Box 3 vs. Mirrlees Review

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Box 3 vs. Mirrlees Review"

Transcriptie

1 Box 3 vs. Mirrlees Review Een vergelijking tussen de resultaten van een Engels onderzoek en de Nederlandse systematiek met betrekking tot het heffen van belasting op vermogen en/of vermogensrendementen Naam: M.R. Feijen (Martijn) Collegejaar: Begeleider: Prof. Dr. A.C. Rijkers Studierichting: Fiscaal Recht Afstudeerdatum: 23 augustus 2012

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave pagina 1-2 Voorwoord pagina 3 Managementsamenvatting pagina 4 Hoofdstuk 1: Inleiding pagina Algemeen pagina Aanleiding pagina Onderzoeksopzet pagina Hoofdvraag pagina Hoofdstukindeling pagina 7 Hoofdstuk 2: Mirrlees Review en Tax by Design pagina Samenvatting pagina Huidige Engelse belastingsystematiek pagina Algemeen pagina Inleiding Mirrlees Review pagina Vermogensbelasting vs. Vermogenswinstbelasting pagina Mirrlees Review pagina Algemene visie op het belasten van vermogen pagina Argumenten vóór een vermogensbelasting pagina Argumenten tegen een vermogensbelasting pagina Definitie van vermogen pagina Toekomstige vermogensbelasting pagina Geschiedenis van vermogensbelastingen pagina Conclusies Mirrlees Review pagina Reacties op Mirrlees Review pagina Tax by Design pagina Inleiding Tax by Design pagina Theoretische behandeling vermogenswinsten pagina Neutraliteit of niet pagina Tussenconclusie neutraliteit pagina Omschrijving toekomstig Engels systeem pagina Tussenconclusie toekomstig systeem pagina 24 Hoofdstuk 3: Nederlandse heffingssystematiek (Box 3) pagina Algemeen pagina Grondslagen inkomstenbelasting pagina Inkomstentheorie pagina Analytisch of synthetisch pagina Rangorderegeling pagina Box 3 pagina Inhoud Box 3 pagina Uitgangspunten Box 3 pagina Kritiekpunten Box 3 pagina Mogelijke oplossingsrichtingen pagina Geschiedenis van Box 3 pagina Samenvatting pagina 33 1

3 Hoofdstuk 4: Systematische vergelijking Nederland en Engeland pagina Algemene beschrijving belastingsystemen pagina Huidig Engels belastingsysteem pagina Voorgesteld Engels belastingsysteem pagina Huidig Nederlands belastingsysteem pagina Vermogensvergelijkingstheorie pagina Vergelijking tussen de systemen pagina Vergelijking Engelse systemen pagina Vergelijking internationaal pagina Vergelijking met de benchmark pagina Vergelijking Nederlandse systematiek pagina Vergelijking Engelse systematiek pagina Samenvatting pagina Hoofdstuk 5: Toepassing aanbevelingen Mirrlees Review pagina Inhoudelijke bespreking Nederlandse systematiek pagina Inhoudelijke bespreking Engelse systematiek pagina Inhoudelijke bespreking vermogensvergelijkingstheorie pagina Verbeterpunten Nederlandse systematiek pagina Samenvatting verbeterpunten pagina Stappenplan pagina Samenvatting/eigen visie pagina Hoofdstuk 6: Conclusies en Aanbevelingen pagina Doelstellingen pagina Conclusies pagina Conclusies Engelse systematiek pagina Conclusies Nederlandse systematiek pagina Conclusies vergelijking systematiek en benchmark pagina Aanbevelingen pagina Nawoord pagina 61 Literatuurlijst pagina Bijlage I pagina

4 Voorwoord In het kader van het afronden van mijn Master-opleiding Fiscaal Recht ligt hier het eindresultaat van mijn Master-Thesis voor. Het onderwerp van deze thesis betreft een onderzoek naar één hoofdstuk van een omvangrijk wetenschappelijk rapport met betrekking tot het gehele Engelse belastingstelsel, genaamd Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review. 1 Het onderzoek richt zich niet op het gehele rapport, maar enkel op datgene dat dit rapport bespreekt met betrekking tot het heffen van een belasting op vermogen en vermogensrendementen. 2 Naast het voornoemde rapport heb ik gebruik gemaakt van een aanvullend rapport van dezelfde auteurs, genaamd Tax by Design The Mirrlees Review. 3 In dit rapport worden de hoofdlijnen, die in het eerste rapport uiteengezet zijn, verder uitgediept. In de Engelse rapporten worden er verschillende uitgangspunten aangereikt met betrekking tot de wijze waarop vermogen of vermogensrendementen moet worden belast. Daarnaast dragen de rapporten argumenten aan om deze bestanddelen al dan niet te belasten. In dit onderzoek hanteer ik zowel het Engelse belastingsysteem als ook het Nederlandse belastingsysteem als uitgangspunt. In Mirrlees Review en Tax by Design, zoals deze rapporten verder zullen worden genoemd, wordt aangeven hoe het huidige Engelse systeem is en hoe, in de ogen van de auteurs, deze kan worden verbeterd. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag waarom deze moet worden verbeterd. Uiteindelijk heeft dit tot enkele aanbevelingen geleid. Aan deze aspecten is in het bijzonder aandacht besteed. Aangezien ook binnen de belastingwetgeving het adagium beter goed gejat, dan slecht bedacht opgaat, is het nuttig om deze uitgangspunten en aanbevelingen te spiegelen aan de Nederlandse belastingsystematiek om van daaruit te bestuderen of de uitgangspunten en aanbevelingen voor het Nederlandse belastingstelsel relevant kunnen zijn. Vanwege het feit dat de Nederlandse heffing, in de vorm van de heffing in Box 3 van de inkomstenbelasting, een veelbesproken onderwerp vormt binnen het Nederlandse belastingsysteem, werd direct mijn interesse gewekt om, juist op dit vlak, aan de hand van de Engelse rapporten een onderzoek uit te voeren. Enerzijds bevat dit onderzoek een rechtsvergelijking tussen Nederland en Engeland met betrekken tot het belasten van vermogen en vermogensrendementen. Anderzijds gaat het in op de toepassing van de aanbevelingen van de Engelse rapporten op de Nederlandse regelgeving. Deze aspecten zullen in het onderstaande aan bod komen. Omdat dit onderzoek het definitieve sluitstuk vormt van mijn beide academische opleidingen, althans in ieder geval voor de aankomende periode, wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken enkele mensen in het bijzonder te bedanken, zonder daarbij andere mensen te kort te willen doen: - Joek Henkens - Prof. Dr. A.C. Rijkers - Peter, Marianne, Ronald en Marisja Feijen - Mr. S.M. de Gram FB (ABAB Belastingadvies BV) 1 Sir James Mirrlees e.a., Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april Met name Hoofdstuk 8 van dit rapport. 3 Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september

5 Managementsamenvatting In het hieronder omschreven rapport is een onderzoek verantwoord naar een gedeelte van een tweetal Engelstalige rapporten. Het doel van dit onderzoek is om te bekijken of de inhoud van deze rapporten, waaronder een beschrijving van het huidige Engelse belastingsysteem op het punt van het belasten van vermogen en vermogensrendementen, als ook een beoordeling van dit systeem vanuit de visie van de betreffende auteurs, bij kunnen dragen aan de discussie met betrekking tot de Nederlandse belastingheffing op vermogen dan wel vermogensrendementen. Deze heffing is in Nederland vormgegeven in Box 3. Hierbij is eveneens gebruik gemaakt van een benchmark om de vergelijking tussen de systemen aan te sturen. Deze benchmark is de vermogensvergelijkingstheorie. Op grond van deze theorie wordt een vermogensaanwasbelasting voorgestaan. Omwille van de praktische invulling van een dergelijke heffing, vanwege het feit dat er geen liquiditeiten beschikbaar zijn, spreekt men ook wel van een vermogenswinstbelasting als afgeleide van de vermogensaanwasbelasting. Uit het onderzoek is gebleken dat er in Engeland momenteel geen vermogensbelasting wordt geheven, noch dat dit in het verleden is gebeurd. In het vervolg is uitgebreid besproken om welke redenen er in Engeland geen vermogensbelasting is ingevoerd. Ook blijkt hieruit dat de auteurs van de diverse rapporten onvoldoende argumenten zien om op dit moment een vermogensbelasting te adviseren. Wel blijkt uit de commentaren op het betreffende hoofdstuk door andere auteurs dat het belasten van vermogen in de toekomst eventueel een andere plek in kan nemen en een grotere rol kan spelen in de belastingheffing van diverse landen. De huidige Engelse belastingsystematiek ten opzichte van vermogensrendementen bestaat uit twee componenten die afzonderlijk de reguliere vermogensrendementen en de vermogenswinsten in de heffing betrekken. De huidige Engelse belastingsystematiek wordt door de auteurs van de rapporten als inefficiënt en oneerlijk beschouwd. Vanuit het oogpunt van de vermogensvergelijkingstheorie heeft de huidige systematiek in de basis goede uitgangspunten, aangezien ze in beginsel de werkelijke vermogensrendementen trachten te belasten. Daar staat tegenover dat de vrijstellingen te omvangrijk zijn om te spreken van een vermogenswinstbelasting waarin alle vermogensrendementen worden betrokken. Het voorstel van de auteurs van de rapporten is een systematiek waarin slechts een gedeelte van de vermogensrendementen in de heffing wordt betrokken om op die wijze rekening te houden met de kosten voor inflatie en het feit dat de belastingplichtige zelf niet over het vermogen kan beschikken. In de visie van de auteurs is dit geen inkomen, waardoor dit niet in de heffing moet worden betrokken. Ondanks het feit dat er, ook in de Nederlandse literatuur, wordt beseft dat er rekening gehouden moet worden met de inflatie, lijkt de voorgestelde Engelse systematiek tamelijk lastig in de uitvoering. Bovendien meen ik dat er ook op andere fronten, zoals in de tariefsstelling of door middel van een vrijstelling op de belastinggrondslag, rekening gehouden kan worden met de inflatie. Al met al is de conclusie dat de Engelse rapporten in ieder geval voldoende verbeterpunten leveren voor de Nederlandse belastingheffing van Box 3 vanuit de vermogensvergelijkingstheorie. De huidige Nederlandse systematiek gaat geheel niet uit van werkelijke vermogensrendementen, waardoor dit systeem aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie een van de minste opties is. Samenvattend meen ik dat de toekomst van Box 3 zeker in de richting van de Engelse belastingsystematiek moet worden gezocht, waarbij er gebruik moet worden gemaakt van de beste punten uit zowel de huidige belastingsystematiek als de voorgestelde systematiek. Feit is in ieder geval dat de rapporten ons leren dat het belangrijk is om te streven naar een belastingheffing op de werkelijke vermogensrendementen. Dit houdt tevens, indirect, een oproep in aan de Nederlandse wetgever om de huidige belastingheffing in Box 3 tegen het licht te houden en een vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting te overwegen. Voor het opzetten hiervan zijn zowel dit onderzoek als de Engelse rapporten te gebruiken als inleiding op de mogelijkheden op dit vlak. 4

6 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Algemeen Onlangs hebben een groot aantal auteurs, voornamelijk wetenschappers op verschillende vakgebieden, op verzoek van het Engelse Institute for Fiscal Studies een omvangrijk rapport gepubliceerd onder de titel Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review. 4 De auteurs van dit rapport zijn hiertoe verzocht om op deze wijze opvolging te geven aan het eerder geschreven Meade Report. 5 In het Meade Report is, onder begeleiding van professor J.E. Meade, het Engelse belastingsysteem, in het bijzonder de directe belastingen, zo volledig mogelijk beschreven en beoordeeld. 6 Hierbij heeft men rekening gehouden met andere aspecten van (het invoeren van) regelgeving, zoals de ontwikkeling van de regelgeving over een langere periode en de invloed van de politiek. De auteurs van het Meade Report constateerden dat het in aanmerking nemen van deze aspecten van belang is in het streven naar consistentie en een volledige beoordeling van het Engelse belastingstelsel. Tevens constateerden ze dat een dergelijke visie en benadering in ongebruikelijk is, omdat de belastingsystematiek vaak wordt beïnvloed door beleid dat op de (zeer) korte termijn is gericht. In de optiek van deze auteurs heeft dat met regelmaat geleid tot wisselend beleid binnen de Engelse belastingwetgeving. In het algemeen wordt een dergelijk beleid als onwenselijk ervaren. 7 De auteurs van Mirrlees Review merken op hun beurt op dat het eerdere rapport een grote diversiteit aan aandachtspunten en aanbevelingen heeft opgeleverd. Sommige van deze punten zijn vervolgens door de beleidsmakers opgepakt en door middel van concrete (gewijzigde) regelgeving opgenomen in het Engelse belastingsysteem. Andere opmerkingen van het Meade Report zijn daarentegen niet ter harte genomen en hebben niet geleid tot concrete wijzigingen. 8 Aangezien het Meade Report is opgezet als een volledig en direct te integreren plan van aanpak voor het totale Engelse belastingsysteem, is dit opvallend, doch het geeft wel het selectieve denken en handelen van de wetgever weer. Sinds het verschijnen van het Meade Report is er een behoorlijke tijd verstreken, waardoor het aannemelijk is geacht dat een nieuw rapport tot andere inzichten zou leiden. Daarom vond men de tijd rijp voor een hernieuwde studie naar het totale Engelse belastingsysteem. 1.2 Aanleiding In Mirrlees Review geven de auteurs, met betrekking tot de diverse onderdelen van het Engelse belastingsysteem, een beschrijving van zowel de systematiek als de grondslagen, maar ook van de verschillende problemen, als ook mogelijke oplossingen. Daarbij worden alle fiscale vakgebieden onder de loep genomen. Hierbij worden onderwerpen behandeld zoals de belastingheffing op het gebied van loon, milieu, erfenissen, maar ook de relatie tussen belastingheffing en politiek en de invloed van belastingen op de verhouding tussen sparen en consumptie. De belangrijke hoofdstukken worden, na de uiteenzetting van de oorspronkelijke auteurs, besproken door andere deskundigen die hun visie op het betreffende hoofdstuk op geheel eigen wijze uiteenzetten. Naast Mirrlees Review hebben de auteurs een aanvullend rapport uitgebracht onder de noemer Tax by Design The Mirrlees Review. 9 Hierin worden de bevindingen en aanbevelingen van het rapport samengevat en worden diverse concrete voorstellen gedaan 4 Sir James Mirrlees e.a., Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april Professor James Meade e.a., The structure and reform of direct taxation, The Institute of Finance, London, George Allen & Unwin Ltd., januari Omwille van de leesbaarheid van de tekst zal in het verdere verloop van dit onderzoek het rapport Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, aangeduid worden met Mirrlees Review. Evenzo zal The structure and reform of direct taxation verder worden aangeduid met Meade Report. 7 T.a.p., voetnoot 5, 1. Scope and Purpose of the Study, pagina T.a.p., voetnoot 4, pagina vii. 9 Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september 2011, verder aan te duiden met Tax by Design. 5

7 om het belastingsysteem te verbeteren en de gesignaleerde problemen aan te pakken. Deze rapporten bieden een uitgebreide inkijk in de Engelse belastingsystematiek. Daarnaast levert dit rapport een heldere analyse van de problemen en knelpunten binnen de verschillende belastingonderdelen die het Engelse belastingstelsel kent. Hierdoor krijgen fiscale wetenschappers uit andere landen de mogelijkheid om hun eigen belastingsysteem te spiegelen aan de Engelse systematiek. Dit biedt mogelijkheden om de conclusies en aanbevelingen van dit rapport toe te passen op de eigen belastingsystematiek. 1.3 Onderzoeksopzet Het doel van dit onderzoek is om een gedeelte van het onderzoek van Mirrlees Review te vergelijken met het corresponderende deel van de Nederlandse systematiek. Doel hierbij is om te kijken wat dit kan betekenen voor de ontwikkeling van het Nederlandse belastingstelsel. Vanwege de omvang van Mirrlees Review is het onmogelijk om het gehele rapport in één onderzoek te behandelen. Daarom is het belangrijk om dit in te kaderen en te streven naar een vergelijking tussen één specifiek aspect van Mirrlees Review en de Nederlandse systematiek op dit punt. Bij het bestuderen van de inhoud van Mirrlees Review werd mijn aandacht in het bijzonder getrokken naar het gedeelte van het onderzoek dat betrekking heeft op het heffen van belasting op vermogen en vermogensrendementen. In het rapport besteden de auteurs op twee manieren aandacht aan dit onderwerp. Allereerst onderzoekt het rapport de invloed die een vermogensbelasting (tax on wealth) zou hebben op de verhouding tussen sparen en consumeren. 10 Daarnaast gaat Mirrlees Review in op het belasten van vermogen en vermogensrendementen. 11 In hetzelfde hoofdstuk bespreekt men ook de belastingheffing op het overdragen van vermogen. De belastingheffing op vermogensoverdrachten, die op het eerste gezicht vergelijkbaar lijkt met de Erf- en Schenkbelasting 12, heeft voor dit onderzoek geen verdere relevantie. Aan deze belastingheffing besteedt dit onderzoek dan ook verder nauwelijks tot geen aandacht. De volgende aspecten komen hier aan bod. Allereerst gaat het onderzoek in op hetgeen Mirrlees Review en Tax by Design opmerken over de belastingheffing op vermogen en vermogensrendementen. Hierbij wordt aandacht besteed aan de huidige Engelse systematiek, komen de diverse rechtvaardigingsgronden voor het heffen van dergelijke belastingen aan de orde en worden de argumenten vóór en tegen dergelijke heffingen besproken. Vervolgens zullen de bevindingen worden gespiegeld aan de Nederlandse systematiek. Tot eind 2000 kende het Nederlandse belastingstelsel een vermogensbelasting 13 en een afzonderlijke belastingheffing op reguliere vermogensrendementen in de inkomstenbelasting. Vanaf 2001 is deze systematiek volledig gewijzigd door het invoeren van Box 3, waarbij vermogensrendementen met behulp van een forfaitair rendement worden belast. Dit forfaitaire rendement heeft tot doel om het inkomen uit vermogen in de belastingheffing te betrekken. 14 Zoals later zal blijken is er in de fiscale literatuur met regelmaat kritiek geuit op de rol die deze systematiek binnen de inkomstenbelasting speelt. De kritiekpunten zullen in dit onderzoek aan de orde komen, waarna deze zullen worden meegenomen bij de aanbevelingen en uitgangspunten die volgen uit Mirrlees Review. Op basis van de vergelijking tussen de beide belastingsystemen volgt een aantal concrete voorstellen, waarmee de Nederlandse systematiek mogelijkerwijs kan worden verbeterd of aangepast. Dit zal later nader worden toegelicht. De aanbevelingen, die uit het onderzoek volgen, worden beoordeeld op uitvoerbaarheid binnen het huidige Nederlandse belastingsysteem. Voor deze beoordeling worden enkele grondbeginselen gebruikt, zoals het draagkrachtbeginsel. Aangezien er sprake is van twee 10 Hoofdstuk 7 van Mirrlees Review. 11 T.a.p., voetnoot 4, m.n. paragraaf 8.3.2, maar ook andere elementen uit hoofdstuk Deze belasting vindt in Nederland plaats onder de noemer Successiewet Wet op de Vermogensbelasting Memorie van Toelichting bij de Wet Inkomstenbelasting 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar , 26727, nr. 3, pagina

8 verschillende belastingsystemen, kan het zijn dat aanbevelingen die passend zijn binnen het Engelse systeem, in het Nederlandse systeem totaal niet wenselijk of toepasbaar zijn. 1.4 Hoofdvraag Voor het hiervoor beschreven onderzoek ten aanzien van de vergelijking tussen het Engelse en het Nederlandse belastingsysteem met betrekking tot de wijze van het heffen van belasting over vermogen of vermogensrendementen, is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: In hoeverre kunnen er uit Mirrlees Review en Tax by Design aanbevelingen en aspecten worden ontleend met betrekking tot het belasten van vermogen en/of vermogensrendementen, die van toepassing kunnen zijn op de Nederlandse belastingsystematiek, en in hoeverre kunnen deze aanbevelingen en aspecten worden toegepast bij het verbeteren van de Nederlandse belastingheffing op dit vlak? 1.5 Hoofdstukindeling Om de bovenstaande onderzoeksvraag goed te beantwoorden, behandelt hoofdstuk 2 eerst de belangrijkste aspecten van hetgeen Mirrlees Review heeft gerapporteerd met betrekking tot het belasten van vermogen en vermogensrendementen. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan de belangrijkste punten van Tax by Design. Hoofdstuk 3 geeft aan hoe de Nederlandse heffing op vermogen of vermogensrendementen momenteel is vormgegeven en wat binnen deze belasting de meest opvallende kenmerken en problemen zijn. Dit hoofdstuk focust zich in het bijzonder op Box 3 van de inkomstenbelasting. 15 Aan de hand van deze kenmerken en problemen komt in hoofdstuk 4 aan de orde op welke punten de belastingheffing op vermogen, dan wel vermogensrendementen in Engeland en Nederland overeenkomsten en verschillen vertoont. Dit inzicht is nodig om te bekijken op welke punten de bevindingen uit Mirrlees Review kunnen worden toegepast op de Nederlandse systematiek van Box 3. In hoofdstuk 5 worden de conclusies en oplossingen van de Engelse rapporten toegepast op de (problemen van de) Nederlandse systematiek. Aan de hand van deze toepassing volgt een uiteenzetting om te bekijken in hoeverre uit de Engelse rapporten concrete aanbevelingen volgen voor de Nederlandse systematiek. Ook gaat dit hoofdstuk in op de inhoud en de uitwerking van de aanbevelingen. Tot slot komt in dit hoofdstuk aan bod in hoeverre deze oplossingsrichtingen in Nederland kunnen worden toegepast. Dit is van belang om te onderzoeken in hoeverre de uitkomsten van het Engelse rapport daadwerkelijk bijdragen aan de vereenvoudiging en houdbaarheid van de Nederlandse heffing op vermogen of vermogensrendementen. Als laatste zal de ruimte worden genomen om conclusies te trekken en aanbevelingen te formuleren. 15 Hoofdstuk 5, vanaf afdeling 5.1, artikel 5.1 van de Wet Inkomstenbelasting

9 Hoofdstuk 2: Mirrlees Review en Tax by Design In dit hoofdstuk komt een gedeelte van het rapport, dat geschreven is onder begeleiding van Sir James Mirrlees, 16 nader onder de aandacht. Zoals eerder aangegeven, behandelt dit rapport het totale Engelse belastingsysteem, mede vanuit verschillende perspectieven. Ook wordt in dit rapport, waar nodig, aandacht besteed aan andere relevante aspecten die van invloed zijn op het vormen en ontwikkelen van een belastingsysteem in het algemeen, zoals de politieke context waarin besluiten over belastingen worden genomen. 17 Dit rapport is geschreven als opvolging van een eerder rapport genaamd het Meade Report. 18 De auteurs van Mirrlees Review hebben verder een ander rapport uitgebracht waarin ze concrete aanbevelingen voor de huidige Engelse belastingsystematiek formuleren, namelijk Tax by Design. 19 Dit rapport geldt als aanvulling op de theoretische verhandelingen van Mirrlees Review. Aangezien de inhoud van dit rapport eveneens relevant is voor het onderliggende onderzoek, zal dit rapport ook worden besproken. Uiteraard zal Mirrlees Review niet geheel worden toegelicht. Zoals in de inleiding aangegeven, komen enkel die teksten aan de orde, die betrekking hebben op het heffen van belasting op vermogen en/of vermogensrendementen. Van belang is dat de standpunten die in dit hoofdstuk aan de orde komen, in de eerste plaats de mening van de auteurs van Mirrlees Review en Tax by Design weergeven, tenzij anders aangegeven. Daarnaast is er, omwille van de leesbaarheid van de tekst, voor gekozen dit hoofdstuk te beginnen met de samenvatting hiervan. In het vervolg van dit hoofdstuk worden de details uitgewerkt. 2.1 Samenvatting hoofdstuk 2 Uit de verschillende rapporten blijkt dat de huidige Engelse belastingsystematiek geen afzonderlijke vermogensbelasting kent. De auteurs van de rapporten adviseren aan de hand van verscheidene argumenten om geen vermogensbelasting in te voeren. 20 De belangrijkste redenen hiervoor zijn: - een gebrek aan efficiency m.b.t. tot de kosten en opbrengsten van de heffing; - de invloed van een dergelijke heffing op de verhouding tussen sparen en beleggen; - de bijkomende administratieve lasten; - het instabiele politieke kader m.b.t. de houdbaarheid van de belasting. In het rapport komen eveneens enkele argumenten aan bod die pleiten vóór het invoeren van een vermogensbelasting. De belangrijkste argumenten zijn het streven naar een herverdeling van vermogen en het belasten van de voordelen van het bezitten van kapitaal, met name de mogelijkheid om extra risico te kunnen dragen. 21 Vooral dit laatste was voor de auteurs van het Meade Report een belangrijk argument om een vermogensbelasting voor te stellen. 22 Ook in de Engelse politiek is in het verleden de wens uitgesproken om een dergelijke heffing in te voeren. 23 In dit hoofdstuk wordt uitgebreid aandacht besteed aan de wijze waarop inkomen uit vermogen wel belast zou kunnen worden. Hierbij wordt aan verschillende systemen gedacht, zoals het invoeren van een verbeterde vermogenswinstbelasting, het belasten van kapitaalsoverdrachten of een heffing op basis van de jaarlijkse kapitaalswaarde (vermogensbelasting). Al met al blijkt dat er nog steeds voldoende discussie is over de 16 Sir James Mirrlees e.a., Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april T.a.p. voetnoot 16, Preface, pagina vii. 18 Professor James Meade e.a., The structure and reform of direct taxation, The Institute of Finance, London, George Allen & Unwin Ltd., januari Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september T.a.p. voetnoot 16, Should the UK have a wealth tax?, pagina T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina T.a.p. voetnoot 17, zie met name hoofdstuk 16, Capital taxes II: An Annual Wealth Tax voor meer informatie op dit onderwerp (pagina ). 23 T.a.p. voetnoot 16, Should the UK have a wealth tax?, pagina

10 noodzaak en wenselijkheid van een vermogensbelasting. Een aantal commentatoren op Mirrlees Review komen met aanvullende argumenten. Hierbij wordt onder andere gewezen op de functie die een vermogensbelasting heeft bij de regulatie van de kapitaalmarkt. In de inleiding is reeds aangegeven dat bij het schrijven van dit onderzoek wordt aangesloten bij de Engelse belastingsystematiek. Aangezien zowel de Engelse als ook de Nederlandse belastingsystematiek geen zuivere vermogensbelasting (meer) kent en de auteurs van Mirrlees Review, ondanks de discussiepunten, een dergelijke heffing afwijst, zal er in het vervolg geen verdere aandacht worden besteed aan de discussie omtrent het invoeren van een vermogensbelasting. De huidige Engelse belastingsystematiek kenmerkt zich doordat vermogenswinsten en reguliere vermogensrendementen afzonderlijk worden belast. Vermogenswinsten worden belast op grond van de Engelse vermogenswinstbelasting ( capital gains tax ). Reguliere vermogensrendementen worden over het algemeen belast in de inkomstenbelasting tegen het daar geldende tarief. Deze systematiek leidt, volgens de auteurs, tot een oneerlijke en ingewikkelde belastingheffing. De vermogenswinstbelasting op vermogenswinsten is onlangs sterk vereenvoudigd. Daar komt bij dat deze belastingheffing grote vrijstellingen kent, waardoor zelfs belastingplichtigen met grote vermogens tamelijk eenvoudig de heffing van belasting over vermogenswinsten kunnen ontlopen. In Tax by Design is vooral de huidige belastingsystematiek beoordeeld. In dit rapport zijn diverse opties besproken om de huidige systematiek te verbeteren. De auteurs zijn uitgekomen op een systematiek waarin onderscheid dient te worden gemaakt tussen enerzijds het rendement dat wordt behaald voor het te lopen risico (risicorente is belast) en anderzijds de vergoeding die wordt betaald als compensatie voor inflatie en andere kosten (rentevoet blijft onbelast). Dit leidt tot een systeem waarin er voor aandelen enerzijds en spaarrekeningen anderzijds een verschillend systeem moet worden ingevoerd. De belangrijkste reden voor het invoeren van deze systematiek is dat deze neutraal uitwerkt met betrekking tot de keuze tussen consumeren en sparen. Voor de auteurs is dit een zeer belangrijk argument en uitgangspunt voor een toekomstige heffing. Vermogensrendementen worden in Engeland wel in de heffing betrokken door middel van een vermogenswinstbelasting voor vermogenswinsten en een heffing in de inkomstenbelasting voor reguliere vermogensrendementen. In de rapporten worden deze systemen nader beschreven, besproken en becommentarieerd. In verband met het feit dat dit systeem momenteel gangbaar is, zal in het vervolg dit als uitgangspunt genomen worden. Dit betekent dat dit onderzoek zich in het bijzonder richt op de discussie rondom het belasten van de vermogensrendementen. Deze discussie is ook in de Nederlandse belastingsystematiek meer actueel. Maar voor het zover is, zal in het onderstaande eerst de inhoud van de beide Engelse rapporten uitgebreid aan bod komen. 2.2 Huidige Engelse belastingsystematiek Het huidige systeem in Engeland met betrekking tot het heffen van belasting over vermogen en vermogensrendementen kenmerkt zich, doordat er sprake is van ongelijke behandeling tussen de belastingheffing van vermogensrendementen. Bovendien wordt de belastingsystematiek als zeer moeilijk ervaren. Feitelijk heeft de Engelse belastingsystematiek twee vermogenswinstbelastingen. Enerzijds is er binnen de inkomstenbelasting een gedeelte dat de reguliere vermogensrendementen belast. Binnen deze systematiek wordt het maken van een vrije keuze, ten aanzien van de vorm waarin je het vermogen wilt houden, veelal fiscaal beïnvloed. In sommige situaties kan rente op eenvoudige rentedragende rekeningen worden geconfronteerd met een hogere belastingheffing in vergelijking met dividenden. Andere vermogensrendementen worden fiscaal relatief gunstig belast. 24 Het Engelse belastingstelsel is een synthetisch 24 T.a.p. voetnoot 19, Overview of the current situation in the UK, pagina 320; De tabel op deze pagina geeft een duidelijk overzicht van de uitgebreidheid en moeilijkheidsgraad van het Engelse belastingsysteem ten aanzien van het belasten van vermogensrendementen. In het rapport zijn een tweetal tabellen opgenomen die 9

11 belastingstelsel, waarbij de verschillende inkomstenbronnen bij elkaar worden opgeteld. Dit betekent dat de effectieve belastingdruk niet alleen afhankelijk is van het betreffende vermogensbestanddeel, maar ook van de totale hoogte van het inkomen. Daarnaast kent de Engelse belastingsystematiek een zogenaamd Individual Saving Account (ISA). Hierbij geldt dat er geen belasting wordt geheven op reguliere vermogensrendementen uit vermogensbestanddelen die hiervan deel uitmaken. Een ISA is een fonds waarin jaarlijks kan worden verantwoord. Maximaal de helft van dit bedrag kan cash (spaarrekeningen) zijn. Het is wel toegestaan om het gehele bedrag vol te storten met aandelen. 25 De overige reguliere vermogensrendementen worden integraal belast in de inkomstenbelasting. Er wordt geen inflatiecorrectie toegepast, waardoor de nominale vermogensrendementen worden belast. Dit maakt het effectieve tarief van de belastingheffing hoger, dan het nominale tarief. Het meeste vermogen in Engeland zit in pensioenen, eigen woningen en ISA s. Dit betekent dat het meeste vermogen in belastingvriendelijke of belastingvrije vermogensbestanddelen wordt gehouden. Een gedeelte van de reguliere vermogensrendementen wordt echter fiscaal ongunstiger behandeld. Volgens het rapport komt dit vooral voor bij huishoudens die van nature al een lagere rijkdom hebben. 26 Pensioenen kennen overigens in fiscale zin een geheel eigen plaats in de Engelse systematiek, net zoals in de Nederlandse systematiek. Daarnaast kent het Engelse belastingsysteem de capital gains tax. Deze belasting regelt de situaties waarin er belasting moet worden betaald bij het te gelde maken van vermogenswinsten (door het overdragen van vermogen). Hierbij moet worden gedacht aan de vermogenswinsten bij het overdragen van aandelen of onroerend goed. De belasting wordt geheven over datgene dat resteert van de vermogenswinst na aftrek van vrijstellingen, drempels en toegestane kosten en verliezen. In het kort komt de capital gains tax erop neer dat de behaalde vermogenswinsten boven de per jaar worden belast tegen een tarief van 18% voor belastingplichtigen die in de lage inkomensschijf vallen. Voor de belastingplichtigen die in de hoge schijf zitten, geldt een tarief van 28%. De vrijstelling zorgt ervoor dat er behoorlijke vermogenswinsten moeten worden behaald om tot belastingheffing te komen, aangezien dit in de praktijk een behoorlijk hoge drempel blijkt. Dit komt mede doordat het behalen van de vermogenswinsten deels kan worden gepland. Bijzonder aantrekkelijk zijn vermogenswinsten die worden behaald met persoonlijk ondernemingsvermogen. Hierbij geldt een totale vrijstelling van 5 miljoen. Voor wat betreft de eigen woning geldt een afzonderlijke regeling. Over de vermogenswinst van de verkoop van de eerste eigen woning is de belastingplichtige geen belasting verschuldigd. Bij een verkoop van de volgende eigen woning, valt de vermogenswinst onder de capital gains tax. 28 De hoge drempel van de vermogenswinstbelasting maakt het aantrekkelijk om bepaalde vermogensrendementen als kapitaalwinst te kwalificeren. De auteurs menen dat de vrijstellingen van een dusdanige hoogte zijn dat deze niet passen binnen een evenwichtig en effectief belastingsysteem. 29 Bij overlijden wordt het vermogen feitelijk ook overgedragen, namelijk aan de erfgenamen. In het Engelse systeem worden de vermogensbestanddelen op marktwaarde gewaardeerd. Wanneer de feitelijke systematiek wordt gevolgd, is er vermogenswinstbelasting verschuldigd over de vermogenswinsten die hierdoor te gelde worden gemaakt. In de praktijk is toepassing van de vermogenswinstbelasting in dergelijke situaties niet aan de orde, omdat er successiebelasting wordt betaald. Bij schenkingen wordt er wel vermogenswinstbelasting weergeven hoe de diverse vermogensbestanddelen belast worden en wat de effectieve belastingtarieven zijn. Deze tabellen zijn als bijlage bij dit onderzoek gevoegd (Bijlage I). 25 T.a.p. voetnoot 19, Overview of the current situation in the UK, pagina T.a.p. voetnoot 19, Overview of the current situation in the UK, pagina Belastingjaren 2010 en Dr. A.M.A. Bijvoet, De fabels rond de eigenwoningregeling, Belastingbrief 2009/05, pagina T.a.p. voetnoot 19, Overview of the current situation in the UK, pagina

12 geheven. Bij het heffen van een vermogensbelasting bij overlijden wordt de dubbele belasting zo duidelijk ervaren dat het niet mogelijk en wenselijk is om dit in de praktijk in te voeren. 30 Dit leidt tot een verstoring van het handelen in het maatschappelijk verkeer. Men zal vermogen pas bij overlijden willen overdragen. Een dergelijke verstoring is niet wenselijk. 2.3 Algemeen Inleiding Mirrlees Review In veel landen is het belasten van vermogen dan wel vermogensrendementen onderhevig aan kritiek en onderwerp van gesprek in de literatuur. Zo is dit ook in Engeland. Met name een vermogensbelasting wordt vaak bestempeld als oneerlijk of inefficiënt. 31 Dit is opvallend, aangezien het streven naar een eerlijke verdeling juist een van de argumenten is waarmee, bijvoorbeeld in het Meade Report 32, het invoeren van een vermogensbelasting wordt verdedigd. Volgens de auteurs van het Meade Report levert het bezit van vermogen namelijk meer voordelen op dan de feitelijke periodieke vermogensrendementen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de mate waarin met risico kan nemen en dragen en de mate waarop tegenslagen kunnen worden opgevangen. Omdat deze voordelen een bijdrage leveren aan de mate waarin mensen mogelijkheden hebben om inkomen te genereren, pleiten deze auteurs ervoor deze voordelen te belasten. 33 Andere argumenten die overheden gebruiken om het heffen van een vermogensbelasting te verdedigen, zijn het streven om burgers gelijke kansen te bieden en de wens om vermogen te herverdelen om daarmee vermogensverschillen te nivelleren. 34 Van belang is dat zowel pensioenvermogen als ook menselijk kapitaal in veel landen niet wordt meegenomen (of kan worden meegenomen) bij het bepalen van het vermogen. Deze facetten hebben daarentegen wel degelijk invloed op de vermogenspositie van een individu, zowel in het heden als met het oog op de toekomst. 35 Een ander belangrijk punt met het oog op de belastingheffing op vermogen en vermogensrendementen is de successieheffing. In Engeland wordt de samenhang tussen deze belastingheffingen duidelijk in die zin dat de capital gains tax tot doel heeft om vermogenswinsten bij verkoop of schenking te belasten, terwijl deze heffing juist is uitgesloten in geval van overlijden. Daar staat tegenover dat de Engelse systematiek geen schenkbelasting kent voor zover de schenkingen niet plaatsvinden binnen 7 jaar voor het overlijden, waardoor schenkingen niet onder de inheritance tax vallen, maar juist enkel onder de capital gains tax. 36 In verband met de kern van het onderliggende onderzoek wordt er slechts zijdelings aandacht geschonken aan deze samenhang of het ontbreken ervan. In het kader van een eventueel in te voeren vermogenswinstbelasting is dit wel degelijk van belang. Bij het overdragen van vermogen kan, ongeacht de achtergrond van deze overdracht, een vermogenswinst worden gerealiseerd. Door deze niet te belasten bij overlijden worden belastingplichtigen op grond van fiscale regelgeving gestimuleerd om het vermogen pas bij overlijden over te dragen. Een dergelijke invloed op de handelswijze van burgers is onwenselijk. Mirrlees Review merkt op dat er globaal drie manieren zijn om deze problematiek aan te pakken: Zie hiervoor onder andere: Mw. Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, De Wet schenk- en erfbelasting 2010, WPNR 6757/139, pagina T.a.p. voetnoot 16, Executive Summary, pagina T.a.p. voetnoot 17, zie met name hoofdstuk 16, Capital taxes II: An Annual Wealth Tax voor meer informatie op dit onderwerp (pagina ). 33 T.a.p. voetnoot 17, 16. Capital taxes II: An Annual Wealth Tax, pagina 363 onderaan. 34 T.a.p. voetnoot 16, Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina 746 én Summary of the current inheritance tax position, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina 751, als ook, t.a.p. voetnoot 14, Wealth transfer taxes, pagina T.a.p. voetnoot 16, Wealth transfer taxes, pagina

13 1. Bij overlijden is sprake van een overdracht waarover vermogenswinstbelasting is verschuldigd (direct afrekenen); 2. Bij overlijden is er geen sprake van een afrekenmoment. De vermogensbestanddelen gaan voor de oorspronkelijke aanschafwaarde over naar de nieuwe eigenaar (claim blijft staan, wordt doorgeschoven); 3. Bij overlijden is er geen sprake van een afrekenmoment. De vermogensbestanddelen worden na overlijden opnieuw gewaardeerd zonder afrekenen (claim vervalt en is feitelijk vrijgesteld). Om het belang te duiden, geeft Mirrlees Review aan dat beide belastingen gezamenlijk slechts een klein gedeelte van de totale belastingopbrengst bedragen Vermogensbelasting vs. Vermogenswinstbelasting Binnen dit onderzoek is het van belang om het verschil aan te geven tussen een vermogensbelasting en een vermogenswinstbelasting. Bij een vermogensbelasting is de hoeveelheid vermogen die een individu bezit de grondslag voor de belasting die hij af moet dragen. Bij een dergelijke heffing wordt bepaald welk vermogen men op een (of meerdere) peilmoment(en) bezit en daar wordt vervolgens een zeker percentage belasting over geheven, ongeacht de aan- of afwezigheid, noch de hoogte van periodieke en aperiodieke vermogensrendementen. Bij een vermogenswinstbelasting wordt er daarentegen niet gekeken naar het achterliggende vermogen, maar worden de rendementen die met dit vermogen zijn behaald in de heffing betrokken. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan rente, huur of dividend, maar ook aan gerealiseerde vermogenswinsten of vermogensverliezen die zijn behaald door waardemutaties van de vermogensbestanddelen. Hierbij valt te denken aan de verkoop van aandelen of onroerend goed, die in waarde zijn gestegen. Voor zover het relevant is dit verschil verder uit te diepen, gaat hoofdstuk 3 hier verder op in. 2.4 Mirrlees Review Algemene visie op het belasten van vermogen De meeste OECD-landen, waaronder Ierland, Oostenrijk en Denemarken hebben, volgens het rapport, de vermogensbelastingen in de ban gedaan. 39 Nederland wordt daarbij ook genoemd, waarbij direct wordt opgemerkt dat de vermogensbelasting in Nederland later is geïncorporeerd in de inkomstenbelasting. 40 In Engeland is ook enige tijd gesleuteld aan een vermogensbelasting, maar deze is, zonder dat deze is besproken in het politieke debat, van tafel verdwenen. Bij het beoordelen van de vermogensbelasting noemt Mirrlees Review een aantal elementen waar een goed belastingsysteem aan moet voldoen. Deze drie basiselementen dienen bij het ontwerpen en beoordelen van een belastingsysteem in ogenschouw te worden genomen: 41 - efficiency, vooral met betrekking tot de invloed die de belasting heeft op andere beslissingen zoals, meer of minder werken en het behouden dan wel uitgeven van inkomen en vermogen. Deze keuzes dienen niet te worden verstoord door de fiscaliteit; - administratieve kosten, waarbij van belang is dat deze kosten voldoende in verhouding staan met de te verwachten opbrengst van de heffing; - politieke verhoudingen, waarbij sommige beslissingen politiek gezien moeilijker te nemen zijn dan andere, bijvoorbeeld met het oog op de maatschappelijke houdbaarheid van de beslissingen. 38 T.a.p. voetnoot 16, Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina T.a.p. voetnoot 16, Should the UK have a wealth tax?, pagina Ook al is dit technisch correct, toch klopt dit inhoudelijk niet. De vermogensbelasting is per saldo niet afgeschaft, maar er is altijd bedoeld om een fictief rendement in te voeren waarmee de vermogenswinsten alsnog in de belasting zouden worden betrokken. 41 T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina

14 Daarnaast is het belangrijk om te bepalen welke uitgangspunten bij een belastinghervorming in ogenschouw moeten worden genomen. Voor het aanpassen van een belasting, dient te worden vastgesteld dat dit op een (of meerdere) vlakken wel tot verbetering(en) leidt. In dit kader zijn er drie criteria in het bijzonder van belang: nutsmaximalisatie, paternalisme en het bieden van gelijke kansen. 42 Op basis van (een van) deze gronden kan een belastinghervorming worden verdedigd. Bij het beginsel van nutsmaximalisatie geldt als uitgangspunt dat de marginale welvaart van iedere pond of euro daalt bij een groter vermogen. Hiermee wordt bedoeld dat voor elke pond of euro extra vermogen of inkomen, het additionele gevoel van welvaart, relatief gezien, minder is ten opzichte van de voorgaande pond of euro. Uiteraard is deze marginale nutstheorie vooral in de literatuur een veelbesproken argument. In de praktijk blijkt het vaak moeilijk om deze theorie te staven met empirische gegevens. 43 Bovendien gaat dit criterium er van uit dat de welvaart van één enkel individu van belang is voor het bepalen van het sociale welzijn van deze persoon. Dit is een behoorlijke simplificatie van de werkelijkheid aangezien het sociale welzijn van een individu ook afhangt van ongrijpbare factoren zoals vrije tijd en emoties/gevoelens, maar ook van (het sociale welzijn van) de sociale omgeving van deze persoon. 44 Bij het principe van de gelijkheid van kansen draait het erom de ongelijkheden tussen individuen, die zijn ontstaan buiten hun invloed om, te corrigeren. Hierbij valt te denken aan verschillen in talenten of productiviteit. Verschillen die door het eigen toedoen zijn ontstaan, dienen niet te worden gecorrigeerd. De fiscaliteit dient niet in te grijpen in het maken van de keuze om eigen vermogen te sparen, uit te geven of te schenken aan een ander of aan een goed doel. Bepaalde vermogensbestanddelen, zoals het menselijk kapitaal en andere persoonlijke eigenschappen, kunnen vaak niet eenvoudig worden belast. Daardoor is het moeilijk om het beginsel van de gelijkheid van kansen hierop volledig toe te passen. 45 Het criterium van paternalisme is gebaseerd op de noodzaak om individuen te verzorgen die anders onvoldoende voor zichzelf zorgen en onvoldoende sparen, bijvoorbeeld voor de oude dag. Een betere belastingopbrengst kan weer worden verdeeld onder mensen met onvoldoende inkomen of worden gebruikt voor een collectieve oudedagsvoorziening. 46 Sommige landen hebben in het begin van de twintigste eeuw geen vermogensbelasting geïntroduceerd aan de hand van (een van) deze uitgangspunten. Engeland is een van de landen die deze heffing niet heeft ingevoerd Argumenten vóór een vermogensbelasting Van belang om op te merken is dat een vermogensbelasting een hele andere functie vervult dan een vermogenswinstbelasting. Enerzijds kan een vermogensbelasting een alternatief zijn voor het heffen van inkomstenbelasting, waarbij een jaarlijkse heffing op vermogen ruwweg gelijk wordt gesteld aan een belasting op de vermogensrendementen. Deze systematiek ziet men feitelijk in Nederland terug bij de heffing in Box 3. Vooral met betrekking tot bepaalde vermogensbestanddelen, zoals onroerend goed, acht Mirrlees Review een dergelijke belasting mogelijk waardevol. De auteurs merken op dat het vaststellen van de hoogte van het vermogen in veel gevallen lastig kan zijn. Anderzijds kan een vermogensbelasting in een duaal systeem leiden tot een grotere mate van nivellering. Dit geldt met name indien de vermogensrendementen tegen een uniform tarief worden belast. In dat geval kan de vermogensbelasting als aanvulling dienen om vermogensnivellering te bereiken. Gebleken is dat de landen die geen vermogensbelasting 42 T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina T.a.p. voetnoot 16, Summary of the current inheritance tax position, pagina 758; Landen die wel een vermogensbelasting hebben ingevoerd zijn onder andere Frankrijk Spanje, Noorwegen en Zwitserland. De meeste landen echter hebben ervoor gekozen een dergelijke heffing niet in te voeren. 13

15 hebben ingevoerd, zoals Engeland, hebben getracht een extra vermogenswinstbelasting in te voeren om dit effect te bereiken. 48 Een van de belangrijkste argumenten om vermogen te belasten is dat men extra profijt heeft van het bezitten van vermogen en dat dit een zekere status en macht met zich brengt. Dit zou het heffen van belasting over vermogen rechtvaardigen om op deze wijze dit profijt als inkomen te belasten. Daar staat tegenover dat deze extra waarde zeer moeilijk te meten is en daardoor lastig, zo niet onmogelijk, correct in aanmerking te nemen is. 49 Daarnaast wordt het invoeren van een vermogensbelasting ondersteund vanuit een van de uitgangspunten voor een eerlijke belastingheffing, namelijk het streven naar gelijke kansen. 50 Vanuit dit oogpunt zou je kunnen denken aan een vermogensbelasting, waarbij mensen met een laag of geen vermogen een soort van vermogenssubsidie dienen te ontvangen. Tegelijkertijd zullen de meer vermogende personen vermogensbelasting moeten betalen om deze subsidie te financieren. 51 Een ander voordeel van een vermogensbelasting, dat te herleiden is aan het rapport, richt zich op het feit dat een vermogensbelasting zinvolle administratieve informatie op kan leveren, waardoor de vermogens- en inkomensposities van burgers beter in beeld kunnen worden gebracht. Vooral in Noorwegen en Denemarken heeft dit argument veel gewicht in de schaal gelegd. Daarnaast wordt het argument aangehaald dat een vermogensbelasting het eenvoudiger maakt om buitenlandse belastingplichtigen, die in een land vermogen bezitten, te belasten. Als voorbeeld wordt hier genoemd de buitenlandse belastingplichtige die grote stukken land en ander onroerend goed in het bezit heeft. 52 De auteurs van Mirrlees Review zien over het algemeen een vermogensbelasting niet als reële optie. Wel zien ze mogelijkheden in een extra onderzoek naar het invoeren van een vermogensbelasting op bepaalde vermogensbestanddelen, namelijk grond en onroerend goed Argumenten tegen een vermogensbelasting Het argument dat het hebben van vermogen een zeker status en macht met zich brengt, is aannemelijk. Het uitgangspunt dat dit leidt tot voordelen die in de belastingheffing moeten worden betrokken is meer discutabel. Zelfs wanneer dit argument wordt geaccepteerd, verdedigt dit het heffen van een vermogensbelasting niet voldoende. Het bezitten van vermogen als zelfstandig definieerbare inkomstenbron levert geen directe vorm van inkomen en dus draagkracht op. Bovendien is de hoogte van dit eventuele voordeel niet of nauwelijks vast te stellen. Andere argumenten om geen vermogensbelasting in te voeren, zijn volgens de auteurs gelegen in het te verwachten gebrek aan inkomsten, de hoge administratiekosten en het feit dat de heffing oneerlijk of inefficiënt uit zal werken. Dit laatste argument volgt uit het feit dat vermogen in de huidige economie erg vluchtig is, waardoor het zich snel verplaatst en minder eenvoudig in één bepaald land te belasten is. In Mirrlees Review wordt dan ook geconcludeerd dat de introductie van een vermogensbelasting niet moet worden geadviseerd. 53 Daarnaast bestaat het beeld dat er, bij het heffen van een vermogensbelasting, sprake is van een situatie waarin het vermogen dubbel of zelfs driedubbel wordt belast. Er vindt heffing plaats bij het opbouwen van vermogen (inkomstenbelasting), het overdragen van vermogen (vermogenswinstbelasting) en het in bezit hebben van vermogen (vermogensbelasting) T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina Er wordt hier gedoeld op het creëren van een gelijkheid van kansen ex ante en niet ex post. Het onderscheid daartussen is van groot belang voor de doelstelling van de belastingheffing. Wanneer er wordt gestreefd naar een gelijkheid aan kansen ex post, moet je denken aan een communistisch systeem waarin het sparen van extra vermogen wordt bestraft, doordat je dit moet delen met anderen. Bij een systematiek die uitgaat van een gelijkheid van kansen ex ante is het de bedoeling dat iedereen gelijke kansen krijgt om een vermogen op te bouwen. Dit laatste is hier bedoeld. 51 T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina T.a.p. voetnoot 16, Should the UK have a wealth tax?, pagina T.a.p. voetnoot 16, Should the UK have a wealth tax?, pagina T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina

16 Hierbij wordt nog niet ingegaan op de stelling dat het vermogen later eventueel nog met successierechten wordt belast. 55 De auteurs werpen de vraag op of dit nog wel rechtvaardig kan worden genoemd, mede aangezien het hebben van vermogen in sommige gevallen niet te voorkomen is. Dit geldt vooral wanneer voor een bepaald doel wordt gespaard, zoals pensioen of studie. Een ander nadeel dat wordt genoemd, is de invloed die een vermogensbelasting heeft op de prikkel voor mensen om te sparen. Het hebben van spaargeld levert immers een extra belastingverplichting op, waardoor mensen geneigd kunnen zijn dit, om fiscale redenen, tot een minimum te beperken. Dit heeft tot gevolg dat mensen mogelijk te weinig sparen voor de oude dag, mede om een vermogensbelasting te voorkomen, waardoor men in de problemen kan komen. Dit nadeel wordt door de auteurs van Mirrlees Review uitgebreid onder de aandacht gebracht. 56 Naast het feit dat de schrijvers van Mirrlees Review de argumenten vóór een vermogensbelasting kwalificeren als zwak, zijn er een aantal praktische punten die tegen het invoeren van een vermogensbelasting pleiten. 57 Bij het doorvoeren van een (ingrijpende) belastingherziening is het belangrijk dat deze voldoende wordt gerechtvaardigd vanuit het kostenplaatje. Een wijziging in de systematiek moet vaak ook voordelig uitpakken voor de schatkist, in die zin dat de wijziging meer oplevert dan dat deze kost. In het rapport wordt geconcludeerd dat het verre van duidelijk is of de voordelen van de vermogensbelasting opwegen tegen de kosten en risico s van een eventuele belastingherziening. Een van de grootste problemen op dit vlak die deze afweging lastig te maken is, is de grote informatieachterstand op het gebied van vermogen. In Engeland weet men niet hoeveel vermogen de inwoners bezitten waardoor het voorspellen van de mogelijke gevolgen van het invoeren van een vermogensbelasting op deze vermogens haast onmogelijk is. Vermogensbestanddelen als het menselijk verdienkapitaal en het pensioenvermogen zullen buiten de heffing van de vermogensbelasting moeten blijven, respectievelijk uit waarderingsoverwegingen en de stimulans om te sparen voor de oude dag. De angst voor kapitaalvlucht bij een te strikte vermogensbelasting speelt verder een rol. Maar in de rapporten wordt de grootste vrees geuit voor negatieve effecten op de economische activiteit, zoals volgens het rapport in Nederland en Ierland is waargenomen. Hierdoor verlaat kapitaal het land en worden buitenlandse investeerders en ondernemers ontmoedigd Definitie van vermogen Een volgende vraag die opkomt bij het mogelijke invoeren van een vermogensbelasting, is het bepalen van de vermogensbestanddelen die in een dergelijke belasting moeten worden belast. Vanuit de basisgedachte van het begrip vermogen zijn zaken als menselijke kapitaal, pensioenen en trusts (belangrijke) elementen die invloed hebben op de hoogte van het vermogen. Het menselijk kapitaal, de vertegenwoordiging van hetgeen iemand in de toekomst kan gaan verdienen, is niet in waarde vast te stellen, omdat het feitelijk onmogelijk is om zover in de toekomst te kijken. Daarentegen is het voor veel mensen wel het meest waardevolle bezit dat men heeft. Er zijn ook meer eenvoudige definities te bedenken waarin slechts een gedeelte van het vermogen wordt betrokken. Zo is het denkbaar om een vermogensbelasting te heffen op al het onroerend goed dat al dan niet direct in het bezit is van een bepaald persoon. Hierdoor wordt weliswaar veel vermogen buiten de heffing gelaten, maar de grondslag is eenvoudig vast te stellen en te hanteren. Een van de grootste problemen bij het vaststellen van vermogen is de waardering hiervan. De auteurs van het rapport zijn van mening dat niet moet worden onderschat dat de 55 Dit is feitelijk niet waar, alleen al vanwege het feit dat de successieheffing bij een andere belastingplichtige plaatsvindt. Zie ook t.a.p. voetnoot 16, Brief description of the current taxation of wealth and wealth transfers in the UK, pagina 743, als ook Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina T.a.p. voetnoot 16, Criteria for evaluating a tax system, pagina

17 waardering van bepaalde vermogensbestanddelen in veel gevallen te manipuleren is. Bovendien is het tijdrovend en kost het veel mankracht om alle vermogensbestanddelen jaarlijks te waarderen en in de heffing te betrekken. 59 Dit probleem kan worden ondervangen door af te stappen van een jaarlijkse waardering en te streven naar een waardering per vijf jaar, eventueel met een jaarlijkse mogelijkheid om tegenbewijs te leveren. Een andere mogelijke definitie voor vermogen, bijvoorbeeld het belasten van alle Engelse vermogensbestanddelen, is uitvoeringstechnisch gezien vaak niet mogelijk, aangezien ook buitenlandse privépersonen deze aandelen in bezit hebben. Deze personen zijn vaak niet belastingplichtig in Engeland, waardoor deze heffing niet uitvoerbaar is. Een dergelijk systeem werkt misbruik in de hand. Een belangrijk element binnen het definiëren van vermogen zijn de overwegingen om aanwezige schulden in aftrek te mogen brengen op de positieve vermogensbestanddelen die in de grondslag zijn opgenomen. In dit kader wordt volstaan met de opmerking dat het meenemen van schulden in de vermogensgrondslag wel ontgaansmogelijkheden tot gevolg heeft. Hierbij valt de denken aan de situatie waarbij een deel van het vermogen wordt gefinancierd, waarna er vervolgens buitenlandse vermogensbestanddelen worden aangekocht. Dit vermogen zou vervolgens in Engeland niet kunnen worden belast. Aan het vermogensbegrip dient bij het invoeren van een dergelijke heffing extra aandacht te worden besteed Toekomstige vermogensbelasting Volgens de auteurs van Mirrlees Review zijn er drie mogelijkheden waaraan de beleidsmakers kunnen denken bij de discussie rondom het invoeren van een vermogensbelasting, namelijk: - kiezen voor de introductie van een nieuw belastingsysteem om vermogens te belasten; - kiezen voor het afschaffen en opgeven van het heffen van een vermogensbelasting; - kiezen voor het doen van aanpassingen in het huidige systeem om de ongelijkheden recht te zetten. Beleidsmakers zullen hierover willen discussiëren met de insteek om een vermogensbelasting in te voeren. Zoals eerder aangegeven zijn de auteurs van Mirrlees Review van mening dat het invoeren van een vermogensbelasting niet goed kan worden verdedigd. Wanneer ervoor wordt gekozen om een vermogensbelasting te ontwerpen, zijn er een drietal systemen waar men aan kan denken: - het belasten van de kapitaalswaarde van het vermogen op jaarlijkse basis. Dit is eerder voorgesteld door het Meade Report, maar is nooit ingevoerd. Dit is een vermogensbelasting; - het belasten van de kapitaalswaarde van vermogen bij de overdracht van vermogen (een soort overdrachtsbelasting); - het heffen van een belasting over de toename van de waarde van het vermogen bij verkoop. Dit wordt ook wel een vermogenswinstbelasting genoemd. Een mogelijke rol van een periodieke vermogensbelasting is het vervangen van de vermogenswinstbelasting, aangezien een jaarlijkse belasting op vermogen gelijk kan worden gesteld aan een belasting op de (forfaitaire) vermogensrendementen van dit vermogen. Een van de mogelijke problemen is dat het soms moeilijker is om de hoogte van het vermogen vast te stellen, dan om aan te geven wat het inkomen uit dit vermogen is (bijvoorbeeld bij onroerend goed). Bij het invoeren van een vermogensbelasting is het belangrijk om te accepteren dat deze heffing per definitie een verstorende invloed zal hebben op de verhouding tussen sparen of consumeren. Hoe progressiever de vermogensbelasting, hoe minder belastingplichtigen genegen zullen zijn om te sparen. Het is wel belangrijk om een vrijstelling te ontwerpen voor goede pensioenregelingen voor wat betreft de vermogensbelasting om ervoor te zorgen dat 59 Uit onze Box III-systematiek blijkt dat deze informatieachterstand wel meevalt en dat deze gegevens vaak eenvoudig op te vragen zijn. 16

18 mensen niet financieel in de problemen raken bij het bereiken van de pensioenleeftijd. Wanneer men, omwille van fiscale redenen minder spaart, omdat dit relatief duurder wordt, zal men op latere leeftijd, wanneer het inkomen afneemt, in de problemen kunnen komen. De auteurs zien hierin een van de grootste (uitvoeringstechnische) problemen van een vermogensbelasting. In theorie zou het wenselijk zijn een vermogensbelasting in te voeren waarbij men vóór belastingheffing kijkt naar het doel waarvoor het gespaarde geld zal worden gebruikt. Wanneer het wordt gebruikt voor het verkrijgen van macht en status en het lopen van risico, is een vermogensbelasting gerechtvaardigd. Maar wanneer het vermogen opzij wordt gezet voor bijvoorbeeld de oude dag, dan zou een vermogensbelasting veel minder of niet op de plaats zijn. In dat geval wordt toekomstige consumptie namelijk afgestraft. De auteurs van Mirrlees Review zien enkele voordelen, maar zeker ook nadelen bij het invoeren van een vermogensbelasting. Over het geheel genomen zijn de nadelen vooral te vinden op het vlak van de administratieve lasten en efficiency. Van deze twee kenmerken is aangegeven dat ze van groot belang zijn bij de beoordeling van een voorgestelde belastingherziening. Verder hebben de auteurs besproken hoe een vermogensbelasting vorm dient te krijgen indien de wetgever een dergelijke heffing wenst in te voeren. Over het algemeen staan de auteurs niet positief tegenover het invoeren van een vermogensbelasting. De auteurs voelen meer voor een uitgebreide onroerendgoedbelasting in plaats van een vermogensbelasting. Aangezien het uitgangspunt van de auteurs van Mirrlees Review is dat een vermogensbelasting niets toevoegt aan de Engelse belastingsystematiek, zal hier in het vervolg minder aandacht aan worden besteed. In plaats daarvan zal worden ingegaan op de vermogenswinstbelasting zoals deze in de huidige Engelse systematiek bestaat. Deze wordt door de auteurs uitgebreid besproken in Tax by Design Geschiedenis van vermogensbelastingen 60 Uit ervaringen van andere landen blijkt dat een vermogensbelasting er niet in is geslaagd, om grote vermogens op te breken of rijkdom te herverdelen en dat het over het algemeen een inefficiënte belasting is geweest om te innen. Veel landen zijn ondertussen overgegaan op een eenvoudiger model. Dit is een van de vele redenen die de auteurs ertoe heeft bewogen om geen vermogensbelasting aan te bevelen. Verder zijn de vermogensbelastingen meestal relatief jong. De meeste vermogensbelastingen zijn er niet in geslaagd om de verwachtingen die er waren waar te maken en worden daardoor langzaam afgeschaft of afgezwakt. De landen van het OECD hebben in het verleden vaker getracht een succesvolle vermogenswinstbelasting in te voeren dan een vermogensbelasting. In Engeland is er nooit een vermogensbelasting geweest ondanks het enthousiaste voorstel uit het Meade Report en de wens van de Labour Party om deze belasting in te voeren om grotere sociale en economische gelijkheid te promoten. Vooral uitvoeringstechnische problemen zijn er de oorzaak van geweest dat dit niet van de grond is gekomen Conclusies Mirrlees Review In het huidige Engelse belastingsysteem bestaat een belasting op vermogen momenteel niet. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat een dergelijke belasting op korte termijn zal worden ingevoerd, vanwege het feit dat de heffing als oneerlijk en inefficiënt wordt gezien. Bij het invoeren van een vermogensbelasting is het van belang om politieke consensus te bereiken om te voorkomen dat belastingplichtigen gaan stemmen op andere partijen, die deze 60 T.a.p. voetnoot 16, The tax treatment of wealth, pagina De volgende landen hebben een vermogensbelasting: Frankrijk, Spanje, Noorwegen, sommige kantons in Zwitserland, Griekenland en India. Ierland, Oostenrijk, Denemarken en Nederland hebben de vermogensbelasting snel opgegeven, maar Nederland heeft dit al vlug vervangen door een theoretische belasting op de vermogenswinst. In Duitsland werd de vermogensbelasting ongrondwettig verklaard, waarschijnlijk in verband met een inbreuk op het recht van eigendom. 17

19 belasting weer terug gaan draaien. Daar komt bij dat een vermogensbelasting vaak niet voldoende gerechtvaardigd is. Ook de voordelen die een vermogensbelasting oplevert, zijn uitgebreid besproken. Deze voordelen zijn ook te behalen door een belasting op vermogensrendementen tegen de juiste tarieven. De auteurs van de rapporten geven aan dat het herintroduceren van de huidige vermogenswinstbelasting bij overlijden van groot belang is voor de evenwicht binnen het systeem, ook al beseffen de auteurs dat deze optie veel maatschappelijke weerstand oproept. Het gevoel van dubbele heffing, namelijk bij het heffen van successiebelasting en vermogenswinstbelasting, zal in deze discussie met name naar voren worden gebracht. Nu de vermogenswinstbelasting op (aperiodieke) vermogenswinsten vanaf april 2008 vereenvoudigd is, wordt het beter te verdedigen deze opnieuw in te voeren bij overlijden. Omwille van de neutraliteit van de heffing is het belangrijk om een situatie te creëren waarbij de wijze van realisatie van een vermogenswinst los staat van de belastingheffing hiervan. Al met al heeft het rapport Mirrlees Review de invoer van een vermogensbelasting niet willen adviseren. Om verder aan te sluiten bij de Engelse belastingsystematiek zal er in het onderzoek worden ingegaan op de huidige vorm van de vermogenswinstbelasting in Engeland en hetgeen de rapporten hierover zeggen. 2.6 Reacties op Mirrlees Review Zoals eerder aangegeven bevat Mirrlees Review naast de tekst van de oorspronkelijke auteurs ook nog reacties van andere prominenten. Voor zover relevant wordt daar in het onderstaande aandacht aan besteed. De eerste commentator, de heer Cremer, 62 geeft aan dat vermogensbelastingen ook een ander belangrijk doel dienen, namelijk het controleren en reguleren van de toename van het kapitaal en daarmee ook de inflatie in een land. In de literatuur wordt vaak het standpunt gehanteerd dat de overheid andere, dan wel betere, instrumenten heeft om deze toename te reguleren. 63 Desondanks blijkt uit de literatuur dat een vermogensbelasting niet zomaar moet worden afgeschreven en zeker een bijdrage aan het belastingsysteem kan leveren. Het zoeken naar een juiste tariefstelling is daarin zeer van belang. Anderzijds meent deze auteur dat aan het argument van gelijkheid en herverdeling geen waarde dient te worden toegekend, aangezien er altijd sprake is van eerder verdiend inkomen, ofwel door jezelf, dan wel door anderen die het voor jou hebben bewaard. Het is te allen tijde raadzaam om zowel arbeidsinkomen als kapitaalinkomen te belasten. Wanneer onderlinge ongelijkheid wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld erfenissen, dient een vermogensbelasting ervoor om de efficiency te waarborgen en om informatie te vergaren. Dit doet uiteraard niets af aan de politieke (on)mogelijkheden of de impopulariteit van het invoeren van deze belasting. De tweede commentator, de heer Piketty, 64 meent dat er nog geen modellen bestaan voor optimale vermogensbelastingen om kapitaalaccumulatie te voorkomen. Bovendien dient het vermogen van bedrijven en het vermogen van natuurlijke personen op (ongeveer) gelijke voet te worden behandeld om de neutraliteit in de belastingheffing te waarborgen. Deze onderzoeken staan nog in de kinderschoenen. Dit is opvallend omdat vermogen in de komende eeuw steeds belangrijker gaat worden voor onze economieën. Rijkdom lijkt de neiging te hebben om zich te concentreren bij bepaalde mensen of in bepaalde gebieden of landen. Op basis hiervan en de effecten die dit gaat hebben op economie en samenleving is het belasten van kapitaal een belangrijke sleutel en een ingewikkeld fenomeen. Daarom zou men er goed aan doen dit onderwerp hoog op de politieke agenda te zetten in het debat over belastingen. De laatste commentator, 65 de heer Weale, geeft aan dat er in Mirrlees Review te weinig aandacht is besteed aan de (fictieve) opbrengst van het bezitten van vermogen. Dit inkomen 62 T.a.p. voetnoot 16, Commentary by Helmuth Cremer, pagina Omwille van de inhoud van dit stuk, ga ik niet verder in op deze mogelijkheden. 64 T.a.p. voetnoot 16, Commentary by Thomas Piketty, pagina T.a.p. voetnoot 16, Commentary by Martin Weale, pagina

20 ligt met name in de mogelijkheid om toekomstige schokken op te kunnen vangen wanneer er wijzigingen optreden in familieverhoudingen (echtscheiding, overlijden, geboorte) of het menselijk verdienkapitaal (ziekte, arbeidsongeschiktheid). Uiteraard kan men zich voor deze wijzigingen verzekeren, maar het hebben van vermogen geeft mensen de mogelijkheid om te bepalen in hoeverre ze deze risico s zelf willen dragen, omdat ze dit ook zelf kunnen dragen. Hierdoor heeft het vermogen voor deze mensen een extra waarde. Zij hebben baat bij een groot vermogen om een terugslag in arbeidskapitaal op te vangen. Een vermogensbelasting staat in ieder geval niet op zichzelf binnen een belastingsysteem. Duidelijk is dat mensen meer verdienen en meer geld hebben in vergelijking met vroeger. Dit zet de discussie ook meer op scherp. De waardestijging in de huidige tijd vloeit meer voort uit het herwaarderen van bestaande vermogensbestanddelen dan uit het sparen van vroegere inkomsten. Deze commentator ziet meer heil in het aanscherpen van de vermogenswinstbelasting dan in het invoeren van een vermogensbelasting. In het kader van dit onderzoek wordt vastgesteld dat alle commentatoren van mening zijn dat verder onderzoek naar de invloed van vermogen op de economie en samenleving, als ook de invloed van een vermogensbelasting op vermogen nader moet worden bekeken. Aangezien deze onderzoeken nog in hun kinderschoenen staan, aldus de heer Piketty, wordt ervoor gekozen om de mogelijkheid tot het invoeren van een vermogensbelasting in het vervolg buiten beschouwen te laten. Toch moeten de ontwikkelingen op dit vlak nauwlettend in de gaten worden gehouden. Indien de noodzaak voor het invoeren hiervan zich alsnog voordoen, kan dit rapport worden gebruikt als handleiding bij het opbouwen van deze belastingsystematiek. 2.7 Tax by Design Inleiding Tax by Design Naast Mirrlees Review hebben dezelfde auteurs een ander rapport uitgebracht met daarin een samenvatting met concrete aanbevelingen en verbeteringen voor de huidige Engelse belastingsystematiek. Dit rapport heet Tax by Design. Aangezien in dit rapport enkele zeer relevante opmerkingen worden geplaatst, gaat dit onderzoek verder in op deze concrete aanbevelingen. Op bepaalde punten heeft het belastingsysteem bewogen in de richting die het Meade Report voorstond. Vaak was er sprake van enkele specifieke wijzigingen in plaats van een strategische aanpak van het totale belastingsysteem. Bovendien zijn er in de loop der jaren behoorlijke wijzigingen geweest in de economische en sociale achtergrond waarin deze wijzigingen diende te worden ingevoerd. Deze wijzigingen hebben impact op de voorgestelde maatregelen uit het Meade Report. 66 Ondanks de grootse aanpak van Mirrlees Review, blijft er onder alle omstandigheden, met name vanwege de omvang en de moeilijkheidsgraad van de belastingsystemen, ruimte voor verder onderzoek en het omschrijven van bijzondere gevallen. De auteurs van Tax by Design en Mirrlees Review vinden de motivatie voor hun werk in het zoeken naar- en voorstellen van mogelijkheden om de algemene welvaart toe te laten nemen. Hiervoor worden drie belangrijke uitgangspunten gebruikt belastingen zien op mensen in een wereld zoals deze is, niet zoals we zouden willen dat het is of zoals het vroeger is geweest; - het belastingsysteem is een systeem dat door mensen is bedacht. Alle belastingen beïnvloeden het gehele systeem; - de analyse is gebaseerd op de moderne, hedendaagse belastingheffing. Ondanks de brede aanpak van de rapporten wordt er bewust niet ingegaan op bepaalde aspecten van de belastingheffing, zoals de hoogte van het algemene belastingtarief of de 66 T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina

21 mate waarin herverdeling plaats zou moeten vinden. Dit zijn namelijk specifieke politieke keuzes. 68 De grote internationalisering zorgt voor belangrijke uitdagingen bij het ontwerpen van een belastingsysteem. Deze ontwikkeling leidt er toe dat er meer partijen bij een goede belastingheffing betrokken zijn. 69 Door slecht beleid en onbegrip bij de burgers neemt het vertrouwen in belastingen steeds verder af. Men focust zich in de kritiek op punten die eenvoudig te begrijpen zijn, waardoor het debat uit evenwicht raakt en de algemene opinie zich op deze punten fixeert. Dit komt ook door de hoge moeilijkheidsgraad van het belastingsysteem. Deze feiten remmen de intellectuele groei van het belastingsysteem. 70 Het is een misvatting dat men een belastingsysteem moet accepteren als het inefficiënt, moeilijk of oneerlijk is. Het is van belang om het geheel te bekijken om de aspecten van moeilijkheid en inefficiëntie in het huidige systeem uit te schakelen Theoretische behandeling vermogenswinsten Bij het definiëren van een belastingsysteem van een bepaald land gebruiken economen altijd de fiscale behandeling van (het inkomen op) vermogen. Dit heeft verschillende redenen: 72 - dit biedt de sleutel voor de opbouw van de belastingheffing. Wanneer het inkomen uit spaargelden gelijk wordt belast aan het inkomen uit arbeid, wordt dit belastingsysteem een uitvoerige inkomstenbelasting genoemd. Wanneer de inkomsten van spaargelden niet wordt belast, wordt het belastingsysteem een consumptiebelasting genoemd; - de wijze van heffing geeft in belangrijke mate aan in hoeverre het belastingsysteem verschillen tussen personen op het vlak van totaalinkomen behandelt; - de wijze waarop spaargelden worden belast, heeft direct invloed op het gedrag van kleine ondernemingen en zelfstandigen, maar ook op het toekennen van kapitaal aan grote bedrijven; - een belasting op vermogen heeft invloed op het totale vermogen in een economie en hoe dit wordt verdeeld; - tot slot heeft de belastingheffing op vermogen ook invloed op de wijze waarop individuen hun beslissingen nemen met betrekking tot sparen, beleggen of uitgeven en de hoeveelheid risico die in dit kader wenselijk is. Het is belangrijk om te definiëren wat men wil bereiken met het belasten van vermogensrendementen. Wanneer het belastingsysteem enkel de extra vermogenstoename (de risicorente) wil belasten, heeft dat direct invloed op de vormgeving van de heffing. Dit betekent namelijk dat de normale vermogensrendementen zullen worden vrijgesteld van belastingheffing. Het vrijstellen van de normale rente, ofwel het risicovrije rendement, is relevant omdat belastingplichtigen anders worden geprikkeld hun geld vervroegd te consumeren om te voorkomen dat het gehele rendement wordt belast en aangetast. Onder invloed van inflatie op het vermogen(sbestanddeel) is het denkbaar dat de relatieve waarde in een zeker jaar in waarde daalt. De auteurs vinden het van belang om een belastingheffing voor vermogensrendementen op te zetten die neutraal uitwerkt ten aanzien van consumeren en sparen. Volgens de auteurs van Tax by Design zijn er een drietal mogelijkheden om een belasting op vermogensrendementen in te voeren die neutraal uitwerkt: 73 - het heffen van belasting over het inkomen dat wordt gespaard op voorhand en het vrijstellen van de werkelijke vermogensrendementen en het opnemen hiervan; - geen heffing invoeren op vermogensbestanddelen, maar pas bij het opnemen van het vermogen een belasting heffen (vergelijkbaar met de fiscale behandeling van pensioenen); 68 T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina T.a.p., voetnoot 19, Introduction, pagina T.a.p., voetnoot 19, The taxation of Household Savings, pagina T.a.p., voetnoot 19, The taxation of Household Savings, pagina

22 - Een derde optie is het vrijstellen van normale vermogensrendementen (normale rente) en het belasten van buitengewone vermogensrendementen (premierente) Neutraliteit of niet Er zijn twee vormen van neutraliteit die een rol spelen bij het belasten van vermogen en vermogensrendementen. De eerste vorm van neutraliteit heeft betrekking op de invloed van een heffing op de keuze voor het tijdstip waarop mensen hun inkomen willen consumeren. Daarnaast spreken we over neutraliteit bij de vraag in welke vorm de belastingplichtigen het vermogen houdt. De belasting dient op deze fronten zo neutraal mogelijk uit te werken. Vermogenswinsten uit verkoop van vermogensbestanddelen zijn evengoed vermogensrendementen als rente of dividenden. Door alle vermogensrendementen te belasten worden niet (alleen) de rijkeren belast, maar al diegenen die het vermogen in de toekomst wensen uit te geven in plaats van vandaag. De auteurs beschouwen een dergelijke heffing als oneerlijk en inefficiënt, tenzij er een solide basis en argumentatie is voor deze belasting, zoals het vaststellen van de onderliggende verdiencapaciteit. Deze rechtvaardigingsgrond wordt in veel belastingsystemen gebruikt. Vermogensrendementen moeten op dezelfde wijze worden belast als andere componenten van inkomen, namelijk consumptieneutraal. 74 De auteurs van Tax by Design betreuren het dat er nog steeds sprake is van een tariefsverschil tussen vermogensrendementen (met name vermogenswinsten vallen in een compleet ander regime) en het overige inkomen. 75 Er zijn meerdere mogelijkheden om een neutrale heffing op vermogensrendementen op te zetten. 76 Van een neutrale heffing is sprake wanneer de belasting geen invloed uitoefent op het moment waarop men wenst te consumeren. In Tax by Design wordt aangegeven dat een uitvoerige inkomstenbelasting, die vergelijkbaar is met een vermogensaanwasbelasting, niet kan worden ingevoerd zonder dat dit invloed heeft op de beslissing van mensen om te sparen of te consumeren. De schrijvers vinden het belangrijk een systeem te ontwerpen dat neutraal is op dit vlak, waardoor ze bij de volgende, andere, opties uitkomen. 77 Het eerstgenoemde systeem, het vrijstellen van (werkelijke) vermogensrendementen, wordt het TEE-systeem genoemd ( labour earnings tax ). Dit staat voor Taxed, Exempt, Exempt. Dit systeem stelt een systematiek voor waarbij spaargelden bij hun inleg reeds belast zijn in de inkomstenbelasting. Het rendement op dit vermogen als ook de onttrekkingen kunnen vervolgens onbelast worden genoten. In dit systeem worden de aanwezige vermogensstijgingen, als ook de (bijgeschreven) rente en dividenden, niet belast. In dit systeem is het niet relevant hoe hoog de vermogensrendementen zijn, aangezien deze niet in de heffing worden betrokken. Een volgende optie is een systeem waarbij er bij het opnemen van het vermogen belasting wordt geheven en geen tussentijdse heffing plaatsvindt op ongerealiseerde vermogensrendementen. Dit systeem wordt in de tekst omschreven als een EET-systeem ( cash-flow expenditure tax ). In dit systeem wordt enkel het inkomen dat wordt opgenomen voor consumptie in de heffing betrokken. Dit systeem wordt een consumptiebelasting genoemd. In de Engelse literatuur wordt dit sinds geruime tijd als serieus alternatief gezien. Voor dit onderzoek is deze belastingsystematiek minder relevant, waardoor er niet verder op zal worden ingegaan. Het derde systeem is een systeem waarin de normale vermogensrendementen worden vrijgesteld en slechts de buitengewone vermogensrendementen worden belast. 78 Dit is een TtE-systeem ( income tax with a rate-of return allowance ). Er dient alleen belasting te 74 T.a.p., voetnoot 19, 13.2 The Neutrality Principle, pagina T.a.p., voetnoot 19, Why Standard Income Taxation Cannot Achieve Neutrality, pagina In verband met de koppeling met de Engelse tekst zal er in het vervolg aangesloten worden bij de terminologie die de auteurs gehanteerd hebben. In de Nederlandse literatuur is het met name gebruikelijk dat deze wordt gebruikt wanneer er een discussie over pensioenen plaatsvindt. De Engelse auteurs gebruiken deze terminologie ook bij deze problematiek. 77 T.a.p., voetnoot 19, Alternative Routes to Savings-Neutral Taxation, pagina Bij de inhoudelijke bespreking van de systematieken zal er dieper ingegaan worden op het onderscheid tussen normaal en buitengewoon vermogensrendement. Voorlopig is ervoor gekozen de Engelse terminologie aan te houden zonder verdere toelichting. 21

23 worden betaald over de bovennormale vermogensrendementen. De kleine letter t in de afkorting verwijst naar het feit dat enkel een meer-dan-normale vermogenswinst in de heffing wordt betrokken. Als normaal vermogensrendement dient de rentevoet van middenlange overheidsobligaties te worden gehanteerd. Deze rentevoet fluctueert waardoor het percentage van het TtE-systeem ook dient te fluctueren. Deze systematiek is de laatste tijd vaker besproken in de literatuur en onlangs zelfs ingevoerd in Noorwegen. 79 Voor de volledigheid wordt aangegeven dat een TTE-systeem, die in de literatuur benoemd zou worden als een zuivere vermogenswinstbelasting, volgens de schrijvers niet neutraal uitwerkt, aangezien alle vermogensrendementen worden belast. Dit beïnvloedt de mate waarin mensen kiezen tussen sparen en consumeren en is derhalve niet neutraal. De schrijvers vinden deze systematiek een te grote inbreuk op de economische realiteit. Een neutrale belastingheffing op vermogensrendementen heeft als belangrijke eigenschap om belastinginkomsten te generen zonder dat het tijdstip van de consumptie wordt beïnvloed. Neutraliteit is niet altijd mogelijk en wenselijk. Bij een progressieve tariefsstructuur raakt de neutraliteit van het systeem in beginsel altijd aangetast. Dit geldt ook bij het invoeren van een progressieve tariefsstructuur bij de hiervoor geopperde neutrale systemen. Het kan voorkomen dat er zelfs moet worden afgeweken van het voornemen van neutraliteit. Hier zijn een aantal redenen voor: 80 - mensen die meer geduld of een hoger kennisniveau hebben, sparen meer. Door vermogensrendementen integraal te belasten, belast men feitelijk diegene met een hoge verdiencapaciteit. Dit is in een belastingsysteem goed verdedigbaar; - het belastingsysteem kan beslissingen beïnvloeden met betrekking tot het investeren in arbeidskapitaal of in de financiële markten. Wanneer de overheid deze beslissingen wil beïnvloeden, kan een niet neutraal belastingsysteem hierbij helpen; - wanneer er onzekerheid bestaat over toekomstige verdiencapaciteiten, kunnen mensen sparen voor de toekomst. Een belasting op vermogensrendementen kan deze allocatie efficiënter inrichten; - wanneer we vandaag sparen, gelijkstellen aan het hebben van vrije tijd vandaag, gelden een aantal argumenten om deze besparingen te belasten, aangezien we sommige vrijetijdsbestedingen ook extra belasten. Het standaardargument tegen het belasten van de vermogensrendementen is dat dit inefficiëntie veroorzaakt en geen bijdrage levert aan de herverdeling van gelden. Dit argument is volgens de auteurs niet geheel zuiver. De overheid kan haar inkomsten laten toenemen door het heffen van deze belasting, waarmee andere belastingtarieven kunnen dalen en rijkdom beter kan worden verdeeld, bijvoorbeeld door het verlagen van de inkomstenbelasting. Daar staat tegenover dat mensen met een lage verdiencapaciteit door het heffen van een belasting misschien wel te weinig sparen Tussenconclusie neutraliteit 81 Uit het rapport blijkt dat er argumenten zijn tegen het volledig neutraal belasten van vermogensrendementen. Het kan waardevol zijn om een glijdende schaal te hebben waarin je, bijvoorbeeld, kunt variëren met tarief en leeftijd. Bovendien kan het belasten van reguliere vermogensrendementen het arbeidsaanbod van spaarders verhogen. De auteurs rechtvaardigen de heffing van enige belasting op de reguliere vermogensrendementen, maar niet tegen hetzelfde tarief als dat van inkomsten uit arbeid, zoals in een uitvoerige inkomstenbelasting. Toch moet er voorzichtig worden omgesprongen met deze conclusies. Bij het bepalen van de meest efficiënte uitkomst van de in te voeren vermogensrendementsbelasting is het van belang om een juist tarief vast te stellen. Vanwege alle gedragsparameters is een dergelijke opdracht haast onmogelijk. Dit betekent niet dat er geen poging zou moeten worden gedaan om een juist tarief vast te stellen, maar wel dat er, vooral in de beginfase van deze belasting, flexibel met de 79 T.a.p., voetnoot 19, Alternative Routes to Savings-Neutral Taxation, pagina T.a.p. voetnoot 19, The Economic Case For a Savings-neutral Tax System, pagina T.a.p. voetnoot 19, 13.4 Directions for Reform, pagina

24 tariefsstelling moet worden omgegaan. Ondanks dat er voor meerdere systemen belangrijke argumenten te vinden zijn, raden de auteurs aan een neutraal systeem als uitgangspunt te nemen om de consumptie zo min mogelijk te verstoren. De auteurs hebben geconcludeerd dat de voorkeur uit moet gaan naar een EET of een TtE systeem. Het meest ideale systeem bestaat uit een combinatie van de goede punten uit beide systemen. Dit is mogelijk door de vermogensbestanddelen op te delen in categorieën. Er is nog veel ruimte voor discussie voor er sprake is van een min of meer perfecte vermogensrendementsbelasting. In ieder geval zijn de auteurs van mening dat het argument, dat al het inkomen gelijk moet worden belast, niet opgaat. Sparen is uitgestelde consumptie, waardoor een belasting op vermogensrendementen ertoe leidt dat dit inkomen extra zwaar wordt belast. Daar zal bij de heffing rekening mee moeten worden gehouden Omschrijving toekomstig Engels systeem De grote vrijstellingen in de huidige Engelse vermogenswinstbelasting hebben geleid tot een scala aan ontwijkingconstructies, waardoor veel vermogen alleen in de heffing van de vermogenswinstbelasting wordt betrokken. Dit geldt ook voor vermogensrendementen die als reguliere vermogensrendementen kwalificeren en onder de inkomstenbelasting dienen te worden belast. Tot nu toe hanteerden de auteurs het uitgangspunt dat het belastingtarief ten tijde van het ontvangen van inkomen gelijk is aan het moment dat het vermogen weer wordt opgenomen. Dit is vaak niet het geval. Nadat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt, kent ook het Engelse systeem andere tarieven. Dit heeft invloed op hoe de belasting op vermogensrendementen, bijvoorbeeld met betrekking tot het pensioen, uitpakt. Dit tariefsverschil speelt in Nederland ook. 82 Er zijn voldoende argumenten om een aanpassing van de belastingheffing op vermogensrendementen voor te stellen. Vanwege het streven naar neutraliteit ten aanzien van het belasten van vermogensrendementen, gaat de voorkeur uit naar een systeem dat de normale vermogensrendementen onbelast laat. Dit kan met behulp van het eerder beschreven EET systeem of het TtE systeem. Volgens de auteurs van Tax by Design zou voor rentehoudende (spaar-)rekeningen een TEE systeem moeten worden ontworpen. 83 De reden dat de auteurs aansturen op een TEEsysteem voor rentedragende (bank)rekeningen, waarbij zowel de vermogensaangroei als de uiteindelijke opnames van het vermogen vrijgesteld blijven, is gelegen in het feit dat in veel, zo niet alle gevallen, er geen buitengewone rendementen op eenvoudige spaarrekeningen worden behaald. Wanneer men het standpunt inneemt dat een nieuw systeem neutraal uit moet werken voor de verhouding in de keuze tussen sparen en consumeren, is het vrijstellen van normale vermogensrendementen een belangrijk uitgangspunt. Voor (bijna) alle andere vermogensbestanddelen zou het TEE-systeem tot gevolg hebben dat de vermogensrendementen voor een te hoog bedrag worden vrijgesteld. De risicorente is dan ook vrijgesteld. Dit is onwenselijk, omdat dit dient te worden beschouwd als inkomen onder de voorgestelde systematiek. Daarom stellen de auteurs voor om een TtE systeem in het leven te roepen om daarmee meer risicovollere vermogensbestanddelen, zoals aandelen en onroerend goed, in de heffing te betrekken. Om dit systeem in evenwicht te laten zijn, is het noodzakelijk om een mogelijkheid te ontwerpen waarmee verliezen kunnen worden verrekend. Bij de inhoudelijke bespreking van de voorgestelde belastingsystematiek zal hier verder op worden ingegaan. Het voorgestelde belastingsysteem leidt tot aanzienlijke vereenvoudigingen. Ondanks dat er meer administratieve lasten komen voor een aantal belastingplichtigen, hoewel de administratieve plicht niet groter is dan momenteel op basis van de capital gains tax het geval is, hoeft dit geen barrière te zijn voor de nieuwe heffing. Eventueel kan het Engelse belastingsysteem de huidige regelgeving met betrekking tot ISA s gebruiken om voor kleine vermogens de 82 T.a.p. voetnoot 19, Progressive Taxes and Means Tests, pagina T.a.p. voetnoot 19, Reforms, pagina

25 administratieve lasten weg te nemen en een gedeelte van de belastbare vermogensrendementen vrij te stellen Tussenconclusie toekomstig systeem Samenvattend adviseren de auteurs om de huidige belasting op spaarrekeningen te beëindigen en een TtE systeem te introduceren voor vermogensrendementen uit aandelen en onroerend goed. Deze systematiek geldt tevens voor vermogenswinsten in het algemeen. Deze wijzigingen zouden een stap in de richting betekenen van een neutraal belastingsysteem. Dit zou een behoorlijke verbetering van de vermogenswinstbelasting in Engeland opleveren. Om meer neutraliteit te bereiken adviseren de auteurs voor het invoeren van een TEE systeem voor spaarrekeningen. Pensioenen dienen belast te blijven op grond van een EET systeem. Tot slot is voor het in stand houden van een eerlijk belastingsysteem van belang om de schulden ook onder hetzelfde systeem te brengen. Dit kan het systeem dusdanig bemoeilijken dat de haalbaarheid hiervan nader moet worden onderzocht. Hier zal in het vervolg de ruimte voor worden genomen. In het afgelopen hoofdstuk is de Engelse belastingsystematiek vanuit Mirrlees Review en Tax by Design bestudeerd. In het volgende hoofdstuk komt de Nederlandse systematiek aan de orde. 84 T.a.p. voetnoot 19, The RRA and the Treatment of Risky Assets, pagina

26 Hoofdstuk 3: Nederlandse heffingssystematiek (Box 3) Na in het vorige hoofdstuk te zijn ingegaan op Mirrlees Review voor wat betreft de overwegingen op het vlak van het belasten van vermogen en vermogensrendementen in Engeland, gaat dit hoofdstuk in op de Nederlandse systematiek met betrekking tot het belasten van deze bestanddelen. In Nederland komt deze heffing met name aan bod in Box 3 van de inkomstenbelasting. 85 Aangezien de inhoud van deze systematiek algemeen bekend zijn in de fiscale praktijk en daarnaast niet bijzonder relevant zijn voor dit onderzoek, zal de inhoudelijke bespreking van de systematiek beknopt worden gehouden. Daar komt bij dat de inhoud van Box 3 voldoende discussiestof bevat voor een grote hoeveelheid afzonderlijke onderzoeken, waardoor het benoemen van alle elementen in dit onderzoek niet mogelijk is. Er wordt met name ingegaan op die aspecten die voor de vergelijking tussen Box 3 en Mirrlees Review relevant zijn. Hierbij valt niet alleen te denken aan een beschrijving van de belastingsystematiek, maar ook aan een beschrijving van de gebruikte argumenten en de rechtvaardigingsgronden van deze heffing. 86 Tevens gaat dit hoofdstuk in op de kritiek die in de literatuur op Box 3 wordt geleverd. Een korte beschrijving van de geschiedenis van de fiscale behandeling van vermogen en/of vermogensrendementen komt aan de orde om de ontwikkeling van de Nederlandse systematiek door de jaren heen mee te nemen in het onderzoek. 3.1 Algemeen Vanaf 1 januari 2001 is in Nederland een grote belastingherziening doorgevoerd met betrekking tot het belasten van inkomen in de inkomstenbelasting. Vanaf dit moment kwamen de Wet Inkomstenbelasting 1964 (verder: Wet IB 1964) en de Wet Vermogensbelasting 1964 (verder: Wet VB 1964) te vervallen en werden vervangen door de Wet Inkomstenbelasting 2001 (verder: Wet IB 2001). De inkomstenbelasting die een belastingplichtige verschuldigd is krachtens deze wet, vloeit voort uit drie boxen, namelijk inkomen uit werk en woning, inkomen uit aanmerkelijk belang en inkomen uit sparen en beleggen. 87 In dit onderzoek is de laatste box van belang Grondslagen inkomstenbelasting Om willekeur bij het opleggen van belastingen te voorkomen, is het van belang om een aantal grondbeginselen in acht te nemen. Een van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste, is het draagkrachtbeginsel. De huidige Wet IB 2001 kan men kwalificeren als een draagkrachtbelasting, waarbij als maatstaf van draagkracht het totaalinkomen wordt gehanteerd. Hierbij wordt voor de verschillende inkomensbronnen aangesloten bij het gelijkheidsbeginsel. Dit betekent dat we uitgaan van het principe dat elke euro een gelijke hoeveelheid aan draagkracht oplevert. 88 Dit betekent overigens niet dat elke euro is onderworpen aan een identieke belastingheffing. Tegelijkertijd blijkt dat de definitie van het begrip draagkracht de nodige onduidelijkheid op blijft roepen. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat het begrip draagkracht niet in de wet is vastgelegd. Zo wordt er regelmatig gesproken over een economische visie op draagkracht, waarin draagkracht is gebaseerd op het opofferen van een gelijk relatief nutsoffer. Hierbij geldt als uitgangspunt dat niet het inkomen de maatstaf van heffing is, maar het marginale nut als basis moet worden genomen. Een van de grootste problemen bij het hanteren van dit criterium is dat het element nut niet te definiëren of te meten is. 89 Daarnaast wordt er ook gesproken over een sociologische visie op draagkracht waarin de rechtvaardigheid een grote rol speelt en het adagium de sterkste schouders dragen de 85 Hoofdstuk 5 van de Wet Inkomstenbelasting Bij het schrijven van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van: Mr. L.W. Sillevis, Dr. M.L.M. van Kempen e.a., Studenteneditie , Cursus Belastingrecht (Inkomstenbelasting), Kluwer, Deventer, Met name hoofdstuk 0 en hoofdstuk 5 zijn van belang geweest voor de totstandkoming van dit hoofdstuk. 87 T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina Prof. Dr. L.G.M. Stevens, Fiscaal totaalinkomen en draagkracht anno 2011, WFR 2011/ Prof. Dr. L.G.M. Stevens, Belasting naar draagkracht, Kluwer, Deventer, 1980, pagina

27 zwaarste lasten geldt. 90 Deze visie sluit aan bij het idee dat het draagkrachtbeginsel tegemoet dient te komen aan het rechtvaardigheidsgevoel binnen de belastingsystematiek. Freudenthal zegt het volgende: Hoewel men kan zeggen dat het draagkrachtbeginsel geen perfect systeem is, aangezien het onvermijdelijk is dat de vertaling van draagkracht naar een fiscaal inkomensbegrip problemen oplevert, dient mijns inziens toch te worden vastgehouden aan dit beginsel. Een belangrijke reden voor de toepassing van het draagkrachtbeginsel, als theoretisch uitgangspunt en in het positieve recht, is dat er vrijwel geen enkel ander maatschappelijke geaccepteerd vervangend systeem voorhanden is. 91 Los van de definitie van het draagkrachtbeginsel is van belang vast te stellen welke persoonlijke factoren invloed hebben bij het bepalen van de exacte omvang van draagkracht. Denk hierbij aan factoren zoals het al dan niet hebben van een partner of kinderen, de aanwezigheid van ziektekosten, maar ook het betalen van kosten voor studie en opleiding. Deze aspecten worden in onze systematiek geacht invloed uit te oefenen op de draagkracht van een individu en leiden daarom (deels) tot mogelijkheden om de belastinggrondslag te verlagen. Het bepalen welke aspecten in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van de draagkracht van een individu is een politieke keuze. Deze elementen hebben enkel betrekking op de praktische invulling van de definitie en hebben geen invloed op de definitie zelf. Om de mate van draagkracht te bepalen wordt inkomen gezien als de belangrijkste maatstaf. Wat inkomen is, kan worden vastgesteld aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie. In deze theorie is inkomen: het eindvermogen verminderd met het beginvermogen, gecorrigeerd met de consumptie van dat jaar. Het resultaat is het inkomen dat in dat jaar genoten is. Doordat inkomen een dergelijk breed begrip is, is de afbakening hiervan gecompliceerd. In de literatuur vindt men bijvoorbeeld het volgende hierover: De belangrijkste maatstaf voor meting van draagkracht is het inkomen. En daarmee is ook het belangrijkste bezwaar tegen de IB (inkomstenbelasting) genoemd: we weten eigenlijk niet wat inkomen is. De wetgever is ook nimmer in staat gebleken een omschrijving te geven van een theoretisch aanvaardbaar inkomensbegrip dat bovendien bruikbaar is voor de praktijk Inkomstentheorie 93 Binnen een inkomstenbelasting zijn er meerdere inkomstentheorieën denkbaar, waarmee de belasting op inkomen kan worden gedefinieerd. Voor de Nederlandse systematiek gold onder de Wet IB 1914, maar ook voor de Wet IB 1964, de zogenaamde bronnentheorie. Deze theorie gaat uit van de definitie dat inkomen al hetgeen is dat uit een permanente bron van inkomen voortvloeit. Er dient sprake te zijn van deelname aan het economische verkeer, waarbij voordeel moet zijn beoogd of redelijkerwijs moet zijn te verwachten. 94 Bij de bronnentheorie geldt als uitgangspunt dat de vruchten uit de bron van inkomen en niet de bron van inkomen dient te worden belast. De bron blijft onaangetast. Aangezien de daadwerkelijke vermogensrendementen in Box 3 niet van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de belasting, maar juist de hoogte van het vermogen, de bron, van belang is, lijkt het erop dat de bronnentheorie voor zover het de vermogensrendementen aangaat, bij de invoering van de Wet IB 2001 is losgelaten Analytisch of synthetisch Onder de Wet IB 1964 was er sprake van een grotendeels synthetische inkomstenbelasting. Een dergelijke systematiek betekent globaal dat alle inkomsten bij elkaar worden geteld, vóór het belastingtarief hierop wordt losgelaten om de hoogte van de belasting te bepalen. De synthetische benadering is de tegenhanger van een analytische benadering, die we bij de 90 J.L.M. Gribnau, Bijdragen aan een rechtvaardige belastingheffing, SDU, Amersfoort, 2007, pagina R.M. Freudenthal, In de ban van de vervlakking; een inkomstenbelastingsprookje in drie delen, SDU, Amersfoort, 2004, pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina Zie ook t.a.p. voetnoot 86, paragraaf C., pagina 15 en paragraaf B., pagina

28 Wet IB 2001 aantreffen. In een analytisch systeem kennen inkomensbestanddelen verschillende tarieven en systemen. Hierdoor is er (vaak) geen verrekening mogelijk tussen positieve en negatieve inkomsten uit verschillende inkomensbestanddelen of bronnen (in de Wet IB 2001 boxen genoemd). Daar staat tegenover dat de Wet IB 2001 een aantal synthetische elementen kent, zoals de persoonsgebonden aftrek. 95 Dit wordt ook wel een duaal stelsel genoemd. De systematiek bevat dan zowel analytische als synthetische elementen. Ook in de systematiek van vóór 2001, was sprake van een duaal stelsel, maar de nadruk lag daar veel meer op een synthetische benadering van de inkomstenbelasting. Het duale karakter van de Wet IB 2001 blijkt onder andere uit het feit dat het begrip verzamelinkomen dient te worden gehanteerd voor gevallen waarin een bepaling in de wet verwijst naar het gezamenlijk bedrag van de inkomens in de drie boxen. De boxen worden in dat geval niet afzonderlijk benaderd. De Nederlandse belastingheffing op de diverse inkomensbestanddelen vindt afzonderlijk plaats en kan daardoor afzonderlijk worden behandeld Rangorderegeling 96 De wetgever heeft bij de invoering van de Wet IB 2001 onderkend dat het ook in de nieuwe systematiek mogelijk is dat inkomsten in beginsel tot verschillende inkomstencategorieën kunnen worden gerekend. Dit heeft in oudere systematieken reeds geleid tot de invoer van een rangorderegeling (art Wet IB 2001). Deze rangorderegeling regelt de volgorde waarin moet worden getoetst of een bate tot een bepaalde box of bron behoort. Als hoofdregel kan worden gesteld dat de bate valt in de box die als eerste in de wet wordt genoemd, waar de bate in kan worden geplaatst. Tevens houdt deze regeling in dat als de bate in een categorie is ingedeeld, deze niet nogmaals in een andere categorie kan worden belast. Dit betekent, aangezien Box 3 het sluitstuk is van het boxenstelsel, dat in deze box de voordelen worden ondergebracht, die niet in een van de andere boxen te plaatsen zijn, maar wel onder de inkomstenbelasting dienen te worden belast. Een belangrijke uitzondering is dat schulden waarvan aftrek in Box 1 of Box 2 uitgesloten is, toch in Box 3 in aanmerking mogen worden genomen Box 3 Met de introductie van Box 3 is per 1 januari 2011 waarschijnlijk een van de meest controversiële aspecten van het huidige belastingstelsel in werking getreden. Dit wordt veroorzaakt doordat er niet langer sprake is van een objectief regime waarbij de werkelijke inkomsten uit vermogen worden belast. In plaats daarvan wordt er een forfaitair bepaalde vermogensrendementsheffing gehanteerd Inhoud Box 3 In Box 3 wordt gebruik gemaakt van een forfaitaire vaststelling van het inkomen uit sparen en beleggen. Bij de bepaling van dit forfait wordt uitgegaan van een rendementsgrondslag, waarbij, tot 2011, de stand van het vermogen aan het begin en aan het eind van het jaar van belang was om de hoogte van de grondslag te bepalen. Vermogen wordt omschreven als de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden op de peildata. Voor de bezittingen wordt over het algemeen de waarde in het economisch verkeer gehanteerd, behalve voor onroerend goed. Hiervoor geldt dat voor de waardebepaling niet hoeft te worden aangesloten bij de waarde in het economisch verkeer, maar dat de WOZ-waarde kan worden gehanteerd, die door gemeentes wordt vastgesteld. Een van de bijzondere aspecten van Box 3 is dat de eigen woning, de woning die als hoofdverblijf dient, niet als vermogen in Box 3 in aanmerking wordt genomen, maar in Box 1 in de heffing wordt betrokken. Hierdoor is de rente die wordt betaald op de schulden van de eigen woning (de hypotheekrenteaftrek) aftrekbaar in Box 1 tegen een relatief hoger 95 T.a.p. voetnoot 86, paragraaf A., pagina 14, als ook B., pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina T.a.p., voetnoot 86, paragraaf C., pagina 16 en b., pagina

29 marginaal en progressief tarief. Vanwege de hiervoor reeds besproken rangorderegeling komt de eigen woning vervolgens niet meer in aanmerking voor belastingheffing in Box 3. Dit geldt ook voor zaken als ondernemingsvermogen of ter beschikking gesteld vermogen. Op basis van de systematiek van Box 3 en de plek die de eigen woning inneemt, zou een overgang van de eigen woning van Box 1 naar Box 3 voor de hand liggen. Opvallend blijft dat Box 3 hierdoor slechts over een (beperkt) gedeelte van het vermogen een forfaitair rendement vaststelt. 98 Vanaf het belastingjaar 2011 is de systematiek aangepast zodat er geen gebruik wordt gemaakt van een gemiddelde vermogensgrondslag, waarbij er naar het begin- en eindvermogen wordt gekeken. Nu wordt er slechts één peilmoment gehanteerd. Door de wetgever is besloten om voor het bepalen van de hoogte van de forfaitaire rendementen, de stand van het vermogen aan het begin van het jaar (1 januari) als uitgangspunt te nemen. Het maakt voor de belastingheffing in de nieuwe systematiek niet uit of je vermogen gedurende het jaar verdubbelt of juist halveert. Er vindt slechts belastingheffing plaats aan de hand van een forfaitair rendement op het beginvermogen. Het spreekt natuurlijk voor zich dat het forfait in Box 3 geen recht doet aan het draagkrachtbeginsel, noch de evenwichtigheid van de inkomstenbelasting bevordert. In de wet zijn bepalingen opgenomen die belastingarbitrage proberen tegen te gaan. Hierbij valt te denken aan belastingplichtigen die ervoor kiezen het vermogen rondom de peildatum in Box 1 of Box 2 te plaatsen om een lage grondslag te krijgen. Op basis van artikel 2.14, lid 3 van de Wet IB 2001 worden vermogensbestanddelen die niet langer dan drie aaneengesloten maanden zijn toe te rekenen aan het verwerven van inkomen uit Box 1 of Box 2 niet alleen in de betreffende box belast, maar ook in Box Onder de bepalingen die belastingarbitrage proberen tegen te gaan, valt ook de terbeschikkingstellingregeling. 100 Voor de schulden geldt een drempel voordat deze in mindering kunnen worden gebracht op de rendementsgrondslag. 101 Voor iedere belastingplichtige geldt een drempel, die als heffingsvrij vermogen wordt aangemerkt. 102 Deze vrijstelling kan worden overgedragen aan een eventuele partner. De resterende rendementsgrondslag mag vervolgens vrij worden verdeeld tussen de fiscale partners, zolang het gehele bedrag maar in aanmerking wordt genomen. Over het heffingsvrij vermogen is geen belasting verschuldigd. Op basis van deze rendementsgrondslag wordt een forfaitair vermogensrendement vastgesteld waarbij als uitgangspunt wordt genomen dat er 4% vermogensrendement wordt behaald over de grondslag. Dit is het belastbare inkomen uit sparen en beleggen. Dit rendement wordt geacht een redelijk vermogensrendement te zijn gedurende een langere tijd. Dit forfaitaire vermogensrendement wordt in Box 3 belast tegen een tarief van 30%. 103 Verder is opvallend dat in Box 3 geen negatieve forfaitaire vermogensrendementen kunnen ontstaan die met ander boxen te verrekenen zijn en dat er geen mogelijkheid is om werkelijk gemaakte kosten in aanmerking te nemen op de rendementsgrondslag van Box 3. Schulden kunnen wel in aftrek komen op het aanwezige vermogen, maar dit betekent dat deze het totale vermogen niet kunnen overstijgen. Hierdoor wordt er geen recht gedaan aan het draagkrachtbeginsel. In de praktijk zijn negatieve vermogensrendementen namelijk zeer goed mogelijk. In het algemeen kan er binnen de huidige systematiek van de inkomstenbelasting slechts in uitzonderlijke gevallen verrekening over de boxen heen plaatsvinden. Er is voor gekozen om verliezen te verrekenen binnen dezelfde box en, indien noodzakelijk, te verrekenen met het resultaat van de box in een ander jaar. 104 Aangezien er in Box 3 geen verliezen ontstaan, is dit in de huidige systematiek allebei niet mogelijk. Een 98 Dr. A.M.A. Bijvoet betoogt in het blad Belasting brief in mei 2009 op pagina 6 zelfs dat de eigen woning vanwege het overwegend consumptieve karakter ook niet in Box 3 opgenomen zou moeten worden. 99 T.a.p., voetnoot 86, paragraaf c., pagina Artikel 3.91 en artikel 3.92 van de Wet Inkomstenbelasting De drempel voor de toepassing van de schulden bedraagt in Het heffingsvrije vermogen voor het belastingjaar 2012 bedraagt T.a.p. voetnoot 86, paragraaf M., pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf B., pagina

30 negatief vermogen of vermogensrendement heeft geen verrekenbaar verlies tot gevolg voor wat betreft de inkomstenbelasting van het betreffende jaar. Al met al valt te concluderen dat, mede in verband met de wijziging van de peildata, Box 3 te kwalificeren valt als een verkapte vermogensbelasting en in ieder geval niet eenvoudig kan worden aangemerkt als een vermogenswinstbelasting, waarin werkelijke vermogensrendementen worden belast Uitgangspunten Box 3 Bij de introductie van het nieuwe boxenstelsel per 1 januari 2001 is aangegeven dat de systematiek meer in lijn zou zijn met het draagkrachtbeginsel. Dit vloeit voort uit de argumentatie dat in het nieuwe systeem natuurlijke personen met een hogere draagkracht, afgeleid aan de hand van het feit dat deze meer vermogen bezitten, meer belasting betalen als onder het oude regime. Deze verhoging wordt vooral veroorzaakt door het feit dat deze personen minder gebruik kunnen maken van fiscaal gunstige producten. Onder de oude systematiek konden (belaste) reguliere vermogensrendementen worden omgezet in (onbelaste) vermogensstijgingen/vermogenswinsten. In beginsel heeft deze argumentatie niets te maken met het uitgangspunt van het draagkrachtbeginsel. De vorige regelgeving functioneerden simpelweg niet naar behoren, waardoor grote als kleine vermogensbezitters naar rato gebruik konden maken van de mazen in de wet. De reden dat een tarief van 30% wordt gehanteerd, is gelegen in de angst van de wetgever dat een hoger tarief zou kunnen leiden tot kapitaalvlucht. Door deze keuze ontstaat er een aanzienlijk tariefsverschil tussen Box 1, waar maximaal tegen 52% belasting wordt geheven, en Box 3, waar er tegen 30% belasting wordt geheven. 106 Dit tariefsverschil heeft tot een behoorlijke hoeveelheid reparatiewetgeving geleid om te voorkomen dat belastingplichtigen constructies gaan bedenken om hiervan gebruik te maken. Een van de belangrijkste redenen om de vermogensrendementsheffing van Box 3 in te voeren was het bereiken van een stabiele en brede belastinggrondslag in vergelijking met de Wet IB De doelstellingen van Box 3 waren ten tijde van de invoering de volgende: verbreding en versterking van de belastinggrondslag; 2. een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk; 3. vereenvoudiging van het belastingstelsel; 4. het bevorderen van de fiscale neutraliteit. Ook werd gewezen op het feit dat een forfait beter aansluit bij het idee dat vermogen zeer mobiel is en daarom minder aan Nederland is toe te rekenen. Om de belastingdruk op vermogen laag te houden en daarmee kapitaalvlucht te voorkomen, heeft de Nederlandse belastingwetgever hier bij het invoeren van deze systematiek rekening mee gehouden. Bij een eerste evaluatie 109 is geconcludeerd dat bovenstaande doelstellingen zijn behaald. Zowel het budgettaire doel van Box 3 als ook de wens om de ontgaansmogelijkheden te dichten, zijn, volgens de evaluatie, bereikt. Met regelmaat is gewezen op de eenvoud van de heffing. Dit is een redelijk sterk argument aangezien de huidige systematiek van Box 3 eenvoudig is en goed te controleren in vergelijking met het vorige systeem. Het is opvallend dat de wetgever op dit punt de doelmatigheid van de heffing boven de rechtvaardigheid hiervan lijkt te stellen. Bovendien zorgt de hoeveelheid aan reparatiewetgeving-bij-voorbaat ervoor dat de totale belastingsystematiek niet eenvoudiger is geworden. 110 Een voorbeeld hiervan is de regelgeving rondom het ter beschikking stellen van vermogen aan de onderneming in Box Zoals ook betoogd door: Prof. dr. A.C. Rijkers, Vermogen en vermogensinkomsten in de Nota Belastingen 21 e eeuw, WFR 1998, pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina Nota Belastingen in de 21 e eeuw: een verkenning, Kamerstukken II 1997/98, , nr. 2, pagina Bijvoorbeeld weergegeven in: Kamerstukken , 30375, nr. 1-2, pagina 61, maar ook in: H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, pagina Evaluatierapport van de belastingherziening 2001 Breder, lager, eenvoudiger?, Kamerstukken II 2005/06, , nr 2, pagina Zie hiervoor ook: H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, pagina

31 Voor de wetgever was het van belang een halt toe te roepen aan de talloze producten waarmee onder de oude systematiek de heffing van belasting over reguliere vermogensrendementen kon worden voorkomen door de winst als onbelaste vermogenswinst te kwalificeren Kritiekpunten Box 3 De keuze om Box 3 onder te brengen in de inkomstenbelasting is regelmatig in de literatuur bestempeld als discutabel vanwege het forfaitaire/fictieve karakter van Box Het werkelijke inkomen uit sparen en beleggen wordt niet in aanmerking genomen. Er is ook geen sprake van het in aanmerking nemen van een afgeleide of percentage van dit werkelijke inkomen. In plaats daarvan wordt het gehele inkomen uit vermogen zelf forfaitair bepaald. De overheersende mening in de literatuur is dat de huidige systematiek van Box 3 indruist tegen het draagkrachtbeginsel. 113 Dit wordt deels veroorzaakt doordat de werkelijke inkomsten feitelijk niet worden belast, maar ook van belang is dat er geen tegenbewijsmogelijkheid is. Hiermee wordt bedoeld dat belastingplichtigen geen mogelijkheid hebben om aan te tonen dat hun vermogensrendement lager ligt dan het forfait van 4%. Ten tijde van het invoeren waren de spaarrentes op macroniveau gemiddeld genomen een stuk hoger dan in de huidige tijd. Het forfait kon toen, in algemene zin, nog als redelijk rechtvaardig worden beschouwd. Het is mogelijk dat een belastingplichtige in de jaren na het invoeren van deze belastingheffing minder dan 4% of zelfs geen rendement heeft gemaakt op het vermogen, maar dat deze in de nieuwe systematiek echter wel jaarlijks voor de waarde van dit vermogen in de heffing is betrokken. 114 Dit betekent dat er per definitie te veel inkomstenbelasting wordt geheven in vergelijking met datgene dat daadwerkelijk zou zijn verschuldigd. Een van de belangrijkste vragen die hierbij opkomt, is de (retorische) vraag waarom iemand met een gemiddeld rendement van 2% zou moeten worden belast alsof deze belastingplichtige een rendement van 4% heeft behaald. Evenzo moet men zich afvragen of een belastingplichtige die een rendement heeft behaald op het vermogen van 10%, slechts voor 4% belasting zou moeten betalen. Het is deze onrechtvaardigheid die in de literatuur veel weerstand heeft opgeroepen en die helder aantoont dat het draagkrachtbeginsel in de huidige systematiek van Box 3 met voeten wordt getreden. Een tegenbewijsregeling, waarmee belastingplichtigen die te veel belasting betalen, dit aan kunnen tonen bij de aangifte, zou hierin al enige verlichting brengen. Een ander element waaruit blijkt dat in Box 3 het draagkrachtbeginsel niet (afdoende) in acht is genomen, volgt uit het feit dat er geen negatief vermogensrendement in aanmerking mag worden genomen die kan worden verrekend met positieve rendementen uit eerdere jaren. Dit punt is al eerder aan de orde geweest. Daarnaast is er niet gekozen voor een progressief tarief, maar voor een vast tarief van 30%. Dit betekent dat er effectief sprake is van een degressief tarief. Allereerst kunnen mensen met een hoger vermogen meer risico s nemen en daarmee hogere rendementen behalen. Al met al kan worden geconcludeerd dat Box 3 kan worden bestempeld als een verkapte vermogensbelasting en daardoor veel kenmerken vertoont waarin de heffing geen inkomstenbelasting is. Het eerder aangehaalde tariefsverschil tussen Box 1 en Box 3 leidt ertoe dat er geen sprake is van neutraliteit tussen de boxen. Men zal proberen constructies op te zetten om vermogensverliezen in Box 1 tegen een hoger tarief in aanmerking te laten komen. Daar staat tegenover dat men zal proberen vermogenswinsten uit Box 1 in Box 3 te plaatsen, zowel vanwege de forfaitaire winstbepaling, als ook voor het lagere tarief. Dit wordt ook wel 111 T.a.p. voetnoot 86, paragraaf A., pagina S.M.H. Dusarduijn, Vermogensrendementsheffing, Kluwer, Deventer In dit boek wordt bewust gesproken over een fictief karakter van de belastingheffing in Box Hiervoor valt te verwijzen naar andere schrijvers, zoals S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Vermogensrendementsheffing vondst of miskleun, WFR 2000/669, pagina 8, als ook, J.E.A.M. van Dijck, Vermogensrendementsheffing, WFR 1999/642, pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina 3. 30

32 boxhoppen genoemd. Dit boxhoppen heeft te maken met de keuze van de wetgever voor een analytisch belastingsysteem met afgescheiden boxen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot verschillende anti-misbruikbepalingen, zoals het opnemen van bepalingen met betrekking tot het resultaat uit overige werkzaamheden, het ter beschikking stellen van vermogen aan de eigen onderneming en de regelgeving met betrekking tot lucratieve belangen. Dit is in de literatuur met regelmaat betiteld als reparatiewetgeving-bijvoorbaat. Het voert voor dit onderzoek te ver om deze misbruikmogelijkheden en de reparatiewetgeving verder uiteen te zetten en de exacte regelgeving op dit gebied te bespreken. Wel dient te worden opgemerkt dat hieruit blijkt dat de systematiek van Box 3 uitnodigt tot het zoeken naar en het opzetten van nieuwe constructies. In de literatuur is regelmatig voorgesteld om over te stappen naar een vermogenswinstbelasting. Tot op heden heeft de wetgever het invoeren van een dergelijke belasting altijd afgehouden Mogelijke oplossingsrichtingen Er is bij het invoeren van Box 3 gekeken naar andere mogelijkheden om het heffen van belasting over vermogensrendementen vorm te geven. Een van de mogelijkheden daarvan was het subjectiveren van vermogensrendementen. Eerder werden vermogensrendementen objectief vastgesteld. Er was slechts dan sprake van een bate als uit de bron een voordeel was genoten. Er werd niet gekeken naar de economische positie van de eigenaar van het vermogen. Bij deze eigenaar zou de vraag kunnen worden gesteld: Heeft deze al dan niet een voordeel in economische zin genoten? De wetgever heeft aangegeven dat een dergelijke benadering een aantal ingewikkelde regelingen zou vereisen, waarbij gerealiseerde vermogensrendementen na de subjectivering evengoed niet altijd zullen worden belast. 116 Overigens heeft dit laatste argument bij het invoeren van Box 3 geen gewicht gekregen, aangezien ook hier de vermogensrendementen boven de 4% onbelast blijven. Daarnaast heeft de wetgever de mogelijkheid van een vermogenswinstbelasting besproken. 117 Deze optie wordt sinds geruime tijd voorgesteld in de literatuur. 118 Een van de mogelijkheden is het invoeren van een integrale vermogenswinstbelasting. In dit systeem wordt geen onderscheid gemaakt tussen reguliere vermogensrendementen (rente, huur en dividend) en aperiodieke gerealiseerde vermogenswinsten door stijging van het vermogensbestanddeel. In de literatuur is weinig begrip getoond voor het feit dat de wetgever er niet voor heeft gekozen deze optie nader te onderzoeken of in te voeren. De problemen die zich voordoen bij het uitvoeren van Box 3 van de Wet IB 2001, maar ook de problemen bij de heffing van de Wet IB 1964, lijken bij een vermogenswinstbelasting niet aan de orde te komen. Het invoeren van een vermogenswinstbelasting sluit ook beter aan bij het streven om te belasten naar draagkracht. Alle inkomsten, zowel uit loon, aanmerkelijk belang als uit vermogen zouden dan integraal worden belast naar de werkelijke waarde van dit inkomen. Hierdoor zou het invoeren van een integrale vermogenswinstbelasting ertoe leiden dat de Nederlandse belastingheffing meer in lijn zou zijn met het draagkrachtbeginsel. Als bezwaar tegen een vermogenswinstbelasting is genoemd dat burgers worden gestimuleerd om de belasting uit te stellen naar de toekomst. Hierbij spreekt men over de situatie waarbij het realiseren van vermogenswinsten wordt doorgeschoven naar de toekomst en zoveel mogelijk zal worden uitgesteld, terwijl vermogensverliezen gelijk in de belastingheffing zouden worden aangegeven. Dit wordt ook wel het lock-in effect genoemd. 115 T.a.p. voetnoot 86, paragraaf C., pagina 16 en paragraaf , pagina , maar ook in prof. dr. J.E.A.M. van Dijck, Vermogensrendementsheffing, WFR 1999/ T.a.p. voetnoot 86, paragraaf B., pagina 745 waarin verwezen wordt naar Bijlage I bij de MvT van de Wet IB 2001, Kamerstukken II, 1998/99, , nr. 3, pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf C.a., pagina Zie hiervoor ook: J.E.A.M. van Dijck, Vermogenswinstbelasting, Afscheidscollege 16 december 1988, WFR 1988, pagina 1661 e.v.; E. Aardema, Een vermogenswinstbelasting als reparatiewetgeving in Van Dijck-bundel, FED Deventer 1988; P. Kavelaars, Vermogenswinstheffing, verlies of (aan-) winst? (oratie EUR), Kluwer, Deventer 1997 en vele anderen. 31

33 Dergelijk handelen van belastingplichtigen zou de belastingopbrengst in gevaar brengen en een negatieve invloed hebben op de financiële markten. Andere nadelen die worden genoemd door de wetgever bij het beoordelen van een vermogenswinstbelasting zijn de administratieve nadelen. Hierbij wordt gedacht aan het feit dat belastingplichtigen nauwkeurig aan- en verkoop van bijvoorbeeld aandelen moeten bijhouden, maar ook het feit dat de belastingopbrengst gevoelig zal zijn voor de conjunctuur (minder opbrengsten bij slechte economische tijden) en het potentieel aanwezige budgettaire nadeel (ook de verliezen moeten in aanmerking worden genomen, waardoor de opbrengst lager zal zijn dan momenteel het geval is). 119 Met name ten aanzien van het bijhouden van stortingen en onttrekkingen heeft de wetgever de invoer van een vermogenswinstbelasting niet wenselijk geacht. Een ander argument dat ertoe heeft geleid dat de wetgever geen vermogenswinstbelasting in heeft willen voeren, is gelegen in de angst dat een dergelijke belasting kapitaalvlucht tot gevolg zou hebben en een negatieve invloed heeft op het Nederlandse vestigingsklimaat. Een andere, vergelijkbare, optie is de vermogensaanwasbelasting, die niet kijkt naar gerealiseerde vermogenswinsten, maar naar de totale vermogensaanwas. Dit betekent dat de jaarlijkse vermogenstoename op de peildatum in de heffing wordt betrokken, ongeacht of sprake is van reguliere vermogensrendementen, gerealiseerde vermogenswinsten of van ongerealiseerde vermogensstijgingen. Ook erfenissen en giften zouden direct in de inkomstenbelasting kunnen worden meegenomen. In veel gevallen vervroegt dit het tijdstip van de belastingheffing. Op de lange termijn zou het resultaat van deze belastingheffing gelijk moeten zijn aan een vermogenswinstbelasting, aangezien er een soort van totaalwinstbegrip of eigenlijk totaalinkomensbegrip wordt gehanteerd. Belangrijk is dat de belastingheffing geen invloed heeft op de financiële beslissingen die belastingplichtigen moeten nemen. De heffing dient neutraal te zijn. Dit is dan ook het voornaamste bezwaar tegen een dergelijke heffing, namelijk dat er geen liquiditeiten vrijkomen om de belastingheffing te betalen Geschiedenis Box 3 Met de Wet op de Vermogensbelasting 1892 werd reeds een belasting geheven op vermogen. Deze belasting was vormgegeven door middel van een systematiek waarin belasting werd geheven over 4% van het vermogen. Dit principe is vergelijkbaar met de huidige systematiek. 121 Deze vermogensbelasting heeft bestaan tot het ontstaan en het invoeren van de Wet IB 1914, waarbij de werkelijk genoten vermogensrendementen in de inkomstenbelasting werden betrokken en progressief werden belast binnen een synthetisch belastingstelsel. De belastingherziening die heeft geleid tot de Wet IB 1964 heeft geen invloed gehad op de basis van de systematiek. Hierbij werd wel weer een vermogensbelasting ingevoerd. De belasting op vermogensrendementen is gelijk gebleven tot het moment dat de Wet IB 2001 werd ingevoerd. 122 In de Wet Vermogensbelasting 1964 werd jaarlijks 0,7% geheven over de waarde van het vermogen op de peildatum. Deze peildatum was 1 januari van het betreffende belastingjaar. Ondanks het relatief beperkte tarief werd de hoogte van de vermogensbelasting toch als te hoog ervaren. Veel vermogensbezitters zijn, om de vermogensbelasting te ontgaan, geëmigreerd. Met de invoering van Box 3 verloor deze heffing, volgens de wetgever, haar nut en dientengevolge is de heffing afgeschaft. In de Wet IB 1914 en 1964 werden de reguliere opbrengsten van het vermogen belast. Daar stond tegenover dat vermogenswinsten, bijvoorbeeld bij het vervreemden van vermogensbestanddelen onbelast bleven. Dit heeft geresulteerd in een systeem waarin het relatief eenvoudig werd belastingheffing te ontlopen met behulp van opgezette constructies. De reguliere vermogensrendementen werden niet langer uitgekeerd, maar omgezet in een 119 Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3., Bijlage I, pagina Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3., Bijlage I, pagina H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina

34 onbelaste waardestijging. Hiertoe werden diverse producten aangeboden die de voordelen van dit systeem optimaal benutten. Dit leidde voor de fiscaliteit tot een zeer onwenselijke situatie. 123 Ook de diverse sfeerovergangen binnen de Wet IB 1964 leidden tot mogelijkheden van oneigenlijk gebruik. Zo probeerden belastingplichtigen ook onder dat regime vermogensbestanddelen te plaatsen in de bron die fiscaal gezien het meest interessant was. Dit leidde er toe dat, wanneer een belastingplichtige een vermogensverlies verwachtte, dit vermogen als ondernemingsvermogen kon worden geëtiketteerd om de kosten bij de onderneming in aftrek te laten komen. 124 Op grond van deze argumenten meende de wetgever dat dit systeem niet langer houdbaar was. Dit heeft geleid tot het nieuwe systeem van Box 3 in de Wet IB Samenvatting In dit hoofdstuk is de discussie rondom de vermogens(belasting en vermogenswinstbelasting in Nederland aan de orde geweest. De wetgever heeft een aantal keren een vermogensbelasting getracht in te voeren. Ook de huidige heffing in Box 3 gebruikt het vermogen als grondslag voor de heffing. De systematiek van Box 3 grijpt voor een groot gedeelte terug op de oude systematiek uit Ook is gebleken dat de belastingsystematiek van Box 3 in de literatuur met regelmaat onderhevig is geweest aan kritiek. Een van de kritiekpunten is dat de heffing geen inkomstenbelasting is, maar een verkapte vermogensbelasting. Daardoor worden niet de zuivere vermogensrendementen in de heffing betrokken. Dit leidt tot een inbreuk op het draagkrachtbeginsel. Andere kritiekpunten zijn dat er geen rekening wordt gehouden met verliezen en negatieve vermogensrendementen in Box 3 en er geen tegenbewijsregeling is opgenomen. Een ander element waarop veel kritiek is geuit, is het grote tariefsverschil tussen Box 1 en Box 3 waardoor boxarbitrage in de hand wordt gewerkt. Dit heeft geleid tot veel reparatiewetgeving-bij-voorbaat, zoals bij het ter beschikking stellen van vermogen. In het verleden is vaker voorgesteld om een vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting in te voeren om de hiervoor benoemde problemen op te lossen. Op basis van onduidelijke argumenten heeft de wetgever hier nooit aan willen beginnen. Hierbij wordt vaak verwezen naar argumenten rondom kapitaalvlucht en administratieve obstakels. Gezien de complexiteit van de huidige heffing in Box 3, als ook het feit dat de huidige systematiek niet aansluit bij het draagkrachtbeginsel en daardoor tot een oneerlijke heffing leidt, lijkt het een kwestie van tijd voor de wetgever het aanpassen van deze systematiek andermaal serieus in overweging moet gaan nemen. Naast de elementen uit dit hoofdstuk, is er voldoende op te merken over een aantal andere zaken die van belang zijn of kunnen zijn bij het beoordelen van Box 3. Aangezien deze elementen niet of minder relevant zijn voor het verdere onderzoek is hier, omwille van de omvang van de tekst, geen aandacht aan besteed. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de verschillen in systematiek tussen de Nederlandse en de Engelse heffing voor wat betreft vermogen en vermogensrendementen. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de verbeterpunten uit Mirrlees Review en Tax by Design. 123 T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina T.a.p. voetnoot 86, paragraaf , pagina

35 Hoofdstuk 4: Systematische vergelijking Nederland en Engeland In de voorgaande hoofdstukken zijn de Engelse en de Nederlandse systematiek besproken ten aanzien van het heffen van belasting over vermogen en vermogensrendementen. Bovendien is vanuit Tax by Design een voorzet gegeven voor het aanpassen van de huidige Engelse vermogenswinstbelasting. In dit hoofdstuk zal hier verder op worden ingegaan. In het bijzonder beschrijft dit hoofdstuk de overeenkomsten en verschillen tussen de diverse systemen. Om dit te beschrijven zal eerst een korte beschrijving worden gegeven van elk belastingsysteem, waarna de verschillen en overeenkomsten aan bod zullen komen. Deze verschillen en overeenkomsten zullen worden onderzocht met behulp van een zogenaamde benchmark. Hiervoor zal de vermogensvergelijkingstheorie worden gebruikt, die in het onderstaande nader zal worden toegelicht. Een vergelijking tussen de systemen is van belang om te bepalen in hoeverre de huidige belastingsystemen gelijkenissen vertonen. Vervolgens kan worden bepaald in hoeverre deze vergelijking verbeterpunten oplevert, voortvloeiend uit Mirrlees Review en Tax by Design 125, die kunnen worden toegepast op de Nederlandse heffing in Box 3. Wanneer blijkt dat er sprake is van een zogenaamde vergelijking van appels met peren, heeft dit invloed op de wijze waarop de argumenten en verbeterpunten moeten worden gewaardeerd. In dit hoofdstuk zal het uitspreken van een waardeoordeel over de verschillende systemen, als ook het wegen van de argumenten vóór en tegen een bepaald systeem zoveel mogelijk achterwege blijven. Hiervoor wordt verwezen naar het volgende hoofdstuk. 4.1 Algemene beschrijving belastingsystemen Om een vergelijking tussen de diverse systemen mogelijk te maken, is het van belang om eerst de belangrijkste systematische aspecten te benoemen. In het onderstaande zal een beknopt overzicht van de verschillende belastingsystemen worden uiteengezet Huidig Engels belastingsysteem Het huidige Engelse belastingsysteem bestaat uit twee componenten die samen het Engelse belastingstelsel met betrekking tot alle vermogensrendementen vormen. Dit is in hoofdstuk 2 uitgebreid aan de orde gekomen. Hier is gebleken dat het huidige Engelse systeem als zeer complex wordt ervaren en dat het systeem niet neutraal is in de belastingheffing van de verschillende vermogensbestanddelen. Het effectieve tarief op de diverse vermogensrendementen kan enorm fluctueren. Het is in de Engelse systematiek voorstelbaar dat een gedeelte van de rente op spaarrekeningen feitelijk niet wordt belast en dat een ander gedeelte nominaal, zonder inflatiecorrectie, in de inkomstenbelasting wordt betrokken. 126 De eerste component is de belastingheffing op reguliere vermogensrendementen (huur, rente en dividend) in de inkomstenbelasting. Binnen het Engelse systeem kent men de mogelijkheid om cash en aandelen in een vrijgesteld fonds, een Individual Saving Account (ISA), te plaatsen. Slechts de helft van dit fonds mag bestaan uit cash en het fonds mag maximaal bedragen. De reguliere vermogensrendementen die voortvloeien uit het vermogen van dit fonds zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting. Andere reguliere zijn redelijk zwaar belast. Deze vermogensrendementen worden in de inkomstenbelasting betrokken op grond van een synthetisch stelsel. 127 Deze verschillen leiden ertoe dat deze systematiek als oneerlijk wordt beschouwd. In Tax by Design zijn dan ook voorstellen gedaan om deze systematiek aan te passen Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september T.a.p. voetnoot 125, Overview of the current situation in the UK, pagina 320; De tabel op deze pagina geeft een duidelijk overzicht van de uitgebreidheid en moeilijkheidsgraad van het Engelse belastingsysteem ten aanzien van het belasten van vermogensrendementen. 127 T.a.p. voetnoot 125, Overview of the current situation in the UK, pagina 320; De tabel geeft hierbij duidelijk aan dat deze rente belast kan zijn tegen 10%, 20%, 40% of 50%. 128 T.a.p. voetnoot 125, 14. Reforming the Taxation of Savings, pagina

36 De tweede component is de vermogenswinstbelasting ( capital gains tax ) 129, die de vermogenswinsten in de heffing betrekt. Deze vermogenswinsten worden gevormd door de waardestijging die wordt gerealiseerd bij verkoop of schenking van bijvoorbeeld onroerend goed of effecten. De vermogensstijging die door de verkoop wordt gerealiseerd of de vermogensstijging die door middel van een schenking wordt overgedragen, dient aan de hand van deze vermogenswinstbelasting te worden belast. De vermogenswinst die wordt behaald bij de overdracht van de eigen woning valt in beginsel in de capital gains tax. De Engelse systematiek kent echter de uitzondering dat de eerste overdracht van de eigen woning vrijgesteld is. De vermogenswinst die met een opvolgende verkoop wordt behaald, is wel belast. 130 Het belastingtarief op deze vermogenswinsten bedraagt 18% of 28%. 131 Dit is vaak aanzienlijk lager dan het tarief voor de reguliere vermogensrendementen in de inkomstenbelasting. Daarnaast valt op dat de vrijstellingen bij deze capital gains tax ook nog eens behoorlijk zijn, waardoor belastingheffing niet snel aan de orde is. 132 Volgens de auteurs werkt dit misbruik in de hand. 133 Dit blijkt uit de constructies die in Engeland zijn ontstaan om reguliere vermogensrendementen te vermommen als ware het vermogensstijgingen. Het betreffende vermogensrendement wordt vervolgens niet belast in de reguliere inkomstenbelasting en wordt vaak, mede vanwege de hoge vrijstellingen, totaal niet of lager belast. Dit is vergelijkbaar met de problemen in de oude Nederlandse belastingsystematiek 134, waarin de kwalificatie van het vermogensrendement ook invloed had op de (hoogte van de) heffing. In Mirrlees Review wordt meerdere malen opgeroepen om de capital gains tax toe te passen op vermogensoverdrachten bij overlijden (overdracht krachtens erfrecht) om het evenwicht in de heffing te bewaken. 135 Momenteel gebeurt dit in de Engelse systematiek niet. Een dergelijke (afwijkende) behandeling leidt ertoe dat belastingplichtigen de desbetreffende vermogensbestanddelen niet bij leven, maar pas bij dood wensen over te dragen om belastingheffing te voorkomen. De reden dat de vermogensoverdrachten bij overlijden zijn vrijgesteld van de capital gains tax houdt verband met het feit dat de wetgever gezwicht is voor de publieke druk dat het heffen van een vermogenswinstbelasting bij overlijden zou leiden tot een dubbele heffing bij overlijden. 136 Alom is gebleken dat het invoeren van een dergelijke heffing goed moet worden overdacht. 137 Uit het voorgaande volgt in ieder geval dat er momenteel geen vermogensbelasting wordt geheven in Engeland. Op grond van de bevindingen en conclusies van Mirrlees Review, lijkt vermogensbelasting wordt beschreven als inefficiënt en vaak ook als oneerlijk. De argumenten vóór een vermogensbelasting zijn volgens deze auteurs onvoldoende om deze nadelen op te heffen Voorgesteld Engels belastingsysteem In de door Tax by Design voorgestelde belastingsystematiek is als uitgangspunt genomen dat de belastingheffing van alle vermogensrendementen met elkaar in lijn wordt gebracht. 129 Robin Boadway e.a., Taxation of Wealth and Wealth Transfers: Appendices, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april 2010, appendix A Dr. A.M.A. Bijvoet, De fabels rond de eigenwoningregeling, Belastingbrief 2009/05, pagina Belasting Magazine, editie oktober/november, Internationaal nieuws Belastingplannen van omringende landen, pagina 29. De Engelse overheid heeft dit extra tarief ingevoerd als antwoord op de crisis. 132 Robin Boadway e.a., Taxation of Wealth and Wealth Transfers: Appendices, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april 2010, appendix A T.a.p. voetnoot 125, Conclusions, pagina Onder de Wet Inkomstenbelasting 1964 (zie hoofdstuk 3 van dit onderzoek). 135 T.a.p. voetnoot 124, Criticisms of the current UK system the unpopularity of inheritance tax, pagina 751, als ook, t.a.p. voetnoot 124, Wealth transfer taxes, pagina Zoals eerder aangegeven, is dit niet waar, omdat de vermogenswinstbelasting en de successieheffing bij verschillende belastingplichtigen wordt geheven. 137 Mw. Prof. Mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, De Wet schenk- en erfbelasting 2010, WPNR 6757/139, pagina Vanwege het feit dat de uiteenzetting hiervan reeds heeft plaatsgevonden en uiteindelijk niet tot de kern van dit onderzoek behoort, is besloten hier te volstaan met een korte opmerking hieromtrent. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en de voetnoten daar. 35

37 Bovendien is het volgens de auteurs belangrijk dat de nieuwe belastingsystematiek neutraal is met betrekking tot de beslissing om te sparen of te consumeren. 139 Vandaar dat de auteurs ernaar streven om een systeem te ontwerpen waarin een gedeelte van de rendementen op vermogensbestanddelen wordt vrijgesteld van belastingheffing. 140 Rente bestaat feitelijk uit twee componenten. De normale rente dient om toekomstig koopkrachtverlies te compenseren. Door inflatie wordt het spaargeld geleidelijk minder waard. Dit leidt tot een verlies aan koopkracht, die door middel van normale rente, het risicovrije rendement, wordt gecompenseerd. De normale rente dient daarnaast als vergoeding voor het (tijdelijk) afzien van de eigen besteding door de werkelijke vermogensbezitter. Daarnaast kennen we de premierente. Deze wordt vergoed om het risico te dekken dat de inleg niet kan worden uitgekeerd. Dit is het werkelijke inkomen uit vermogen. Wanneer de normale rente wordt belast door de wetgever, dan leidt dit ertoe dat de keuze om te sparen wordt bestraft door een relatief zwaardere heffing. De reële opbrengst die met spaargeld wordt behaald, zou daarom slechts beperkt of niet moeten worden belast. 141 Dit betekent dat vermogensrendementen niet allemaal gelijk worden belast, maar wel dat het effectieve tarief dicht bij elkaar moet komen te liggen. In de praktijk blijkt dat het niet altijd duidelijk is wat de invloed is van belastingen op de beslissing tussen sparen en consumeren. 142 Met een vermogenswinstbelasting is het moeilijk om de gewenste neutraliteit tussen de diverse vermogensrendementen te bereiken zonder de keuze tussen sparen en consumeren te verstoren. 143 Dit hebben de auteurs willen ondervangen door een systeem op te zetten dat uit drie componenten bestaat: een belastingvrijstelling op reguliere vermogensrendementen, waarop altijd een normaal rendement wordt verwacht (de normale rente of risicovrij rendement); - een omkeerstelsel voor pensioenen, zoals dit in veel landen gebruikelijk is, waarbij de inleg en het rendement dat op dit vermogen wordt behaald, niet wordt belast, maar waar de uitkeringen in de toekomst wel volledig worden belast; - de rendementen op andere vermogensbestanddelen, zoals aandelen en onroerend goed dienen te worden vrijgesteld voor zover deze de rentevoet van middellange obligaties niet overstijgen. Dit wordt gelijkgesteld aan de normale rente. Het overige rendement dient te worden belast tegen het tarief dat in de inkomstenbelasting gebruikelijk is. De oorspronkelijke capital gains tax zal door het laatste element worden vervangen. Tevens wordt voorgesteld om de overdrachten in verband met overlijden onder de vernieuwde vermogenswinstbelasting te plaatsen om het systeem evenwichtiger te maken Huidig Nederlands belastingsysteem In Nederland wordt voor het belasten van vermogensrendementen de eerder besproken forfaitaire vermogensrendementsheffing van Box 3 gebruikt. Bij de kwalificatie van dit systeem is niet direct duidelijk of er sprake is van een vermogensrendementsheffing of van een vermogensbelasting. In de systematiek van Box 3 tracht men, door een forfaitair rendement op vermogen te bepalen (4%), de reguliere vermogensrendementen te benaderen en deze vervolgens tegen een tarief van 30% te belasten. Aangezien de grondslag bij deze belasting het vermogen is en de achterliggende vermogensrendementen 139 T.a.p. voetnoot 125, 14.2 Reforms, pagina In de Nederlandse literatuur is dit ook onder de aandacht gebracht, o.a. in: dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina 27. Hier wordt in dit kader ook naar verwezen. 141 T.a.p. voetnoot 125, 14.2 Reforms, pagina dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina T.a.p. voetnoot 125, Conclusions, pagina T.a.p. voetnoot 125, 14.3 The overall system and the opportunity to smooth, pagina

38 niet in de heffing worden betrokken, wordt er gesproken van een verkapte of fictieve vermogensbelasting. 145 Opvallend bij deze heffing is dat er sprake is van een fictief rendement van 4% om zowel de periodieke als de aperiodieke rendementen in de heffing te betrekken. Met betrekking tot de aperiodieke rendementen heeft de belastingplichtige (fiscaal bezien) geluk, indien deze een grote vermogensstijging realiseert. Aan de andere kant heeft de belastingplichtige pech, wanneer deze een behoorlijke vermogensdaling incasseert. Dit zorgt voor een grote onevenwichtigheid in de Nederlandse systematiek. Het feit dat deze heffing in de Nederlandse inkomstenbelastingsystematiek is verwerkt, doet niets af aan het feit dat de systematiek kenmerken van een verkapte vermogensbelasting vertoont. Nu is de systematiek zo vormgegeven dat er sprake is van een vermogensbelasting van 1,2% op het vermogen aan het begin van het jaar verminderd met het heffingsvrij vermogen. Het percentage van 1,2% is feitelijk juist, maar wanneer er wordt gekeken naar het effectieve tarief op de werkelijke vermogensrendementen, blijkt dat er sprake is van een degressieve belastingheffing. Indien er sprake is van een vermogensrendement van meer dan 4%, is de effectieve heffing op de vermogensrendementen namelijk lager. Andersom geldt dat wanneer er een lager rendement is gehaald, de effectieve heffing hoger ligt omdat er belasting moet worden betaald over een rendement dat niet is behaald. Ondanks dat de belastingtechniek een vermogensbelasting benadert, zijn er ook elementen van een vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting te ontdekken. De jaarlijkse vermogensstijgingen worden jaarlijks in de grondslag voor het volgende jaar opgenomen en worden dan wel in de heffing meegenomen. Dit geldt zowel voor de gerealiseerde als voor de ongerealiseerde vermogensrendementen. Hiermee worden de vermogenswinsten nog steeds feitelijk niet in de heffing betrokken, enkel de veronderstelde opbrengsten van het vermogen. De wetgever heeft de volgende doelen geformuleerd bij de invoering van de huidige vermogensrendementsheffing van Box 3: verbreding en versterking van de belastinggrondslag; 2. een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk; 3. vereenvoudiging van het belastingstelsel; 4. het bevorderen van de fiscale neutraliteit. In deze evaluatie van Box 3 is positief geoordeeld over zowel het systeem als de gestelde doelen. 147 De reeds genoemde auteurs hebben hier stelselmatig kanttekeningen bij geplaatst. 148 Per 1 januari 2011 is er geen sprake meer van een gemiddelde vermogensgrondslag, maar wordt voor het bepalen van de forfaitaire vermogensrendementen aangesloten bij de vermogenspositie van het begin van het jaar. Hieruit kan worden afgeleid dat het streven naar een meer zuivere vermogenswinstbelasting is losgelaten. Een ander argument waaruit blijkt dat Box 3 een vermogensbelasting benadert, is dat er geen tegenbewijsmogelijkheid is om aan te tonen dat de werkelijke vermogensrendementen lager liggen dan op grond van het forfait wordt vastgesteld. Een van de argumenten waarom er tot op heden in de Nederlandse systematiek nog geen vermogenswinstbelasting op basis van reële vermogensrendementen is, is gelegen in de grotere administratieve druk die een dergelijke heffing op zou roepen. 149 Ook is met regelmaat benadrukt dat een vermogenswinstbelasting de concurrentiepositie van Nederland als vestigingsland zou verslechteren. 145 S.M.H. Dusarduijn, Vermogensrendementsheffing, Kluwer, Deventer 2010, pagina 14, maar ook: prof. mr. drs. H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, pagina 9 en mr. B.I. Kraaipoel, Schoonheid heeft haar prijs; de vermogensrendementsheffing geëvalueerd, Fiscaal tijdschrift Vermogen nr. 33, juli/augustus 2006, pagina 16 e.v. 146 Bijvoorbeeld weergegeven in: Kamerstukken , 30375, nr. 1-2, pagina Kamerstukken , 30375, nr Maar ook: S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Vermogensrendementsheffing vondst of miskleun, WFR 2000/669, blz. 8, als ook, J.E.A.M. van Dijck, Vermogensrendementsheffing, WFR 1999/642, blz Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3., Bijlage I, pagina

39 4.2 Vermogensvergelijkingstheorie Om een zuivere vergelijking mogelijk te maken is er voor gekozen om gebruik te maken van een zogenaamde benchmark. Een dergelijke benchmark is een uitgangspunt, dat vaak als het meest ideaal of voor de hand liggend wordt beschouwd. Hier worden de verschillende systemen vervolgens aan gespiegeld. Vaak is een dergelijk uitgangspunt, met name in internationale kwesties, een breed gedragen benchmark. Voor de onderliggende problematiek van het belasten van vermogen en vermogensrendementen wordt de vermogensvergelijkingstheorie alom internationaal geaccepteerd. De vermogensvergelijkingstheorie gaat uit van de basisformule dat het inkomen kan worden bepaald door het eindvermogen in een zeker jaar te verminderen met het beginvermogen in datzelfde jaar en hier het totale bedrag aan consumptie in het betreffende jaar bij op te tellen. In formule ziet dat er als volgt uit: EV -/- BV + C = Y. De vermogensvergelijkingstheorie gaat ervan uit dat het inkomen (Y) als uitgangspunt geldt voor de belastingheffing. Dit inkomen is het reële inkomen dat een individu in een zeker jaar heeft verdiend uit alle inkomstenbronnen. Hierbij valt te denken aan loon, erfenissen, schenkingen, maar ook vermogensrendementen, zowel periodiek als aperiodiek. Een belastingsystematiek die deze theorie als uitgangspunt neemt, heet een vermogensaanwasbelasting. 150 De reden dat dit als internationale benchmark wordt geaccepteerd, is dat deze methode het meest zuiver de draagkracht (ook wel: ability to pay) vaststelt. Het meest opvallend aan deze vermogensaanwasbelasting is dat dit er in de praktijk toe leidt dat ook belasting wordt geheven over vermogensrendementen die nog niet zijn gerealiseerd. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de waardestijging van aandelen, die nog niet te gelde zijn gemaakt. Daarom wordt er met regelmaat, ook in Nederland, gepleit voor het invoeren van een afgeleide van de vermogensaanwasbelasting, namelijk de vermogenswinstbelasting. In een dergelijke systematiek wordt in beginsel enkel de gerealiseerde vermogensaanwas in de heffing betrokken. 151 Dit wordt anders in geval van emigratie of overlijden, aangezien dit een heffingslek tot gevolg zou hebben. In deze gevallen zal er een heffingsmoment moeten worden gefingeerd om fiscaal gestuurd handelen te voorkomen. Indien de vermogensrendementen buiten de heffing kunnen blijven door te emigreren, leidt dit tot een ontgaansmogelijkheid voor de vermogenswinstbelasting. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de problematiek rondom exit-heffingen en het vrije verkeer van personen. Het voert in dit kader te ver om hier verder op in te gaan. Ook bij overlijden is het van belang de vermogensrendementen te belasten om te voorkomen dat men wil wachten met het overdragen van vermogen tot aan overlijden. Dit zou, evenals in de huidige systematiek in Engeland, leiden tot een onevenwichtigheid in de heffing, die het handelen van belastingplichtigen beïnvloedt en het uitvoeren van de werkelijke wil kan belemmeren. Een vermogenswinstbelasting kenmerkt zich doordat er wordt gekeken naar de werkelijk behaalde (reële) vermogensrendementen. Door in het vervolg zowel de Engelse systematiek als ook de Nederlandse systematiek niet enkel met elkaar te vergelijken, maar ook te vergelijken met deze internationale benchmark kan in het volgende hoofdstuk eenvoudiger een oordeel over de verschillende systemen worden gevormd. 4.3 Vergelijking tussen de systemen Uit het voorgaande blijkt dat de diverse systemen op belangrijke punten verschillend zijn. Aangezien dit van groot belang is voor het verdere onderzoek, zullen deze verschillen in het vervolg verder inzichtelijk worden gemaakt Vergelijking Engelse systemen 150 Dit wordt ook als uitgangspunt gebruikt bij: dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie, Vakblad voor de MKB-adviseur, nr S.M.H. Dusarduijn, Vermogensrendementsheffing, Kluwer, Deventer 2010, pagina 347, maar ook pagina

40 Bij het vergelijken van de systematische aspecten van de huidige en de voorgestelde Engelse regelgeving valt op dat, net zoals in Nederland, de huidige systematiek als nodeloos ingewikkeld en oneerlijk wordt gekenmerkt. Het grote verschil hierbij is wel dat het huidige Engelse systeem veel weg heeft van een (ingewikkelde) vermogenswinstbelasting. Klaarblijkelijk vinden de schrijvers van Mirrlees Review en Tax by Design deze systematiek in de huidige vorm niet geschikt voor het Engelse belastingstelsel. Wel menen ze dat een vermogenswinstbelasting in de juiste vorm een rechtvaardige heffing is. 152 De aanpassingen die worden voorgesteld, zijn vooral gericht op het veranderen van de systematiek op een dusdanige wijze dat er een heffing ontstaat die geen invloed heeft op de beslissing consumeren nu, consumeren later (c.q. sparen nu). Volgens de auteurs heeft de huidige vermogenswinstbelasting in de Engelse systematiek een verstorende invloed op deze beslissing. Het uitgangspunt in de rapporten is dat het rendement op vermogen voor een deel is bestemd om toekomstig vermogensverlies door inflatie te vergoeden. Dit is eerder al met de term normale rente aangeduid, ook wel risicovrij rendement genoemd. Dit rendement dient er ook toe om een vergoeding te bieden voor het (tijdelijk) afstaan van vermogen. De auteurs van de rapporten betogen dat dit feitelijk geen inkomen is. Dit rendement dient ervoor het oorspronkelijke inkomen waardevast te houden. Vandaar dat er een nieuw systeem is uitgedacht, waarin deze vergoedingen niet zullen worden belast. Overigens is de normale rente, op grond van de vermogensvergelijkingstheorie, wel inkomen en zou het, op die grond, in de heffing moeten worden betrokken. Waar de huidige Engelse systematiek alle vermogensrendementen in de heffing betrekt hoewel er, vooral bij aperiodieke vermogenswinsten, behoorlijke vrijstellingen gelden gaat de voorgestelde systematiek nog een stap verder. In deze stap wordt het belasten van vermogensrendementen feitelijk losgelaten en stelt men voor enkel de premierente of de vermogenswinsten boven een bepaalde rentevoet te belasten. Dit geldt zowel voor de periodieke als voor de aperiodieke vermogensrendementen, waardoor de capital gains tax kan komen te vervallen. Feitelijk komt dit systeem erop neer dat spaarrekeningen in beginsel worden vrijgesteld, dat voor pensioenen de omkeerregel blijft gelden en dat voor overige vermogensbestanddelen zoals grond, onroerend goed en aandelen, een systeem geldt waarbij de vermogensrendementen slechts gedeeltelijk worden belast. Bij het bepalen van het normale rendement kan worden aangesloten bij de rentevoet op middellange overheidsobligaties. Uit de diverse rapporten is gebleken dat de hoogte van het tarief van groot belang is om kapitaalvlucht te voorkomen. Aangezien het niet eenvoudig is om te bepalen wat een juist tarief is voor de vermogenswinstbelasting, zal hier nog nader onderzoek voor nodig zijn. Ongeacht of de voorgestelde systematiek werkelijk zal worden ingevoerd, vinden de auteurs het van groot belang dat er (weer) een heffing over vermogenswinsten bij overlijden wordt ingevoerd. Vanwege de aanwezige overlap met successieheffingen is er in het verleden voor gekozen deze overdrachten vrij te stellen van de vermogenswinstbelasting. Echter, door de vereenvoudiging van de vermogenswinstbelasting in 2008 is het minder gevoelig om deze heffing weer in te voeren. Hierdoor zal de belastingheffing meer in evenwicht zijn, aangezien er dan zowel bij overdracht bij leven (verkoop en schenking), als ook bij overlijden (krachtens erfrecht of testament) sprake is van toepassing van de capital gains tax. Dit leidt ertoe dat het overdragen van vermogen niet langer door deze onevenwichtigheid in de heffing wordt beïnvloed en men, zonder verdere fiscale sturing, daar een eigen keuze in kan maken. De voorgestelde systematiek maakt de vermogenswinstbelasting aanzienlijk eenvoudiger. In de huidige systematiek zijn er zeer veel verschillende behandelingen en effectieve tarieven bij de diverse vermogensbestanddelen en vermogensrendementen. Dit valt in de voorgestelde systematiek volledig weg. Bovendien werkt de huidige systematiek belastingontwijking in de hand doordat vermogenswinsten feitelijk vaak onbelast kunnen worden genoten Vergelijking internationaal 152 T.a.p. voetnoot 125, Conclusions, pagina

41 Wanneer we de beide Engelse belastingsystemen met betrekking tot het belasten van vermogensrendementen gaan vergelijken met de systematiek van de Nederlandse heffing, valt op dat de verschillen tussen de systemen veel groter zijn in vergelijking met de beide Engelse systemen onderling. Beide Engelse systemen trachten de werkelijke vermogensrendementen in de heffing te betrekken. De Nederlandse systematiek gaat uit van het jaarlijkse beginvermogen als grondslag voor de belastingheffing op vermogensrendementen. Deze systematiek wordt vaak als een (verkapte) vermogensbelasting gekwalificeerd en sluit niet aan bij de gerealiseerde (of ongerealiseerde) vermogensrendementen van het aanwezige vermogen. Het is dan ook dit verschil in de basis van de systematiek die ervoor zorgt dat de belastingsystemen in Nederland en Engeland zo ver uit elkaar liggen. Dit leidt ertoe dat het lastiger is om een duidelijke analyse te maken van de overeenkomsten en verschillen tussen deze systemen. Aangezien de systemen zo ver uit elkaar liggen, is het ook minder eenvoudig om een inhoudelijke beoordeling tussen deze systemen uit te voeren. Vandaar dat de systemen eerst zullen worden vergeleken met de benchmark. Door deze extra vergelijking uit te voeren, laat de vermogensvergelijkingstheorie zien waarin de systemen ten opzichte hiervan verschillen en overeenkomen. Dit zal een verdere inhoudelijke behandeling vereenvoudigen. In de diverse onderzoeken wordt een vermogensbelasting als inefficiënt en oneerlijk bestempeld en ondanks de aanwezigheid van enkele argumenten vóór een dergelijke heffing, als ook de aanwezigheid van een aantal commentatoren die deze belasting verdedigen is ervoor gekozen deze niet aan te bevelen. Aangezien Nederland sinds de invoering van de Wet IB 2001 ook geen vermogensbelasting meer kent, is er in dit onderzoek voor gekozen, deze optie niet verder te onderzoeken. 4.4 Vergelijking met de benchmark Als vervolg op de bovenstaande vergelijking tussen het Engelse en het Nederlandse belastingsysteem, zullen de systemen worden vergeleken met de benchmark als besproken in paragraaf 4.2. Het huidige Nederlandse systeem neemt een forfaitair rendement van het vermogen als grondslag voor de belastingheffing. Het huidige Engelse systeem betrekt alle reële (gerealiseerde) vermogensrendementen in de heffing. Het voorgestelde Engelse systeem wenst reguliere vermogensrendementen te belasten voor zover het premierente betreft. Vermogenswinsten dienen te worden belast voor zover er een bedrag wordt gerealiseerd dat de inflatiecorrectie te boven gaat Vergelijking Nederlandse systematiek De basis van de vermogensvergelijkingstheorie is dat er wordt gekeken naar de werkelijke vermogensaanwas. Het is niet van belang of de vermogensaanwas gerealiseerd of ongerealiseerd is. Een stijging van de waarde van een vermogensbestanddeel is per definitie belast door middel van een vermogensaanwasbelasting. Op basis van praktische argumenten wordt deze belastingsystematiek niet of nauwelijks gebruikt. Wel wordt er vaak gekozen voor een systematiek waarin de gerealiseerde vermogensrendementen in de heffing worden betrokken. Dit noemen we een vermogenswinstbelasting. In de literatuur wordt wel gesteld dat in een perfecte kapitaalmarkt met voldoende leenmogelijkheden het liquiditeitsnadeel van de vermogensaanwasbelasting zich niet voor zou doen. 153 Wanneer we deze uitgangspunten vervolgens vergelijken met de uitgangspunten van de huidige Nederlandse systematiek blijkt dat de uitgangpunten van Box 3 niet aansluiten bij de uitgangspunten van de vermogensvergelijkingstheorie. In tegenstelling tot de vermogensvergelijkingstheorie, waarbij de werkelijke vermogensaanwas centraal staat en als grondslag van de heffing wordt gebruikt, gaat de systematiek van Box 3 uit van een fictief rendement van 4% op het totale vermogen op de peildatum (1 januari van het betreffende belastingjaar). Hierdoor is er totaal geen sprake van het heffen over de totale vermogensaanwas. 153 dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina

42 In de Nederlandse systematiek is er ook geen mogelijkheid om aan te sluiten bij de werkelijk behaalde vermogensrendementen. Dit blijkt met name uit het feit dat er geen tegenbewijsmogelijkheid is, in geval het fictieve rendement (veel) te hoog is vastgesteld. Al met al valt op dat de Nederlandse vermogens(winst)belasting, opgenomen in Box 3, grote verschillen vertoont met de uitgangspunten van de benchmark, aangezien er geen sprake is van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting, maar, qua systematiek, veel meer van een verkapte vermogensbelasting. Hierdoor is er in de Nederlandse systematiek zeer beperkt sprake van een belastingheffing over de daadwerkelijke behaalde vermogensrendementen. Vanuit de vermogensvergelijkingstheorie heeft deze systematiek in beginsel niet de voorkeur. Er zijn veel systemen denkbaar, die beter passen bij de vermogensvergelijkingstheorie Vergelijking Engelse systematiek Wanneer we zowel de huidige als de voorgestelde Engelse belastingsystematiek bekijken vanuit de vermogensvergelijkingstheorie, vergelijken we deze om te zien in hoeverre deze systematieken aansluiten bij de beginselen van een vermogensaanwasbelasting (of bij de meer praktische variant van de vermogenswinstbelasting). In de huidige systematiek worden de reguliere vermogensrendementen belast onder de inkomstenbelasting. De vermogenswinsten dan wel vermogensverliezen vallen onder de capital gains tax. Vanwege een behoorlijke vrijstelling, in de vorm van een Individual Saving Account in de inkomstenbelasting, maar ook door de vrijstellingen in de huidige capital gains tax, worden feitelijk niet alle vermogensrendementen in de belasting betrokken. Daarnaast worden, tot grote teleurstelling van de auteurs van de hiervoor besproken onderzoeken, vermogenswinsten bij overlijden altijd vrijgesteld. De huidige Engelse systematiek komt in de buurt van een vermogenswinstbelasting. Een vermogenswinstbelasting betrekt, in tegenstelling tot een vermogensaanwasbelasting, slechts de gerealiseerde vermogensrendementen in de heffing. Dit heeft als nadeel dat de vermogensrendementen die nog niet zijn gerealiseerd als het ware boven de overdracht blijven zweven. Dit wordt ook wel het lock-in effect genoemd. Een vermogensaanwasbelasting heeft dit niet, nu deze ook niet-gerealiseerde vermogenswinsten in de heffing betrekt. 154 Bij het bekijken van de Engelse capital gains tax, als één van de twee componenten van de huidige Engelse belastingsystematiek, valt op dat de vermogensstijging in de heffing wordt betrokken op het moment van overdracht van het vermogensbestanddeel. In een zuivere vermogensaanwasbelasting zou deze vermogensstijging gedurende de looptijd van het vermogensbestanddeel in de heffing worden betrokken. Aangezien in dat systeem geen liquide middelen voorhanden zijn de vermogensstijging is immers nog niet gerealiseerd - wordt er voor de heffing aangesloten bij de overdracht van het vermogensbestanddeel. Dit gebeurt aan de hand van de nominale waarde, waardoor er geen inflatiecorrectie wordt toegepast. Indien er geen rekening wordt gehouden met de inflatie, zorgt dit altijd voor een zekere onzuiverheid in de belastingheffing. Wanneer we deze component vergelijken met de vermogensvergelijkingstheorie, valt op dat deze component van het Engelse systeem op veel punten aansluit bij de basisbeginselen van deze theorie. Bij de betreffende vermogenswinsten wordt de werkelijke vermogenswinst in de belastingheffing betrokken, zoals is bedoeld in de betreffende theorie. Een punt van aandacht hierbij is dat de Engelse capital gains tax dermate ruime vrijstellingen heeft dat er feitelijk een behoorlijk gedeelte van de vermogenswinsten wordt vrijgesteld. Dit past niet binnen een zuivere vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting. De reguliere vermogensrendementen worden reeds in de inkomstenbelasting in de heffing betrokken. Ook hier wordt er voor de heffing aangesloten bij de werkelijk gerealiseerde vermogensrendementen. Dit betekent dat de Engelse systematiek in deze component aansluit bij de basisbeginselen van een vermogensaanwasbelasting. Bij de reguliere vermogensrendementen liggen, over het algemeen, de realisatie van het rendement en de 154 dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina

43 uitkering hiervan in liquide/beschikbare middelen veel dichter bij elkaar dan bij het belasten van aperiodieke vermogenswinsten. De vermogenswinst- en vermogensaanwasbelasting lopen bij reguliere vermogensrendementen in zekere zin in elkaar over. De Engelse systematiek vertoont, helemaal in vergelijking met de Nederlandse systematiek, zeer veel overeenkomsten met de systematiek zoals deze uit de vermogensvergelijkingstheorie volgt. Wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de vermogensvergelijkingstheorie als internationaal geaccepteerde standaard wordt genomen om invulling te geven aan het inkomstenbegrip en het belasten van dit inkomen, voldoet de Engelse systematiek momenteel beter aan de vereisten om het gehele inkomen te belasten. Een zwak punt van de huidige Engelse systematiek is het feit dat de belastingheffing in twee componenten is gesplitst. Doordat deze componenten verschillende fiscale consequenties tot gevolg hebben, leidt dit tot arbitragemogelijkheden waardoor mogelijkheden voor belastingontwijking ontstaan. De voorstellen uit Tax by Design leiden tot een systematiek die de werkelijke vermogensrendementen belast, maar creëert een uitzondering voor het rendement dat dient als normale rente. Dit rendement heeft tot doel om het vermogen waardevast te houden en een vergoeding te bieden voor het feit dat je niet kan beschikken over het vermogen. Op grond van een zuivere toepassing van de vermogensvergelijkingstheorie is een dergelijke vrijstelling niet goed te verdedigen. Al het inkomen dient in de heffing te worden betrokken, dus ook de rendementen die onder de definitie van normaal rendement vallen. Uiteraard dient er wel rekening te worden gehouden met de kosten van inflatie, maar de methode die Tax by Design voorstelt, lijkt op het eerste gezicht te rigoureus met het oog op de vermogensvergelijkingstheorie. 4.5 Samenvatting Uit het bovenstaande blijkt dat het Engelse en het Nederlandse systeem zonder de benchmark niet goed te vergelijken zouden zijn. Waar het Engelse systeem uitgaat van gerealiseerde vermogensrendementen en er sprake is van een vermogenswinstbelasting in twee componenten gaat het Nederlandse systeem uit van een fictief rendement op het vermogen als grondslag voor de heffing. Dit betekent dat de vergelijking tussen de systemen aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie plaats moet vinden. Dit leidt ertoe dat de voor- en nadelen van elk systeem ten opzichte van deze theorie moeten worden bekeken. Wanneer de Engelse belastingsystematiek en de voorstellen uit Tax by Design beter aansluiten bij de vermogensvergelijkingstheorie dan de Nederlandse systematiek, is dit een signaal dat de Nederlandse systematiek op punten in de richting van de Engelse systematiek kan of eigenlijk moet bewegen. Door de grote verschillen in de kern van de beide systemen komt de nadruk van dit onderzoek meer te liggen op de vergelijking tussen de Engelse en Nederlandse belastingsystematiek en minder op de voorstellen van Tax by Design. Uit de analyse blijkt dat de Engelse systemen dichter bij elkaar liggen dan de Nederlandse systematiek. Bij de inhoudelijke behandeling zal veelvuldig gebruik worden gemaakt van de vergelijkingen met de vermogensaanwasbelasting. Deze vloeit voort uit de vermogensvergelijkingstheorie die als uitgangspunt heeft dat inkomen gelijk is aan het eindvermogen verminderd met het beginvermogen plus de jaarlijkse consumptie-uitgaven. Dit inkomen zou, wanneer men uitgaat van het beginsel dat al het inkomen (al dan niet gelijk) in de heffing moet worden betrokken, dienen te worden belast. Uit de uitgevoerde vergelijking blijkt dat het Nederlandse systeem in de vorm van Box 3 weinig aansluiting of raakvlak heeft met een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting. Het Engelse systeem daarentegen sluit, zowel in de huidige als de voorgestelde systematiek, veel meer aan bij de beginselen uit deze theorie. Overigens zijn ook in deze systematieken aspecten opgenomen die niet binnen een zuivere vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting thuishoren. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de diverse systematieken waarbij wordt vergeleken welk systeem het meeste aansluiting biedt bij de realiteit. Aan de hand hiervan zal een oordeel worden gevormd met betrekking tot de vraag welk systeem in Nederland de voorkeur zou moeten hebben. Aangezien in dit hoofdstuk is gebleken dat de 42

44 belastingsystemen ver uit elkaar liggen, is het wenselijk dat er een stappenplan wordt geformuleerd waaruit blijkt hoe de gewenste wijzigingen kunnen worden doorgevoerd zonder het huidige systeem onnodig te verstoren. Hoofdstuk 5 gaat hier verder op in. 43

45 Hoofdstuk 5: Toepassing aanbevelingen Mirrlees Review Na in het voorgaande hoofdstuk de belangrijkste verschillen te hebben bestudeerd tussen de Engelse en de Nederlandse systematiek, als ook de systemen te hebben beoordeeld aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie, zal in dit hoofdstuk inhoudelijk worden gekeken naar argumenten vóór en tegen de verschillende systemen. Uitgangspunt hierbij is om de huidige Nederlandse systematiek van Box 3 te verbeteren. Het doel is met name om te bekijken of er, vanuit de Engelse systematiek, de adviespunten uit Mirrlees Review en Tax by Design en de vermogensvergelijkingstheorie, verbeterpunten te ontdekken zijn voor de Nederlandse systematiek. Verder is in dit hoofdstuk aandacht voor de vraag of deze verbeterpunten in de huidige belastingheffing van Box 3 uitvoerbaar zijn. Het is mogelijk dat een geconstateerd verbeterpunt niet direct in te voeren is in de Nederlandse belastingsystematiek. Indien het mogelijk is hier een stappenplan voor uiteen te zetten, zal hier extra aandacht aan worden besteed. 5.1 Inhoudelijke bespreking Nederlandse systematiek Zoals hiervoor besproken, kenmerkt de Nederlandse systematiek in Box 3 zich als een verkapte vermogensbelasting. Een van de belangrijkste redenen voor deze conclusie is het feit dat de grondslag van de belasting de stand van het vermogen op de peildatum, 1 januari van het betreffende belastingjaar, betreft. Aan de hand hiervan wordt een forfaitair rendement vastgesteld, dat in de heffing van de inkomstenbelasting wordt betrokken. 155 Er is geen koppeling met de werkelijk gerealiseerde periodieke en aperiodieke vermogensrendementen. Dit is opvallend nu in ieder geval de gegevens met betrekking tot de jaarlijks ontvangen periodieke vermogensrendementen (rente, huur en dividenden) bijna altijd direct beschikbaar zijn bij het doen van aangifte. Ondanks het feit dat deze informatie (dus) eenvoudig aan te geven is, heeft de Nederlandse wetgever er tot op heden niet voor gekozen hier bij aan te sluiten. Dit leidt tot een inefficiënte heffing waarbij zich een aantal praktische en inhoudelijke problemen voordoen, die in een andere systematiek goed te voorkomen zijn. Een van deze problemen is het feit dat een fictief rendement van 4% in de huidige economische tijd geen gebruikelijk rendement meer is. 156 Ook indien men aannemelijk kan maken dat dit rendement over een langere periode een gemiddeld rendement is, geldt dat mogelijkerwijs sprake kan zijn van behoorlijke (onbelaste) vermogenswinsten die in relatief korte termijn kunnen worden behaald. Hierbij valt onder andere te denken aan de rendementen die zijn behaald met de handel in onroerend goed tijdens de hoogtijdagen van de woningmarkt. Deze vermogenswinsten worden onbelast genoten aangezien er geen heffing plaatsvindt op basis van de werkelijke vermogensrendementen. Daarnaast kent de huidige Nederlandse systematiek geen tegenbewijsmogelijkheid waarmee een belastingplichtige aan kan tonen dat het rendement lager heeft gelegen of misschien zelfs negatief is geweest in vergelijking met het forfait van 4%. Dit wordt alom ervaren als een grote tekortkoming van het huidige Nederlandse systeem. Bovendien werkt dit systeem belastingarbitrage tussen de diverse boxen in de hand. Belastingplichtigen zullen ernaar streven om vermogenswinsten in Box 3 te laten vallen waar deze feitelijk niet worden belast. Belastingplichtigen zullen vermogensverliezen daarentegen vooral in Box 1 willen laten vallen, omdat daar de aftrek tegen het hoogste tarief kan worden genoten. Om dit soort 155 In S.M.H. Dusarduijn, Vermogensrendementsheffing, Kluwer, Deventer 2010, pagina 14, wordt met regelmaat bewust gesproken over een fictief rendement in plaats van een forfaitair rendement. 156 Onder andere: : prof. mr. drs. H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, betoogt dat dit geen reëel rendement is in de huidige tijd. Ook mr. B.I. Kraaipoel, Schoonheid heeft haar prijs; de vermogensrendementsheffing geëvalueerd, Fiscaal tijdschrift Vermogen nr. 33, juli/augustus 2006, pagina 16 e.v., is deze mening toegedaan. 44

46 ontgaansmogelijkheden te voorkomen, heeft de wetgever in een vroeg stadium reparatiewetgeving ingevoerd, zoals de terbeschikkingstellingregeling. 157 Een belangrijk aspect bij het beoordelen van een belastingsystematiek is hoe er wordt omgegaan met schulden en de daarop betaalde rente. Algemeen geaccepteerd is dat de lasten die betrekking hebben op het genereren van inkomen (een bron van inkomen) aftrekbaar moeten zijn. De (rente)kosten voor consumptieve uitgaven dienen fiscaal niet in aftrek te komen. Daar komt bij dat er, voor wat betreft de fiscale behandeling, een groot verschil zit tussen negatief vermogen (fiscaal irrelevant) en negatief inkomen uit vermogen (fiscaal/algebraïsch ook inkomen, dus relevant). In het huidige Nederlandse systeem van Box 3 ziet men juist dat het omgekeerde het geval is. Het hebben van een lager vermogen in een volgend jaar maakt een verschil in de hoogte van de belasting. De belastingplichtige wordt belast op basis van de hoogte van alle vermogensbestanddelen, maar deze waarde ligt (logischerwijs) lager. Negatieve inkomensbestanddelen uit vermogen zijn daarentegen in Box 3 irrelevant en hebben geen invloed op de forfaitaire vermogensrendementsheffing. De vermogensgrondslag in Box 3 daalt, maar kan per saldo niet negatief worden. Dit betekent dat de belastingplichtigen met een negatief vermogen in het huidige Nederlandse systeem geen negatieve grondslag mee kunnen krijgen om mee te nemen naar andere boxen of andere jaren. Er is geen mogelijkheid tot het verrekenen van een negatief resultaat uit vermogensrendementen. Gezien de macro-economische effecten op de inkomsten van de Nederlandse schatkist is deze behandeling in de huidige systematiek te begrijpen. In de literatuur wordt daarentegen verdedigd dat het van groot belang is dat verliezen daadwerkelijk en zo direct mogelijk kunnen worden verrekend. Dit zou gedaan moeten worden om de investeringsbereidheid van individuen te stimuleren. De overheid deelt dan mee in een mogelijk verlies. 158 De reden dat er nooit voor gekozen is om een vermogenswinstbelasting in te voeren binnen het boxensysteem van de Nederlandse inkomstenbelasting is Box 3 de enige box die niet een vermogenswinstbelastingregime toepast ligt zowel in de administratieve sfeer als ook in de vrees dat een dergelijke heffing leidt tot kapitaalvlucht. Met name met betrekking tot aperiodieke vermogenswinsten wordt het omslachtig geacht om te administreren wat de aankoopwaarde van de betreffende vermogensbestanddelen is. 159 Dit argument heeft in andere situaties geen waarde toegekend gekregen. Het jaarlijks vaststellen van de hoogte van het vermogen brengt evengoed administratieve lasten met zich mee. Vergelijkbaar hebben ondernemers een veel grotere administratieve last om bijvoorbeeld de omzetbelastingaangifte correct in te dienen. Hier gaat het voornoemde argument klaarblijkelijk niet op. Bovendien hebben banken in bijna alle gevallen de benodigde informatie direct voorhanden, omdat het zowel voor banken als hun klanten van groot belang is om met regelmaat het rendement te kunnen bepalen. Maar zelfs als dit argument in de Nederlandse systematiek zou gelden, dan nog verklaart dit niet waarom de periodieke vermogensrendementen niet door een vermogenswinstbelasting kunnen worden belast. Een dergelijk systeem zou de zuiverheid van het systeem direct ten goede komen. Een ander argument dat met regelmaat wordt gehoord ter verdediging van de huidige belastingsystematiek van Box 3 is de angst voor kapitaalvlucht, waardoor Nederland haar handelspositie zou zien verslechteren. Ondanks het feit dat hoge belastingen een negatief effect (kunnen) hebben op het vestigingsklimaat, is het werkelijke effect van een fatsoenlijke vermogenswinstbelasting op het vestigingsklimaat niet in te schatten. Bovendien is enkel de angst voor kapitaalvlucht geen reden om een onzuivere, oneerlijke en inefficiënte heffing in stand te laten. Al met al is het Nederlandse systeem een onzuiver systeem waarbij de belastingplichtige voor het bepalen van de effectieve heffing op vermogensrendementen afhankelijk is van het 157 Prof. dr. S. Cnossen en prof. dr. A.L. Bovenberg, Vermogensrendementsheffing: vondst of miskleun?, WFR 2000/ dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3., Bijlage I, pagina

47 rendement dat op de vermogensbestanddelen wordt behaald. Hierdoor wordt het systeem als zeer ondoorzichtig en onrechtvaardig beschouwd. In dit onderzoek is aandacht geweest voor het Engelse systeem om te bekijken of er uit dit systeem elementen te herleiden zijn die toepasbaar zijn in de Nederlandse systematiek om deze, in het licht van het voorgaande en in het licht van de vermogensvergelijkingstheorie, meer rechtvaardig te maken. 5.2 Inhoudelijke bespreking Engelse systematiek Bij het behandelen van de Engelse systematiek moet een onderscheid worden gemaakt tussen de huidige en de voorgestelde systematiek. In de huidige systematiek is sprake van een tweetal componenten, waarbij beide componenten uitgaan van een vermogenswinstbelastingregime. Een van de componenten belast de reguliere vermogensrendementen in de inkomstenbelasting. De andere component belast de vermogenswinsten in een aparte systematiek, de capital gains tax. Opvallend is dat er in de Engelse belastingsystematiek is gekozen voor een splitsing tussen de belastingheffing van periodieke vermogensrendementen en de belastingheffing van vermogenswinsten. Van belang in een dergelijk systeem is wel dat de effectieve heffing voor de verschillende vermogensrendementen op elkaar aansluit om belastingarbitrage te voorkomen. Dit is momenteel in Engeland niet het geval en dan ook een van de grootste problemen in het huidige Engelse systeem. Bovendien moet het splitsen van de vermogensrendementen wel een toegevoegde waarde hebben, omdat het anders de belastingheffing enkel nodeloos ingewikkeld maakt. De huidige Engelse systematiek sluit, voor wat betreft de belastingheffing, aan bij de werkelijke vermogensrendementen van belastingplichtigen. Hierdoor sluit de huidige Engelse systematiek aan bij de beginselen van een vermogenswinstbelasting, zoals deze uit de vermogensvergelijkingstheorie voortvloeit. Het systeem betrekt alleen de gerealiseerde vermogensrendementen in de heffing. In vergelijking met de Nederlandse belastingheffing in Box 3 leidt dit tot een meer rechtvaardige vermogenswinstbelasting. Het inkomen wordt daarentegen nominaal in de heffing betrokken. Bij de grondslagbepaling wordt er dus geen rekening gehouden met de inflatie. Opvallend is dat de auteurs van Mirrlees Review en Tax by Design menen dat deze systematiek niet rechtvaardig is. Het systeem leidt ertoe dat sommige vermogensrendementen zwaarder worden belast dan andere. De aperiodieke vermogensrendementen vallen in veel gevallen onder verschillende vrijstellingen en worden vaak feitelijk niet belast. Een ander kritiekpunt van de schrijvers op de huidige Engelse vermogenswinstbelastingen is dat deze grote invloed hebben op de keuze tussen consumeren nu of consumeren later (lees: sparen). De huidige systematiek belast feitelijk slechts een gedeelte van de vermogensrendementen en houdt weinig tot geen rekening met de inflatie. Vermogensrendementen bestaan, althans voor een gedeelte, uit een vergoeding voor de kosten die gepaard gaan met toekomstige consumptie, zoals de vergoeding van de waardedaling door inflatie. Een ander aspect van vermogensrendement is het bieden van een vergoeding voor het feit dat je tijdelijk niet over het eigen vermogen kan beschikken. Dit wordt de normale rente of het risicovrij rendement genoemd. Los van deze aspecten kunnen mensen goede redenen hebben waarom ze het inkomen willen sparen, zoals het sparen voor toekomstige studiekosten. 160 In Tax by Design wordt de nadruk gelegd op het feit dat een aangepaste en verbeterde heffing op vermogensrendementen niet tot een verstoring in deze keuze dient te leiden. De voorgestelde systematiek is dan ook gericht op het oplossen van deze problematiek. In de voorgestelde systematiek worden voorstellen gedaan om enkel de bovennormale vermogensrendementen in de heffing te betrekken. In het voorgaande is het onderscheid tussen normale rente en premierente reeds toegelicht. Als normale rente dient, bij vermogenswinsten, de hoogte van de rentevoet van middellange staatsobligaties te worden 160 dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr , pagina

48 aangehouden. Bij periodieke vermogensrendementen moet in beginsel de normale rente worden vrijgesteld. Slechts de premierente zou in de nieuwe systematiek moeten worden belast. Het Engelse belastingsysteem met betrekking tot het belasten van vermogensrendementen is in beide rapporten inhoudelijk bediscussieerd. Dat heeft geleid tot de nodige verbeterpunten voor de Engelse systematiek. Dit onderzoek richt zich op het Nederlandse belastingsysteem van Box 3. Omwille van de omvang van dit onderzoek zal er verder niet diep worden ingegaan op een inhoudelijke beoordeling van het Engelse systeem. Wel is het bovenstaande van belang omdat in het Engelse systeem, zowel in het huidige als het voorgestelde stelsel, voldoende punten zitten waar het Nederlandse systeem baat bij zou kunnen hebben, ook vanuit de vermogensvergelijkingstheorie. De overwegingen van de auteurs van Mirrlees Review en Tax by Design dienen dan ook in acht te worden genomen bij de inhoudelijke bespreking van Box Inhoudelijke bespreking vermogensvergelijkingstheorie Uit de vermogensvergelijkingstheorie leidt men een belastingsysteem af waarin al het inkomen uit vermogensbestanddelen in gelijke mate wordt belast. Deze theorie bepaalt de wijze waarop dit inkomen dient te worden bepaald. Dit houdt in dit geval in dat de volledige vermogenstoename in de heffing moet worden betrokken. Dit leidt namelijk tot een zuiver systeem van het heffen van inkomen. Zoals eerder aangegeven noemen we een dergelijk systeem een vermogensaanwasbelasting. Op grond van deze belastingsystematiek dient er jaarlijks belasting te worden betaald over het totale bedrag aan vermogensaanwas dat in het betreffende jaar is behaald. Het toepassen van een dergelijke zuivere vermogensaanwasbelasting is een systematiek waarbij er direct wordt aangesloten bij het draagkrachtbeginsel. Vanuit dit oogpunt wordt deze systematiek in de basis beschouwd als de meest ideale belastingsystematiek, ook (of misschien beter nog juist ) op het vlak van vermogenswinsten en periodieke vermogensrendementen. Net als andere systemen heeft ook de vermogensaanwasbelasting een aantal zwakke punten die tot praktische problemen leiden. Een van deze praktische problemen is gelegen in de afwezigheid van liquiditeiten bij het belasten van ongerealiseerde vermogensaanwas. Het stijgen van de waarde van de vermogensbestanddelen leidt in beginsel niet tot middelen om daadwerkelijk belasting over deze stijging te betalen. Een goed voorbeeld hiervan zijn waardestijgingen van onroerend goed. Door de (potentiële en toekomstige) vermogenswinsten neemt het vermogen in waarde toe er is dan ook sprake van vermogensaanwas waardoor er op grond van een zuivere vermogensaanwasbelasting belasting is verschuldigd. Wanneer deze systematiek strikt wordt gevolgd, leidt dit ertoe dat de belastingplichtige kan worden verplicht om vermogensbestanddelen te gelde te maken om de belasting te voldoen. Het is duidelijk dat dit in veel belastingsystemen niet als wenselijk wordt beschouwd en dat dit niet de bedoeling zal zijn van de heffing, mede omdat het de bron van het inkomen aantast. Dit heeft ertoe geleid dat een zuivere vermogensaanwasbelasting in de praktijk vaak niet wordt toegepast. Bij het invoeren van een vermogenswinstbelasting wordt het heffingsmoment verplaatst van het moment van vermogensaanwas naar de feitelijke realisatie van de vermogenswinsten. Het praktische probleem van een vermogenswinstbelasting is het lock-in effect, dat de overdracht van de vermogensbestanddelen afremt. Mensen wachten door de vermogenswinstbelasting meer af bij het overdragen van vermogensbestanddelen, omdat er dan belasting over moet worden betaald. Het is aan de politiek om een keuze te maken tussen de beide systematieken. In de literatuur is er onlangs een systeem geopperd die beide uitgangspunten combineert, maar waarbij de vermogensaanwasbelasting als basis wordt genomen. 161 Bij periodieke vermogensrendementen lopen de aanwas en de realisatie van de vermogensrendementen vaak gelijk. Op het moment dat de rente verschuldigd wordt, wordt 161 dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr

49 deze meestal ook bijgeschreven, waardoor deze direct is gerealiseerd. Een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting heeft dus met name betrekking op vermogenswinsten of vermogensverliezen. Reguliere vermogensrendementen kunnen eenvoudigweg in de inkomstenbelasting worden opgenomen voor de werkelijke waarde. Een ander praktisch punt bij het invoeren van een vermogensaanwasbelasting, maar ook bij het invoeren van een vermogenswinstbelasting of een willekeurig ander systeem, is dat er zorgvuldig aandacht moet worden besteed aan de (fiscale) behandeling van negatieve vermogensrendementen. Vanuit de vermogensvergelijkingstheorie behoren deze rendementen integraal te worden meegenomen als negatief inkomensbestanddeel in de inkomstenbelasting. Dit lijkt ook rechtvaardig nu positieve vermogensrendementen ook (volledig) in de heffing worden betrokken. Bij negatieve vermogensrendementen is de oorsprong van het negatieve rendement wel van belang. Als er bijvoorbeeld een lening is aangegaan voor consumptieve doeleinden, zoals voor het kopen van een auto, dan is de rente niet aftrekbaar in de inkomstenbelasting. De rente op de schuld is namelijk aftrekbaar als de schuld is aangegaan om inkomen te genereren en toe te rekenen is aan een bron van inkomen. Overigens is het van groot belang om het verschil te benadrukken tussen negatief inkomen uit vermogen (negatieve vermogensrendementen), dat fiscaal een zekere waarde heeft, en het bezitten van een negatief vermogen (het hebben van schulden), dat fiscaal niet relevant is. Wanneer de vermogensaanwasbelasting zuiver wordt toegepast, dient een negatief vermogensrendement altijd in aanmerking te worden genomen. Inkomen is namelijk in de vermogensvergelijkingstheorie algebraïsch geformuleerd. Hierbij komt de vraag op of belastingplichtigen die in een bepaald jaar meer negatieve vermogensrendementen hebben dan zij in het betreffende jaar kunnen verrekenen met positieve vermogensrendementen, dit restant kunnen verrekenen met een ander jaar of met andere inkomensbestanddelen. Of dit praktisch ook mogelijk is, is een politieke keuze, maar op grond van een zuivere toepassing van de vermogensaanwasbelasting dient een belastingplichtige negatieve vermogensrendementen op enige wijze in aanmerking te kunnen nemen. Er zijn hiervoor verschillende mogelijkheden. Zo is het een oplossing om het totale inkomen uit vermogensrendementen in ieder belastingjaar niet negatief te laten worden, zoals in de huidige systematiek is gebeurd. Een andere optie is om de negatieve vermogensrendementen enkel met positieve vermogensrendementen uit andere jaren te verrekenen, als ware er sprake van verliesverrekening binnen de box. Indien de tweede optie wordt uitgevoerd, wordt er in beginsel geen inbreuk gemaakt op de grondbeginselen van de vermogensvergelijkingstheorie en de vermogensaanwasbelasting. Hierbij speelt een belangrijke rol dat bij het meenemen van negatieve vermogensrendementen de financiële invloed van een dergelijk systeem op de staatskas aanzienlijk is. In tijden van recessie lopen de belastinginkomsten in een dergelijk systeem behoorlijk terug. Dit is dan juist een ongewenste ontwikkeling. Bij het beoordelen van het systeem door de politiek moet worden bekeken of een systeem dat een dergelijke mate van invloed uitoefent op de vermogenspositie van de overheid, wel een houdbaar systeem is. Deze problemen zijn met name van praktische aard. Dit betekent dat er in de diverse situaties een goede oplossing moet en kan komen om deze problemen het hoofd te bieden. Dit neemt niet weg dat de vermogensvergelijkingstheorie, de vermogensaanwasbelasting en de vermogenswinstbelasting internationaal geaccepteerde standaarden zijn die op een zuivere wijze al het inkomen in de heffing betrekken. Vanuit dit oogpunt is een dergelijke systematiek beter houdbaar dan de huidige Nederlandse systematiek die de reële vermogensrendementen compleet niet in acht neemt en slechts het vermogen als grondslag neemt. Vanuit het draagkrachtbeginsel is het invoeren van een dergelijke systematiek een verder onderzoek zeker waard. Dit heeft in de literatuur regelmatig de voorkeur gekregen boven het huidige systeem van Box Verbeterpunten Nederlandse systematiek In het voorgaande is reeds besproken dat het grootste kritiekpunt van de Nederlandse inkomstenbelasting is gelegen in Box 3. Dit komt doordat er geen aansluiting wordt gemaakt 48

50 met de werkelijk behaalde vermogensrendementen. Dit leidt ertoe dat het met regelmaat voorkomt dat aanzienlijke vermogenswinsten kunnen optreden, die niet worden belast. Anderzijds kunnen belastingplichtigen die pech hebben in een zeker jaar, doordat ze te maken hebben met negatieve vermogensrendementen, bijvoorbeeld met gerealiseerde vermogensverliezen als gevolg van de crisis, nog steeds worden geconfronteerd met een aanzienlijke belastingheffing. Zowel in de literatuur, als ook in de hedendaagse samenleving wordt dit niet als rechtvaardig beschouwd. Als alternatief wordt er sinds geruime tijd voorgesteld om een vermogenswinstbelasting in te voeren. 162 In deze systematiek worden, op basis van het draagkrachtbeginsel, alle inkomensbestanddelen belast zonder dat daarbij een uitzondering wordt gemaakt. Deze systematiek vloeit voort uit de vermogensvergelijkingstheorie, waarin een zuivere vermogensaanwasbelasting wordt verdedigd. 163 Deze wijze van belastingheffing heeft in de praktijk als praktisch probleem dat er wordt geheven over ongerealiseerde vermogensrendementen. Bovendien leidt een zuivere toepassing van dit systeem ertoe dat ook alle negatieve vermogensmutaties dienen te worden meegenomen in de belastinggrondslag. Dit heeft een grote impact op de politieke haalbaarheid van dit systeem. De vermogenswinstbelasting sluit aan bij de werkelijk gerealiseerde vermogensrendementen en een incidentele vermogensstijging kan daardoor niet meer onbelast worden genoten. Van belang bij het opzetten van een dergelijk systeem is dat er een goede regeling wordt ontworpen waardoor heffing bij overlijden of bij emigratie niet kan worden ontgaan. Er zou een fictief vervreemdingsmoment moeten worden vastgesteld voor deze situaties, die voldoet aan de Europese regels rondom het vrije verkeer van personen. Het lijkt mij, gezien hetgeen in dit onderzoek aan de orde is geweest, dat het invoeren van een dergelijke belasting op gerealiseerde vermogensrendementen leidt tot een aanzienlijke verbetering van de Nederlandse systematiek vanuit de optiek van de vermogensvergelijkingstheorie. In een eerder stadium is deze mogelijkheid door de wetgever regelmatig afgewezen, vanwege de invloed die dit zou hebben op de concurrentiepositie van Nederland en de administratieve lasten die het bijhouden van de daadwerkelijke vermogenswinsten zou veroorzaken. In de huidige samenleving is dit laatste argument nauwelijks vol te houden. Voor de reguliere vermogensrendementen ging dit argument nooit op, aangezien deze gegevens in de financiële sector direct op te vragen zijn. Vermogenswinsten zijn enigszins moeilijker te monitoren, maar ook deze gegevens worden tegenwoordig bijna altijd geadministreerd. Bovendien is het aanleveren van alle vermogensgegevens evengoed een administratieve last voor de belastingplichtigen. Elke individu heeft de plicht een correcte aangifte in te dienen en dient daarvoor alle benodigde bescheiden te bewaren. Wanneer dit als uitgangspunt wordt genomen, is het administratieve argument onvoldoende om het invoeren van een vermogenswinstbelasting tegen te houden. Het Engelse rapport biedt een voorbeeld van een wijze waarop een vermogenswinstbelasting kan worden ingevoerd. Het huidige Engelse belastingsysteem bestaat uit twee componenten. Een component neemt het belasten van de reguliere vermogensrendementen voor haar rekening in de inkomstenbelasting. De andere component richt zich op het heffen over de vermogenswinsten. In mijn optiek is een dergelijk onderscheid in de Nederlandse belastingsystematiek onnodig en onwenselijk. Het maakt de heffing onnodig gecompliceerd en brengt een verschil aan in de heffing van vermogensrendementen die, mijns inziens, onvoldoende te verdedigen is. Alle vermogensrendementen, zowel periodiek als aperiodiek, dragen in gelijke mate bij aan de 162 Zie hiervoor ook: J.E.A.M. van Dijck, Vermogenswinstbelasting, Afscheidscollege 16 december 1988, WFR 1988, blz e.v.; E. Aardema, Een vermogenswinstbelasting als reparatiewetgeving in Van Dijck-bundel, FED Deventer 1988; P. Kavelaars, Vermogenswinstheffing, verlies of (aan-) winst? (oratie EUR), Kluwer Deventer 1997 en vele anderen. 163 Deze is in de Nederlandse literatuur onlangs ook geopperd, namelijk door dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWB-optie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr Dit is tevens het laatste grote onderzoek op dit gebied, aldus: Prof. dr. A.C. Rijkers, Hofstra s plaats en taak van de belastingwetenschap, WFR 6819, 2 juli 2009, pagina

51 draagkracht van een individu. Bovendien leidt een verschillende behandeling tot mogelijkheden voor belastingarbitrage. In dit kader is van belang op te merken dat de huidige Engelse belastingsystematiek voor wat betreft de capital gains tax dermate grote vrijstellingen kent, dat deze de belastingheffing in beginsel uit evenwicht brengt. Vermogenswinsten worden hierdoor namelijk feitelijk niet in de heffing betrokken. In een nieuw te ontwerpen systeem zou het van groot belang zijn om dit verschil en andere verschillen in behandeling tussen de verschillende vermogensrendementen weg te nemen. Een ander punt dat Mirrlees Review en Tax by Design aanreiken, is de (belangrijke) discussie omtrent het aanmerken van overlijden als belastbaar feit (er vindt namelijk vermogensoverdracht plaats) voor de vermogenswinstbelasting. De auteurs van Mirrlees Review geven duidelijk aan dat de vermogenswinstbelasting in dit soort situaties los moet worden gezien van eventuele successieheffingen die worden geheven. Dit houdt met name verband met het feit dat er sprake is van twee verschillende belastingen bij feitelijk twee afzonderlijke belastingplichtigen. Dit aspect is van belang bij het verbeteren van de Nederlandse belastingsystematiek. Wanneer wordt gesproken over een vermogenswinstbelasting als hierboven weergegeven, is het belangrijk aandacht te geven aan het feit dat ook de vermogensoverdrachten bij overlijden in aanmerking dienen te komen. Over het algemeen geldt dat de Engelse systematiek, aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie, meer overeenkomsten vertoont dan het Nederlandse systeem. Voor de Nederlandse systematiek zou het goed zijn om zich in die richting te bewegen. In Tax by Design hebben de auteurs van de verschillende rapporten geprobeerd de componenten van de eigen vermogenswinstbelasting te beoordelen. Aan de hand hiervan hebben zij vervolgens punten aangeleverd voor het verbeteren van deze heffing. Uiteraard kunnen deze verbeterpunten ook worden toegepast bij het verbeteren van de huidige Nederlandse belastingheffing. Zo benadrukken de rapporten dat een vermogenswinstbelasting niet per definitie leidt tot een rechtvaardige heffing van vermogensrendementen. Volgens de auteurs is van belang of de belastingheffing de keuze tussen consumeren en sparen (te zeer) beïnvloedt. Volgens de Engelse rapporten is dit een keuze waar de fiscaliteit geen invloed op zou moeten hebben. Om dit te voorkomen zou het normale rendement op een vermogensbestanddeel, hier kort geformuleerd als het rendement dat het vermogensbestanddeel waardevast houdt, moeten worden vrijgesteld. Op grond van het voorstel leidt dit tot een systeem waarin is voorgesteld om spaarrekeningen met een normale rente in de basis geheel vrij te stellen en andere vermogensbestanddelen slechts gedeeltelijk te belasten, namelijk voor zover ze het normale rendement te boven gaan. Persoonlijk meen ik dat, hoewel er voor het vrijstellen van de normale vermogenswinsten wel wat te zeggen valt, 164 deze methode de heffing van de vermogensrendementen onnodig compliceert. De systematiek staat namelijk, voor er aan heffing wordt toegekomen, reeds bol van de uitzonderingen. Uiteraard is het heel belangrijk om rekening te houden met inflatie en het feit dat een belastingplichtige niet direct een beroep kan doen op het vermogen. Deze aspecten zijn in elke belastingsystematiek van belang. Maar hier kan ook bij de tariefstelling of door middel van een vrijstelling rekening mee worden gehouden. Bovendien kwalificeren vermogensrendementen op grond van de vermogensvergelijkingstheorie wel degelijk als inkomen. Vanuit deze theorie zouden deze bestanddelen dan ook moeten worden belast. Alles overwegend gaat de voorkeur uit naar een heffing waarbij alle vermogensrendementen, zowel periodiek als aperiodiek in dezelfde heffing worden betrokken. Dit kan zowel door een aparte heffing te ontwerpen als ook door een vermogenswinstbelasting op te nemen in de huidige inkomstenbelasting. Dit zou mogelijk zijn in plaats van de huidige Box 3. Om te voorkomen dat het vermogen door de belastingheffing in de bron wordt aangetast, wat voor kan komen als er onvoldoende rekening wordt gehouden met inflatie, zoals wordt gevreesd door de schrijvers van Mirrlees Review, zijn er verschillende oplossingen voorhanden. 164 Zie ook: dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWBoptie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr

52 Enerzijds kan er op de vermogensrendementen een apart belastingtarief van toepassing worden verklaard. In dit belastingtarief wordt rekening gehouden met de hoogte van de inflatie en het waardevast houden van de diverse vermogensbestanddelen. Binnen het Engelse rapport is er bewust niet voor deze methode gekozen omdat de auteurs van mening zijn dat in de voorgestelde belastingheffing de verschillende inkomensbestanddelen dienen te worden belast tegen hetzelfde tarief als de overige inkomensbestanddelen. In Engeland wordt dan ook een synthetisch stelsel gehanteerd. In Nederland is dit niet aan de orde aangezien de diverse inkomensbestanddelen ook in het huidige systeem al verschillende belastingtarieven kennen. Vandaar dat het verdedigbaar is om een vermogenswinstbelasting in te voeren, waarin er een afzonderlijk belastingtarief gaat gelden voor vermogensrendementen. Wel is het belangrijk om belastingarbitrage tussen de boxen, vanuit de basis van het systeem, te voorkomen. Vanwege dit risico is een afzonderlijk tarief waarschijnlijk onwenselijk. Hierbij is van belang om boxarbitrage zo goed als mogelijk, vanuit de basis van de systematiek te voorkomen. De verbeterpunten van Mirrlees Review en Tax by Design kunnen, vanwege de totale belastingsystematiek, in dit geval niet volledig worden benut. Een andere mogelijkheid om te voorkomen dat het vermogen en de draagkracht die hiermee samenhangt in waarde daalt door de vermogenswinstbelasting, is het invoeren van een belastingkorting op vermogensrendementen en daarmee een gedeelte vrij te stellen. Zo is het denkbaar om deze belastingkorting te koppelen aan de hoogte van de vermogensrendementen aan de hand van een vast percentage. Ook kan er, omwille van uitvoeringstechnische redenen, worden gekozen voor een vaste belastingkorting op vermogensrendementen. Hierbij valt te denken aan een belastingvrije som, zoals we momenteel ook de algemene heffingskorting kennen. Hierdoor wordt gelijktijdig een progressieve belastingheffing bereikt, aangezien de belastingplichtigen met hogere vermogensrendementen effectief gezien meer belasting betalen. Dit lijkt beter te passen in de huidige Nederlandse inkomstenbelasting en sluit beter aan bij het draagkrachtbeginsel. Een derde mogelijkheid werkt nagenoeg vergelijkbaar met de hiervoor voorgestelde belastingkorting. In plaats van dat er bij het bepalen van de hoogte van de vrijstelling wordt aangesloten bij de vermogensrendementen in een bepaald jaar, kan er ook worden aangesloten bij het vermogen. Dit wordt ook wel een vermogensaftrek genoemd. Deze methode is zuiverder dan de hiervoor genoemde, omdat inflatie moet worden afgezet tegen de vermogensbestanddelen en niet tegen de vermogensrendementen. Een dergelijke vermogensaftrek krijgt eenzelfde functie als de ISA in de huidige Engelse belastingheffing heeft. Bij een vermogensaftrek geldt een aftrekpost voor het jaarlijkse inflatiepercentage toegepast op de hoogte van het vermogen. De aftrek die resulteert, kan in mindering worden gebracht op de vermogensrendementen in het betreffende jaar, waarna deze regulier in de heffing worden betrokken. In een zuivere vermogenswinstbelasting dienen de gerealiseerde vermogensverliezen volledig in aanmerking te worden genomen. Dit geldt enkel voor negatieve vermogensrendementen die voortvloeien uit een bron van inkomen. Dit betekent dat de rente op consumptieve leningen niet in aftrek mag worden gebracht. Wanneer de basisbeginselen van de heffing strikt worden toegepast zou er, indien het saldo van de vermogensrendementen negatief is, een mogelijkheid moeten worden geboden om dit verlies te verrekenen. Hierin zijn twee voorname opties denkbaar. Het te verrekenen verlies kan binnen het jaar plaatsvinden met andere inkomensbestanddelen. In de Nederlandse systematiek leidt dit mogelijkerwijs tot problemen in verband met het analytische belastingsysteem. Door deze systematiek worden alle inkomensbestanddelen tegen verschillende tarieven belast, waardoor verrekening plaatsvindt tegen een ander tarief als waartegen eventuele (positieve) vermogensrendementen zijn belast. Een andere mogelijkheid is het verrekenen van deze verliezen in andere jaren, zoals gebruikelijk is in de vennootschapsbelasting. In de huidige Nederlandse systematiek is dit momenteel niet aan de orde, aangezien de vermogensgrondslag in Box 3 niet negatief kan worden. In mijn optiek is het waarschijnlijk dat dit voorlopig ook zo blijft. Het accepteren van een negatief saldo van 51

53 vermogensrendementen zou leiden tot een grote impact op de belastinginkomsten en zou het opbouwen van schulden stimuleren. Eventueel is het toestaan van verliesverrekening in de toekomst wel haalbaar, maar om het systeem in te kunnen voeren, heeft een dergelijke vorm van verliesverrekening, zowel bij verliesverrekening in het jaar als buiten het jaar, te grote financiële gevolgen. Daarom lijkt het raadzaam om in eerste instantie de negatieve vermogensrendementen mee te nemen voor zover de totale heffingsgrondslag voor vermogensrendementen niet negatief wordt. 5.5 Samenvatting verbeterpunten In het bovenstaande heb ik uiteengezet dat de huidige Nederlandse systematiek, voor wat betreft Box 3, die feitelijk kwalificeert als verkapte vermogensbelasting, niet past binnen de inkomstenbelasting. De vermogensrendementen worden fictief bepaald en er is geen aansluiting met de werkelijke vermogensrendementen. Dit leidt tot een oneerlijk en inefficiënt belastingsysteem, waarin er geen ruimte is voor tegenbewijs en er geen rekening wordt gehouden met negatief inkomen uit vermogen. Vanuit deze conclusie biedt de huidige Engelse belastingsystematiek een aantal aanknopingspunten om, aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie, een eerlijkere heffing in te voeren. De Engelse belastingsystematiek is een vermogenswinstbelasting bestaande uit twee componenten. Daarbij valt op dat de huidige Engelse systematiek voor de belastingheffing uitgaat van de werkelijk behaalde vermogensrendementen. In het systeem is er voor gekozen een aantal vrijstellingen te hanteren, waardoor behoorlijke vermogensrendementen buiten de heffing kunnen blijven. Mijns inziens zouden vrijstellingen, om zo dicht mogelijk bij een zuivere vermogenswinstbelasting te blijven, zo veel mogelijk moeten worden beperkt, behalve voor het uitvoeren van een inflatiecorrectie. Het is een politieke keuze om te bekijken in hoeverre deze vrijstellingen in een toekomstig systeem in stand moeten blijven. In ieder geval lijkt dit systeem toepasbaar in Nederland, waarbij de nadruk moet komen te liggen op het belasten van de werkelijke rendementen. In dit onderzoek is van belang om zowel de Nederlandse systematiek als ook de Engelse systematiek vanuit de vermogensvergelijkingstheorie te beoordelen. Hieruit blijkt dat de Engelse systematiek beter aansluit bij de vermogensaanwasbelasting die voortvloeit uit deze theorie. Dit is een aanwijzing dat de Nederlandse systematiek kan worden verbeterd door deze aan te passen aan in de richting van het huidige Engelse belastingsysteem. De voorkeur gaat uit naar een systeem waarin alle vermogensrendementen gelijk worden belast. In het rapport worden voorstellen gedaan om de huidige Engelse systematiek te verbeteren, om zo te voorkomen dat de vermogenswinstbelasting een te grote invloed uitoefent op de keuze tussen sparen en consumeren. Om dit te bereiken stellen de auteurs voor om de vermogensrendementen op spaarrekeningen vrij te stellen en om op overige reguliere vermogensrendementen slechts belasting te heffen voor zover het rendement als premierente kwalificeert. Vermogenswinsten zijn slechts belast voor zover ze de rentevoet op middellange obligaties te boven gaan. Naar mijn mening maken deze aanpassingen de heffing nodeloos ingewikkeld, terwijl de gesignaleerde problemen praktisch op te lossen zijn in de tariefstelling of met behulp van (beperkte) vrijstellingen. Hierboven zijn reeds enkele oplossingen aangedragen, waarbij met name de optie van de vermogensaftrek bij het invoeren van een vermogenswinstbelasting interessant is. Aan deze oplossing zou dan ook bij het invoeren bovenmatige aandacht moeten worden besteed en extra onderzoek naar moeten worden gedaan. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat de voorkeur uit moet gaan naar een systeem waarin zowel periodieke als aperiodieke vermogensrendementen in dezelfde belastingsystematiek worden betrokken. Een systeem waarin beide soorten vermogensrendementen (regulier en aperiodiek) afzonderlijk worden belast, wordt ook in Engeland als onnodig ingewikkeld beschouwd. Bovendien werkt dit belastingontwijking in de hand. Daarnaast zou het, mede in verband met het analytische belastingstelsel van Nederland, in mijn optiek geen probleem moeten zijn om alle vermogensrendementen in een afzonderlijke box te belasten. Dit biedt namelijk mogelijkheden om vermogensrendementen te belasten 52

54 met een afzonderlijk tarief of hier een afzonderlijke vrijstelling op toe te passen. De keuzes voor de hoogte en de vormgeving hiervan zijn vervolgens van politieke aard. In de voorgestelde systematiek van dr. R.P. van den Dool is er sprake van een keuzeregime, waarbij het uitgangspunt een vermogensaanwasbelasting is. Ondanks het feit dat dit geen onderdeel is van het onderzoek biedt zijn voorstel wel degelijk een interessante inkijk in de problematiek. Globaal komt het erop neer dat er een vermogensaanwasbelasting wordt ingevoerd, waarbij het optioneel is om hierin voor een vermogenswinstbelasting te kiezen. De keuze voor een vermogenswinstbelasting zou dan een rentevoordeel opleveren, waar een vergoeding voor moet worden betaald. Ondanks het feit dat de systematiek theoretisch lijkt te sluiten, lijkt het dat de auteur het argument van de ontbrekende liquiditeiten (te) weinig waarde toekent. Zonder hier verder op in te willen gaan, meen ik dat een dergelijke systematiek in de praktijk op dit punt tot onnodige problemen kan leiden. Het feit dat in een zuivere kapitaalmarkt het gebrek aan liquiditeiten geen verstoring tot gevolg heeft, kan in de onderliggende discussie niet een dermate waarde worden toegekend om, zonder verder onderzoek, een vermogensaanwasbelasting voor te stellen. 165 Het bestaan van het lock-in effect lijkt mij in de praktijk minder verstorend uitwerken. Bovendien is juist op dit punt nog aanvullend onderzoek nodig. Verder concludeer ik, aan de hand van dit onderzoek, dat, op grond van de vermogensvergelijkingstheorie, negatieve vermogensrendementen in aanmerking genomen moeten worden. Ondanks dat de vermogensvergelijkingstheorie deze behandeling van de negatieve vermogensrendementen voorstaat, lijkt het erop dat het invoeren van een dergelijke systematiek, mede met het oog op het economisch tij en de bezuinigingen niet reëel is. Bovendien werkt een dergelijke belastingheffing conjunctuurversterkend. Dit leidt in veel gevallen tot een ongewenst effect van een dergelijke belastingheffing. Daarom meen ik er verstandig aan te doen om de totale grondslag van vermogensrendementen (het totaal in een vernieuwde Box 3) voorlopig niet negatief te laten worden. Eventueel kan er later alsnog een verrekeningsmethodiek worden ontwikkeld. Deze verliesverrekening zou enkel plaats moeten vinden in Box 3, zodat er geen tariefsverschil ontstaat aan de belasting- en de aftrekzijde. Dit leidt ertoe dat op dit punt geen synthetisch aspect aan de Nederlandse heffing wordt toegevoegd. Er wordt dan ook geen invloed uitgeoefend op de grondslag van de belastingheffing van de andere inkomensbestanddelen (zoals loon en winst uit onderneming). 5.6 Stappenplan Mogelijkerwijs kunnen de verbeterpunten uit de vorige paragraaf niet direct worden ingevoerd of allemaal in een keer worden verwerkt in de Nederlandse belastingsystematiek. Het is goed voorstelbaar dat een geleidelijke overgang naar een nieuwe systematiek tot minder problemen in de uitvoering leidt en ook politiek gezien beter te verdedigen is dan een aanpassing van het gehele systeem. Wanneer er een efficiënt en goed uitvoerbaar systeem bestaat voor (een gedeelte van) de belasting op vermogensrendementen is het eenvoudiger om vervolgens de rest van de systematiek hierop aan te passen aan de hand van de hiervoor besproken verbeterpunten. Zo is voor het vaststellen van de vermogenswinsten van belang om de aanschafwaardes van de diverse vermogensbestanddelen te (gaan) administreren en vast te stellen. Over het algemeen zou een dergelijke waardering eenvoudig moeten zijn, omdat men aan kan sluiten bij de vermogenspositie zoals deze in Box 3 wordt gepresenteerd. Als deze waardes worden gebruikt als beginsaldo, dan is het eenvoudig om een overgang te bewerkstelligen. De overgang van de systematiek van Box 3 naar een werkelijke vermogenswinstbelasting in plaats van naar een werkelijke vermogensaanwasbelasting aan de hand van de vermogensvergelijkingstheorie, wordt met name verdedigd doordat er bij het invoeren van 165 H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3, pagina 13. Hier wordt aangegeven dat een vermogensaanwasbelasting geen reëel stelsel is. Dit is een ander argument waarom het invoeren van een dergelijke belasting goed overwogen zou moeten worden alvorens dit in te voeren. 53

55 een vermogensaanwasbelasting een probleem ontstaat met betrekking tot het ontbreken van liquide middelen. Dit probleem acht ik meer verstorend als het lock-in effect. Het invoeren van deze heffing is verder direct mogelijk voor reguliere vermogensrendementen. Deze informatie is in de huidige digitale maatschappij reeds beschikbaar. Het oude argument dat de informatie voor het aangeven van dit inkomen niet voorhanden is, gaat niet op. In veel, zo niet alle, situaties zijn deze gegevens met één enkele druk op de knop te verkrijgen en kunnen ze, evenals de overige gegevens in de aangifte inkomstenbelasting, worden aangegeven. Bovendien leidt deze wijziging in de systematiek ertoe dat er belasting wordt geheven over de werkelijk behaalde periodieke vermogensrendementen, waardoor het fictieve rendement, zoals dat nu in Box 3 wordt gehanteerd, niet langer hoeft te worden bepaald. Deze wijzigingen zijn in de huidige Nederlandse belastingsystematiek dan ook eenvoudig in te voeren. Het voorstel is om deze wijzigingen zo spoedig mogelijk door te voeren om de huidige, onredelijke en onjuiste, bepaling van de rendementen een halt toe te roepen. Bij voorkeur zou het invoeren van een reële vermogenswinstbelasting op periodieke vermogensrendementen samen moeten vallen, of althans zo snel mogelijk moeten worden gevolgd door het invoeren van eenzelfde belasting voor vermogenswinsten. Dit dient gedaan te worden om te voorkomen dat de belastingheffing eenvoudig kan worden ontlopen, zoals in de oude regeling onder de Wet IB 1964 het geval was. Bovendien ziet men de problemen van een gesplitste behandeling van vermogensbestanddelen ook terug in de huidige Engelse systematiek. Feitelijk is het haast onmogelijk om bij het invoeren van een vermogenswinstbelasting een splitsing aan te brengen tussen reguliere en aperiodieke vermogensrendementen, omdat er een heffingslek moet worden voorkomen. Vooral een extra onderzoek naar de wijze waarop kan worden omgegaan met een aperiodiek vermogensverlies, zou voor een dergelijke systematiek extra nauwkeurig moeten worden verricht. Juist in de huidige tijd treden er veel en behoorlijke vermogensverliezen op, waardoor de uitkomst van dit onderzoek en het invoeren hiervan direct een behoorlijk effect heeft op de vorm waarin de systematiek moet worden ingevoerd. Mijn voorkeur gaan uit naar een systematiek waarin de vermogensverliezen voorlopig nog niet binnen of buiten het belastingjaar te verrekenen zijn. Dit is met name ingegeven om de politieke haalbaarheid van de voorgestelde regelgeving in het oog te houden. Op grond van de vermogensvergelijkingstheorie zou het verrekenen van negatieve vermogensrendementen zonder drempels mogelijk moeten zijn. Het negatieve vermogensrendement moet dan wel voortvloeien uit een bron van inkomen. Hoe dit in een definitie moet worden vormgegeven, dient ook nader te worden onderzocht. Uiteraard is het belangrijk om bij het invoeren van een verbeterde heffing een evenwichtige heffing te creëren waarvoor binnen de samenleving voldoende draagkracht is. Een systeem waarin vermogensstijgingen worden belast, maar waarbij vermogensdalingen niet in de belasting mogen worden verwerkt, kan op weerstand stuiten. Daar staat tegenover dat het in aanmerking mogen nemen van vermogensdalingen in tijden van recessie ook voor de staatskas tot tegenvallers gaat leiden met extra lastenverzwaringen tot gevolg. Dit zal het politieke draagvlak voor deze heffing niet vergroten. Mijn voorstel is om gerealiseerde vermogensverliezen (aperiodiek) toe te staan binnen de vermogenswinstbelasting, evenals reguliere negatieve inkomensverliezen die toe te rekenen zijn aan een bron van inkomen. Hierbij geldt als ondergrens dat het inkomen uit vermogensrendementen in het belastingjaar, in ieder geval in eerste instantie, niet negatief kan worden en niet met andere boxen kan worden verrekend. Er ontstaan geen doorschuifmogelijkheden voor het inhalen van de vermogensverliezen. Dit resulteert in eenzelfde (soort) behandeling als momenteel het geval is in Box 3. Dit zorgt voor een inbreuk op de vermogensvergelijkingstheorie. Normaliter dient er aan het budgettaire en politieke argument binnen de wetenschap weinig waarde te worden toegekend, maar aangezien dit argument hier zoveel impact heeft en de haalbaarheid van dit voorstel direct kan beïnvloeden, kan hier niet eenvoudig aan voorbij worden gegaan. In de toekomst moet worden gestreefd naar een systeem waarin zowel vermogenswinsten als vermogensverliezen bij realisatie (verkoop, schenking en overlijden) in de belastingheffing moeten worden betrokken voor het reële bedrag van het 54

56 vermogensrendement. Hierbij dient dan te worden aangesloten bij een zuivere vermogenswinstbelasting. Dit bekent dat vermogensverliezen volledig in aftrek mogen worden gebracht. Als verrekeningsmethode zou het voorstel moeten zijn dat de negatieve vermogensrendementen enkel met vermogensrendementen uit het verleden of de toekomst mogen worden verrekend. 5.7 Samenvatting/eigen visie Uit de inhoudelijke beoordeling van de diverse systemen blijkt dat alle systemen praktische of theoretische uitdagingen kennen. Om te bepalen aan welk systeem in Nederland de voorkeur zou moeten worden gegeven, zijn de verschillende systemen gespiegeld aan de vermogensvergelijkingstheorie. Deze mondt uit in een vermogensaanwas- of een vermogenswinstbelasting. Wanneer we dit toepassen op de diverse systemen, blijkt dat het huidige Nederlandse systeem niet de reële vermogensrendementen in de heffing betrekt, maar een forfaitair bedrag in de heffing betrekt. Hierdoor ontstaat er een onrechtvaardige heffing, waarbij de effectieve belastingdruk afhankelijk is van de mate van geluk die een belastingplichtige heeft. Vanuit de vermogensvergelijkingstheorie is de Nederlandse systematiek dan ook niet te verdedigen. Om te onderzoeken of de Nederlandse systematiek te verbeteren is en rechtvaardiger kan worden gemaakt, is er gekeken naar Mirrlees Review en Tax by Design waarin de Engelse belastingsystematiek wordt besproken én waarin voorstellen worden gedaan om deze systematiek rechtvaardiger te maken. Het huidige Engelse systeem belast, in tegenstelling tot de Nederlandse systematiek, wel de werkelijke vermogensrendementen. Vanuit de vermogensvergelijkingstheorie zit het probleem bij deze systematiek in het feit dat een groot gedeelte van de vermogenswinsten worden vrijgesteld via de capital gains tax. Binnen een zuivere vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting passen dergelijke vrijstellingen eigenlijk niet. Bovendien is de systematiek opgeknipt in een tweetal componenten, die fiscaal verschillend worden behandeld. Dit werkt belastingontwijking in de hand. De voorstellen, die in Tax by Design worden gedaan, leiden ertoe dat de onevenredigheden in de huidige Engelse belastingsystematiek kunnen worden opgelost. De capital gains tax kan worden afgeschaft en alle vermogensrendementen worden in dezelfde heffing betrokken. Vanuit de vermogensvergelijkingstheorie ontstaat er echter een ander probleem, namelijk de wens van de auteurs en uitvinders van dit systeem om de normale rente vrij te stellen van belastingheffing. Dit is ook niet in lijn met de uitgangspunten van de vermogensvergelijkingstheorie, nu, op grond van deze theorie, alle inkomensbestanddelen in de heffing moeten worden betrokken. Aan de hand van de inhoudelijke beoordeling van de diverse systemen en de spiegeling aan de vermogensvergelijkingstheorie blijkt dat de Nederlandse systematiek zeker bepaalde aspecten kan ontlenen aan de Engelse systematiek. Met name het feit dat deze de werkelijke vermogensrendementen in de heffing betrekt, geeft hiertoe aanleiding. Het is, mijns inziens, niet het geval dat een van beide Engelse systemen zo goed uitpakt binnen de Nederlandse belastingsystematiek, vanuit de vermogensvergelijkingstheorie, dat deze direct te kopiëren is. Mijns inziens ligt de oplossing voor het verbeteren van Box 3 dan ook in het midden tussen beide voorstellen. Vermogensrendementen dienen voor de werkelijke waarde in de heffing te worden betrokken, zonder (al te) grote vrijstellingen en zonder dat er onderscheid wordt gemaakt tussen periodieke vermogensrendementen en vermogenswinsten. Wel dient er een beperkte vrijstelling op het vermogen (vermogensaftrek) te worden overwogen om de effecten van inflatie te corrigeren. Het tarief moet hoog genoeg zijn om arbitrage met andere inkomensbestanddelen te voorkomen. Daarnaast is van belang om rekening te houden met de invloed die een vermogenswinstbelasting op de concurrentiepositie gaat hebben. Hier is nog aanvullend onderzoek voor nodig. Negatieve vermogensrendementen dienen in aftrek te komen op de positieve vermogensrendementen. Gezien de analytische belastingsystematiek is het neutraler om verliesverrekening plaats te laten vinden in dezelfde box. Negatieve vermogensrendementen die in een zeker jaar niet kunnen worden verrekend met positieve vermogensrendementen 55

57 mogen worden verrekend met positieve vermogensrendementen in een ander jaar. Hierbij valt te denken aan een systeem van verliesverrekening zoals we dat kennen in de vennootschapsbelasting. Belangrijk is wel dat het invoeren van een dergelijke verliesverrekening in deze lastige tijden, politiek gezien, misschien niet haalbaar is. Vandaar dat er in het voorgaande reeds is aangegeven dat dit aspect van de heffing, ondanks dat het tegen de leer van de vermogensvergelijkingstheorie in gaat, achterwege kan blijven. In plaats daarvan zou een systeem moeten worden ingevoerd waarin, evenals in de huidige systematiek, het saldo van de vermogensrendementen nooit minder zal bedragen dan nihil. Mocht uit aanvullend onderzoek blijken dat het werkelijke effect op de inkomsten van de overheid relatief klein is, dan kan er later nog worden gekozen voor een ongelimiteerde verrekeningsmogelijkheid. Voor nu zijn de voorstellen met een dergelijke drempelbepaling al een dusdanige stap in de goede richting dat dit de heffing al een stuk eerlijker en efficiënter maakt. Indien de voorgestelde systematiek niet direct in te voeren is, vanwege uitvoeringstechnische of politieke redenen, stel ik voor om eerst alle positieve vermogensrendementen op grond van dit systeem te belasten. Mocht ook dit niet mogelijk blijken te zijn, zouden eerst de reguliere vermogensrendementen op grond van een vermogenswinstbelasting moeten worden belast. Van belang hierbij is dat vermogenswinsten zo snel mogelijk daarna in de heffing worden betrokken om te voorkomen dat dit systeem boxarbitrage in de hand gaat werken. Eventueel kan later nog (een vorm van) uitgebreide verliesverrekening in de heffing worden betrokken. In het laatste hoofdstuk zal een en ander nogmaals op een rijtje worden gezet, voor zover dat hierboven nog niet is gebeurd. In dit hoofdstuk zullen de definitieve conclusies en aanbevelingen aan de orde komen. 56

58 Hoofdstuk 6: Conclusies en Aanbevelingen In het onderstaande hoofdstuk zullen de diverse conclusies en aanbevelingen van het onderzoek nogmaals samengevat worden weergegeven. Aangezien een en ander in het voorgaande al uitgebreid aan de orde is geweest, zal getracht worden de diverse punten beknopt weer te geven. 6.1 Doelstellingen Onlangs hebben een groot aantal auteurs een tweetal, omvangrijke, Engelse rapporten uitgebracht onder de titels Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review 166 en Tax by Design The Mirrlees Review. 167 De rapporten zijn gericht op het beschrijven en beoordelen van het totale Engelse belastingsysteem, waarbij er rekening wordt gehouden met een aantal bijzondere aspecten van (het invoeren van) regelgeving, zoals de invloed van politiek op deze ontwikkeling. Dit heeft een uitgebreide inkijk in de huidige en door de auteurs voorgestelde Engelse belastingsystematiek opgeleverd. Dit levert andere onderzoekers de mogelijkheid om de eigen belastingsystematiek aan de Engelse systematiek, als besproken in de rapporten, te spiegelen. Een van de elementen die wordt besproken, is het heffen van belasting op vermogen en vermogensrendementen. Allereerst gaan de auteurs in op het mogelijkerwijs invoeren van een vermogensbelasting ( tax on wealth ). Daarnaast gaan de auteurs in op de huidige fiscale behandeling van vermogensrendementen in de Engelse belastingsystematiek. Met name in Tax by Design worden verbeterpunten aangereikt om de heffing op vermogensrendementen te verbeteren. Aan de hand van deze bespreking en de aangeleverde verbeterpunten is gekeken naar mogelijkheden om de Nederlandse systematiek voor het heffen van belasting op vermogensrendementen in Box 3 te verbeteren. Dit is wenselijk omdat in de literatuur regelmatig kritiek is geuit op de rol die deze systematiek binnen de inkomstenbelasting speelt. Om de systematieken goed te kunnen vergelijken en beoordelen is gebruik gemaakt van een benchmark, de vermogensvergelijkingstheorie. Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre kunnen er uit Mirrlees Review en Tax by Design aanbevelingen en aspecten worden ontleend met betrekking tot het belasten van vermogen en/of vermogensrendementen, die van toepassing kunnen zijn op de Nederlandse belastingsystematiek, en in hoeverre kunnen deze aanbevelingen en aspecten worden toegepast bij het verbeteren van de Nederlandse belastingheffing op dit vlak? Hieronder staan de conclusies en aanbevelingen die dit onderzoek heeft opgeleverd. 6.2 Conclusies Conclusies Engelse systematiek Uit de onderzoeken is gebleken dat de huidige Engelse belastingsystematiek geen vermogensbelasting kent. De auteurs geven in het onderzoek een aantal argumenten weer vóór het invoeren van een vermogensbelasting, namelijk: - het streven naar een herverdeling van het vermogen; - het belasten van de voordelen van het bezitten van kapitaal; - het reguleren van het kapitaal in een land. Daarnaast noemen ze een aantal argumenten tegen het invoeren van een vermogensbelasting, die voor de auteurs zwaarder wegen, waardoor ze adviseren om geen vermogensbelasting in te voeren. Deze argumenten zijn onder andere: - een gebrek aan efficiency m.b.t. tot de kosten en opbrengsten van de heffing; - de invloed van een dergelijke heffing op de verhouding tussen sparen en beleggen; 166 Sir James Mirrlees e.a., Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september 2011, verder aan te duiden met Tax by Design. 57

59 - de bijkomende administratieve lasten; - het instabiele politieke kader m.b.t. de houdbaarheid van de belasting. In verband met de afwijzende houding van de Engelse rapporten en het feit dat ook Nederland momenteel geen vermogensbelasting kent, hebben bovenstaande conclusies ertoe geleid dat er verder geen onderzoek is gedaan naar het invoeren van een vermogensbelasting. De huidige Engelse belastingsystematiek met betrekking tot vermogensrendementen bestaat uit een tweetal componenten, die afzonderlijk worden belast, namelijk de reguliere vermogensrendementen (in de inkomstenbelasting) en de vermogenswinsten (in de capital gains tax ). Dit onderscheid leidt tot een ingewikkelde en oneerlijke belastingheffing. Dit wordt mede veroorzaakt door de vrijstellingen die al dan niet gelden in de verschillende regimes. Zo worden vermogenswinsten tot een behoorlijk bedrag vrijgesteld, terwijl rente op een spaarrekening nominaal in de inkomstenbelasting kan worden betrokken voor het daar geldende belastingtarief. Het effectieve tarief is erg afhankelijk van het vermogensbestanddeel en kan enorm fluctueren. Er zijn verschillende opties om vermogensrendementen in de belasting te betrekken, namelijk: - het verbeteren van de vermogenswinstbelasting; - het belasten van kapitaaloverdrachten; - het heffen op basis van de jaarlijkse kapitaalswaarde (vermogensbelasting). Uiteindelijk hebben de auteurs ervoor gekozen een onderzoek uit te voeren naar een systeem waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds het rendement dat wordt behaald voor het te lopen risico (risicorente) en anderzijds de vergoeding die wordt betaald als compensatie voor inflatie en het niet kunnen beschikken over het vermogensbestanddeel (risicovrij rendement/normale rente). Dit leidt tot een systematiek die neutraal uit moet werken met het oog op de beslissing om te sparen of te consumeren. De systematiek zou uit de volgende onderdelen dienen te bestaan: - Een belastingvrijstelling voor reguliere vermogensrendementen, waarop altijd een normaal rendement wordt verwacht; - Een omkeerstelsel voor pensioenen, waarbij de inleg en het rendement dat op dit vermogen wordt behaald, niet wordt belast, maar waar de uitkeringen in de toekomst wel volledig worden belast; - De rendementen op andere vermogensbestanddelen, zoals aandelen en onroerend goed dienen te worden vrijgesteld voor zover deze de rentevoet van middellange obligaties niet overstijgen. Het meerdere dient te worden belast tegen het tarief dat in de inkomstenbelasting gebruikelijk is Conclusies Nederlandse systematiek De Nederlandse belastingheffing in Box 3 is vanaf 2001 ingevoerd en sindsdien niet onomstreden. Tevens is in het verleden met regelmaat in Nederland een aantal keren een vermogensbelasting geheven. Ook de huidige heffing in Box 3 gaat uit van het totale vermogen als grondslag van de belastingheffing. Dit is tevens het belangrijkste kritiekpunt, namelijk dat de heffing geen inkomstenbelasting is, want er wordt niet geheven volgens een vermogenswinstbelastingregime, maar veel meer een verkapte vermogensbelasting. De werkelijke vermogensrendementen worden niet in de heffing betrokken en kunnen in de huidige systematiek ook niet in de heffing worden betrokken. Dit leidt tot een inbreuk op het draagkrachtbeginsel. Ook werkt de huidige systematiek, door het onderlinge tariefsverschil tussen de verschillende boxen, belastingarbitrage in de hand. In de literatuur is regelmatig voorgesteld een vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting in te voeren. Hier heeft de wetgever nooit aan willen beginnen, omdat dit de concurrentiepositie zou verslechteren. Echter, gezien de huidige problemen en complexiteit met betrekking tot Box 3, zal de huidige belastingheffing te zijner tijd, aanpassingen moeten ondergaan. 58

60 6.2.3 Conclusies vergelijking systematiek en benchmark Uit de inhoudelijke beoordeling van de diverse systemen blijkt dat alle systemen praktische of theoretische uitdagingen kennen. Om te bepalen aan welk systeem in Nederland de voorkeur zou moeten worden gegeven, zijn de verschillende systemen gespiegeld aan de vermogensvergelijkingstheorie. Deze doet dienst als benchmark. Deze theorie vloeit voort uit het uitgangspunt dat inkomen gelijk is aan het eindvermogen verminderd met het beginvermogen plus de genoten consumptie. Wanneer alle vermogensstijgingen in de heffing moeten worden betrokken, noemen we dit een vermogensaanwasbelasting. Aangezien er bij een dergelijke heffing geen liquiditeiten beschikbaar zijn, wordt er vaak voor gekozen om aan te sluiten bij het moment waarop de vermogensrendementen worden gerealiseerd. Dit wordt een vermogenswinstbelasting genoemd. De Nederlandse systematiek van Box 3 gaat voor de heffing niet uit van de werkelijke vermogensrendementen. Hierdoor ontstaat er een onrechtvaardige heffing, die vanuit de vermogensvergelijkingstheorie onvoldoende te verdedigen is. Het Engelse systeem gaat voor de belasting uit van gerealiseerde vermogensrendementen, waarbij er sprake is van een vermogenswinstbelasting. Vanuit de beoordeling aan de vermogensvergelijkingstheorie valt op dat een groot gedeelte van de vermogenswinsten in de capital gains tax wordt vrijgesteld. Binnen een zuivere toepassing van de vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting passen dergelijke vrijstellingen niet. De voorstellen, die gedaan zijn door Tax by Design, belasten ook de werkelijke vermogensrendementen en voldoen op dat vlak dus ook aan de aangelegde toets. Het probleem hier ligt bij de uitvoering van de nadrukkelijke wens van de auteurs om de heffing neutraal te maken ten opzichte van de keuze tussen nu sparen en nu consumeren. Deze inflatiecorrectie leidt ertoe dat de normale rente wordt vrijgesteld. Dit is niet in lijn met de uitgangspunten van de vermogensvergelijkingstheorie, waarin al het inkomen in de heffing moet worden opgenomen. Aan de hand van de inhoudelijke beoordeling van de diverse systemen en de spiegeling aan de vermogensvergelijkingstheorie blijkt dat de Nederlandse systematiek zeker bepaalde aspecten kan ontlenen aan de Engelse systematiek. Met name het feit dat deze de werkelijke vermogensrendementen in de heffing betrekt, geeft hiertoe aanleiding. Toch hebben ook deze systemen hun zwakke plekken. Hier dient bij het doen van aanbevelingen rekening mee te worden gehouden. 6.3 Aanbevelingen Mijns inziens ligt de oplossing voor het verbeteren van Box 3 in het gebruik maken van de sterke punten van beide voorstellen. Vermogensrendementen dienen, in de meest ideale systematiek, voor de werkelijke waarde in de heffing te worden betrokken, zonder grote vrijstellingen. Hierbij moet er geen onderscheid worden gemaakt tussen de herkomst van de vermogensrendementen. Periodieke vermogensrendementen en vermogenswinsten zouden in dezelfde belastingheffing kunnen (en moeten) worden belast. Wel dient er een beperkte vrijstelling op het vermogen (vermogensaftrek) te worden overwogen op de effecten van inflatie teniet te doen. Met betrekking tot het tarief is van belang dat deze hoog genoeg moet zijn om boxarbitrage met andere inkomensbestanddelen te voorkomen. Negatieve vermogensrendementen dienen in aftrek te komen op de positieve vermogensrendementen. Dit is geheel in lijn met de uitgangspunten die voortvloeien uit de vermogensvergelijkingstheorie. Gezien de afwijkende fiscale behandeling voor vermogensrendementen met betrekking tot bijvoorbeeld het tarief, is het raadzaam om verliesverrekening enkel plaats te laten vinden over de jaren heen met positieve vermogensrendementen uit andere jaren. Het verrekenen binnen hetzelfde jaar met andere inkomensbestanddelen zou tot een onevenwichtigheid in de belastingheffing leiden. Hierbij valt te denken aan een systeem van verliesverrekening zoals we die kennen in de vennootschapsbelasting. Van belang is wel dat het invoeren van een dergelijke verliesverrekening in deze lastige tijden, politiek gezien, waarschijnlijk niet haalbaar is. Vandaar dat er in het voorgaande reeds 59

61 voor gepleit is dit aspect van de heffing, ondanks dat het tegen de leer van de vermogensvergelijkingstheorie in gaat, achterwege te laten. In plaats daarvan zou, evenals in de huidige systematiek, het saldo van de vermogensrendementen nooit minder kunnen bedragen als nihil. Indien de voorgestelde systematiek niet direct in te voeren is, vanwege uitvoeringstechnische of politieke redenen, stel ik voor om eerst alle positieve vermogensrendementen op grond van dit systeem te belasten. Mocht ook dit niet mogelijk blijken te zijn, zouden eerst de reguliere vermogensrendementen op grond van een vermogenswinstbelasting moeten worden belast. Van belang hierbij is dat vermogenswinsten zo snel mogelijk daarna in de heffing worden betrokken om te voorkomen dat dit systeem boxarbitrage in de hand gaat werken. Eventueel kan later (een vorm van) verliesverrekening in de heffing worden betrokken. 60

62 Nawoord Het bovenstaande onderzoek heeft twee aspecten willen belichten. Enerzijds het aspect van de vermogensbelasting. Uit de behandelde rapporten is mij gebleken dat er op het gebied van het belasten van vermogen nog veel aanvullend onderzoek nodig is. Uit de commentaren op het onderzoek bleek dat bepaalde auteurs toch een voorstander van een dergelijke heffing zijn en dat is misschien nog wel het meest opvallend om geheel uiteenlopende redenen hier heil in zien. In het fiscale debat is dit blijkbaar nog (deels) onontgonnen gebied en voor de Nederlandse belastingsystematiek is het dan ook praktisch om de ontwikkelingen op dit vlak op de voet te volgen. Anderzijds is het aspect rondom het belasten van vermogensrendementen aan de orde gekomen. Deze problematiek is veel concreter, omdat in de literatuur rondom Box 3 een dergelijke belastingheffing met regelmaat is verdedigd. Toch is de wetgever hier nooit in meegegaan. Sterker nog, voor zover ik het heb kunnen zien, is het eigenlijk nooit werkelijk een onderwerp van gesprek geweest. Blijkbaar is de angst voor een negatieve invloed op ons vestigingsklimaat zo groot dat zelfs een oriënterend onderzoek hiernaar niet waardevol wordt geacht. Dit onderzoek hinkt dan ook op de gedachte dat beide aspecten in de basis gelijk aan bod moesten komen in dit onderzoek om daarmee te auteurs van de Engelse rapporten voldoende recht te doen. Dit onderzoek had immers tot doel om deze rapporten te spiegelen aan de Nederlandse belastingsystematiek. Verder valt op dat de auteurs van Mirrlees Review en Tax by Design op bepaalde fronten heel anders naar belastingheffingen lijken te kijken als in Nederland. Waar in Nederland de nadruk ligt op eenvoud en draagkracht, ligt de nadruk in Engeland veel meer op het neutraliteitsbeginsel ten opzichte van vermogensrendementen onderling, maar ook ten opzichte van de keuze sparen of consumeren. Dit blijkt ook uit de voorgestelde systematiek die, in mijn ogen, redelijk ingewikkeld is, terwijl een eenvoudigere oplossing voor de hand lijkt te liggen. Al met al wordt dan ook duidelijk dat op meerdere punten aanvullend onderzoek nodig is. Dat de Nederlandse systematiek van Box 3 moet veranderen is wel duidelijk. Maar hoe moet er omgegaan worden met emigratie en overlijden? Wat is een juist tarief met het oog op boxarbitrage, maar ook met het oog op kapitaalvlucht? Hoe geef je een eventuele vrijstelling vorm die de effecten van inflatie teniet moet doen? In mijn onderzoek heb ik deze vragen kort aangestipt en weergegeven welke richtingen mogelijk zijn en waar, op het eerste gezicht, mijn voorkeur naar uit zou gaan. Daarentegen was de basis van dit onderzoek het vergelijken van verschillende systemen aan de hand van de Engelse rapporten en de vermogensvergelijkingstheorie om te kijken of dit van toegevoegde waarde kon zijn voor het Nederlandse systeem. De hierboven gestelde vragen zijn daarom niet verder uitgewerkt. Wie weet dat dit in de toekomst, bij voorkeur in het politieke of publieke debat, nog verder kan worden uitgewerkt. Als antwoord op de oorspronkelijke vraag van dit onderzoek luidt het antwoord dat de Engelse rapporten en de vermogensvergelijkingstheorie zeker van toegevoegde waarde zijn bij de ontwikkeling van de Nederlandse systematiek met betrekking tot het heffen van belasting op vermogensrendementen. 61

63 Literatuurlijst Boeken: Professor James Meade e.a., The structure and reform of direct taxation, The Institute of Finance, London, George Allen & Unwin Ltd., januari Prof. Dr. L.G.M. Stevens, Belasting naar draagkracht, Kluwer, Deventer, R.M. Freudenthal, In de ban van de vervlakking; een inkomstenbelastingsprookje in drie delen, SDU, Amersfoort, Mr. L.W. Sillevis, Dr. M.L.M. van Kempen e.a., Studenteneditie , Cursus Belastingrecht (Inkomstenbelasting), Kluwer, Deventer, J.L.M. Gribnau, Bijdragen aan een rechtvaardige belastingheffing, SDU, Amersfoort, P. Kavelaars, Vermogenswinstheffing, verlies of (aan-) winst? (oratie EUR), Kluwer, Deventer S.M.H. Dusarduijn, Vermogensrendementsheffing, Kluwer, Deventer, 2010 Sir James Mirrlees e.a., Dimensions of Tax Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april Robin Boadway e.a., Taxation of Wealth and Wealth Transfers: Appendices, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, april 2010, appendix A.2. Sir James Mirrlees e.a., Tax by Design The Mirrlees Review, The Institute of Finance, New York, Oxford University Press, september Tijdschriften: Dr. A.M.A. Bijvoet, De fabels rond de eigenwoningregeling, Belastingbrief 2009/05. Mw. Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken, De Wet schenk- en erfbelasting 2010, WPNR 6757/139. Prof. Dr. L.G.M. Stevens, Fiscaal totaalinkomen en draagkracht anno 2011, WFR 2011/1168. Prof. dr. A.C. Rijkers, Vermogen en vermogensinkomsten in de Nota Belastingen 21 e eeuw, WFR H.P.A.M. van Arendonk, Vermogensrendementsheffing: robuust en onrechtvaardig, Fiscaal Praktijkblad 2006/3. S. Cnossen en A.L. Bovenberg, Vermogensrendementsheffing vondst of miskleun, WFR 2000/669. J.E.A.M. van Dijck, Vermogensrendementsheffing, WFR 1999/642. J.E.A.M. van Dijck, Vermogenswinstbelasting, Afscheidscollege 16 december 1988, WFR E. Aardema, Een vermogenswinstbelasting als reparatiewetgeving, in Van Dijck-bundel, FED Deventer 1988; 62

64 Belasting Magazine, editie oktober/november, Internationaal nieuws Belastingplannen van omringende landen. dr. R.P. van den Dool, Belastingheffing over kapitaalvermogen: naar een VAB met VWBoptie,Vakblad voor de MKB-adviseur, nr mr. B.I. Kraaipoel, Schoonheid heeft haar prijs; de vermogensrendementsheffing geëvalueerd, Fiscaal tijdschrift Vermogen nr. 33, juli/augustus 2006 Prof. dr. A.C. Rijkers, Hofstra s plaats en taak van de belastingwetenschap, WFR 6819, 2 juli Regelgeving/parlementaire geschiedenis: Nota Belastingen in de 21 e eeuw: een verkenning, Kamerstukken II 1997/98, , nr. 2. Memorie van Toelichting bij de Wet Inkomstenbelasting 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar , 26727, nr. 3. Bijlage I bij de MvT van de Wet IB 2001, Kamerstukken II, 1998/99, , nr. 3. Evaluatierapport van de belastingherziening 2001 Breder, lager, eenvoudiger?, Kamerstukken II 2005/06, , nr 2. 63

65 Bijlage I 64

66 65

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019) Nr. 68 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 21 juni

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek

> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Spotlight Bedrijfsopvolgingsregelingen voor het familiebedrijf onder druk Renate de Lange - Family Business/Private Wealth, Tax & Human Resource Services Jan Nieuwenhuizen - Family Business/Private Wealth,

Nadere informatie

Vermogensaanwas- of vermogenswinstbenadering voor vermogen in de inkomstenbelasting?

Vermogensaanwas- of vermogenswinstbenadering voor vermogen in de inkomstenbelasting? Vermogensaanwas- of vermogenswinstbenadering voor vermogen in de inkomstenbelasting? Prof. dr. Arie Rijkers, 25 januari 2018 Vereniging voor Belastingwetenschap 2018 MIJN FOCUS: Wet IB 1964 A geniet salaris

Nadere informatie

Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting voor bepaalde saldolijfrenten

Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting voor bepaalde saldolijfrenten Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting 31-12-2020 voor bepaalde saldolijfrenten 1. Inleiding Op 17 september 2019 is het pakket Belastingplan 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Een van de voorgestelde

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie

Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie Inhoud 1. Box 3 per 01-01-2017 2. Pensioen in eigen beheer vanaf 01-01-2017 3. Diverse overige wijzigingen 4. Eindejaarstips

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het beheren van vermogen in Nederland en België Juni 2013 Maurice de Clercq Programma 1. Inleiding 2. Nederland 3. België 4. Synthese Nederland/ België 5. Conclusie

Nadere informatie

EINDEJAARSTIPS 2015 1/5

EINDEJAARSTIPS 2015 1/5 EINDEJAARSTIPS 2015 Particulieren...2 Vermogenstoets voor zorgtoeslag en kindgebonden budget... 2 Verlaag uw box 3 grondslag... 2 Hypotheekrente vooruit betalen... 2 Let op lagere hypotheekrente in hoogste

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

Belastingcijfers 2015

Belastingcijfers 2015 Belastingcijfers 2015 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: Belastbaar inkomen doch niet belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Alle belastingbetalers

Alle belastingbetalers Alle belastingbetalers Prinsjesdag 2019 Belastingplannen 2020 en meer nieuwe wetgeving 1 Inhoudsopgave Alle belastingbetalers... 3 Sneller naar twee tariefschijven... 3 Berichten Belastingdienst per post

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland

Nadere informatie

Emigreren naar Spanje

Emigreren naar Spanje Emigreren naar Spanje Fiscale beschouwingen Residentie Emigratie Aangiften Tarieven 2015 Introductie Jaarlijks emigreren er vele Nederlanders en Belgen naar Spanje, zowel voor werk als om er van het leven

Nadere informatie

Veranderingen Belastingstelsel Spanje

Veranderingen Belastingstelsel Spanje Loftsi.nl Veranderingen Belastingstelsel Spanje - 2015 & 2016 De meest relevante fiscale wijzigingen stapsgewijs belicht Inkomstenbelasting Vermogensbelasting Vennootschapsbelasting www.loftsi.nl support@loftsi.nl

Nadere informatie

OKTOBER 2016 TAK NIEUWSBRIEF

OKTOBER 2016 TAK NIEUWSBRIEF OKTOBER 2016 TAK NIEUWSBRIEF Algemeen Verzekeringscontrole Het was een ramp in Zuid-Oost Brabant na de storm die hier gewoed heeft. Er waren mensen niet goed of helemaal niet verzekerd voor deze schade.

Nadere informatie

ACTUALIA FISCALE ECONOMIE

ACTUALIA FISCALE ECONOMIE Erasmus Open Dag Bachelor 2016 ACTUALIA FISCALE ECONOMIE PROF. DR. PETER KAVELAARS 05 maart 2016 ACTUALIA FISCALE ECONOMIE Actualia fiscale economie Pagina 2 OPBRENGSTEN 2016 DIRECTE BELASTINGEN 69,9 -

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

De familiebank - vanaf 2013

De familiebank - vanaf 2013 De familiebank - vanaf 2013 Inleiding Sinds 01-01-2013 moet iedere nieuwe lening t.b.v. de eigenwoning worden afgelost, met uitzondering van situaties die vallen onder het overgangsrecht. Omdat banken

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012 Erf- en schenkbelasting - eindejaarstips Tijdelijk ruimere vrijstelling schenking voor eigen woning Vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 geldt een verruimde schenkingsvrijstelling van 100.000 als het

Nadere informatie

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom Prinsjesdagontbijt 2016 U bent van harte welkom Introductie Prinsjesdagontbijt 2016 Miljoenennota en Belastingplan 2017 Hoofdpunten Miljoenennota 2017 Beleidspunten 2017 Maatschappelijke prioriteiten

Nadere informatie

Slim Schenken en nalaten

Slim Schenken en nalaten Slim Schenken en nalaten U wilt geld schenken aan bijvoorbeeld uw kind, kleinkind, een willekeurig persoon of een goed doel. Op die manier kunt u hen financieel ondersteunen. Afhankelijk van aan wie u

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 26 727 Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Handleiding aangifte Inkomstenbelasting Spanje

Handleiding aangifte Inkomstenbelasting Spanje Loftsi.nl Handleiding aangifte Inkomstenbelasting Spanje Inzake 2014 De meest relevante aandachtspunten voor fiscaal residenten in Spanje stapsgewijs belicht Aangifte verplichting Aangiftemogelijkheden

Nadere informatie

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst RJ-Uiting 2019-4: Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst Inleiding De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft besloten om de toelichtingsbepalingen in hoofdstuk

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Second Home maart 2017 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 FFP Forum, 4 april 2019 Ferd Beukers Jan Vrusch Fiscaal Juridisch Adviesbureau Programma Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Inleiding Particuliere verhuur

Nadere informatie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.12.2012 C(2012) 8806 final AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale planning NL NL AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale

Nadere informatie

Schenken, lenen. en nog 5 andere manieren om uw kind te helpen

Schenken, lenen. en nog 5 andere manieren om uw kind te helpen Schenken, lenen en nog 5 andere manieren om uw kind te helpen Bent u op zoek naar een manier om uw kind financieel te steunen? Bijvoorbeeld om die dure studie te betalen, die mooie woning te kunnen financieren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 27 789 Modernisering Successiewetgeving Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Belastingcijfers 2016

Belastingcijfers 2016 Belastingcijfers 2016 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: totaal tarief heffing over totaal - 19.922 8,40% 28,15% 36,55% 7.281 19.922

Nadere informatie

Belastingcijfers 2017

Belastingcijfers 2017 Belastingcijfers 2017 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: totaal tarief heffing over totaal - 19.982 8,90% 27,65% 36,55% 7.303 19.982

Nadere informatie

partners en kinderen kleinkinderen overig 0,00-121.296,00 10% 18% 30% 121.296,00 en meer 20% 36% 40%

partners en kinderen kleinkinderen overig 0,00-121.296,00 10% 18% 30% 121.296,00 en meer 20% 36% 40% SCHENKINGEN AAN KINDEREN, BESPARING ERFBELASTING Men kan schenken aan kinderen omdat men het leuk vindt daadwerkelijk iets aan de kinderen te geven. Het is ook mogelijk om te schenken aan kinderen zonder

Nadere informatie

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Second Home juni 2015 - Antwerpen Maurice De Clercq - Niek Op den Kamp - Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Een tweede woning

Nadere informatie

partners en kinderen kleinkinderen overig 0, ,00 10% 18% 30% ,00 en meer 20% 36% 40%

partners en kinderen kleinkinderen overig 0, ,00 10% 18% 30% ,00 en meer 20% 36% 40% SCHENKINGEN AAN KINDEREN, BESPARING ERFBELASTING Men kan schenken aan kinderen omdat men het leuk vindt daadwerkelijk iets aan de kinderen te geven. Het is ook mogelijk om te schenken aan kinderen zonder

Nadere informatie

Toelichting op de raming van de budgettaire effect van de maatregelen bij het wetsvoorstel

Toelichting op de raming van de budgettaire effect van de maatregelen bij het wetsvoorstel RAMINGSTOELICHTING Toelichting op de raming van de budgettaire effect van de maatregelen bij het wetsvoorstel Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking Inleiding In dit document treft

Nadere informatie

Prinsjesdag 2014 - fiscale actualiteiten

Prinsjesdag 2014 - fiscale actualiteiten 18 september 2014 Prinsjesdag 2014 - fiscale actualiteiten Op Prinsjesdag 2014 is het Belastingplan 2015 gepresenteerd. Het Belastingplan 2015 bevat voor specifiek de vastgoedsector weinig belangrijke

Nadere informatie

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 2001 8 2500 EA DEN

Nadere informatie

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015 RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015 Erf- en schenkbelasting Erf- en schenkbelasting Bespaar erfbelasting én inkomstenbelasting door bij leven te schenken Door tijdens leven (periodiek) te schenken

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Spaanse belastingen Fiscale hervorming per 2015

Spaanse belastingen Fiscale hervorming per 2015 Spaanse belastingen Fiscale hervorming per 2015 Onlangs heeft de Spaanse fiscus (Hacienda) de geplande belastingherzieningen voor 2015 (en voor een deel zelfs al met onmiddellijke ingang in 2014) gepubliceerd.

Nadere informatie

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen

Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten natuurlijke personen Drs. Yvonne (M.) Tigelaar-Klootwijk Fiscaal Economisch Instituut Erasmus Universiteit Scientific Institute for Research in Economics of Taxation

Nadere informatie

Wijzigingen op privégebied

Wijzigingen op privégebied Wijzigingen op privégebied Wijzigingen op privégebied Deze whitepaper bevat een samenvatting van de belangrijkste voorgestelde wijzigingen op privégebied. De informatie in dit onderdeel heeft betrekking

Nadere informatie

DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD

DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD Nextens blijft de mogelijkheden van het online platform verder ontwikkelen. Met Nextens Dashboards bieden wij u een belangrijk hulpmiddel bij uw klantgesprek.

Nadere informatie

Schenken tegen wil en dank. Maurice de Clercq 7 december 2011

Schenken tegen wil en dank. Maurice de Clercq 7 december 2011 Schenken tegen wil en dank Maurice de Clercq 7 december 2011 Inhoud 1. Inleiding 2. Schenken 3. Aanmerkelijk belang aandelen 4. Effecten 5. Onroerend Goed 6. Het huwelijk 7. Conclusie Inleiding Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010)

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010) AH 492 2010Z15249 Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010) 1 Kent u de techniek 1) waarbij inkomsten van bedrijven zoals Google naar Ierland en vervolgens via Nederland naar

Nadere informatie

Naar een nieuwe Vlaamse Schenk- en Erfbelasting. Prof. Dr. Michel Maus ( VUB ) Prof. Dr. Mark Delanote ( UGent )

Naar een nieuwe Vlaamse Schenk- en Erfbelasting. Prof. Dr. Michel Maus ( VUB ) Prof. Dr. Mark Delanote ( UGent ) Naar een nieuwe Vlaamse Schenk- en Erfbelasting Prof. Dr. Michel Maus ( VUB ) Prof. Dr. Mark Delanote ( UGent ) DE HUIDIGE VLAAMSE SCHENK- EN ERFBELASTING Partners en rechte lijn Onroerend / roerend Erfbelasting

Nadere informatie

ZO VOORKOMT U DAT DE FISCUS IN 2017 VAN UW VERMOGEN SNOEPT

ZO VOORKOMT U DAT DE FISCUS IN 2017 VAN UW VERMOGEN SNOEPT ZO VOORKOMT U DAT DE FISCUS IN 2017 VAN UW VERMOGEN SNOEPT Fictief rendement, een harde realiteit Velthuyse & Mulder Vermogensbeheer De vermogensrendementsheffing gaat op de schop. En dat heeft grote gevolgen

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Bedrijf schenken of erven Nieuwe regels 2010 Om het voortbestaan van een onderneming niet in gevaar te brengen kent de Successiewet de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling is met de komst

Nadere informatie

Eindejaarstips voor erf- en schenkbelasting

Eindejaarstips voor erf- en schenkbelasting Eindejaarstips voor erf- en schenkbelasting Schaap & Van Dijk wil u met het jaareinde in zicht graag attenderen op de vele mogelijkheden om nog dit jaar de belastingdruk in de zaak én in privé te verminderen.

Nadere informatie

Fiscale eindejaarstips Erfbelasting Bespaar erfbelasting én inkomstenbelasting door bij leven te schenken

Fiscale eindejaarstips Erfbelasting Bespaar erfbelasting én inkomstenbelasting door bij leven te schenken Fiscale eindejaarstips Erfbelasting Bespaar erfbelasting én inkomstenbelasting door bij leven te schenken Door tijdens leven (periodiek) te schenken aan de erfgenamen kan een aanzienlijke besparing van

Nadere informatie

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 8 hoofdstuk Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen Oefenopgaven Opgave 8.1 a. Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. b. De rendementsgrondslag wordt vastgesteld naar de waarde van de bezittingen

Nadere informatie

Alternatief belastingstelsel voor Curaҫao

Alternatief belastingstelsel voor Curaҫao Governance 3.0 Think Tank Dr. Miguel Goede Mr. Shulaika Paassen Delsol Think Tank Governance 3.0 Alternatief belastingstelsel voor Curaҫao Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 1.1 Uitgangspunten en criteria...

Nadere informatie

PRINSJESDAG 2014 Beknopt overzicht aangekondigde maatregelen Prinsjesdag 2014

PRINSJESDAG 2014 Beknopt overzicht aangekondigde maatregelen Prinsjesdag 2014 PRINSJESDAG 2014 Beknopt overzicht aangekondigde maatregelen Prinsjesdag 2014 Inhoud 1 Veranderingen belastingtarieven en kortingen inkomstenbelasting... 3 a Belastingtarief eerste schijf verhoogd... 3

Nadere informatie

ESTATE PLANNING. I. Schenking

ESTATE PLANNING. I. Schenking ESTATE PLANNING Estate planning, ofwel nalatenschapsplanning, wordt wel omschreven als een geheel van maatregelen om te bereiken dat het vermogen op zo goed mogelijke wijze overgaat op de erfgenamen. Vaak

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag 4 1.3 Opzet scriptie 7 HOOFDSTUK 2: DOGMATISCHE

Nadere informatie

Aandelen en andere opties

Aandelen en andere opties Aandelen en andere opties Hoe zit het in grensoverschrijdende situaties? Het gaat weer beter met de Nederlandse economie. Dit zien we onder meer terug in de toenemende behoefte van Nederlandse werkgevers

Nadere informatie

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Eerst tien jaar weg uit Nederland... Voor Nederbelgen heeft schenken over het algemeen pas zin als men meer dan tien jaar weg is uit Nederland. De

Nadere informatie

DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD

DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD DE FISCALE SITUATIE VAN UW CLIËNT IN BEELD In dit document vindt u een korte toelichting op de 6 verschillende dashboards die onderdeel zijn van het klantendossier in het Nextens Premium Programma. Nextens

Nadere informatie

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Naam student: Studentnummer: Naam beoordelende docent: Datum: Toets code Osiris: Algemene eisen (voor een voldoende beoordeling van het

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 mei 2019

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 mei 2019 > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Uw kenmerk 2019Z05745

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Den Haag, 9 oktober 2015. Welkom bij de workshop

Den Haag, 9 oktober 2015. Welkom bij de workshop Den Haag, 9 oktober 2015 Welkom bij de workshop Programma en even voorstellen 1. Financieel Fit 2. Voorgestelde wijziging Box 3 Prinsjesdag 2015 3. Overdracht bij overlijden 4. Overdracht door schenken

Nadere informatie

Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019

Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019 Prinsjesdag 2018: belastingplan 2019 Veranderingen zijn dus nog mogelijk. De regering heeft op Prinsjesdag 18 september 2018 haar plannen voor 2019 bekendgemaakt. Hieronder een kort overzicht van een aantal

Nadere informatie

Prinsjesdag 2016 Belastingplan 2017

Prinsjesdag 2016 Belastingplan 2017 Prinsjesdag 2016 Belastingplan 2017 Bram Faber 21 september 2016 Inhoud: Ontwikkelingen in 2016? Wat zijn de voorstellen uit het Belastingplan? De ontwikkelingen 3 De ontwikkelingen 4 De ontwikkelingen

Nadere informatie

Aan de Koning. Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

Aan de Koning. Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koning Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Uw brief (kenmerk) Datum 15 september 2015 Betreft Nader

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

RAPPORT VOOR VBNGB. (Nederlandse vertaling uit het Spaans)

RAPPORT VOOR VBNGB. (Nederlandse vertaling uit het Spaans) Aanvrager:Dhr. J.P. Hueber Functie: Secretaris Instelling:VBNGB RAPPORT VOOR VBNGB (Nederlandse vertaling uit het Spaans) Contact gegevens: Adres: Postbus 59. 03740 Gata de Gorgos, Alicante, Spanje Tlf.:

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Evaluatie verordening Paracommercie

Evaluatie verordening Paracommercie * Evaluatie verordening Paracommercie Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Dorpshuizen, MFC s en wijkgebouwen 4 3. Commerciële horeca 5 4. Conclusie 6 5. Advies 7 Pagina 2 van 8 1. Inleiding In de vergadering

Nadere informatie

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht'

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht' Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht' Bart Vereecke redacteur MoneyTalk en Trends 14/04/18 om 13:40 - Bijgewerkt op 15/04/18 om 00:57 Het Europees Hof van

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)?

1 Bent u bekend met het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter 1)? 2018Z14464 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht bescherm de rechten van belastingbetalers beter. (ingezonden 1 augustus 2018) 1 Bent u bekend met het

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van.., kenmerk -;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van.., kenmerk -; Ontwerpbesluit houdende een wijziging van het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met betrekking tot het aanpassen van de aftrek van vermogensbestanddelen voor het bepalen van het

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier 15 september 2015 Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier Op 15 september 2015 is het Belastingplan 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. De voor dga en particuliere vermogensbezitter

Nadere informatie

mr. S.H. Hoogeveen Kandidaat-notaris

mr. S.H. Hoogeveen Kandidaat-notaris mr. S.H. Hoogeveen Kandidaat-notaris Uw vermogen in 2015, voorbereid op de toekomst Het beheren van uw vermogen Belastingen Eigen bijdrages De volgende generatie Het beheren van uw vermogen Wie mag uw

Nadere informatie

Fiscaal memo (aangifte 2017)

Fiscaal memo (aangifte 2017) Fiscaal memo (aangifte 2017) 1. Inleiding AmsterdamGold heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van

Nadere informatie

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen: Directoraat-Generaal Belastingdienst/ Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 22 januari 2010, nr. DGB 2010/415 M, Staatscourant 2010, 1372 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Op 01 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijke oplossingsrichtingen pensioen in eigen

Nadere informatie

CPB-analyse van voorstellen vermogensbelasting Uitgevoerd op verzoek van de SP

CPB-analyse van voorstellen vermogensbelasting Uitgevoerd op verzoek van de SP CPB Notitie 6 oktober 2015 CPB-analyse van voorstellen vermogensbelasting Uitgevoerd op verzoek van de SP CPB Notitie Aan: Tweede Kamerfractie SP Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508

Nadere informatie

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom

Prinsjesdagontbijt U bent van harte welkom Prinsjesdagontbijt 2016 U bent van harte welkom 1 Update voor 2016 en 2017 Prinsjesdagontbijt 2016 Belastingplan 2017 cs Veel verschillende wetsvoorstellen Belastingplan 2017 Overige fiscale maatregelen

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet; De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen

Nadere informatie

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris Eerst tien jaar weg uit Nederland...?xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft- com:office:office" /> Voor Nederbelgen heeft schenken

Nadere informatie

Coöperatieve Burgerbank

Coöperatieve Burgerbank Coöperatieve Burgerbank Probleem Private banken en de rijkste 1% teveel macht en eigenbelang Structureel veel te hoge rente Structureel teveel (speculatieve) misbruik van het geldsysteem Oplossing Invoeren

Nadere informatie

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN Vanaf 2010 kan overlijden met vererving van aandelen in een eigen B.V. met beleggingsvermogen (waaronder verhuurd onroerend goed) tot een onverwachte

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) In de meeste Westerse landen gaat een groot deel van het inkomen ongeveer 25% op aan inkomstenbelasting (OECD, 2013). De overheid financiert hiermee bijvoorbeeld publieke

Nadere informatie

03-05-2016. Onbezorgd ouder worden. Ouder worden en zorg. Deel I Ouder worden en zorg. Wat is het probleem? Eigen bijdrage zorgkosten. Wanneer?

03-05-2016. Onbezorgd ouder worden. Ouder worden en zorg. Deel I Ouder worden en zorg. Wat is het probleem? Eigen bijdrage zorgkosten. Wanneer? Onbezorgd ouder worden Deel I Ouder worden en zorg Ouder worden en zorg Wat is het probleem? Eigen bijdrage zorgkosten Wanneer? U woont in een zorginstelling; U heeft een volledig pakket thuis of modulair

Nadere informatie