(13 november 2001) GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Verslag van de vergadering gehouden op dinsdag 13 november 2001 Aanvang 20.

Transcriptie

1 GEMEENTERAAD VAN LEIDEN (13 november 2001) Verslag van de vergadering gehouden op dinsdag 13 november 2001 Aanvang uur VOORZITTER: J.K.T. POSTMA, burgemeester SECRETARIS: P.I.M. van den Wijngaart, gemeentesecretaris Aanwezig zijn 38 leden, te weten de heren Van As (ChristenUnie), Barendse (GL), mevrouw Van den Berg (PvdA), de heren Van den Bosch (GL), Bleijie (CDA), Van den Brink (VVD), Buijing (PvdA) (wethouder), Buijsse (PvdA), Cengiz (GL), Van Dam (SP), Day (SP), Van Dijk (CDA), Geertsema (VVD), mevrouw Van Gruting (VVD), de heren Van Hees (GL), Hermans (VVD), mevrouw Hesselink (PvdA), de heer Hillebrand (PvdA) (wethouder), mevrouw Hogervorst (GL), de heer El Houari (PvdA), mevrouw De Jonge-Doelman (CDA), de heren De Lange (VVD), Laurier (GL) (wethouder), mevrouw Muchiels van Kessenich (CDA), de heren Pechtold (D66) (wethouder), Peper (Leefbaar Leiden), De Rooij (VVD), Van der Sande (VVD) (wethouder), mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (VVD) (wethouder), de heren Sloos (Leefbaar Leiden), Snelders (D66), mevrouw Sorgdrager (D66), de heren Van der Veen (PvdA), Vergeer (SP), mevrouw Vlasveld (LWG/De Groenen), de heren Welling (D66), Wijfje (PvdA) en mevrouw Zschüschen (PvdA). Afwezig is de heer Vos (VVD). De VOORZITTER opent de vergadering. Hij feliciteert de heer Geertsema met zijn drievoudige gezinsuitbreiding en wenst de familie veel geluk. Spreker feliciteert de heer De Lange met zijn verjaardag. 01. Actualiteit * Gekraakte voormalige vuurwerkfabriek Mevrouw VLASVELD heeft uit de krant vernomen dat de voormalige vuurwerkfabriek is gekraakt. Spreekster is van opvatting dat dit rechtmatig is. Deelt het college deze opvatting? Genieten de krakers bescherming? Wethouder SCHULTZ VAN HAEGEN beaamt dat de voormalige vuurwerkfabriek, die in eigendom is van de heer Barthen, een aantal dagen geleden is gekraakt. De gemeente heeft het pand sinds 1 november jl. gehuurd met het doel om er een wijkonderkomen te vestigen. Op dit moment voert de eigenaar met de krakers de discussie over de vraag of ze er al dan niet rechtmatig verblijven. De gemeente levert informatie aan over de plannen omtrent het gebruik van het pand. Er was reeds gestart met het opknappen van het pand. Op basis van de kraaknotitie, waarin spelregels zijn opgenomen, wordt momenteel uitgezocht of de krakers al dan niet rechtmatig in het pand verblijven. * Brandveiligheid St. Josephschool De heer WELLING refereert aan de ingekomen brief van de Medezeggenschapsraad van de St. Josephschool inzake de brandveiligheid van het gemeentelijke pand in de Oppenheimstraat. Naast de Rooms-Katholieke St. Josephschool is ook de openbare Lorentzschool gebruiker van dit pand. Daar de gemeente het bestuur van de Lorentzschool vormt, heeft de gemeente in meerdere opzichten een betrokkenheid bij het onderhavige gebouw. In de brief wordt door de Medezeggenschapsraad gesteld dat er geen gebruiksvergunning is verstrekt voor het gebouw en dat het op een aantal punten schort aan

2 de brandveiligheid. De brief d.d. medio oktober geeft de fractie aanleiding tot een drietal vragen: - Welke stappen heeft het college ondernomen sinds de ontvangst van de brief? - Zijn er meer gemeentelijke gebouwen die niet beschikken over een gebruiksvergunning terwijl dat volgens de gemeentelijke bouwverordening wel zou moeten? - Zijn er meer scholen zonder gebruiksvergunning? Wethouder VAN DER SANDE antwoordt dat hij na binnenkomst van de brief heeft gecheckt hoe binnen de gemeente de verhoudingen liggen ten aanzien van het schoolgebouw aan de Oppenheimstraat, waarin zowel een Rooms-Katholieke als een openbare school is gevestigd. De openbare school is de hoofdgebruiker en in die zin eerstverantwoordelijke voor het realiseren van een brandveilige situatie. Er is inderdaad nog geen gebruiksvergunning. Half september is door de St. Josephschool een concept-ontruimingsplan aan de voorzitter van de Medezeggenschapsraad ter hand gesteld. Hierbij is de directeur van het bureau Openbaar Onderwijs betrokken geweest. Met de school is de afspraak gemaakt dat er uiterlijk 1 december a.s. een ontruimingsoefening zal plaatsvinden. Voor het eind van het jaar zal er in onderling overleg tussen de twee gebruikers een definitief ontruimingsplan worden vastgesteld. Overigens zullen alle openbare scholen in hun jaarverslag moeten aangeven in hoeverre zij erin zijn geslaagd om een ontruimingsplan vast te stellen en een ontruimingsoefening te houden. Ook in het jaarverslag bureau Openbaar Onderwijs wordt over deze elementen gerapporteerd. Hoewel de meeste scholen formeel nog geen gebruiksvergunning hebben, wordt er wel hard aan gewerkt. Het gebrek aan een gebruiksvergunning heeft in een aantal gevallen te maken met kleine noodzakelijke bouwkundige aanpassingen. Deze worden verricht in samenwerking met de afdeling accommodaties. De heer WELLING merkt op dat hij vanochtend de stand van zaken heeft opgenomen in het gebouw aan de Oppenheimstraat. In het gebouw zijn met name de groepen 3 en 4 (kinderen van 7 en 8 jaar) gehuisvest. Spreker heeft geconstateerd dat er weinig is veranderd ten opzichte van de situatie van twee maanden geleden. De wethouder richt zich in zijn beantwoording met name op de ontruimingsplannen. Sprekers indruk is echter dat er in het gebouw meer maatregelen genomen moeten worden om de brandveiligheid te verbeteren. Wethouder VAN DER SANDE stelt dat de te nemen maatregelen met name betrekking hebben op het vrijmaken van vluchtwegen e.d. Morgenochtend zal spreker bij de directeur Openbaar Onderwijs aandacht vragen voor het feit dat ervoor gezorgd moet worden dat vluchtwegen niet gebarricadeerd worden. De heer WELLING wijst erop dat de Medezeggenschapsraad van de St. Josephschool in zijn brief aangeeft dat hij al twee jaar op dit soort maatregelen aandringt. Wethouder VAN DER SANDE herhaalt welke acties er zijn ondernomen. De openbare scholen zijn als gebruiker van de gebouwen verantwoordelijk voor de veiligheid van de kinderen en de docenten. Wethouder BUIJING merkt op dat ook veel niet-openbare scholen geen gebruiksvergunning hebben. Wat het veiligheidsvraagstuk betreft, zal spreker laten inventariseren in hoeverre daarover in de jaarverslagen melding wordt gemaakt. Voor veel aanpassingen (onder andere het aanleggen van extra branddeuren) is overigens het jaarprogramma in het kader van de onderwijshuisvesting bepalend. Binnenkort wordt dit jaarprogramma weer aan de raad voorgelegd. De heer WELLING gaat niet akkoord met het antwoord dat de aanpassingen afhankelijk zijn van het jaarprogramma in het kader van de onderwijshuisvesting. Noodzakelijke maatregelen dienen direct te worden genomen.

3 Wethouder BUIJING licht toe dat de aanpassingen voor een deel zijn opgenomen in het jaarprogramma. Aanpassingen met een spoedeisend karakter kunnen uiteraard direct worden uitgevoerd. Wethouder HILLEBRAND antwoordt op de derde vraag van de heer Welling, dat er inderdaad meer scholen zijn zonder gebruiksvergunning. In de eerste helft van het jaar is hierover een inventarisatie gemaakt die ter hand is gesteld van de commissie ROWV. Op dat moment is de keuze gemaakt om de controlecapaciteit in eerste instantie in te zetten voor de café's. Vervolgens zouden de overige categorieën ter hand worden genomen. Hieronder vallen ook de schoolgebouwen, voor zover zij nog niet over een gebruiksvergunning beschikken. * Aanbestedingsprocedures Mevrouw HOGERVORST vraagt naar aanleiding van de recente publiciteit over mogelijke grote bouwfraudes en naar aanleiding van de onlangs door de Tweede Kamer aangenomen Wet BIBOP of het college eens wil kijken naar de interne procedures bij aanbesteding. Het college zou hiervoor tevens zijn licht moeten opsteken bij de gemeente Amsterdam die hiermee sinds enige tijd bezig is. Het doel is om te bekijken hoe de risico's zo goed mogelijk kunnen worden ondervangen. Zou het college de commissie hierover willen rapporteren? Wethouder HILLEBRAND merkt op dat de aandacht voor het verloop van aanbestedingsprocedures en het toezicht daarop groot is. Spreker zegt toe dat hij de regels, procedures en protocollen aan de raadsleden zal doen toekomen. Op het moment dat het ingenieursbureau een aanbesteding verzorgt en er signalen zijn dat er wellicht iets aan de hand zou kunnen zijn, wordt er rechtstreeks naar de wethouder teruggekoppeld. In een dergelijk geval wordt er grondig naar het dossier gekeken en wordt nagegaan of er eventueel maatregelen genomen moeten worden. In de periode dat spreker wethouder is, is dit één keer gebeurd. Er is toen ook contact opgenomen met de NMa om te kijken hoe de zaak afgehandeld moest worden. Spreker heeft in het algemeen het idee dat de procedures eerlijk verlopen, zij het dat het moeilijk is om te bewijzen dat er in een bepaald geval iets aan de hand is. De signalen die er nu op landelijk niveau zijn dat er sprake zou zijn van onderhandse afspraken, leiden ertoe dat de gemeente nogmaals naar de procedures zal moeten kijken, teneinde maximaal te waarborgen dat er geen sprake is van onderhandse afspraken bij aanbestedingen hetgeen ten koste gaat van gemeenschapsgeld. * Verkeerssituatie kruispunt St. Jorissteeg, Hooigracht en Hogewoerd De heer DAY vraagt aandacht voor het kruispunt bij de St. Jorissteeg, de Hooigracht en de Hogewoerd. In een krantenbericht van vier weken geleden werd erop gewezen dat de haaientanden voor het autoverkeer op het fietspad van de St. Jorissteeg richting Hooigracht aan de kant van de Hogewoerd staan, hetgeen tot een onmogelijke situatie leidt. Volgens het krantenbericht had de gemeente toegezegd dat er naar de situatie gekeken zou worden. Afgelopen weekend heeft spreker echter geconstateerd dat de situatie nog onveranderd is. Spreker was getuige van een bijna-ongeluk. Wanneer wordt de situatie aldaar verbeterd? Wethouder HILLEBRAND merkt op dat hij al voor de publicatie van het onderhavige krantenbericht het euvel zelf heeft geconstateerd. Er is toen toegezegd dat de haaientanden voor de zebra geplaatst zouden worden. Spreker zal nagaan of deze toezegging reeds is uitgevoerd. Indien dit niet het geval is, zal hij er zorg voor dragen dat dit alsnog gebeurt. * Woningbouw op Valkenburg De heer DE LANGE verwijst naar een artikel in het Leidsch Dagblad van afgelopen zaterdag waarin door wethouder Nagel van Valkenburg namens de Leidse Regio en de Duin- en Bollenstreek wordt gesteld, dat er tot 2010 geen behoefte is aan woningbouw op Valkenburg. Deze uitspraak heeft de fractie verbaasd. Deelt de Leidse wethouder van ruimtelijke ordening,

4 die voorzitter is van de werkgroep Wonen, deze mening? Indien dit niet het geval is, is het de vraag hoe een dergelijk contrair standpunt naar buiten kon worden gebracht. Wethouder HILLEBRAND merkt op dat in de discussie in de werkgroep Wonen en in de bijdrage die spreker hierover in de bijeenkomst voor alle raads- en statenleden heeft geleverd, is gesteld dat het gezien alle nog te doorlopen procedures moeilijk zal zijn om voor 2010 op Valkenburg te bouwen. Dit betekent dat het probleem tot 2010 op een andere manier opgelost zal moeten worden. De mededelingen die op de vorige week gehouden bijeenkomst zijn gedaan, hadden betrekking op de tussenstand van de werkgroep Wonen. Morgen zal de werkgroep collectief naar buiten treden met het eindresultaat. Spreker zal ervoor zorg dragen dat het definitieve document rond het middaguur in de postbakjes van de raadsleden zal worden gelegd. Aan de hand van dit eindresultaat kan de discussie worden gevoerd. Spreker vindt het niet verstandig om de discussie nu te voeren aan de hand van een krantenbericht. 02. Besluitenlijst van de vergadering van 16 oktober De besluitenlijst wordt vastgesteld. 03. Mededelingen - Er zijn geen mededelingen. 04. Ingekomen stukken De heer SLOOS vraagt extra aandacht voor de brief van Schuitje Vaart inzake het parkeren bij de Waag (punt 6). Indien er niet op korte termijn een oplossing kan worden gevonden voor dit probleem, zou hij graag een antwoord zien in de commissie. De VOORZITTER zegt dit toe. De heer VAN DEN BOSCH merkt op dat het college voorstelt de brief van De Boer c.s. inzake werving raadsleden (punt 9) voor kennisgeving aan te nemen. Hij verzoekt de voorzitter om te samen met de werkgroep Raad een reactie op deze brief te geven. De VOORZITTER zegt dit toe. De heer VAN DAM verzoekt het antwoord van BenW op de brief van Overleg Gehandicaptenbeleid inzake Raamwerk voor een Leids Chronisch Zieken en Gehandicaptenbeleid (punt 16) ter kennisgeving aan de commissie OWZE te doen toekomen. De VOORZITTER zegt toe dit te zullen doen. - Overeenkomstig de voorstellen van BenW wordt besloten (nrs. 1 t/m 18) met inachtneming van de gedane toezeggingen. 05. Benoeming leden Monumentencommissie ( ) - De in het voorstel van BenW voorgedragenen kandidaten worden bij acclamatie benoemd. 06. Behandeling van de begroting a Beschouwingen naar aanleiding van de begroting Ingediend zijn 5 moties en 4 amendementen. De volledige teksten zijn als afzonderlijke bundel gedistribueerd. Hieronder is in de kolom B&W het voorlopige oordeel van het college weergegeven. Nr. Fractie(s) B&W Onderwerp

5 MOTIES M1 PvdA w/+ Accommodatiebeleid M2 D66/CDA + Cliëntadviseurs M3 CU - Zorgbestemming v.m. Instrumentenmakersschool M4 SP - Gehandicaptenbeleid begrprod en M5 SP _ Vrijwillige ouderbijdrage AMENDEMENTEN A1 CU - Vermindering stelpost onderuitputting vacatures A2 CU - Diverse knelpunten + financiering SDtemwijzer A3 Werkgr. Raad t Stemwijzer A4 CDA - Openbaar vervoer + = overnemen - = ontraden w/+ = met wijziging posigief t = toelichten Eerste termijn raad De VOORZITTER meldt dat in het fractievoorzittersoverleg is afgesproken bij de behandeling van dit agendapunt een spreektijdregeling te hanteren. Hierbij is het de leden van de raad toegestaan de volledige spreektijd in de eerste termijn te gebruiken. Mevrouw DE JONGE merkt op dat de begroting die vanavond aan de orde is, gezien kan worden als de financiële vertaling van de besluiten die genomen zijn bij de behandeling van de Perspectiefnota (PN) in juli. Toen zijn een aantal moties en amendementen aan de orde geweest. De definitieve invulling van de begroting geeft haar aanleiding om drie punten te bespreken. In de begroting is een positieve ontwikkeling te constateren ten aanzien van de budgetdiscipline. Verbetering van budgetbeheer is voor het CDA de afgelopen jaren een belangrijk aandachtspunt geweest. Het principe om overschrijdingen in hetzelfde budget op te lossen, ook als dat bijstelling van ambities betekent, spreekt de CDA-fractie zeer aan. Weliswaar is het principe nu nog bescheiden toegepast, maar het begin is er. Bij de PN zegt het college over de inschatting van de groei van de algemene uitkering: "De groei voor de komende jaren is gebaseerd op de eigen aannames van Leiden over de ontwikkeling van de algemene uitkering in de komende jaren en niet op harde toezeggingen van het rijk". Die keuze wordt in de begroting doorgetrokken. De CDA-fractie vindt dit niet realistisch. Daar waar het rijk voor 2002 in de circulaires van 0.46% groei uitgaat voor de algemene uitkering, kiest het college voor een optimistische stijging van 2.8%, gebaseerd op de gemiddelde stijging van de afgelopen drie jaar, die alleen maar zo hoog uitvalt vanwege het topjaar Met betrekking tot de economische groei heeft het Centraal Planbureau onlangs het groeicijfer 1.5% naar beneden bijgesteld. Het is te verwachten dat dit gevolgen heeft voor de algemene uitkering na Als er maar de helft minder groei is dan nu door het college aangenomen wordt, zal dat miljoenen aan taakstellingen tot gevolg hebben. En het is vrij reëel, gezien de toestand in de wereld, dat de destijds verwachte groei zal tegenvallen. Spreekster vindt dat men zich dan ook niet moet beroepen op de afgelopen tijd. De economische ontwikkeling nú is een andere dan die in het topjaar Bij deze begroting wordt door het college structureel nieuw beleid ingevoerd gebaseerd op aannames die te rooskleurig zijn. Dat is wellicht zo vlak voor de verkiezingen wel aantrekkelijk, maar niet verantwoord. Ook al zouden de economische ontwikkelingen voor 2002 niet direct gevolgen

6 hebben voor het beleid, een te geflatteerd beeld nú betekent wel dat de gemeente later het gelag moet betalen en dat de nieuwe raad en het nieuwe college vanaf 2003 met grote problemen in het meerjarenperspectief geconfronteerd zullen worden. Overigens ziet dat meerjarenperspectief er vanaf 2003 nu al niet best uit. Bij de behandeling van PN heeft spreeksters fractie bezwaar gemaakt tegen de inzet van 2,5 miljoen vacaturegeld voor nieuw beleid. Zij wilde eerst een plan van aanpak zien, waarin duidelijk zou worden gemaakt dat met een efficiënter en effectiever personeelsbeleid 2,5 miljoen te bezuinigen viel. Die motie werd niet aangenomen. De fracties van PvdA en VVD dienden bij de PN motie M27 in voor een plan van aanpak hoe aan de stelpost van 2,5 miljoen invulling zou worden gegeven. Daarbij werd gesteld dat vanuit de organisatie moest worden aangegeven welke werkzaamheden niet zouden kunnen worden gerealiseerd bij het niet vervullen van vacatures. Bij brief van 25 oktober 2001 is die vraag beantwoord. Tijdens de begrotingsbehandeling in de commissie OWZE is op deze beantwoording door de fracties summier of nog niet gereageerd, omdat het stuk veel te laat in handen is gekomen. Spreekster wacht de reactie van de indieners van motie M27 af. Zij wil in ieder geval hier gezegd hebben dat zij bijzonder teleurgesteld is over dit stuk van college en GMT van 25 oktober. Het stuk beantwoordt niet aan de kwalificatie van een plan van aanpak en is hoogstens een eerste proeve voor een plan van aanpak. Uit het stuk wordt duidelijk dat er geen garantie kan worden gegeven dat de taakstelling kan worden gehaald. Ook wordt niet aangegeven welke werkzaamheden niet kunnen worden gerealiseerd als er vacatures niet worden vervuld. Mede door de signalen van de OR maakt zij zich zorgen over de wijze waarop het personeelsbeleid wordt herijkt. De status van de conceptnota personeelsbeleid 'Met alle plezier', waarover raadsbreed met veel lof is gesproken, is niet duidelijk. Er wordt met OR en GO onderhandeld op grond van deze nota, maar doordat er bij de PN al bedragen zijn vastgelegd, is de ruimte gering. Ook het gegeven dat mobiliteit en loopbaanontwikkeling niet meer centraal worden gecoördineerd en aangestuurd, maar een verantwoordelijkheid worden van elke dienst afzonderlijk, vindt zij zorgelijk. Decentrale aansturing is de klok terugdraaien in een tijd, waarin steeds meer gestreefd wordt naar samenwerking en gezamenlijke aanpak. Samenvattend zegt spreekster, dat de CDA-fractie het personeelsbeleid op drie punten ver onder de maat vindt: - de wijze waarop de herijking van het personeelsbeleid wordt ingevuld met de onttrekking van 2,5 miljoen; - er ligt een taakstelling die bijna zeker niet gehaald kan worden; - er is een conflict met de OR. Zij wacht de reacties van andere fracties en het college af en zal in tweede termijn aangeven hoe de definitieve opstelling van haar fractie zal zijn, met name ten aanzien van het onderdeel personeelsbeleid. Mevrouw VAN DEN BERG zegt dat de spreektijdregeling haar verrast. Zij staat hier nu voor de derde keer. De eerste keer heeft zij ongeveer twintig minuten gesproken. Nu zou zij in zeven minuten haar verhaal moeten doen, terwijl zij voor het eerst in haar leven negen punten ter sprake wil brengen. De begroting is in feite 'slechts' de afronding van de PN. Dit gaf mevrouw De Jonge ook al aan. Het is als het ware de derde termijn van de beschouwingen die bij de Perspectiefnota zijn gehouden. De wereld is echter veranderd sinds juli Wat toen vanzelfsprekend leek is vandaag de dag absoluut niet meer vanzelfsprekend. De samenleving staat sinds 11 september onder druk. De gebeurtenissen van gisteren maken dat eens te meer duidelijk: de spanning en de druk die je onmiddellijk overal ervaart. Haar fractie is zich eens te meer bewust geworden van de noodzakelijkheid van een goede dialoog tussen alle bevolkingsgroepen, een dialoog op basis van respect voor elkaar en op basis van gedeelde waarden. Wat goed gaat tussen de groepen moet uiteraard goed blijven gaan, maar dat gaat

7 niet vanzelf. Dat vraagt inzet. In de commissie ABA zijn daarover al een paar opmerkingen gemaakt aan het adres van de burgemeester. Het vraagt inzet van de burgemeester, omdat deze voor de stad het boegbeeld is van de overheid. Hij is de samenbindende factor. Dat wordt straks met de nieuwe Gemeentewet alleen nog maar extra benadrukt. De heer VAN DEN BOSCH vraagt of hij het goed begrijpt dat mevrouw Van den Berg dit aspect van de nieuwe Gemeentewet, dat de burgemeester al die bevoegdheden moet krijgen, contacten met de bevolking, de regio-inspraak en dergelijke, steunt. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat het haar goed lijkt indien dat aspect van de rol van de burgemeester wordt versterkt. Zij is niet blind voor alle spanningen en mitsen en maren die daarmee gepaard gaan, maar zij is daar niet bang voor. Het behouden en het bevorderen van een goede dialoog tussen alle bevolkingsgroepen ter wille van een goede samenleving is ook een taak van het college en vraagt een inzet van alle collegeleden afzonderlijk. De wethouders vormen samen met de burgemeester het dagelijks gezicht van de stad. Haar fractie roept ook hen op daar waar mogelijk de goede dialoog te bevorderen. Maar dit geldt ook voor alle raadsleden. Allen zijn een soort van vooruitgeschoven volksvertegenwoordigers, en vanuit die positie moeten de raadsleden zich bewust zijn van hun bijzondere taak. Deze taak strekt zich ook uit tot de ambtenaren. Zij zijn niet zomaar werknemers, maar dienaren van de publieke zaak. Zij wil ook hen oproepen zich ervan bewust te zijn dat zij net als de raadsleden en het college die bijzondere positie hebben en hen vragen daarnaar te handelen in voorkomende gevallen. Daarmee komt zij op de mondiale bewustwording, want dat is voor haar toch een zaak die in het verlengde hiervan ligt. Zij vindt het een goede zaak banden aan te gaan en banden te houden met steden uit verre culturen. Dat doet niets af aan de banden die Leiden heeft met een aantal zustersteden, die verwant zijn en minder ver verwijderd. Daarbij denkt zij uiteraard met name aan Oxford. Dat is een prima band, maar dat is meer een culturele en economische band van universiteiten en uitwisseling dan dat dit voor haar onder het kopje 'mondiale bewustwording' valt. Bij mondiale bewustwording gaat het vooral om de relaties met steden in verre en andere culturen en dat betekent voor haar zowel ambtelijke ondersteuning als budget. Veel dichter bij huis komt zij bij Leiden Noord. Daar is de samenleving tussen groepen aan de orde. Leiden voert al jaren een beleid waarin wijkbewoners betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun wijk. Spreekster is dan ook blij dat de wethouder heeft toegezegd dat hij het wijkplatvorm, waarin die verschillende organisaties samen kunnen komen, wil ondersteunen. Zij vraagt wel aandacht voor de positie van ambtenaren die als voorzitter van de verschillende wijkgroepen optreden. Zij merkt toch vaak in de dagelijkse praktijk dat daar een spanning zit tussen hun rol als voorzitter van de wijkgroep en hun positie als ambtenaar. Vervolgens gaat spreekster in op de regionale samenwerking. Nog niet zo lang geleden bracht de visitatiecommissie grote-stedenbeleid Leiden een bezoek. Deze commissie merkte op dat Leiden zijn eigen beknelde positie regelmatig onderschat. Die opmerking heeft haar eens te meer bewust gemaakt van de noodzaak om in regionaal verband samen te werken. Zij hoopt dan ook dat er binnenkort meer duidelijkheid komt over de intensivering van de samenwerking tussen de Leidse regio en de regio Duin- en Bollenstreek. Ook de provincie speelt daarbij een belangrijke rol. Zij vindt dat alle raadsfracties zich moeten inspannen om bij hun respectievelijke statenfracties meer begrip te kweken voor de benarde positie van Leiden. In deze eerste termijn kan en wil zij niet voorbijgaan aan de positie van het personeel binnen de gemeente. De ondernemingsraad heeft de raad, net als bij de behandeling van de PN, ruimschoots geïnformeerd over zijn mening. Zij heeft daarvan kennis genomen. Haar fractie komt tot dezelfde conclusie als bij de behandeling van de PN. Zij staat achter het collegestandpunt en vindt dat er voldoende geïnvesteerd wordt in arbeidsvoorwaarden en in

8 de kwaliteit van het beleid. Daarbij speelt de investering in de huisvesting van de ambtenaren een rol. Met betrekking tot de taakstelling op het gebied van vacatures blijft zij op het standpunt staan, dat het niet zozeer gaat om minder mensen als wel om minder dure mensen. Zij vindt op dit moment de beantwoording in de brief van 25 oktober 2001 over motie M27 afdoende. Tot slot wil zij nog een opmerking maken over het adviesrecht van de ondernemingsraad. De gemeenteraad neemt uiteindelijk een beslissing over de begroting en over de PN. Daarom is het advies van de ondernemingsraad van belang op het moment dat de raad zo'n beslissing neemt. Het kan best zijn dat zij dat verkeerd ziet. Daarom is het een goede zaak dat de ondernemingskamer daarover een uitspraak doet. De heer VAN AS merkt op dat hij bij lezing van het antwoord van 25 oktober 2001 tussen de regels door regelmatig twijfel hoort doorklinken met betrekking tot de haalbaarheid. Er wordt getracht om een bepaalde taakstelling te realiseren, en in een aantal situaties zal er dan naar een oplossing gezocht worden. Hij vraagt of de PvdAfractie er nog steeds van overtuigd is dat wat het college wil haalbaar is. Dat is dus wat stelliger geformuleerd dan wat hij leest in de bedoelde brief. Of moet hij de bijdrage van mevrouw Van den Berg anders uitleggen? Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat waar het college uitspreekt dat het een verwachting heeft en een bepaald inzet pleegt, het natuurlijk een beetje raar zou zijn dat haar fractie zou stellen er volledig van overtuigd te zijn dat het dan ook goed komt. Het is een onderwerp dat de komende tijd nauwkeurig zal moeten worden gevolgd, zowel door haar fractie als door raad. Mevrouw DE JONGE merkt op dat mevrouw Van den Berg bij motie M27 ook heeft gevraagd aan te geven welke werkzaamheden niet kunnen worden gerealiseerd als er vacatures niet kunnen worden vervuld. Het CDA is van mening dat er op die vraag absoluut geen antwoord is gegeven door het GMT in het stuk van 25 oktober. Zij vraagt naar de mening van mevrouw Van den Berg hierover. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat zij heeft gezien dat op dat specifieke punt geen antwoord is gegeven. Maar zij heeft ook gezien dat er een procedure wordt voorgesteld om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden die van belang zijn, in ieder geval doorgaan. Voor dit moment geeft die toezegging haar voldoende vertrouwen om op die manier te gaan beginnen. De heer VAN AS vraagt zich af welke werkzaamheden dan niet van belang zijn. Mevrouw VAN DEN BERG vindt het reëel om te constateren dat sommige dingen belangrijker zijn dan andere. De heer VAN AS constateert dat op dit moment niet wordt aangegeven op grond van welke weging prioriteiten zullen worden gesteld. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat dit juist de moeilijkheid is. Van tevoren is immers niet precies te voorspellen waar de vacatures zullen ontstaan en ook niet hoe intern capaciteit kan worden verschoven. Zij gaat ervan uit dat voldoende capaciteit beschikbaar zal zijn voor de dingen die de raad en het college van belang vinden. Mevrouw DE JONGE merkt op dat in het stuk wordt gesteld dat als na twee maanden blijkt dat dit absoluut geen haalbare zaak is, er wordt begonnen met een vacaturestop. Zij vraagt of mevrouw Van den Berg het hiermee eens is. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat op het moment dat geconstateerd wordt dat het geen haalbare zaak is, men mans genoeg moet zijn om op dat moment te bezien wat een

9 goede oplossing is. Een vacaturestop is het meest koude middel dat men kan gebruiken. Zij vindt dat men het zo ver niet moet laten komen. De heer VAN AS begrijpt niet helemaal waarom mevrouw Van den Berg zo gerust kan instemmen met het voorliggende besluit, dat overigens gewoon bij de PN genomen is. Hieruit blijkt toch heel duidelijk dat deze koude maatregel wel duidelijk in zicht is. Dat betekent dat er over de haalbaarheid van de bezuinigingsvoorstellen wel binnen enige maanden duidelijkheid zal zijn. Dus zal men wellicht al over een paar maanden een discussie moeten voeren over de vraag waar de eventueel noodzakelijke aanvullende middelen vandaan moeten worden gehaald. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat zij vindt dat de procedure zoals die nu in de brief is voorgesteld door het college voldoende aanleiding geeft om zo van start te gaan. Hopelijk en waarschijnlijk leidt dat tot de oplossing van de problemen zonder dat er hardere maatregelen nodig zijn. En als dat over twee maanden anders blijkt te zijn, dan zal de raad daarover geïnformeerd worden en kan hij dit heroverwegen. Spreekster wil nog graag drie korte opmerkingen maken. De eerste betreft motie M1 over het accommodatiebeleid. Zij heeft begrepen dat het college ermee kan instemmen als het dictum in die zin wordt gewijzigd, dat niet zonder meer wordt gevraagd om het beheer van bedoelde gemeentelijke panden in eigen hand te nemen, maar eerst na te gaan wat de mogelijkheden daarvoor zijn en dan daarover voorstellen te doen. Deze suggestie wordt overgenomen; de motie was ook feitelijk niet anders bedoeld. De essentie van de motie is dat er voortdurend discussie is over de vraag of het beheer van gemeentelijke panden met een publieksfunctie nu eigenlijk wel een kerntaak van de LWO is, met name met betrekking tot buurthuizen en clubhuizen. De motie is voortgekomen uit de vraag of het niet verstandiger is om de LWO de gelegenheid te geven zich vooral met de eigen kerntaken bezig te houden. Wanneer het beheer van die accommodaties in gemeentelijke hand zou zijn kunnen anderen hun kerntaken beter uitoefenen. De heer VAN AS vraagt of mevrouw Van den Berg nu bedoelt te zeggen: de LWO of een buurthuis treedt niet meer op als beheerder en dus kan de gemeente er bijvoorbeeld voor kiezen het pand voor andere doeleinden beschikbaar te stellen? Nu kunnen instellingen die een pand gebruiken, het zelf 'doorlenen' aan instellingen die aan hen gelieerd zijn. Dat vindt hij wel aardig. Hij vreest dat dit met de voorgestelde verandering niet meer mogelijk is. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat als dit instellingen zijn die in de lijn liggen van de instellingen die de panden gebruiken om gemeentelijk doelstellingen te realiseren, niet verwacht behoeft te worden dat de gemeente daar ineens moeilijk over gaat doen. Op het moment dat de gemeente het beheer van dit soort panden in eigen hand heeft, kan men meer instellingen van dienst zijn. Dat is de achterliggende gedachte. De heer WELLING zegt dat hij het met mevrouw Van den Berg eens is dat het voor de meeste instellingen niet tot hun kerntaak behoort om gebouwen te beheren. Maar is zij van mening dat het een kerntaak is van de gemeente om gebouwen te beheren? Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat het doel van dit soort activiteiten is om te zorgen dat er een aantal voorzieningen wordt aangeboden aan de burgers en dat er activiteiten plaatsvinden. Als de gemeente daarvoor als middel het beheer van die panden moet gebruiken, dan hoort dat op dat moment logischerwijs bij de kerntaak. Het kan ook op andere manieren. Het is dus geen kerntaak zoals het verstrekken van paspoorten dat is. De heer WELLING merkt op dat dit zou betekenen dat de gemeente ook het grootste gedeelte van de bedrijfspanden in deze stad in haar bezit zou nemen want dat levert werkgelegenheid op.

10 Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat daar waar het goed gaat, de gemeente zich er vooral niet mee moet willen bemoeien. De heer WELLING constateert dat mevrouw Van den Berg vindt dat het bij de door haar bedoelde panden niet goed gaat, en dat dit de reden is waarom zij vindt dat de gemeente het over moet nemen. Mevrouw VAN DEN BERG is van mening dat de LWO op dit moment niet zo goed functioneert dat men daar volledig tevreden over kan zijn. De gemeente kan beter proberen de LWO optimaal te laten functioneren door het mogelijk te maken dat ze zich concentreert op de dingen die voor haar taakuitoefening cruciaal zijn. Volgens spreekster is het beheer van met name buurthuizen en clubhuizen daarvan geen onderdeel. De heer WELLING concludeert dat de motie dan in feite over de LWO gaat en niet over alle andere panden die de gemeente verhuurt aan instellingen en waar het ook niet behoort tot hun kerntaak om een deel van het beheer zelf te doen. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat het in de uitwerking vooral gaat om de panden van LWO, omdat dat met name panden zijn met een publieksfunctie, waar verschillende groepen gebruik van maken. Er zijn natuurlijk heel veel andere gemeentelijke panden die in gebruik zijn van anderen, zoals de panden van de openbare bibliotheek. De heer WELLING vraagt wat zij denkt van scholen in dit verband. Die hebben ook een groot gedeelte van de beheertaak, vergelijkbaar met de LWO. Mevrouw VAN DEN BERG zegt dat scholen een uitsluitende gebruiksbestemming hebben. Die zijn honderd procent beschikbaar voor die ene taak. Buurthuizen hebben veel meer ten doel allerlei andere groepen ook de gelegenheid te geven gebruik te maken van de ruimte. De heer WELLING merkt op dat men juist wil dat er meer gebruik wordt gemaakt van scholen dan alleen tussen negen en drie. Mevrouw VAN DEN BERG vindt dat men dit vooral niet uit de weg moet gaan. En als het daarvoor nodig is dat er een uitgekristallisseerd beleid komt waarin het beter is om die panden op een andere manier te gaan beheren, dan moet de gemeente dat vooral niet nalaten. De heer WELLING concludeert dat als de lokale bijzondere scholen in Leiden hun panden aanbieden aan de gemeente, de gemeente die dan moet overnemen. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat dit alleen zou moeten als de gemeente daar een goede reden voor zou hebben. Het moet passen in het beleid van de gemeente. Zij vindt het wel goed om daar eens over te gaan nadenken. Bij de discussie rond de brede school heeft men het ook voortdurend over het multifunctioneel gebruik van schoolgebouwen. Het is dus niet wezenlijk iets anders. De heer WELLING merkt op dat hij juist daarom de bijzondere scholen als voorbeeld noemde. Bij de openbare scholen is toch een behoorlijk pakket van de beheerwerkzaamheden bij de school neergelegd. Dit wijkt niet zo heel erg veel af van buurt- en clubhuiswerk qua taakverdeling. Hij kan heel veel scholen in Leiden aanwijzen die grote problemen hebben met beheer en onderhoud van hun gebouwen. Volgens het pleidooi van mevrouw Van den Berg zou ook dat soort dingen, inclusief de financiële tekorten, op het bordje van de gemeente gelegd moeten worden. Mevrouw VAN DEN BERG zegt dat dit niet het geval is. Voor scholen ligt dit anders, want daarvoor zijn er allerlei regelingen en vergoedingen.

11 De heer WELLING merkt op dat mevrouw Van den Berg net zo goed als hijzelf weet dat die regelingen niet werken omdat ze tot tekorten leiden. Daarom wordt een groot gedeelte van de scholen te weinig schoongemaakt en te weinig onderhouden. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat dit voor haar echt in een totaal andere categorie ligt. Mevrouw HOGERVORST sluit zich graag aan bij de vragen die de heer Welling stelt. Zij kan zich daarin vinden en vraagt of mevrouw Van den Berg dan ook een idee heeft over de financiële en personele consequenties die dit met zich meebrengt. Mevrouw VAN DEN BERG zegt dat dit niet het geval is. Daarom is zij ook heel tevreden met het voorstel dat het college heeft gedaan om de motie te wijzigen. Namelijk eerst nagaan wat de mogelijkheden zijn en dan daarover voorstellen aan de raad voorleggen. Dan kan daar vervolgens een goede discussie over worden gevoerd. Vervolgens gaat zij in op amendement A3 over de stemwijzer. Een aantal leden van haar fractie is van mening dat het hier voorgestelde op lokaal niveau niet goed uitvoerbaar is. Zij vraagt het college om daar zijn mening over te geven. Zij is van harte voor de opkomstbevordering. Als de stemwijzer daar een rol in kan vervullen, moet de raad dat vooral niet nalaten. Als blijkt dat de stemwijzer op lokaal niveau niet goed die rol kan vervullen, dan zou zij liever het amendement zodanig wijzigen dat in ieder geval de opkomstbevordering goed uit te verf komt. Tot slot zegt zij, dat haar fractie het oordeel ook in deze termijn van de algemene beschouwingen al gereed heeft. Zij kan van harte instemmen met deze begroting. De heer VAN ROOIJ merkt op dat als met de stedenband met Oxford meer subsidie vanuit de Europese unie kan worden ontvangen in vergelijking met stedenbanden met steden elders op de wereld, het misschien toch niet zo handig is om op zoek te gaan naar een alternatief voor Oxford. Hij vraagt of mevrouw Van den Berg dit met hem eens kan zijn. Mevrouw VAN DEN BERG antwoordt dat zij niet heeft betoogd dat Leiden op zoek zou moeten gaan naar een alternatief. Zij heeft geprobeerd uit te leggen dat er voor haar een verschil is in de doelstellingen bij de verschillende stedenbanden. Oxford is voor haar een zusterstad, een stad waarmee Leiden op basis van culturele, universitaire en economische overwegingen banden wil onderhouden. Dat is voor haar iets anders dan mondiaal bewustzijn, waar die andere steden veel uitdrukkelijker bijhoren. Als er Europese subsidies zijn die aansluiten bij de doelstellingen van de stedenband met Oxford, moet Leiden die vooral niet ongebruikt laten. De heer DAY merkt op dat ook hij enigszins verrast is over de krappe spreektijd die in het fractievoorzittersoverleg is toebedeeld aan alle fracties. Hierdoor heeft hij het nodige moeten schrappen in zijn beschouwing. Desondanks hoopt hij een afgerond geheel te kunnen presenteren. De gebeurtenissen van 11 september jl. hebben iedereen diep geraakt. Spreker gaat daar uiteraard vanavond niet inhoudelijk op in, maar terecht heeft het college in de aanbiedingsbrief van de concernbegroting hier kort aandacht aan besteed. Naast wereldwijde bestrijding van terrorisme is vooral de internationale solidariteit nieuw leven ingeblazen, zij het in dit geval gericht tegen nieuwe bedreigingen van terrorisme. Wanneer in de commissie WSW de mondiale bewustwording op de agenda staat, zal de SPfractie een nota over de Tobin Tax presenteren. In deze nota zal worden ingegaan op de mogelijkheden van Leiden als Tobin Town. Dit houdt in dat Leiden een belasting zal moeten

12 heffen van 0,1% op zgn. flitskapitaal. Dat is het kapitaal dat omgaat in de internationale speculatieve valutahandel. Leiden heeft banden met een vijftal steden. Op het punt van mondiale bewustwording heeft Leiden een naam hoog te houden op het gebied van solidariteit. Met de Tobin Tax kan Leiden de economieën van derde-wereldlanden steunen. In onderwijsland is het bekend dat de minister scholen toestaat om van ouders een vrijwillige financiële bijdrage te vragen voor extra voorzieningen en activiteiten, zoals schoolkampen, aanvullend lesmateriaal en festiviteiten. De vrijwillige bijdrage is niet bedoeld voor de primaire kosten van het onderwijs. De school mag zelf de hoogte van de bijdrage bepalen en deze loopt dan ook uiteen van enkele tientjes tot soms meer dan duizend gulden. Omdat de school kan besluiten om een leerling niet toe te laten tot activiteiten waarvoor niet betaald is, ontstaat er vaak ongewild een tweedeling tussen leerlingen van ouders met een hoog inkomen en ouders met een laag inkomen. De kinderen zijn hier de dupe van. Ook in Leiden zijn er scholen en onderwijsinstellingen die deze vrijwillige bijdrage verplicht stellen en hiermee dus de regels overtreden. Het ROC en het Da Vinci College zijn daarvan voorbeelden. Inmiddels hebben deze twee onderwijsinstellingen op aandringen van de SP hun beleid veranderd. Spreker vraagt zich echter af of alle scholen in Leiden zich aan de regels houden. Op verzoek van de SP heeft de wethouder de raad al een overzicht doen toekomen van de openbare scholen. De SP-fractie wil graag een rapportage over de andere scholen in Leiden voor wat betreft de vrijwillige ouderbijdrage. Over dit onderwerp heeft de fractie motie M5 ingediend. De heer VAN DIJK wijst erop dat de gemeente niet het bevoegde gezag is van de nietopenbare scholen. Wil de SP-fractie desondanks een rapportage over de situatie op deze scholen? De heer DAY beaamt dat de gemeente niet het bevoegde gezag is van de bijzondere scholen in Leiden. Desondanks zou het toch goed zijn als er ook ten aanzien van deze scholen een inventarisatie zou worden gemaakt van de wijze waarop met de vrijwillige ouderbijdrage wordt omgegaan. Als men als rolstoelgebruiker of (visueel) gehandicapte Leidse burger gebruik wil maken van voorzieningen in de stad en van openbare gebouwen, komt men tal van fysieke obstakels tegen. Dat geldt ook voor ouderen en mensen die slecht ter been zijn. Het zijn niet alleen de bekende hoge stoepen of drempels bij ingangen (deze zijn bij veel gebouwen al aangepast), maar het zijn vooral de kleinere belemmeringen op straat, in de gebouwen, zware deuren die vaak ook nog een lastige kant open draaien, waar deze gebruikers veel last van hebben. Voor een rolstoelgebruiker is het welhaast ondoenlijk om de openbare vergadering van de Leidse gemeenteraad op de publieke tribune bij te wonen. Ook een bezoek aan het gemeentelijk archief is voor rolstoelgebruikers lastig. De heer BLEIJIE wijst erop dat het gemeentelijk archief al jarenlang goed toegankelijk is voor rolstoelgebruikers. De heer DAY merkt op dat ook de Ouderenadviescommissie ontevreden is en gefundeerde kritiek heeft geuit op het gemeentelijk beleid. De commissie heeft een aantal adviezen gegeven over mogelijke verbeteringen. Ook over dit onderwerp heeft de SP-fractie een motie ingediend (M4), waarin het college wordt verzocht de internationale standaarden over de positie van gehandicapten te erkennen en er nu en in 2002 hard aan te werken om de maatregelen ten uitvoer te brengen waardoor deze mensen op een volwaardige manier en zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren in de samenleving. Vervolgens gaat spreker in op het Volkshuisvestingsplan en het Sociaal Statuut. Een concept 'regionale beleidsvisie wonen' hoort z.i. besproken te worden in de verschillende betrokken gemeenten in de regio, waarna er gezamenlijk regionale conclusies getrokken kunnen worden, voornemens kunnen worden gemaakt en actiepunten kunnen worden uitgewerkt. Maar elke gemeente, dus ook Leiden, hoort een eigen stedelijk volkshuisvestingsplan of

13 -beleid (een stadsvisie op wonen) te ontwikkelen op basis waarvan de discussie over kernvoorraad, herstructurering etc. met alle betrokken partijen kan worden gevoerd. Ook visies op de herstructurering per wijk dienen hierin opgenomen te zijn, zodat wijkbewoners precies weten waar ze de komende jaren aan toe zijn. In de concernbegroting wordt aangegeven dat in 2002 het ontwikkelen van wijkvisies wordt gestart. Het is opvallend dat in het woningbouwprogramma 2002 voor het Vinex-bouwscenario in totaal slechts 9 woningen (Koppenhinksteeg) in de sociale sector zijn gepland tegenover 556 woningen in de marktsector. Daar dit natuurlijk veel te weinig is voor de sociale sector zal dit in de komende jaren flink moeten worden ingehaald. Kan de wethouder ROWV aangeven wanneer de stadsvisie wonen kan worden verwacht? Bij de behandeling van de perspectiefnota was er sprake van een conflict tussen het college en de OR over de bezuinigingen op het personeelsbeleid. De SP-fractie heeft toen tegen de perspectiefnota gestemd, omdat zij van mening was, en overigens nog steeds is, dat het vertrouwen tussen de ambtenaren en het college is geschaad. De OR is bij de perspectiefnota veel te laat geïnformeerd en heeft daardoor geen goed en weloverwogen advies kunnen geven over deze nota. Er is een uitgebreide briefwisseling geweest tussen het college en de OR, waarvan de raad in kennis is gesteld. De OR heeft op 30 oktober jl. een brief naar de leden van de commissie OWZE geschreven, waarin hij zijn bezorgdheid uit over de onmogelijkheid zijn wettelijke taak in dezen goed te vervullen. De SP-fractie vindt dat de argumenten die de OR aandraagt hout snijden. De fractie vindt de geconstateerde hoge werkdruk onder het personeel en het open blijven staan van een aanzienlijk aantal vacatures zorgelijk, mede gelet op het hoge ambitieniveau van dit college en de talrijke projecten die moeten worden voorbereid en uitgevoerd. De fractie heeft altijd aangegeven dat zij vertrouwen heeft in de expertise van de Leidse ambtenaren en dat wat haar betreft peperdure externen, bureaus, ad interim managers en adviseurs, niet nodig zijn. Het inzetten van deze duurbetaalde tijdelijke krachten en interims komt voort uit een gebrek aan snelle inzetbaarheid van het eigen personeel. Men dient te beschikken over een ambtenarencorps dat zich op volle sterkte voor de Leidse problematiek kan en wil inzetten. Met de huidige voornemens van het college ten aanzien van de ambtenaren lijkt dit uitgesloten. Spreker voorspelt dat dit grote problemen zal geven bij de uitvoering van de projecten en dat de werkdruk van de ambtenaren alleen maar zal toenemen. De politieke conclusie van zijn fractie is dat het arbeidsklimaat voor de ambtenaren door deze beslissing is verpest en dat de uitvoering van tal van projecten die op stapel staan, grote problemen zal ondervinden. De SP-fractie zal dan ook op grond hiervan tegen de begroting stemmen. De heer DE LANGE merkt op dat er een zeer interessant beeld naar voren komt in het de door de wethouder FAWV uitgebrachte resultaat van de stadsenquête. Leiden is aan het veranderen. Mag men Leiden nog wel typeren als de stad van de meelmuizen wanneer de gemiddelde Leidenaar netto ruim f 4.500,- per maand te besteden heeft? Was Leiden vroeger, ondanks de universiteit, een beetje een domme stad, nu steken de Leidenaren ferm uit boven het landelijke opleidingsgemiddelde. Dit soort veranderingen in de samenstelling van de stadsbevolking en de functies van de stad zullen dan ook vertaald moeten worden in het gemeentelijke beleid. Wanneer eenderde deel van de Leidse bevolking met de auto naar het werk gaat, betekent dit iets voor de mobiliteit en bereikbaarheid van de stad. Wanneer bijna de helft van de werkzame bevolking in de stad werkt, betekent dit iets voor de binnenstedelijke economie. Wanneer een belangrijk deel van de ondervraagden aangeeft dat men zich onveilig voelt, betekent dat iets voor het te voeren integrale veiligheidsbeleid. Spreker zal vanavond niet de hele stadsenquête doornemen. Wat de VVD hiermee wil aangeven is dat Leiden en zijn bevolking in verandering verkeert en dat beleidsmatige keuzes hieraan aangepast dienen te worden. De VVD ziet Leiden dan ook als een woon-/werkstad waar de bewoners plezierig moeten kunnen wonen en werken. In de begroting die vanavond ter besluitvorming voorligt en die eigenlijk een uitwerking is van de uitgebreid besproken perspectiefnota, ziet de VVD gelukkig terug dat de financiële keuzes

14 in steeds belangrijkere mate zijn gebaseerd op een solide financieel beheer - geen onnodige lasten voor de burgers - en gericht zijn op toekomstgerichte investeringen die inspelen op actuele behoeften. Spreker concludeert dat sinds een paar jaar het stadsbestuur ook in verandering is. Gelukkig is dit positief terug te zien in de eerder genoemde stadsenquête, waaruit blijkt dat in vergelijking met 1994 en 1997 het vertrouwen van de burgers in het gemeentebestuur is verbeterd. Tijdens de behandeling van de perspectiefnota deze zomer heeft de VVD zeven, breed gesteunde, moties ingediend. De effecten daarvan ziet men terug in de rest van de agenda, waar bijvoorbeeld gesproken wordt over de alternatieve trouwlocaties en de GSB-verordening en de daarbij passende commissie GSB. De bespreking van de begroting voor 2002 in de commissies heeft geen bijzondere punten opgeleverd die de VVD noodzaken om vanavond een motie of amendement in te dienen. Wel wil spreker nog iets zeggen over de moties M27 en M32 die zijn aangenomen bij de behandeling van de PN. In de afgelopen maanden heeft één van de bedragen uit de perspectiefnota een bijzondere klank gekregen. Spreker bedoelt de f 2,5 miljoen aan gelden van de stelpost 'onderuitputting vacatures'. De VVD heeft samen met de PvdA bij de behandeling van de PN motie M27 ingediend, waarin het college werd gevraagd om voor de vaststelling van de begroting 2002 te komen met een plan van aanpak hoe invulling te geven aan deze taakstelling en aan te geven hoe hierover naar de raad wordt gerapporteerd. Tijdens de afgelopen vergadering van de commissie OWZE heeft het college geantwoord hoe invullingzal worden gegeven aan het plan van aanpak. De vraag die gesteld kan worden, is of dit antwoord voldoet aan de vraag uit de motie. Sprekers antwoord hierop is: deels. Het college heeft het verstandige besluit genomen om de verantwoordelijkheid rondom het terugdringen van het aantal externen en ad-interims in handen te leggen van het GMT. Per slot van rekening gaat het over een concernbrede opdracht en het GMT gaat over de inzet van het personeel. Het is echter de vraag hoe dit in de praktijk gaat verlopen. Het gaat hier om functies vanaf of in schaal 10 (kan de wethouder aangeven hoe het precies zit?) op meestal belangrijke projecten. Wat moet er gebeuren als bijvoorbeeld de projectleider Aalmarkt onder de spreekwoordelijke Rijn-Gouwelijn loopt en een poosje uit de running is? Natuurlijk zal het project dan niet worden stilgelegd. Vanuit de organisatie zal men op zoek moeten gaan naar een vervanger. Dit heeft dan natuurlijk weer gevolgen voor andere projecten. Dit is niet erg zolang men op een gegeven moment maar de moed heeft om te zeggen: deze personele verschuiving betekent dat je ergens anders een bepaalde taak niet - of even niet - kunt uitvoeren. Het college, maar zeker ook de raad, zal het moeten aandurven om prioriteiten te stellen. Spreker zou dan ook graag van de wethouder OWZE vernemen of hij de mening van de VVD-fractie deelt dat het nodig zal zijn dat er prioriteiten worden gesteld. Spreker gaat vervolgens in op het tweede deel van motie M27. Dat gaat over de rapportage aan de raad. Uit de beantwoording van het college kan hij niet opmaken op welke wijze aan de raad wordt gerapporteerd over de stand van zaken met de voorgenomen taakstellingen. Het GMT rapporteert tweemaandelijks aan het college. De VVD zou dan ook graag willen zien dat de raad op grond van dezelfde tweemaandelijkse rapportages wordt geïnformeerd. Terecht wordt in het antwoord van het college gesteld dat na vier maanden (april volgend jaar) nagegaan zou moeten worden of het lukt om daadwerkelijk minder externen en ad-interims in te huren. Het is dan ook echt tijd om te beoordelen of de voorgenomen doelstellingen zijn gerealiseerd. De VVD zit dan niet te wachten op een antwoord in de trant van: de effecten van de taakstelling worden in het derde en vierde kwartaal verwacht. In april 2002 is de tijd aangebroken dat er keuzes gemaakt moeten worden (al dan niet bijsturen). Deelt de wethouder deze mening? Het is niet goed dat er op dit moment een beeld ontstaat dat het niet leuk is om voor de gemeente Leiden te werken en dat de gemeente eigenlijk maar een slechte werkgever is. Het zal dan ook voor college, GMT, OR, de ambtenaren maar zeker ook voor de raad van het grootste belang zijn om te blijven kijken naar mogelijkheden om het werkklimaat en de arbeidsvoorwaarden te verbeteren waar dat kan. Dit vraagt om het stellen van prioriteiten en