ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging"

Transcriptie

1 ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het voortgezet onderwijs CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging 26 januari 2016

2 Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 2

3 INHOUD 1 INLEIDING WETTELIJK KADER Deugdelijkheidseisen en overige aspecten van kwaliteit Object van toezicht REIKWIJDTE, WERKING EN EVALUATIE OPBOUW EN LEESWIJZER BETER ONDERWIJS, GOED BESTUUR, PASSEND TOEZICHT DOEL EN UITGANGSPUNTEN Waarborg basiskwaliteit Stimuleren tot beter Eenduidig en op maat Bestuursgericht toezicht: aansluiten bij verantwoordelijkheid bestuur HET WAARDERINGSKADER OPBOUW VAN HET WAARDERINGSKADER KWALITEITSGEBIEDEN EN STANDAARDEN Gebied 1. Onderwijsresultaten Gebied 2. Onderwijsproces Gebied 3. Schoolklimaat Gebied 4. Kwaliteitszorg en Ambitie Gebied 5. Financieel beheer OVERIGE WETTELIJKE VEREISTEN NORMERING EN OORDEELSVORMING KERNSTANDAARDEN VOOR BASISKWALITEIT NORMERING STANDAARDEN NORMERING KWALITEITSGEBIEDEN EINDOORDEEL SCHOOL OORDEEL OP BESTUURSNIVEAU OORDEELSVORMING Naleving deugdelijkheidseisen Omgevingsfactoren Expertoordeel WERKWIJZE TOEZICHT OP BESTUREN EN SCHOLEN JAARLIJKSE PRESTATIEANALYSE EN VIERJAARLIJKS ONDERZOEK ONDERZOEKSTYPEN Onderzoek ter verificatie van de bestuurlijke verantwoording Kwaliteitsonderzoek gericht op risico s Onderzoek op verzoek Specifiek onderzoek Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 3

4 5.2.5 Thematisch onderzoek STROOMSCHEMA TOEZICHTCYCLUS MONITOR BESTUREN EN SCHOLEN JAARLIJKSE PRESTATIEANALYSE EXPERTANALYSE RISICO S BESTUURSGESPREK VIERJAARLIJKS ONDERZOEK BESTUUR EN SCHOLEN DOEL EN ONDERZOEKSVRAGEN VOORBEREIDING Expertanalyse bestuurlijke verantwoording Startgesprek met bestuur Onderzoeksplan Presentatie door scholen UITVOERING Onderzoek op schoolniveau Onderzoek op bestuursniveau AFRONDING Rapport Feedbackgesprek Eindgesprek met bestuur DOORLOOPTIJDEN RAPPORTEREN EN COMMUNICEREN RAPPORTEN Rapport vierjaarlijks onderzoek Rapport kwaliteitsonderzoek gericht op risico s Openbaarmaking, zienswijze en bezwaar PUBLIEKSINFORMATIE VIA DE WEBSITE DE STAAT VAN HET ONDERWIJS KENNIS DELEN HERSTEL EN VERBETERING ONVOLDOENDE: HERSTELOPDRACHT EN HERSTELONDERZOEK ESCALATIE BIJ VOORTDUREN NIET NALEVING Opschorten of inhouden van de bekostiging Onderzoek bestuurlijk handelen Escalatieteam ministerie en inspectie Overige sancties HERSTELPLAN BIJ ZEER ZWAK ONDERWIJS VERBETEREN BOVEN BASISKWALITEIT STELSELTOEZICHT VERSTERKING RELATIE TOEZICHT OP INSTELLINGEN EN STELSELTOEZICHT STELSELMONITORING Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 4

5 11 SPECIFIEKE TOEPASSINGEN VAN HET ONDERZOEKSKADER PRAKTIJKONDERWIJS EERSTE OPVANG ANDERSTALIGEN SAMENWERKINGSVERBANDEN PASSEND ONDERWIJS ORTHOPEDAGOGISCHE EN DIDACTISCHE CENTRA (OPDC) NEDERLANDS ONDERWIJS IN HET BUITENLAND PO EN VO CARIBISCH NEDERLAND NIET BEKOSTIGD ONDERWIJS IN PO EN VO BIJLAGE 1. WAARDERINGSKADER PRAKTIJKONDERWIJS BIJLAGE 2 WAARDERINGSKADER ONDERWIJS ANDERSTALIGEN BIJLAGE 3 WAARDERINGSKADER SAMENWERKINGSVERBANDEN PASSEND ONDERWIJS BIJLAGE 4. OVERZICHT WAARDERINGSKADER PER SECTOR Missie: Effectief toezicht voor beter onderwijs. (Uit: Meerjarenbeleidsplan Inspectie van het Onderwijs, ) Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Leerlingen, studenten en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat het onderwijs op een school goed is. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en moet zich verantwoorden over de resultaten. Hierbij gaat het om resultaten in brede zin; krijgen alle leerlingen/studenten onderwijs van voldoende kwaliteit, voldoen scholen en instellingen aan wet- en regelgeving en hebben ze hun financiën op orde? De Inspectie van het Onderwijs houdt hierop toezicht. Daarnaast rapporteert ze gevraagd en ongevraagd over de ontwikkelingen binnen het onderwijs, met als doel het onderwijs als geheel te verbeteren. Goed onderwijs wordt de norm; met ons toezicht willen we bijdragen aan continue kwaliteitsverbetering op alle scholen. In ons werk stellen we de leerling/student en het leerproces centraal. We willen alle scholen in Nederland stimuleren zichzelf te verbeteren; op het niveau van besturen en hun scholen en op het niveau van het stelsel. We gaan er daarbij vanuit dat verbeteringen de klas moeten bereiken. We werken vanuit verdiend vertrouwen, namens de overheid en samenleving. Beter onderwijs is het publieke belang dat wij centraal stellen in ons toezicht. Effectief zijn we, als we eraan bijdragen dat het onderwijs in Nederland beter wordt. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 5

6 1 INLEIDING Het onderzoekskader 2017 van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: onderzoekskader) beschrijft hoe het toezicht voor het voortgezet onderwijs (vo) is ingericht. Het onderzoekskader omvat het waarderingskader en de werkwijze. De inleiding beschrijft allereerst het wettelijk kader dat de grondslag vormt van het toezicht, en vervolgens de reikwijdte en werking van het onderzoekskader. Dit onderzoekskader heeft ook betrekking op het toezicht op praktijkonderwijs, tussenvoorzieningen, eerste opvang anderstaligen en niet bekostigd onderwijs. De uitwerking hiervan staat in hoofdstuk 11 beschreven. 1.1 WETTELIJK KADER De Wet op het onderwijstoezicht (WOT, 2002) vormt de grondslag voor het toezicht. Krachtens deze wet is het toezicht op het onderwijs opgedragen aan de inspectie en heeft de inspectie de taak de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen en te bevorderen, daaronder begrepen de kwaliteit van het onderwijspersoneel, aan instellingen als bedoeld in de volgende onderwijswetten. Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), Wet op de erkende onderwijsinstellingen (WEO), Onderwijswetten BES, Leerplichtwet 1969, Wet medezeggenschap op scholen (WMS), Wet overige OCW-subsidies, of Experimentenwet Onderwijs Deugdelijkheidseisen en overige aspecten van kwaliteit Per [1 juli 2017] 1 is de Wet op het onderwijstoezicht gewijzigd. Dit naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel tot een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht. De wetswijziging heeft er toe geleid dat in het waarderingskader onderscheid is gemaakt in bij wet geregelde deugdelijkheidseisen en overige aspecten van kwaliteit. Deugdelijkheidseisen zijn objectiveerbare, zoveel mogelijk op het niveau van de wet geregelde algemene kwaliteitsnormen, die zodanig helder zijn dat de vrijheid van richting en inrichting gewaarborgd blijven. Deugdelijkheidseisen hebben betrekking op de onderwijskwaliteit en het financieel beheer. Een school die niet voldoet aan de deugdelijkheidseisen biedt onderwijs van onvoldoende kwaliteit. Onvoldoende onderwijskwaliteit en/of onvoldoende financieel beheer kan leiden tot sanctionering en in laatste instantie tot ingrijpen door de minister. Vanuit de waarborgfunctie van het toezicht ziet de inspectie er op toe dat de deugdelijkheidseisen zoals deze in de sectorwetten zijn vastgelegd worden nageleefd. Overige aspecten van kwaliteit zijn kwaliteitskenmerken die maatschappelijk gezien en door wetenschap gestaafd van belang zijn voor goede onderwijskwaliteit, maar die geen wettelijke basis hebben. Vanuit de stimuleringsfunctie onderzoekt de inspectie hoe deze elementen bijdragen aan (de continue verbetering van) de onderwijskwaliteit. De inspectie voert het gesprek hierover met scholen en besturen en in de rapporten ontstaat zo een volledig beeld van de kwaliteit van een school. In de rapporten maakt de inspectie helder onderscheid in oordelen die voortvloeien uit de deugdelijkheidseisen, en uitspraken die zijn gebaseerd op overige aspecten van kwaliteit. Bij de uitwerking van de deugdelijkheidseisen in het waarderingskader is de inspectie uitgegaan van een redelijke uitleg van de wet. [Over deze uitleg is overeenstemming met het onderwijsveld bereikt.] Dit geldt tevens voor de formulering en waardering van de overige aspecten van kwaliteit 2. 1 Teksten tussen haken verwijzen naar wijzigingen in wet- en regelgeving die in 2017 van kracht zullen zijn of naar ontwikkelingen die in de conceptfase nog niet zijn afgerond. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 6

7 1.1.2 Object van toezicht Het object van toezicht is de onderwijssoort binnen de school (BRIN) en het bestuur. 1.2 REIKWIJDTE, WERKING EN EVALUATIE Het onderzoekskader heeft betrekking op alle instellingen (bekostigd en niet bekostigd) die onderwijs verzorgen op basis van de onderwijswetten genoemd onder 1.1. Dit betreft de volgende onderwijsinstellingen: scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor praktijkonderwijs, voorzieningen voor onderwijs aan nieuwkomers, voorzieningen voor onderwijs in het buitenland en voor het onderwijs in Caribisch Nederland, orthopedagogisch didactische centra (opdc). Het onderzoekskader is van kracht met ingang van 1 augustus Reeds lopende interventies en afspraken die op basis van de vigerende toezichtkaders tot die datum zijn gemaakt blijven van kracht [overgangsrecht]. De inspectie heeft conform het voorschrift in de WOT met alle betrokkenen overleg gevoerd over het onderzoekskader. Evaluatie van de werking en de effecten van het onderzoekskader vindt plaats uiterlijk voor 1 januari De eerste vierjarige cyclus is dan afgerond. Ervaringen met dit onderzoekskader, ontwikkelingen in de samenleving, in de verschillende sectoren of in de politiek kunnen leiden tot een vervroegde bijstelling van (delen van) dit onderzoekskader. 1.3 OPBOUW EN LEESWIJZER Het onderzoekskader omvat de werkwijze en het waarderingskader. De hoofdlijnen van de werkwijze, met name de uitgangspunten, staan beschreven in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 omvat het waarderingskader. De normering en oordeelsvorming is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5, 6 en 7 geven een beschrijving van de werkwijze bij de risicoanalyse en de inrichting van het vierjaarlijks onderzoek. Hoofdstuk 8 beschrijft hoe deze onderzoeken hun neerslag krijgen in de rapporten en hoe de inspectie daarover communiceert. In hoofdstuk 9 staan de interventies en sancties beschreven die uit de inspectie-oordelen kunnen volgen. In hoofdstuk 10 lichten we toe hoe we onze stelselonderzoeken inrichten en we sluiten af met een hoofdstuk over specifieke toepassingen van het onderzoekskader. 2 In het waarderingskader zijn de overige aspecten van kwaliteit per standaard cursief aangegeven. In de werkwijze refereren we daar aan door dit eveneens cursief weer te geven. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 7

8 2 BETER ONDERWIJS, GOED BESTUUR, PASSEND TOEZICHT Het Nederlandse onderwijs presteert steeds beter. Het aantal scholen dat onvoldoende scoort neemt af; (zeer) zwakke scholen slagen er steeds beter in de kwaliteit van het onderwijs op een voldoende niveau te brengen en te houden. Dat is winst. Maar ook scholen die voldoende presteren moeten hun kansen grijpen om zich te verbeteren. Dat is goed voor alle leerlingen en goed voor onze samenleving 3. Daar ligt in de komende jaren de uitdaging voor alle onderwijssectoren. Het vraagt van besturen dat zij werken aan een kwaliteitscultuur waarbij het voor alle partijen vanzelfsprekend is om continu verbetering na te streven, ook als de kwaliteit op orde is. We sluiten met ons toezicht hier op aan door enerzijds te (helpen) bewaken dat de basiskwaliteit en het financieel beheer op orde is en blijft, en anderzijds door besturen te stimuleren om het verbeterpotentieel dat wij bij scholen aantreffen ten volle te benutten in het streven naar goede onderwijskwaliteit. We vatten deze beide rollen samen in de waarborgfunctie en stimuleringsfunctie van het toezicht. In dit hoofdstuk beschrijven we de hoofdlijnen van het toezicht: wat willen we met het toezicht bereiken en vanuit welke uitgangspunten opereren we. 2.1 DOEL EN UITGANGSPUNTEN We stellen ons tot doel 4 om enerzijds te waarborgen dat scholen en besturen aan de basiskwaliteit voldoen en anderzijds de verbetercultuur te stimuleren. Op stelselniveau willen we antwoorden vinden op problemen die zich op stelselniveau voordoen. Dit onderzoekskader is het instrument waarmee we het toezicht op besturen en scholen uitvoeren. Meer concreet helpt het onderzoekskader ons bij de taak om te: bewaken dat onderwijsinstellingen 5 ten minste voldoen aan de deugdelijkheidseisen die de (zorg voor) onderwijskwaliteit en het financieel beheer betreffen; interveniëren bij onderwijsinstellingen waar de onderwijskwaliteit en/of de kwaliteitszorg onvoldoende is en/of de continuïteit in gevaar is, zodat zij dit zo snel mogelijk herstellen; stimuleren dat voldoende en goed presterende instellingen de onderwijskwaliteit blijven verbeteren en hun ambities daarop aan laten sluiten; rapporteren over de staat van het onderwijs, zowel op instellingsniveau als op stelselniveau; agenderen van knelpunten in het onderwijsstelsel die om een oplossing vragen; communiceren met belanghebbenden over toezichtinformatie betreffende prestaties van het stelsel en afzonderlijke onderwijsinstellingen. We sluiten met onze werkwijze aan bij de ontwikkelingen in het onderwijsveld en de functie die het toezicht heeft voor de samenleving. Dit laatste betreft in eerste instantie de waarborg dat alle leerlingen onderwijs volgen dat van voldoende kwaliteit is. Daar ligt onze kerntaak. Tegelijkertijd wil de samenleving dat scholen méér leveren dan een voldoende en binnen onze stimuleringsfunctie willen we daar actief aan bijdragen. Ook zien we in het onderwijsveld de verscheidenheid aan onderwijs- en organisatievormen en het aantal gecombineerde besturen po/vo en vo/mbo toenemen. Dit vraagt om een eenduidige beoordeling en maatwerk in onze werkwijze. Tot slot zien we een positieve ontwikkeling van de bestuurskracht en versterking van het intern toezicht. We sluiten als volgt op deze ontwikkelingen aan. 3 Toezicht in transitie. Brief aan de Tweede Kamer, , nr. 1, Meerjarenbeleidsplan IvhO We hanteren de term instelling voor het hoogste organisatieniveau van het onderwijs, oftewel het bevoegd gezag. De instelling omvat alle scholen/opleidingen die daar deel van uitmaken. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 8

9 2.1.1 Waarborg basiskwaliteit De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat leerlingen onderwijs volgen dat van voldoende kwaliteit is. We noemen dit basiskwaliteit. De norm voor basiskwaliteit is dat een bestuur en zijn scholen voldoen aan de deugdelijkheidseisen ten aanzien van de onderwijskwaliteit en het financieel beheer zoals wij die in het waarderingskader hebben opgenomen. Voor de uitvoering van onze waarborgfunctie is het van belang dat we voortdurend zicht hebben op de financiële continuïteit van besturen en op scholen waar zich mogelijke risico s ten aanzien van de onderwijskwaliteit voordoen. We monitoren de prestaties daarom continu en we voeren minimaal jaarlijks per bestuur een prestatieanalyse uit. Daarnaast voeren we eens in de vier jaar een onderzoek uit bij alle besturen. Dit vierjaarlijks onderzoek geeft ons antwoord op de vraag of het bestuur voldoende zorg draagt voor de onderwijskwaliteit en het financieel beheer. Als uit onze analyse en/of onderzoek blijkt dat een school niet voldoet aan basiskwaliteit, dan zijn onze interventies er op gericht dat het bestuur er voor zorg draagt dat de school binnen een aanvaardbare hersteltermijn aan de betreffende deugdelijkheidseisen voldoet. Jaarlijks leggen we in het kader van het instellingstoezicht (hoofdstuk 10) in ons jaarwerkplan vast welke (extra) deugdelijkheidseisen we bij een of meer sectoren gaan onderzoeken. We noemen dit programmatisch handhaven Stimuleren tot beter We zijn streng waar het moet en stimulerend waar het kan. Bij scholen die net aan de basiskwaliteit voldoen houden we de vinger aan de pols. We kijken dan met name of er sprake is van een verbetercultuur, een gezamenlijk streven om de onderwijskwaliteit niet alleen op voldoende niveau te brengen maar ook te blijven verbeteren. Als deze verbetercultuur bij scholen aanwezig is ontstaat er ruimte om de onderwijskwaliteit als geheel op een hoger plan te brengen. Binnen onze stimulerende rol willen we daar actief aan bijdragen. In onze werkwijze komt dit op verschillende manieren tot uiting. In de eerste plaats hanteren we naast het oordeel voldoende ook de waardering goed. In veel gevallen doet dit meer recht aan de ruim voldoende onderwijskwaliteit die we soms aantreffen. Bij de waardering goed worden zowel de deugdelijkheidseisen als de overige aspecten van kwaliteit betrokken. Een gebrekkige kwaliteit op basis van overige aspecten van kwaliteit leidt daarentegen niet tot een oordeel onvoldoende, maar tot de waardering kan beter. Dit stimuleert scholen om verbeteringen op eigen wijze en binnen eigen kaders vorm te geven. Onze stimulerende rol is ook merkbaar in de stijl van onze gesprekken met scholen en besturen. We geven ruimte aan scholen om hun visie en ambities en de wijze waarop zij deze op eigen wijze vertalen in hun onderwijspraktijk te presenteren. We voeren de dialoog aan de hand van de overige aspecten van kwaliteit zoals die in het waarderingskader zijn benoemd. Na afronding van het onderzoek organiseren we zogenoemde feedbackgesprekken. Daarmee krijgen scholen en besturen aan de hand van eigen casuïstiek meer inzicht in onze oordeelsvorming en dit biedt hen concrete aanknopingspunten voor verbeteracties. Tot slot komt onze stimuleringsfunctie tot uiting in onze rapporten. Waar niet wordt voldaan aan de deugdelijkheidseisen vermelden we dit onomwonden in onze rapporten. Echter, daar waar we goede praktijken aantreffen, zowel op het niveau van de deugdelijkheidseisen als bij overige aspecten van kwaliteit vermelden we dit eveneens in onze rapporten. Op deze manier geven we een evenwichtig beeld van de kwaliteit zoals we die hebben aangetroffen. De excellente school Goede scholen kunnen ook het predicaat excellent krijgen. Een excellente school onderscheidt zich van andere goede scholen op een specifiek gebied, bijvoorbeeld door een innovatief en motiverend onderwijsaanbod of een onderscheidende aanpak bij een specifieke groep leerlingen. Excellente scholen verdienen ruimte voor de verwezenlijking van de eigen visie en ambities. Een onafhankelijke jury bepaalt in voorkomende gevallen of een school voor het predicaat excellent in aanmerking komt Eenduidig en op maat Besturen en scholen organiseren hun onderwijs zo dat het optimaal is toegesneden op hun doelgroep en dat een doorgaande ontwikkeling voor leerlingen wordt gewaarborgd. We zien de diversiteit in (experimentele) onderwijs- en organisatievormen toenemen, evenals het aantal gecombineerde Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 9

10 besturen voor po/vo en vo/mbo. We hanteren daarom voor het po, vo, (v)so en mbo een grotendeels gemeenschappelijk waarderingskader, dat bruikbaar is voor de grote diversiteit die we in de praktijk aantreffen. Daarmee realiseren we tevens eenduidig toezicht voor besturen die onderwijs verzorgen op basis van meerdere sectorwetten. We richten onze onderzoeken zo in dat we tot betekenisvolle uitspraken komen. We stemmen onze onderzoeksactiviteiten daar op af. Het maatwerk dat we nastreven betreft niet alleen de aansluiting op de organisatie van het onderwijs maar ook op de verantwoording van de onderwijskwaliteit door het bestuur. Het schoolplan vervult daarin een spilfunctie. We beschrijven dit in de volgende paragraaf Bestuursgericht toezicht: aansluiten bij verantwoordelijkheid bestuur Wij zien dat besturen en schoolleiders steeds zichtbaarder de verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van hun scholen. Dat is terecht. Het schoolbestuur is immers verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Elk bestuur heeft zijn eigen proces om de onderwijskwaliteit te waarborgen en te ontwikkelen; dat specifieke eigen proces wordt voor ons uitgangspunt in het toezicht. Parallel aan de jaarlijkse prestatieanalyse voeren we ten minste eens in de vier jaar een bestuursgericht onderzoek uit naar de kwaliteitszorg en de financiën. We kijken dan of het bestuur de onderwijskwaliteit goed in beeld heeft, daarbij zo nodig verbeteringen doorvoert en of de financiën op orde zijn. We voeren het onderzoek uit bij een selectie van scholen en op deze manier geeft het onderzoek ons inzicht in de kwaliteit van het onderwijs en het financieel beheer bij die besturen. Besturen hebben veel kennis en informatie over hun scholen, en scholen houden zelf veelsoortige informatie bij om zicht te houden op de eigen onderwijskwaliteit en hun financieel beheer. Het schoolplan geeft een beschrijving van het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. In ons toezicht sluiten we aan bij deze eigen informatie. Het schoolplan vormt een weerslag van een levende discussie tussen bestuur, leraren, ouders en leerlingen. De inspectie geeft een oordeel over het schoolplan en de uitvoering van het stelsel van kwaliteitszorg. Daarnaast kan de inspectie haar bevindingen delen over de uitvoering van het schoolplan, ook waar het de eigen opdrachten van de school betreft. Naarmate besturen en scholen een beter proces van aansturing en borging hanteren én betere informatie beschikbaar hebben, geven wij vertrouwen en meer ruimte. Daar waar besturen en raden van toezicht goed functioneren kan de samenleving er immers op vertrouwen dat de kwaliteit wordt gewaarborgd. In gevallen dat de onderwijskwaliteit en/of het financieel beheer onder de maat is en het bestuur niet bij machte blijkt om hier verandering in te brengen passen we ons toezicht daar op aan. We vatten dit samen in passend toezicht: minder toezicht waar het kan, meer waar het moet. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 10

11 3 HET WAARDERINGSKADER In dit hoofdstuk beschrijven we het waarderingskader. Na een overzicht van de opbouw van het kader in paragraaf 3.1. is in paragraaf 3.2 het volledig waarderingskader voor de sector vo opgenomen. In de laatste paragraaf (3.3) gaan we in op de overige wettelijke vereisten. 3.1 OPBOUW VAN HET WAARDERINGSKADER Het waarderingskader kent twee niveaus: de kwaliteitsgebieden en de standaarden. We onderscheiden vijf kwaliteitsgebieden en 19 standaarden. We definiëren onderwijskwaliteit als het geheel van de prestaties van de school op deze gebieden, met uitzondering van Financieel beheer. Dit gebied wordt als voorwaardelijk gezien voor (het voortbestaan van) de kwaliteit. KWALITEITSGEBIEDEN EN STANDAARDEN. 1. ONDERWIJSRESULTATEN 1.1 Resultaten 1.2 Sociale en maatschappelijke competenties 1.3 Vervolgsucces 2. ONDERWIJSPROCES 2.1 Aanbod 2.2 Zicht op ontwikkeling en begeleiding 2.3 Didactisch handelen 2.4 Extra ondersteuning 2.5 Onderwijstijd 2.6 Samenwerking 2.7 Praktijkvorming/Stage 2.8 Toetsing en afsluiting 3. SCHOOLKLIMAAT 3.1 Veiligheid 3.2 Ondersteunend en stimulerend schoolklimaat 4. KWALITEITSZORG EN AMBITIE 4.1 Doelen, evaluatie en verbetering 4.2 Structuur en cultuur 4.3 en dialoog 5. FINANCIEEL BEHEER 5.1 Continuïteit 5.2 Doelmatigheid 5.3 Rechtmatigheid Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 11

12 3.2 KWALITEITSGEBIEDEN EN STANDAARDEN Het waarderingskader beschrijft per gebied een aantal standaarden. Elke standaard is van een uitwerking voorzien; daarin maken we onderscheid tussen praktijken die gebaseerd zijn op deugdelijkheidseisen en praktijken die gebaseerd zijn op overige aspecten van kwaliteit. Ter verantwoording van de interpretatie van de deugdelijkheidseisen zijn per standaard de wetsartikelen genoemd die op de standaard van toepassing zijn. Gebied 1. Onderwijsresultaten 1. ONDERWIJSRESULTATEN 1.1 RESULTATEN De school behaalt met haar leerlingen leerresultaten die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde norm. Uitwerking De leerresultaten liggen de afgelopen drie jaar op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. Dit betekent dat de gemiddelde eindexamenresultaten en de doorstroom op of boven de normering liggen die daarvoor geldt. Bovendien behalen leerlingen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht en lopen zij gedurende hun schoolloopbaan weinig vertraging op. De school heeft de kenmerken van haar leerlingenpopulatie in beeld en heeft op basis hiervan verwachtingen over het niveau dat de leerlingen kunnen bereiken rondom cognitieve resultaten. De doelen voor cognitieve leerresultaten die de school stelt, passen bij de kenmerken van haar leerlingen en zijn ambitieus. De school laat zien dat de doelen gerealiseerd worden. De wet geeft aan dat scholen voldoende leerresultaten behoren te behalen. Er is sprake van voldoende leerresultaten wanneer de gemiddelde examenresultaten en het doorstroomrendement, gemeten over een periode van drie schooljaren, op of boven de normering liggen zoals vastgelegd in de Regeling leerresultaten VO (artikel 23a1, WVO en de Regeling leerresultaten VO). We weten dat scholen beter presteren als zij eigen doelen formuleren. Deze doelen moeten zowel goed aansluiten bij de kenmerken van hun eigen leerlingenpopulatie en daarmee realistisch zijn, alsook ambitieus. 1.2 SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE COMPETENTIES De leerlingen behalen sociale en maatschappelijke competenties op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de gestelde doelen. Uitwerking De leerlingen verlaten de school met sociale en maatschappelijke competenties die passen bij de kenmerken van de leerlingenpopulatie. De school heeft de kenmerken van haar leerlingenpopulatie in beeld en heeft op basis hiervan reële verwachtingen over het niveau dat de leerlingen kunnen bereiken. Deze verwachtingen toetst zij aan de groei die de leerlingen gedurende de schoolperiode door maken. Daarmee kan de school aantonen dat zij op dit gebied uit haar leerlingen haalt wat erin zit. De wet geeft aan dat het onderwijs zich moet richten op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie. Daarnaast moet het onderwijs mede gericht zijn op het feit dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten (artikel 17, WVO). Dit is gerelateerd aan de eis om het onderwijs aan te laten sluiten op de voortgang in een ononderbroken ontwikkelproces van leerlingen en aan de eis om vorderingen in kennis en vaardigheden te volgen. Dit betekent dat de school kan laten zien dat zij de resultaten nastreeft op niet-cognitieve ontwikkelingsgebieden. Deze doelen heeft zij opgeschreven in het schoolplan. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 12

13 1.3 VERVOLGSUCCES De bestemming van de leerlingen na het verlaten van de school is bekend en voldoet ten minste aan de verwachtingen van de school. Uitwerking De school heeft het uitstroomniveau van haar leerlingenpopulatie in kaart gebracht en heeft op basis hiervan verwachtingen over de vervolgloopbaan van de leerlingen. De school beschikt over toereikende gegevens over het vervolg van de loopbaan van leerlingen die de school verlaten hebben. Het vervolgsucces voldoet ten minste aan de verwachtingen van de school. Van scholen mag verwacht worden dat ze niet alleen de resultaten van leerlingen tijdens hun periode op de school evalueren (standaard 1.1 en 1.2), maar ook nagaan of de leerlingen hun loopbaan voortzetten in het vervolgonderwijs op de manier zoals de school dat verwacht. Daartoe is het belangrijk dat de school zich inspant om gegevens van haar uitgestroomde leerlingen te verzamelen, te analyseren en te vertalen in informatie ten behoeve van de verbetering van het onderwijs of de kwaliteitszorg van de school. Dit heeft een relatie met de bepalingen in de wet over de kwaliteitszorg en is onder andere gericht op bewaking van de ononderbroken ontwikkeling en het nemen van maatregen ter verbetering (artikel 24, vierde lid, WVO). Het gaat erom dat de informatie niet alleen op leerlingenniveau geanalyseerd wordt, maar ook op een hoger niveau (groep of school) geaggregeerd wordt en dat evaluaties zich over meerdere jaren uitstrekken. Gebied 2. Onderwijsproces 2. ONDERWIJSPROCES 2.1 AANBOD Het aanbod bereidt de leerlingen voor op vervolgonderwijs en de samenleving Uitwerking De school biedt een breed en op de kerndoelen gebaseerd aanbod dat ook de referentieniveaus taal en rekenen omvat. Het aanbod is dekkend voor examenprogramma s. Het aanbod bereidt de leerlingen inhoudelijk goed voor op het vervolgonderwijs. Het onderwijs gaat ervan uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving. Daarom is het onderwijs gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en op kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Het aanbod draagt bij aan de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Het aanbod dat de school biedt sluit aan bij het niveau van de leerlingen en kan gedurende de schoolloopbaan verdiept en verbreed worden, zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor leerlingen met een taalachterstand de school een aanvullend taalaanbod heeft. Bovendien moet de school de leerinhouden evenwichtig en in samenhang over de leerjaren heen verdelen. Het aanbod is eigentijds en stimulerend. Bovendien is het gericht op talentontwikkeling, door bijvoorbeeld het aanbieden van een extra curriculum. De wet geeft aan dat de school in de onderbouw een samenhangend onderwijsprogramma verzorgt waarin de kerndoelen worden uitgewerkt en dat voldoet aan de referentieniveaus van taal en rekenen (artikel 11c, eerste lid, WVO en artikel 2 en 3 van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen). De school bereidt de leerlingen voor het vervolgonderwijs (artikel 7 t/m 10, WVO). Daarnaast omvat het onderwijs ook het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie en het kennis hebben en -maken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten (artikel 17, WVO). Verder bepaalt de wet dat het onderwijs dusdanig wordt ingericht dat er structureel en herkenbaar aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden, in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal (artikel 6c, WVO). Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 13

14 De inhouden van het onderwijsaanbod zijn afgestemd op verschillende leerbehoeften van leerlingen (artikel 2, tweede lid, WVO). Een aanvaard kwaliteitsbegrip bij de deugdelijkheidseis voor een ononderbroken voortgang in ontwikkeling van leerlingen vraagt van de school dat de inhouden worden aangeboden in een logische fasering/opbouw, opklimmend in niveaus op een wijze die past bij de leeftijd van de leerlingen. De school formuleert de doelen van het onderwijs in het schoolplan (artikel 24, tweede lid, WVO). We weten dat de kwaliteit van het leren toeneemt door methodes en materialen die aansluiten bij de actualiteit in de samenleving. Bij dit laatste kan ook gedacht worden aan het incorporeren van inzichten in het aanbod over wat de samenleving in de nabije toekomst zal vragen aan kennis, vaardigheden en houdingen. 2.2 ZICHT OP ONTWIKKELING EN BEGELEIDING De school volgt en begeleidt de leerlingen zodanig dat zij een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Uitwerking De school verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van haar leerlingen. Deze signalering en analyses maken het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen. Wanneer leerlingen niet genoeg lijken te profiteren van het onderwijs gaat de school na waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen hiervoor zijn. Bovendien gaat zij na wat bijvoorbeeld nodig is om eventuele achterstanden bij leerlingen te verhelpen. De school gebruikt de informatie over haar leerlingen om het onderwijsaanbod aan te passen aan de specifieke onderwijsbehoeften van zowel groepen leerlingen als individuele leerlingen. De leerlingen krijgen daarmee de begeleiding die zij nodig hebben om beter het onderwijsprogramma te kunnen doorlopen. (Dat kan bijvoorbeeld door speciale hulpprogramma s of individuele begeleiding, waarbij leerlingen buiten de les aanvullende begeleiding krijgen). Voor leerlingen die achterstanden hebben is het onderwijs zo ingericht dat op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van die achterstanden. De school volgt systematisch de vordering van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen. Dit gebeurt in ieder geval voor de doorstroomrelevante vakken en/of referentieniveaus. De school gebruikt deze toetsen in een cyclisch proces van doelen stellen, passend onderwijs bieden aan zowel leerlingen met achterstanden als leerlingen die specifieke talenten hebben, en het evalueren en bijstellen van doelen. De wet vraagt dat de vorderingen van de leerlingen op een deugdelijke manier worden gevolgd [artikel 2, tweede lid, WVO]. Dit waarborgt dat de school daadwerkelijk de ononderbroken ontwikkeling van leerlingen voor ogen kan hebben in het onderwijs en ook dat het onderwijs aansluit bij de verschillende leerbehoeften van leerlingen, bijvoorbeeld als uit de vorderingen blijkt dat de ontwikkeling stagneert. Bij deze laatste groep leerlingen zoekt de school naar mogelijke verklaringen voor de stagnatie, zodat het onderwijs daarop kan worden aangepast [artikel 2, tweede lid, WVO]; (artikel 6c, WVO). Verder stelt de wet (artikel 6c, WVO) dat bij de leerlingen waar achterstanden zijn geconstateerd de school zichtbaar en gestructureerd werkt aan de bestrijding van die achterstanden. Dit veronderstelt dat de school weet wie achterstanden heeft en wat de achterstand inhoudt, en dat er aanvullende activiteiten zijn waarmee de achterstanden bestreden worden. De toelichting op artikel 6c van de WVO zegt hier het volgende over: Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal. Met op structurele wijze willen we aangeven dat de aandacht voor het bestrijden van achterstanden nadrukkelijk ingebed moet zijn in en vervlochten met het onderwijs. Op herkenbare wijze betekent dat die specifieke aandacht ook duidelijk moet blijken in de onderwijspraktijk, dus een gezicht moet hebben. Onderwijsachterstanden beperken zich niet tot taalachterstanden. Ook in andere vakken kunnen kinderen achterstanden hebben of oplopen. Ook daarvoor dient aandacht te zijn. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 14

15 We weten dat scholen het onderwijs beter kunnen laten aansluiten bij de onderwijsbehoeften van leerlingen als zij gebruikmaken van genormeerde toetsen. Deze toetsen geven goede diagnostische informatie. Bovendien kan met behulp van deze instrumenten worden gekeken hoe leerlingen presteren ten opzichte van leerlingen op andere scholen én kan de school leerwinst van leerlingen en groepen leerlingen in kaart brengen. Allemaal informatie die cruciaal is om te bepalen welke begeleiding en ondersteuning leerlingen nodig hebben. 2.3 DIDACTISCH HANDELEN Het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkelen. Uitwerking De leraren plannen en structureren hun handelen met behulp van informatie die zij over leerlingen hebben. Zij zorgen ervoor dat het niveau van hun lessen past bij het beoogde eindniveau van leerlingen. De aangeboden leerstof is logisch opgebouwd binnen een reeks van lessen alsook binnen één les. Door middel van geschikte opdrachten en heldere uitleg structureert de leraar het onderwijsaanbod zodanig dat de leerling zich het totale leerstofaanbod eigen kan maken. Het pedagogisch leerklimaat maakt het leren mogelijk: leerlingen zijn actief en betrokken. De leraren stemmen de instructies, opdrachten en onderwijstijd af op de behoeften van groepen en/of individuele leerlingen. De leraren hebben hoge verwachtingen van hun leerlingen en concretiseren dat door doelen voor hun leerlingen te stellen. De leraren stimuleren een brede ontwikkeling bij hun leerlingen. De leraren gaan actief na of leerlingen de leerstof en de opdrachten begrijpen en of zij daarmee hun doelen gehaald hebben. Zij geven de leerlingen feedback op hun leerproces en bespreken met hen wat nodig is om hun doelstelling te halen. De school heeft haar beleid over het pedagogisch-didactisch handelen in het schoolplan geformuleerd (artikel 24, tweede en derde lid, WVO). Dit beleid is zichtbaar in het dagelijks handelen van de leraren. De wet geeft aan dat leerlingen het aanbod zo aangeboden moeten krijgen dat dit afgestemd is op hun ontwikkelproces [artikel 2, tweede lid, WVO]. Voor deze ononderbroken ontwikkeling is het nodig dat het onderwijs aansluit bij het ontwikkelingsniveau van de leerling. Uit artikel 2, tweede lid, WVO vloeit voort dat voor een ononderbroken ontwikkeling de volgende voorwaarden gelden: Er is sprake van een pedagogisch leerklimaat dat leren mogelijk maakt. De uitleg is helder. De les verloopt gestructureerd. Het niveau sluit aan bij de leerling én past bij het te halen eindniveau. De kwaliteit van de school bij het didactisch handelen wordt onder meer bepaald door het didactische vermogen aan te sluiten bij leerlingen: leraren moeten zowel leerlingen met een achterstand als leerlingen met behoeften aan extra uitdaging tot een effectief leerproces weten te brengen. We weten dat de volgende didactische kenmerken bijdragen aan een effectief leerproces: interactie die aanzet tot reflectie, feedback op proces en resultaat, en stimuleren tot intrinsiek leren. In een school liggen aan de kwaliteit doorgaans ook een door alle leraren gedragen en transparant samenhangend pedagogisch en didactisch concept ten grondslag. 2.4 EXTRA ONDERSTEUNING Leerlingen die dat nodig hebben ontvangen extra ondersteuning. Uitwerking Voor leerlingen die structureel een onderwijsaanbod krijgen op een ander niveau stelt de school een passend onderwijsaanbod (leerstof en aanpak) samen, gebaseerd op de mogelijkheden van de desbetreffende leerling. De school evalueert periodiek of het aanbod het gewenste effect heeft en stelt de interventies zo nodig bij. Voor de leerlingen die extra bekostigd worden vanuit het samenwerkingsverband, legt de school de Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 15

16 doelen en begeleiding in een ontwikkelingsperspectief vast. De school heeft voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften interventies (zowel in aanbod als gedrag) gepland. Deze interventies zijn gericht op het (ontwikkelings)perspectief van de leerling en daarmee op een ononderbroken ontwikkeling. De school evalueert regelmatig (met ouders) of de extra ondersteuning het gewenste effect heeft en stelt de interventies zo nodig bij. Hierbij is het van belang dat (in overleg met de leerling) concrete doelen worden bepaald. De wet vraagt dat ook leerlingen die om wat voor reden dan ook niet het beoogde eindniveau behalen door specifieke belemmerende factoren, een verantwoord ontwikkelingsperspectief hebben, dat de school het onderwijs aan de leerling daarop afstemt, de uitkomsten daarvan periodiek evalueert (met de ouders) en bij afwijking het ontwikkelingsperspectief bijstelt (artikel 17b, eerste lid en 26, WVO en artikel 15c Inrichtingsbesluit WVO). Voor leerlingen voor wie de school extra middelen krijgt vanuit het samenwerkingsverband geldt de wettelijke verplichting om deze begeleiding in een ontwikkelperspectief vast te leggen (artikel 26, WVO). We weten dat leerlingen effectiever leren als zij zelf betrokken zijn bij doel en opzet van hun leertraject. 2.5 ONDERWIJSTIJD De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken. Uitwerking De school realiseert minimaal de wettelijk verplichte onderwijstijd. Dit betekent dat zij voldoende tijd heeft geprogrammeerd. De school verdeelt de tijd zodanig over de vakken dat leerlingen in staat zijn het verplichte onderwijsprogramma tot zich te nemen. Bovendien weet de leraar de geplande onderwijstijd effectief te benutten door een efficiënte lesuitvoering. De school heeft een beleid om lesuitval en verzuim van leerlingen tegen te gaan. De school heeft regels opgesteld over het gebruik van de onderwijstijd. De school ziet toe op de naleving van deze schoolregels door leraren en leerlingen aan te spreken op die regels. Tijdens de lessen lekt niet meer dan 10 procent weg. Leerlingen moeten voldoende tijd krijgen om de leerstof te verwerven. De wet geeft aan dat vwo minimaal klokuren bevat, havo bevat minimaal klokuren, mavo omvat minimaal klokuren (artikel 6g, eerste lid, WVO) en voor het praktijkonderwijs geldt dat er klokuren per jaar onderwijs moet worden gegeven (artikel 10f, lid 3a, WVO). Deze uren moeten worden ingevuld met activiteiten die worden verzorgd in het onderwijsprogramma (artikel 6g, tweede lid, WVO). Onderwijstijd doet ertoe. Voldoende onderwijstijd is een noodzakelijke, hoewel niet voldoende voorwaarde voor kwalitatief goed onderwijs. De uren moeten immers ook kwalitatief goed ingevuld worden (bron: MvT bij wetsvoorstel ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs). Het eerste criterium voor onderwijstijd is dat het moet gaan om (onderwijs)activiteiten die verzorgd worden onder verantwoordelijkheid van diegenen die op grond van artikel 33 van de WVO onderwijs mogen verzorgen. Het tweede criterium is dat de onderwijstijd onder verantwoordelijkheid van de school bewust gepland en verzorgd moet worden. De school is verantwoordelijk voor de vormgeving, uitvoering en evaluatie van het onderwijsprogramma en daarmee van het leerproces, de socialisering en de (maatschappelijke en persoonlijke) vorming van leerlingen. Ten derde moet op schoolniveau afgesproken worden welke soorten onderwijsactiviteiten meetellen als onderwijstijd: primair door de professionals, en met instemming van de medezeggenschapsraad. Het gaat bij deze instemming met nadruk slechts om het soort onderwijsactiviteiten dat meetelt als onderwijstijd (bron: MvT bij wetsvoorstel ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs). Vanuit de wet is een school verplicht om beleid te hebben ten aanzien van lesuitval en ten aanzien van verzuim door leerlingen (artikel 24, eerste lid, onder c en h, WVO). Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 16

17 2.6 SAMENWERKING De school werkt samen met partners om het onderwijs voor haar leerlingen vorm te geven. Uitwerking De school werkt samen met andere scholen voor voortgezet onderwijs in een samenwerkingsverband passend onderwijs. Voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte treedt de school in overleg met instanties als dat nodig is. De school voert overleg met andere scholen in de gemeente en met de gemeente zelf over het bestrijden van onderwijsachterstanden bij leerlingen, het bevorderen van integratie en het voorkomen van segregatie en over inschrijvings- en toelatingsprocedures. De school levert gegevens over voortijdig schoolverlaters aan de gemeente. De school ziet ouders als partner in het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen en stemt haar ouderbeleid daarop af. Aan het eind van de schoolperiode en bij tussentijds vertrek van kinderen informeert ze de ouders en het vervolgonderwijs over de ontwikkeling van de leerlingen. Voor leerlingen met extra ondersteuning werkt de school samen met het samenwerkingsverband en partners in de zorg (artikel 17a en 17b, WVO). De wet gaat ervan uit dat scholen jaarlijks overleg voeren met elkaar en met de gemeente over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van achterstanden (artikel 118a, WVO). De wet schrijft voor dat scholen voortijdig schoolverlaters melden bij de gemeente (artikel 28a jo. 118h, WVO). We weten dat samenwerking en informatie-uitwisseling met voorgaande en vervolgscholen, ouders en andere ketenpartners leidt tot afstemming op individuele leerbehoeften van leerlingen. Dit geldt in hoge mate voor leerlingen in achterstandssituaties of met een bijzondere ondersteuningsbehoefte. Dit staat ook in relatie met de wettelijke eis om het onderwijs af te stemmen op de ontwikkeling en leerbehoefte van leerlingen [artikel 2, tweede lid, WVO]. 2.7 PRAKTIJKVORMING/STAGE De voorbereiding, uitvoering en begeleiding van de praktijkvorming/stage is doeltreffend. Uitwerking De leerling en de ontvangende organisatie ontvangen tijdig informatie over de inrichting van de praktijkvorming en de eisen die daaraan worden gesteld. De school begeleidt de leerling bij de voorbereiding en bij de keuze van een passende organisatie. De organisatie begeleidt de leerling op de afgesproken wijze. Periodiek vindt er overleg plaats tussen organisatie, school en leerling. De school volgt de voortgang van de leerling en stuurt zo nodig bij. In het derde en vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte of gemengde leerweg van het vmbo én voor praktijkonderwijsleerlingen kunnen de lessen worden besteed aan stage. De wet stelt (artikel 31 en verder) dat het doel, de inhoud, de omvang, de opbouw en de organisatie van de stage worden beschreven in een stageplan. Het bevoegd gezag sluit met de leerling en de stagegever tezamen een schriftelijke stageovereenkomst waaruit blijkt dat de leerling leeractiviteiten ontplooit in het kader van het stageplan. In die overeenkomst staat onder andere hoe de begeleiding plaatsvindt en door wie en wat de leeractiviteiten zijn. Daarnaast bevat de overeenkomst een regeling die de inspectie in staat stelt toezicht te houden op de leeractiviteiten die door de leerling bij de stagegever worden ontplooid. De stage-overeenkomst bepaalt voorts wie de verzekering zal sluiten tegen het financiële risico van ongevallen en tegen wettelijke aansprakelijkheid van de leerling voor de tijd dat deze zich bevindt bij de stagegever, en ten laste van wie de te betalen premie zal komen, indien een zodanige verzekeringsovereenkomst zal worden gesloten. In geval van minderjarigheid van de leerling wordt de stage-overeenkomst door diens ouders, voogden of verzorgers ondertekend. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 17

18 2.8 TOETSING EN AFSLUITING De toetsing en afsluiting verlopen zorgvuldig. Uitwerking De school heeft een PTA en examenreglement dat voldoet aan de eisen van de wetgeving. De examinering verloopt volgens PTA en examenreglement. De school borgt de kwaliteit van haar examens en toetsing. Zij heeft criteria vastgelegd waaraan toetsen en examens moeten voldoen (toetstechnische-, uitvoerings-, afname- en beoordelingseisen). Deze criteria worden ook gebruikt voor de toetsing in andere leerjaren dan het examenjaar. De school evalueert regelmatig met alle leraren of toetsen en examens aan de criteria voldoen en neemt indien nodig maatregelen om de kwaliteit te verhogen. De wetgeving schrijft voor dat een school een examenreglement en een PTA opstelt. Deze beide documenten moeten worden verstrekt aan de inspectie en de examenkandidaten (artikel 31, Eindexamenbesluit VO). In de wetgeving is ook bepaald wat er minimaal in beide documenten moet zijn opgenomen (artikel 31, Eindexamenbesluit VO). We weten dat scholen die schoolbreed goede afspraken hebben over de kwaliteit van hun toetsen, beter in staat zijn om hun onderwijsproces af te stemmen op hun leerlingen en tegelijkertijd het goede niveau te behouden. Het maakt dat zij goed kunnen determineren en op basis van betrouwbare informatie leerlingen kansen kunnen bieden. Gebied 3. Schoolklimaat 3. SCHOOLKLIMAAT 3.1 VEILIGHEID Schoolleiding en leraren dragen zorg voor een veilige omgeving voor leerlingen. Uitwerking Schoolleiding en leraren dragen zorg voor de veiligheid van de school en haar omgeving voor alle leerlingen. Zij voorkomen pesten, agressie en geweld in elke vorm en treden zo nodig snel en adequaat op. Dit is zichtbaar doordat leerlingen, leraren, schoolleiding en overig personeel respectvol en betrokken met elkaar omgaan. Er is geen sprake van stelselmatige strijdigheid met basiswaarden in de uitingen van leerlingen en leraren. De leraren leren leerlingen sociale vaardigheden aan en tonen voorbeeldgedrag. De school heeft daarvoor een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen, registreren, afhandelen en evalueren van incidenten. Het beleid voorziet ook in een regelmatige meting van de veiligheidsbeleving van de leerlingen. De school heeft een functionaris die aanspreekpunt is als het gaat om pesten. De wet bepaalt dat de school ten minste een veiligheidsbeleid (sociale, psychische en fysieke veiligheid) voert dat bestaat uit een samenhangende set van maatregelen gericht op preventie en op het afhandelen van incidenten, ingebed in het pedagogische beleid van de school en stevig verankerd in de dagelijkse praktijk (artikel 3b, WVO). In de memorie van toelichting bij de wetswijziging over sociale veiligheid op school, waarbij artikel 3b aan de WVO is toegevoegd wordt onder sociale veiligheid minimaal verstaan: een school is veilig als de psychische, sociale en fysieke veiligheid van leerlingen niet door handelingen van andere mensen wordt aangetast. De wet geeft aan dat de school de veiligheid van leerlingen monitort met een instrument dat een representatief en actueel beeld geeft (artikel 3b, eerste lid, onder b, WVO). Een school kan pas goed beleid ten aanzien van sociale veiligheid voeren als zij inzicht heeft in de feitelijke en ervaren veiligheid en het welbevinden van de leerlingen. Op basis van monitoring die een representatief en actueel beeld geeft van de sociale veiligheid van de leerlingen, krijgen scholen inzicht in de Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 18

19 daadwerkelijke sociale veiligheid op de school. Op basis van dit veiligheidsbeeld kan de school haar beleid gericht inzetten om pesten tegen te gaan en de sociale veiligheid te bevorderen. Voor ouders en leerlingen is het van belang dat ze een laagdrempelig aanspreekpunt hebben binnen de school, wanneer er sprake is van een situatie waarin gepest wordt. Daarom schrijft artikel 3b, eerste lid, onderdeel c, WVO voor dat iedere school de navolgende taken op school belegt bij een persoon: coördinatie van het beleid in het kader van het tegengaan van pesten op school; fungeren als aanspreekpunt in het kader van pesten. 3.2 ONDERSTEUNEND EN STIMULEREND SCHOOLKLIMAAT De school kent een ondersteunend en stimulerend klimaat. Uitwerking Er zijn duidelijke regels en een voorspelbaar en betrouwbaar positief klimaat in school waarin afspraken nagekomen worden. Schoolleiding en leraren kennen een focus op persoonlijke ontwikkeling en leren, waarbij alle leerlingen gezien worden en zich betrokken voelen bij de schoolgemeenschap. De binnen- en buitenruimten van de school dragen bij aan een positieve leeromgeving. Voor alle leerlingen is een leraar beschikbaar die hun ontwikkeling volgt en aanspreekpunt is bij hulpvragen ( mentor ). De schoolleiding en de leraren creëren een stimulerend en ambitieus pedagogisch en didactisch klimaat. Er heerst een sfeer binnen de school waarin leerlingen worden uitgedaagd om hun talenten te ontplooien. Leraren herkennen tijdig talent en zijn bereid en in staat om flexibele onderwijsprogramma s en individuele trajecten uit te voeren voor deze leerlingen. Het klimaat is gericht op het leveren van prestaties. Leerlingen waarderen elkaar om goede prestaties. Resultaten van leerlingen die iets extra s doen worden zichtbaar gemaakt. De school heeft beleid geformuleerd over het schoolklimaat in het schoolplan (artikel 24, tweede lid, WVO). Dit beleid is een gezamenlijk gedragen beleid en herkenbaar in de gehele school. We weten dat leerlingen beter leren als er op school een klimaat heerst dat ondersteunend is. Leerlingen moeten weten waar zij aan toe zijn, zij moeten durven aangeven wanneer zij problemen ervaren en zij moeten weten dat zij dan gesteund zullen worden. We weten ook dat op scholen waar geen zesjescultuur heerst, leerlingen meer uit zichzelf weten te halen. Er heerst een sfeer binnen de school waarin leerlingen worden gewaardeerd om hun mogelijkheden en uitgedaagd hun talenten te ontplooien. Leraren herkennen tijdig talent en zijn bereid en in staat om flexibele onderwijsprogramma s en individuele trajecten uit te voeren voor deze leerlingen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is ook dat de leeromgeving het leren ondersteunt, bijvoorbeeld door leerlingwerkplekken of lokalen die het (zelf) leren kunnen bevorderen. Gebied 4. Kwaliteitszorg en Ambitie 4. KWALITEITSZORG EN AMBITIE 4.1 DOELEN, EVALUATIE EN VERBETERING Het bestuur en zijn scholen/opleidingen hebben vanuit hun maatschappelijke opdracht doelen geformuleerd, evalueren regelmatig en systematisch de realisatie van die doelen en verbeteren op basis daarvan het onderwijs. Uitwerking bestuur Het bestuur heeft vanuit zijn visie op onderwijs toetsbare doelen afgeleid, heeft zicht op de resultaten, het onderwijsproces en de veiligheid en voert waar nodig verbeteringen door. De doelen gelden voor de korte en middellange termijn. Het bestuur onderzoekt periodiek de risico s voor het realiseren van die doelen en betrekt onafhankelijke deskundigen bij de beoordeling ervan. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 19

20 Het bestuur analyseert de relatie van de resultaten met de financiële voorzieningen en wettelijke vereisten. De evaluaties leiden tot toegankelijke managementinformatie. Het bestuur kan aantonen dat verbeteringen binnen redelijke termijn tot de gewenste resultaten leiden. Uitwerking school De school heeft in haar schoolplan de eigen opdrachten voor het onderwijs omschreven. Ook heeft zij aangegeven hoe zij de kwaliteit bewaakt. Dit omvat de voortgang van de ontwikkeling van leerlingen en de afstemming van het onderwijs op de ontwikkeling van leerlingen. Dit veronderstelt dat de school regelmatig evalueert wat de resultaten zijn van haar leerlingen én wat de kwaliteit is van het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren zoals de school dat heeft omschreven in het schoolplan. Op basis van de evaluaties neemt de school maatregelen ter verbetering van de kwaliteit. Het kwaliteitsbeleid heeft in elk geval betrekking op de resultaten, het onderwijsproces, het schoolklimaat en pedagogisch-didactisch klimaat, het veiligheidsbeleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. De school heeft ambitieuze doelen voor zichzelf geformuleerd die passen bij haar maatschappelijke opdracht. Via een cyclisch werkend systeem van kwaliteitszorg evalueert zij alle doelstellingen uit haar schoolplan. Het omvat in ieder geval objectieve evaluaties over het schoolklimaat, het aanbod, het didactisch handelen en de afstemming. Hierbij betrekt zij ook de tevredenheid van haar stakeholders. Op basis van deze evaluatie neemt zij planmatig en doelgericht maatregelen ter verbetering. Het schoolplan en de zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs staan centraal om het verbeteren van en de verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen. Het bevoegd gezag dient zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs op een school. Onder zorg dragen voor wordt in elk geval verstaan: het naleven van de wettelijke bepalingen en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 23a, WVO). De wet vraagt dat de school door haar stelsel van kwaliteitszorg zorg draagt voor de ononderbroken ontwikkeling van leerlingen en de afstemming van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen (artikel 24, vierde lid, WVO). Ook moet zij vaststellen waar maatregelen ter verbetering nodig zijn. De uitwerking van deze deugdelijkheidseisen dient het bevoegd gezag te beschrijven in het onderwijskundig deel van het schoolplan. Het functioneren van de kwaliteitscyclus staat centraal. We weten dat de kwaliteitszorg effectiever bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs als de evaluaties cyclisch plaatsvinden én als ze voldoen aan hoge eisen van betrouwbaarheid en validiteit. Gebaseerd op dergelijke evaluaties is het aannemelijk dat een school goede keuzes kan maken wat betreft de verbeterpunten. 4.2 STRUCTUUR EN CULTUUR Het bestuur en zijn scholen/opleidingen hebben een heldere organisatie- en beslissingsstructuur, kennen een professionele kwaliteitscultuur en functioneren transparant en integer. Uitwerking bestuur Het bestuur en zijn scholen/opleidingen handelen vanuit een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen het intern toezicht, bestuur, management en personeel van de organisatie. Het bestuur werkt volgens een code Goed Bestuur. Men werkt resultaatgericht, is aanspreekbaar op gemaakte afspraken en stimuleert eenzelfde houding bij anderen. De visie en ambities worden op alle niveaus in de organisatie breed gedragen en er wordt naar gehandeld. Het bestuur functioneert vanuit een transparante en integere cultuur waarin sprake is van zorgvuldig handelen. Men werkt gezamenlijk aan een voortdurende verbetering van de professionaliteit, rekening houdend met gestelde bekwaamheidseisen en beroepsprofielen en behaalde resultaten bij de leerlingen. Uitwerking school Er is sprake van een effectieve sturing binnen de school waarbij iedereen weet waarvoor hij verantwoordelijk is. De schoolleiding en de leraren werken gezamenlijk aan een voortdurende Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 20

21 verbetering van hun professionaliteit. De bekwaamheid van het personeel wordt onderhouden, rekening houdend met gestelde bekwaamheidseisen en beroepsprofielen en behaalde resultaten bij de leerlingen. Het beleid van de school om haar visie op de onderwijskwaliteit en ambities te realiseren is breed gedragen. Er is een grote bereidheid om gezamenlijk het onderwijs te verbeteren. De schoolleiding vertoont onderwijskundig leiderschap en kwaliteitsbewustzijn. Leraren en andere betrokkenen bij de opleiding werken resultaatgericht, zijn aanspreekbaar op gemaakte afspraken en zijn zich bewust van de effecten van hun handelen op de onderwijskwaliteit en op de ontwikkeling van de leerlingen. De school werkt vanuit een transparante en integere cultuur waarin sprake is van zichtbaar zorgvuldig handelen. Externe belanghebbenden ervaren dit ook zo. Er wordt gehandeld vanuit een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Het vaststellen van een managementstatuut waaruit de verantwoordelijkheidsverdeling in de aansturing van de school blijkt, is verplicht volgens artikel 32c, WVO. De wettelijke eisen zoals bepaald (ononderbroken ontwikkeling, afstemming op voortgang in ontwikkeling van leerlingen en verbetermaatregelen uitvoeren) kunnen alleen gerealiseerd worden door personeel dat professioneel is en blijft. In het schoolplan moet een beschrijving van het personeelsbeleid worden opgenomen. Dit waarborgt de professionaliteit (artikel 24, derde lid, WVO). In dat kader is ook het bijhouden van de bekwaamheidsdossiers (artikel 37a, WVO) van belang. De uitvoering van de wettelijke eisen rondom kwaliteitszorg vraagt van de school een gezamenlijke inspanning vanuit een verbetercultuur en professionaliteit. Dit veronderstelt onderwijskundig leiderschap, effectieve taakverdeling, resultaatgerichtheid en aanspreekbaarheid van het personeel van de school. Integriteit, zorgvuldigheid en bewustzijn van effecten van het handelen zijn algemeen aanvaarde kwaliteitsbeginselen die behoren bij het professioneel handelen in het onderwijs. 4.3 VERANTWOORDING EN DIALOOG Het bestuur en zijn scholen/opleidingen leggen intern en extern toegankelijk en betrouwbaar verantwoording af over doelen en resultaten en voeren daarover actief een dialoog. Uitwerking bestuur Het bestuur en zijn scholen/opleidingen leggen volgens de wettelijke voorschriften en afgesproken richtlijnen verantwoording af aan de intern toezichthouder, de overheid en de belanghebbenden. Het bestuur informeert zijn omgeving en verantwoordt zich onder andere in het jaarverslag over de resultaten op een voor alle betrokkenen toegankelijke wijze. Het bestuur overlegt periodiek met de medezeggenschapsorganen en legt besluiten voor conform geldende wet- en regelgeving. Het bestuur en zijn scholen/opleidingen betrekken interne en externe belanghebbenden bij de ontwikkeling van hun doelen en beleid. Uitwerking school De school rapporteert regelmatig (in ieder geval in de schoolgids en het jaarverslag) over haar doelen en onderwijsprestaties en onderwijskundige ontwikkelingen. Zij rapporteert over de bevindingen voortkomend uit het stelsel van kwaliteitszorg en over de getroffen verbetermaatregelen. De school betrekt interne en externe belanghebbenden bij de ontwikkeling van haar beleid, en bespreekt regelmatig haar ambities en de resultaten die ze behaalt. De school stimuleert deze partijen betrokkenheid en inzet te tonen bij het realiseren van haar ambities en doelen. Daarnaast staat de school open voor wensen en voorstellen van interne en externe belanghebbenden en neemt zij deze aantoonbaar serieus. De wet gaat ervan uit dat het bestuur verantwoording aflegt in het jaarverslag, onder meer ten behoeve van het interne toezicht (artikel 103, WVO). De wet gaat er ook van uit dat de school in de schoolgids duidelijk aangeeft wat de doelen van het onderwijs zijn en welke resultaten met het Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 21

22 onderwijsleerproces worden bereikt (artikel 24a, WVO). In de schoolgids dienen ook de gedane bevindingen te worden opgenomen ten aanzien van het stelsel van kwaliteitszorg, evenals de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen (artikel 24a, eerste lid, onder l, WVO). Daarnaast verantwoordt het bestuur aan de medezeggenschapsraad de beslissingen en het beleid dat zij voorstaat (artikel 8, 10 t/m 12 en 14, WMS). De samenleving heeft belang bij het onderwijs. Om de resultaten van een school te kunnen duiden is het nodig dat de school laat zien welke doelen zij stelt. Gebied 5. Financieel beheer 5. FINANCIEEL BEHEER 5.1 CONTINUITEIT Het bestuur is financieel gezond en kan op korte en langere termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen. Uitwerking Voor continuïteit is het van belang dat het bestuur inzicht heeft in de financiële uitgangspositie en de ontwikkelingen in de komende drie jaar. In de continuïteitsparagraaf van het jaarverslag geeft het bestuur inzicht in deze ontwikkelingen en de daaraan verbonden financiële gevolgen. Het bestuur bespreekt het voorgaande regelmatig met de interne toezichthouder en medezeggenschap, treft zo nodig corrigerende maatregelen en verantwoordt zich over het geheel in de jaarverslaggeving. Er is sprake van duurzaam voortbestaan van het bestuur en er wordt voldaan aan de financiële randvoorwaarden die dit mogelijk maken. Om het voortbestaan te verzekeren, is het van belang dat het bestuur een dusdanige financiële positie heeft, dat alle financiële verplichtingen op de korte en langere termijn nagekomen kunnen worden. Dit kan blijken uit de liquiditeit en solvabiliteit, de ontwikkeling van het exploitatieresultaat en de hoogte van de salarislasten. De verplichting voor het bevoegd gezag om een continuïteitsparagraaf aan het jaarverslag toe te voegen vloeit voort uit artikel 4, vierde lid, van de RJO. De sectorwetgeving verplicht de interne toezichthouder het jaarverslag inclusief continuïteitsparagraaf goed te keuren. Over deze taak (het goedkeuren) moet de interne toezichthouder verantwoording afleggen in het jaarverslag (artikel 24e1, eerste lid, onder a en onder e, WVO). Een regelmatige bespreking is een beleidsmatige invulling van de verplichting de interne toezichthouder te voorzien van taken en bevoegdheden, zodanig dat hij een deugdelijk toezicht kan uitoefenen (artikel 24e1, tweede lid, WVO). Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de WMS ontvangt de MR jaarlijks het jaarverslag (inclusief continuïteitsparagraaf). Over tussentijdse ontwikkelingen die de continuïteit van de school/instelling bedreigen dient de MR eveneens geïnformeerd te worden. De MR kan verder zelf initiatief nemen om met het bestuur in gesprek te gaan over ontwikkelingen die de continuïteit van de school/instelling raken. 5.2 DOELMATIGHEID Het bestuur maakt efficiënt en effectief gebruik van de onderwijsbekostiging. Uitwerking Het bestuur besteedt de overheidsbekostiging op de beste manier aan het onderwijs en niet aan andere zaken. Een bestuur mag geld opzijzetten voor onvoorziene omstandigheden, zolang dat bedrag in een redelijke verhouding staat tot wat nodig is voor een normale bedrijfsvoering. Het bestuur houdt er geen ruimere financiële buffer op na dan het kan verantwoorden. De wet stelt een verplichting aan de doelmatigheid van de besteding. Hierover moet in het jaarverslag verantwoording worden afgelegd. De minister is bevoegd de bekostiging te corrigeren in het geval hij van oordeel is dat er sprake is van een ondoelmatige besteding (artikel 21 Bekostigingsbesluit WVO). Uit deze bevoegdheid vloeit de Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 22

23 verplichting voor het bevoegd gezag voort om de bekostiging op doelmatige wijze te besteden, zowel in de zin dat onnodige uitgaven worden voorkomen als in de zin dat er niet onnodig geld wordt opgepot. 5.3 RECHTMATIGHEID Het bestuur verwerft en besteedt de onderwijsbekostiging conform wet- en regelgeving. Uitwerking Het bestuur beschikt over de vereiste deskundigheid en handelt integer en transparant. Het legt verantwoording af over de verwerving en besteding, hetgeen vooral beoordeeld wordt door een accountant die wordt aangesteld door de raad van toezicht. Deze accountant opereert volgens de beroepsmaatstaven van de NBA en speciaal volgens het onderwijscontroleprotocol dat door de inspectie is opgesteld. In de sectorwetten zijn diverse bepalingen opgenomen waaraan het bestuur zich moet houden bij de verwerving en besteding van de bekostiging. Ingevolge artikel 24d, WVO zorgt het bestuur voor een goed bestuurde school. Dat impliceert dat het bestuur deskundig moet zijn. De minister is bevoegd een aanwijzing op te leggen indien een bestuurder zich schuldig maakt aan wanbeheer (artikel 103g, WVO). De jaarverslaggeving dient transparant te zijn (moet een waarheidsgetrouw beeld geven). Titel 9 van Boek 2 BW en artikel 3, onder a, van de RJO jo. De Richtlijn Jaarverslag Onderwijs alsmede het onderwijscontroleprotocol stellen tal van regels om deze transparantie in de verantwoording te verkrijgen. Een accountantsverklaring is verplicht op grond van artikel 2 RJO jo. artikel 2:393 BW. 3.3 OVERIGE WETTELIJKE VEREISTEN Het waarderingskader omvat niet alle deugdelijkheidseisen zoals die in de sectorwet(ten) en andere onderwijswetten zijn opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de VOG en de vrijwillige ouderbijdrage. De deugdelijkheidseisen die niet aan een standaard in het waarderingskader zijn verbonden vatten we samen onder de noemer overige wettelijke vereisten. In ons jaarwerkplan geven we aan welke thema s en/of specifieke wettelijke vereisten we in het kader van programmatisch handhaven binnen het stelseltoezicht zullen onderzoeken. De onderzoeken worden dan zo mogelijk geïntegreerd in de vierjaarlijkse onderzoeken bij besturen. Niet naleving van (een of meer van) de overige wettelijke vereisten kan dan niet leiden tot een oordeel school van onvoldoende kwaliteit, of tot het oordeel zeer zwak onderwijs. Wel dient de school /het bestuur de tekortkoming binnen een door de inspectie te bepalen tijd te herstellen. Dit wordt in het rapport vastgelegd. Onderzoek naar deugdelijkheidseisen kan als daar aanleiding toe is - te allen tijde worden uitgevoerd als een specifiek onderzoek op grond van artikel 15 van de WOT (par 5.2.4). Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 23

24 4 NORMERING EN OORDEELSVORMING In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we met behulp van het waarderingskader in hoofdstuk 3 tot oordelen komen over de kwaliteit van het onderwijs bij scholen en over de kwaliteitszorg en het financieel beheer van de besturen. 4.1 KERNSTANDAARDEN VOOR BASISKWALITEIT Het waarderingskader is opgebouwd rond de drie elementaire vragen over de betekenis van het onderwijs voor leerlingen: Leren ze genoeg (Onderwijsresultaten), krijgen ze goed les (Onderwijsproces) en zijn ze veilig (Schoolklimaat). De standaarden in deze drie gebieden geven gezamenlijk de kern van het onderwijs weer zoals de leerling dat ontvangt. Binnen deze gebieden benoemen we zogenoemde kernstandaarden. Deze wegen zwaarder dan de andere standaarden bij een oordeel (on)voldoende. De kernstandaarden zijn Leerresultaten, Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Didactisch handelen en Veiligheid. 4.2 NORMERING STANDAARDEN Standaarden omvatten deugdelijkheidseisen en overige aspecten van kwaliteit. Een oordeel onvoldoende kan alleen zijn gebaseerd op het niet nakomen van deugdelijkheidseisen. Oordeel standaard Goed Voldoende Onvoldoende Norm voor standaarden met deugdelijkheidseisen De school voldoet op overtuigende wijze aan alle deugdelijkheidseisen bij de standaard en de overige aspecten van kwaliteit. De school voldoet aan de deugdelijkheidseisen. De school voldoet niet aan de deugdelijkheidseisen. Als de aangetroffen situatie goed aan de eisen voldoet dan beschrijven we dat in ons rapport. We beschouwen dat als een bevinding, niet als een oordeel. De standaarden 1.2, 1.3, 2.7, 3.2 kennen geen wettelijke basis en een oordeel op deze standaarden kan dan niet tot een onvoldoende leiden. Als de aangetroffen praktijk niet of nauwelijks overeenkomt met de uitwerking dan hanteren we niet het oordeel onvoldoende, maar geven we de waardering kan beter. Waardering standaard Goed Voldoende Kan beter Norm voor standaarden zonder deugdelijkheidseisen De school laat de overige aspecten van kwaliteit op overtuigende wijze zien. De school laat de overige aspecten van kwaliteit zien. De school laat de overige aspecten van kwaliteit niet of beperkt zien. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 24

25 4.3 NORMERING KWALITEITSGEBIEDEN Het oordeel over de kwaliteitsgebieden komt als volgt tot stand 6. Als een kwaliteitsgebied voldoende is, dan wordt daarmee voldaan aan basiskwaliteit. Onderwijsresultaten Goed Voldoende Onvoldoende Onderwijsproces Goed Voldoende Onvoldoende Schoolklimaat Goed Voldoende Onvoldoende Kwaliteitszorg Goed Voldoende Onvoldoende Financieel beheer Voldoende Onvoldoende 7 Norm Alle standaarden binnen het gebied zijn ten minste voldoende, én één van de drie standaarden is goed. Leerresultaten zijn ten minste voldoende. Leerresultaten zijn onvoldoende. Norm Alle standaarden binnen het gebied zijn ten minste voldoende, én twee van de zes standaarden zijn goed. Zicht op ontwikkeling en begeleiding en Didactisch handelen zijn ten minste voldoende en niet meer dan één van de andere standaarden is onvoldoende. Twee standaarden zijn onvoldoende. Norm Beide standaarden in het gebied zijn ten minste voldoende, én één van beide is goed. Veiligheid is ten minste voldoende. Veiligheid is onvoldoende. Norm De drie standaarden in het gebied zijn ten minste voldoende en Structuur en cultuur is goed. De drie standaarden zijn voldoende. Eén van de drie standaarden is onvoldoende. Norm De drie standaarden zijn voldoende. Eén van de drie standaarden is onvoldoende. 6 In de pilotfase testen we twee varianten om tot een eindoordeel te komen: een gedifferentieerd oordeel op basis van de kwaliteitsgebieden (4.3) en een enkelvoudig eindoordeel (4.4). 7 Een onvoldoende voor rechtmatigheid of doelmatigheid is gebaseerd op materiële bevindingen. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 25

26 4.4 EINDOORDEEL SCHOOL Het eindoordeel 8 over de kwaliteit van de school komt aan de hand van onderstaande normering tot stand. Eindoordeel school Goed Voldoende (=basiskwaliteit) Onvoldoende Zeer zwak Norm Alle standaarden zijn minimaal voldoende, de standaard Structuur en cultuur is goed en ten minste twee standaarden uit het gebied Onderwijsproces en/of Schoolklimaat zijn goed. Leerresultaten, Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Didactisch handelen en Veiligheid zijn voldoende en niet meer dan één standaard in het gebied Onderwijsproces is onvoldoende. Leerresultaten of Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Didactisch handelen of Veiligheid is onvoldoende, óf twee andere standaarden in de gebieden Onderwijsresultaten, Onderwijsproces of Veiligheid zijn onvoldoende. Leerresultaten is onvoldoende, én Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Didactisch handelen of Veiligheid is onvoldoende. Zeer zwak onderwijs De norm voor het oordeel zeer zwak is bij wet bepaald. Artikel 23a van de WVO stelt dat onderwijs zeer zwak is indien de leerresultaten op de school aan het eind van het zevende of het achtste schooljaar op groepsniveau ernstig en langdurig tekortschieten en het bevoegd gezag in verband met dit tekortschieten eveneens tekortschiet in de naleving van een of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften. Normering bij niet te beoordelen resultaten [Artikel 23a1, derde lid, WVO] bepaalt dat indien de leerresultaten van de school niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op de school, bedoeld in artikel 3b, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid. In alle gevallen dat de opbrengsten niet zijn te beoordelen hanteren we op basis van bovengenoemd wetsartikel de volgende normering. Normering bij niet te beoordelen opbrengsten Onvoldoende Zeer zwak Zicht op ontwikkeling en begeleiding of Didactisch handelen of Veiligheid of Evaluatie en verbetering is onvoldoende, óf twee standaarden in het gebied Onderwijsproces zijn onvoldoende. Twee van de vier volgende standaarden zijn onvoldoende: Zicht op ontwikkeling en begeleiding, Didactisch handelen, Veiligheid en/of Evaluatie en verbetering. 8 In de pilotfase testen we twee varianten om tot een eindoordeel te komen: een enkelvoudig eindoordeel (4.4) en een meervoudig, gedifferentieerd oordeel op basis van de kwaliteitsgebieden (4.3). Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 26

27 4.5 OORDEEL OP BESTUURSNIVEAU Op bestuursniveau geven we twee oordelen: op het kwaliteitsgebied Kwaliteitszorg en ambitie en Financieel beheer. Dit geldt tevens voor een gecombineerd bestuur (po/vo of vo/mbo). We hanteren daarbij onderstaande norm. Oordeel bestuursniveau Goed Voldoende Norm Kwaliteitszorg en ambitie Alle drie standaarden zijn ten minste voldoende en de standaard Structuur en cultuur is goed. Alle drie standaarden zijn voldoende. Norm Financieel beheer Niet van toepassing. Alle drie standaarden zijn voldoende. Onvoldoende Eén standaard is onvoldoende. Eén standaard is onvoldoende. 4.6 OORDEELSVORMING Naleving deugdelijkheidseisen Bij onze oordeelsvorming hanteren we bovengenoemde richtlijnen. De mate waarin de onderwijspraktijk de essentie en bedoeling van met name de deugdelijkheidseisen tentoonspreidt is bepalend voor ons oordeel. Daarbij hanteren we het uitgangspunt dat voor een oordeel voldoende aan alle deugdelijkheidseisen behorende bij de standaard moet worden voldaan. We beoordelen echter niet de naleving van elke deugdelijkheidseis per standaard op zich, maar in relatie tot wat met de standaard wordt beoogd. Het kan zijn dat een school op een standaard een positief beeld laat zien, maar dat aan een bepaald element van de standaard niet wordt voldaan. Als het niet naleven van die deugdelijkheidseis beperkt van invloed is op de aangetroffen kwaliteit én als het punt op korte termijn kan worden hersteld, dan handhaven we het oordeel voldoende. We kunnen afspraken maken over de hersteltermijn en we leggen dit dan vast in ons rapport. Het bestuur ziet toe op herstel van naleving en informeert ons als de tekortkoming binnen de afgesproken termijn is hersteld. Waar we voor de cesuur voldoende/onvoldoende heldere richtlijnen hanteren op basis van deugdelijkheidseisen, ligt dit voor het oordeel goed genuanceerder. Naast het zichtbaar en overtuigend voldoen aan alle deugdelijkheidseisen bij de standaard wegen we voor een oordeel goed ook de overige aspecten van kwaliteit mee. De interpretatieruimte is hier groter en we baseren ons daarbij mede op de ambities van het bestuur en de keuzes die de school daarin maakt Omgevingsfactoren Omgevingsfactoren, de context waarbinnen de school opereert, kunnen in positieve of negatieve zin van invloed zijn op de onderwijskwaliteit en de financiële continuïteit. Omgevingsfactoren zijn onder meer: de ontwikkeling van de leerlingpopulatie, personele samenstelling, fusiegeschiedenis, huisvesting, organisatieontwikkeling, ontwikkeling bestuur en intern toezicht. Echter, onze oordelen betreffen altijd de kwaliteit van het onderwijs zoals leerlingen dat ontvangen, los van de omgevingsfactoren. Omgevingsfactoren zijn niet van invloed op het oordeel, maar zij spelen wel een rol bij het bepalen van passende interventies in het kader van vervolgtoezicht. Het effect van het niet naleven van een deugdelijkheidseis kan verschillen per doelgroep en dit wegen we mee in het bepalen van ons vervolgtoezicht. Interventies kunnen afhankelijk van de contextfactoren een meer of minder directief karakter hebben. In hoofdstuk 9 gaan we hier verder op in Expertoordeel Het karakter van het waarderingskader met enerzijds een stevige wettelijke basis en anderzijds ruimte voor overige aspecten van kwaliteit stelt hoge eisen aan onze expertise. Met het waarderingskader als Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 27

28 hulpmiddel en de richtlijnen voor de oordeelsvorming beoordelen we de feitelijke realisatie van het onderwijs zoals leerlingen dat ontvangen. We typeren het inspectieoordeel daarom als een expertoordeel. Met onze deskundigheid als toezichthouder en met kennis van zaken op de onderscheiden kwaliteitsgebieden zijn we in staat om in gelijke situaties tot gelijke oordelen te komen, maar we willen ook in ongelijke situaties tot ongelijke oordelen komen. We baseren onze oordelen daartoe op meerdere bronnen, zoals gesprekken met leraren, leerlingen, ouders en medezeggenschap. We passen hoor en wederhoor toe. We werken in teams, onze oordelen komen in consensus tussen de inspecteurs tot stand en referenten beoordelen in de rapportagefase de onderbouwing van onze bevindingen. Met deze werkwijze komen we tot een afgewogen oordeel. Onze focus gedurende het gehele proces is dat we recht doen aan de onderwijskwaliteit die we aantreffen en we zijn hierin geslaagd als besturen en scholen onze oordelen als fair ervaren. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 28

29 5 WERKWIJZE TOEZICHT OP BESTUREN EN SCHOLEN In de vorige hoofdstukken hebben we beschreven waar we bij de uitvoering van ons toezicht naar kijken (het waarderingskader) en hoe we dat beoordelen. In dit hoofdstuk beschrijven we de hoofdlijnen van onze werkwijze. 5.1 JAARLIJKSE PRESTATIEANALYSE EN VIERJAARLIJKS ONDERZOEK We monitoren voortdurend de prestaties van besturen en scholen. Als daarbij risico s worden gesignaleerd dan leidt dit tot een onderzoek. Deze continue monitoring van risico s ondersteunt ons in de uitvoering van onze waarborgfunctie. Om een beeld te krijgen van de mate waarin een bestuur zelf de kwaliteit en continuïteit bewaakt en monitort, voeren we daarnaast eens in de vier jaar een bestuursgericht onderzoek uit. We kijken dan niet alleen of en hoe een bestuur mogelijke risico s ten aanzien van de onderwijskwaliteit en/of het financieel beheer aanpakt, we krijgen dan ook zicht op de ambities van het bestuur en de wijze waarop zij continue streeft naar verbetering. De kern van het vierjaarlijks onderzoek is het onderzoek naar de kwaliteitszorg en het financieel beheer van het bestuur. Het startpunt van dit onderzoek wordt gevormd door de verantwoording hierover van het bestuur zelf. Afhankelijk van de kwaliteit van de verantwoording vinden een of meer gesprekken plaats met het bestuur, met het intern toezicht en/of met de medezeggenschapsraad. Om te zien in welke mate het bestuur effectief de kwaliteit bewaakt en verbetert, doen we ook onderzoek bij scholen. Deze combinatie van de kort cyclische prestatieanalyse en de lang cyclische bestuursgerichte onderzoeken geven in samenhang een betrouwbaar beeld van de onderwijskwaliteit, de kwaliteitszorg en het financieel beheer. In par. 5.3 geven we de toezichtcyclus schematisch weer. In hoofdstuk 6 beschrijven we de inrichting en organisatie van de jaarlijkse prestatieanalyse en in hoofdstuk 7 het vierjaarlijks bestuursgericht onderzoek. 5.2 ONDERZOEKSTYPEN Binnen het vierjaarlijks onderzoek onderscheiden we de volgende typen van onderzoek: onderzoek ter verificatie van de bestuurlijke verantwoording (5.2.1), kwaliteitsonderzoek naar aanleiding van risico s (5.2.2) en onderzoek op verzoek van het bestuur (5.2.3). Daarnaast kennen we nog het specifiek onderzoek op basis van artikel 15 van de WOT (5.2.4) en het thematisch onderzoek in het kader van De Staat van het Onderwijs (5.2.5) Onderzoek ter verificatie van de bestuurlijke verantwoording Een verificatieonderzoek gebeurt op grond van [artikel 11, achtste lid, van de WOT]. Het onderzoek heeft als doel de verantwoording die het bestuur geeft over de zorg voor kwaliteit van haar scholen en haar financieel beheer, op basis van een onderzoek in de praktijk te verifiëren. De school is daarbij object van onderzoek. Afhankelijk van de omvang van de instelling en de kwaliteit van de verantwoording vindt het onderzoek bij een selectie van scholen plaats. Uitgangspunt is: licht waar het kan, zwaar waar het moet. Bij een verificatieonderzoek wordt gebruik gemaakt van het waarderingskader en het onderzoek omvat in ieder geval een selectie van de standaarden in het kwaliteitsgebied Onderwijsproces. De selectie van de standaarden die worden onderzocht bepalen we op basis van onze expertanalyse en de verantwoordingsinformatie van het bestuur. Een verificatieonderzoek draagt bij aan de conclusie over de mate waarin de kwaliteitszorg van het bestuur onvoldoende, voldoende of goed is en of het financieel beheer voldoet. Als onze bevindingen met de verantwoording van het bestuur overeenkomen, dan weegt dat in positieve zin mee bij het oordeel over kwaliteitszorg van het bestuur. Als we tijdens de verificatieonderzoeken op onverwachte risico s stuiten, dan kunnen we een kwaliteitsonderzoek starten (par ). De termijn waarbinnen dit gebeurt is afhankelijk van de ernst en omvang van de risico s. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 29

30 5.2.2 Kwaliteitsonderzoek gericht op risico s We voeren een kwaliteitsonderzoek uit bij scholen waarvan het vermoeden bestaat dat zij onvoldoende kwaliteit bieden (artikel 11, derde lid, WOT) of risico s vertonen ten aanzien van het financieel beheer. Dit vermoeden kan voortkomen uit de jaarlijkse prestatieanalyse, uit de expertanalyse ter voorbereiding van het vierjaarlijks onderzoek of het risico wordt zichtbaar tijdens een verificatieonderzoek. Het kwaliteitsonderzoek moet antwoord geven op de vraag of er sprake is van wettelijke tekortkomingen. De omvang van het onderzoek is afhankelijk van de informatie die het bestuur over de onderwijskwaliteit en/of de continuïteit kan geven en de selectie van te onderzoeken standaarden wordt daar op afgestemd Onderzoek op verzoek Een bestuur kan bij het vierjaarlijks onderzoek een verzoek doen aan de inspectie onderzoek uit te voeren ter verificatie van de werking van zijn kwaliteitszorgsysteem. We toetsen dan de feitelijke kwaliteit aan het beeld dat het bestuur over een school of kwaliteitsgebied heeft. Het verzoek kan ook betrekking hebben op het financieel beheer of op de vraag of de ambities van het bestuur worden waargemaakt en mogelijk het oordeel goed verdienen. Het onderzoek richt zich ook dan op een of meer kwaliteitsgebieden en/of standaarden uit het waarderingskader. Bij een onderzoek op verzoek krijgt het bestuur antwoord op de onderzoeksvraag die zij zelf hebben geformuleerd en de bevindingen worden vastgelegd in een rapport Specifiek onderzoek Op grond van artikel 15 van de WOT kan de inspectie ter uitvoering van haar taken uit eigen beweging dan wel op verzoek van de minister specifiek onderzoek verrichten. Aanleiding voor het verrichten van specifiek onderzoek kan onder meer liggen in ernst en omvang van klachten en/of berichten in media die betrekking hebben op risico s ten aanzien van de naleving van wettelijke vereisten, de kwaliteit van het onderwijs en/of het financieel beheer van een bestuur. De inspectie voert dan een onderzoek uit bij de betreffende school/scholen en/of het bestuur. Als het reguliere waarderingskader inhoudelijk niet toereikend blijkt voor het onderzoek, bijvoorbeeld op het terrein van veiligheid, dan stelt de inspectie een passend beoordelingskader op. Afhankelijk van de aard en ernst van de problematiek kan de inspectie het onderzoek zonder aankondiging uitvoeren. Een bijzondere vorm van onderzoek op grond van artikel 15 van de WOT is het onderzoek naar bestuurlijk handelen (par. 9.2) Thematisch onderzoek We houden niet alleen toezicht op individuele besturen en scholen, maar ook op het stelsel in het algemeen (artikel 8 van de WOT). We doen dit door trends in kaart te brengen en door aparte onderzoeken uit te voeren op school overstijgende thema s, zoals leerlingmotivatie. Zo kunnen we maatschappelijk relevante thema s onderzoeken en zo nodig treden we agenderend op als er op het niveau van het gehele onderwijsstelsel knelpunten worden gesignaleerd. In hoofdstuk 10 beschrijven we hoe we met deze thematische onderzoeken het toezicht op besturen en scholen enerzijds en het toezicht op het stelsel anderzijds versterken. Een thema-onderzoek kan deel uitmaken van het vierjaarlijks onderzoek, bijvoorbeeld als onderdeel van het verificatieonderzoek. Dat is mogelijk als het thema-onderzoek goed aansluit op een of meer standaarden uit het waarderingskader. In dat geval worden de bevindingen over dat thema in het rapport van het vierjaarlijks bestuursgericht onderzoek opgenomen. Een thema-onderzoek kan ook separaat van het vierjaarlijks bestuursgericht onderzoek worden uitgevoerd. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 30

31 Einde onderzoek Einde onderzoek 5.3 STROOMSCHEMA TOEZICHTCYCLUS Monitor Prestaties bestuur en scholen én Vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen Jaarlijkse prestatieanalyse nee Risico s? ja Expertanalyse Expertanalyse nee Risico s! ja Bestuursgesprek Bestuursgesprek voldoende Kwaliteitsonderzoek Onderzoek ter verificatie voldoende Kwaliteitsonderzoek gericht op risico s Optie: onderzoek op verzoek voldoende Herstelonderzoek voldoende Onvoldoende of zeer zwak Herstelonderzoek Sanctie Onvoldoende of zeer zwak Sanctie Onvoldoende of zeer zwak Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 31

32 6 MONITOR BESTUREN EN SCHOLEN Voor de uitvoering van onze waarborgfunctie is het van belang dat we continu de prestaties van instellingen en hun scholen monitoren en daarmee eventuele risico s tijdig kunnen detecteren. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we dit doen. We onderscheiden daarbij drie fasen: jaarlijkse prestatieanalyse, expertanalyse risico s en het bestuursgesprek. 6.1 JAARLIJKSE PRESTATIEANALYSE Doel: Tijdige detectie van mogelijke risico s ten aanzien van de onderwijskwaliteit en het financieel beheer bij besturen en hun scholen. Analysevraag: Laten de prestaties van het bestuur en haar school/scholen risico s zien die nadere analyse vergen? De monitoring van de prestaties op het niveau van de scholen en hun besturen helpt ons om tijdig eventuele risico s op het spoor te komen. We doen dit op de volgende onderwerpen en kengetallen: onderwijsresultaten, financiële kengetallen, personele en materiële kosten, ontwikkeling leerlingpopulatie, bestuurlijke inrichting, beschikbare resultaten over veiligheid en tevredenheid van belanghebbenden. Ten minste eenmaal per jaar voeren we een analyse uit op de data die we met de monitor verkrijgen. Als er geen vermoeden van risico s is dan wordt de analyse afgesloten. Besturen worden dan niet actief over de uitkomst van de prestatieanalyse op de hoogte gesteld. Als er een vermoeden van risico s is dan voeren we een expertanalyse uit. 6.2 EXPERTANALYSE RISICO S Doel: Expertoordeel over de ernst en omvang van de risico s. Analysevraag: Zijn de risico s van dien aard en/of omvang dat er aanleiding is voor een bestuursgesprek? De expertanalyse bevestigt al dan niet de vermoedens van tekortkomingen ten aanzien van de onderwijskwaliteit en/of het financieel beheer. De analyse wordt uitgevoerd door een expertteam, waarin kennis en deskundigheid op het terrein van data-analyse, onderwijskwaliteit en financieel beheer aanwezig is. Zo ontstaat een integraal beeld van de onderwijskwaliteit, sturingskwaliteit en financiën. De expertanalyse wordt in eerste instantie uitgevoerd op basis van de prestatieanalyse in combinatie met het jaarverslag, eventuele signalen die bij ons bekend zijn en de toezichthistorie. Zo nodig vragen we aanvullende informatie op bij het bestuur. Afhankelijk van de ernst en urgentie van de uitkomst van de analyse organiseren we een bestuursgesprek. Als er op korte termijn een vierjaarlijks onderzoek staat gepland dan nemen we de expertanalyse mee in de voorbereiding van dit onderzoek (zie hoofdstuk 7). 6.3 BESTUURSGESPREK Doel: Oordeelsvorming over de mate waarin het bestuur effectief de risico s bestrijdt. Analysevraag: Zijn de risico s bij het bestuur bekend en zo ja: handelt het bestuur effectief in de aanpak daarvan? Als de expertanalyse nog onvoldoende uitsluitsel biedt over de vraag of de geconstateerde risico s tot kwaliteitsproblemen en/of financiële problemen leiden, dan nodigen we het bestuur uit voor een gesprek. In dit gesprek bespreken we de risico s bij specifieke scholen en we maken een inschatting Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 32

33 van de mate waarin het bestuur in staat is de kwaliteitsproblemen zelf aan te pakken. Bij financiële risico s vragen we het bevoegd gezag zo mogelijk een eigen risicoanalyse te maken en daar op aansluitend een plan van aanpak op te stellen. Op basis van het bestuursgesprek bepalen we of er voldoende vertrouwen is in het bestuur om zelf tot een effectieve aanpak van de risico s te komen of dat we aanleiding zien voor een kwaliteitsonderzoek bij scholen op basis van artikel 11, derde lid van de WOT, of bij het bestuur op basis van artikel 15 van de WOT. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 33

34 7 VIERJAARLIJKS ONDERZOEK BESTUUR EN SCHOLEN In dit hoofdstuk beschrijven we de organisatie van het vierjaarlijks onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de uitgangspunten zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 en met behulp van het waarderingskader en de normering zoals aangegeven in hoofdstuk 3 en 4. Het vierjaarlijks onderzoek kent drie fasen: de voorbereiding (paragraaf 7.2), de uitvoering (7.3) en de afronding (7.4). In de laatste paragraaf zijn de activiteiten op een tijdlijn weergegeven. We starten met de onderzoeksvragen. 7.1 DOEL EN ONDERZOEKSVRAGEN Het vierjaarlijks onderzoek heeft tot doel een antwoord te formuleren op de volgende centrale vraag en daarvan afgeleide deelvragen: Centrale vraag: Zorgt het bestuur voor onderwijs van voldoende kwaliteit en deugdelijk financieel beheer? Deelvragen: 1. Stuurt het bestuur voldoende op de (zorg voor de) kwaliteit van het onderwijs en de resultaten? 2. Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties en ontwikkelingen en die van zijn scholen? 3. Is het financieel beheer deugdelijk? Het onderzoek naar deze deelvragen is daarmee gericht op de standaarden binnen de kwaliteitsgebieden Kwaliteitszorg en ambitie en Financieel beheer. 7.2 VOORBEREIDING Expertanalyse bestuurlijke verantwoording Doel: Het verkrijgen van een voorlopig beeld van de kwaliteitszorg, de onderwijskwaliteit en het financieel beheer. Resultaat: Expertanalyse als basis voor bestuursgesprek. Ieder onderzoek start met een expertanalyse van de informatie die de inspectie beschikbaar heeft. We analyseren het schoolplan, het jaarverslag en relevante andere documenten zoals beleidsplan(nen) en documenten die de evaluatie en beoordeling van de kwaliteit betreffen. Deze documenten vormen de basis van de expertanalyse. Daarnaast baseren wij ons op signalen, toezichthistorie en data zoals resultaatgegevens en andere kengetallen. De gegevensverzameling voor de expertanalyse kan plaatsvinden op basis van papieren documenten, databestanden, via een login van het bestuur en/of op locatie. Indien nodig vragen we aanvullende documenten op bij het bestuur. We bekijken of de informatie van de instelling actueel is en of de informatie betrekking heeft op onze onderzoeksvragen (par.7.1) en daarmee ook de kwaliteitsgebieden van het waarderingskader dekt. Op basis van de uitkomst van de expertanalyse stellen we de agenda op voor het startgesprek met het bestuur Startgesprek met bestuur Doel: Verkrijgen van een voorlopig beeld van de prestaties en ontwikkelingen van bestuur en scholen en bepalen van de inrichting van het onderzoek op hoofdlijnen. Resultaat: Afspraken over de selectie van scholen waar verificatieonderzoek of kwaliteitsonderzoek plaatsvindt. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 34

35 In het startgesprek vragen we het bestuur zijn analyse van de prestaties en ontwikkelingen van zijn scholen te presenteren. We toetsen dat aan onze eigen expertanalyse. De opbrengst van het gesprek is tevens de start van de oordeelsvorming over de stand van de kwaliteitszorg en het financieel beheer. Op basis van de expertanalyse en de aanvullende informatie die het bestuur geeft wordt in hoofdlijnen afgesproken op welke school/scholen een verificatieonderzoek wordt uitgevoerd. Als uit de expertanalyse is gebleken dat er sprake is van een of meer risico-scholen, dan wordt bij deze scholen een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het bestuur kan daarnaast het verzoek doen om een onderzoek te laten uitvoeren op een bepaalde school ter verificatie van de werking van het kwaliteitszorgsysteem of om bepaalde thema s te onderzoeken. Voor een beschrijving van de aangegeven onderzoekstypen verwijzen we naar hoofdstuk 5.2. Het bestuur informeert de geselecteerde scholen over het inspectieonderzoek en maakt daarbij gebruik van de informatie die wij daartoe leveren. Bepalen van het object van verificatieonderzoek Bij de selectie van scholen waar we een verificatieonderzoek doen hanteren we de volgende werkwijze. Op basis van de verantwoording van het bestuur selecteren we een onderzoeksonderwerp. Vervolgens kiezen we select een aantal onderwijssoorten en/of scholen waar het gekozen onderwerp geverifieerd kan worden. De selectie hangt dus af van het gekozen onderwerp. Daarnaast kan een thema aangedragen worden vanuit ons stelselonderzoek. In dat geval bepalen we het object van toezicht door middel van een steekproef. Bepalen van een object van toezicht bij risico-scholen Als er sprake is van risico s op het niveau van een onderwijssoort dan vormt de onderwijssoort het vertrekpunt voor de inrichting van het onderzoek. Omdat risico s bij één onderwijssoort zich mogelijk uitstrekken tot andere onderwijssoorten binnen een school bepalen we op basis van onze informatie over de overige onderwijssoorten binnen de school of we de gehele school/vestiging onderzoeken. We spreken dan oordelen uit over alle onderzochte onderwijssoorten. Dit kunnen er dus meer zijn dan de onderwijssoort waar zich in eerste instantie de risico s manifesteerden Onderzoeksplan Doel: Informatie en verantwoording van doel, opzet, inhoud en reikwijdte van het vierjaarlijks onderzoek voor het bestuur en de geselecteerde scholen. Resultaat: Door inspectie vastgesteld onderzoeksplan. Wij maken een onderzoeksplan op basis van de expertanalyse en de uitkomst van het bestuursgesprek. Het onderzoeksplan is een gestructureerd en helder overzicht van de activiteiten die in de verschillende onderzoeksfasen plaatsvinden. Wij bepalen daarin wát wij willen verifiëren/onderzoeken en hoe we dat doen. Uit het plan blijkt welke onderwijssoorten en/of scholen we onderzoeken voor de verificatie, en op welke standaarden. Het onderzoeksplan omvat tevens de standaarden die in het kader van het stelseltoezicht worden onderzocht (hoofdstuk 10). In de planning en organisatie van de onderzoeksactiviteiten zoeken wij zoveel mogelijk afstemming met de bestaande organieke en logistieke structuren. Bij knelpunten is de inhoudelijke onderzoeksvraag leidend. Het bestuur bekijkt het onderzoeksplan op organisatorische en logistieke haalbaarheid voor de instelling. Zo nodig en zo mogelijk voeren we wijzigingen door. Bij besturen met meer onderwijssectoren (po/vo, vo/ec of vo/mbo) specificeren wij in het onderzoeksplan welke scholen uit de verschillende sectoren en (eventueel) welke mbo-opleidingen wij gaan onderzoeken Presentatie door scholen Doel: Verkrijgen van een zelfbeeld van de school. Resultaat: Het inspectieteam heeft een zo volledig mogelijk beeld van de visie, ambities, doelen en resultaten van de school. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 35

36 We willen zo veel mogelijk aansluiten bij het zelfbeeld van de school en de informatie die zij ons daarover beschikbaar stelt. We bieden scholen daarom de gelegenheid om bij de start van het onderzoek een presentatie te verzorgen, waarin zij (het team) een zo volledig mogelijk beeld geven van waar ze staan : hun visie, ambities, doelen en beoogde/behaalde resultaten. De vorm is vrij. Wij luisteren, kijken en stellen vragen om zoveel mogelijk relevante informatie te verwerven voor de inrichting van het onderzoek. Een presentatie kan zowel bij scholen die we onderzoeken ter verificatie, als bij kwaliteitsonderzoeken naar risico s. De planning van de presentatie wordt in overleg met de school bepaald. 7.3 UITVOERING Onderzoek op schoolniveau Doel: Oordeelsvorming over de centrale vraag en deelvragen uit het onderzoeksplan op schoolniveau. Resultaat: Een voorlopig oordeel over de zorg die het bestuur heeft voor de feitelijke onderwijskwaliteit. Het verificatieonderzoek, de eventuele kwaliteitsonderzoeken en het mogelijke onderzoek op verzoek, worden conform het onderzoeksplan uitgevoerd. Bij de oordeelsvorming hanteren we het waarderingskader. Het gebruik van meerder bronnen en consensus over de oordelen vormt daarbij een belangrijk uitgangspunt. Het bestuur draagt er zorg voor dat de onderzoeksactiviteiten volgens plan kunnen verlopen. Een kwaliteitsonderzoek naar risico s bij een school wordt altijd afgerond met een terugkoppeling van de bevindingen en voorlopige oordelen Onderzoek op bestuursniveau Doel: Het delen van de bevindingen op schoolniveau en daarmee tevens verkrijgen van aanvullende informatie over de kwaliteitszorg en financiën ten behoeve van de oordeelsvorming. Resultaat: Een voorlopig oordeel over de stand van de kwaliteitszorg en het financieel beheer. Op basis van de bevindingen op schoolniveau stellen wij de gespreksagenda op. Voorlopige oordelen toetsen wij aan het beeld dat het bestuur hierover heeft. Worden de geconstateerde risico s herkend en hoe stuurt het bestuur op verbetering? En levert de verificatie een bevestiging op van wat het bestuur hierover heeft verantwoord? Het bestuur is hier informatiebron voor de inspectie om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de mate waarin het bestuur zicht heeft op de eigen kwaliteit en daar op stuurt. Het bestuur kan zo nodig aanvullende informatie verstrekken. 7.4 AFRONDING Rapport Doel: Het vastleggen en onderbouwen van de oordelen en bevindingen op zodanige wijze dat het bestuur (en scholen) zich in de oordelen herkennen en gestimuleerd worden noodzakelijke en wenselijke verbeteringen door te voeren. Resultaat: Concept rapport vierjaarlijks onderzoek. Het inspectieteam stelt het concept rapport op, nadat de voorlopige oordelen en bevindingen voldoende zijn besproken (hoor en wederhoor). Het rapport beschrijft de conclusie op de hoofdvraag en deelvragen en de onderbouwing daarbij. De oordelen over de scholen en de eventuele herstelopdrachten zijn zichtbaar in het rapport. Dat geldt zowel voor de scholen die ter verificatie zijn onderzocht als voor de scholen die zijn onderzocht omdat er risico s waren. Ook het onderzoek op verzoek wordt in het rapport opgenomen. Het rapport is beknopt en gericht aan het bestuur. Het bestuur kan in reactie op het concept rapport eventuele feitelijke onjuistheden en algemene opmerkingen schriftelijk melden. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 36

37 7.4.2 Feedbackgesprek Doel: Herkennen en erkennen van oordelen en bevindingen. Resultaat: Draagvlak voor oordelen en aanknopingspunten voor herstel en verbetering. We willen dat onze oordelen zodanig betekenis hebben voor de school en het bestuur dat deze onze oordelen niet alleen (h)erkennen, maar ook aanzetten tot verbetering. Op basis van het concept rapport geven we de school en het bestuur feedback over onze bevindingen. Op basis van bespreking van concrete casuïstiek en/of vragen die scholen hebben geven we een toelichting op onze oordelen. Daarbij kunnen we meer informatie teruggeven aan leerkrachten en schoolleiders dan in de rapporten is aangegeven. Feedbackgesprekken worden op verzoek van de school georganiseerd en hebben alleen betrekking op een kwaliteitsonderzoek naar aanleiding van risico s. Feedback naar aanleiding van verificatieonderzoeken vindt plaats op bestuursniveau. Het juiste moment voor een feedbackgesprek wordt in overleg bepaald Eindgesprek met bestuur Doel: Informeren van het bestuur over de conclusies op de onderzoeksvragen en (zo nodig) afspraken maken over herstel en verbetering. Resultaat: Definitief rapport. In het eindgesprek worden de conclusies toegelicht en worden zo nodig aanvullende afspraken gemaakt over herstel en verbetering. Hierbij onderscheiden we wat beter moet (deugdelijkheidseisen) en wat beter kan (overige aspecten van kwaliteit). Ook benoemen we wat goed gaat. Afhankelijk van het oordeel over de kwaliteitszorg van het bestuur maken we afspraken over de rol die het bestuur zelf krijgt bij het herstelonderzoek. Op basis van dit gesprek stellen wij het definitief rapport op en sturen dat naar het bestuur. Het bestuur kan desgewenst een zienswijze indienen. In het feedbackgesprek kan al voldoende informatie zijn gewisseld over de bevindingen en conclusies, waarmee een afrondend bestuursgesprek overbodig kan zijn. 7.5 DOORLOOPTIJDEN In onderstaand overzicht zijn de hiervoor beschreven onderzoeksfasen in een tijdlijn geplaatst. De totale doorlooptijd van het vierjaarlijks onderzoek is grotendeels afhankelijk van het aantal scholen dat bij een onderzoek is betrokken. Met name op het gebied van Financieel beheer kan het zijn dat onderzoeksbevindingen tot eerdere rapportage en publicatie dwingen dan in het schema is aangegeven. De doorlooptijden vormen daarmee een indicatie van het totale traject. Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs 37

Uit het onderzoekskader 2017 van Inspectie van het Onderwijs. Primair onderwijs

Uit het onderzoekskader 2017 van Inspectie van het Onderwijs. Primair onderwijs Uit het onderzoekskader 2017 van Inspectie van het Onderwijs Primair onderwijs ONDERWIJSPROCES (OP) OP1. Aanbod Het aanbod bereidt de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving. De school biedt

Nadere informatie

Vernieuwd toezicht. Vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen 2016/ november 2016

Vernieuwd toezicht. Vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen 2016/ november 2016 Vernieuwd toezicht Vierjaarlijks onderzoek bestuur en scholen 2016/17 10 november 2016 Kwaliteit van het onderwijs Hoe weet je dat de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen aan de maat is? Hoe bepaal

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs. 1 juli 2018

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs. 1 juli 2018 ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het voortgezet onderwijs 1 juli 2018 INHOUD 1 MISSIE: EFFECTIEF TOEZICHT VOOR BETER ONDERWIJS.... 6 2 INLEIDING... 7 Wettelijk kader toezicht op voortgezet onderwijs...

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het (voortgezet) speciaal onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het (voortgezet) speciaal onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het (voortgezet) speciaal onderwijs CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging 26 januari 2016 Onderzoekskader voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het voortgezet onderwijs 1 juli 2018 2 INHOUD 1 INLEIDING... 7 1.1 Wettelijk kader toezicht op voortgezet onderwijs... 7 1.1.1 Deugdelijkheidseisen en eigen aspecten

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op het voortgezet onderwijs ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het voortgezet onderwijs Geldig per 1 augustus 2019 INHOUD 1 INLEIDING... 6 1.1 Wettelijk kader toezicht op voortgezet onderwijs... 6 1.2 Deugdelijkheidseisen

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op voorschoolse educatie en het primair onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op voorschoolse educatie en het primair onderwijs. CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op voorschoolse educatie en het primair onderwijs CONCEPT ten behoeve van externe raadpleging 26 januari 2016 Onderzoekskader voor het toezicht op voorschoolse educatie

Nadere informatie

M-Concept-zelfevaluatie-Waarderingskader Toezichtkader Inspectie van het Onderwijs. Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum

M-Concept-zelfevaluatie-Waarderingskader Toezichtkader Inspectie van het Onderwijs. Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum Toezichtkader 2017 Inspectie van het Onderwijs Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum 1.1 Resultaten De cognitieve eindresultaten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie

Nadere informatie

Vernieuwd toezicht: wat betekent dat voor het bestuur? Het toezicht op besturen en scholen per 1 augustus 2017

Vernieuwd toezicht: wat betekent dat voor het bestuur? Het toezicht op besturen en scholen per 1 augustus 2017 Vernieuwd toezicht: wat betekent dat voor het bestuur? Het toezicht op besturen en scholen per 1 augustus 2017 Inleiding Het onderwijs verandert. En het toezicht verandert mee. Vanaf 1 augustus 2017 houden

Nadere informatie

Toezichtkader Inspectie van het Onderwijs. Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum

Toezichtkader Inspectie van het Onderwijs. Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum Toezichtkader 2017 Inspectie van het Onderwijs Cees Bos (BOC) School Plaats Directeur Datum OP1 Aanbod De school biedt een breed en op de kerndoelen gebaseerd aanbod dat ook de referentieniveaus taal en

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op het voortgezet onderwijs CONCEPT

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op het voortgezet onderwijs CONCEPT ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op het voortgezet onderwijs CONCEPT Ter vaststelling in MTi, 13 juni 2016 Onderzoekskader voor het toezicht op voortgezet onderwijs. 2 INHOUD 1 INLEIDING... 7 1.1

Nadere informatie

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR VOORTGEZET ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR VOORTGEZET ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015 WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR VOORTGEZET ONDERWIJS Concept van 12 november 2015 INHOUD Inleiding 3 1 Onderwijsresultaten 8 Standaard 1.1 - Resultaten 8 Standaard 1.2 - Sociale en maatschappelijke competenties

Nadere informatie

VOORLOPIG WAARDERINGSKADER SO DECEMBER 2014

VOORLOPIG WAARDERINGSKADER SO DECEMBER 2014 VOORLOPIG WAARDERINGSKADER SO DECEMBER 2014 In dit voorlopig waarderingskader Speciaal Onderwijs worden de standaarden en portretten beschreven die in de pilots in de periode april tot en met juni 2015

Nadere informatie

BIJLAGE 5. WAARDERINGSKADER VOORSCHOOLSE EDUCATIE

BIJLAGE 5. WAARDERINGSKADER VOORSCHOOLSE EDUCATIE BIJLAGE 5. WAARDERINGSKADER VOORSCHOOLSE EDUCATIE In deze bijlage is het waarderingskader en de normering voor de voorschoolse educatie opgenomen. De toelichting op de aanpassing van het waarderingskader

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs DEFINITIEVE VERSIE

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs DEFINITIEVE VERSIE ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs DEFINITIEVE VERSIE 10 oktober 2016 Onderzoekskader voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs. 2 INHOUD 1 INLEIDING...

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs. 1 juli 2018

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs. 1 juli 2018 ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs 1 juli 2018 INHOUD 1 INLEIDING... 8 1.1 Wettelijk kader toezicht op primair onderwijs... 8 1.2 Deugdelijkheidseisen

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op (voortgezet) speciaal onderwijs 1 juni 2017 2 Inhoud 1 INLEIDING... 7 1.1 WETTELIJK KADER TOEZICHT OP (V)SO... 7 1.2 DEUGDELIJKHEIDSEISEN EN EIGEN ASPECTEN VAN

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38522 14 juli 2017 Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 23 juni 2017, nr. 1214771 tot intrekking

Nadere informatie

Centrum onderwijs & innovatie Leiden. Bundeling verantwoording Inspectie van het Onderwijs

Centrum onderwijs & innovatie Leiden. Bundeling verantwoording Inspectie van het Onderwijs Bundeling verantwoording Inspectie van het Onderwijs versie april 2016 INLEIDING Het onderwijssysteem in Nederland biedt scholen ruimte om onderwijs zelf vorm te geven. Dit maakt dat we in Nederland veel

Nadere informatie

VOORLOPIG WAARDERINGSKADER PO DECEMBER 2014. 1. Standaarden en portretten

VOORLOPIG WAARDERINGSKADER PO DECEMBER 2014. 1. Standaarden en portretten VOORLOPIG WAARDERINGSKADER PO DECEMBER 2014 In dit voorlopig waarderingskader Primair Onderwijs wordt het volgende beschreven: -de standaarden en portretten die in de eerste fase van de pilots betrokken

Nadere informatie

Hoe kijkt een inspecteur naar kwaliteit (en kwaliteitszorg)? Monique Okkerse Swaantje de Bekker

Hoe kijkt een inspecteur naar kwaliteit (en kwaliteitszorg)? Monique Okkerse Swaantje de Bekker Hoe kijkt een inspecteur naar kwaliteit (en kwaliteitszorg)? Monique Okkerse Swaantje de Bekker Programma Kennismaking Veranderingen in het toezicht Kwaliteitsgebieden nieuw waarderingskader 2017 Didactisch

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs Geldig per 1 augustus 2019 2 INHOUD 1 INLEIDING... 7 1.1 Wettelijk kader toezicht op primair onderwijs... 7 1.2

Nadere informatie

Het toezicht vanaf augustus BGT 4JOB Vierjaarlijks Onderzoek Bestuur

Het toezicht vanaf augustus BGT 4JOB Vierjaarlijks Onderzoek Bestuur Het toezicht vanaf augustus 2017 BGT 4JOB Vierjaarlijks Onderzoek Bestuur Ons Middelbaar Onderwijs 22 juni 2017 Inhoud presentatie Vernieuwd toezicht: waarom & hoe, grootste veranderingen Onderzoek naar

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs CONCEPT

ONDERZOEKSKADER 2017. voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs CONCEPT ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs CONCEPT Ter vaststelling in MTi, 13 juni 2016 Onderzoekskader voor het toezicht op voorschoolse educatie en primair

Nadere informatie

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs

ONDERZOEKSKADER voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs ONDERZOEKSKADER 2017 voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs Geldig per 1 augustus 2019 2 INHOUD 1 INLEIDING... 7 1.1 Wettelijk kader toezicht op primair onderwijs... 7 1.2

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK Basisschool Jan Ligthart

RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK Basisschool Jan Ligthart RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK 2013-2014 Basisschool Jan Ligthart Plaats : Zelhem BRIN nummer : 10EJ C1 Onderzoeksnummer : 274481 Datum onderzoek : 15 april 2014 Datum vaststelling : 16 juni

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering. Arentheem College, locatie Thomas a Kempis, afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering. Arentheem College, locatie Thomas a Kempis, afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering Arentheem College, locatie Thomas a Kempis, afdeling vwo Plaats: Arnhem BRIN-nummer: 07PK-0 HBnummer: 3320769 Onderzoek uitgevoerd op: 12

Nadere informatie

De schoolleider en de inspectie. Contactgroep gastcolleges september 2018

De schoolleider en de inspectie. Contactgroep gastcolleges september 2018 De schoolleider en de inspectie Contactgroep gastcolleges september 2018 Introductie: Beelden van de onderwijsinspectie De onderwijsinspectie Welke beelden en gedachten roept dit op? Introductie: Uitspraken

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. Stedelijk Dalton Lyceum, afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. Stedelijk Dalton Lyceum, afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK Stedelijk Dalton Lyceum, afdeling vwo Plaats: Dordrecht BRIN-nummer: 24PY-0 HBnummer:3217542 Onderzoek uitgevoerd op: 8 november 2011 Rapport vastgesteld

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Gregorius College Afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Gregorius College Afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Gregorius College Afdeling vwo Plaats: Utrecht BRIN-nummer: 01KF-00/02 Arrangementsnummer: 726178 HB: 3485391 Onderzoek uitgevoerd op: 15 november 2012 Conceptrapport

Nadere informatie

Toezicht in het praktijkonderwijs

Toezicht in het praktijkonderwijs Toezicht in het praktijkonderwijs In dit schrijven wordt aangegeven hoe een school voor praktijkonderwijs de diverse indicatoren uit het waarderingskader van de Inspectie voor directe belanghebbenden (school,

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Hanze College, afdeling vmbo g/t

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Hanze College, afdeling vmbo g/t RAPPORT VAN BEVINDINGEN Onderzoek naar kwaliteitsverbetering Hanze College, afdeling vmbo g/t Plaats: Oosterhout BRIN-nummer: 21GZ Onderzoek uitgevoerd op: 19 april 2011 Conceptrapport verzonden op: 25

Nadere informatie

Steunpunt Zorg & Onderwijs Fryslân

Steunpunt Zorg & Onderwijs Fryslân Steunpunt Zorg & Onderwijs Fryslân Kwaliteitseisen dagprogramma s met ZOAL (Zorg en Onderwijs op een andere Locatie) Kwaliteitseisen en dienstverlening voor ZOAL-aanbieders, versie 26 juli 2017 1 Inhoud

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ. Media College, afdeling vmbo gemengd/theoretische leerweg

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ. Media College, afdeling vmbo gemengd/theoretische leerweg RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ Media College, afdeling vmbo gemengd/theoretische leerweg Plaats: Den Haag BRIN-nummer: 20MJ-2 Onderzoeksnummer: 2881213 Onderzoek uitgevoerd op: 8 december 2009 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING RUDOLF STEINER COLLEGE AFDELINGEN HAVO EN VWO

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING RUDOLF STEINER COLLEGE AFDELINGEN HAVO EN VWO RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING RUDOLF STEINER COLLEGE AFDELINGEN HAVO EN VWO Plaats: Rotterdam BRIN-nummer: 16TV-1 Arrangementsnummer: 170877/170878 Onderzoek uitgevoerd op:

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK P.C.B. "Koningin Juliana" Plaats : Ermelo BRIN nummer : 14CM C1 Onderzoeksnummer : 287541 Datum onderzoek : 1 februari 2016 Datum vaststelling : concept

Nadere informatie

Het toezicht vanaf augustus Besturen en scholen [datum]

Het toezicht vanaf augustus Besturen en scholen [datum] Het toezicht vanaf augustus 2017 Besturen en scholen [datum] Inhoud presentatie Vernieuwd toezicht: waarom & hoe, grootste veranderingen Onderzoek naar bestuur en scholen: inhoud Vierjaarlijks onderzoek:

Nadere informatie

OPBRENGSTEN LEERLINGENZORG

OPBRENGSTEN LEERLINGENZORG OPBRENGSTEN 1 De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. K.A. 11 De resultaten van de leerlingen liggen ten minste op het niveau dat

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK GEDIFFERENTIEERD TOEZICHT. Basisschool Dr.A.Schweitzer

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK GEDIFFERENTIEERD TOEZICHT. Basisschool Dr.A.Schweitzer RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK GEDIFFERENTIEERD TOEZICHT Basisschool Dr.A.Schweitzer Plaats : Renkum BRIN nummer : 12UL C1 Onderzoeksnummer : 291855 Datum onderzoek : 16 januari 2017 Datum

Nadere informatie

UITKOMST KWALTEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS. basisschool Aquamarin

UITKOMST KWALTEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS. basisschool Aquamarin UITKOMST KWALTEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS Basisschool Aquamarin School: basisschool Aquamarin Plaats: Jato Baco, Bonaire BRIN-nummer: 30KX Datum uitvoering onderzoek: 13 april 2016 Datum

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK GUIDO DE BRES, ARNHEM afdeling vmbo-tl Plaats: Arnhem BRIN-nummer: 00JT-03 Arrangementsnummer: 220117 Onderzoek uitgevoerd op: 7 november 2012 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Albertingk Thijm Mavo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Albertingk Thijm Mavo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Albertingk Thijm Mavo Plaats : Hilversum BRIN-nummer : 00PS-6 Onderzoek uitgevoerd op : 28 november en 11 december 2011 Conceptrapport verzonden op : 19 februari

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK basisschool 'Binnen de Veste', afdeling voor hoogbegaafde leerlingen Vitruvio Plaats : Zierikzee BRIN nummer : 10DM C2 Onderzoeksnummer : 292309 Datum

Nadere informatie

Taal binnen het vernieuwde toezicht

Taal binnen het vernieuwde toezicht Taal binnen het vernieuwde toezicht CPS Nationaal congres Taal en lezen Marja de Boer Inspecteur primair onderwijs Lid IvhO-expertisegroepen Taal en Nieuwkomers 13 oktober 2016 Programma Aanleiding keuze

Nadere informatie

RAPPORT. Onderzoek in het kader van het Onderwijsverslag bij Basisschool De Zuidwester

RAPPORT. Onderzoek in het kader van het Onderwijsverslag bij Basisschool De Zuidwester RAPPORT Onderzoek in het kader van het Onderwijsverslag 2010-2011 bij Basisschool De Zuidwester Plaats : Haarlem BRIN-nummer : 16JB Onderzoeksnummer : 122489 Datum schoolbezoek : 17 mei 2011 Rapport vastgesteld

Nadere informatie

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015 WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS Concept van 12 november 2015 INHOUD Inleiding 5 1 Onderwijsresultaten 9 STANDAARD 1.1 - RESULTATEN 9 9 9 STANDAARD 1.2 - SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK basisschool Binnen de Veste Plaats : Zierikzee BRIN nummer : 10DM C1 Onderzoeksnummer : 291696 Datum onderzoek : 14 februari 2017 Datum vaststelling

Nadere informatie

Reproductie van het rapport zonder toestemming van de inspectie of de school/instelling vindt niet plaats anders dan in zijn volledige vorm

Reproductie van het rapport zonder toestemming van de inspectie of de school/instelling vindt niet plaats anders dan in zijn volledige vorm RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING Anna van Rijn College Afdeling VMBO (G)T Locatie Harmonielaan Plaats: Nieuwegein BRIN-nummer: 18WS-2 Registratienummer: 3059095 Onderzoek

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Minkema College Afdeling vmbo-b

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Minkema College Afdeling vmbo-b RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Minkema College Afdeling vmbo-b Plaats: Woerden BRIN-nummer: 17AN-1 Arrangementsnummer: 143197 HB: 3133727 Onderzoek uitgevoerd op: 1 maart 2011 Conceptrapport

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Eemsdeltacollege

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Eemsdeltacollege ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING Eemsdeltacollege Plaats : Delfzijl BRIN nummer : 30PP 00 Onderzoeksnummer : 285610 Datum onderzoek : 13 oktober 2015 Datum vaststelling : 4 januari 2016 Pagina 2 van

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Wolfert Lyceum Afdelingen havo en vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Wolfert Lyceum Afdelingen havo en vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Wolfert Lyceum Afdelingen havo en vwo Plaats: Bergschenhoek BRIN-nummer: 15KR-6 Registratienummer: 3030528 Onderzoek uitgevoerd op: 28 oktober 2010 Conceptrapport

Nadere informatie

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013. Gymnasium Felisenum

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013. Gymnasium Felisenum VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013 Gymnasium Felisenum Plaats : Velsen-Zuid BRIN-nummer : 20DG Onderzoeksnummer : 150930 Datum onderzoek : 17-18 januari 2013 Datum vaststelling : 18 december 2012-14 maart

Nadere informatie

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS Basisschool Aquamarin te Bonaire School: Aquamarin Plaats: Jato Baco, Bonaire BRIN-nummer: 30KX Datum uitvoering onderzoek: 20 mei 2014 Datum

Nadere informatie

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Sgs. Amsterdam-Zuid (loc. Apolloschool LWOO) De Apollo VMBOGT

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Sgs. Amsterdam-Zuid (loc. Apolloschool LWOO) De Apollo VMBOGT VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013 Sgs. Amsterdam-Zuid (loc. Apolloschool LWOO) De Apollo VMBOGT Plaats : Amsterdam BRIN nummer : 21ET C7 BRIN nummer : 21ET 08 BRIN nummer : 21ET 08 VMBOGT Onderzoeksnummer

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Esprit Scholengroep

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Esprit Scholengroep RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Esprit Scholengroep Berlage Lyceum, afdeling vwo Plaats: Amsterdam BRIN-nummer: 17YS Arrangementsnummer: Onderzoek uitgevoerd op: 30 november 2010 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING CHRISTELIJK LYCEUM VEENENDAAL AFDELING HAVO

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING CHRISTELIJK LYCEUM VEENENDAAL AFDELING HAVO RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING CHRISTELIJK LYCEUM VEENENDAAL AFDELING HAVO Plaats: Veenendaal BRIN-nummer: 02VM Arrangementsnummer: 127497 HB: 3079737 Onderzoek uitgevoerd

Nadere informatie

Pilots Toezicht Schoolbezoek met gezamenlijke observaties

Pilots Toezicht Schoolbezoek met gezamenlijke observaties Pilots Toezicht 2020 Schoolbezoek met gezamenlijke observaties Toezicht in verandering https://www.youtube.com/watch?v=-gu58xzdpvu 2 Meer info in de nieuwsbrief http://www.onderwijsinspectie.nl/nieuwsbrieven/2014/12/e-nieuwsprimair-onderwijs-2014.html#toezicht%20in%20transitie

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Praktijkschool Joannes Nijmegen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Praktijkschool Joannes Nijmegen RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING Praktijkschool Joannes Nijmegen Plaats: Nijmegen BRIN-nummer: 26JR-00 Arrangementsnummer: 153057 Onderzoek uitgevoerd op: 7 december 2011 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl Plaats: Nijmegen BRIN-nummer: 01VN-04 Arrangementsnummer: 153937 Onderzoek uitgevoerd op: 14 september

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK Koos Meindertsschool

RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK Koos Meindertsschool RAPPORT VAN BEVINDINGEN STELSELONDERZOEK 2014-2015 Koos Meindertsschool Plaats : 's-gravenhage BRIN nummer : 07CQ C1 Onderzoeksnummer : 278333 Datum onderzoek : 4 november 2014 Datum vaststelling : 4 februari

Nadere informatie

Belangrijkste veranderingen inspectietoezicht. Taal in het nieuwe onderzoekskader. Actuele ontwikkelingen en trends binnen het taalonderwijs

Belangrijkste veranderingen inspectietoezicht. Taal in het nieuwe onderzoekskader. Actuele ontwikkelingen en trends binnen het taalonderwijs Taal binnen het vernieuwde toezicht SLO Netwerkdag taalspecialisten Herman Franssen Inspecteur primair onderwijs Lid IvhO-expertisegroep Taal 20 april 2017 Programma Belangrijkste veranderingen inspectietoezicht

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK UNIE NOORD, LUCIA PETRUS MAVO AFDELING VMBO-TL

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK UNIE NOORD, LUCIA PETRUS MAVO AFDELING VMBO-TL RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK UNIE NOORD, LUCIA PETRUS MAVO AFDELING VMBO-TL Plaats: Rotterdam BRIN-nummer: 02VG-4 Registratienummer: 3482635 Onderzoek uitgevoerd op: 11 december 2012 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ STEDELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP NIJMEGEN. Afdeling havo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ STEDELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP NIJMEGEN. Afdeling havo RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ STEDELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP NIJMEGEN Afdeling havo Plaats: Nijmegen BRIN-nummer: 20EO-0 Onderzoeksnummer: 76587 Onderzoek uitgevoerd op: 14 januari 2010 Conceptrapport

Nadere informatie

Basisondersteuning SWV PO Rijnstreek

Basisondersteuning SWV PO Rijnstreek Basisondersteuning SWV PO Rijnstreek Waarderingskader inspectie Postadres: Email: Website: Bestuursnr.: Versie 30-5-2018 1 Inhoud Inleiding... 3 Waarderingskader van de onderwijsinspectie... 4 Toelichting

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Midden Brabant College, locatie Economie en Groen, afdeling vmbo-b

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Midden Brabant College, locatie Economie en Groen, afdeling vmbo-b RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Midden Brabant College, locatie Economie en Groen, afdeling vmbo-b Plaats: Tilburg BRIN-nummer: 20GD-0 Arrangementsnummer: - Onderzoek uitgevoerd op: 20 september

Nadere informatie

CONCEPTRAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar Kwaliteitsverbetering. RSG Hoeksche Waard afdeling vmbo

CONCEPTRAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar Kwaliteitsverbetering. RSG Hoeksche Waard afdeling vmbo CONCEPTRAPPORT VAN BEVINDINGEN Onderzoek naar Kwaliteitsverbetering RSG Hoeksche Waard afdeling vmbo vmbo basisberoepsgerichte leerweg vmbo kaderberoepsgerichte leerweg vmbo gemengd/theoretische leerweg

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER het Anna van Rijn College, locatie Albatros VMBOGT VWO

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER het Anna van Rijn College, locatie Albatros VMBOGT VWO RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER 2012 het Anna van Rijn College, locatie Albatros VMBOGT VWO Plaats : Nieuwegein BRIN nummer : 18WS C1 BRIN nummer : 18WS 00 VMBOGT BRIN nummer : 18WS

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Basisschool Podium

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Basisschool Podium RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Basisschool Podium Plaats : Loenen aan de Vecht BRIN nummer : 05QP C1 Onderzoeksnummer : 292478 Datum onderzoek : 27 maart 2017 Datum vaststelling : 23 juni

Nadere informatie

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR PRIMAIR ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015

WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR PRIMAIR ONDERWIJS. Concept van 12 november 2015 WAARDERINGSKADER 2017 SECTOR PRIMAIR ONDERWIJS Concept van 12 november 2015 INHOUD Inleiding 5 1 Onderwijsresultaten 9 STANDAARD 1.1 - RESULTATEN 9 9 9 STANDAARD 1.2 - SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE COMPETENTIES

Nadere informatie

Onderwijsinspectie Vernieuwing in het toezicht

Onderwijsinspectie Vernieuwing in het toezicht Onderwijsinspectie Vernieuwing in het toezicht Het onderwijs verandert, het toezicht verandert mee Toezicht moet aansluiten op de praktijk van het onderwijs en de verwachtingen die ouders, leerlingen en

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Willem de Zwijger College, afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Willem de Zwijger College, afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING Willem de Zwijger College, afdeling vwo Plaats: Papendrecht BRIN-nummer: 20AE-0 Arrangementsnummer: 187799 Onderzoek uitgevoerd op: 9 en 11

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER Wellantcollege Alphen aan den Rijn VMBOGT

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER Wellantcollege Alphen aan den Rijn VMBOGT RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER 2012 Wellantcollege Alphen aan den Rijn VMBOGT Plaats : Alphen aan den Rijn BRIN nummer : 01OE C10 BRIN nummer : 01OE 30 VMBOGT Onderzoeksnummer : 289810

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ. Erasmus College, afdeling vwo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ. Erasmus College, afdeling vwo RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ Erasmus College, afdeling vwo Plaats: Zoetermeer BRIN-nummer: 00PJ-1 J Onderzoeksnummer: 2782066 v Onderzoek uitgevoerd op: 17 april 2009 Conceptrapport verzonden

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. basisschool De Bornput

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. basisschool De Bornput RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK basisschool De Bornput Plaats : Oostdijk BRIN nummer : 04RC C1 Onderzoeksnummer : 291981 Datum onderzoek : 14 maart 2017 Datum vaststelling : 8 mei 2017 Pagina

Nadere informatie

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER 2012

RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER 2012 RAPPORT ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING KADER 2012 Unie Noord, Lucia Petrus VMBOGT Plaats : Rotterdam BRIN nummer : 02VG C4 BRIN nummer : 02VG 04 VMBOGT Onderzoeksnummer : 271899 Datum onderzoek :

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Obs Hilmare

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Obs Hilmare RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Obs Hilmare Plaats : Hillegom BRIN nummer : 18HR C1 Onderzoeksnummer : 289001 Datum onderzoek : 21 juni 2016 Datum vaststelling : 26 september 2016 Pagina 2

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. o.b.s. Op 't Veld

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. o.b.s. Op 't Veld RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK o.b.s. Op 't Veld Plaats : Emmen BRIN nummer : 16WN C1 Onderzoeksnummer : 285220 Datum onderzoek : 22 en 24 september 2015 Datum vaststelling : 7 januari 2016

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. c.b.s. "De Stapstien"

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. c.b.s. De Stapstien RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK c.b.s. "De Stapstien" Plaats : Kollumerzwaag BRIN nummer : 10IK C1 Onderzoeksnummer : 287994 Datum onderzoek : 15 maart 2016 Datum vaststelling : 7 april 2016

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Basisschool Cosmicus

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Basisschool Cosmicus RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK Basisschool Cosmicus Plaats : 's-gravenhage BRIN nummer : 15XZ C1 Onderzoeksnummer : 281806 Datum onderzoek : 16 februari 2015 Datum vaststelling : 17 mei 2015

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VMBOK Agnieten College - Talentstad

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VMBOK Agnieten College - Talentstad RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK VMBOK Agnieten College - Talentstad Plaats : Zwolle BRIN nummer : 02VT 02 VMBOK BRIN nummer : 02VT C7 Onderzoeksnummer : 277732 Datum onderzoek : 2 oktober 2014

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ GROENHORST COLLEGE, LOCATIE MAARTENSDIJK. Vmbo-k en vmbo-g

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ GROENHORST COLLEGE, LOCATIE MAARTENSDIJK. Vmbo-k en vmbo-g RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ GROENHORST COLLEGE, LOCATIE MAARTENSDIJK Vmbo-k en vmbo-g Plaats: Maartensdijk BRIN-nummer: 25GV Onderzoeksnummer: 119671 Onderzoek uitgevoerd op: 15 april 2010 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. rkbs "Cunera"

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. rkbs Cunera RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK rkbs "Cunera" Plaats : Rhenen BRIN nummer : 07VM C1 Onderzoeksnummer : 292426 Datum onderzoek : 13 maart 2017 Datum vaststelling : 17 mei 2017 Pagina 2 van 11

Nadere informatie

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS WINFORD ARNHEM BASISONDERWIJS TE ARNHEM. Winford Arnhem Basisonderwijs

UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS WINFORD ARNHEM BASISONDERWIJS TE ARNHEM. Winford Arnhem Basisonderwijs UITKOMST KWALITEITSONDERZOEK NIET BEKOSTIGD PRIMAIR ONDERWIJS WINFORD ARNHEM BASISONDERWIJS TE ARNHEM School: Winford Arnhem Basisonderwijs Plaats: Arnhem BRIN-nummer: 31CV Datum uitvoering onderzoek:

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VSO Hengelo

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. VSO Hengelo RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK VSO Hengelo Plaats : Hengelo Ov BRIN nummer : 00KM OKE 07 VSO Onderzoeksnummer : 150043 Datum onderzoek : 7 november 2012 Datum vaststelling : 23 januari 2013

Nadere informatie

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP RKBS HOEKSTEEN

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP RKBS HOEKSTEEN DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2009-2010 OP RKBS HOEKSTEEN Plaats : Enkhuizen BRIN-nummer : 04YU Onderzoeksnummer : 118767 Datum schoolbezoek : Rapport vastgesteld te

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. St. Antonius

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. St. Antonius RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK St. Antonius Plaats : Marienheem BRIN nummer : 06JY C1 Onderzoeksnummer : 281505 Datum onderzoek : 2 en 5 februari 2015 Datum vaststelling : 25 maart 2015 Pagina

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING HORECAVAKSCHOOL ROTTERDAM AFDELING VMBO BASIS- EN KADERBEROEPSGERICHTE LEERWEG

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING HORECAVAKSCHOOL ROTTERDAM AFDELING VMBO BASIS- EN KADERBEROEPSGERICHTE LEERWEG RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING HORECAVAKSCHOOL ROTTERDAM AFDELING VMBO BASIS- EN KADERBEROEPSGERICHTE LEERWEG Plaats: Rotterdam BRIN-nummer: 02VG-11 Registratienummer: 3198488

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ Basisschool t Kwekkeveld School/instelling: Basisschool t Kwekkeveld Plaats: Schijndel BRIN-nummer: 13CK Postregistratienummer: 08.H2727425 Onderzoek uitgevoerd op:

Nadere informatie

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Revius Lyceum Wijk bij Duurstede VMBOGT

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Revius Lyceum Wijk bij Duurstede VMBOGT VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013 Revius Lyceum Wijk bij Duurstede VMBOGT Plaats : Zeist BRIN-nummer : 02VR C5 BRIN-nummer : 02VR 05 VMBOGT Onderzoeksnummer : 150694 Datum onderzoek : Datum vaststelling

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. Basisschool De Wadden, locatie Molenwijk

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. Basisschool De Wadden, locatie Molenwijk RAPPORT VAN BEVINDINGEN Kwaliteitsonderzoek bij Basisschool De Wadden, locatie Molenwijk Plaats : Haarlem BRIN-nummer : 12BV Onderzoeksnummer : 122154 Datum schoolbezoek : 29 november 2010 Rapport vastgesteld

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. SBO De Kameleon

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. SBO De Kameleon RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK SBO De Kameleon Plaats : Hoogeveen BRIN nummer : 00JH C1 Onderzoeksnummer : 288118 Datum onderzoek : 5 april 2016 Datum vaststelling : 20 juni 2016 Pagina 2

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. cbs Koningin Juliana

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. cbs Koningin Juliana RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK cbs Koningin Juliana Plaats : Wilnis BRIN nummer : 09UW C1 Onderzoeksnummer : 292388 Datum onderzoek : 7 februari 2017 Datum vaststelling : 6 april 2017 Pagina

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK basisschool Cornelis Zeeman Plaats : Urk BRIN nummer : 12KH C1 Onderzoeksnummer : 288643 Datum onderzoek : 31 maart 2016 Datum vaststelling : concept

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. ONDERZOEK BIJ MAARTEN VAN ROSSEM Afdelingen vmbo-b en vmbo-k

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. ONDERZOEK BIJ MAARTEN VAN ROSSEM Afdelingen vmbo-b en vmbo-k RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ MAARTEN VAN ROSSEM Afdelingen vmbo-b en vmbo-k Plaats: Arnhem BRIN-nummer: 20TZ-07 Onderzoeksnummer: 76696, 76695 Onderzoek uitgevoerd op: 26 januari 2010 Conceptrapport

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. 's-gravendreef College HAVO VMBOGT VMBOK

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. 's-gravendreef College HAVO VMBOGT VMBOK RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK 's-gravendreef College HAVO VMBOGT VMBOK Plaats : 's-gravenhage BRIN nummer : 00XK C3 BRIN nummer : 00XK 03 HAVO BRIN nummer : 00XK 03 VMBOGT BRIN nummer : 00XK

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 73500 22 december 2017 Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 14 december 2017, nr. 1280915,

Nadere informatie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. R.K. basisschool De Talenten

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek bij. R.K. basisschool De Talenten RAPPORT VAN BEVINDINGEN Kwaliteitsonderzoek bij R.K. basisschool De Talenten Plaats : Haarlem BRIN-nummer : 16LQ Onderzoeksnummer : 120887 Datum schoolbezoek : 29 november 2010 Rapport vastgesteld te Zoetermeer

Nadere informatie

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS MOLENBEEK

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS MOLENBEEK DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS MOLENBEEK Plaats : Enschede BRIN-nummer : 16NC Onderzoeksnummer : 120274 Datum schoolbezoek : 13 Rapport vastgesteld te Zwolle

Nadere informatie

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Pius X, locatie van Renneslaan

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Pius X, locatie van Renneslaan VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV 2013 Pius X, locatie van Renneslaan Plaats : Almelo BRIN-nummer : 02EK 01 Onderzoeksnummer : 193569 Datum onderzoek : 13 maart 2013 Datum vaststelling : 4 april 2013 Pagina

Nadere informatie

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008

KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 RAPPORT KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG 2007/2008 DE HOLTHUIZEN School: De Holthuizen Plaats: Haaksbergen BRIN-nummer: 12YQ Onderzoeksnummer: 103463 Datum uitvoering onderzoek:

Nadere informatie