NOTITIE PERMANENTE BEWONING RECREATIEVERBLIJVEN vastgesteld bij Collegebesluit d.d. 4 januari 2005 en bij Raadsbesluit d.d.

Transcriptie

1 NOTITIE PERMANENTE BEWONING RECREATIEVERBLIJVEN 2005 vastgesteld bij Collegebesluit d.d. 4 januari 2005 en bij Raadsbesluit d.d. 27 januari 2005

2 INHOUD BLAD 1 INLEIDING 2 SAMENVATTING BELEIDSVOORSTELLEN MINISTERIE VROM Uitgangspunten " 3.2 Oplossen van bestaande probleemsituaties Verruiming ruimtelijk beleid Persoonsgebonden beschikking en handhaving Rapportage en nadere besluitvorming Voorkómen van nieuwe probleemsituaties Uitwerking en tijdpad Handhaving en toezicht 13 4 BELEID VAN DE PROVINCIE DRENTHE 14 5 BELEID VOORMALIGE GEMEENTEN NORG, PEIZE EN RODEN Voormalige gemeente Norg Permanente bewoning in voormalige gemeenten Roden en Peize 16 6 BESTEMMINGSPLAN Voormalige gemeente Norg Wijzigen van de bestemming in Norg Voormalige gemeenten Peize en Roden Wijzigen van de bestemming in Peize en Roden De terreinen Dennekamp en Bonhagen Overgangsrecht in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 23 7 GEDOOGBESCHIKKINGEN Bouwbesluit Gedoogbeschikkingen gemeente Noordenveld Situaties van permanente bewoning in de voormalige gemeenten Roden en Peize ontstaan voor 1 oktober 2003 en voor vaststelling van dit beleid Situaties van permanente bewoning in de voormalige gemeenten Roden en Peize ontstaan na 1 oktober 2003 en voor vaststelling van dit beleid HANDHAVEND OPTREDEN VOOR OVERIGE EN NIEUWE GEVALLEN Beëindiging van permanente bewoning als uitgangspunt Handhavingsmogelijkheden Bestuursrechtelijke handhaving Strafrechtelijke handhaving Afzien van handhaving in bijzondere situaties 30 9 ACTIES, MIDDELEN EN TIJDPAD Acties Benodigde uren en financiële middelen Tijdpad 37 Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-3-

3 10 COLOFON 38 Vaststelling College 4 januari 2ÜU5: vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-4-

4 INLEIDING In de gemeente Noordenveld, maar ook in andere gemeenten die een verblijfsrecreatieve functie vervullen, vormt permanente bewoning van recreatieverblijven een probleem van aanhoudende zorg. De kern van het probleem is dat het permanent bewonen van recreatieverblijven in bestemmingsplannen niet is toegestaan, maar dat het desondanks in de praktijk voorkomt. Juridisch gezien gaat het bij permanente bewoning van recreatieverblijven niet om de duur ervan (permanent of tijdelijk), maar om strijdigheid van de activiteit met de geldende planvoorschriften, in dit geval de bestemming 'recreatie'. Aangezien deze problematiek, mede op grond van de lange duur en de voortdurende onzekerheid bij betrokkenen, zich zeer indringend aandient heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in haar brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2003 een voorstel geschetst om te komen tot een oplossing voor de lang slepende problematiek van het permanent bewonen van recreatieverblijven. De minister heeft ervoor gekozen om op rijksniveau een verruimd beleidskader aan te geven, dat vervolgens door gemeenten en provincies uitgewerkt en naar concrete situaties vertaald moet worden. De verruiming van het beleidskader houdt in dat het, binnen de beleidskaders die in de Nota Ruimte zijn neergelegd, het wijzigen van een recreatiebestemming naar een woonbestemming vanuit nationaal beleid niet bezwaarlijk hoeft te zijn, mits aan de gebruikelijke voorwaarden die van toepassing zijn op de reguliere woningbouw wordt voldaan. Deze verruiming van het ruimtelijk beleid biedt gemeenten en provincies meer mogelijkheden om, op grond van hun reguliere bevoegdheden, bestemmingwijzigingen door te voeren voor situaties waar op 31 oktober 2003 onrechtmatig in een recreatiewoning wordt gewoond (van recreatie naar wonen). De gemeenten en provincies dienen uiterlijk op 31 december 2004 uitsluitsel te geven over het uitwerken van dat beleidskader voor concrete situaties. In de overige gevallen van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen dienen gemeenten en provincies uiterlijk op 31 december 2004 aan te hebben gegeven op welke wijze deze onrechtmatige bewoning zal worden beëindigd. Dat zijn die situaties waar op 31 oktober 2003 onrechtmatig wordt gewoond, maar waar op grond van het rijksbeleid geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn, dan wel waar de gemeenten en/of provincies op grond van hun eigen beleid geen bestemmingswijziging overwegen. In beginsel dienen gemeenten ten aanzien van onrechtmatige bewoning een actief handhavingsbeleid te voeren. Om tegemoet te komen aan de bestaande situaties heeft de minister er geen bezwaar tegen dat gemeenten een persoonsgebonden beschikking nemen. Deze beschikking strekt ertoe dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mogen blijven wonen. Vaststelling College 4 januari 2005: vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-5-

5 Ook de gemeente Noordenveld zal uiterlijk op 31 december 2004 uitsluitsel dienen te geven over de uitwerking van dat beleidskader voor de binnen de gemeente Noordenveld gelegen recreatieverblijven. Ook zal de gemeente voor deze datum voor alle andere voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen dienen aan te geven op welke wijze de onrechtmatige bewoning zal worden beëindigd dan wel gedoogd door middel van een persoonsgebonden beschikking. In de onderhavige beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven is het door de minister gecreëerde beleidskader uitgewerkt voor de binnen de gemeente Noordenveld gelegen recreatieverblijven. Tevens is aangegeven op welke wijze de gemeente Noordenveld wenst op te treden tegen permanente bewoning van recreatieverblijven en welke situaties de gemeente wenst te gedogen. Het doel van deze beleidsnotitie is dan ook het tegengaan van nieuwe situaties van permanente bewoning van recreatieverblijven en daar waar mogelijk voor bestaande situaties een oplossing bieden door middel van legalisatie of het verstrekken van gedoogbeschikkingen. Daarbij is rekening gehouden met de door de minister van VROM gestelde voorwaarden voor het wijzigen van een recreatieve bestemming in een woonbestemming en het verlenen van gedoogbeschikkingen. Het provinciaal beleid inzake het wijzigen van een recreatieve bestemming in een woonbestemming en het verlenen van gedoogbeschikkingen wordt op 14 december 2004 vastgesteld en is derhalve nog niet in deze conceptnotitie verwerkt. Door de tijdelijke afwezigheid van de juridische medewerkers van de vakgroep handhaving heeft de uitwerking van het beleidskader enige vertraging opgelopen, waardoor de onderhavige beleidsnotitie pas in januari 2005 door de raad zal worden behandeld en met de betrokkenen zal worden kortgesloten. De Inspectie VROM heeft laten weten daarmee te kunnen instemmen. Vaststelling College 4 januari 2005: vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-6-

6 SAMENVATTING Resumerend dient te worden beslist over de onderstaande punten: 1) Voor de recreatiegebieden in de voormalige gemeente Norg, met uitzondering van Bonhagen, zal de gemeente Noordenveld het in 1995 vastgestelde beleid en de daarbij behorende peildatum van 23 november 1995 handhaven. 2) De raad spreekt het voornemen uit om in de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' aan de terreinen Dennekamp te Alteveer en Bonhagen te Norg naast een gebiedsbestemming de aanduidingen 'recreatie' en 'permanent wonen toegestaan' te geven. 3) De door de minister voorgestelde inventarisatie van verschillen in voorschriften tussen de logiesfunctie en woonfunctie met de toelichting daarop gebruiken als kader voor gedoogbesluiten op onderdelen van het Bouwbesluit ) Voor de recreatiegebieden in de voormalige gemeenten Roden en Peize, met uitzondering van het terrein Dennenkamp een persoons- en objectgebonden beschikking voor onbepaalde tijd te verstrekken; aan degenen die op de reeds vastgestelde peildatum 1 oktober 2003 volgens de GBA als hoofdbewoner of partner permanent in een recreatiebungalow woonden én waarvan de recreatiebungalow voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor een woning, of in zoverre voldoet dat voor de onderdelen waarop niet wordt voldaan een gedoogbesluit kan worden genomen op basis van de bij dit beleid behorende inventarisatie van verschillen in voorschriften tussen de logiesfunctie en woonfunctie 5) Naar analogie van het beleid zoals dat in Norg is gevoerd, een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking te verstrekken voor de duur van één jaar; aan degenen die in de periode van 1 oktober 2003 tot aan de datum van vaststelling van dit beleid volgens de GBA in een recreatiebungalow in de voormalige gemeenten Roden en Peize zijn komen wonen én waarvan de recreatiebungalow voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor een woning, of in zoverre voldoet dat voor de onderdelen waarop niet wordt voldaan een gedoogbesluit kan worden genomen op basis van de bij dit beleid behorende inventarisatie van verschillen in voorschriften tussen de logiesfunctie en woonfunctie op basis van de door de bij dit beleid behorende inventarisatie van verschillen in voorschriften tussen de logiesfunctie en woonfunctie 6) De in de Uitvoeringsnota inzake het gebruik van recreatiebungalows d.d. 23 november 1995 neergelegde regeling voor een tijdelijke gedoogbeschikking gewijzigd vaststellen voor de gehele gemeente Noordenveld. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-7-

7 7) Middelen ter beschikking te stellen voor de tijdelijke activiteiten, zoals de noodzakelijke onderzoeken (Bouwbesluit), het verwerken van het voorgestelde bestemmingsplanregime, het afgeven van gedoogbeschikkingen. Daarnaast middelen ter beschikking te stellen voor de structurele activiteiten. Va:instelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie 2

8 3 BELEIDSVOORSTELLEN MINISTERIE VROM Zoals reeds aangegeven heeft de minister van VROM in haar brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2003 een voorstel geschetst om te komen tot een oplossing voor de lang slepende problematiek van het permanent bewonen van recreatieverblijven. Met haar brief beoogt de minister een oplossing te bieden voor bestaande problemen en toekomstige problemen te voorkomen. 3.1 Uitgangspunten Bij het zoeken naar een oplossing voor de huidige problematiek ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Duidelijkheid voor de burger op korte termijn:. Er dient gestreefd te worden naar duidelijkheid voor de burgers op een zo kort mogelijke termijn. De huidige, scheefgegroeide situatie moet worden opgelost en een toekomstige scheefgroei moet worden voorkomen. Slagvaardig en voortvaren: In lijn met het Hoofdlijnenakkoord dient men te streven naar een voortvarende oplossing van het langslepende probleem van onrechtmatige bewoning van recreatieverbijven. Vermindering van de handhavingslast voor gemeente: Specifiek ten aanzien van de onrechtmatige bewoning vergt het handhaven van bestemmingsplannen en zeker het louter via een handhavingsspoor recht trekken van de scheefgegroeide situatie een relatief zware handhavingsinspanning van de gemeente. Er wordt gestreefd naar een verlichting van deze handhavingstaak. Samenhangend ruimtelijk beleidskader voor reguliere woningbouw en recreatiewoningen: zeker nu in de praktijk een ontwikkeling gaande is waarin het onderscheid tussen een recreatiewoning en een reguliere woning vervaagt, ligt het voor de hand om het ruimtelijk beleid zowel gewone woningen als voor recreatiewoningen zo veel mogelijk gelijk te trekken. 3.2 Oplossen van bestaande probleemsituaties De Tweede Kamer heeft de minister van VROM in het verleden verzocht om een regeling aan te leggen waarmee de schrijnende gevallen gelegaliseerd kunnen worden. Daarbij werd gedoeld op situaties waarbij individuele bewoners reeds gedurende een lange reeks van jaren worden gedoogd door hun gemeentebesturen. Tegen de achtergrond van een enorme verscheidenheid aan voorkomende situaties en een grote diversiteit in gemeentelijk beleid is de minister van VROM tot de conclusie gekomen dat het niet mogelijk is om op rijksniveau een invulling te geven aan een eventuele regeling voor individuele schrijnende situaties. Gezien de hardnekkigheid en indringendheid van de problematiek wilde de minister echter wel dat er snel duidelijkheid wordt geboden voor de bestaande situaties. Zij heeft er dan ook voor gekozen om op rijksniveau een verruimd beleidskader aan te geven, dat vervolgens door gemeenten en provincies uitgewerkt dient en naar concrete situaties vertaald moet worden. Doel daarvan is om op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te bieden voor de op 31 oktober Vaststelling College 4 januari 2OÜ5, vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-9-

9 2004 voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning. Voor alle situaties van onrechtmatige bewoning die na 31 oktober 2003 zijn ontstaan, dient de gemeente echter terstond over te gaan tot actief handhavend optreden Verruiming ruimtelijk beleid In de Nota Ruimte wordt aan provincies en gemeenten meer ruimte geboden voor woningbouw in het buitengebied, niet zijnde de gebieden die in de Nota Ruimte als waardevol en/of kwetsbaar wordt aangemerkt (Ecologische Hoofdstructuur, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden, de huidige bufferzones en de in de Nota Ruimte nader bepaalde (delen van) Nationale landschappen). Dat betreft niet alleen de nieuwbouw van woningen, maar ook het realiseren van functieveranderingen en het herbestemmen van bestaande bebouwing. Binnen de beleidskaders die in de Nota Ruimte zijn neergelegd, hoeft het wijzigen van een recreatiebestemming naar een woonbestemming vanuit het nationaal beleid naar mening van de minister niet bezwaarlijk te zijn, mits aan de gebruikelijke voorwaarden die van toepassing zijn op de reguliere woningbouw wordt voldaan. Alleen bouwwerken die voldoen aan de technische eisen voor een woning, kunnen als zodanig worden aangemerkt. Alle eventuele andere type recreatieverblijven, die niet aan de bouwtechnische eisen voor een woning, zoals gesteld in het Bouwbesluit, (kunnen) voldoen, zijn 'logiesverblijven' welke niet gebruikt mogen worden voor permanente bewoning (bijvoorbeeld stacaravans en houten vakantiehuisjes). Deze verruiming van het ruimtelijk beleid biedt de gemeente meer mogelijkheden om, op grond van haar reguliere bevoegdheden, bestemmingswijzigingen door te voeren voor situaties waar op 31 oktober 2003 onrechtmatig in een recreatiewoning wordt gewoond (van 'recreatie' naar 'wonen'). Dat betekent onder andere dat bedoelde bestemmingswijzigingen in ieder geval niet kunnen worden doorgevoerd in de genoemde waardevolle en / of kwetsbare gebieden. Bij de afweging om eventueel tot een bestemmingswijziging over te gaan spelen op lokaal en regionaal niveau vele ruimtelijke en regionaal economische factoren een rol, waaronder het belang van het borgen van voldoende verblijfsrecreatief aanbod en het borgen en ontwikkelen van de kwaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. Gezien de beleidsverruiming wordt de gemeente ook de mogelijkheid geboden om voor complexen van recreatiewoningen waar nu feitelijk in grote mate onrechtmatig wordt gewoond een bestemmingswijziging door te voeren (van 'recreatie' naar 'wonen'). Daarbij wordt gedoeld op complexen van recreatiewoningen: die op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig worden bewoond; die zijn gelegen buiten de hierboven genoemde waardevolle en / of kwetsbare gebieden; die thans niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd; waarvan de woningen voldoen aan het Bouwbesluit; en waarvan een bestemmingswijziging niet in strijd is met de toepasselijke milieuwetgeving. Het is niet de bedoeling dat complexen waar niet of nauwelijks wordt gewoond worden omgezet. Tevens is het niet de bedoeling dat bij bedoelde bestemmingswijziging de eventuele recreatiefunctie van het betreffende gebied in gevaar komt dan wel dat er een nieuwe behoefte Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie 2-10-

10 aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaat. De gemeente kan een eigen afweging maken, mede op grond van lokaal /provinciaal beleid over kwetsbare gebieden. Mocht een bestemmingswijziging niet aan de orde zijn, dan dient de gemeente te handhaven en geldt het hieronder gestelde over de mogelijkheid van een persoonsgebonden beschikking Persoonsgebonden beschikking en handhaving Voor alle andere voorkomende situaties van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen op 31 oktober 2003 dient de gemeente uiterlijk 31 december 2004 aangegeven te hebben op welke wijze de onrechtmatige bewoning zal worden beëindigd. Dat zijn die situaties waar op 31 oktober 2003 onrechtmatig wordt gewoond, maar waar op grond van het rijksbeleid geen bestemmingswijziging aan de orde kan zijn dan wel waar de gemeenten op grond van haar eigen beleid geen bestemmingswijziging overwegen. In beginsel dient de gemeente ten aanzien van deze situaties van onrechtmatige bewoning een actief handhavingsbeleid te voeren. Om tegemoet te komen aan bestaande situaties bestaat er aan de kant van de minister geen bezwaar tegen het feit dat de gemeente een persoonsgebonden beschikking neemt, die ertoe strekt dat de betreffende bewoner(s) in de betreffende recreatiewoning mogen blijven wonen. Deze beschikking dient dan wel persoonsgebonden, aan het object gerelateerd en niet overdraagbaar te zijn. Tevens dient de beschikking in ieder geval te vervallen op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. Voorwaarde voor het afgeven van een beschikking is wel dat het betreffende object moet voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit aan een woning stelt en dat het bewonen van het betreffende object niet strijdig is met de milieuwetgeving. Na expiratie van deze persoonsgebonden beschikking dient de gemeente alsnog de recreatiebestemming actief te handhaven. Ten aanzien van de vraag wie in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden beschikking zegt de minister het volgende. Uit de tot op heden opgebouwde praktijkervaring blijkt dat gemeenten bij het nemen van persoonsgebonden beschikkingen, naast andere criteria, veelal het moment in de tijd, waarop van overheidswege kenbaar is gemaakt dat handhavend zal worden opgetreden tegen het onrechtmatig gebruik, als peildatum hanteren (het omslagmoment van 'passief gedogen' naar 'actief handhaven'). De minister acht dat een redelijke en verdedigbare lijn. Gemeenten die op deze wijze reeds actief handhavend optreden kunnen desgewenst dit spoor voort zetten en hun eerder vastgestelde peildatum blijven hanteren. Gemeenten die nog niet handhavend optreden dienen hiertoe over te gaan en een dergelijke peildatum vast te stellen. De uiterst mogelijke peildatum is 31 oktober Situaties van onrechtmatige bewoning die na 31 oktober 2003 ontstaan, komen niet in aanmerking voor een persoonsgebonden beschikking Rapportage en nadere besluitvorming Van de gemeente wordt verwacht dat zo snel mogelijk, maar uiterlijk 31 december 2004, uitsluitsel wordt geboden over de uitwerking van dit beleidskader voor concrete situaties van onrechtmatige bewoning. Op deze datum dient ook voor alle op 31 oktober 2003 voorkomende concrete situaties van onrechtmatige bewoning duidelijkheid te zijn geboden aan de betreffende burgers. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie 2

11 3.3 Voorkómen van nieuwe probleemsituaties In de brief van 15 november 2002 (Tweede Kamer , nr. 4) is reeds aangegeven welk beleid voorgestaan wordt bij de beoordeling van nieuwe aanvragen voor recreatiewoningen /- complexen. Dat beleid beoogt het gelijk trekken van het ruimtelijk beleidskader voor recreatiewoningen /-complexen en reguliere woningen. Bij dat beleid geldt als hoofdregel dat een aanvraag tot bouw van een recreatiewoning op een bepaalde plaats alleen door een gemeente kan worden toegestaan indien op die plaats ook een reguliere woning kan worden toegelaten. De hoofdlijn van het ruimtelijk beleid voor wonen is in de Nota Ruimte aangegeven. Tevens betekent dat dat die nieuw te realiseren recreatiewoningen en complexen van recreatiewoningen moeten voldoen aan de wet- en regelgeving die voor reguliere woningbouw geldt (o.a het Bouwbesluit over woningen en weten regelgeving op milieugebied). Indien de gemeente in voorkomende gevallen kiest voor een recreatiebestemming, dan dient door middel van een actief handhavingsbeleid de eventuele onrechtmatige bewoning actief te worden bestreden. Als uitzondering op deze hoofdregel geldt dat voor complexen van recreatiewoningen waar het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd, een positieve planologische beoordeling kan worden gegeven voor andere locaties, mits passend binnen het ruimtelijk beleid zoals geformuleerd is in de Nota Ruimte. Onder bedrijfsmatige exploitatie wordt in dat kader verstaan het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer / exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt. De exploitant van het complex is verantwoordelijk voor het voorkómen van onrechtmatig gebruik van de recreatieverblijven op zijn complex. In de praktijk blijkt onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven onder meer voor te komen op complexen die na realisatie als afzonderlijke (recreatie)woningen worden verkocht. Hierdoor, maar ook mede vanwege het karakter van de bebouwing op dergelijke complexen, is vervolgens de stap naar de onrechtmatige bewoning daarvan snel gezet. Dergelijke complexen voorzien veeleer in de behoefte om in een aantrekkelijke omgeving te wonen in plaats van het bedienen van de recreatieve markt. Om dit voor toekomstige situaties te voorkomen dienen gemeenten bij een positieve planologische beoordeling van een aanvraag voor een recreatiecomplex in het bestemmingsplan een voorziening te treffen waardoor de recreatieverblijven op dergelijke complexen, ook na eventuele verkoop, voor de recreatie bestemd en beschikbaar blijven. Dit kan door in het bestemmingsplan de eis van een bedrijfsmatige exploitatie aan de bestemming 'recreatie' te koppelen. 3.4 Uitwerking en tijdpad De uitvoering van het beleidskader ten aanzien van onrechtmatige bewoning is een primaire verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Het beleidskader op rijksniveau biedt de noodzakelijke duidelijkheid voor provincies en gemeenten en maakt doorvertaling naar hun eigen verantwoordelijkheid mogelijk. Het is aan provincies en gemeenten om, binnen de rijkskaders, verdere invulling aan dat beleid te geven. Vaststelling College 4 januari 2005: vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-12-

12 Gemeente Noorden veld De belangrijkste taken hierbij zijn: formuleren van een eigen beleidskader als basis voor het eventueel doorvoeren van bestemmingswijzigingen en nemen van persoongebonden beschikkingen; (partieel) herzien van streek- en bestemmingsplannen; beoordelen van aanvragen voor en nemen van persoonsgebonden beschikkingen; actief handhaven voor alle overige situaties van onrechtmatige bewoning. Leidend voor de uitwerking van het beleid is de inzet om zo snel mogelijk duidelijkheid te willen bieden aan de burgers. Deze duidelijkheid kan geboden worden na uitwerking van dit beleidskader door de gemeente. Het daadwerkelijk in juridische zin effectueren van het beleid zal veel tijd vergen, vooral omdat de streek- en bestemmingsplanprocedures meer tijd in beslag nemen. Gezien de wettelijke termijnen wordt het mogelijk geacht dat op 31 december 2005 alle procedurele voorzieningen - wellicht nog niet alle onherroepelijk - getroffen zijn. Vanaf dat moment dient het gebruik van (voormalige) recreatieterreinen en -woningen geheel in lijn te zijn met de alsdan vigerende bestemming, behoudens in de gevallen van een persoonsgebonden beschikkingen. Voorts dient de gemeente de strikte handhaving ervan op dat moment én toekomstgericht aantoonbaar geëffectueerd te hebben. 3.5 Handhaving en toezicht Voor alle situaties van onrechtmatige bewoning waar geen bestemmingswijziging wordt doorgevoerd, dient de gemeente, gelet op de beginselplicht tot handhaving, terstond over te gaan tot actief handhavend optreden, dit met inbegrip van de mogelijkheid van een persoonsgebonden beschikking. Ook voor alle situaties van onrechtmatige bewoning die na 31 oktober 2003 ontstaan dient de gemeente onmiddellijk actief handhavend op te treden. De VROM- Inspectie zal hier nauwlettend op toe zien. Tevens ziet de VROM-Inspectie er op toe dat de gemeente al het nodige onderneemt om, op basis van de beleidslijn van de minister, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 31 december 2004, duidelijkheid te bieden aan de burgers. De VROM-Inspectie zal hierover rapporteren in de komende Jaarrapportages, die regulier aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-13-

13 BELEID VAN DE PROVINCIE DRENTHE Op 22 december 2004 heeft de provincie laten weten zeer terughoudend te zullen zijn ten aanzien van legalisering van permanente bewoning van recreatieverblijven door de bestemming te wijzigen naar 'wonen'. Gedeputeerde Staten hebben er niet voor gekozen om concrete kaders te stellen naar aanleiding van het beleidsvoorstel van de minister, en stellen dat bestemmingsplannen waarin een wijziging van een bestemming van 'recreatie' naar 'wonen' aan de orde is, planologisch zullen worden afgewogen door toetsing aan het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Daarbij stelt de provincie dat in alle gevallen geldt dat omzetting niet ten koste mag gaan van de recreatieve functie. Gemeenten zullen dat volgens de provincie goed in beeld moeten brengen bij een eventueel verzoek. De discussie over woningcontingenten in relatie tot eventuele bestemmingswijzigingen zal volgens de provincie bij de opstelling van het gemeentelijk woonplan aan de orde moeten komen. De ambtelijke verwachting is, dat recreatiewoningen waarvan de bestemming wordt gewijzigd van de contingenten moeten worden afgetrokken. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-14-

14 5 BELEID VOORMALIGE GEMEENTEN NORG, PEIZE EN RODEN 5.1 Voormalige gemeente Norg Binnen de gemeente Noordenveld is het merendeel van de recreatieverblijven te vinden in de voormalige gemeente Norg. In de voormalige gemeente Norg heeft de problematiek van permanente bewoning van recreatieverblijven al in 1995 geleid tot het bestemmingsplan Partiële herziening gebruik recreatiebungalows en de Uitvoeringsnota inzake het gebruik van recreatiebungalows. Met het bestemmingsplan en de uitvoeringsnota werd en wordt beoogd om permanente bewoning tegen te gaan. Het in 1995 vastgestelde beleid houdt, kort samengevat, een indeling in drie categorieën in: Categorie 1: bestaat uit permanente bewoners die voor 1 oktober 1994 in een recreatiewoning woonden en ten tijde van de uitvoering daar nog steeds woonden. Deze bewoners kregen een gedoogbeschikking die object- en persoongebonden was. Door zowel een object- als persoonsgebonden gedoogbeschikking te verlenen heeft de gemeente een soort 'uitsterfbeleid' gehanteerd om de bewoning van recreatieverblijven op den duur te laten beëindigen. Categorie 2: de bestaande situaties die na 1 oktober 1994 zijn ontstaan, maar aanwezig zijn op het moment van het van kracht worden van het uitvoeringsbeleid, zijnde 23 november 1995, vallen in categorie 2. Deze bewoners kregen een tijdelijke object- en persoonsgebonden gedoogbeschikking. Deze tijdelijke gedoogbeschikking goldt voor één jaar. Categorie 3: de laatste categorie betreft de bewoners die zich na 23 november 1995, zijnde de datum van inwerkingtreding van het uitvoeringsbeleid, in een recreatiebungalow hebben gevestigd. Deze groep wordt niet gedoogd. Uitgangspunt was dat de bestaande situaties, waarin sprake was van permanente bewoning zouden moeten worden beëindigd. Omdat er veelal sprake was van situaties waartegen relatief lange tijd niet was opgetreden en het in maatschappelijk opzicht niet redelijk werd geacht om in die gevallen daadwerkelijk tot ontruiming over te gaan, is bovenstaand gedoogbeleid ontwikkeld. Om te voorkomen dat de bestaande situaties onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan zouden komen te vallen is in het bestemmingsplan gekozen voor een overgangsbepaling die naast objectgebonden ook persoonsgebonden is. In bezwaar is de peildatum 1 oktober 1994 vervallen en is 23 november 1995 (datum " vaststelling beleid) als peildatum gehanteerd. Omdat de peildatum van 1 oktober 1994 niet eerder was gepubliceerd dan op 23 november 1995 achtte de Commissie bezwaar- en beroepschriften die datum in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het bestemmingsplan van de voormalige gemeente Norg (en daaraan gerelateerd het uitvoeringsbeleid) is in beroep door de Raad van State geaccordeerd, inclusief de peildatum die Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie 2-15-

15 ligt vóór de inwerkingtreding van het bestemmingsplan én het persoonsgebonden overgangsrecht. Bij de laatste jaarlijkse controle van de gedoogbeschikkingen voor onbepaalde tijd is gebleken dat van de circa 100 waaraan in 1995 een gedoogbeschikking is afgegeven, nog 32 houders van een dergelijke gedoogbeschikking in hun recreatiebungalow wonen,. In de overige situaties is de permanente bewoning door verhuizen of overlijden geëindigd. Dat betekent dat het nagestreefde 'uitsterfbeleid' werkt. Momenteel wel blijkt uit de praktijk dat het aantal gevallen van permanente bewoning van recreatieverblijven is toegenomen. Het voorkomen en beëindigen (onder andere het controleren en het houden toezicht) van gevallen van permanente bewoning van recreatieverblijven vergt veel tijd, meer dan momenteel beschikbaar is. Het onderhavige beleid houdt een uitbreiding van het werkgebied in waardoor het capaciteitsgebrek zal worden verergerd. 5.2 Permanente bewoning in voormalige gemeenten Roden en Peize Op de recreatieterreinen in de voormalige gemeenten Roden en Peize is permanente bewoning in beginsel niet toegestaan. Situaties van permanente bewoning werden echter tot voor kort niet actief gehandhaafd. Vaststelling College 4 januari vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-16-

16 BESTEMMINGSPLAN 6.1 Voormalige gemeente Norg Binnen de voormalige gemeente Norg heeft de problematiek van permanente bewoning van recreatieverblijven al in 1995 geleid tot het bestemmingsplan Partiële herziening gebruik recreatiebungalows en de Uitvoeringsnota inzake het gebruik van recreatiebungalows. Zoals reeds omschreven gold 1 oktober 1994 als peildatum voor het door de voormalige gemeente Norg gehanteerde beleid inzake permanente bewoning van recreatieverblijven. Op basis van dat beleid kregen de permanente bewoners die voor 1 oktober 1994 in een recreatiewoning woonden en ten tijde van de uitvoering van het beleid daar nog steeds woonden van de voormalige gemeente Norg een gedoogbeschikking die object- en persoorigebonden was. Permanente bewoners die na 1 oktober 1994 in een recreatieverblijf zijn gaan wonen, maar aanwezig waren op het moment van het van kracht worden van het uitvoeringsbeleid, zijnde 23 november 1995 kregen eveneens een tijdelijke object- en persoonsgebonden gedoogbeschikking. In de brief van de minister is aangegeven dat gemeenten die reeds actief optreden op een wijze vergelijkbaar met het voorstel van de minister, desgewenst dat spoor kunnen voortzetten en de eerder vastgestelde peildatum kunnen blijven hanteren. Dat betekent dat er voor situaties van permanente bewoning in de voormalige gemeente Norg op basis van het beleidsvoorstel van de minister géén nieuwe gedoogbeschikkingen zullen worden afgegeven. Tegen iedere situatie van permanente bewoning die is ontstaan na 23 november 1995 kan en moet handhavend worden opgetreden. Er zijn bij de gemeente op basis van de Gemeentelijke Basisadministratie momenteel 40 situaties van onrechtmatige bewoning in de voormalige gemeente Norg bekend. Deze situaties zijn alle ontstaan na 23 november 1995 en komen daarom niet in aanmerking voor een gedoogbeschikking voor onbepaalde tijd. In deze gevallen is of wordt actie ondernomen Wijzigen van de bestemming in Norg Om permanente bewoning van recreatieverblijven mogelijk te maken heeft de minister van VROM de gemeenten de ruimte geboden om onder voorwaarden een recreatiebestemming in het bestemmingsplan te wijzigen naar een woonbestemming. Oosterduinen en Langeloërduinen De recreatieterreinen Oosterduinen, Langeloërduinen (inclusief Natuurvrienden en Den en Duin) zijn gelegen in kwetsbaar gebied. Op basis van de door de minister van VROM gestelde voorwaarden kunnen bestemmingswijzigingen in ieder geval niet worden doorgevoerd in waardevolle en / of kwetsbare gebieden. Deze gebieden voldoen dan ook niet aan de door de minister van VROM gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor een woonbestemming. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie 2-17-

17 Bonhagen In de voormalige gemeente Norg ligt één (oorspronkelijk) recreatieterrein, het terrein Bonhagen, met 27 recreatieverblijven waar op grond van het geldende bestemmingsplan permanente bewoning is toegestaan! Het terrein heeft in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld op28 oktober 1999, goedgekeurd op 6 juni 2000; onherroepelijk 24 juli 2002), naast de aanduiding 'Verblijfsrecreatie' de aanduiding 'permanente bewoning toegestaan'. De minister heeft nadrukkelijk aangegeven dat het niet de bedoeling is dat bij bestemmingswijziging de eventuele recreatiefunctie van het betreffende gebied in gevaar komt. Tevens is het niet de bedoeling dat er door het omzetten van de recreatiebestemming in een woonbestemming een nieuwe behoefte aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaat. De omzetting van een recreatiebestemming naar een woonbestemming voor het terrein Bonhagen zal geen negatieve gevolgen hebben voor de recreatiefunctie van het gebied. Daarnaast zal er ook geen nieuwe behoefte aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaan aangezien de recreatieverblijven op het terrein Bonhagen gezien het huidige feitelijke gebruik, reeds van beperkte betekenis zijn voor de verblijfsrecreatiemarkt. Het terrein Bonhagen zou in beginsel, gelet op de voorwaarden zoals die door de minister zijn gesteld, in aanmerking kunnen komen voor een woonbestemming. In het beleidsvoorstel van de minister is echter ook expliciet aangegeven dat gemeenten en provincies een eigen afweging kunnen maken, mede op grond van lokaal/provinciaal beleid over kwetsbare gebieden. Hierop zal in paragraaf 6.3 verder worden ingegaan. Voorstel: Voor de recreatiegebieden in de voormalige gemeente Norg, met uitzondering van Bonhagen, zal de gemeente Noordenveld het in 1995 vastgestelde beleid en de daarbij behorende peildatum van 23 november 1995 handhaven. 6.2 Voormalige gemeenten Peize en Roden Zoals al is omschreven is in het Bestuursakkoord aangegeven dat het voor Norg ingezette beleid inzake het tegengaan van recreatiewoningen zal worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt en verbreed naar de gehele gemeente Noordenveld. Daartoe is medio 2003 het gebruik van de recreatieverblijven binnen de voormalige gemeenten Roden en Peize geïnventariseerd. Besloten is om 1 oktober 2003 te hanteren als peildatum voor het nieuwe beleid. Voorts is besloten om de regeling om permanent wonen tegen te gaan op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, vergelijkbaar met de wijze waarop dat in het bestemmingsplan Partiële herziening gebruik recreatiebungalows van de voormalige gemeente Norg is gebeurd. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-18-

18 6.2.1 Wijzigen van de bestemming in Peize en Roden De gemeente Noordenveld heeft het gebruik van de recreatieverblijven binnen de voormalige gemeenten Roden en Peize geïnventariseerd en vervolgens gekeken of er een mogelijkheid is om de bestemming te wijziging. Onderstaand wordt per terrein van de voormalige gemeente Roden en Peize kort weergegeven of wordt voldaan aan de voorwaarden die de minister stelt om in aanmerking te komen voor een bestemmingswijziging. Pandarosa. Zuursche Duinen en de campings Meerzicht en Pool De gebieden Pandarosa te Steenbergen, Zuursche Duinen te Steenbergen en de campings Meerzicht en Pool te Matsloot liggen in een kwetsbaar gebied. Op basis van de door de minister van VROM gestelde voorwaarden kunnen bestemmingswijzigingen in ieder geval niet worden doorgevoerd in waardevolle en / of kwetsbare gebieden. Deze gebieden komen dan ook niet in aanmerking voor een bestemmingswijziging. Aangezien de bestemming van Pandarosa, Zuursche Duinen en de campings Meerzicht en Pool niet wordt gewijzigd, moet op grond van het beleid van de minister van VROM een gedoogbeschikking worden afgegeven of dient er een handhavingsprocedure te worden opgestart. Dorado en Van Esch Op de campings Dorado te Roden en Van Esch te Matsloot is amper sprake van gevallen van permanente bewoning. Een bestemmingswijziging is daar dan ook om die reden niet aan de orde. Aangezien de bestemming van Dorado en Van Esch niet wordt gewijzigd, moet op grond van het beleid van de minister van VROM een gedoogbeschikking worden afgegeven of dient er een handhavingsprocedure te worden opgestart. Bos en Duin Volgens de opgaven van de eigenaren van de recreatieverblijven op het terrein Bos en Duin te Steenbergen, medio 2003 en recente gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie, worden 13 van de 23 objecten permanent bewoond. Aangezien iets meer van de helft van de recreatieverblijven van Bos en Duin permanent wordt bewoond, kan niet worden gesteld dat 'feitelijk in grote mate sprake is van permanente bewoning'. Gelet op het voorgaande komt het terrein Bos en Duin niet in aanmerking voor een woonbestemming. Daarnaast staan de 23 recreatieverblijven op een relatief klein terrein. Ingeval van een bestemmingswijziging moeten de bebouwingsmogelijkheden per object worden verruimd. Daardoor zouden de gebouwen nog dichter op elkaar komen te liggen. Aangezien de bestemming van Bos en Duin niet wordt gewijzigd, moet op grond van het beleid van de minister van VROM een gedoogbeschikking worden afgegeven of dient er een handhavingsprocedure te worden opgestart. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-19-

19 Hullenrode Op het terrein Hullenrode te Roden (een voormalige camping die is uitgepond) wordt in tegenstelling tot de situatie op de terreinen Dorado en Van Esch wel en in grote mate permanent gewoond. Van de 32 objecten worden er 25 bewoond. Op het terrein Hullenrode bevinden zich echter geen andere recreatieverblijven dan stacaravans. Op basis van de door de minister van VROM gestelde voorwaarden kunnen echter alleen bouwwerken die voldoen aan de technische eisen voor een woning, als zodanig worden aangemerkt. Alle eventuele andere type recreatieverblijven, die niet aan de bouwtechnische eisen voor een woning, zoals gesteld in het Bouwbesluit, (kunnen) voldoen, zijn 'logiesverblijven' welke niet gebruikt mogen worden voor permanente bewoning (bijvoorbeeld stacaravans en houten vakantiehuisjes). Het terrein Hullenrode komt daarom niet in aanmerking voor een bestemmingswijziging. Aangezien de bestemming van het terrein Hullenrode niet wordt gewijzigd, moet op grond van het beleid van de minister van VROM een gedoogbeschikking worden afgegeven of dient er een handhavingsprocedure te worden opgestart. Dennekamp De 14 recreatieverblijven op het terrein Dennekamp te Alteveer worden feitelijk in grote mate permanent bewoond. Reeds in 1992 is een voorontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht om het gebied een woonbestemming te geven. In het vooroverleg bleken daar echter vooral van de zijde van GS bezwaren te bestaan. Het gebied is vervolgens meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Roden, waarbinnen het een aanduiding 'verblijfsrecreatie' heeft gekregen. In mei 2003 heeft ons College besloten het terrein Dennekamp in beginsel dezelfde status te geven als het terrein Bonhagen gelegen in de voormalige gemeente Norg. De minister heeft nadrukkelijk aangegeven dat het niet de bedoeling is dat bij bestemmingswijziging de eventuele recreatiefunctie van het betreffende gebied in gevaar komt. Tevens is het niet de bedoeling dat er door het omzetten van de recreatiebestemming in een woonbestemming een nieuwe behoefte aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaat. De omzetting van een recreatiebestemming naar een woonbestemming voor het terrein Dennekamp zal geen negatieve gevolgen hebben voor de recreatiefunctie van het gebied. Daarnaast zal er ook geen nieuwe behoefte aan recreatiewoningen in hetzelfde gebied ontstaan aangezien de recreatieverblijven op het terrein Dennekamp gezien het huidige feitelijke gebruik, reeds van beperkte betekenis zijn voor de verblijfsrecreatiemarkt. Het terrein Dennekamp zou in beginsel, gelet op de voorwaarden zoals die door de minister zijn gesteld, in aanmerking kunnen komen voor een woonbestemming. In het beleidsvoorstel van de minister is echter ook expliciet aangegeven dat gemeenten en provincies een eigen afweging kunnen maken, mede op grond van lokaal/provinciaal beleid over kwetsbare gebieden. Hierop zal in paragraaf 6.3 verder worden ingegaan. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-20-

20 6.3 De terreinen Dennekamp en Bonhagen Zoals reeds in hoofdstuk 3 is aangegeven biedt de minister van VROM gemeenten de mogelijkheid om van complexen recreatiewoningen de bestemming te wijzigen in wonen. Het moet dan gaan om complexen die: 1. niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd; 2. op 31 oktober 2003 in grote mate onrechtmatig werden bewoond; 3. gelegen zijn buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden; 4. waarvan de woningen voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan een bestaande woning stelt; 5. en waarvan een bestemmingswijziging niet in strijd is met toepasselijke milieuwetgeving. Nader onderzoek De terreinen Dennekamp en Bonhagen zouden in beginsel, gelet op de voorwaarden zoals die door de minister zijn gesteld, in aanmerking kunnen komen voor een woonbestemming. Voor definitief uitsluitsel is echter onderzoek nodig op een aantal punten, vooral waar het voorwaarde 4 en 5 betreft. De Inspectie VROM heeft verder laten weten dat een bestemmingswijziging voor een recreatieterrein alleen mogelijk is indien ahe woningen op het betreffende terrein kunnen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 voor een woning. Een gemengde bestemming is volgens de Inspectie niet gewenst en past niet in het beleid van de minister. Voor de terreinen Bonhagen en Dennekamp zal moeten worden onderzocht of en in hoeverre de recreatiewoningen voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan een woning stelt, en of alle eigenaren en/of bewoners als consequentie aanvaarden dat een reguliere bestemming 'wonen' met zich meebrengt dat de recreatiewoning moet voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan een woning stelt. Voor het terrein Dennekamp te Alteveer dienen, gezien de nabijheid tot en de verkeersbelasting op de Norgerweg, de consequenties van de Wet geluidhinder te worden onderzocht en in beeld gebracht. Daarbij komen aspecten aan de orde als: het voldoen aan de gevelbelasting die de Wet geluidhinder voorschrijft, de eventueel te treffen maatregelen (bijvoorbeeld geluidswallen of andere geluidwerende voorzieningen), het vaststellen van zogenaamde hogere grenswaarden door Gedeputeerde Staten, Overschrijding van de saneringswaarde en de kosten die het geheel voor de gemeente met zich meebrengt. Voor het terrein Bonhagen te Norg is een bestemming'swijziging niet in strijd met de toepasselijke milieuwetgeving Het standpunt van de provincie " Echter, zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven, is recent gebleken dat de provincie zeer terughoudend zal zijn ten aanzien van legalisering van permanente bewoning van recreatieverblijven door de bestemming te wijzigen naar 'wonen'. Om een bestemmingswijziging te kunnen effectueren is goedkeuring van Gedeputeerde Staten (GS) nodig. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie

21 GS hebben er niet voor gekozen om concrete voorwaarden en/of kaders te stellen naar aanleiding van het beleidsvoorstel van de minister, en stellen dat bestemmingsplannen waarin een wijziging van een bestemming van 'recreatie' naar 'wonen' aan de orde is, planologisch zullen worden afgewogen door toetsing aan het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Het POP staat géén uitbreiding van het aantal woningen in het buitengebied toe en bebouwing moet zich concentreren binnen de rode contouren.dat betekent dat het wijzigen van de bestemming van de terreinen Dennekamp en Bonhagen niet past binnen het POP, en dat de kans dat GS goedkeuring zullen verlenen aan een in 'wonen' gewijzigde bestemming zeer gering zal zijn. De discussie over woningcontingenten in relatie tot eventuele bestemmingswijzigingen zal volgens de provincie bij de opstelling van het gemeentelijk woonplan aan de orde moeten komen. De ambtelijke verwachting is, dat recreatiewoningen waarvan de bestemming wordt gewijzigd van de contingenten moeten worden afgetrokken. Gezien het zeer terughoudende standpunt van de provincie, ziet het College voor de terreinen Bonhagen en Dennekamp af van het traject van een bestemmingswijziging van de bestemming 'recreatie' naar (regulier) 'wonen'. Het College opteert voor beide terreinen voor het bestemmingsplanregime zoals dat nu reeds voor het terrein Bonhagen geldt: naast een gebiedsbestemming de aanduidingen 'recreatie' en 'permanent wonen toegestaan'. Die optie houdt in dat de recreatieobjecten gebruikt mogen worden zowel voor permanente bewoning als voor recreatie. Aan de bewoners hoeven geen (persoonsgebonden) beschikkingen te worden verstrekt, omdat het recht van bewoning op grond van het bestemmingsplan niet persoonsgebonden zal zijn. De objecten zullen wel moeten worden getoetst aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan een woning stelt. Die eisen stelt de minister immers aan alle objecten die voor bewoning worden gebruikt. De bebouwingsmogelijkheden zullen beperkt blijven, evenals nu in Bonhagen het geval is. Voorstel: De raad spreekt het voornemen uit om in de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' aan de terreinen Dennekamp te Alteveer en Bonhagen te Norg naast een gebiedsbestemming de aanduidingen 'recreatie' en 'permanent wonen toegestaan' te geven. Vaststelling College 4 januari 2005: vaststelling Raad d.d. 27 januari 2005, versie

22 6.4 Overgangsrecht in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied zal het in gebruik geven of nemen van een recreatiebungalow als hoofdwoonverblijf expliciet worden verboden. In de overgangsbepaling zal de peildatum van 1 oktober 2003 worden opgenomen. Het overgangsrecht wordt naast object- óók persoonsgebonden. De Raad van State heeft reeds in andere gevallen, onder meer bij het beroep tegen het bestemmingsplan Partiële herziening gebruik recreatiebungalows van de voormalige gemeente Norg, laten weten daarmee in te kunnen stemmen. Het bestemmingsplan is het meest effectieve instrument, op grond waarvan het permanent bewonen van recreatiebungalows kan worden teruggedrongen. Van het bestemmingsplan gaat een preventieve werking uit. Door in het bestemmingsplan een expliciete verbod tot het permanent bewonen van recreatiebungalows op te nemen ontstaat daaromtrent duidelijkheid voor alle betrokkenen Indien onverhoopt toch nieuwe situaties van permanente bewoning ontstaan, biedt het bestemmingsplan voldoende juridische basis om hier doelgericht en effectief op te reageren. Ook bij de regeling in het bestemmingsplan is het uitgangspunt dat de recreatiebungalows (weer) worden gebruikt in overeenstemming met de verblijfsrecreatieve bestemming. Dat komt de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve accommodatie in de gemeente ten goede. Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-23-

23 GEDOOGBESCHIKKINGEN Zoals reeds is aangegeven is het doel van deze beleidsnotitie het tegengaan van nieuwe situaties van permanente bewoning van recreatieverblijven en daar waar mogelijk voor bestaande situaties een oplossing bieden door middel van legalisatie of het verstrekken van gedoogbeschikkingen. Dat betekent dat de bestaande situaties, waarin sprake is van permanente bewoning van recreatiebungalows, moeten worden beëindigd. Er zijn echter situaties waartegen relatief lange tijd niet is opgetreden, en waarvoor het in maatschappelijk opzicht niet redelijk zou zijn om daadwerkelijk tot ontruiming over te gaan. De minister van VROM pleit in dergelijke situaties dan ook voor het verstrekken van een gedoogbeschikking. Deze gedoogbeschikking is persoonsgebonden, aan het object gerelateerd, niet overdraagbaar en vervalt in ieder geval op het moment dat de betreffende bewoner verhuist of overlijdt. 7.1 Bouwbesluit De minister stelt daarbij echter de voorwaarde dat de objecten die mogelijk in aanmerking komen voor een persoons- en objectgebonden gedoogbeschikking voor onbepaalde tijd moeten voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan een woning stelt. Daarnaast geeft de minister expliciet aan dat bewoners van stacaravans niet in aanmerking komen voor een gedoogbeschikking. Het Bouwbesluit 2003 is de algemene maatregel van bestuur waarmee de Kroon invulling heeft gegeven aan artikel 2 van de Woningwet. Het Bouwbesluit 2003 bevat de technische voorschriften, onder meer uit oogpunt van veiligheid en gezondheid, voor bestaande en nieuw te bouwen bouwwerken. In het Bouwbesluit 2003 zijn de landelijk uniforme voorschriften geformuleerd op het niveau van een gebruiksfunctie. Het Bouwbesluit 2003 onderscheidt een twaalftal hoofdgebruiksfuncties, zoals onder meer een woonfunctie, een logiesfunctie en een bijeenkomstfunctie. De feitelijke gebruikssituatie is bepalend voor de vraag welke voorschriften van het Bouwbesluit 2003 van toepassing zijn. Voor recreatieverblijven gelden daarom de eisen die worden gesteld aan een logiesfunctie. Indien echter in een bestaand recreatieverblijf op een bepaald moment permanent wordt gewoond, is geen sprake meer van een logiesfunctie maar van een woonfunctie. Op dat moment zijn de voorschriften van toepassing die het Bouwbesluit 2003 stelt aan een bestaande woonfunctie. Zodra een recreatieverblijf permanent wordt bewoond en er wordt niet voldaan aan de voorschriften die het Bouwbesluit 2003 stelt aan een bestaande woonfunctie, dient het college op grond van artikel 14 van de Woningwet aan te schrijven tot het treffen van voorzieningen die nodig zijn om het bouwwerk aan die voorschriften te laten voldoen. Het is echter denkbaar dat op onderdelen ook ten aanzien van de eisen uit het Bouwbesluit 2003 persoonsgebonden kan worden gedoogd. Voorstelbaar is dat op grond van een zorgvuldige afweging, de gedoogbeschikking mede ziet op sommige specifieke eisen van het Bouwbesluit 2003, mits daarmee echter geen onaanvaardbare inbreuk wordt gemaakt op een adequaat veiligheids- en gezondheidsniveau van de bewoners en gebruikers. Voorop blijft staan dat gedogen in een concrete situatie altijd een verantwoordelijkheid van de gemeente is en blijft en dat daartoe alleen kan worden besloten na een zorgvuldige afweging op Vaststelling College 4 januari 2005; vaststelling Raad d.d. 27 januari versie 2-24-