Rapportage BPV-plaatsen RBB 2012/2013

Transcriptie

1 Rapportage BPV-plaatsen RBB /3 Samenvatting Het aantal individuele stages(bpv-plaatsen) in de zorgsector in West-Brabant stijgt nog steeds. In het schooljaar /3 zijn in de regio ruim.35 BPV-plaatsen (BeroepsPraktijkVorming/stages) gerealiseerd in de zorgsector. Deze worden gematcht door het regionale stagebureau RBB. Het gaat hier om de opleidingen zorghulp, helpende, verzorgende, verpleegkundige niveau 4 en niveau 5 en de (M)MZ opleidingen. Het gaat om studenten in de voltijdsopleidingen. De stages variëren van 5 tot 4 weken en van dagen per week tot 4 uur per week. Het aantal stages in de regio neemt de laatste jaren toe, als gevolg van een toename van het aantal studenten. Ongeveer de helft van alle stages vindt plaats in de verzorgings- en verpleeghuizen, zij hebben studenten van alle bovengenoemde opleidingen. In de ziekenhuizen en GGZ zijn vrijwel alleen verpleegkundige stagiaires te vinden. De gehandicaptenzorg neemt een groot deel van de MMZ-stages voor haar rekening, maar hier zijn ook alle andere opleidingen te vinden. In de thuiszorg is het aantal studenten op niveau en (logischerwijze) verminderd, tegelijkertijd met een toename van studenten op niveau 3, 4 en 5. Het aantal studenten dat een stage volgt op een leerafdeling is stabiel gebleven. Het aantal aangeboden stageplaatsen in de regio is in het schooljaar /3 gestegen, het extra aantal aangeboden plaatsen is ook daadwerkelijk benut. Gemiddeld wordt 87 procent van alle aangeboden plaatsen benut. Niet benutte plaatsen zijn een gevolg van een inhoudelijke of geografische mismatch. De aangeboden BPV-plaatsen voor verzorgende kunnen het minst vaak ingevuld worden omdat het een relatief kleine groep studenten betreft. De uitval in de BPV is redelijk stabiel gebleven. Gemiddeld maakt een op de zeven studenten de BPV niet af. Deze studenten vervolgen op een andere BPV-plaats de opleiding of stoppen ook met de opleiding. Met name onder helpende en verzorgende, en in mindere mate verpleegkundige niveau 4, is de uitval afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Bij andere opleidingen is de uitval stabiel gebleven of licht toegenomen. De uitval in de BPV neemt af naarmate het niveau van de opleiding stijgt. Rapportage RBB /3, IV 7--4

2 Rapportage BPV-plaatsen RBB / Inleiding Het RBB matcht de BPV voor de volgende opleidingen van het Kellebeek College, Vitalis College en Avans Hogeschool Breda: - zorghulp - helpende - verzorgende - verpleegkundige niveau 4 MBO - verpleegkundige niveau 5 HBO - MMZ In deze rapportage wordt beschreven welke matches zijn gemaakt in het schooljaar /3. Aantal matches in de tijd naar niveau In onderstaande grafiek wordt het aantal BPV-matches door het RBB aangegeven. Vanaf / is ook de MMZ meegenomen. Het afgelopen jaar bedraagt het aantal individuele stages van studenten zorg in de regio ruim.35 stages per jaar. De stijging vindt plaats bij alle opleidingen, maar is het grootst bij de HBO-V. Let wel, het gaat hier dus om het aantal matches, niet om het aantal studenten. Een match kan voor een periode van 5 weken zijn, maar ook voor een periode van 4 weken. Ook kan een student gestopt zijn en weer opnieuw gematcht op een andere BPV-plaats. Rapportage RBB /3, IV 7--4

3 Grafiek : Aantal matches in de tijd naar opleiding Noot: in 9/ zijn er enkele veranderingen opgetreden in de periodisering; in het tweede jaar niveau 3 en 4 zijn de stages bij Kellebeek College verlengd van * weken naar * 4 weken. Bij Vitalis is dit voor niveau 3 gedaan. Dit verklaart de lichte daling in 9/ ten opzichte van 8/9. Bij Vitalis is dit met ingang van / weer veranderd in twee halfjaarstages waardoor het aantal BPV van verzorgenden weer stijgt. Verdeling gedurende het jaar Het aantal studenten dat in de zorg een BPV volgt is redelijk verdeeld over het jaar, met een piek in de periode februari-april. Dan gaan de eerstejaars studenten van Avans op een korte BPV. In het begin van het schooljaar (augustus-november) zijn er relatief gezien de minste studenten in de praktijk omdat dan nog geen van de eerstejaars op BPV gaan. Verdeling naar branche Onderstaand schema toont het aantal plaatsingen naar sector en opleiding. De verpleeg- en verzorgingshuizen zijn voor vrijwel alle opleidingen de belangrijkste branche binnen de zorg voor stagiaires. Alleen de (M)MZ kent de gehandicaptenzorg als belangrijkste sector. Voor de HBO-V en MBO-verpleegkunde volgen de ziekenhuizen op een goede tweede plaats. Studenten volgen in de eerste leerjaren vaker een BPV in het verpleeg/verzorgingshuis, in de hogere jaren komt het ziekenhuis vaker voor. Dit beeld komt overeen met voorgaande jaren. Rapportage RBB /3, IV

4 Grafiek : BPV naar sector / zorgboerderij ziekenhuis welzijn overig Verstandelijk gehandicapten zorg Verpleeg- en verzorgingshuis thuiszorg revalidatiecentrum overig lichamelijk gehandicaptenzorg kinderopvang JGZ en GGD In tabel B in de bijlage zijn deze gegevens vergeleken met voorgaande jaren. Voor de meeste opleidingen is de verdeling redelijk gelijk gebleven. Enkele opvallende ontwikkelingen: - De thuiszorg wordt steeds belangrijker voor niveau 3, 4 en 5, ten nadele van niveau en. Dit heeft te maken met de overname van huishoudelijke zorg door andere partijen, die doorgaans geen BPV-plaatsen aanbieden. - Het aantal BPV-plaatsen in de kinderopvang (kinderdagverblijven en gastouders) is afgenomen voor niveau en. Het aantal plaatsen voor deze studenten op basisscholen fors gestegen (welzijn overig). Het gaat hier om assisterende werkzaamheden in de kleuterklassen. Voor de MMZ is er eveneens een stijging in BPV-plaatsen in de V&V sector. Omgekeerd kijken we ook naar welke branche nu welke stagiaires heeft. Dit beeld verschilt niet met voorgaande jaren: - In de ziekenhuizen en GGZ komen vrijwel alleen verpleegkundigen niveau 4 en 5 voor hun BPV. In de GGZ is een klein percentage daarnaast afkomstig van de MZopleidingen. - De verpleeg- en verzorgshuizen kennen een vrij evenredige verdeling over de verschillende opleidingen. - In de thuiszorg volgen voornamelijk studenten van verzorgende en verpleegkunde BPV. Het aandeel helpende is daar afgenomen de laatste jaren. - Bijna de helft van de BOL-studenten in de gehandicaptenzorg komt van een MZopleiding (niveau 3 of 4); de rest is redelijk verdeeld over de verschillende opleidingen. Rapportage RBB /3, IV

5 Grafiek 3: Verdeling van de BPV per opleiding over sectoren /3 HBO- V Helpende Zorg&Welzijn MZ Verpleegkundi ge Verzorgen de Zorghu lp basisschool 94 6 buitenland 6 4 GGZ JGZ en GGD kinderopvang 93 8 lichamelijk gehandicaptenzorg overig revalidatiecentrum thuiszorg Verpleeg- en verzorgingshuis Verstandelijk gehandicapten zorg welzijn overig 59 9 ziekenhuis zorgboerderij Let op: het gaat hier alleen om de verdeling binnen opleidingen zorghulp, helpende, verzorgende, MZ, verpleegkundige (niveau 4 en 5) in West-Brabant. Deze organisaties hebben ook vaak nog studenten van bijv. welzijnsopleidingen. Deze zijn in dit overzicht niet meegenomen. Leerafdelingen Onderstaand schema toont de stand van zaken op de leerafdelingen in /3. In dit schooljaar zijn diverse leerafdelingen/leerteams actief in de regio. In totaal hebben in /3 ongeveer 5 BOL of voltijdsstudenten op een vorm van een leerafdeling stagegelopen. Dit komt overeen met voorgaande jaren. De laatste jaren zijn er minder leerafdelingen met niveau en 3, maar juist meer voor niveau 4 en 5. De leerafdelingen in de regio verschillen van karakter en vorm. Bij enkele wordt lesgegeven op school, bij andere op de locatie. Sommige leerafdelingen werken met meerdere verschillende opleidingen of werken ook met BBL-ers. Tabel 3: Leerafdelingen /3 Leerafdeling Welke opleidingen Aantal betrokken studenten (bij benadering) Leerafdeling GGZ WNB Niveau 4 en niveau 5 8 Leerafdeling GGZ Breburg Niveau 4 VC en niveau 5 38 Leerafdeling Lievensberg Niveau 4 KC 8 Leerafdeling Amphia Niveau 5 3 Leerafdeling Thebe Diverse leerafdelingen op 3 locaties 88 met MMZ, helpende, verpleegkundige VC, HBO-V Leerafdeling Volckaert Niveau 3 en 4 VC 4 Leerafdeling Elisabeth Breda Niveau 5 3 Onderdeel van leerafdeling organisatie buiten regio diverse Rapportage RBB /3, IV

6 Aanbod versus geplaatst Zorgorganisaties geven elk jaar in het voorjaar aan wat hun aanbod is voor BPV-plaatsen. RBB geeft vooraf zoveel mogelijk aan hoeveel studenten er zijn en wat de vraag is naar BPVplaatsen. Uiteindelijk worden niet alle plaatsen benut. Dit heeft verschillende redenen: - te weinig studenten op het gevraagde leerjaar en opleiding, - een mismatch in woonplaats van studenten en locatie - te hoog aanbod in een bepaalde branche waardoor er een inhoudelijke mismatch is In /3 is gemiddeld 87 procent van de aangeboden BPV-plaatsen benut. Dit is ongeveer gelijk aan voorgaand jaar. Dit betekent dat naast de stijging van het aantal studenten ook het aantal aangeboden plaatsen is gestegen. Tabel 4: Aandeel benutte plaatsen ten opzichte van aanbod opleiding aandeel / / /3 HBO-V Helpende 93 Zorg&Welzijn 8 87 Verpleegkundige Verzorgende Zorghulp MMZ gemiddeld De stijging van het aantal benutte BPV-plaatsen komt met name voor rekening van een hogere benutting van plaatsen in de V&V sector. Waar in voorgaande jaren minder dan 7 procent van deze plaatsen werd benut, is dit nu 85 procent. Stoppers De uitval in de BPV is redelijk stabiel gebleven na enkele jaren van stijging. Er zijn wel verschillen tussen opleidingen. Bij de opleidingen helpende en verzorgende is de uitval in de BPV gedaald na enkele jaren van stijging. Bij de HBO-V is juist het omgekeerde te zien, waar de laatste jaren steeds minder studenten stopten in de BPV, is het aandeel stoppers nu weer licht gestegen. De cijfers over uitval betreffen waarschijnlijk een onderschatting. Niet alle stoppers in de BPV worden geregistreerd. Uitval in de BPV betekent niet noodzakelijk uitval uit de opleiding. Een deel van deze studenten heeft een nieuwe BPV-plaats gekregen om daar alsnog de studie te vervolgen. Rapportage RBB /3, IV

7 Grafiek 3: 35 Stop in de BPV Aandeel stop in BPV 9/ Aandeel stop in BPV / Aandeel stop in BPV / Aandeel stop in BPV /3 Er zijn enkele verschillen in de uitval naar branche. Deze geven we hieronder weer: In de welzijns sectoren (basisscholen, kinderopvang, overig welzijn) is de uitval relatief hoger ten opzichte van de zorgsectoren. Het gaat hier met name om helpenden zorg en welzijn. In de verzorgings en verpleeghuizen is de uitval 4 procent, dit is iets lager dan het voorgaande jaar (6). De kleinere zorgsectoren kennen doorgaans een relatief lage uitval in de BPV. Het gaat hier ook steeds om een klein aantal studenten. Binnen de verschillende sectoren zijn enkele verschillen te zien tussen opleidingen. In de GGZ is de uitval van verpleegkundigen niveau 4 significant hoger dan die van niveau 5. Dit komt overeen met voorgaande jaren. In de gehandicaptenzorg is de uitval onder helpenden duidelijk hoger dan andere opleidingen en ook dan helpenden in andere branches. In de V&V sector is de uitval in de BPV onder verpleegkundigen niveau 4 en 5 het laagst. In de ziekenhuizen is het verschil in uitval tussen mbo-ers en hbo-ers verpleegkunde kleiner geworden. Mbo-ers vallen nog steeds vaker uit in de BPV. Tabel 6: stoppers naar sector Gestopt aantal gestopt Totaal aantal studenten basisschool GGZ 4 9 JGZ en GGD 7 kinderopvang 4 8 lichamelijk gehandicaptenzorg 8 overig revalidatiecentrum 6 6 thuiszorg 8 8 Rapportage RBB /3, IV

8 Verpleeg- en verzorgingshuis Verstandelijk gehandicapten zorg welzijn overig ziekenhuis zorgboerderij 4 7 Eindtotaal Rapportage RBB /3, IV

9 Bijlage Tabel B: BPV naar sector in procenten, /3 vgl met voorgaande jaren Algemeen ziekenhuis Lichamelijk gehandicapten zorg hbo-v / 35 / 3 JGZ en GGD Overig 6 Psychiatrie/ve 8 rslavingszorg Revalidatiecen trum Thuiszorg 6 6 (incl. kraam) Verpleeg- en 3 37 verzorgingshui s Verstandelijk gehandicapten zorg 8 6 Zorgboerderij welzijn overig Kinderopvang / Mboverpleegkunde / / / verzorgende helpende zorghulp mmz / 73 4 / / 3 / / / 3 / / / / / / Rapportage RBB /3, IV