Waar is de taart? (Thé Tjong-Khing) Door Kim Wagemans

Transcriptie

1 Waar is de taart? (Thé Tjong-Khing) Door Kim Wagemans Doelgroep Deze lessuggesties zijn geschreven voor laaggeschoolde anderstaligen, richtgraad 1.1. (vanaf module 2). Je hebt minstens een paar cursisten nodig die kunnen schrijven. Doelstellingen Een cursist kan relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen (BE 062). Een cursist kan een probleem formuleren op beschrijvende wijze (BE 058). Een cursist kan relevante gegevens selecteren uit herkenbare vragen op beschrijvende wijze (BE 055). Een cursist kan informatie geven door te reageren op herkenbare vragen (BE 059). Materiaal vijf exemplaren van Waar is de taart? (Thé Tjong-Khing, uitgegeven bij Lannoo) lijstjes (voorbeeld zie bijlage) kaarten met de personages van het boek op Lesverloop 1. Het boek vluchtig bekijken Het boek wordt in groepjes bekeken. Noem zoveel mogelijk objecten op die de cursisten bij naam kennen. Elk groepje krijgt 13 lijstjes (12 bladzijden en 1 kaft). Elk groepje bekijkt elke tekening en kruist aan welke objecten op die tekening te zien zijn. De lezer leest voor en kruist aan. De andere cursisten zoeken. Daarna wordt snel gecontroleerd door te kijken hoe vaak elk object en elk karakter terugkomen in het boek. 2. Gevonden, gestolen/afgenomen, verloren/kwijt. Maak op het bord drie kolommen: gevonden gestolen/afgenomen verloren/kwijt Bekijk het boek bladzijde per bladzijde. Zoek klassikaal welke voorwerpen gevonden, gestolen of verloren zijn. Schrijf/hang de woorden in de juiste kolom. Nabespreking: De cursisten controleren of alles wat in het boek verloren en gestolen is, ook gevonden werd. Keer telkens terug naar het boek. Zo kunnen de cursisten inzien dat sommige informatie niet te zien is, maar tussen de bladzijden verscholen zit (je ziet 1

2 niet dat de eekhoorn de hark vindt of het varken de paraplu vindt, maar op het einde van het boek hebben beide dieren wel hun voorwerp terug). Wijs ook op de neus van de kat (je ziet niet dat de kat op de hark trapt, maar je kan het wel veronderstellen. De kat vertelt dat trouwens ook op het einde). Opmerking: Aan dit onderdeel kan je allerlei kimspelen koppelen. De cursisten moeten de klas verlaten. De docent neemt van elke cursist een voorwerp en verstopt het in de klas. De cursisten komen opnieuw binnen en moeten vertellen wat ze kwijt zijn (ik ben kwijt). Daarna zoeken de cursisten elk een voorwerp dat niet van hen is. Ze vertellen wat ze gevonden hebben (ik heb gevonden). Ga dan met de cursisten naar het secretariaat. Geef de voorwerpen af aan de secretaresse, die de ze dan bij de verloren voorwerpen legt. Op die manier kunnen korte dialoogjes geoefend worden: Excuseer, ik heb... gevonden. Waar? In de klas. Welk nummer? 1,1. Excuseer, kan u me helpen? Ik ben mijn... kwijt. Ik zal eens kijken 3. Wie ben ik-spel Bekijk het boek bladzijde per bladzijde. Laat de cursisten goede zinnen maken. Elke zin moet de structuur onderwerp-werkwoord-rest hebben. Hang als kapstok de kleurkaarten op het bord: blauw voor het onderwerp (teken hier eventueel een dier op), roos voor het werkwoord, groen voor de rest. Neem dan uit één personage uit de kaarten met personages. Kijk er niet naar. Laat het door een cursist op je rug kleven. Aan de hand van vragen zoek je wie je bent. Maak de afspraak dat je geen namen van dieren in je vragen gebruikt. Voorbeeld: Pluk ik bloemen? Draag ik een hoed? Heb ik een paraplu? Ben ik roos? (mogen niet: Ben ik een hond? Ben ik een aap?) Maak de inversie in een vraag duidelijk door de blauwe met de roze kaart om te wisselen aan de kapstok. Vervolgens komt een sterke cursist naar voor. Kleef een kaart op zijn rug en laat hem zoeken naar zijn identiteit. 2

3 Heb je alleen sterke cursisten, dan geef je elke cursist een kaart. De cursisten mogen door elkaar vragen stellen. Hou na twee minuten telkens een pauze en controleer wie zijn identiteit al geraden heeft. 4. Aanvullende oefening met de letterdoos voor gealfabetiseerde groepen Taart-Staart-straat. Rat-kat Tas-tak Huis-huil-kuil Lang-slang Hark-harken-varken Man-mand Hond-mond-mand-hand-handtas Rug-brug Bal-ballon Dop-pop Ver-verf Bal-val Roep-poep Veer-meer Lig-big Hap-rap Zak-pak-hak-hark Enz. 3

4 Bijlage: voorbeeldlijstje BLADZIJDE :... De hark De paraplu De ballon De want De slof De bal De mand De zak De veer De tas De stok De fles De bank De bloemen De taart De pop Een roze hoed Een jong van een gans. Een big Een vrouwelijke kameleon. 4

5 5

6 6