Verslag van de voortzetting van de vergadering van dinsdag 13 november 2001 op woensdag 14 november 2001 Aanvang uur

Transcriptie

1 GEMEENTERAAD VAN LEIDEN (14 november 2001) Verslag van de voortzetting van de vergadering van dinsdag 13 november 2001 op woensdag 14 november 2001 Aanvang uur VOORZITTER: J.K.T. POSTMA, burgemeester SECRETARIS: P.I.M. van den Wijngaart, gemeentesecretaris Aanwezig zijn 38 leden, te weten de heren Van As (ChristenUnie), Barendse (GL), mevrouw Van den Berg (PvdA), de heren Van den Bosch (GL), Bleijie (CDA), Van den Brink (VVD), Buijing (PvdA) (wethouder), Buijsse (PvdA), Cengiz (GL), Van Dam (SP), Day (SP), Van Dijk (CDA), Geertsema (VVD), mevrouw Van Gruting (VVD), de heren Van Hees (GL), Hermans (VVD), mevrouw Hesselink (PvdA), de heer Hillebrand (PvdA) (wethouder), mevrouw Hogervorst (GL), de heer El Houari (PvdA), mevrouw De Jonge-Doelman (CDA), de heren De Lange (VVD), Laurier (GL) (wethouder), mevrouw Michiels van Kessenich (CDA), de heren Pechtold (D66) (wethouder), Peper (Leefbaar Leiden), De Rooij (VVD), Van der Sande (VVD) (wethouder), mevrouw Schultz van Haegen- Maas Geesteranus (VVD) (wethouder), de heren Sloos (Leefbaar Leiden), Snelders (D66), mevrouw Sorgdrager (D66), de heren Van der Veen (PvdA), Vergeer (SP), mevrouw Vlasveld (LWG/De Groenen), de heren Welling (D66), Wijfje (PvdA) en mevrouw Zschüschen (PvdA). Afwezig is de heer Vos (VVD). De VOORZITTER heropent de vergadering. 06. Behandeling van de begroting 2002 a. Beschouwingen naar aanleiding van de begroting Alsnog zijn ingediend zijn 2 moties. De volledige teksten zijn in de afzonderlijk gedistribueerde bundel opgenomen. Hieronder is in de kolom B&W het voorlopige oordeel van het college weergegeven. Nr. Fractie(s) B&W Onderwerp MOTIES M6 CDA - Taakstelling 2,5 miljoen M7 Werkgr. Raad + Stemwijzer (was amendement A3) + = overnemen - = ontraden Motie M1 van de PvdA over het accommodatebeleid is inmiddels gewijzigd en kan in haar gewijzigde vorm door het college worden overgenomen. Eerste termijn college De VOORZITTER herinnert eraan, dat gisteravond is besloten het antwoord van het college uit te stellen tot vanavond. De eerste termijn van de raad heeft toen veel langer geduurd dan was voorzien doordat er zeer veel is geïnterrumpeerd. Aangezien er vanavond nog een aantal andere agendapunten moet worden behandeld en er ook nog een interpellatie is, dringt hij er bij de raadsleden op aan, zo weinig mogelijk te interrumperen.

2 (14 november 2001) Wethouder VAN DER SANDE spreekt zijn dank uit aan alle ambtenaren die zeker bij de totstandkoming van deze begroting en alle producten die daarmee samenhangen hard en loyaal hebben gewerkt, binnen de diensten, op centraal niveau en overal in de organisatie. Zonder hen had deze begroting er niet gelegen en had de raad er niet over kunnen spreken. Buiten hetgeen in de Perspectiefnota over een aantal zaken is gezegd, wil hij nog kort ingaan op de budgetcyclus, die nu eindelijk vorm begint te krijgen. Hij neemt de complimenten daarover graag in ontvangst, maar het werk is nog niet voltooid. Hetzelfde geldt voor de budgetdiscipline die nog in het beginstadium verkeert, zoals de CDA-fractie terecht opmerkte. De waarderende opmerkingen daarover betekenen in ieder geval een stimulans om ermee door te gaan. Zowel de CDA-fractie als die van de ChristenUnie hebben opmerkingen gemaakt over de groei van de algemene uitkering en de uitgangspunten daarbij. Bij de Perspectiefnota is daarover uitgebreid gesproken, evenals in de commissie FAWV. Raad en college hebben elkaar niet helemaal kunnen vinden in de waardering van de verschillende uitgangspunten, maar meer dan dat constateren, is op dit moment ook niet mogelijk en spreker heeft de indruk, dat de meerderheid van de raad de uitgangspunten wel degelijk realistisch en zeer aanvaardbaar vindt. Op verzoek van het college heeft de PvdA-fractie haar motie M1 gewijzigd, waardoor deze motie nu door het college kan worden overgenomen. Door die wijziging komt namelijk meer tot uitdrukking wat ook het college zou moeten bereiken met een beter en weer opgeschoond gebouwenbeheer in het algemeen, evenals een zakelijker relatie tussen huurder en verhuurder en een beter inzicht krijgen in en dus beter kunnen gebruiken van het gemeentelijk gebouwenbezit. De motie geeft het college nu de mogelijkheid om een en ander nader te onderzoeken, waardoor de nuances die gisteren in het interruptiedebat tussen mevrouw Van den Berg en de heer Welling naar voren kwamen, ook een plaats kunnen krijgen. Amendement A1 van de ChristenUnie is, zoals reeds bij de behandeling van de Perspectiefnota is aangegeven, in tegenspraak met het college-akkoord. Om die reden ontraadt het college aanvaarding van dit amendement. Ten aanzien van amendement A2 merkt spreker op, dat de constatering van de ChristenUnie dat er in 2002 een vrijval van kapitaallasten m.b.t. de Boommarktgarage zal plaatsvinden weliswaar correct is omdat de garage in 2001 nog niet gebouwd zal zijn, maar het college voornemens is, zoals is aangegeven bij de presentatie van de Aalmarktplannen, om deze vrijvallende kapitaallasten in te zetten voor de dekking en dus realisatie van de Aalmarktplannen, aangezien het prijspeil per 1 januari 2002 nog geen eindsituatie is. Het zou jammer zijn om dat geld elders in te zetten en aan het einde van de periode geld tekort te komen voor de Aalmarkt, waarvoor het oorspronkelijk was gereserveerd. In de tweede plaats is het college van mening, dat de in het amendement voorgestelde uitgaven structurele uitgaven zijn die met incidenteel geld worden gefinancierd. De heer VAN AS vraagt of het de bedoeling of een van de collega's van wethouder Van der Sande nog inhoudelijk op de in het amendement voorgestelde investeringen ingaat. Wethouder VAN DER SANDE zegt dat hij degene is die het standpunt van het college in dezen naar voren brengt. Uit het feit, dat de door de heer Van As aangegeven aanwendingen noch in de Perspectiefnota noch in de concernbegroting zijn opgenomen, kan deze afleiden dat het college inderdaad een andere keuze heeft gemaakt. De heer VAN AS zegt dat in zijn amendement vier aanwendingen zijn genoemd die inhoudelijk thuishoren bij de burgemeester of wethouder

3 (14 november 2001) Hillebrand. Twee daarvan hebben meer te maken met keuzes, namelijk de PA-functie en de stemwijzer. De andere twee betreffen knelpunten. Het eerste is, dat het naar de mening van zijn fractie van belang is dat voor de brandweer de gewone uitvoering van de dagelijkse gang van zaken zo goed mogelijk moet zijn en dat in de commissie ABA is geconstateerd, dat daar te weinig geld voor is. De vraag is hoe het college dat dan het komend jaar op een andere manier denkt rond te breien. Het tweede knelpunt doet zich voor bij afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, waar gezien het toenemend aantal taken wat betreft advisering en bezwaarschriften, te weinig personeel is. Die formatie moet worden uitgebreid. Het college vindt de dekking van het amendement hiervoor niet deugdelijk, maar spreker hoopt wel dat het deze knelpunten onderkent. Zo ja, hoe denkt het college die dan weg te nemen? Wethouder VAN DER SANDE herhaalt, dat het college deze analyse niet deelt en het vrijvallende bedrag daarom ook niet op deze wijze wenst aan te wenden. Een jaar geleden is de motie over autonome ontwikkelingen aangenomen. Als gevolg daarvan heeft het college wat sterker ingezet op het principe van budgetdiscipline. Dat geldt ook voor deze twee beleidsproducten en daarom zijn deze ook niet opgenomen in het lijstje extra geld om knelpunten op te lossen. De inhoudelijke discussie daarover heeft in de commissie ABA en de commissie ROWV plaatsgevonden. Spreker kan slechts constateren dat de heer Van As en hij verschillend oordelen over de ernst van de knelpunten de wijze waarop ze onder de regels van de budgetdiscipline moeten worden opgelost. Ook de heer VAN AS constateert, dat het college en zijn fractie het duidelijk niet met elkaar eens zijn. Wethouder VAN DER SANDE merkt aan het adres van de heer Welling nog op, dat het streven erop gericht is, het investeringsprogramma inderdaad bij de eerste begrotingswijziging aan te passen. Daarbij gaat spreker er wel van uit, dat een en ander in korte tijd gereed komt. Als dat niet lukt vraagt hij daar wel enig begrip voor, want in de opeenstapeling van budgetcyclusproducten is een nogal zware wissel getrokken op met name de financiële mensen in de organisatie. Wat betreft de opmerking van de heer Welling over de financiële positie van de gemeente Leiden op de lange termijn, gekoppeld aan de opmerking van de heer Hillebrand over het al dan niet kunnen bebouwen van Valkenburg en het al dan niet failliet gaan van de gemeente Leiden, c.q. een artikel-12- status, merkt spreker op dat in de binnenkort door de gemeente Leiden op verzoek van de provincie uit te voeren bestuurskrachtmonitor dit aspect zal worden betrokken, opdat ook in kwantitatieve zin een duidelijk antwoord kan worden gegeven. De heer WELLING begrijpt dat wethouder Van der Sande van mening is, dat Leiden failliet gaat op het moment dat Leiden niet zelf Valkenburg kan bebouwen. Hij is van mening, dat er enig risico bestaat dat Leiden Valkenburg niet kan bebouwen. Hoort dit dan niet thuis in de risicoparagraaf? Wethouder VAN DER SANDE heeft zojuist die wat overtrokken woorden gebruikt om de discussie van gisteren te kenschetsen. Een gemeente gaat namelijk niet zomaar failliet; er is immers nog altijd de artikel-12-status. Het gaat om de vraag of er een financieel risico is als Leiden niet de mogelijkheid krijgt om zelf uitleglocaties te ontwikkelen. Het antwoord daarop is ja. Als Leiden namelijk nog als enige mogelijkheid de herstructurering heeft, wat meer geld kost dan het oplevert en wat ook gevolgen heeft voor de opbouw van de bevolking van de gemeente Leiden, niet alleen in leeftijd maar ook in draagkracht, heeft dat ook gevolgen

4 (14 november 2001) voor de financiële slagkracht van de gemeente. De gemeente gaat dan niet meteen failliet, maar het zou wel betekenen dat haar financiële armslag duidelijk minder wordt en dat heel vervelende keuzes zouden moeten worden gemaakt. Spreker verwacht dit niet op de korte termijn, maar het is wel iets waar voor de lange termijn rekening mee moet worden gehouden. Wethouder Hillebrand wijst ook altijd op het belang van Leiden als beknelde centrumgemeente bij Valkenburg, en vraagt daar begrip voor bij de andere overheden, inclusief de omliggende gemeenten. Het wat verder reikende financiële perspectief zal worden meegenomen in de bestuurskrachtmonitor. Hij is het er echter niet mee eens, dat dit nu al in de risicoparagraaf moet worden opgenomen. Dat is namelijk niet te kwantificeren, evenmin als het risico dat het rijk na de verkiezingen van volgend jaar de uitkeringen uit het Gemeentefonds wijzigt of dat er een economische recessie komt. Wethouder HILLEBRAND beantwoordt allereerst de vraag van de heer Van den Bosch of hij bij gebrek aan een regionaal standpunt op z'n minst een Leids standpunt kan geven over de woningbehoefte in Valkenburg. Vanmiddag is er een regionaal standpunt uitgebracht. De werkgroep Wonen heeft van de Leidse Regio en de Duin- en Bollenstreek tot taak gekregen een aantal belangrijke vragen te beantwoorden. Aangezien spreker zich in deze antwoorden kan vinden, zal hij in deze vergadering een paar belangrijke cijfers en uitgangspunten geven. De werkgroep Wonen stelt voor om vóór 1 januari 2004 te komen tot één woonruimteverdelingssysteem en al vanaf 2002 te gaan werken met één bouwscenario. De werkgroep constateert, dat er tot 2010 nog een behoefte aan nieuwe woningen is en in de periode tussen 2010 en 2020 van , samen woningen voor de Leidse Regio en de Duin- en Bollenstreek. In de bouwscenario's zijn er thans opgenomen, waardoor er een tekort van woningen zal zijn. De werkgroep heeft uitgebreid in beide regio's gezocht naar aanvullende locaties, waardoor in een aantal gemeenten discussies werden gevoerd over de contouren. Dat heeft een capaciteit van opgeleverd, waarvan ruim in de Leidse regio. Het spreekt vanzelf dat vele locaties nog heel onzeker zijn en dat er ook vanuit verschillende werkgroepen claims op dezelfde locatie kunnen worden gelegd. Zelfs in het optimistische scenario blijft er een tekort van ruim woningen. Op basis daarvan heeft de werkgroep geconcludeerd, dat de bouwlocatie Valkenburg nodig is en dat uitgangspunt daarbij dient te zijn een aantal van à woningen. Ten aanzien van het laatste is een voorbehoud gemaakt door de gemeente Valkenburg, omdat men het daar geen automatisme vindt dat al die woningen op Valkenburg gebouwd moeten worden en dat er nog nader naar andere locaties gekeken moet worden. De werkgroep heeft gezegd, dat er sowieso een nader onderzoek naar aanvullende locaties moet komen, zowel de locaties die Leiden in zijn scenario heeft opgenomen als naar andere, omdat er nog veel onduidelijk is. Het tweede punt waarbij de gemeente Valkenburg een voorbehoud heeft gemaakt, is de vraag of de uitgangspunten van de werkgroep Natuur en Landschap al dan niet moeten worden meegenomen bij de ontwikkeling van de locatie. De werkgroep zegt, dat dit moet omdat de buffer tussen de Leidse en de Haagse regio zo groen mogelijk moet blijven. Valkenburg heeft die voorkeur niet, omdat het met name het glas in de zone langs de N206 wenst te sparen. Dit rapport zal de raad in de komende periode ter bespreking worden voorgelegd. Als het rapport geaccordeerd wordt, zetten de regio's hiermee een belangrijke stap, omdat daarmee discussies over vragen als hoeveel en waar bouwen kunnen worden afgerond en een en ander eendrachtig kan worden uitgevoerd. Daarmee is nog niets gezegd over de bestuurlijke toekomst, waarover mevrouw

5 (14 november 2001) Van den Berg sprak. Spreker deelt haar zorg over de wijze waarop op provinciaal niveau over de regionale problemen gesproken wordt. Het is op zichzelf zeer positief, dat de provincie met name de moeilijke positie van Leiden als centrumstad heeft erkend, maar bij de statenfracties is dit probleem nog volstrekt onvoldoende in discussie. De oproep van mevrouw Van den Berg aan de partijen en het college om zich tot de statenfracties te richten, lijkt spreker een heel goede. Tegelijkertijd deelt hij ook de mening van de heer Van der Sande, dat Leiden ook de hand in eigen boezem dient te steken en dat misschien wat meer tijd moet worden gestoken in het duidelijk maken van de problemen van Leiden en het vragen van hulp bij het oplossen van die problemen in plaats van direct te spreken over de benodigde instrumenten om die problemen op te lossen. Eerst moet het probleem onder de aandacht worden gebracht, ook in financiële zin en in de zin van de bevolkingsontwikkeling, om van daaruit in de komende jaren verder te redeneren. De heer Van den Bosch heeft ook gevraagd wat spreker in Oxford heeft gezegd, maar daarop zal de heer Laurier antwoorden, de verantwoordelijk wethouder voor de stedenbanden die daar aanwezig was. Spreker dankt voor de steun voor de ideeën met betrekking tot het EWR/slachthuisterrein. Met de SP-fractie is hij van mening, dat het belangrijk is om de 'Regionale beleidsvisie wonen' naar de Leidse maat te vertalen en dus ook naar een gewenst woonbeeld en gewenste aantallen woningen in verschillende categorieën voor de verschillende wijken. Tegelijkertijd mag ook niet alles worden opgehangen aan weer een plan en moet ook worden geïnvesteerd in de relatie met de corporaties door middel van prestatie-afspraken en concrete projecten. Papier is geduldig maar in vele Leidse wijken staat veel te gebeuren. Spreker excuseert zich voor het feit, dat de door de heer Welling gevraagde informatie over de leges niet of niet volledig bij hem terecht is gekomen. Het is een goede suggestie om in deze vergadering wel de leges vast te stellen, maar om aan de hand van nadere informatie nog een nadere discussie te voeren. Motie M3 van de ChristenUnie over de instrumentenmakersschool past niet in de door het college gewenste werkwijze met de partners in de stad. Het is niet netjes om plannen te ontwikkelen voor een locatie die in eigendom van een ander is om die ander daar vervolgens van in kennis te stellen. Bekend is dat de eigenaar daar woningbouw wil realiseren. Dat mag volgens het bestemmingsplan en op dit moment ligt er een plan klaar dat bijna naar de ARK kan voor advies. Het zou niet verantwoord zijn om dan als gemeente een ander plan te gaan ontwikkelen waaraan de eigenaar zou moeten meewerken, ook al heeft die daar geen belangstelling voor. Spreker heeft reeds in de commissievergadering ten aanzien van amendement A4 gezegd, dat het college met de lijnvoering naar de commissie zou komen. De reden dat het college het amendement heeft afgewezen, is dat niet de raad het bevoegd orgaan is voor besluiten in het kader van VOC maar het college, gehoord de commissie. Er is een regionaal samenwerkingsverband en mocht de raad van mening zijn, dat hier wederom is aangetoond dat het regionale gat in die regionale samenwerking te groot begint te worden, dan daagt het college de raad uit om mee te denken over oplossingen daarvoor. Wethouder SCHULTZ VAN HAEGEN wijst erop, dat de vraag van LWG/De Groenen meer met het parkeerplan heeft te maken dan met de begroting, namelijk waarom niet iedere ondernemer een parkeervergunning krijgt. Zoals reeds is gebleken uit de eerste bespreking van het Parkeerbeleidsplan is het uitgangspunt, dat het restrictiegebied er in eerste instantie voor de bewoners is en dat bezoekers zoveel mogelijk geleid zullen worden naar

6 (14 november 2001) gebouwde voorzieningen. Aan ondernemers wordt gevraagd om eigen plekken te realiseren als zij een bedrijf maken. Als dat niet mogelijk is, maken zij aanspraak op vergunningen, maar alleen dan als eer aantoonbaar vijf keer per dag zware materialen moeten worden versjouwd van de auto naar hun gebouw. Zo niet, dan moeten zij gewoon op een plek voor betaald parkeren of in een van de gebouwde voorzieningen gaan staan of gebruik maken van het park en ride-systeem van de Haagweg, net als iedere ander die bezoeker van de stad. Spreekster is overigens in de bespreking in de commissie duidelijk gebleken, dat er behoefte bestaat aan de voortzetting van de functie van de public affairs-medewerker. Bovendien is uitgesproken, dat voor de volgende Perspectiefnota de uitwerking daarvan inclusief de financiering op tafel zal liggen. Het bedrag in de begroting bedraagt ongeveer de helft van het benodigde bedrag, omdat in het verleden was bedacht, dat ook de diensten daaraan zouden bijdragen. Dat is nooit gelukt en daarom leverde dit in het verleden ook steeds een gat op. Voor de toekomst zal dan ook geregeld moeten worden, dat de kosten voor deze functie dan ook geheel gedekt zijn. Naar aanleiding van het pleidooi van de heer Van den Bosch om een inventarisatie te maken van de mogelijkheden die er zijn om in de stad ruimte te vinden voor hotels, een discotheek, de kinderopvang en het slaaphuis zegt spreekster, dat in december aan de commissie een tussenrapportage zal worden voorgelegd van het resultaat van de zoektocht naar geschikte gebouwen. Wethouder LAURIER zegt dat wethouder Hillebrand in Oxford namens het college heeft gewezen op de langdurige band tussen Leiden en Oxford en daarbij heeft gerefereerd aan de gedachte die aan deze stedenband ten grondslag heeft gelegen, namelijk dat na de tweede wereldoorlog het contact tussen inwoners van verschillende steden in verschillende landen van groot belang werd gevonden voor de 'mutual understanding'. Hij heeft toen een link gelegd met de actuele situatie, die laat zien dat er onder invloed van de gebeurtenissen in Amerika op een aantal punten controverses bestaan. Zijn pleidooi was, dat dit het te meer noodzakelijk maakt dat wordt gekeken naar mogelijkheden voor contacten met bijvoorbeeld mensen uit Turkije, Marokko of Suriname. Maar hij stelde ook, dat het maken van nieuwe vrienden niet betekent dat oude vrienden gedag wordt gezegd. De band met Oxford stond en staat dus niet ter discussie. Naar aanleiding van hetgeen in de commissie over de stedenbanden is gezegd en de vraag die mevrouw Van den Berg gisteren stelde, of de band met Oxford wel onder 'mondiale bewustwording' valt, verwijst spreker naar pag. 154 van de begroting, waar staat dat de stedenbanden met Torun, Juigalpa en East London maar voor een deel gefinancierd worden uit de post 'mondiale bewustwording' en dat de stedenband met Oxford traditiegetrouw gefinancierd wordt uit de post 'internationale contacten'. Die laatste post valt onder 'communicatie' wat behoort tot de portefeuille van een andere wethouder. Om alle bestedingen voor stedenbanden onder één wethouder te brengen, is ervoor gekozen om een deel van het budget 'internationale contacten' over te hevelen naar 'mondiale bewustwording'. Het is natuurlijk niet de bedoeling om daar vervolgens op te bezuinigen. Op zichzelf is er overigens niets op tegen dat ook gelden van andere beleidsproducten worden gebruikt om bepaalde activiteiten in het kader van stedenbanden mede te financieren. Dat gebeurt ook, bijvoorbeeld als het gaat om projecten op het gebied van milieu en beheer. Spreker heeft al eerder gezegd, dat hij positief staat tegenover het opzetten van nieuwe stedenbanden. Zo zijn er al contacten met de VNG over het opzetten van een band met een stad in Marokko. Voorwaarde blijft wel, dat een stedenband moet wortelen in de samenleving; het mag niet louter een

7 (14 november 2001) contact zijn tussen de stedelijke besturen. Dat sluit ook naadloos aan op de gedachte van 'mutual understanding'. De door de SP-fractie aangekondigde nota over de Tobin Tax wacht spreker met belangstelling af. De heer De Lange heeft gezegd, dat Leiden vroeger een beetje een domme stad was, maar dat de Leidenaren nu ferm uitsteken boven het landelijk opleidingsgemiddelde. Spreker vindt dat opleidingsniveau en intellegentie geen direct verband met elkaar houden. Dat was ook vroeger niet zo. Hij verzet zich er dan ook tegen om Leiden een domme stad te noemen. Wethouder PECHTOLD antwoordt mevrouw Vlasveld, dat hij al vaak heeft gezegd dat het college geen Lokale Agenda 21 wil. Het college voert een toekomstgericht beleid, maar wil geen agenda. In de commissie heeft hij haar fractiegenoot geadviseerd om de koeiententoonstelling zelf te organiseren. Over het schoolzwemmen is ook al vaak gesproken, indertijd door wethouder Baaijens en vervolgens door wethouder Buijing en door spreker zelf. Hij zal daar nu dan ook niet verder op ingaan. Wat betreft het grote-stedenbeleid ligt er een duidelijke opdracht van de raad aan wethouder Van der Sande en spreker om ervoor te zorgen, dat dit beleid ook qua planning volgend jaar financieel één geheel wordt. Daar zal voor gezorgd worden. De heer Van den Bosch merkte op, dat het al grotendeels op orde is. Na vanavond is er ook een volwaardige raadscommissie voor dit onderwerp. Het tekort in het jaarplan staat enigszins los van de begroting voor In de commissie heeft spreker al gezegd, dat hierover gesproken zal worden als het jaarplan 2002 aan de orde komt. Hij hoopt dat er dan meer duidelijkheid is over de rijksbijdragen. Er zijn ook nog rente-opbrengsten over de hele periode die aan de dekking bijdragen. Bij de behandeling van het jaarplan meent hij duidelijk te kunnen maken, dat het ook in het licht van de begroting 2002 nog steeds verantwoord is om van dit tekort uit te gaan. Wethouder BUIJING zegt dat alle fracties hebben stilgestaan bij de taakstelling van f 2,5 miljoen die in de Perspectiefnota is opgenomen. Voor de OR was dit een centraal element in zijn advies, zowel over de PN als over deze begroting. Spreker vindt het jammer, dat daarbij gesproken is over een bezuiniging op personeel. Er is alleen sprake van een bezuiniging op de inzet van interims. Dat zijn over het algemeen dure krachten, die als regel de organisatie na enige tijd weer verlaten, waardoor ook hun specifieke kennis en kunde weer verloren gaat. Zowel de raad als de OR hebben eerder hun zorg uitgesproken over de toegenomen inzet van interims en de daarmee gepaard gaande kosten. Op verschillende momenten is er toelichting gegeven op de taakstelling. Daarbij is er steeds op gewezen, dat realisatie van de taakstelling samenhangt met het terugdringen van de inzet van externe krachten en niet met een vacaturestop. Het kader is uitgewerkt en het voorstel voor de afdoening van motie M27, ingediend bij de behandeling van de PN 2001, richt zich met name op het terugdringen van het aantal interims en het benutten van de binnen de organisatie reeds aanwezige kwaliteit en capaciteit. Daarnaast blijft de inzet gericht op het terugdringen van het aantal vacatures. Dat aantal was eind oktober 75. De cijfers waarover vragen zijn gesteld, zijn de cumulatieve weergave van de over het gehele jaar ontstane vacatures. De bron van de door de heer Welling genoemde aantallen is spreker niet bekend. De heer WELLING heeft het aantal van 158 gevonden in de bijlage bij de begroting. Dat was kennelijk een aantal op een eerdere peildatum. Het lijkt hem sterk, dat het aantal in enkele maanden is teruggelopen van 158 naar 75.

8 (14 november 2001) Wethouder BUIJING zegt dat in de OR en het GO gesproken werd van 200 vacatures. In een krantenbericht van gisteren was sprake van 100 vacatures. Dat zijn allemaal cumulatieve cijfers. In de praktijk is het zo, dat er in de loop van het jaar een aantal vacatures ontstaat, ook door natuurlijk verloop, en dat er ook weer vacatures worden vervuld. Het aantal dat openstaat, varieert in een jaar van 60 tot 90. Eind oktober was het 75. De heer WELLING vraagt waarom dan in de bijlage 'Personele sterkte' bij de begroting staat, dat er 200 vacatures zijn in 2001 en 158 in Wethouder BUIJING herhaalt dat dat cumulatieve cijfers zijn. De heer WELLING wijst erop dat in de daarop volgende staat een bedrag is vermeld dat z.i. niet is gebaseerd op een cumulatief cijfer maar op een bedrag per functie op jaarbasis. Wethouder BUIJING zegt dat het staatje is gebaseerd op het normale verloop over een jaar. Het geeft het aantal verwachte vacatures over het hele jaar aan het eind van het jaar weer. Voor 2001 is dat 231 en voor In volledige arbeidsplaatsen is dat laatste aantal 158,2. Dat het aantal vacatures momenteel terugloopt, is mede te danken aan de inspanningen van de NS. Het percentage vacatures bij de gemeente Leiden wijkt overigens niet af van dat bij de andere gemeenten van meer dan inwoners. Op de vraag van de heer Welling waaraan de taakstelling gerelateerd dient te worden, antwoordt spreker dat de taakstelling niet gerelateerd is aan de post 'interims', want die bestaat niet, maar aan de begrotingspost voor beleidsmiddelen die personele inzet toelaten, en beschikbare vacaturegelden die mede voor interims worden aangewend. De heer WELLING vraagt welk bedrag in 1999 of 2000 is besteed aan interims. Dat gegeven heeft hij nodig om te weten waartegen hij de f 2,5 miljoen moet afzetten. Wethouder BUIJING antwoordt dat over 2000 ongeveer f 10 miljoen is uitgegeven aan uitzendkrachten interims en externe adviseurs. Hij zal de heer Welling een specificatie geven. Wethouder HILLEBRAND meent dat in 2000 ongeveer f 8 miljoen aan interims is uitgegeven. Wethouder BUIJING zegt naar aanleiding van een vraag van de heer Van den Bosch dat het project Impuls, dat voor vier jaar was gefinancierd, eind 2000 afliep. In 2001 is het voortgezet omdat er nog middelen resteerden. Het bureau Impuls wordt door de medewerkers sterk gekoppeld aan het Sociaal Statuut. Aanbevelingen uit 1999 wezen ook op de noodzaak van het versterken van de mobiliteitsfunctie binnen Impuls; aanbevolen werd met Impuls een nieuwe start te maken. De functie van het bureau Impuls maakt overigens bij veel andere organisaties deel uit van het reguliere centraal concernbeleid. Er wordt momenteel aan gewerkt om een dergelijke voorziening ook in leiden binnen P&O centraal vorm te geven, waarbij de ervaringen uit het project Impuls worden meegenomen. Dit bureau dient uiteraard voor herplaatsbaar verklaarde medewerkers en zal verder een centrale rol moeten vervullen bij de mobiliteit. Langs deze lijn wordt ook personele uitwisseling met de grote locale werkgevers en de provinciale en landelijke overheid uitgewerkt. Het huidige interim-hoofd P&O is bijvoorbeeld op deze wijze tegen nagenoeg reguliere personeelskosten van de Universiteit Leiden geleend.

9 (14 november 2001) Op de concrete vragen over de moties M27 en M32, ingediend bij de PN 2001, antwoordt spreker als volgt. Motie M32 zal vóór de behandeling van de PN 2002 worden afgedaan. In die motie wordt gevraagd om de mogelijkheden of onmogelijkheden van een pool voor interims te onderzoeken. De raad zal daarover in het voorjaar van 2002 worden ingelicht. Wat betreft motie M27 merkt spreker op, dat er in het aangegeven kader wordt gemonitord en geëvalueerd. De raad en de commissie OWZE zullen daarover worden geïnformeerd. Spreker zal nog nagaan wat de beste vorm van rapportage daarvoor is. Op de vraag wat er gebeurt als de taakstelling (het terugdringen van het aantal interims en het optimaal benutten van de interne capaciteit) niet wordt gehaald, antwoordt spreker dat dan medio april voorstellen ter heroverweging aan de raad zullen worden voorgelegd. Overigens gaat hij ervan uit dat de taakstelling wel wordt gehaald; de huidige praktijk geeft dat ook aan. Spreker hecht eraan duidelijk te stellen, dat de eenzijdige weergave van hetgeen het college op het gebied van het personeelsbeleid doet niet correct is. De middelen die hiermee gemoeid zijn, komen o.a. voort uit de taakstelling. Het zijn in de eerste plaats middelen ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Deze inzet is structureel, terwijl de taakstelling tijdelijk is en in omvang wordt afgebouwd. Tevens wordt in de begroting 2002 extra geld voor het uitwerken van de totale functie 'mobiliteit' gevoteerd en worden er nieuwe formatieplaatsen gecreëerd, o.a. bij Burgerzaken en de Brandweer. In de begrotingen van de afgelopen jaren is geen vergelijkbare investering te vinden ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Wel is in het kader van het personeelsbeleid de afgelopen jaren geld ingezet voor herhuisvesting, scholing en meubilair. De discussie met de OR loopt langs twee lijnen: inhoudelijk en procedureel. Het GO lijkt de uitkomst van de procedurele kwestie te willen afwachten, aangezien inmiddels verschillende data voor overleg, die al waren vastgesteld, zijn opgeschoven. Zelf koerst spreker nog altijd op de invoering van het cafetaria-model met ingang van 1 januari De discussie met de OR spitst zich thans toe op de wijze en het tijdstip waarop aan de OR advies moet worden gevraagd. De procedure bij de Ondernemingskamer in Amsterdam kan daarin helderheid brengen, maar het college geeft er vooralsnog de voorkeur aan om er onderling uit te komen. Hiertoe zijn al voorstellen aan de OR voorgelegd, met afspraken voor het komend voorjaar. Recent zijn ook voorstellen gedaan voor een structurele oplossing, maar daarop is nog geen reactie ontvangen. Het benutten van de commissie voor de rekeningen daarbij, zoals gisteren is voorgesteld, noemt spreker charmant, maar hij vindt het niet verstandig dat de raad een rol gaat vervullen in de onderhandelingen met de OR. De heer VAN DEN BOSCH heeft dat ook niet voorgesteld. Aangezien er in de raad steeds wordt gediscussieerd over de vraag of er wel genoeg geld is voor het personeelsbeleid en of er nu wel of niet bezuinigd wordt, heeft hij voorgesteld dat de commissie voor de rekeningen nagaat wat het voldoen aan al die eisen en voorwaarden zal kosten en of daar genoeg geld voor is. Vervolgens kan die commissie dan de raad hetzij geruststellen, hetzij alarmeren. Wethouder BUIJING antwoordt dat de discussie met het GO met name ook daarover gaat, want daarbij gaat het over het hele pakket arbeidsvoorwaarden en wordt nagegaan of bepaalde arbeidsvoorwaarden nog van toepassing zijn in de huidige situatie en, zo niet, hoeveel geld er daardoor vrijkomt en hoeveel nieuw geld moet worden ingezet voor het cafetariamodel. Dat model kan meer of minder worden opgetuigd. Als die discussie helemaal niet tot een bevredigend resultaat leidt, kan spreker

10 (14 november 2001) zich voorstellen dat de commissie voor de rekeningen er dan nog eens naar kijkt, maar vooralsnog vindt hij dat de discussie met het GO moet plaatsvinden. De heer VAN DAM vindt het onjuist dat de wethouder die discussie uitstelt, want op 1 februari 2002 moet er een nieuwe CAO zijn voor gemeenteambtenaren. Wethouder BUIJING stelt de discussie niet uit; de eerder gemaakte afspraken voor overleg zijn door het GO uitgesteld. Zijn inzet is om op 1 januari 2002 te starten met het cafetariamodel. Er moet dus snel overleg met het GO plaatsvinden. Daarvoor zijn nieuwe afspraken gemaakt en hij verwacht, dat er in december overeenstemming wordt bereikt. De heer VAN DEN BOSCH heeft in zijn algemene beschouwing aangegeven, dat het onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren geen zaak is van de raad. De raad mag wel aan het college vragen om te zorgen dat het daarover tot overeenstemming komt. Maar aangezien het de raad niet duidelijk is, of er genoeg geld voor zal zijn, is het alleen maar logisch dat de commissie voor de rekeningen dat onderzoekt. Die is daar bij uitstek geschikt voor. Spreker begrijpt niet wat daarop tegen is. Wethouder BUIJING heeft er geen bezwaar tegen, dat de commissie voor de rekeningen kijkt naar de bedragen die ermee gemoeid zijn. Hij heeft er alleen voor willen waarschuwen dat de commissie voor de rekeningen een speler wordt in de discussie met het GO. Zijn inzet is om op basis van de middelen die in de PN zijn gevonden, de discussie dit jaar af te ronden. In 2002 zijn uiteraard nieuwe discussies mogelijk. De heer WELLING vraagt of hij het antwoord van wethouder Buijing zo mag interpreteren, dat de f 2,5 miljoen taakstelling bezien moet worden ten opzichte van f 8 miljoen voor interims. Denkt de wethouder door vermindering van de inhuur van interims f 2,5 miljoen te kunnen uitsparen? Wethouder BUIJING antwoordt bevestigend. De heer WELLING vraagt vervolgens, of de opmerking over een vacaturestop in 'de proeve van een plan van aanpak', zoals mevrouw De Jonge het noemde, nu van tafel is. Wethouder BUIJING zegt dat in de brief van 25 oktober staat, dat een vacaturestop als uiterste maatregel kan worden overwogen als de taakstelling niet wordt gehaald. Gisteren is gevraagd, of er na tweemaal twee maanden inzicht zal zijn ontstaan in het effect van de maatregelen. Zojuist heeft spreker toegezegd, dat er dan een voorstel tot heroverweging komt als blijkt dat het niet realistisch om te verwachten dat de taakstelling in 2002 zal worden gehaald. Hij verwacht dat de taakstelling wel zal worden gehaald. De vacaturestop is alleen genoemd als uiterste middel. De heer WELLING vraagt of het niet beter is om de dreiging van een vacaturestop geheel weg te nemen. Wethouder BUIJING antwoordt dat in motie M27 om een plan van aanpak is gevraagd. In het voorstel ter afdoening van die motie is een procedurevoorstel gedaan, dat door mevrouw De Jonge een proeve van een plan van aanpak is genoemd, een soort kader waarbinnen gewerkt moet worden. Het procedurevoorstel strekt ertoe, dat er concernbreed wordt gekeken naar de ontstane vacatures en naar het terugdringen van de inzet van interims. De

11 (14 november 2001) middelen die daardoor vrijkomen, moeten bijdragen aan de realisering van de taakstelling. In de commissie is dit uitgebreid besproken. Mevrouw HOGERVORST wijst erop dat de doelstelling juist is om het aantal vacatures terug te dringen door de gemeente als werkgever aantrekkelijker te maken. In dat opzicht is een vacaturestop het paard achter de wagen spannen. Zij vraagt om periodiek aan de raad te rapporteren over het verloop van de uitvoering van de taakstelling, zodat de raad tijdig kan reageren als bijsturing nodig blijkt te zijn. De heer WELLING vraagt of het aantal vacatures dat is vermeld in de staat 'Personele sterke' het aantal over het hele jaar is, dus cumulatief. Wethouder BUIJING antwoordt bevestigend. De heer WELLING zal dan in de eerstvolgende vergadering van de commissie voor de rekeningen voorstellen om daar een nader onderzoek naar te doen, want dit lijkt hem volstrekt onjuist. Aan dat aantal is namelijk in de daarop volgende staat een budget gekoppeld van f 18 miljoen en dat kan nooit gebaseerd zijn op een cumulatief aantal vacatures. Wethouder BUIJING baseert zich op de gegevens die hij heeft gekregen. Hij heeft al gezegd, dat er elke twee maanden zal worden gerapporteerd. Mevrouw DE JONGE wijst erop dat in motie M27 ook werd gevraagd, in het plan van aanpak aan te geven welke werkzaamheden niet zouden kunnen worden uitgevoerd als de vacatures niet worden vervuld. Spreekster vraagt waarom in het nu voorgelegde plan van aanpak daar geen antwoord op is gegeven. Wethouder BUIJING zegt dat tevoren moeilijk is aan te geven op welk moment er vacatures ontstaan en waar. In het procedurevoorstel staat dat, als bekend is hoe de uitvoering van de taakstelling verloopt, zo nodig andere keuzes voor het stellen van prioriteiten aan de raad zullen worden voorgelegd. De kwestie van de dak- en thuislozen is voor het college een punt van blijvende zorg. Binnenkort zal aan de commissie een voorstel worden voorgelegd voor een 24-uurs aanpak van de zorg in dezen. Wat betreft het slaaphuis en de crisisopvang zegt spreker, dat de stichting De Binnenvest in dezen de eerste verantwoordelijkheid draagt en dat de gemeente alleen een ondersteunende rol speelt bij het vinden van locaties. Op de vraag over de dagbesteding (Middelste Gracht) antwoordt spreker dat de procedure nog steeds niet is afgerond. Het overleg met de buurt over een convenant en een begeleidingsstructuur heeft nog niet tot resultaten geleid. Het bericht ter zake in de krant van verleden week is door enkele bij het overleg betrokkenen als niet correct aangemerkt. Over motie M2 inzake cliëntadviseurs is in de commissie OWZE uitvoerig gesproken, ook in het kader van het preventieve beleid. Het college kan de motie overnemen. Het zal met de SDL overleggen of het binnen het bestaande budget mogelijk is er uitvoering aan te geven dan wel of er extra dekking voor nodig is. Is het laatste het geval, zal daarover een voorstel aan de raad worden voorgelegd. In motie M4 is sprake van de slechte toegankelijkheid van openbare gebouwen. Spreker weet niet precies, welke gebouwen worden bedoeld. Overigens is het bestaand beleid van het college, dat openbare gebouwen

12 (14 november 2001) toegankelijk zijn voor gehandicapten. In die zin is de motie overbodig. De Nederlandse staat is partner in het verdrag van de VN en dus handelt de gemeente Leiden overeenkomstig de standaardregels van de VN voor gehandicapten. Wat Leiden ter zake doet, is daarmee ook in overeenstemming. Het is dus niet nodig, dat Leiden te kennen geeft die standaardregels te erkennen. Het college ontraadt motie M5 over de vrijwillige ouderbijdrage. Over dit onderwerp is veel in de pers gepubliceerd. De SP heeft ter zake een landelijk zwartboek laten opstellen. Het is dus volgens het college niet nodig om ter zake een lokaal onderzoek in te stellen. De SP is mans genoeg om dat onderzoek zelf te doen. Bovendien zou een gemeentelijk onderzoek verwachtingen wekken, die vervolgens niet waargemaakt kunnen worden. Er zijn scholen die een flinke ouderbijdrage verlangen, maar dan zijn het de ouders die daar zelf bewust voor kiezen. De VOORZITTER gaat eerst in op de opmerking van mevrouw Van den Berg dat er naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september een dialoog nodig is tussen alle bevolkingsgroepen, in Leiden en in Nederland, op basis van respect voor elkaar en van gedeelde waarden. Spreker vindt dat de raad, het college en de burgemeester in die dialoog een rol moeten vervullen. Hij heeft al enkele malen een bijeenkomst in Leiden bijgewoond, waarin hij een actieve rol heeft gespeeld in discussies over die dialoog. Hij heeft toen de stelling verdedigd, dat tolerantie op zichzelf een hele goede zaak is, maar dat tolerantie ook onverschilligheid kan inhouden. De dialoog, die nodig is, betekent dat men niet passief tolerant moet zijn, maar dat men actief respectvolle belangstelling moet hebben voor andere groepen. Alleen dan kan er sprake zijn van een werkelijke dialoog. Het standpunt van het college over amendement A3 licht spreker als volgt toe. Het college is het eens met het gestelde in de preambule, dat het nodig is om brede bekendheid te geven aan de inhoudelijke standpunten van de Leidse politieke partijen en daarvoor de aandacht van de burgers te krijgen. Het college meent echter, dat de techniek van de stemwijzer voor het lokale niveau minder geschikt is. Lokale verkiezingsprogramma's zijn geen programma's die doorgerekend zijn door een onafhankelijk instituut, zoals dat met landelijke verkiezingsprogramma's gebeurt. Ook is het sociaal-economisch onderscheid tussen diverse partijen op landelijk niveau veel duidelijker aan te geven dan op lokaal niveau. De heer VAN DEN BOSCH neemt aan dat de voorzitter kennis heeft genomen van de website en daardoor weet, dat de bedoeling van dit amendement niet is om de standpunten van de lokale partijen op internet te zetten - dat kunnen die partijen zelf - maar om een stemwijzer te ontwikkelen waarin stellingen staan waarover mensen zich een mening vormen. Zo'n stemwijzer is al door verschillende gemeenten ontwikkeld en zijn daar door de raden en de burgers zeer positief beoordeeld. Als de voorzitter verwacht dat dit in Leiden niet zo zal zijn, wil spreker graag weten waarop dat standpunt is gebaseerd. De VOORZITTER antwoordt dat aan de commissie ABA informatiemateriaal is overgelegd, afkomstig van het Instituut voor Publiek en Politiek, over de stemwijzer. Daar staat nadrukkelijk in dat men voor zo'n stemwijzer vraagt naar stellingen van politieke partijen. Partijen kunnen dat ongecontroleerd doen en daarom vindt het college dit een subjectief instrument. Er kunnen zeer subjectieve stellingen naar voren worden gebracht. Dat is ook de techniek die wordt toegepast. Dat is het ene argument. Het andere is dat vergelijking van lokale verkiezingsprogramma's erg moeilijk is, omdat ze niet zijn doorgerekend. Bovendien is de doelgroep beperkt tot de internetgebruikers. Daarom beveelt het college aan, het amendement om te zetten in een motie. Daarmee wordt ook tegemoetgekomen aan het feit, dat in

13 (14 november 2001) het amendement een dekking wordt aangegeven die niet juist is, want de genoemde post is al bij de Perspectiefnota verwerkt. Zijn suggestie is om in die motie de eerste twee gedachtestreepjes van de preambule op te nemen en vervolgens aan het college te verzoeken om met de raad te overleggen, hoe alternatieven kunnen worden ontwikkeld om toch zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de programma's van de Leidse politieke partijen. De heer VAN DEN BOSCH constateert dat de voorzitter uit het deel uit het informatiemateriaal citeerde dat over de programmavergelijking gaat, en niet uit het deel dat over de stemwijzer gaat. Bij de programmavergelijking moeten de partijen inderdaad stellingen indienen, maar bij de stemwijzer niet. Hij wil wel met de Werkgroep Raad nader overleg plegen, maar weet dat de werkgroep al navraag heeft gedaan bij andere gemeenten die een stemwijzer hebben, en dat het oordeel daar positief was. Het punt van de dekking is inderdaad een probleem. Als de werkgroep bereid is om van het amendement een motie te maken, zou daarin kunnen komen te staan dat het ontwikkelen van een stemwijzer ten laste komt van het verkiezingsbudget van de gemeente. Uit een enquête blijkt dat 80% van de Leidenaren van internet gebruik kan maken, hetzij thuis hetzij in de bibliotheek. Het gebruik van internet vindt hij dus geen probleem. De VOORZITTER antwoordt dat het college noch de programmavergelijking noch de stemwijzer gebaseerd op stellingen geschikt vindt voor het lokale niveau. Programma's op lokaal niveau hebben een heel ander karakter dan op landelijk niveau en de stellingen worden geformuleerd door de partijen zelf en zijn dus subjectief. Naar aanleiding van de vraag van de heer De Lange over de nieuwe rol van de burgemeester als ombudsman zegt spreker, dat die z.i. voornamelijk zal zijn het houden van toezicht op de afhandeling van bezwaarschriften, een meer procesmatige rol dus, en niet de inhoudelijke behandeling zelf. Hij vindt het een goed idee om in de commissie ABA in den brede te spreken over het dualisme in het gemeentebestuur. Dan kan ook de rol van de burgemeester uitgebreid aan de orde komen. Tweede termijn Mevrouw DE JONGE zegt dat haar fractie de suggestie van GroenLinks ondersteunt om de commissie voor de rekeningen een onderzoek te laten doen naar de kosten van het personeelsbeleid en de daarvoor beschikbare middelen. De raad moet vanavond echter ook een besluit nemen over de taakstelling van f 2,5 miljoen in de begroting. In eerste termijn heeft spreekster al gezegd, dat haar fractie het personeelsbeleid om drie redenen onder de maat vindt: 1. vanwege de wijze waarop de herijking van het personeelsbeleid wordt ingevuld; 2. door het gebruik maken van f 2,5 miljoen van de onderuitputting vacaturegelden, een taakstelling waarvan nog niet kan worden gezegd of die gehaald wordt omdat nog geen inzicht is verschaft hoe het personeelsbeleid effectiever en efficiënter zal worden gemaakt en 3. het conflict met de OR. Tevens vindt de CDA-fractie dat het antwoord op wat in motie M27 is gevraagd onvoldoende is. De collegefracties hebben hierop verschillend gereageerd. De PvdA-fractie hecht, ondanks het feit dat zij motie M27 mede heeft ondertekend, kennelijk niet aan een nadere invulling en vertrouwt erop dat het allemaal wel zal lukken. De VVD-fractie heeft wel over rapportages en het stellen van prioriteiten gesproken, maar laat het college veel ruimte om dat verder in te vullen. De fractie van D66 gaf aan, dat zij een aanscherping van het plan van aanpak wenst. Ook spreeksters fractie denkt, dat men op die manier uit de impasse kan komen. De fractie wil, dat er zo spoedig mogelijk een prioriteitenlijst komt waardoor

14 (14 november 2001) duidelijk wordt welke taken zullen blijven liggen. Die lijst moet er zijn voordat het nieuwe begrotingsjaar begint. Tevens moet er aan een oplossing van het conflict over het personeelsbeleid worden gewerkt, maar dat zal meer tijd kosten. Een van de problemen is, dat er daarvoor onvoldoende financiële ruimte is, omdat het college van bij de Perspectiefnota vastgestelde bedragen is uitgegaan. De onderhandelingen moeten niet stuklopen op dit financiële probleem. De fractie vindt dat het college de gesprekken met de bonden voort moet zetten, maar dat daarbij alles in kaart moet zijn gebracht met een deugdelijke financiële onderbouwing. Daarvoor moet de tijd worden genomen. Als dan blijkt dat een personeelsbeleid zoals de raad dat wenst financiële consequenties heeft, moet de nieuwe raad in de nieuwe collegepriode daarvoor oplossingen vinden. Daarom dient de CDA-fractie thans motie M6 in. Wethouder BUIJING vraagt of mevrouw De Jonge taken kan noemen waarvoor het haars inziens wel verantwoord is om dure externe krachten in te zetten. Mevrouw DE JONGE noemt als voorbeeld de taak van de coördinator voor de Aalmarktplannen. Als die wegvalt, zou in de vervulling van die taak moeten worden voorzien. Het is overigens het college dat de taakstelling heeft voorgesteld; dan moet het college die ook uitwerken en aangeven welke prioriteiten het stelt. Wethouder HILLEBRAND vraagt, gezien de problemen die het CDA heeft met de taakstelling van f 2,5 miljoen, of mevrouw De Jonge zich kan voorstellen dat er taken zijn die, als er een vacature ontstaat, niet tegen het dubbele bedrag door een interim hoeven te worden waargenomen zolang de werving nog geen nieuwe vaste medewerker heeft opgeleverd. Mevrouw DE JONGE kan zich dat voorstellen. Wethouder HILLEBRAND zegt dat dit impliceert dat mevrouw De Jonge dus inziet, dat er door een beperking van het aantal interims te bezuinigen valt. Mevrouw VAN DEN BERG zegt naar aanleiding van de mededelingen van wethouder Hillebrand over de regionale samenwerking, dat er een mijlpaal is gepasseerd, waarmee de stad en de regio zichzelf kunnen feliciteren. Met name wil zij echter de dagelijkse bestuurders in de regio daarmee feliciteren. Nu is echt de weg naar regionale samenwerking ingeslagen, misschien wel doordat Leiden zich niet langer als eisende partij maar als medewerking vragende partij heeft opgesteld. Wat wethouder Laurier over de stedenbanden heeft gezegd, sluit precies aan bij hetgeen de PvdA-fractie hierbij voor ogen stond. Zij is op haar wenken bediend, zelfs nog voordat zij gewenkt had. Zij neemt aan dat het een kwestie is van voortschrijdend inzicht. Als amendement A3 wordt omgezet in een motie van de strekking die het college heeft gesuggereerd, zal de PvdA-fractie daar graag mee instemmen. Motie M6 heeft spreekster nog niet kunnen lezen, maar uit hetgeen mevrouw De Jonge erover zei, leidt zij af dat deze motie weinig realistisch is en dat ze de flexibiliteit die nodig is om de taakstelling in te vullen eerder belemmert dan bevordert. Vooralsnog gaat haar fractie dan ook niet met deze motie akkoord. Over de Pelikaanhof is door haar fractie zowel in de commissie ABA als in de commissie FAWV van gedachten gewisseld met de fractie van GroenLinks.

15 (14 november 2001) Zij wil de heer Van den Bosch het standpunt van de PvdA-fractie graag nog eens onder vier ogen uitleggen; dat lijkt haar beter dan er nu nog verder op in te gaan. De heer DAY is ook verheugd dat er naar aanleiding van de 'Regionale beleidsvisie wonen' in de regio zo'n goede discussie op gang is gekomen. Als dat wordt vertaald naar het EWR/Slachthuisterrein, is de SP-fractie verheugd dat de wethouder van plan is om wat meer te gaan in de richting van een particulier opdrachtgeverschap en dat hij ook rekening wil houden met de woonwensen van de multi-culturele gemeenschappen in Leiden. Natuurlijk kan niet alles aan één plan worden opgehangen en natuurlijk is ook de relatie met de corporaties van belang, maar van even groot belang is dat binnen de Leidse maat het percentage van de sociale woningbouw in stand blijft. Het antwoord van wethouder Buijing over het conflict met het personeel heeft de mening van sprekers fractie niet aanmerkelijk veranderd. In de correspondentie tussen het college en de OR is het aantal van 100 vacatures in elk geval niet tegengesproken. De SP-fractie vindt dat de verhouding tussen het college en de OR dusdanig verstoord is, in elk geval voor het komende jaar, dat zij geen steun kan geven aan de voor 2002 voorgelegde begroting. De SP-fractie steunt de moties M1, M2 en M3. Over motie M4 heeft de wethouder gezegd, dat Leiden zich natuurlijk houdt aan de standaardregels van de VN, omdat Nederland het verdrag heeft ondertekend. Spreker zou er daarom begrip voor hebben als het college de motie als overbodig betitelde, maar hij begrijpt niet waarom het college de motie ontraadt. Wethouder BUIJING zegt dat de motie begint met het punt van de toegankelijkheid van openbare gebouwen. Vervolgens schiet ze door naar de standaardregels van de VN. Die gaan over allerlei onderwerpen, die onderdeel zijn van rijksbeleid en dus ook van het gemeentelijk beleid. Hij vindt dat de motie onsamenhangend is, wat jammer is bij zo'n serieus onderwerp. De heer DAY zegt dat zijn fractie de amendementen A1 en A2 niet zal steunen. Als amendement A3 wordt omgezet in een motie van de voorgestelde strekking, zal de SP-fractie die wel steunen. Ook amendement A4 wordt door de fractie gesteund. De zojuist ingediende motie M6 wil de fractie eerst lezen, voordat zij daarover haar oordeel geeft. De heer DE LANGE zegt dat er in het antwoord van het college op de over motie M27 gemaakte opmerkingen twee punten zijn die hem opvielen. In de eerste plaats betrof dat de wijze van rapportage. De wethouder heeft toegezegd dat regelmatig aan de raad zal worden gerapporteerd en dat in april 2002 het moment zal zijn om te bezien of de taakstelling zal worden gehaald. Gezien de ontwikkeling heeft de wethouder daar alle vertrouwen in. Spreker hoopt dat dit bewaarheid wordt en dat dus op deze wijze invulling kan worden gegeven aan een solide begroting. Tegelijkertijd vindt hij, dat de raad in april 2002 niet bang moet zijn om de werkelijke stand van zaken onder ogen te zien en zo nodig te kiezen voor prioritering. Uit het antwoord van wethouder Buijing bleek, dat hij er alles aan zal doen om het probleem op te lossen. Dat is ook een voorwaarde om het conflict met de OR uit de weg te ruimen. Wat de VVD-fractie betreft, wordt op een goede wijze uitvoering gegeven aan motie M27. De reactie op motie M32 wacht de fractie nog af. Spreker pleit nogmaals voor de instelling van een intern interimbureau. Zij vindt dit nog steeds een goede optie om verder te werken aan de mobiliteit binnen en de professionalisering van het gemeentelijk apparaat.