Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO

Transcriptie

1 Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO in het geding tussen: UITSPRAAK de medezeggenschapsraad van de rooms-katholieke basisschool A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: de heer B.P. Mooibroek en het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift van 21 april 2015 heeft de MR een interpretatiegeschil aan de Commissie voorgelegd omtrent de voorgenomen verhuizing/sluiting van de dislocatie van de school, meer specifiek de vraag of deze kwestie elementen bevat die advies- dan wel instemmingsplichtig zijn op grond van artikel 11 aanhef en onder c, f en n Wms, artikel 12 lid 1 aanhef en onder a Wms en artikel 13 lid 1 aanhef en onder a Wms. Het bevoegd gezag heeft op 18 mei 2015 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 16 juni De MR werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw D, voorzitter MR, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Het bevoegd gezag verscheen in de persoon van de heer E, bestuurder. De MR heeft een pleitnotitie overgelegd. 2. FEITEN Onder het bestuur van Stichting C ressorteren negen rooms-katholieke basisscholen, met in totaal circa 2050 leerlingen en 180 personeelsleden. Vijf van de negen scholen zijn gevestigd in B, waaronder A. Deze school heeft twee locaties: hoofdlocatie A en dislocatie F. Op de peildatum 1 oktober 2014 had de hoofdlocatie 189 leerlingen en de dislocatie 205 leerlingen. Sinds 2011 zijn de gemeente B, de Stichting Kinderopvang B en de betrokken schoolbesturen met elkaar in gesprek over de toekomst van de onderwijshuisvesting in de gemeente B. Deze besprekingen hebben ertoe geleid dat er op 6 maart 2015 een Integraal Huisvestingsplan (IHP) is vastgesteld. Onderdeel van het IHP is dat dislocatie F in augustus 2016 verhuist naar hoofdlocatie A. Het bevoegd gezag heeft de ouders hiervan op 6 maart 2015 per brief op de hoogte gesteld. Op 24 maart 2015 heeft de MR het bevoegd gezag een open brief gestuurd. In deze brief geeft de MR onder meer aan tegen sluiting van F te zijn. Ook geeft de MR aan dat de MR negatief geadviseerd zou hebben c.q. zijn instemming zou hebben onthouden, indien de sluiting van de dislocatie als een voorgenomen besluit aan de MR zou zijn voorgelegd. Pagina 1 van 5

2 Op 7 april 2015 heeft het bevoegd gezag de MR om advies gevraagd over de voorgenomen verhuizing van locatie F naar A. De MR heeft geen formeel advies uitgebracht. Op 21 april 2015 heeft de MR een interpretatiegeschil aanhangig gemaakt bij de Commissie. In de week van 8 juni 2015 heeft het bevoegd gezag de ouders per brief meegedeeld dat de beoogde datum van de verhuizing van de dislocatie is opgeschoven naar 1 augustus STANDPUNTEN VAN PARTIJEN De MR stelt dat door de voorgenomen sluiting van de dislocatie de organisatie van de school verandert en de hoofdlocatie zal moeten worden uitgebreid. Deze aangelegenheden vallen onder artikel 11 onder f respectievelijk artikel 11 onder n Wms, zodat het bevoegd gezag de MR hierover advies had moeten vragen. Weliswaar heeft de MR op 7 april 2015 een adviesaanvraag ontvangen, maar de enige onderbouwing die het bevoegd gezag daarin voor de voorgenomen verhuizing geeft is een verwijzing naar het IHP, onder voorbehoud van besluitvorming door de gemeenteraad. Een omschrijving van een voorgenomen besluit ontbreekt alsmede een onderbouwing daarvan. Daarom kan deze aanvraag niet als adviesaanvraag in de zin van de Wms aangemerkt worden en stelt de MR zich op het standpunt dat het bevoegd gezag geen advies heeft gevraagd. De MR voert voorts aan dat als gevolg van de sluiting van de dislocatie naar verwachting veel leerlingen van F naar andere scholen in B zullen gaan. Dit zal leiden tot een belangrijke inkrimping van de werkzaamheden van de school. Daarom had het bevoegd gezag dit op grond van 11 aanhef en onder c Wms voor advies aan de MR moeten voorleggen, met daaraan gekoppeld regelingen van de gevolgen voor het personeel en voor de ouders of de leerlingen. Deze regelingen behoeven op grond van artikel 12 lid 1 aanhef en onder a Wms respectievelijk artikel 13 lid 1 aanhef en onder a Wms instemming van de personeels- respectievelijk de oudergeleding van de MR. Meer in het algemeen merkt de MR nog op dat hij zich door het bevoegd gezag niet serieus voelt genomen. Relevante informatie bereikt de MR alleen via nieuwsbrieven aan ouders. Langs die weg heeft de MR er ook kennis van moeten nemen dat de sluitingsdatum is verschoven naar 1 augustus Dit bevestigt de geringe mate waarmee het bevoegd gezag invulling geeft aan zijn informatieplicht, aldus de MR. Het bevoegd gezag stelt daar tegenover dat hij de betrokken medezeggenschapsorganen altijd serieus neemt. De GMR is steeds meegenomen in de planvorming rond het IHP. Verder is de schooldirecteur bij diverse gesprekken aanwezig geweest; de schooldirecteur staat in rechtstreekse verbinding met de MR. Het bevoegd gezag voert voorts aan dat het in dezen afhankelijk is van politieke besluitvorming. Zo moet het IHP nog goedgekeurd worden door het college van B&W van de gemeente B. Verder moet de gemeenteraad voor de onderliggende investeringen zijn goedkeuring verlenen. Pas als hierover helderheid bestaat, kan het bevoegd gezag tot besluitvorming overgaan en de bijbehorende procedures doorlopen. De actuele stand van zaken is overigens dat de plaatselijke politiek, als gevolg van onder meer acties van ouders, het raadsbesluit tot sluiting van F aan een heroverweging wil onderwerpen. Het heeft er alle schijn van dat de beoogde verhuizing van F op losse schroeven is komen te staan. Wel zal in de praktijk moeten blijken of de gemeente structureel geld wil blijven steken in F, aldus het bevoegd gezag. Pagina 2 van 5

3 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De medezeggenschapsaangelegenheden in de Wms De Commissie stelt vast dat het in deze zaak feitelijk draait om twee (mogelijke) gebeurtenissen: de verhuizing/sluiting van dislocatie F en de daaruit voortvloeiende verbouwing van hoofdlocatie A. Partijen verschillen van mening over de vraag onder welke advies- en/of instemmingsplichtige aangelegenheden uit de Wms deze gebeurtenissen vallen. De MR heeft in dat kader de aangelegenheden als genoemd in artikel 11 onder c, f en n Wms, artikel 12 lid 1 onder a Wms en artikel 13 lid 1 onder a Wms aan de orde gesteld. Van deze artikelen zijn alleen de aangelegenheden van artikel 11 onder c en n Wms (nagenoeg) ongewijzigd overgenomen in het medezeggenschapsreglement (artikel 22 onder b en m); voor de aangelegenheden van de overige hiervoor genoemde artikelen van de Wms wijkt het medezeggenschapsreglement in beperkende zin af van de tekst van de Wms (artikel 22 onder g, artikel 23 onder a en artikel 24 onder a). Beperkende afwijkingen van de aangelegenheden waarvoor de Wms in de artikelen 10 tot en met 14a voorziet in een bijzondere medezeggenschapsbevoegdheid, zijn niet toegestaan. Het dwingend karakter van de Wms, zoals dit blijkt uit artikel 2 Wms, verzet zich daartegen. Het is weliswaar mogelijk om in het medezeggenschapsreglement bijzondere medezeggenschaps-bevoegdheden om te zetten (artikel 24 lid 2 Wms) en extra aangelegenheden op te nemen (artikel 24 lid 3 Wms), maar de aangelegenheden van artikel 10 tot en met 14 Wms moeten onverkort in het medezeggenschapsreglement worden overgenomen. De bevoegdheid van de MR ten aanzien van het organisatiebeleid van de school Het medezeggenschapsreglement geeft aan welke bevoegdheid (advies of instemming) de MR of een geleding van de MR ten aanzien van de diverse medezeggenschapsaangelegenheden heeft. een aangelegenheid uit de Wms niet terug in het medezeggenschapsreglement, dan geldt daarvoor de bevoegdheid zoals die in de Wms is opgenomen. In artikel 22 onder g van het toepasselijke medezeggenschapsreglement is de adviesbevoegdheid inzake het beleid ten aanzien van de organisatie van de scholen in vetgedrukte letters voorbehouden aan de GMR. Dit is naar het oordeel van de Commissie in strijd met de Wms: enerzijds omdat artikel 11 onder f Wms de organisatie van de school in plaats van de scholen noemt, anderzijds omdat de Wms niet de mogelijkheid biedt om in een medezeggenschapsreglement bevoegdheden van de MR over te dragen aan de GMR. Dit betekent dat de Commissie voor wat betreft de aangelegenheid beleid ten aanzien van de organisatie van de school, uitgaat van de adviesbevoegdheid van de MR zoals neergelegd in artikel 11 onder f Wms. De interpretatie Wat betreft de verhuizing/sluiting van dislocatie F overweegt de Commissie dat dit in de kern een huisvestingskwestie betreft, die op zichzelf niet is aan te merken als beëindiging of belangrijke inkrimping van (een belangrijk onderdeel van) de werkzaamheden van de school, als bedoeld in artikel 11 onder c Wms. Immers, in geval van verhuizing/sluiting van F, worden de werkzaamheden die plaatsvonden op de dislocatie niet beëindigd of ingekrompen, maar op de gebruikelijke wijze voortgezet op de hoofdlocatie. Daarmee is feitelijk sprake van verplaatsing van de werkzaamheden, een aangelegenheid die naar het oordeel van de Commissie valt onder artikel 11 onder f Wms, te weten een besluit tot vaststelling van of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school. De MR heeft adviesrecht ten aanzien van deze aangelegenheid. Het is niet ondenkbaar dat de toestroom van een groot aantal leerlingen naar de hoofdlocatie vraagt om een ingrijpende aanpassing van het gebouw, al dan niet in de vorm van nieuwbouw. In dat geval is sprake van een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11 onder n Wms, te weten een besluit tot nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school. De MR heeft adviesrecht ten aanzien van deze aangelegenheid. Pagina 3 van 5

4 Aldus dient het bevoegd gezag, indien sprake is van een voorgenomen besluit tot verhuizing/sluiting van F en/of van een voorgenomen besluit tot verbouwing van de hoofdlocatie, de MR op grond van artikel 11 aanhef en onder f respectievelijk artikel 11 aanhef en onder n Wms om advies te vragen. De Commissie merkt in dit verband op dat het bevoegd gezag op een zodanig tijdstip advies dient vragen dat het advies van de MR van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming (artikel 17 lid 1 Wms). Ook dient het bevoegd gezag zijn adviesaanvraag met voldoende relevante gegevens te onderbouwen, zodat de MR een volwaardig advies kan uitbrengen. In ieder geval zal uit de adviesaanvraag moeten blijken dat sprake is van een concreet voorgenomen besluit ten aanzien van een met name genoemde medezeggenschaps-aangelegenheid, zoals genoemd in de Wms. Los van de vraag of, gezien de recente lokale politieke ontwikkelingen, de adviesaanvraag van 7 april 2015 inmiddels niet door de actualiteit is achterhaald, stelt de Commissie vast dat deze aanvraag niet aan de voornoemde eisen voldoet. Meer in het algemeen wijst de Commissie nog op artikel 8 lid 1 Wms, op grond waarvan het bevoegd gezag verplicht is de MR tijdig alle inlichtingen te verstrekken die de MR voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Deze verplichting reikt verder dan louter het informeren van de MR in het kader van een specifieke advies- of instemmingsaangelegenheid. Zoals hiervoor overwogen de sluiting van de dislocatie niet neer op een inkrimping van de werkzaamheden van de school. Het is mogelijk dat als gevolg van verhuizing/sluiting van F het leerlingenaantal zal afnemen, maar dat zou dan een niet beoogd gevolg van dat besluit zijn. Omdat er geen sprake is van een voorgenomen besluit tot inkrimping van de werkzaamheden van de school als bedoeld in artikel 11 onder c Wms, is er evenmin sprake is van instemmingsplichtige voorgenomen besluiten als bedoeld in artikel 12 lid 1 onder a en artikel 13 lid 1 onder a Wms. Artikel 8 lid 6 Wms schrijft voor dat elk advies- dan wel instemmingsplichtig voorgenomen besluit een overzicht bevat van de verwachte gevolgen voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. Dat betekent echter niet dat voor elk advies- of instemmingsplichtig besluit geldt dat de regeling van de gevolgen daarvan instemmingsplichtig is. Alleen voor de in artikel 12 lid 1 onder a en artikel 13 lid 1 onder a Wms genoemde aangelegenheden geldt dat het bevoegd gezag ten aanzien van de gevolgen van een besluit een regeling ter instemming moet voorleggen aan de betreffende geleding van de MR. De aangelegenheden van artikel 11 onder f (organisatiebeleid) en artikel 11 onder n Wms (nieuwbouw/belangrijke verbouwing) worden niet genoemd in artikel 12 lid 1 onder a en artikel 13 lid 1 onder a Wms. Aldus vallen de regelingen van de gevolgen daarvan niet onder het instemmingsrecht van de personeelsgeleding respectievelijk de oudergeleding van de MR. 5. BESLISSING Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat een voorgenomen besluit tot verhuizing/sluiting van dislocatie F is aan te merken als een besluit inzake vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school, als bedoeld in artikel 11 aanhef en onder f Wms. Een voorgenomen besluit tot verbouwing van hoofdlocatie A is aan te merken als een besluit inzake nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school, als bedoeld in artikel 11 aanhef en onder n Wms. De MR heeft ten aanzien van beide aangelegenheden adviesrecht. Aldus gedaan te Utrecht op 30 juni 2015 door mr. D.J.B. de Wolff, voorzitter, mr. W.J.J. Beurskens en mr. J. Sperling, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris. mr. D.J.B. de Wolff voorzitter mr. J.J. van Beek secretaris Pagina 4 van 5

5 Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 Wms beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de MR van de uitspraak op de hoogte is gesteld. Op grond van artikel 36 lid 4 Wms kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet. Pagina 5 van 5