RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Christelijk Lyceum Delft Locatie Molenhuispad Afdeling vwo

Transcriptie

1 RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Christelijk Lyceum Delft Locatie Molenhuispad Afdeling vwo Plaats: Delft BRIN-nummer: 01GX-0 Arrangementsnummer: Onderzoek uitgevoerd op: donderdag 13 oktober 2011 Conceptrapport verzonden op: 27 oktober 2011 Rapport vastgesteld te Utrecht op 1 december 2011 Reproductie van het rapport zonder toestemming van de inspectie of de school/instelling vindt niet plaats anders dan in zijn volledige vorm.

2 1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op donderdag 13 oktober 2011 een onderzoek uitgevoerd op de afdeling vwo van Het Christelijk Lyceum Delft, om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De inspectie heeft voor de afdeling vwo van het Christelijk Lyceum Delft een risicoanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse kwam naar voren dat de opbrengsten op deze afdeling onvoldoende zijn. Op 7 juni 2011 heeft de inspectie de uitkomsten van deze risicoanalyse met het bevoegd gezag besproken. Hierbij is uitgebreid over het onderbouwrendement gesproken. Naar aanleiding van dit gesprek is besloten een onderzoek uit te voeren om eventuele tekortkomingen vast te stellen. In dit onderzoek wordt tevens nagegaan of de school aan enkele wettelijke voorschriften voldoet. Onderzoeksopzet Omdat uit het bestuursgesprek bleek dat het onvoldoende onderbouwrendement in eerste instantie het gevolg is van het plaatsingsbeleid van de school, is bij dit onderzoek gekozen voor een beperkte opzet waarbij enkel de opbrengsten worden beoordeeld. Afhankelijk van de ontwikkelingen zullen bij een eventueel volgend onderzoek meer kwaliteitsaspecten worden onderzocht. Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: - een onderzoek naar en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn. - een analyse van documenten die betrekking hebben op zelfevaluatie-activiteiten van de school en van andere documenten die de school voorafgaand aan het schoolbezoek heeft toegestuurd of tijdens het schoolbezoek heeft overhandigd. - een bezoek aan de school waarbij gesprekken zijn gevoerd met het management en met een groep docenten. - aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de bevindingen van het onderzoek besproken met de directie. Toezichtkader De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader vo In het jaarwerkplan verantwoordt de inspectie welke wettelijke aspecten zijn onderzocht. Deze documenten zijn te vinden op Opbouw rapport In hoofdstuk 2 zijn de bevindingen uit het onderzoek naar de onderwijskwaliteit en de wettelijke voorschriften weergegeven. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven. Hoofdstuk 3 geeft het toezichtarrangement weer Pagina 2 van 6

3 2. BEVINDINGEN 2.1 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. De indicatoren met een asterisk zijn de normindicatoren; zij spelen een beslissende rol bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten) De inspectie heeft daarnaast onderzocht of wordt voldaan aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Of de school wel of niet voldoet aan deze wettelijke vereisten wordt tot uitdrukking gebracht met de score ja of nee. Resultaten 1.1 * De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht. 1.2 * De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding vwo. 1.3 * De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. 1.4 * Bij de opleiding vwo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau Wet- en regelgeving N1 Door of namens het bestuur is de vastgestelde schoolgids naar de inspectie gestuurd en deze schoolgids bevat de verplichte onderdelen (WVO art. 24a en 24c). N2 Door of namens het bestuur is het vastgestelde schoolplan naar de inspectie gestuurd en dit schoolplan bevat de verplichte onderdelen (WVO art. 24 en 24c). N3 Door of namens het bestuur is het vastgestelde zorgplan van het samenwerkingsverband naar de inspectie gestuurd en dit zorgplan bevat de verplichte onderdelen (WVO art. 10h). N4 Door of namens het bestuur zijn het Examenreglement en het PTA naar de inspectie gestuurd en beide voldoen inhoudelijk aan de wettelijke vereisten (Eindexamenbesluit art. 31). N5 De geplande onderwijstijd voldoet aan de wettelijke vereisten (WVO art. 10, lid 2; 10b, lid 2; 10d, lid 2; 10f, lid 3a; 11c, lid 1b; 12, lid 5). nee ja Pagina 3 van 6

4 2.2 Beoordeling Algemeen beeld De inspectie beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs op de afdeling vwo van Het Christelijk Lyceum Delft als zwak. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen. De opbrengsten zijn, afgemeten aan de prestaties van de leerlingen over de afgelopen drie jaar, onvoldoende. De school leeft de onderzochte wet- en regelgeving na. Toelichting Het bovenstaande algemene oordeel van de inspectie wordt hieronder toegelicht. Opbrengsten Onderbouwrendement Het onderbouwrendement wordt op vestigingsniveau -en niet op afdelingsniveau- berekend. Het onderbouwrendement van de vestiging Molenhuispad (afdelingen havo en vwo) is onvoldoende. Oorzaak hiervan is dat er geen leerlingen met een vmbo-gt of een gemengd vmbo-gt/havo advies op de vestiging Molenhuispad worden geplaatst. Deze leerlingen worden allemaal in de brugklas van de afdeling mavo van de vestiging Hof van Delft geplaatst. Er vindt dus binnen de vestiging Molenhuispad naar de afdeling havo geen opstroom plaats maar wel een relatief groot afstroom van leerlingen met een gemengd havo/vwo advies. Het gevolg is is een onvoldoende onderbouwrendement. Er worden geen leerlingen met een gemengd vmbo gt/havo advies of een sec vmbo-gt advies in de brugklas van de vestiging Molenhuispad geplaatst omdat de school liever leerlingen ziet opstromen dan afstromen. Gezien het liever niet afstromen beleid is het merkwaardig dat er wel een groot afstroom van leerlingen met een havo/vwo advies naar de afdeling havo plaatsvindt. Op de opbrengstenkaart 2011 hadden 35% van de leerlingen in havo drie een havo/vwo advies. Landelijk is dit gemiddeld maar 16%! Er stromen wel leerlingen op na het eerste leerjaar van het Hof van Delft naar Molenhuispad, maar deze tellen vervolgens niet mee in de berekening van het onderbouwrendement omdat dit een leerlingenstroom tussen verschillende vestigingen betreft. Bovenbouwrendement Het bovenbouwrendement is boven het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat weinig leerlingen blijven zitten in de bovenbouw of zakken voor het eindexamen. De school verklaart het goede bovenbouwrendement door het goede mentoraat en een (mogelijk soms te) vriendelijk schoolklimaat waarbij leerlingen niet snel zullen blijven zitten. Centraal examencijfers De cijfers voor het centraal eindexamen (ce) op het vwo zijn de laatste jaren gedaald. In 2008 en 2009 was het gemiddelde ce cijfer 6.6, in en in De verwachting voor 2012 is vergelijkbaar met De school zoekt de verklaring van deze dalende tendens in een combinatie van factoren waaronder: de goede schoolexamencijfers motiveren leerlingen niet om hard te werken voor het centraal examen, veel nieuwe en relatief onervaren docenten, het beleid om leerlingen bij de overgang het voordeel van de twijfel te geven, onvoldoende hoge verwachtingen van leerlingen. Opvallend is dat bij het zoeken naar verklaringen van de onvoldoende opbrengsten niet systematisch naar de kwaliteit van de lessen is gekeken. Er worden wel lesbezoeken uitgevoerd, vooral bij nieuwe docenten, maar de school kan geen objectieve uitspraak doen over de kwaliteit van het didactisch handelen van haar docenten. Dit terwijl in het leerlingentevredenheidsonderzoek de vraag of docenten goed kunnen uitleggen maar met een 6 wordt beoordeeld. Ter vergelijking, de sfeer op school wordt met een 8 beoordeeld Pagina 4 van 6

5 Er is een Plan van aanpak zwakke plekken vwo opgesteld. Hierin staan maatregelen ter verbetering van het ce cijfer. De voornaamste maatregelen zijn: bewustwording, onder meer door behaalde cijfers voortaan een vast onderdeel uit te laten maken van gesprekken van de teamleider met teamleden, het invoeren van taalbeleid, werken aan onderwijsontwikkeling in de onderbouw (OBIT = Onthouden, Begrijpen, Integreren, Toepassen), aanpassing van het pta, de invoering van een innovatiegroep V4 met als opdracht het onderzoeken van de mogelijkheden om het onderwijsrendement te verhogen, de invoering van een aparte H/A2 klas, waarin de leerlingen geplaatst worden die een redelijke kans maken op opstroom naar A3. Verschil schoolexamen centraal examen Het verschil tussen het schoolexamencijfer (se) en het centraal examencijfer (ce) is te groot. Oorzaak hiervan is dat de se cijfers niet mee gedaald zijn met de ce cijfers. Op de opbrengstenkaart 2011 was het verschil gemiddeld 0,63 en vooral te wijten aan een beperkt aantal vakken (Nederlands, Engels, Duits, geschiedenis en M&O). Het aantal vakken met een te groot verschil is echter gestegen bij de examens van De school verklaart de te grote discrepantie door een te vriendelijke beoordeling van de schoolexamens. De oplossing wordt vooral gezocht in een verhoging van de ce cijfers. Er worden echter ook maatregelen genomen om de kwaliteit van de schoolexamens te verbeteren. Toetsen worden samen gemaakt, de normering wordt van tevoren vastgesteld en alle toetsen worden een week van tevoren bij de teamleider ingeleverd. Conclusie Het onderbouwrendement is onvoldoende, vooral omdat er geen leerlingen met een vmbo-gt of vmbo-gt/havo advies op de afdeling havo worden geplaatst maar ook ten gevolge van de relatief grote afstroom van leerlingen met een havo/vwo advies. Het verschil se-ce is op de afdeling vwo te groot. De ce cijfers zijn de laatste jaren sterk gedaald terwijl de se cijfers op het oude niveau zijn gebleven. Het is duidelijk dat de school de problemen met de dalende ce cijfers en het te grote verschil se-ce heeft gesignaleerd en maatregelen neemt. Wat nog ontbreekt in de verbeteraanpak is een objectief beeld van wat er in de lessen gebeurt. Gezien de dalende ce cijfers en ook de resultaten van het leerlingentevredenheidsonderzoek is de inspectie van oordeel dat er wel aanleiding is om de kwaliteit van het primaire proces goed in beeld te krijgen en waar nodig maatregelen te nemen. Wet- en regelgeving De school leeft de onderzochte wet en regelgeving na. In de schoolgids (pag. 29) staat dat men zich met klachten kan wenden tot de inspectie indien geen bevredigende oplossing is gevonden. Dit is niet juist en de school wordt verzocht deze passage uit de volgende schoolgids te verwijderen Pagina 5 van 6

6 3. TOEZICHTARRANGEMENT De kwaliteit van het onderwijs vertoont tekortkomingen in de opbrengsten en wordt als zwak beoordeeld. Om deze reden kent de Inspectie van het Onderwijs aan de afdeling vwo van het Christelijk Lyceum Delft een aangepast arrangement zwak toe. De afdeling valt onder intensief toezicht. Met het bevoegd gezag is afgesproken dat de opbrengsten op de opbrengstenkaart 2014 weer van voldoende niveau zijn. Hieraan voorafgaand voert de inspectie een afsluitend onderzoek naar de kwaliteitsverbetering (okv) uit om na te gaan of de tekortkomingen zijn opgeheven. In het tweede kwartaal van 2012 zal de voortgang met het bevoegd gezag worden besproken. Ter voorbereiding van dit gesprek zal het bevoegd gezag voor 1 mei 2012 een evaluatie van de leskwaliteit op de afdeling vwo aan de inspectie sturen. Aan de hand van deze evaluatie en de ontwikkeling van de opbrengsten zal de inspectie bepalen hoe zij het toezicht verder vorm geeft Pagina 6 van 6