de verhouding van het aandeel van een sector in de ondernemingspopulatie van een regio (hier arrondissement) tot het aandeel van dezelfde sector in de Vlaamse populatie van ondernemingen 1. Waarden groter dan 1 duiden op specialisatie. Effecten van diversificatie worden benaderd door het totaal aantal ondernemingen actief in een 1 De specialisatie index S is S = (X n,r /X r )/( (X n /X) waarbij X n,r het aantal ondernemingen is in sector n in regio r; X r het aantal ondernemingen in regio r (alle sectoren samen); X n het aantal ondernemingen is in sector n (alle regio s samen, hier Vlaanderen) en X de totaal aantal ondernemingen (in alle sectoren in Vlaanderen). 11

12 andere sector in hetzelfde arrondissement, beide in logaritmische schaal gemeten. Tabel 1 geeft een overzicht van de gebruikte variabelen, hun definiëring en gemiddelde waarden. Tabel 1 Definitie van variabelen Variabelen Definitie Gemidde lde waarde SGO =1 indien de onderneming een SGO is in 2011 volgens de definitie van OECD(2007), tewerkstellingscriterium.032 Tewerkstelling Tewerkstelling in 2008, in log Leeftijd Leeftijd van de onderneming in 2011, in log O&O-Uitgaven O&O-uitgaven over de periode , cumulatief, in log Opleiding- Gemid. Opleiding-Sec Opleiding- Hoger Gemiddeld opleidingsniveau van de werknemers= aandeel, in totale tewerkstelling, van werknemers met basisonderwijs+ (2*aandeel werknemers met secundair)+ (3*aandeel werknemers hoger niet-univ. onderwijs)+ (4*aandeel werknemers universitair onderwijs); genormaliseerd =1 indien hoogst opgeleide in de onderneming secundair onderwijs heeft genoten =1 indien hoogst opgeleide hoger niet-universitair onderwijs heeft genoten Opleiding-Univ =1 indien hoogst opgeleide universitair onderwijs heeft genoten.299 Antwerpen =1 indien onderneming actief is in provincie Antwerpen.250 O-Vlaanderen =1 indien onderneming actief is in provincie Oost Vlaanderen.172 W-Vlaanderen =1 indien onderneming actief is in provincie West-Vlaanderen.173 Vlaams Brabant =1 indien onderneming actief is in provincie Vlaams-Brabant

13 Limburg =1 indien onderneming actief is in provincie Limburg.105 Brussel Landmijnbouw Industrie Cdiensten =1 indien onderneming actief is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest =1 indien de onderneming actief is in land-of bosbouw, visserij of winning van delfstoffen =1 indien de onderneming actief is in een industriële sector (NACE sectie C) =1 indien de onderneming actief is in commerciële dienstverlening (NACE sectie D-N) NCdiensten =1 indien de onderneming actief is in niet-commerciële dienstverlening (NACE sectie O-R).123 Industrie*High- Tech Industrie*Med- High-Tech Industrie*Med- Low-Tech Industrie*Low- Tech Diensten*KI Diensten*LKI Median Tew. C4 =1 indien de onderneming actief is in een High-tech industriële sector, volgens de Eurostat indeling =1 indien de onderneming actief is in een Medium-high-tech industriële sector, volgens de Eurostat indeling =1 indien de onderneming actief is in een Medium-Low-tech industriële sector, volgens de Eurostat indeling =1 indien de onderneming actief is in een Low-tech industriële sector, volgens de Eurostat indeling =1 indien de onderneming actief is in een Knowledge-Intensive dienstensector, volgens de Eurostat indeling =1 indien de onderneming actief is in een Less Knowledge- Intensive dienstensector, volgens de Eurostat indeling Minimum Efficient Scale (MES) gemeten door de mediaan tewerkstelling per sector (NACE BEL digit) Concentratiemaatstaf: Cumulatief marktaandeel van de 4 grootste ondernemingen in de sector, in 2011 (NACE BEL digit) Open (export +import)/productie; per sector; in Balassa Balassa index voor specialisatie binnen arrondissement (zie voetnoot 1) Ltotalpni Aantal ondernemingen in dezelfde regio in andere sectoren, in log

14 5. Resultaten De resultaten zijn weergegeven in tabel 2 tot tabel 4. In eerste instantie schatten we het model met ondernemingseigen kenmerken als verklarende variabelen (tabel 2) en met sector wisselvariabelen en provinciewisselvariabelen, om voor respectievelijk sectorspecifieke en locatie-gebonden factoren te controleren. De resultaten in tabel 2 bevestigen de hypothesen die we gesteld hebben bij de ondernemingsspecifieke determinanten. SGO zijn inderdaad jongere en kleinere ondernemingen (hypothese 1) zoals blijkt uit de significant negatieve coëfficiënten van de variabelen leeftijd en tewerkstelling van de onderneming. SGOs zijn ook innovatiever, gemeten aan de O&O bestedingen die de inputs zijn in het innovatieproces, hetgeen ondersteuning geeft aan hypothese 2. De gemiddelde opleiding van het werknemersbestand blijkt echter in eerste instantie geen significante relatie te hebben met het voorkomen van SGO. Doch, gezien het belang en de ondersteuning vanuit de literatuur, onderzoeken we in de tweede kolom of een andere meting van menselijk kapitaal wel een invloed op SGO laat ontwaren. Wanneer we inderdaad kijken naar het niveau van de hoogst opgeleiden, mogelijk de ondernemer, manager, of werknemers in leidinggevende of strategische posities, in plaats van naar het gemiddelde opleidingsniveau van alle werknemers, dan is wel een significante relatie met het voorkomen van SGO merkbaar. De kans op SGO neemt stelselmatig toe met het niveau van de hoogst opgeleide(n), waarbij de coëfficiënt de toename in de kans op SGO voorkomen weergeeft. Vooral voor het universitaire niveau is de invloed groot, wat de kans met 3% verhoogt ten opzichte van ondernemingen waar basisschool opleiding het hoogste opleidingsniveau is. 14

15 Tabel 2: Probit resultaten voor het voorkomen van SGO, ondernemings-specifieke determinanten (1) (2) (3) (4) VARIABELEN SGO dy/dx SGO dy/dx SGO dy/dx SGO dy/dx Tewerkstelling *** *** *** *** (0.001) (0.001) (0.001) (0.001) Leeftijd *** *** *** *** (0.002) (0.001) (0.001) (0.001) O&O-Uitgaven 0.002*** 0.001* 0.001* 0.001* (0.001) (0.001) (0.001) (0.001) Opleiding-Gemid (0.002) Opleiding-Sec 0.013*** 0.013*** 0.014*** (0.004) (0.004) (0.004) Opleiding-Hoger 0.018*** 0.019*** 0.018*** (0.005) (0.005) (0.005) Opleiding-Univ 0.032*** 0.035*** 0.031*** (0.005) (0.005) (0.005) NACE Sectie A 0.028* 0.034** (0.016) (0.017) NACE Sectie D (0.057) (0.044) NACE Sectie E (0.011) (0.009) NACE Sectie F ** (0.004) (0.004) NACE Sectie G (0.003) (0.003) NACE Sectie H * (0.006) (0.005) NACE Sectie I (0.005) (0.005) NACE Sectie J 0.013* (0.008) (0.007) NACE Sectie K 0.046*** 0.032*** (0.015) (0.011) NACE Sectie L (0.020) (0.019) NACE Sectie M (0.007) (0.005) NACE Sectie N 0.024*** 0.023*** (0.008) (0.007) 15

16 NACE Sectie O (0.039) (0.031) NACE Sectie P (0.014) (0.011) NACE Sectie Q 0.025*** 0.018*** (0.007) (0.006) NACE Sectie R (0.012) (0.010) NACE Sectie S (0.010) (0.008) NACE Sectie T (0.327) (0.352) Antwerpen (0.003) (0.003) (0.003) (0.003) O-Vlaanderen (0.004) (0.003) (0.003) (0.003) W-Vlaanderen (0.003) (0.003) (0.003) (0.003) Limburg (0.004) (0.004) (0.004) (0.004) Vlaams Brabant (0.004) (0.003) (0.003) (0.003) Landmijnbouw 0.034** 0.037** (0.016) (0.018) Cdiensten (0.003) Ncdiensten 0.013*** (0.005) Industrie*High-Tech ** (0.007) Industrie*Med-High-Tech (0.009) Industrie*Med-Low-Tech (0.006) Diensten (0.004) Diensten*KI 0.015*** (0.003) #observaties 19,983 21,260 21,474 21,474 Pseudo-R² Standard errors in parentheses; *** p<0.01, ** p<0.05, * p<0.1 16

17 Er zijn ook sectoriële verschillen, zoals blijkt uit kolommen 1 en 2, waar tevens 19 wisselvariabelen voor de verschillende NACE BEL 2008 secties zijn opgenomen (referentie sectie is sectie C industrie); De meeste van deze sector variabelen zijn niet significant. Uitzonderingen zijn sectie F (bouwnijverheid), die significant minder SGO heeft dan de industrie, en secties K (financiële activiteiten en verzekeringen); N (administratieve en ondersteunende diensten), Q (menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening) die significant meer SGOs herbergen dan de industrie. Op een hoger sector-aggregatieniveau vinden we ondersteuning voor hypothese 4 dat SGO significant meer voorkomen in diensten, vooral in de nietcommerciële diensten, in vergelijking met de verwerkende nijverheid (kolom 3 in Tabel 2). Ook in de landbouwsector vinden we meer SGO, wat vooral te maken heeft met een sterke consolidatie in de sector. Op een ander aggregatieniveau van de sectoren volgens de technologie- en kennisintensiteit van de sectoren, vinden we vooral meer SGO in de kennisintensieve dienstensectoren (kolom 4). Voor de kennisintensieve dienstensector zijn vooral groeiopportuniteiten doorslaggevend. Het meest markante resultaat is echter het negatieve effect voor hoogtechnologische industriële sectoren, waarin significant minder SGO zouden voorkomen in Vlaanderen. Hypothese 7 wordt duidelijk verworpen voor de verwerkende nijverheid. De omgekeerde relatie die we vinden is moeilijk te rationaliseren. Blijkbaar zijn er bijzondere groeibarrières in de high-tech sectoren die het voorkomen van SGO verhinderen. Voor de dienstensectoren vinden we wel evidentie die hypothese 7 ondersteunt. De resultaten voor de provinciewisselvariabelen wijzen niet op het bestaan van ruimtelijke locatie-gebonden effecten. Om te toetsen of ook de impact van ondernemings-gebonden variabelen verschillend is tussen de verwerkende industrie en de diensten, hebben we de analyse herhaald voor industrie en commerciële dienstverlening apart (zie tabel 3). De resultaten wijzen op een groter effect van het gemiddelde opleidingsniveau van het volledige personeelsbestand voor de industriële sectoren. In de diensten daarentegen is het gemiddeld opleidingsniveau niet doorslaggevend in het verklaren van SGO. De variabelen die het hoogste niveau van opleiding weergeven (kol. 3 en 4) geven een gelijkaardig beeld voor diensten en industrie. In beide sectoren verklaren hogere opleidingsniveaus verhogende kansen op snelle groei, wat leidt tot aanvaarding van hypothese 3. 17

18 Tabel 3: Probit resultaten voor het voorkomen van SGO, industrie en diensten apart Industrie C. Diensten Industrie C. Diensten VARIABELEN SGO dy/dx SGO dy/dx SGO dy/dx SGO dy/dx Tewerkstelling *** ** *** *** (0.003) (0.002) (0.003) (0.001) Leeftijd *** *** *** *** (0.003) (0.002) (0.003) (0.002) O&O-Uitgaven 0.004*** 0.002* 0.003*** (0.001) (0.001) (0.001) (0.001) Opleiding-Sec 0.019* 0.009** (0.010) (0.004) Opleiding-Hoger 0.019* 0.019*** (0.011) (0.006) Opleiding-Univ 0.046*** 0.035*** (0.015) (0.006) Opleiding-Gemid *** (0.005) (0.002) #observaties 3,397 13,689 3,547 14,525 Pseudo-R² Standard errors in parentheses; *** p<0.01, ** p<0.05, * p<0.1 Sector- en provincie wisselvariabelen toegevoegd in de schatting maar niet opgenomen in de tabel. In tabel 4 verdiepen we de analyse door het model aan te vullen met sector-gebonden variabelen die een systematische invloed kunnen hebben op het voorkomen van SGO in bepaalde sectoren, zoals gesteld in de sectorhypothesen in afdeling 2. Het effect van deze sectorvariabelen wordt aldus geïsoleerd uit de impact van de sectorwisselvariabelen. De eerste kolom kijkt naar effecten van concurrentiedruk en schaal binnen de sectoren. Het bestaan van schaalvoordelen, en de prikkels die ervan uitgaan om snel te groeien tot deze schaal blijken een significant effect te hebben op het voorkomen van SGO in sectoren gekenmerkt door een grote kritische omvang, de MES. Hypothese 8 wordt aldus ondersteund. De concurrentievariabelen, C4 en Open, in aansluiting met resp. hypothese 5 en hypothese 6 hebben eveneens het verwachte effect, maar de standaardafwijkingen van de geschatte coëfficiënten zijn groot. Wanneer we de sectorwisselvariabelen weglaten, worden de effecten 18

19 van beide variabelen wel statistisch significant (kolom 2). Hypothese 5 en 6 worden hiermee ondersteund. Op een gelijkaardige wijze verdiepen we de analyse naar ruimtelijke locatie-gebonden factoren door de provincie-wisselvariabelen aan te vullen met de balassa index voor specialisatie op arrondissementniveau (Marshalliaanse agglomeratievoordelen) en de (logaritme van) het aantal ondernemingen binnen het arrondissement in andere sectoren (Jacobiaanse agglomeratievoordelen). De resultaten in kolom 3 tonen hier een negatief effect van specialisatie op de snelle groei van ondernemingen, wat er kan op wijst dat effecten van kennis spillovers worden overschaduwd door een hogere concurrentiedruk in sectoriële en geografische clusters. De variabele voor Jacobiaanse agglomeratievoordelen is niet significant. Hypothesen 9 en 10 moeten worden dus niet ondersteund. Ook metingen op provincieniveau laten niet toe positieve effecten van agglomeriatievoordelen te ontwaren. Het is mogelijk dat de voordelen zeer beperkt zijn in de ruimte, zoals aangetoond door Goesaert en Reynaerts (2012) voor startups, en moet toekomstig onderzoek deze effecten op een lager aggregatieniveau onderzoeken. Tabel 4: Probit resultaten voor het voorkomen van SGO, sector- en ruimtelijke determinanten (1) (2) (3) VARIABELEN SGO dy/dx SGO dy/dx SGO dy/dx Tewerkstelling *** *** *** (0.001) (0.001) (0.001) Leeftijd *** *** *** (0.001) (0.001) (0.001) O&O-Uitgaven 0.002** 0.001* 0.002** (0.001) (0.001) (0.001) Opleiding-Sec 0.013*** 0.012*** 0.013*** (0.004) (0.004) (0.004) Opleiding-Hoger 0.017*** 0.017*** 0.017*** (0.004) (0.005) (0.004) Opleiding-Univ 0.031*** 0.033*** 0.031*** (0.005) (0.005) (0.005) Landmijnbouw 0.045** 0.047** (0.021) (0.021) Industrie*High-Tech *** *** (0.005) (0.005) Industrie*Med-High-Tech

20 (0.008) (0.007) Industrie*Med-Low-Tech (0.006) (0.006) Diensten (0.005) (0.005) Diensten*KI 0.007** 0.007** (0.003) (0.003) C ** 0.012* (0.006) (0.006) (0.006) Median Tew *** 0.018*** 0.015*** (0.003) (0.003) (0.003) Open ** (0.001) (0.001) (0.001) Balassa ** (0.001) Ltotalpni (0.002) Antwerpen (0.003) (0.003) (0.003) O-Vlaanderen (0.003) (0.003) (0.005) W-Vlaanderen (0.003) (0.003) (0.005) Limburg (0.004) (0.004) (0.005) Vlaams Brabant (0.003) (0.003) (0.004) #observaties 21,266 21,266 21,266 Pseudo-R² Standard errors in parentheses; *** p<0.01, ** p<0.05, * p< Besluit Ondernemings-specifieke kenmerken zijn zeer robuust in het verklaren van SGO voorkomen. SGOs zijn typisch kleiner, jonger en innovatiever dan andere ondernemingen. Een eerste voorwaarde om meer SGO te genereren is aldus het stimuleren van ondernemerschap, en vooral technologisch ondernemerschap gericht naar het ontwikkelen van nieuwe producten en processen. 20

21 Vooral in de industrie zijn innovatie via O&O en een goed gemiddeld opleidingsniveau binnen de onderneming, twee indicatoren die de kansen op het bestaan van SGOs in de industrie positief weten te beïnvloeden. Toch is het niet in de industrie dat SGOs meest waarschijnlijk voorkomen, maar wel in de dienstensectoren, vooral dan de kennis intensieve diensten, zoals financiële en administratieve dienstverlening en gezondheidszorg en maatschappelijke diensten. Het meest verontrustende resultaat uit de studie is het minder waarschijnlijk voorkomen van SGO in de hoogtechnologische sectoren van de verwerkende nijverheid, ook wanneer gecontroleerd wordt voor concurrentie- en schaaleffecten binnen deze sectoren. Dit lijkt te wijzen op het bestaan van bijzondere groeibelemmeringen, die vooral binnen deze sectoren een doorslaggevende rol spelen. Aanvullend onderzoek zou moeten verduidelijken welke belemmeringen hiervoor verantwoordelijk zijn, en hoe het beleid hier passend kan op inspelen. Behoudens de innovatieve inspanningen, speelt het opleidingsniveau van de werknemers een belangrijke rol in het voorkomen van SGO. In de commerciële dienstverlening is evenwel niet het gemiddelde opleidingsniveau maar wel het niveau van de hoogst opgeleide personeelsleden en de ondernemer erg van belang. Dit laat ruimte voor arbeidsmogelijkheden voor minder hoog opgeleide werknemers, in sectoren die een snelle expansie kennen, zolang deze ondernemingen bemand worden door sleutelpersonen met een hoge scholingsgraad. Ruimtelijk lokatiegebonden factoren zoals agglomeratievoordelen blijken geen doorslaggevende rol te spelen in het voorkomen van SGO. Mogelijk kunnen deze effecten zich manifesteren op een lager of hoger aggregatieniveau dan het arrondissementsniveau, zoals gemeten in deze studie. Ook hier kan aanvullend onderzoek, in zoverre dat de beschikbare gegevens dit toelaten, nuttig zijn. 21

22 Referenties Acs, Z. J., Mueller, P. (2008), Employment effects of business dynamics: Mice, Gazelles and Elephants, Small Business Economics, 30, Acs, Z. J., Parsons, W., Tracy, S. (2008), High-Impact Firms: Gazelles Revisited (manuscript). In S. O. o. Advocacy (Ed.), SBA Reports. Washington, D.C.: SBA Office of Advocacy. Almus, M. (2002) What characterizes a fast-growing firm?, Applied Economics, 34, Anyadike-Danes, M., Bonner, K., Hart, M., Mason, C.(2009), Measuring business growth: highgrowth firms and their contribution to employment in the UK, London: NESTA. Arrighetti, A., Lasagni, A. (2013), Assessing the determinants of high-growth manufacturing firms in Italy, International Journal of the Economics of Business, 20, Arrow KJ (1962) The economic implications of learning by doing. Review of Economic Studies 29, Audretsch, D.B. (1995), Innovation and industry evolution. Cambridge: MIT Press. Audretsch, D. B. (2002), The Dynamic Role of Small Firms: Evidence from the U.S., Small Business Economics, 18, Autio, E. (2007), GEM 2007 Report on High-Growth Entrepreneurship, GEM Global Reports. London: GERA. Baum, J. R. & Locke, E. A. (2004). The relationship of entrepreneurial traits, skill, and motivation to subsequent venture growth. Journal of Applied Psychology, 89, Beaudry, C., Schiffauerova, A., (2009), Who s right, Marshall or Jacobs? The localization versus urbanization debate, Research Policy, 38, Becchetti, L. & Trovato, G. (2002). The determinants of firm growth for small and medium sized firms. The role of the availability of external finance. Small Business Economics, 19, Beck, T. (2009), Entrepreneurship in developing countries, Edward Elgar Publishers, 800p. Benavente J.M., Lauterbach, R. (2008), Technological innovation and employment: complements or substitutes?. The European Journal of Development Research, 20, Bergman, M. and Rudholm, N. (2003). The relative importance of actual and potential competition: empirical evidence from the pharmaceuticals market. Journal of Industrial Economics, 51, Bosma, N., Acs, Z. J., Autio, E., Coduras, A., Levie, J. (2009), Global Entrepreneurship Monitor. 2008, Executive report: Babson College and Universidad del Desarrollo. Bosma, N., Hessels J., Schutjens, V., Van Praag, M., Verheul I. (2010), Entrepreneurship and Role Models, research report. Bottazzi, G. and Secchi, A. (2006). Explaining the distribution of firms growth rates. Rand Journal of Economics, 37, Brixy, U., Kohaut, S. (1999), Employment Growth Determinants in New Firms in Eastern Germany, Small Business Economics, 13,

23 Calvo, J. (2006), Testing Gibrat s law for small, young and innovating firms. Small Business Economics, 26, Cassar, G. (2006), Entrepreneur opportunity costs and intended venture growth, Journal of Business Venturing, 21, Cassar, G. (2007), Money, money, money? A longitudinal investigation of entrepreneur career reasons, growth preferences and achieved growth, Entrepreneurship & Regional Development, 19, Caves, R. (1998), Industrial organization and new findings on the turnover and mobility of firms, Journal of Economic Literature, 36, Coad, A. (2009), The growth of firms: A survey of theories and empirical evidence. UK Cheltenham: Edward Elgar, 208p. Coad, A., Rao, R. (2008), Innovation and firm growth in high-tech sectors: A quantile regression approach, Research Policy, 37, Coad, A., Teruel, M. (2010), Inter-firm rivalry and firm growth: Is there any evidence of direct competition between firms?, Papers on Economics and Evolution, # 1018, Max Planck Institute of Economics. Czarnitzki, D., Delanote, J. (2012), Young innovative companies: the new high-growth firms?, Industrial and Corporate Change, 22, Daunfeldt, S., Elert, N., Johansson, D. (2010), The economic contribution of high-growth firms: Do definitions matter?, HUI Working Papers 35, HUI Research. Davidsson, P. (1991), Continued entrepreneurship: Ability, need, and opportunity as determinants of small firm growth, Journal of Business Venturing, 6, Davidsson, P., Achtenhagen, L., Naldi, L. (2010), Small Firm Growth, Foundations and Trends in Entrepreneurship, Vol. 6, No. 2, pp , Available at SSRN: Delmar, F. & Wiklund, J. (2003). The effect of the entrepreneur's growth motivation on subsequent growth: A longitudinal study. Paper presented at the Academy of Management Meeting, Seattle. Delmar, F. F., Davidsson, P., Gartner, W. B. (2003), Arriving at the high-growth firm, Journal of Business Venturing, 18, Demirgüç-Kunt, A. and Maksimovic, V. (1998), Law, Finance, and Firm Growth. The Journal of Finance, 53, Deschryvere, M. (2008), High-growth firms and job creation in Finland, Working paper 1144, Helsinki: Research Institute of the Finnish Economy. Djankov, S., La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A. (2002), The Regulation of Entry, Quarterly Journal of Economics, 117, Eurostat, OECD (2007), Eurostat-OECD Manual on business demography statistics. OECD, Paris. Eurostat, OECD (2009), 'High-technology' and 'knowledge based services' aggregations based on NACE Rev. 2, Eurostat, OECD (2012) Entrepreneurship at a glance, 23

24 Falkenhall, B., Junkka, F. (2009), High-growth Firms in Sweden , The Swedish Agency for Growth Policy Analysis. Freel, M.S. (2000), Do small innovating firms outperform non-innovators?. Small Business Economics, 14, Geroski, P., Toker, S. (1996), The turnover of market leaders in UK manufacturing industry, International Journal of Industrial Organisation, 14, Goedhuys, M, Sleuwaegen, L. (2010), High growth entrepreneurial firms in Africa, a quantile regression approach, Small Business Economics, 34, Goesaert, T., Reynaerts, J. (2012), Nieuwe ondernemingen in Vlaanderen, De impact van agglomeratie van economische activiteit op het aantal startups in de industrie , Beleidsrapport STORE-B , Steunpunt Ondernemerschap en Regionale Economie, KULeuven, 24p. Harrison, R., Jaumandreu, J., Mairesse, J., Peters, B. (2005), Does innovation stimulate employment? A firm-level analysis using comparable micro data on four European countries. MPRA Paper No. 1245, Munich. Haskel, J. E., Pereira, S. C., and Slaughter, M. J. (2007). Does inward foreign direct investment boost the productivity of domestic firms? Review of Economics and Statistics, 89, Hay, M. and Kamshad, K. (1994). Small firm growth: Intentions, implementation and impediments. Business Strategy Review, 5, Henrekson, M. (2007), Entrepreneurship and institutions, Comparative Labour Law and Policy Journal, 28, Henrekson, M., Johansson, D. (2009), Competencies and institutions fostering high growth firms, Foundations and Trends in Entrepreneurship, 5, Henrekson, M., Johansson, D. (2010), Gazelles as job creators: a survey and interpretation of the evidence, Small Business Economics, 35, Hessels, J., van Gelderen, M., Thurik, R. (2008), Entrepreneurial aspirations, motivations, and their drivers, Small Business Economics, 31, Hölzl, W. (2009), Is the R&D behaviour of fast-growing SMEs different? Evidence from CIS III data for 16 countries, Small Business Economics, 33, Hoogstra, G., van Dijk, J. (2004), Explaining firm employment growth: does location matter?, Small Business Economics, 22, Horn, J., Pleasance D. (2012), Restarting the US small-business growth engine, McKinsey Quarterly, november International Trade Centre (ITC), Trade and Investment Data, Trade in Services Statistics, Jacobs J (1969) The economy of cities. Random House, New York. Jovanovic, B. (1982), Selection and the evolution of industry. Econometrica, 50,

SNELGROEIENDE ONDERNEMINGEN (SGO) IN VLAANDEREN

SNELGROEIENDE ONDERNEMINGEN (SGO) IN VLAANDEREN SNELGROEIENDE ONDERNEMINGEN (SGO) IN VLAANDEREN Micheline Goedhuys Leo Sleuwaegen Workshop, 5 juni 2014 Beleidsrapport STORE-B-12-005 Snelgroeiende Ondernemingen: Karakterisering en aanwezigheid in Vlaanderen

Nadere informatie

Beleidsrapport STORE-B-12-009. Snelgroeiende ondernemingen in Vlaanderen

Beleidsrapport STORE-B-12-009. Snelgroeiende ondernemingen in Vlaanderen STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-12-009 Snelgroeiende

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

Regionale Determinanten van Hoge Groei Ondernemingen

Regionale Determinanten van Hoge Groei Ondernemingen VIVES BRIEFING 2016/03 Regionale Determinanten van Hoge Groei Ondernemingen Sander Ramboer KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES Leo Sleuwaegen KU Leuven, Faculteit Economie en

Nadere informatie

Joep Konings, Jo Reynaerts, Tim Goesaert, Stijn De Ruytter

Joep Konings, Jo Reynaerts, Tim Goesaert, Stijn De Ruytter VOKA LEERSTOEL GROEIKRACHT VAN DE VLAAMSE ECONOMIE Naamsestraat 61 - bus 3550 B-3000 Leuven - BELGIUM Tel : 32-16-326661 VIVES Briefings 25 juni 2012 De Sleutelrol van Globale ondernemingen in Vlaanderen

Nadere informatie

DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief

DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief Ludo Struyven, Steven Bulté & Sem Vandekerckhove STORE Workshop - 5 juni

Nadere informatie

Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt

Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt VIVES BRIEFING 207/04 Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES Met dank aan Cathy Lecocq

Nadere informatie

Snelgroeiende ondernemingen als motor van de Vlaamse jobcreatie

Snelgroeiende ondernemingen als motor van de Vlaamse jobcreatie Sociaal-economische thema s Snelgroeiende ondernemingen als motor van de Vlaamse jobcreatie Analyse van de tewerkstellingsbijdrage en profielkenmerken van Vlaamse snelle groeiers In de periode 2005-2008

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

De economische activiteit van middle firms in Vlaanderen

De economische activiteit van middle firms in Vlaanderen Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/355 www.steunpuntore.be B-3 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-14-14 De economische activiteit van middle firms

Nadere informatie

BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE

BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE An Vercalsteren An.vercalsteren@vito.be VITO Unit Duurzaam Materialenbeheer Minaraad hoorzitting: Indicatoren voor een circulaire economie 18/5/2017 OUTLINE

Nadere informatie

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Overzicht Stylized Facts Theoretisch kader Sterke en zwakke sectoren in Vlaanderen? De supersterren van de Vlaamse economie

Nadere informatie

Regionale Verschillen in Loonkosten en Arbeidsproductiviteit. Jozef Konings & Luca Marcolin

Regionale Verschillen in Loonkosten en Arbeidsproductiviteit. Jozef Konings & Luca Marcolin Naamsestraat 61 bus 3550 B-3000 Leuven BELGIUM Tel. 032 16 326661 vives@kuleuven.be VIVES Briefings 2013 24 MEI Regionale Verschillen in Loonkosten en Arbeidsproductiviteit Jozef Konings & Luca Marcolin

Nadere informatie

Nederland als vestigingsplaats g voor buitenlandse bedrijven

Nederland als vestigingsplaats g voor buitenlandse bedrijven Nederland als vestigingsplaats g voor buitenlandse bedrijven 1 Aanleiding Sinds jaren '90 sterke toename van investeringen ingen door buitenlandse bedrijven (FDI) Door open en sterk internationaal georiënteerde

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

STUDIE. Faillissementen januari 2017

STUDIE. Faillissementen januari 2017 STUDIE Faillissementen januari 2017 01/02/2017 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De gegevens zijn

Nadere informatie

Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse

Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse Buitenlands zeggenschap in de Vlaamse economie: een kwantitatieve analyse 9 mei 2018 Inhoud Context I. Methodologie en afbakening onderzoeksopzet FATS-methodologie/belangrijke concepten Uiteindelijk aantal

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%. STUDIE Faillissementen 1 december 2016 Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%. 1 september 2016 2 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding

Nadere informatie

Beleidsrapport STORE-B KT-project : ondersteuning bij opmaak opportuniteitsanalyse met oog op evaluatie

Beleidsrapport STORE-B KT-project : ondersteuning bij opmaak opportuniteitsanalyse met oog op evaluatie STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-13-007 KT-project

Nadere informatie

Het economisch DNA van de Kempen: De sleutelrol van globale ondernemingen

Het economisch DNA van de Kempen: De sleutelrol van globale ondernemingen Het economisch DNA van de Kempen: De sleutelrol van globale ondernemingen Prof. Dr. J. Konings, Prof. Dr. J. Reynaerts, Drs. S. De Ruyter VIVES, Faculteit Economie& Bedrijfswetenschappen KU Leuven Grote

Nadere informatie

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor Prof.Dr. Dries Faems d.l.m.faems@rug.nl 1. INLEIDING 1.1 SAMENWERKINGSPROJECT NOORD-NEDERLANDSE INNOVATIEMONITOR Dit rapport is opgesteld in het kader van

Nadere informatie

RE-INVENT OUR REGION

RE-INVENT OUR REGION RE-INVENT OUR REGION Future scenario s on the economic development of the South Eastern part of the Netherlands TIM 7 With close guidance on process and methods by Peter Kopeczek* * Re-invent your business

Nadere informatie

ONDERNEMERSCHAPSCULTUUR EN ONDERNEMEND GEDRAG IN VLAANDEREN: SITUATIE 2016

ONDERNEMERSCHAPSCULTUUR EN ONDERNEMEND GEDRAG IN VLAANDEREN: SITUATIE 2016 ONDERNEMERSCHAPSCULTUUR EN ONDERNEMEND GEDRAG IN VLAANDEREN: SITUATIE 2016 Petra Andries, Laurence Rijssegem, Jolien Roelandt, Jarno Stappers, en Egle Vaznyte Steunpunt Ondernemerschap en Regionale Economie

Nadere informatie

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs VIVES BRIEFING 2016/09 De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES 1 DE IMPACT VAN CONCURRENTIE OP DE PRODUCTMIX

Nadere informatie

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober 1 september 2016 2 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Hightech tewerkstelling in de Europese Unie. Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings & Marieke Vandeweyer

Hightech tewerkstelling in de Europese Unie. Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings & Marieke Vandeweyer Naamsestraat 61 bus 3550 B-3000 Leuven BELGIUM Tel. 032 16 326661 vives@kuleuven.be VIVES Briefings 2014 29 januari Hightech tewerkstelling in de Europese Unie Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings

Nadere informatie

Evolutie van het aantal snelgroeiende bedrijven in Vlaanderen in de periode

Evolutie van het aantal snelgroeiende bedrijven in Vlaanderen in de periode Evolutie van het aantal snelgroeiende bedrijven in Vlaanderen in de periode 2008-2014 Dillen, Y., & Crijns, H. (2016). Belgian High-Growth Monitor 2016 (Research report). Vlerick Business School. Vlaanderen

Nadere informatie

Het veranderende ondernemingslandschap: feiten en een kader voor industrieel beleid

Het veranderende ondernemingslandschap: feiten en een kader voor industrieel beleid VIVES BRIEFING 2017/03 Het veranderende ondernemingslandschap: feiten en een kader voor industrieel beleid Gert Bijnens & Joep Konings KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES Dit

Nadere informatie

Micro- en Nano-Elektronica in Vlaanderen:

Micro- en Nano-Elektronica in Vlaanderen: STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-14-005 Micro- en

Nadere informatie

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl Tewerkstelling In 2012e werkten in de sector meer dan 32.500 personen. Dat is 6,7 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,2 % van de totale tewerkstelling in de private sector.

Nadere informatie

Juli 2012. Update cijfers extreme groeiers in Vlaanderen

Juli 2012. Update cijfers extreme groeiers in Vlaanderen Juli 2012 Update cijfers extreme groeiers in Vlaanderen Evolutie extreme groeiers periode 2004 2007 1 Vanuit een beleidsstandpunt is het verkrijgen en verankeren van meer en meer succesvolle groeiondernemingen

Nadere informatie

STUDIE. Faillissementen februari 2017

STUDIE. Faillissementen februari 2017 STUDIE Faillissementen februari 2017 01/03/2017 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De gegevens zijn

Nadere informatie

Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven

Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven 1 Aanleiding Sinds jaren '90 sterke toename van investeringen door buitenlandse bedrijven (FDI) Door open en sterk internationaal georiënteerde

Nadere informatie

De economische activiteit van lead en middle firms in de Vlaamse dienstensector

De economische activiteit van lead en middle firms in de Vlaamse dienstensector Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/3550 www.steunpuntore.be B-3000 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-15-005 De economische activiteit van lead en

Nadere informatie

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e Tewerkstelling In 2011e werkten in de sector bijna 32.200 personen. Dat is 6,4 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,3 % van de totale tewerkstelling in de private sector. In

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017 ... Graydon studie Faillissementen November 2017 1 december 2017 [Typ hier] [Typ hier] [Typ hier] Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure

Nadere informatie

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum

Nadere informatie

Werknemers en innovatie

Werknemers en innovatie Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra Werknemers en innovatie VIGOR slotevent Stan De Spiegelaere Guy Van Gyes Innovatie STI Science Technology Innovation DUI Doing Using Interacting De kenniswerker

Nadere informatie

Waar is onze ondernemingsdynamiek gebleven?

Waar is onze ondernemingsdynamiek gebleven? VIVES BRIEFING 2017/05 Waar is onze ondernemingsdynamiek gebleven? De teloorgang van de kleine, snel groeiende bedrijven Gert Bijnens & Joep Konings* KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013

4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013 51 4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013 Door Petra Andries (KU Leuven en UGent), Julie Delanote (KU Leuven), Sarah Demeulemeester

Nadere informatie

Het fileprobleem in Vlaanderen en de impact op bedrijfsprestaties

Het fileprobleem in Vlaanderen en de impact op bedrijfsprestaties VIVES BRIEFING 2018/02 Het fileprobleem in Vlaanderen en de impact op bedrijfsprestaties Lieselot Baert & Jo Reynaerts KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES Steunpunt Economie &

Nadere informatie

Ondernemerschapscultuur in Vlaanderen

Ondernemerschapscultuur in Vlaanderen Ondernemerschapscultuur in Vlaanderen Niels Bosma Vlerick Business School & Utrecht University m.m.v. Hans Crijns en Tine Holvoet Inhoud Resultaten van de Global Entrepreneurship Monitor Percepties en

Nadere informatie

Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie)

Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie) Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie) Kristel Bogaerts - Ive Marx (Centrum voor Sociaal Beleid) Wouter Van Dooren - Hans Echelpoels (Management

Nadere informatie

STUDIE. Faillissementen. Maanden juli en augustus

STUDIE. Faillissementen. Maanden juli en augustus STUDIE Faillissementen Maanden juli en augustus 4 september 2017 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld.

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10

INLEIDING. Deelrapport Samenwerken voor Innovatie Innovatiemonitor Noord-Nederland Pagina 2 van 10 1 INLEIDING SAMENWERKINGSPROJECT NOORD-NEDERLANDSE INNOVATIEMONITOR Dit rapport is opgesteld in het kader van de Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. De monitor is het resultaat van een strategische samenwerking

Nadere informatie

Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen

Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen SWOT Analyse Vlaamse industrie Stijn De Ruytter Tim Goesaert Joep Konings Jo Reynaerts 1 Overzicht Wat zijn onze sterke sectoren? Wie zijn de Economische

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

Wat kenmerkt Belgische high-growth firms?

Wat kenmerkt Belgische high-growth firms? Wat kenmerkt Belgische high-growth firms? België staat bekend als kmo-land. Kleine en middelgrote ondernemingen vormen de overgrote meerderheid van de ondernemingspopulatie. Vele overheidsmaatregelen om

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context As % of total European pharmaceutical industry De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context Terwijl België slechts 2,6 % vertegenwoordigt van het Europees BBP, heeft de farmaceutische

Nadere informatie

Dynamiek op de Belgische Arbeidsmarkt. Juni 2005 juni 2011

Dynamiek op de Belgische Arbeidsmarkt. Juni 2005 juni 2011 DynaM Release 14.11.2012 Info: RSZ: Peter Vets Tel. 02 509 31 43 peter.vets@rsz.fgov.be HIVA: Vicky Heylen Tel. 016 32 31 17 vicky.heylen@kuleuven.be Dynamiek op de Belgische Arbeidsmarkt. Juni 2005 juni

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een bedrijf dat bereid is om te investeren in innovatie, zal er in de regel ook zeker van willen zijn dat het profiteert van deze innovatie zonder dat een concurrent de

Nadere informatie

De evaluatie van overheidsprogramma s

De evaluatie van overheidsprogramma s De evaluatie van overheidsprogramma s STORE korte termijnopdrachten 2012 2014 Dr. Jo Reynaerts VIVES en STORE Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen KU Leuven jo.reynaerts@kuleuven.be STORE Workshop

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2015-02-17 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie Broos herstel in 2013 na krimp in 2012 in Brussel en Wallonië; verdere groeivertraging in 2013 in

Nadere informatie

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd Steunpunt WAV en VIONA SSA De arbeidsmarkt in Vlaanderen, Jaarreeks 2000, Deel III: De Sociale Balans, een aal-regionale analyse. In de sociale balansen brengen

Nadere informatie

Stedelijke voorzieningen, consumptie externaliteiten en heterogeniteit

Stedelijke voorzieningen, consumptie externaliteiten en heterogeniteit Stedelijke voorzieningen, consumptie externaliteiten en heterogeniteit Wie woont waar en waarom? Thomas de Graaff Ruimtelijke Economie, Vrije Universiteit Amsterdam Soort zoekt soort: sociaal-economische

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. oktober 2017

... Graydon studie. Faillissementen. oktober 2017 Graydon studie Faillissementen oktober 2017 3 november 2017 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren Frederik Verplancke onder leiding van Prof. dr. Gerrit

Nadere informatie

Datum 20 april 2012 Betreft Openbare consultatie 'Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU'

Datum 20 april 2012 Betreft Openbare consultatie 'Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU' a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

RAPPORT. Groeimonitor. Hoe doen de Limburgse bedrijven het op vlak van internationalisering, samenwerking, opleiding en innovatie?

RAPPORT. Groeimonitor. Hoe doen de Limburgse bedrijven het op vlak van internationalisering, samenwerking, opleiding en innovatie? RAPPORT Groeimonitor Hoe doen de Limburgse bedrijven het op vlak van internationalisering, samenwerking, opleiding en innovatie? 3 juli 2014 Dit rapport is gebaseerd op de resultaten van een bevraging

Nadere informatie

Regionale Ecosystemen voor Ondernemerschap Prof Dr Erik Stam

Regionale Ecosystemen voor Ondernemerschap Prof Dr Erik Stam Regionale Ecosystemen voor Ondernemerschap Prof Dr Erik Stam Werkconferentie Ecosystemen voor MKB-innovaties, 8 februari 2017, Chemelot Campus Sittard-Geleen Ecosystem Concurreren, verdienen, meedoen,

Nadere informatie

Studie. 2 september In augustus beduidend minder faillissementen

Studie. 2 september In augustus beduidend minder faillissementen Studie 2 september 2013 In augustus beduidend minder faillissementen Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld.

Nadere informatie

De impact van recessies op productiviteitsgroei

De impact van recessies op productiviteitsgroei VIVES BRIEFING 2017/10 De impact van recessies op productiviteitsgroei Van den bosch, J. en Vanormelingen, S.* KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES * Met dank aan Joep Konings

Nadere informatie

Trendbarometer campings 2010

Trendbarometer campings 2010 Trendbarometer campings 2010 Trendbarometer campings 2010 Verantwoordelijke uitgever: Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie Spoor Toerisme en Recreatie K.U. Leuven Celestijnenlaan 200 E,

Nadere informatie

Statistisch Product. Omzet volgens de btw-aangiften (indexen)

Statistisch Product. Omzet volgens de btw-aangiften (indexen) Metadata Statistisch Product Omzet volgens de btwaangiften (indexen) De omzet omvat alle bedragen (exclusief BTW) die overeenkomen met de verkoop door de BTWplichtige van goederen en diensten aan derden

Nadere informatie

Trendbarometer campings 2011

Trendbarometer campings 2011 Trendbarometer campings 2011 Trendbarometer campings 2011 Verantwoordelijke uitgever: Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie Spoor Toerisme en Recreatie K.U. Leuven Celestijnenlaan 200 E,

Nadere informatie

MKB investeert in kennis, juist nu!

MKB investeert in kennis, juist nu! M201016 MKB investeert in kennis, juist nu! drs. B. van der Linden drs. P. Gibcus Zoetermeer, september 2010 MKB investeert in kennis, juist nu! MKB-ondernemers blijven investeren in bedrijfsopleidingen,

Nadere informatie

MyMicroInvest: een invloedrijk 2016 legt de basis voor 2017.

MyMicroInvest: een invloedrijk 2016 legt de basis voor 2017. PERSBERICHT MyMicroInvest: een invloedrijk 2016 legt de basis voor 2017. Brussel, 16 Juni 2017 In 2016 bouwde MyMicroInvest zijn activiteiten verder uit en gaf het als marktleider vorm aan de markt. De

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken Structurele ondernemingsstatistieken 1 Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2016 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele ondernemingsstatistieken beschrijven

Nadere informatie

De derde industriële revolutie is de redding van de Nederlandse Economie

De derde industriële revolutie is de redding van de Nederlandse Economie is de redding van de Nederlandse Economie 3D printing als voorbeeld van een nieuw industrieel paradigma Managing Director Industrial Innovation 2 Hier de RTL video over 3D-printen invoegen 3 De vraag Een

Nadere informatie

Global Entrepreneurship Monitor 2014 Samenvatting voor Vlaanderen

Global Entrepreneurship Monitor 2014 Samenvatting voor Vlaanderen STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Bijlage Beleidsrapport STORE-B-15-009

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. Eerste trimester 2018

... Graydon studie. Faillissementen. Eerste trimester 2018 Graydon studie Faillissementen Eerste trimester 2018 Publicatie: 3 april 2018 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie

Nadere informatie

Persvoorstelling Medische Technologie Vlaanderen. 29 juni 2015

Persvoorstelling Medische Technologie Vlaanderen. 29 juni 2015 Persvoorstelling Medische Technologie Vlaanderen 29 juni 2015 Wat ging vooraf Europese richtlijn medisch hulpmiddel Een medisch hulpmiddel is elk instrument, toestel of apparaat, elke software of stof

Nadere informatie

Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in België: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap is een van de drijfveren van economische groei en heeft als studiedomein de laatste jaren internationaal heel wat aan

Nadere informatie

Samenvatting: Start-up activity in Groningen and the Northern Netherlands 1

Samenvatting: Start-up activity in Groningen and the Northern Netherlands 1 Start-up rate Samenvatting: Start-up activity in Groningen and the Northern Netherlands 1 Het rapport Start-ups in Groningen en Noord-Nederland bevat een breed scala aan gegevens en analyses die richting

Nadere informatie

Het beleid ter stimulering van hoge groei van ondernemingen: internationale vergelijking

Het beleid ter stimulering van hoge groei van ondernemingen: internationale vergelijking STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-STORE-B-14-008 Het

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018 Graydon studie Faillissementen Oktober 2018 5 november 2018 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De

Nadere informatie

Winnaars en verliezers

Winnaars en verliezers Winnaars en verliezers Regionaal economische concurrentie in Nederland en Vlaanderen Mark Thissen & Frank van Oort Project: Napoleon, platform 31 & PBL RSA Nederland Voorjaarsdag 2014: Mobiliteit en Infrastructuur

Nadere informatie

STUDIE Faillissementen mei 2016

STUDIE Faillissementen mei 2016 STUDIE Faillissementen mei 2016 Maand mei: faillissementen stijgen +4,1%. Stijging vooral binnen de horeca Cumul 2016: -12,3% Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon

Nadere informatie

In dit hoofdstuk bespreken we afzonderlijk de deelpopulatie werkenden, dit zijn de personen uit de onderzoekspopulatie die werkten op 30/6/1997.

In dit hoofdstuk bespreken we afzonderlijk de deelpopulatie werkenden, dit zijn de personen uit de onderzoekspopulatie die werkten op 30/6/1997. In dit hoofdstuk bespreken we afzonderlijk de deelpopulatie werkenden, dit zijn de personen uit de onderzoekspopulatie die werkten op 30/6/1997. Zoals reeds gesteld waren (op 30 juni 1997) 2 125 personen

Nadere informatie

Aandeel van buitenlandse bedrijven in de economie van Oost- Nederland; een 0-meting

Aandeel van buitenlandse bedrijven in de economie van Oost- Nederland; een 0-meting Aandeel van in de economie van Oost- ; een 0-meting C. Groot Zevert (*) P.C. Bijleveld (*) en H. Ligtenberg (**) (*) Kenniscentrum leefomgeving, Saxion, M.H. Tromplaan 28, NL-7513 AB Enschede Emails: 127381@student.saxion.nl;p.c.bijleveld@saxion.nl

Nadere informatie

Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Economie en Bedrijfswetenschappen

Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Economie en Bedrijfswetenschappen Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Economie en Bedrijfswetenschappen Vier opleidingen Economische wetenschappen (EW) Toegepaste economische wetenschappen (TEW) Toegepaste economische wetenschappen:

Nadere informatie

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE Bij het openen van het rapport worden de meest recente gegevens uit de databank gehaald. Inleiding In dit document worden de kansarmoede-indicatoren weergegeven

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. Januari februari 2018

... Graydon studie. Faillissementen. Januari februari 2018 Graydon studie Faillissementen Januari 2018 1 februari 2018 Graydon Studie Barometer Faillissementen 2018 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure

Nadere informatie

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Internationale Benchmark 2009 Extra landen M200907 Internationale Benchmark 2009 Extra landen Tabellenboek drs. N.G.L. Timmermans drs. W.H.J. Verhoeven R. in 't Hout Zoetermeer, mei 2009 1 Inleiding EIM publiceert jaarlijks de Internationale Benchmark.

Nadere informatie

Internationale Handel. HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema

Internationale Handel. HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema Internationale Handel HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema Het fenomeen van Hyper Globalisering Subramanian, A., & Kessler, M. (2013). The hyperglobalization of trade and its future. ..vooral in opkomende

Nadere informatie

De economische activiteit en het transformatieproces van lead firms in Vlaanderen sinds 2005

De economische activiteit en het transformatieproces van lead firms in Vlaanderen sinds 2005 Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/3550 www.steunpuntore.be B-3000 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-14-013 De economische activiteit en het transformatieproces

Nadere informatie

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL JAARVERSLAG 2014 over de toepassing van de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie (BS van 10/01/2008) Gegevens met betrekking tot

Nadere informatie

Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken

Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken Jeroen Lavrijsen Doctoraatsonderzoeker, HIVA - KU Leuven www.steunpuntssl.be Structuur secundair onderwijs Focus op twee kenmerken van het secundair

Nadere informatie

Global Entrepreneurship Monitor 2013 Samenvatting voor Vlaanderen

Global Entrepreneurship Monitor 2013 Samenvatting voor Vlaanderen STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Bijlage Beleidsrapport STORE-B-14-012

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie