Kennisportfolio. Corporate Identity Mix

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kennisportfolio. Corporate Identity Mix"

Transcriptie

1 Kennisportfolio Blok 1 Algemene Economie (Micro) Dit ging voornamelijk over micro-economie. Dat is de economie voor gezinnen en bedrijven. In dit blok werd er gekeken wanneer een vraag of aanbodlijn verschuift. Ook kwam de break-evenanalyse aan bod. Deze kan je toepassen door de totale kosten van de totale opbrengsten af te halen en dan te vermenigvuldigen met de verkochte hoeveelheid. Ook werd gekeken wanneer iets progressief, degressief of proportioneel stijgt. Er werd ook berekend hoe je maximale winst kan behalen. Deze theorie kwam niet van één auteur of bedenker. Bedrijfseconomie Bij bedrijfseconomie ging het om de begin- en eindbalans, de resultatenrekening en het liquiditeitsoverzicht. Het belangrijkste was dat activa die verandert over een periode altijd op de resultatenrekening komt, en dat de activa die meteen verandert altijd op het liquiditeitsoverzicht komt. Ook werd geleerd hoe je journaalposten kon maken. Het positieve of negatieve resultaat dat je hebt op de resultatenrekening gaat bij/af van het eigen vermogen. Het positieve of negatieve resultaat dat je hebt op het liquiditeitsoverzicht gaat van de kas af of bij. Afschrijvingen komen niet op het liquiditeitsoverzicht. Kosten en opbrengsten = resultatenrekening(winst/verliesrekening), inkomsten en uitgaven = liquiditeitsoverzicht. Communicatie Communicatie ging over het communicatieplan, de drieluik en werd uitgelegd wat identiteit, imago en corporate imago is. De corporate identity mix bestaat uit de identiteit en het imago. De identiteit bestaat uit het gedrag, persoonlijkheid, symboliek en communicatie. Het communicatieplan bestaat uit de volgende tien stappen. Probleem, Analyse, Communicatiedoelgroepen, Communicatiedoelstellingen, Boodschap, Communicatiestrategie, Communicatiemiddelen, Tijdsplanning, Budget en Evaluatie. Corporate Identity Mix

2 Inleiding Management I In het eerste blok ging Management over het 7s model van McKinsey. Het 7s model is bedoeld voor bedrijven. Elke S heeft zijn eigen kenmerken en eigenschappen die belangrijk zijn voor een bedrijf. De 7 S en zijn Staf, Strategie en Structuur. Recht Bij Recht ging het eerste blok over inleiding van recht. Je hebt privaat en publiekrecht. Publiek is staat vs burger, privaat is burger vs burger. Ook werd er gekeken welke grondrechten er zijn en waar je die kan vinden. (Art. 1 t/m 23 Grondwet). Ook werd er kort gekeken naar wat het verschil is tussen de verschillende rechtspersonen (BV/NV, Eenmanszaak enz.). Het laatste onderwerp was de arbeidsovereenkomst. Wanneer is er een arbeidsovereenkomst en wanneer kan deze nietig worden verklaard. Art. 7:680 tot verder BW.

3 Blok 2 Human Resource Management HRM gaat over het managen van je personeel. Hierbij is de instroom, doorstroom en uitstroom van groot belang. Elk onderdeel heeft verschillende onderwerpen/instrumenten. Bij instroom gaat het om werving, selectie, introductie en aanstelling en bepaling arbeidsvoorwaarden. Bij doorstroom gaat het om beloning, beoordeling, begeleiding, loopbaanplanning, opleiding en training en kennismanagement. Als laatste uitstroom. Hierbij zijn outplacement, exitgesprek en ontslag van groot belang. Dit werd allemaal uitgelegd aan de hand van het FOMBRUN model Strategie personeelsplanning Personeelsmanagement Arbeidsmarkt selectie introducti e prestatie belonin g beoorde g ontwikke Bedrijfseconomie Bij bedrijfseconomie ging het dit blok over de Naamloze- en Besloten Vennootschap. Daar werkt het eigen vermogen namelijk anders als bij andere ondernemingen. Zo zijn er aandelen verkrijgbaar boven of onder emissie, zijn er verschillende vormen van reserves zoals het agioreserve en winstreserve en de herwaarderingsreserve. Ook zijn er verschillende formules om te weten of een NV/BV op korte en lange termijn nog wel haar schulden zou kunnen terugbetalen. Dit kan door middel van de solvabiliteit en de rentabiliteit formules.

4 Marketing Bij Marketing waren een aantal modellen van groot belang. Zo was er het Abell model, die door middel van behoeften, afnemers en technologieën een missie kon bepalen voor een organisatie. De externe marketingomgeving van een organisatie kan via 2 modellen worden bepaald. Allereerst het model van Porter, wat voor de Meso-economie is. Voor het Porter model moeten 5 factoren voor dat bedrijf beschreven worden. De 5 factoren zijn de leveranciers, de concurrenten, de afnemers, substituten en de potentiële toetreders. Het DESTEP model is voor de Macro-economie. DESTEP staat voor 6 onderdelen. Dit is demografisch, ecologisch, socio-cultureel, technologisch, economisch en politiek. Samen vormt dit de SWOT-analyse. SWOT staat voor strength/weaknesses en opportunities/threats. Micro = SWOT Meso = Porter Macro = Destep 5stappen model Porter - Positie van het bedrijf tegenover concurrenten. (veel concurrenten, grote concurrenten e.d.)

5 - Onderhandelingsmacht van de toeleveranciers. Voorbeeld Apple tegenover Appleshops. - Onderhandelingspositie van de klanten. Bijv. Grote afnemers zoals Albert Heijn - Substituten dreiging. Bijvoorbeeld: trein tegenover auto. Film tegenover TV of Theater. - Dreiging nieuwe toetreders: hoe gemakkelijk is het om de markt te betreden. Hoge investeringen, Kennisintensief minder gemakkelijk toetreding. SWOT-ANALYSE DESTEP BCG-Matrix

6 Omdat elk product dus een beperkte levensduur heeft dient een bedrijf permanent te innoveren zodat ze producten hebben in verschillende fasen in hun levenscyclus. De Boston Consulting Group heeft hiervoor een model ontwikkeld waarin ze de volgende elementen onderkennen: Question marks: producten waarvan nog niet zeker is of deze succesvol zullen worden. Stars: Dit zijn producten die veel potentie hebben maar waarvan de omzet nog gering is. Cash Cows: Hier verdient het bedrijf het geld mee om nieuwe innovaties te betalen. De markt is groot en indien het bedrijf een aanzienlijk marktaandeel bereikt kunnen deze aanzienlijk bijdragen aan de winst. Dogs: zijn producten die aan het eind van hun levenscyclus zijn. Niet meer in investeren en zolang er winst mee wordt gemaakt handhaven anders afstoten. Het Productlevenscyclus model van Lewitt kan worden toegepast op de BCG-Matrix Een 2 e element om rekening mee te houden is dat elk product een bepaalde levenscyclus doorloopt. De blauwe lijn volgt de ontwikkeling van de winst. De groene lijn is de omzet. In de productontwikkelfase wordt er nog niets verdiend. Sterker nog, veel producten stranden in de ontwikkelfase en worden nooit in productie genomen. Dat behoort tot het ondernemersrisico. Dat betekent o.a. dat hoe hoger de ontwikkelkosten en hoe hoger de kans dat producten niet in

7 productie worden genomen de winst op de omzet hoger moet zijn om de ontwikkelkosten terug te verdienen. Een goed voorbeeld is de farmacie industrie. Het ontwikkelen en testen van nieuwe medicijnen is duur en langdurig. Als een kaskrakerproduct uitblijft komt een bedrijf in moeilijkheden. Denk aan Organon. Ook de filmindustrie is een goed voorbeeld. In de introductiefase zal de omzet langzaam omhoog gaan. Hier gaan veel kosten (o.a. aan marketing) mee gemoeid. Vervolgens zal de omzet gestaag groeien totdat deze onvermijdelijk inzakt omdat er een verzadiging van de markt plaatsvindt of het product wordt achterhaald door nieuwe producten en technologieën. De wijze waarop de omzet en winstlijnen verlopen is erg afhankelijk van de branche en het product. Vergelijk tv toestellen of de pil of brood. Abell-Model Het model van Abell wordt vaak toegepast om het werkterrein van een onderneming te analyseren. Met welke technologieën en producten is een onderneming actief op een markt en op welke doelgroep speelt ze in? De Abell analyse is een handig hulpmiddel bij het afbakenen van de markt. Recht Bij recht werden er de eerste drie weken verschillende ondernemingen belicht waar voor elke onderneming andere wetten gelden. Deze ondernemingen waren de Eenmanszaak, Maatschap, Vennootschap onder firma en de Besloten Vennootschap. In week 4 en 5 werd aandacht gegeven aan het overeenkomstrecht. Wanneer is er wel en wanneer is er niet een overeenkomst. Ook werd gekeken wie daartoe bevoegd zijn en wie juist niet. De laatste les ging over overdracht van goederen. Dus wanneer er wel een overdracht is en wanneer niet. Inleiding Management II

8 In het eerste blok werden 3 S en van het model van McKinsey behandeld. Dit was de Strategie, Staf en Structuur. In het tweede blok zijn de overige S en van het model van McKinsey aan bod gekomen. Dit zijn de Significante Waarden, Systemen, Sleutelvaardigheden en de Management Stijl. Blok 3 Human Resource Management In dit blok werd gebruik gemaakt van de operationeel managementplan. Het begon bij de arbeidsmarkt, wat er voor zorgt dat een bedrijf kan werven. Als ze eenmaal hebben gewerfd gaat een onderneming selecteren en introduceren. Dit hangt samen met de prestaties die een medewerker levert en kan leveren. Dit hoort allemaal bij de instroom van een medewerker. Bij de doorstroom hangen de prestaties af van de gezondheid, beloning en ontwikkeling. Aan de hand hiervan wordt een medewerker beoordeelt op zijn of haar prestaties. Als dit onvoldoende blijkt te zijn neemt een onderneming afscheid van de medewerker. Dit kan via ontslag, out-placement en een exitgesprek. De manier waarop dit wordt gedaan heeft ook weer invloed op het werkgeversmerk. Algemene Economie Bij Algemene Economie ging het over de macro-economie. De Economische kringloop is hierbij van groot belang. De gezinnen besteden hun inkomen aan de bedrijven en aan de overheid (belasting). De overheid besteedt hun geld aan de gezinnen(uitkeringen) en aan de bedrijven (investeringen). De bedrijven besteden hun geld aan de overheid (belasting), gezinnen (inkomen) en aan het buitenland(import). Ze krijgen daarentegen ook geld van het buitenland(export). Hoe de economische kringloop werkt hangt ook af van een aantal andere dingen zoals hoog/laagconjunctuur, inflatie en de economische situatie in het buitenland. Bedrijfseconomie Dit blok lag de nadruk op de kostprijs van een product. Dit werd berekend via de standaardkostprijs en de commerciële kostprijs. Ook werd er geleerd hoe je het bedrijfsresultaat kon berekenen. Dit kon via twee manieren. De eerste manier was de klassieke methode. De tweede manier was de geanalyseerde methode. Bij de geanalyseerde methode was het belangrijk om te weten wat het prijsverschil en hoeveelheidverschil van een product is. Ook ging een klein stuk van het blok over netto en bruto afval.

9 Management Bij Management ging het voornamelijk over groeimodellen en veranderingsmodellen. Je had groeimodellen van Keuning, Scott en Greiner. De veranderingsmodellen waren van geleerde genaamd Lewin en Ezerman. Het belangrijkste model was het model van Keuning. Het model van Keuning heeft 7 stadia; Bestaansopbouw, Overleven, Succes, Expansie, Optimale Verhoudingen, Verstarring en Nieuwe vormen van groei. Deze 7 stadia kunnen worden verdeeld in 4 fasen. Fase 1 is het Pioniersbedrijf (stadia 1+ 2), Fase 2 is de Afdelingsgewijze opbouw (stadia 3+4), Fase 3 is Volgroeide Organisatie I (stadia 5) en de laatste Fase is heet Volgroeide Organisatie II (stadia 6). Elke fase heeft 6 kenmerken die per fase kunnen veranderen. De 6 kenmerken zijn Strategische Keuzes, Organisatiestructuur, Research & Development, Prestatiemeting, Beloningssystemen en het Beheerssysteem. Model Keuning

10 Groeimodel Greiner Veranderingsmodel Lewin

11 Veranderen en Weerstand, Model Ezerman Recht Recht ging over de inkomensbelasting van een bedrijf of van een huishouden. Voor een bedrijf gelden andere belastingswetten dan voor een huishouden. Er is een schijventabel die voor een huishouden geldt. Daarnaast zijn er drie boxen die gelden voor bedrijven. Maar er zijn ook aftrekbare posten en allerlei uitzonderingen en vrijstellingen.

12 Blok 4 Innovatiepraktijk Business Canvas Model Een belangrijk model is het Business Canvas Model. Dit model heeft 9 bouwstenen. Elk bouwsteen moet goed zijn ingevuld wil het bedrijf succesvol zijn. De 9 bouwstenen zijn Customer Segments, Value Proposition, Customer Relationships, Channels, Revenue Streams, Cost Structure, Key Resources, Key Partners, Key Activities. Dit model kent vier onderdelen namelijk: 1. De externe relatie met de klant en hoe dit kan worden vormgegeven 2. De wijze waarop het bedrijf geld kan verdienen aan deze klanten 3. De wijze waarop het bedrijf zich daarop moet organiseren 4. Hoe de wijze van interne organisatie zich vertaalt in de kostenstructuur van het bedrijf

13 Innovation Adaption Curve De Innovation Adaption Curve laat zien welke doelgroep wat kiest. Deze groepen zijn op te splitsen. Hieronder een afbeelding ter verduidelijking. Er is een groep van innovators die perse als eerste het nieuwste van het nieuwste willen hebben. Dit is de groep die s nachts voor de Apple winkel gaat liggen voor de Ipad. Deze groep is ook bereid om onvolkomenheden aan een product te accepteren (productfouten, gebrek aan support, incompatibiliteit met andere producten et cetera). Zij kopen ook vaak de producten die uiteindelijk het in de markt niet blijken te doen. Vervolgens volgt de groep van early adopters. Deze behoren tot de eersten die een HD tv kopen. Zij volgen de marktstandaard maar wil wel het nieuwste van het nieuwste. Dan volgt de early majority en de late majority. Dit is de grote groep die geleidelijk overstapt op een nieuwe flatscreen als de oude TV al wat jaartjes oud is. De laggards is de groep die heel laat instapt in een nieuw product. Die kopen pas een nieuwe TV als de oude (zwart-wit) echt versleten is en niet meer te repareren. Business Model Patronen - The Long Tail Door allerlei productietools die vroeger alleen voor professionals toegankelijk waren (filmediting et cetera), digitale distributie (internet) en de mogelijkheid om eenvoudig gevonden (via internet) te worden is het veel aantrekkelijker geworden om ook producten waar maar een beperkt volume van kan worden verkocht op de markt te brengen. - Multi-sided Platform Het samenbrengen van twee of meer verschillende maar onderling afhankelijke groepen klanten. Creëert waarde door de interacties tussen groepen te bevorderen. Deelname van de ene groep bepaalt de waarde voor de andere groep Het netwerkeffect: waarde groeit naarmate gebruikersaantal toeneemt. Vaak wordt de ene doelgroep (of product) gesubsidieerd (gratis of goedkoop gebruik) om het gebruikersaantal te vergroten Daarmee waarde verhogen voor de andere doelgroep of product.

14 - Freemium Dit zijn allemaal voorbeelden van internetdiensten die je in eerste instantie gratis kunt gebruiken maar als je meer wilt moet je ervoor gaan betalen. - Bait & Hook Gratis telefoon om abonnementen te verkopen. Goedkope telefoon abonnementen om mobiel betalen via Rabo te verkopen. Nespresso cups, gilette houders en mesjes, printers en printercartridges. The Blue/Red Strategy Er zijn twee manieren op concurrenten tegen te gaan. Deze twee manieren verschillen per aanpak. De blauwe strategie is een wat zachtere aanpak en is meer gericht op anderen. De rode strategie is meer gefocust op de concurrent. Bedrijfseconomie Voor bedrijfseconomie hadden wij dit blok geen modellen. Recht Recht had ook geen modellen. Recht ging over het auteursrecht, portretrecht, octrooirecht, handelsrecht en merkenrecht. Onderzoek Voor onderzoek hadden wij niet te maken met modellen.

15 H1 Portfolio Mintzberg Waar gaat het om bij Mintzberg - De manier waarop arbeid wordt verdeeld - De wijze waarop de noodzakelijke afstemming wordt gerealiseerd (coördinatie) Mintberg visualiseert de effectieve organisatiestructuren door middel van logo s. Deze logo s worden ook wel configuraties of basisdiagrammen genoemd. Maslow behoeften Positioneringsmatrix De positionering van een product is een complex samenstel van percepties, indrukken en gevoelens die de consument ervaart in verband met dit product of merk. Voor organisaties is het gemakkelijk om positionering van de klanten te verwerking in een diagram:

16 De positioneringstaak bestaat uit drie stappen: - een aantal mogelijke concurrentievoordelen zoeken waarop je je positie kunt opbouwen - de juiste concurrentievoordelen selecteren - een totale positioneringsstrategie bepalen. - Marketingkanalen Conventioneel distributiekanaal bestaat uit twee of meer onafhankelijke producenten, handelaren en detaillisten. - Verticale marketingsystemen producenten, groothandelaren en detaillisten werken in één harmonieus systeem samen. Drie soorten: o Geïntegreerd coördinatie en conflictbeheersing worden gerealiseerd doordat verschillende niveaus van productie en distributie in handen zijn van één bedrijf. o Contractueel bundelen onafhankelijke productie- en handelsbedrijven op verschillende niveaus hun krachten om grotere schaalvoordelen of een sterkere invloed op de omzet te realiseren dan zij zelfstandig zouden kunnen (bijv. franchise). o Geleid - leiding is doorgaans in handen van een of enkele dominante kanaaldeelnemers. Verticaal conflict = tussen verschillende niveaus van hetzelfde kanaal. - Horizontale marketingsystemen twee of meer bedrijven werken op hetzelfde niveau samen om een nieuwe marketingkans te realiseren. Horizontaal conflict = tussen bedrijven op hetzelfde niveau binnen het kanaal. - Hybride marketingsystemen een distributiesysteem met verschillende kanalen. Oftewel, wanneer één bedrijf twee of meerdere marketingkanalen opzet om een of meer klantsegmenten te bereiken: Marketinginformatiesysteem(MIS) Mis = marketinginformatiesysteem = mensen, apparatuur en procedures om benodigde, tijdige en exacte informatie te verzamelen, sorteren, analyseren, evalueren en verspreiden onder de marketingbeslissers:

17 Marktsegmentatie Marktsegmentatie = het opdelen van de gehele groep afnemers in kleinere, homogene groepen met als doel het bepalen van een marketingcommunicatiestrategie voor elk segment. 3 niveaus: - Algemeen redelijk stabiele kenmerken van consumenten, zoals geografische, socioeconomische en psychografische kenmerken. - Domeinspecifiek kenmerken die verband houden met productgebruik, zoals betrokkenheid, gewenste producteigenschappen en voordelen, fysieke eigenschappen, psychosociale eigenschappen en gebruiksfrequentie. - Merkspecifiek het kopen en gebruik maken van bepaalde merken. De mate van loyaliteit speelt hierbij een belangrijke rol. Enkele kenmerken die hierbij horen zijn: merkbekendheid, attitudes, koopintenties en koop- en gebruiksgedrag. Ansoff model Marktpenetratie = met bestaand product in bestaande markt een groter marktaandeel behalen Productontwikkeling = nieuwe ontwikkelde producten, op de bestaande markt geopereerd Marktontwikkeling = voor bestaande producten worden nieuwe afzetmogelijkheden gezocht Diversificatie = nieuwe producten, op nieuwe markten verkopen

18 Typologie van organisaties Er zijn veel verschillende soorten bedrijven en instellingen. Er bestaan overeenkomsten tussen deze organisaties, maar vooral ook veel verschillen. Mbv een typologie leer je organisaties vanuit een bepaald perspectief te benaderen en krijg je een brede kennis over het functioneren van bedrijven en instellingen. Een typologie is een indelingsmethode waarbij bedrijven vanuit een bepaald gezichtspunt worden onderverdeeld in vergelijkbare bedrijven of organisaties. Bv. de typologie van Starreveld: Definitie markt Waarin één of meerdere aanbieders producten of diensten aanbieden aan één of meer afnemers/klanten. Starreveld onderscheidt hierbij twee subcategorieën:

19 Met doorstroming van goederen (handelsbedrijven, industriële bedrijven, sommige dienstverleners en agrarische & extractieve bedrijven). Zonder doorstroming van goederen (zakelijk) dienstverlenende bedrijven. Het hanteren van een typologie is handig bij het analyseren van het functioneren van organisaties. Waardeketenmodel Porter Bedrijfsprocessen kunnen ook beschreven worden aan de hand van het waardeketenmodel van Porter. Het geeft een generieke opsomming van alle bedrijfsprocessen in een organisatie: Allereerst maakt Porter onderscheid tussen primaire processen (5 onderste onderdelen). De secundaire processen (ondersteunende activiteiten) zijn aanwezig om ervoor te zorgen dat de primaire processen kunnen functioneren. Inkomende logistiek goederen worden aangevoerd, gekeurd en opgeslagen in afwachting van het verbruik in productie. Operationele activiteiten hier worden grondstoffen en halffabricaten omgezet in eindproducten. Uitgaande logistiek het product dat gereed is wordt hier opgeslagen in het magazijn en komt zo uiteindelijk bij de klant terecht. Marketing en verkoop behoefte van klanten in kaart brengen en zorgen dat klanten gaan kopen. Dienstverlening ervoor zorgen dat de klant het product optimaal kan gebruiken Infrastructuur ervoor zorgen dat de organisatie kan functioneren via facilitair management, financieel management en andere processen. Human resources management personeelsproces Technologie ontwikkeling producten en bijbehorende productieprocessen worden ontwikkeld. Inkoop voorziet in alles wat de organisatie zelf niet maakt. Bouwstenen administratieve organisatie Bestaan uit:

20 Randvoorwaarden Functiescheiding bestaat uit meerdere essentiële functies: o Beschikken = mogen beslissen over zaken van de onderneming o Bewaren = activa (en passiva) bewaren, maar niet over beslissen o Uitvoeren = in opdracht van een andere functionaris iets uitvoeren o Registreren = gecombineerd met controleren; spreekt voor zich o Controleren = gecombineerd met registreren; spreekt voor zich Automatisering tegenwoordig is bijna alles geautomatiseerd. Echter, daarbij zijn de volgende punten van groot belang: o Toegangsbeveiliging voor de veiligheid van een organisatie o Autorisaties binnen systeem wel toegang tot systeem, maar met maar een beperkt aantal bevoegdheden. Dit wordt natuurlijk goed in de gaten gehouden, bijv door middel van geautomatiseerde controles. o Logging als er wordt gecheckt wat je op het net van een organisatie hebt gedaan. o Volledig en juist invullen van velden Kaders en normen met betrekking tot kostprijscalculaties, verkoopprognoses, afdelingsbudgetten, begrotingen, etc. Richtlijnen gaat o.a. over gedragscodes, daarnaast over interne controle (zie hfst. eerder!) Verbandcontroles o.a. de three-way-match, maar daarnaast ook verbanden (zie later in SV)! Steekproefcontroles - willekeurige controles Oogtoezicht toezicht houden op processen, systemen en situaties. Fasen van een inkoopproces

21 Decision Making Unit

22 KlantOntwikkelingOrderPunt Logistieke grondvorm het KOOP KOOP = het Klant Order Ontkoppel Punt Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een klantenorder doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst. Er zijn vijf klantorderontkoppelpunten:

23 Soorten voorraden Voorraden = goederen met een stroomsnelheid van nul, tijdgebonden; voorraadhoogte = hoeveelheid stuks die men in voorraad heeft; het voorraadverloop is afhankelijk van de voorraad en/of van het afnamepatroon. Voorraden kunnen ingedeeld worden volgens verschillende gezichtspunten: Bestelmethoden Voor het beheersen van voorraden zijn er enige bestelmethoden ontwikkeld. Bij de meeste bestellingen zijn de kosten aanzienlijk. Tegen deze achtergrond zal er een optimale bestelgrootte moeten worden bepaald. De belangrijkste aspecten die men hierbij onderscheidt, zijn het bestelmoment en de bestelgrootte:

24 Reverse logistics Logistics omvat de beheersing van de logistieke processen bij het inzamelen, transporteren en verwerken van gebruikte producten en verpakkingen. Reverse logistics is meer dan het recyclen van afvalstromen. Het gaat om het beheersen van verschillende retourstromen. Belangrijk: onderscheidt tussen reverse logistics en green logistics:

25 H3 Bedrijfseconomie AC-methode en DC-methode Normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige jaren Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht. 1. Integrale kostprijs berekening (AC methode) (Bij zelfde soort product) LET OP FABRICAGE KOSTPRIJS EN COMMERCIËLE KOSTPRIJS (incl. verkoopkostprijs) Geanalyseerd: (Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale productie) + (toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N + V/W) Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet Integrale kostprijs x afzet Transactieresultaat (verkoopresultaat) Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad Bezettingsresultaat = (W N) x (C/N) + Klassiek: TO(verkoopprijs x afzet) TK (constante kosten + variabele kosten + voorraadmutatie) 2. Variabele kostprijsmethode (DC methode) (Bij veel soorten producten) LET OP FABRICAGE KOSTPRIJS EN COMMERCIËLE KOSTPRIJS (incl. verkoopkostprijs) Klassiek: toegestane variabele kosten / werkelijke productie (V/W) Perioderesultaat variabele kostencalculatie = Verkoopprijs x afzet Variabele kostprijs x afzet Dekkingsbijdrage Perioderesultaat = dekkingsbijdrage vaste productiekosten 3. Break even TCK (totale constante kosten) TO = TK (totale opbrengsten = totale kosten) Totale opbrengsten = prijs X afzet Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen voordat het breakeven punt bereikt is. Formule: (Begrote afzet break even afzet) / begrote afzet X 100% Verschil integrale kostprijsmethode (hfst. 5) en variabele kostencalculatie (hfst. 6) = wijze waarop het resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste productiekosten en de wijze waarop de voorraden worden gewaardeerd.

26 Verschil in toerekenen vaste productiekosten: bij de integrale kostprijsmethode rekenen we de vaste productiekosten toe aan de individuele producten. Bij de variabele kostprijsmethode brengen we de vaste productiekosten in één bedrag ten laste van het resultaat. Verschil in voorraadwaardering: het verschil in beide perioderesultaten ligt aan de voorraadmutatie. Dit bereken je als volgt: voorraadmutatie x integrale kostprijs voorraadmutatie x variabele kostprijs. Als het goed is, is dit verschil hetzelfde als het verschil tussen het perioderesultaat van de AC methode en het perioderesultaat van de DC methode.

27 Overzicht verschilanalyse: winstverschil kostenverschil verkoopverschil verschil variabele kosten verschil constante kosten verkoopprijs verschil verkoopomvang verschil hoeveelheids verschil assortiments verschil Verschil variabele kosten te splitsen in: - Prijsverschil = ( Standaard Prijs (SP) Werkelijke Prijs (WP) ) x Werkelijke Hoeveelheid (WH) - Efficiencyverschil = (Standaard Hoeveelheid (SH) Werkelijke Hoeveelheid (WH) ) x Standaard Prijs (SP) Verschil constante kosten te splitsen in: - Budgetverschil = Toegestane (gebudgetteerde) vaste kosten werkelijke vaste kosten - Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N) Ex ante-budget het budget, dat betrekking heeft op activiteiten die in de komende periode worden verwacht, vóór het begin van een periode opstellen. Ex post-budget na afloop van een budgetperiode werkelijke activiteiten en werkelijke resultaten vaststellen. De geanalyseerde winst- en verliesrekening (AC) (overzicht) Omzet (verkoopprijs x afzet) Toegestane kosten (AC kostprijs) VERKOOPRESULTAAT (transactieresultaat) Verschillenanalyse (fabricageresultaat) + / Prijsverschillen Efficiencyverschillen Budgetverschillen Bezettingsverschillen WINST OF VERLIES Verschil directe en indirecte kosten:

28 - Directe kosten = toewijsbaar aan product; grondstoffen, inkopen, personeel en machine, etc. - Indirecte kosten = niet toewijsbaar aan product; huur magazijn, andere personeelkosten, etc. Daarvoor bestaan er vier methodes: 1. Opslagmethode 2. Equivalentiemethode 3. Kostenplaatsmethode (week 3) 4. ABC methode (week 4) Opslagmethode - Enkelvoudig (primitief) alle indirecte kosten worden m.b.v. 1 opslagpercentage opgenomen in de kostprijs = (indirecte kosten / directe kosten) x 100% - Meervoudig (verfijnd) alle indirecte kosten worden m.b.v. meerdere opslagpercentages opgenomen in de kostprijs = (indirecte materiaalkosten / directe materiaalkosten) x 100% = (indirecte loonkosten / directe loonkosten) x 100% = (indirecte overige kosten / directe kosten) x 100% Equivalentiemethode Toerekening van kosten op basis van bepaalde verhouding. Bijv. olijfolie in flessen van 0,5 van 1,0 en van 1,5 liter. Indirecte kosten worden dan in die verhouding toegerekend. Voorbeeld : indirecte kosten zijn Geproduceerd worden : flessen van 0,5 liter flessen van 1,0 liter flessen van 1,5 liter. Hoe worden de indirecte kosten toegerekend? Aantal liters dat wordt geproduceerd : 0,5 liter x = liter 1,0 liter x = liter 1,5 liter x = liter Totaal liter Indirecte kosten per liter / liter = 1,50/liter Indirecte kosten fles 0,5 liter = 0,75 Indirecte kosten fles 1,0 liter = 1,50 Indirecte kosten fles 1,5 liter = 2,25

29 Verband tussen indirecte kosten en product niet rechtstreeks te leggen, dus creëren van tussenstations. Nieuwe begrippen : - Kostendragers (= uiteindelijke producten) - Kostenplaats = verzameling van alle kosten die gemaakt worden voor de uitoefening van een bepaalde functie. o Hulpkostenplaatsen afdeling is er wel, maar niet fysiek aanwezig o Zelfstandige kostenplaatsen afdelingen zijn wel aanwezig, maar hebben geen direct verband met het product o Hoofdkostenplaatsen in principe rechtstreeks verband, maar wel indirecte kosten Stappenplan: 1. Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen (= eerstverdeelde kosten) 2. Maken van de keuze van systematiek van doorberekening: - Directe methode - Step-down methode (indirecte methode / stapsgewijs) - Reciprocal methode (wederzijds) 3. Selecteren van verdeelsleutels per hulpkostenplaats 4. Toerekenen van de indirecte kosten aan de hoofdkostenplaats en kostendragers Bijv. 1. Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen: Indirecte kosten huisvesting (hulpkostenplaats): Indirecte kosten directie en personeelsafdeling Huur per jaar (zelfstandige kostenplaats): Energie en water personeelskosten Verzekering en belasting overige kosten Indirecte kosten afd. productie (hoofdkostenplaats): personeelskosten overige kosten Indirecte kosten afd. verkoop (hoofdkostenplaats): personeelskosten overige kosten Maken van de keuze van systematiek van doorberekening

30 - Directe methode huisvestiging : dir + pers. afdeling : 25 m 2 afdeling productie : 200 m 2 TOTAAL VAN 325 m 2 afdeling verkoop : 100 m 2 directie&adm. : dir + pers. afdeling: 5 fte afdeling productie : 25 fte afdeling verkoop : 10 fte Berekening: Hulpkostenplaats Zelfstandige Hoofdkostenplaats Hoofdkostenplaats kostenplaats Huisvestiging Directie & Productie Verkoop administr , , ,67*200= , ,67*100= , ,43*25= , ,43*10=85.714, , ,96 Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen / /(25+10) Per m 2 = 2.166,67 Per fte = 8.571,43 Kostprijs berekenen Tafel: Directe kosten: (gegeven) Indirecte productiekosten: ,04 (totale productiekosten) 2000(totaal aantal uren) = 623,80 = kosten per machine uur 623,80 * 600 (uren voor tafel) = Indirecte verkoopkosten: 25% van ,96 = ,24 Totaal = ,24 = ,24 - Step-down methode huisvestiging : dir + pers. afdeling : 25 m 2 afdeling productie : 200 m 2 TOTAAL VAN 325 m 2 afdeling verkoop : 100 m 2 directie&adm. : dir + pers. afdeling: 5 fte afdeling productie : 25 fte

31 afdeling verkoop : 10 fte Berekening: Hulpkostenplaats Zelfstandige Hoofdkostenplaats Hoofdkostenplaats kostenplaats Huisvestiging Directie & administr. Productie Verkoop *25= *200= *100= *25= *10= Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen / /(25+10) Per m 2 = Per fte = Kostprijs berekenen Tafel: Directe kosten: (gegeven) Indirecte productiekosten: (totale productiekosten) 2000(totaal aantal uren) = 625 = kosten per machine uur 625 * 600 (uren voor tafel) = Indirecte verkoopkosten: 25% van = Totaal = = Reciprocal (algebraïsche) methode S1 S2 S3 P Q ,1 S1 0,1 S1 0,2 S1 0,3 S1 0,3 S1 0,2S2 0,1S2 0,2S2 0,3S2 0,2S2 0,2S3 0,2S3 0,0S3 0,3S3 0,3S3 o o o S1 = 0,1S1+0,2S2+0,2S S2 = 0,1S1+0,1S2+0,2S S3 = 0,2S1+0,2S3+0,0S Opdracht: S1 en S2 en S3 invullen in vergelijking van P en Q en je hebt de doorbelastingen. Opstellen van de vergelijkingen (+ controle) behoort tot tentamenstof, uitrekenen niet!!!

32 H3 HRM In een organisatie is m.b.t. het personeel een goed doordacht beleid van de personeelsstromen binnen een organisatie essentieel! Er zijn drie hoofdstromen te onderscheiden, die je in het onderstaand model kunt verwerken. Het gaat daarbij om de stromen instroom, doorstroom en uitstroom. De beheersing van de personeelsstromen vanuit drie perspectieven worden benaderd: Organisatie heeft een wisselende mix van mensen en vaardigheden nodig; moet daarnaast in staat zijn om mensen aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden. Binnen organisaties zijn daarvoor verschillende strategische patronen of systemen ontwikkeld: o Lifelong employment wanneer personeel voor een (zeer) lange periode bij de organisatie zal blijven; personeelsleden zijn volgens dit systeem niet gemakkelijk vervangbaar. o Up-or-out-systeem medewerkers klimmen via vastgelegde paden in de organisatie op, totdag zij hun eindniveau bereiken. Dit systeem leidt tot een groot verloop in de onderste regionen van de organisatie en een relatieve stabiliteit aan de top. o In-and-out-systeem medewerkers komen op elk niveau in de organisatie en kunnen deze op elk niveau ook weer verlaten. Dit systeem kan samenhangen met economische of persoonlijke omstandigheden. o Mixed systeem varianten/combinaties gebaseerd op voorgaande systemen. Individu beslissingen over selectie, promotie en ontslag van personeel moeten in overeenstemming zijn met behoeften aan zekerheid en ontwikkeling van eigen medewerkers. Maatschappij het geheel van sociale waarden en standaarden met betrekking tot het stroombeleid; gaat o.a. over de arbeidsethos. VAN BELANG IS! Duurzame inzetbaarheid = employability = het gericht managen van de mobiliteit van de medewerkers/kwaliteiten/talenten, dus Binden en Boeien (B&B). Centrale thema H3 = doorstromen Randvoorwaarde 1 Communicatie met medewerkers

33 Er zijn diverse factoren die het functioneren en presteren van medewerkers kunnen beïnvloeden. Een van de belangrijkste factoren is communicatie. Belangrijkste aspecten: Mondeling of schriftelijk proces tussen zender en ontvanger via communicatiekanaal. Formeel en informeel naast formele/zakelijke circuit, bestaat er in iedere organisatie ook een informeel circuit, zoals het wandelgangencircuit. Werkoverleg iedere vorm van regelmatig en gestructureerd overleg tussen de manager/ leidinggevende en zijn medewerkers. Centrale kenmerken van werkoverleg zijn: o Inspraak o Regelmaat o Iedereen o Structuurgericht Per onderwerp kan de functie van werkoverleg verschillen. Grofweg wordt daarbij een driedeling gemaakt: meepraten, meedenken en meebeslissen. Motieven voor invoering van werkoverleg: 1. Verbetering van motivatie en inzet van medewerkers 2. Verhoging van productiviteit per medewerker per afdeling en voor het hele bedrijf 3. Verbetering van kwaliteit van producten, diensten en werkmethoden. Randvoorwaarde 2 Motiveren van medewerkers Actief de best passende omgeving creëren voor ontwikkelen en presteren van je medewerkers. Leidinggevenden motiveren medewerkers om: Goed te presteren Te blijven werken voor de organisatie Een van de theorieën die ontwikkeld zijn, is de theorie van Maslow. Maslow onderscheidt vijf niveaus van behoeften, te weten: 1. Fysiologische behoeften eten en drinken 2. Veiligheidsbehoeften behoeften aan zekerheid 3. Sociale acceptatie doel te worden opgenomen in gemeenschappen en genegehheid te verwerven. 4. Waarderingsbehoeften verkrijgen van waardering van anderen en gevoel van eigenwaarde. 5. Zelfrealisatie tot stand brengen van iets wat betekenis heeft naar eigen en andermands opvatting. Wanneer een lager niveau is bevredigd is het streven gericht naar een hoger niveau. Herzberg verfijnde de voorgaande theorie van Maslow met het zogeheten motivatie/hygiëneconcept. Herzberg onderscheidt twee hoofdcategorieën: Motivatoren of satisfiers (werktevredenheid) Hygiënische factoren of disssatisfiers (werkontevredenheid) Hoe motiveren? Één van de belangrijkste manieren = empowerment = heeft te maken met het gevoel controle te hebben over je eigen situatie, vertrouwen in je eigen capaciteiten om iets te bereiken en het gevoel, dat wat je wilt bereiken ook bij je past, dat je er zelf voor kiest.

34 Relatie tussen beoordelen, belonen en ontwikkelen: Beoordelen en belonen: Performance Management Cyclus Een methode om op systematische wijze de prestatie van de medewerkers te bepalen, te verbeteren, te beoordelen en te belonen. Vier fasen: 1. Plannen aan het begin van het kalenderjaar wordt een planningsgesprek gehouden, waarin leidinggevende en medewerker doelstellingen formuleren met betrekking tot te bereiken resultaten en competenties. ik weet wat ik moet doen en hoe ik het moet doen 2. Functioneren doel: belangen van organisatie en medewerker zo goed mogelijk op elkaar af stemmen. ik krijg en vraag ondersteuning in het functioneren 3. Beoordelen gesprek van leidinggevende met medewerker over functioneren van medewerker in afgelopen jaar. Doel: evalueren en beoordeling in verband brengen met activiteiten die zijn gericht op ontwikkeling en beloning. ik weet of ik goed gefunctioneerd heb Verschillen tussen beoordelingsgesprekken en functioneringsgesprekken: Bij beoordelings- / functioneringsgesprekken komen de volgende drie gespreksmodellen voor: Vertel en koop sterke en zwakke punten medewerker worden medegedeeld; ontwikkelingspunten worden daarbij verhelderd en zijn duidelijk. Vertel en luister zelfde als vertel en koop, maar dan met gelegenheid tot reageren.

35 Probleemoplossend meer coaching/helpen; gaat over samen plannen en samen terugkijken. Soorten beoordelingssystemen Veel voorkomende fouten Globale beoordelingssystemen Mildheid Systemen gebaseerd op objectieve gegevens Centrale tendentie Gedifferentieerde systemen HALO effect Overige systemen Ander beoordelingsysteem om veel voorkomende fouten te voorkomen is: 360 graden feedback methode. 4. Belonen apart hoofdstuk 1. Plannen Ik weet wat ik moet doen en hoe ik het moet doen 4. Belonen Mijn functioneren wordt gewaardeerd en beloond 2. Functioneren/Co Ik krijg ondersteun functionere 3. Beoordelen Ik weet of ik goed gefunctioneerd heb Korte termijndoelen van PMC: Behalen van specifieke resultaten Ontwikkeling in de huidige functie Lange termijndoelen van PMC: Optimaal bedrijfsresultaat Duurzame inzetbaarheid (Employability) Loopbaanontwikkeling

36 Competentiemanagement Medewerkers worden gezien als een belangrijke en in dienstverlening en kennisintensieve organisaties als de belangrijkste hulpbron. Medewerkers moeten beïnvloedbaar en ontwikkelbaar zijn. Een organisatie is competent als zij de bekwaamheid of het vermogen heeft voortdurend, structureel en op een systematische wijze middelen aan te wenden en in te zetten voor respectievelijk de realisering van haar doelen en de creatie en distributie van klantwaarde, om concurrentievoordeel op te bouwen competentiemanagement. Competentie de combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie die iemand nodig heeft om succesvol te kunnen zijn. Hoe ontstaan competenties m.b.t. organisaties?

37 Competentiemanagement het managen en beoordelen van de ontwikkeling van de competenties van je medewerkers (resources). Twee benaderingen: Statische benadering gaat vooral om bestaande resources volledig te benutten om op korte termijn concurrentievoordeel op te bouwen. Dynamische benadering primair gericht op het opbouwen van concurrentievoordeel door voortdurend te werken aan uitbreiding van bestaande resources en door nieuwe resources aan te wenden. M.b.t. competentiemanagement wordt er onderscheid gemaakt tussen externe verwerving en interne ontwikkeling. Daarnaast is het van belang te weten dat competentiemanagement plaatsvindt op het niveau van organisatorische functies (HRM; verkoop; distributie; etc.), functieniveau (functiecompetentieprofielen) en persoonsniveau (rolgebonden en persoonsgebonden competenties). Hoofddoel van competentiemanagement: Win-win situatie scheppen Succes en ontwikkeling van de organisatie door succes en ontwikkeling van de medewerkers. Subdoelen van competentiemanagement: Voornamelijk duurzame inzetbaarheid Meer inzicht in aanwezige en benodigde competenties voor in-, door- en uitstroom Verbeteren van prestaties Afstemmen van de ontwikkelingsactiviteiten op de organisatiestrategie Verbeteren van de loopbaanplanning Effectievere gesprekken met medewerkers Medewerkers voelen zich meer verbonden! Vergroten van de concurrentiekracht De organisatie wordt flexibeler en kan beter inspelen op marktbewegingen Hoe maakt men gebruik van het competentiemanagement? D.m.v. vijf stappen / fasen: 1. Vaststellen kerncompetenties organisatie 2. Bepalen functie- en competentieprofielen 3. Bepalen individuele competenties 4. Verschil tussen gewenste en aanwezige competenties > POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) 5. Werken met competenties Competentieontwikkeling Hoofddoel van competentieontwikkeling: organiseren van competentiegerichte ontwikkelingsactiviteiten voor (groepen van) medewerkers. Verschillende aspecten: Strategisch ontwikkelingsplan (SOP) uitgangspunt voor rest van de aspecten; met een SOP richt de organisatie een plan in waarmee op organisatieniveau de sturing op ontwikkeling van de juiste competenties wordt gerealiseerd. Allereerst wordt daarbij gebruikgemaakt van HR3P: een hulpmiddel om de beschikbare menselijke kwaliteiten binnen een team of afdeling of de gehele organisatie in beeld te brengen (Human Resources Performance, Potential, Portfolio). Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) ontwikkeling van individuele medewerker; wat wil ik? Wat kan ik? Wat is het verschil tussen die twee en wat kan ik daaraan doen? Opleiden investeren in medewerkers met als gevolg rendement. Een opleiding kan verschillende functies hebben: o Innovatieve functie voor medewerkers die gaan werken met een nieuw product of dienst. o Onderhoudsfunctie voor medewerkers die moeten inspelen op technologische behoeftes. o Ondersteunende functie voor medewerkers met een loopbaanplanning. Management Development en Loopbaanontwikkeling loopbaanontwikkeling bestaat uit loopbaanplanning (van belang voor de organisatie) en loopbaanbegeleiding (van belang voor de medewerker). Loopbaanontwikkeling is breder dan opleiden en iedereen kan ervoor in aanraking komen. Er bestaan verschillende vormen van loopbaanontwikkeling (niet alleen promotie). Een

38 bepaalde vorm van loopbaanontwikkeling is Management Development loopbaanbegeleiding en planning voor het hogere personeel. Definitie: het proces van continue, planmatige, systematische en optimale afstemming van behoeften en mogelijkheden van de organisatie aan de ene kant en de wensen en mogelijkheden van de medewerkers aan de andere kant; met als doel een continue en adequate bezetting van leidinggevende en specialistische functies te waarborgen en zo goed mogelijk ontwikkelingsmogelijkheden voor de medewerkers te scheppen; resulterend in individuele loopbaanplanning en begeleiding in de verschillende loopbaanfasen en de daaruit voortvloeiende activiteiten. Mobiliteit en employability gaat over flexibel en snel reageren op veranderingen in de markt op basis van de inzetbaarheid van medewerkers. Mobiliteit is de mate waarin iemand zich beweegt; Employability gaat over de bereidheid en het in staat zijn tot. Zes grondvormen: 1. Kwalitatieve inzetbaarheid welke taken en functies kan iemand aan? 2. Functionele mobiliteit het vermogen van de medewerker om binnen een functiegebied diverse taken uit te voeren. 3. Geografische mobiliteit inzetbaarheid op andere fysieke locaties binnen of buiten de deur. 4. Kwantitatieve inzetbaarheid de flexibiliteit om op wisselende uren en afwijkende tijden beschikbaar te zijn. 5. Opleidingsbereidheid tijd en energie willen besteden aan opleiding en studie. 6. Veranderingsbereidheid bereidheid van medewerker om te leren en zijn weg opnieuw te zoeken in veranderde omstandigheden. Demotie en leeftijdsbewust personeelsbeleid demotie = teruggaan uit een hogere functie naar een lagere; wanneer iedereen beduidend langer gaat werken is het de vraag of het logisch is om aan het eind van je loopbaan het meest belastende werk te doen. Het is daarom verstandig voor organisaties om een leeftijdsbewust personeelsbeleid op te stellen. Het competentie framework m.b.t. ondernemingsdoelen, competentiemanagement, competentieontwikkeling en prestatiebeoordeling:

39 ARBO = arbeidsomstandigheden (= omstandigheden waaronder medewerkers hun werk verrichten). Het ARBO beleid gaat over: arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en terugkeer naar het werk na ziekte. Het ARBO beleid hangt samen met verschillende andere ondernemingszaken: ARBO beleid goed werkgeverschap (zorgen voor je werknemers) goed ondernemerschap (kosten door verzuim zo laag mogelijk houden) presteren van organisatie Relevante wetgeving m.b.t. het ARBO beleid: Arbowet: veiligheid, gezondheid en welzijn WIA: wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, voorheen WAO Wet Verbetering Poortwachter: wet om de WIA-instroom omlaag te krijgen. D.m.v.: - Verzuimdrempel omhoog - Hersteldrempel omlaag - Leidinggevende casemanager Verantwoordelijkheid bij de werkgever! Arbeidsomstandigheden Arbo/Arbeidsomstandigheden is een verzamelnaam voor: veiligheid, gezondheid en welzijn. Ziekteverzuim = afwezigheid werknemers om gezondheidsreden. Kort gemiddeld lang (6 dagen, 6 weken, 6 maanden); fysiek en mentaal verzuim; frequentie. Hoeveel kost het per dag? Denk aan: Loondoorbetaling zonder tegenprestatie Hogere belasting van het andere personeel (zelfde werk met minder mensen) Indirecte kosten: kennisvermindering, kwaliteitsverlies, contact met klanten Dus: actief aan preventie en beheersing doen leidinggevende! Signaleren, gesprekken, ingrijpen, etc. Ziekteverzuim is een balans tussen belasting en belastbaarheid. Stress - de belangrijkste oorzaak van het optreden van overbelasting is lichamelijke en psychologische reactie op spannende gebeurtenis; treedt op bij slechte afstemming tussen eisen en

40 kenmerken van de omgeving en de capaciteiten en behoeften van het individu (belasting en belastbaarheid). Is iedereen even stressgevoelig? Hangt af van de invloed/inspraak/mate van vrijheid (daarvoor Job- Demand-Control-model van Karasek) /persoonlijkheid. Stressveroorzakers op het werk: 1. Werk zelf 2. Rol in de organisatie 3. Loopbaanontwikkeling 4. Relaties met leidinggevende en collega s 5. Structuur en cultuur organisatie + Buiten de organisatie Burnout - is een psychologisch probleem van emotionele uitputting, depersonalisatie en gevoel van afnemende competentie. Oorzaken: combinatie van werk, persoonlijke kenmerken en organisatiekenmerken. Terugkeer (Gedeeltelijke) werkhervatting en re-integratie WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, voorheen WAO) - Valt een medewerker onder na 104 weken ziekte - Nadruk op wat de medewerker nog wél kan - Doel: medewerker stimuleren zo veel mogelijk te werken als de ziekte/beperking toelaat: werken naar vermogen - Gedeelde verantwoordelijkheid medewerker en werkgever/leidinggevende

41 Of: uitstroom? Wet verbetering Poortwachter: Conclusie: gezondheid en welzijn vs. balans werk/privé. Slaat op: Het nieuwe werken Vooral niet: iedere dag naar het werk toe; fysiek aanwezig zijn (zien en gezien worden); manager stuurt aan, medewerker voert uit; strikte scheiding werk en privé; hard werken: veel doen is belangrijker dan de output. Wat is het nieuwe werken dan wel? Het Nieuwe Werken (HNW) is een visie waarbij recente ontwikkelingen in de informatietechnologie als aanjager gelden voor een betere inrichting en bestuur van het kenniswerk. Het gaat om vernieuwing van de fysieke werkplek, de organisatiestructuur en -cultuur, de managementstijl en niet te vergeten de mentaliteit van de kenniswerker en zijn manager. Twee ontwikkelingen: Web 2.0 nieuwe generatie sociale ICT toepassingen die een verregaande vorm van virtuele en sociale interactie mogelijk maken en stimuleren. Het web 2.0 democratiseert, activeert, verbindt, vertijdelijkt, ontschot en personaliseert. Medewerker 2.0 een werk- en levensstijl waarbij virtueel samenwerken, communiceren, netwerken en kennisdelen centraal staat. Vier spelregels voor het nieuwe werken: 1. Tijd- en plaatsonafhankelijk werken: anytime, anywhere 2. Sturen van medewerkers op resultaat: manage your own work 3. Vrij toegang tot en gebruik van kennis, ervaringen en ideeën: unlimited access and connectivity 4. Flexibele arbeidsrelaties: my size fits me

42 Belangrijkste verwachte effecten van HNW: Voor de meeste organisaties geldt een combinatie van bovenstaande verwachtingen. Uit onderzoek blijkt dat er twee dominante stromingen bestaan m.b.t. het nieuwe werken: Categorie 1 - maakt rationele afweging dat HNW direct moet bijdragen aan een beter organisatieresultaat (eerst zien, dan geloven). Categorie 2 werkt meer vanuit de overtuiging dat HNW bijdraagt aan een duurzame succesvolle organisatieontwikkeling (eerst geloven, dan zien). HNW leidt tot dilemma s voor leidinggevenden: Hoe behouden we voldoende bereikbaarheid en beschikbaarheid om het werk excellent uit te voeren? Hoe komen we tot heldere afspraken over output? Hoe behouden we sociale cohesie binnen de afdeling? Hoe bewaken we een gezonde privé/werk-balans? Hoe gaan we verantwoord om met de nieuwe vrijheid? Hoe gaan we om met individuele verschillen binnen de afdeling? Hoe borgen we dat iedereen verantwoord omgaat met vertrouwelijke informatie en het gebruik van social media? Hoe gaan we effectief om met de toename van informatiestromen? Leiderschapsontwikkeling - Mens staat centraal, niet het proces of de regels - Van controleur naar inspirerend leider, coach en verbinder - Focus op 95% van de medewerkers die ervoor gaan - Ruimte voor innovatie/slimme ideeën vanaf de werkvloer - Leren omgaan met nieuwe vrijheid - Voorbeeldgedrag cruciaal De gevolgen van HNW voor de medewerkers: Andere competenties: - ICT-vaardigheden - Solist EN teamplayer - Medewerker is ondernemer in eigen organisatie - Leren om resultaatgericht te werken - Communiceren (ook niet face-to-face) - Concentreren en zelfsturend

43 Wat betekent HNW voor HRM Werving en selectie - Sociale netwerken - Nieuwe eisen aan medewerkers - Gericht op generaties / leeftijdsfasen Arbeidsvoorwaarden - Keuzevrijheid (ook werk- en reistijden) - Aandacht in cao s - Nieuwe beloningsvormen - Flexibele arbeidsrelaties en contracten Gezondheidsmanagement - Arbo thuis - Work/life-balans Functioneren en beoordelen - Transparantie in (verwachte) performance - Gesprekscyclus informeler en frequenter - Globale rolbeschrijvingen - Functies vervagen en worden breder Ontwikkelen van talenten - Gericht op brede inzetbaarheid - Verantwoordelijk voor eigen ontwikkelpad - Sterke link naar organisatieverbetering - Horizontaal en verticaal in projecten en communities Organisatieontwikkeling - Nieuwe organisatievormen / structuur / besturing - Van regels naar kaders - Kernwaarden

44 H3 Kwaliteit Wat is kwaliteit? De kwaliteit van een product of dienst, zowel intern als extern geleverd, is de mate, waarin het geheel van eigenschappen voldoet aan de gebruiksverwachtingen van de afnemer, begrensd door de prijs, die hij wil betalen en de levertijd die hij wil accepteren. In het 7-S model gaat het voornamelijk om structuur. Wat is integrale kwaliteitszorg? Alle onderdelen van de organisatie zijn bij kwaliteitszorg betrokken (zie afbeelding), alle kwaliteitsaspecten hebben invloed op elkaar. Integraal betekend allesomvattend. Evolutie in het denken over kwaliteit 1. Pre-industrieel (tot 1900) gilden, meesterschap, vakmanschap, kleinschalig, productcertificaat 2. Industrieel ( ) mechanisatie, specialisatie, anonieme klanten, begin met steekproeven 3. Na WII ( ) grote ontwikkelingen; statistiek: steekproeven; procesbeheersing: meten en terugkoppelen; regelkring; vooral nog gericht op primaire proces: input, verwerving grondstoffen, ontwerp en ontwikkeling, productie, opslag, transport, output. - Deming PDCA = Plan (plan opstellen), Do (plan uitvoeren), Check (voortgangscontrole), Act (corrigeren en maatregelen nemen om plan te verbeteren). - TQM: total quality management = integrale kwaliteitszorg. 4. Tegenwoordig (1960-heden) van productkwaliteit naar organisatiekwaliteit; Drie genoemde prestatiemaatstaven worden gelijktijdig en integraal toegepast: efficiency, kwaliteit en flexibiliteit; Ontstaan van kwaliteitsbeleid d.m.v. kwaliteitshandboek. Klantdenken in historisch perspectief 1. Tot 1960 aanbodeconomie (pusheconomie): producent produceerde; veel sprake van schaarste: klant geen invloed; geen klant maar afnemer; sprake van productieconcept. 2. Jaren 60 concurrentie-economie: toename welvaart; aanbiedersmarkten worden steeds meer vraagmarkten; klantdenken/klantgerichtheid wordt steeds belangrijker; ontstaan van marketingconcepten. 3. Jaren 70 pusheconomie wordt steeds meer pulleconomie: consumentenmacht, concurrentie en media neemt toe; steeds meer consumentenbescherming; ontstaan van logistieke concepten. 4. Jaren 80 - heden klanttevredenheid wordt steeds belangrijker; iedere klant (individu) is anders, wordt anders benaderd; de tijd van customer relationship en customer service is aangebroken; daarnaast ontstaan er verschillende soorten klanttevredenheidsbeleid zoals ISO normen en kwaliteitsmodellen. Het begrip kwaliteit Omdat het begrip kwaliteit vrij onduidelijk is, zijn er een vijf invalshoeken ontwikkeld om het begrip toch te verduidelijken:

45 1. Transcendente benadering filosofische benadering; kwaliteit ontstaat vanuit een ideaalbeeld; gebaseerd op aangeboren uitmuntendheid, imago (het beeld), ervaring en geldende opvattingen over normen en waarden met betrekking tot het product; het is een subjectief begrip. 2. Productbenadering gaat over de mate waarin een gewenst kenmerk of bepaalde eigenschap aanwezig is; meetbare/tastbare variabele; objectief vast te stellen; gelet op kwaliteitsverschillen tussen producten 3. Gebruikersgerichte benadering kwaliteit wordt afgezet tegen de wensen van de consument; de gebruiker bepaalt de kwaliteitseisen; niet iedereen heeft dezelfde mening,smaak of eisen. 4. Productiegerichte benadering kwaliteit bekeken vanuit productieproces; producten worden geproduceerd volgens productspecificaties; het gaat om zo min mogelijk uitval. 5. Waardebenadering kwaliteit wordt beschouwd in relatie tot prijs en geeft maat van gebruikerstevredenheid (prestatie) weer. Fasen in het kwaliteitsstreven van organisaties 1. Bewustwordingsfase organisatiegerichtheid: er wordt goedkoop en in grote hoeveelheden geproduceerd; er is sprake van een lijnorganisatie met stafdiensten, standaardcondities en kwaliteitsnormen. 2. Interne fase kenmerkt zich door een sterke aandacht voor de organisatie van processen, met tegelijkertijd een sterke marktbenadering door marktonderzoek. Deelprocessen moeten op elkaar worden afgestemd door middel van procesbeheersing. 3. Integratie fase de afnemers worden steeds kritischer; er is sprake van een sterke klantgerichtheid en organisatiegerichtheid (zie afbeelding); het gaat om de hele organisatie en alle medewerkers doen mee. Aspecten van integrale kwaliteitszorg Bij de verklaring van integrale kwaliteitszorg worden vijf aspecten onderscheiden:

46 1. Kwaliteitsbeheer een bedrijfsfunctie die is afgeleid van het doel om producten en diensten te ontwikkelen, te produceren en op de markt te brengen die zijn afgestemd op de behoefte van afnemers, tegen verantwoord lage kosten; door middel van Total Quality Management; nodig daarbij is het opzetten van een beleidsmatige en organisatorische structuur. 2. Kwaliteitsbeleid vaststellen van kwaliteitsdoelstellingen van organisatie, evenals het bepalen van wegen en middelen om die doelstellingen te bereiken; het kwaliteitsbeleid is een afgeleide van het ondernemingsbeleid. 3. Kwaliteitssysteem organisatorische structuur waarmee kwaliteitszorg kan worden gerealiseerd. Een beschrijving van het kwaliteitssysteem is te vinden in het kwaliteitshandboek. 4. Kwaliteitskosten kwaliteit heeft een prijs; want een organisatie die kwaliteit wil leveren moet investeren. 5. Kwaliteitsborging het kwaliteitssysteem moet steeds op peil worden gehouden en worden verbeterd; definitie kwaliteitsborging: het geheel van alle geplande en systematische acties die nodig zijn om in voldoende mate het vertrouwen te geven dat een product of dienst voldoet aan gestelde kwaliteiten. Daartoe wordt een kwaliteitsplan opgesteld. Toepassen van een kwaliteitssysteem 1. Overleggen van het definitieve kwaliteitsplan 2. Van kracht verklaren van het ingediende kwaliteitsplan 3. Tijdsspanne met betrekking tot de aanpassing van het kwaliteitsplan 4. Aanbieden ter afname van goede producten/diensten

47 De 10 kenmerken van een kwaliteitsorganisatie 1. De klant staat centraal 2. Geen scheidingsmuren tussen afdelingen (suboptimalisatie = één afdeling is beter dan de rest) 3. Platte organisatiestructuur 4. Betrokken medewerkers 5. Geen bureaucratie 6. Andere gedachtegang over kosten, tijd, kwaliteit 7. Kwaliteitscultuur 8. Noodzaak onderkennen van vaardigheden 9. Participatieve managementstijl 10. Verder kijken dan de eigen organisatie Kwaliteitsmodellen Om te komen tot zo goed mogelijke besluiten moeten managers beschikken over informatie = stuurinformatie. Kwaliteitsaspecten van die informatie zijn: juistheid, tijdigheid en volledigheid. Belangrijke kwaliteitsmodellen met betrekking tot besluiten en beschikbare informatie zijn: Kritische succesfactoren (KSF) voorwaarden, die van doorslaggevende betekenis zijn voor het realiseren van doelstellingen van een organisatie (zowel strategisch als functioneel). KSF en komen dus rechtstreeks vanuit doelen en strategie van de organisatie. Kritische prestatiefactoren (KPI) afgeleid van KSF; grootheden, om sturing in een proces te maken; variabelen, die een indicatie geven over de prestaties van een bepaald proces/product. Deming cirkel Deming was een statisticus en dus iemand van het vastleggen van meetresultaten. Hij ging uit van het simpele principe: kwaliteitszorg is niets meer dan gewoon je werk goed doen. Deming ontwikkelde hiervoor de Demingcirkel: Plan, Do, Check, Act. Daarbij hoort de regelkring: de processen moeten worden bestuurd en beheerst (zie veertien verbeter-punten). Daarnaast moet het HRM goed geregeld worden, want zonder bezieling en kennis van de medewerkers blijven successen uit! ISO-normen gericht op prestatieverbetering van organisatie; het zijn wensen vanuit de klant, vastgelegd in ISO-normen. Let op verschil tussen ISO-normen en absolute normen: ISO-normen Absolute normen Een richtlijn; garandeert dat bedrijfsprocessen volgens een bepaald patroon verlopen. De basis is het kwaliteitshandboek. Een standaard; geeft de eis weer dat een organisatie moet aantonen dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop wordt gewerkt. Voorbeelden van ISO-normen zijn: - ISO 9001:2008: generieke standaard - ISO 9004:2000: kwaliteitsmanagement - ISO 19011: uitvoeren van audits - ISO 14000: milieuzorgsystemen

48 INK-model Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg; tien aandachtsgebieden: Om te bepalen hoe een organisatie ervoor staat en hoe groot het gat is met de gewenste situatie, onderscheidt het INK-model vijf fasen waarin een bedrijf zich kan bevinden: 1. Productgeoriënteerd output staat centraal 2. Procesgeoriënteerd voortbrengingsproces en beheersingsproces daarvan staan centraal 3. Systeemgeoriënteerd gehele organisatieprocessen staan centraal 4. Ketengeoriënteerd maximaal gebruik van kennis en capaciteiten uit keten 5. Totale zorg voor kwaliteit visie en beleid gebaseerd op verantwoording in maatschappij EFQM-model European Foundation For Quality Management; het INK-model is eigenlijk de Nederlandse vertaling van het EFQM-model. MET BEHULP VAN VRAGENLIJSTEN!! Balanced scorecard gebaseerd op snel veranderende omgeving waarmee organisaties te maken hebben. Definitie: een samenhangend, evenwichtig geheel van zowel financiële als niet financiële prestatiemetingen, gezien vanuit vier invalshoeken, die een meetbare vertaling vormt van het resultaat van de ondernemingsstrategie. Vier vormen: - Financieel perspectief economische effecten van afgeronde acties - Klant- en marktperspectief marketing, verkoop en logistiek KLANT! - Perspectief van interne bedrijfsprocessen kritische succesfactoren, innovatieprocessen, effectiviteit en efficiency. - Perspectief van leer- en groeiresultaat infrastructuur en groeimogelijkheden

49 Visie, missie, doelen & KSF Hoe worden KS Financ PI Innova PI Hoe goed doen we Klante PI KSF Denkers over kwaliteitsmanagement Deming werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement; demingcirkel, regelkring, veertien verbeterpunten en human resource management. Juran specialist in uitvoeringsmodellen; maakt onderscheid tussen drie hoofdgroepen van kwaliteitskosten: preventiekosten, beoordelingskosten en faalkosten. Crosby één optimaal kwaliteitsniveau: zero defects = een ideaal dat nooit helemaal is te realiseren, maar waarnaar wel steeds moet worden gestreefd. Hoe te bereiken: - Voorbereiding: informeren, analyseren, plannen, verzamelen - Introductie: pr, veranderen doet zeer, maar onbekend maakt onbemind

50 - Stellen van streefdoelen - Vastleggen mogelijke oorzaken van fouten - Zichtbaar maken van bereikte resultaten - Geven van erkenning en waardering - Consolideren van bereikte verbeteringen Kwaliteit op vier pijlers: wat is kwaliteit, hoe kun je kwaliteit tot stand brengen, welke norm gebruik je voor de prestaties, hoe kun je kwaliteit meten? Feigenbaum werkt aan verbetering van organisatiestructuur en werkprocedures; Total Quality Control/ System (TQM). Volgens Feigenbaum: - kwaliteitsafdeling is toezichthoudend, heeft verschillende taken - regelkringen, interne klant belangrijk - doelstellingen kwaliteit van boven opleggen - afrekenen op kosten en prestaties Imai werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement; verbeter en innoveer, zonder ophouden en iedereen erbij betrokken; kwaliteitszorg: moeizaam, jaren durend en in kleine stappen; basisprincipes: - Deming cirkel: regelkring - Voortdurend meten van deelprocessen en terugkoppelen - Werken met kwaliteitskringen - kleine groep medewerkers van dezelfde afdeling op vrijwillige basis periodiek bij elkaar komen om kwaliteitsproblemen op te sporen, te analyseren en op te lossen. Taguchi controle op uitvoering van procesbeheersing en het opsporen van verborgen kwaliteitskosten. Kwaliteit moet worden ingebouwd tijden ontwerpproces. Dan voorkom je daarna vele mogelijke fouten. Kosten worden in belangrijke mate tijdens het ontwerpproces bepaald. Reduceren van verliesfunctie : - Gebrek aan kwaliteit levert een verlies op voor de maatschappij als geheel - Voortdurende kwaliteitsverbetering en kostenreductie zijn in een omgeving van elkaar beconcurrerende bedrijven van levensbelang - Voortdurende kwaliteitsverbeteringen betekent ook een aanhoudende vermindering van variaties van het proces en de proceseigenschappen rond de optimale waarden - Kosten van verlies van kwaliteit zijn exponentieel evenredig met de afwijking van een eigenschap t.o.v. zijn optimale waarde of instelling - Uiteindelijke productkwaliteit wordt voor het grootste deel bepaald binnen de ontwikkelings- en ontwerpstadia van een product - Een product en/of proces moet ongevoelig worden gemaakt voor niet-beheersbare variaties: robuustheid - Statistische proefopzetten ondersteunen het bereiken van procesrobuustheid en vormen een nuttig gereedschap binnen de aanpak om tot continue verbetering te komen Lean/Imai kern: elimineren van verspillingen; stappen binnen processen, die waarden toevoegen, worden bij aanvang geïdentificeerd en vervolgens in een logische volgorde geplaatst. Doel: waardestroom vergroten. Belangrijkste vormen van verspilling: - Overproductie - Te hoge voorraden - Fouten - Wachten

51 - Onbenutte capaciteit - Verplaatsen van iets - Transport en material handling Daarom, twee verbetertechnieken: 1. 5S seiri (scheiden), seiton (sorteren), seiso (schoonmaken), seiketsu (standaardiseren), shitsuke (systematiseren); processen en werkplekken schoon, opgeruimd en georganiseerd inrichten. 2. Kanban methode om JIT toe te passen in een keten, zodat alle producten just in time worden gemaakt. Six Sigma raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed beheersen als je weet hoe elk proces verloopt en om dat te weten moet er gemeten worden. Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiëren), Measure (meten), Analyze (analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren). Benchmarking je eigen prestaties vergelijken met die van anderen; je spiegelen aan een meetpunt of meetresultaat (vergelijkingsstandaard). Vier stappen: wat wil je verbeteren? Meten en vergelijken. Waarom zijn er verschillen? Voordurend verbeteren van verschillen. Keuren of inspecteren van eindproducten. Uitgangspunten vroeger: Scheiding tussen denken en doen Kwaliteitszorg als dienst naast de lijn (aparte functie) Bij massafabricage: uitsorteren van missers Bij fabricage van enkele stuks: op tijd leveren Nadelen: - Controle is niet 100% betrouwbaar - Is een afgekeurd product ook afval? - Kwaliteitsmaatstaven van klant en leverancier kunnen verschillen Tegenwoordig: van het beste product naar acceptabele kosten/acceptabel kwaliteitsniveau (AQL) (Acceptable Quality Level). Ofwel: van 100% keuring naar steekproeven (tussentijds en op t einde van het proces). Procesbeheersing: balans tussen juist product, juiste kwaliteiten en juiste prijs. Inspectie: controle achteraf Inspectie: Controle tijdens proces

52 Controle achteraf = feedback Controle vooraf = feedforward = preventie Controle tijdens het proces = steekproefsgewijs Steekproeven moeten voldoen aan: Representativiteit: het geheel moet zo goed mogelijk in de steekproef vertegenwoordigd worden, ook de gemeten fouten. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid: schatting tussen twee grenzen. Nauwkeurigheid AQL: (Acceptable Quality Level) er mogen fouten in de partij voorkomen. We doen steekproeven, omdat onderzoeken anders te duur worden. Procesbeheersing het proces wordt steeds meer bewaakt en geregeld. Bij procesbeheersing gaat het erom de inrichting van het proces zodanig vorm te geven dat er voorspelbaar en onontkoombaar het juiste resultaat uitkomt. Deming heeft hiervoor een zevental statistische technieken ontwikkeld: 1. Visgraatdiagram - elementen: mens, methode, machine, materiaal en bv: organisatie, management, markt, klant. Gaat over het identificeren en structureren bij een gegeven gevolg = reeds ontstaan probleem. Voorbeeld: Een diagram dat een sterke overeenkomst vertoont met het visgraatdiagram is het oorzaakrelatiediagram:

53 2. Lijndiagram gebruik je voor het weergeven van veranderingen in een serie metingen. één verschijnsel, enkelvoudig diagram: 3. Controlekaart het monitoren van een proces. gemid. x-kaart en R-kaart 4. Histogram laat een verdeling van metingen zien. variërend in breedte en frequentiepolygoon: 5. Pareto-analyse - laten zien van belangrijkheid binnen een serie metingen (20%-80%). Laat een relatieve belangrijkheid in een serie metingen zien.

54 6. Stroomdiagram voor het inzichtelijk maken van opeenvolgende stappen in een proces. 7. Spreidingsdiagram - correlatie tussen twee verschijnselen. Aangeven van soort en graad van enig causaal verband tussen oorzaak en gevolg. Let op! Een belangrijk onderdeel van kwaliteitsbeheersing is kostenbeheersing! Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de failure rate van een product: mate en snelheid van falen van een product,in de tijd.

55 Certificatie soort diploma; een papier dat duidelijk maakt dat een product aan bepaalde specificaties voldoet of dat verklaart wordt dat de manier waarop producten zijn vervaardigd aan bepaalde eisen beantwoordt. Verschil met diploma: certificaat is tijdsgebonden, diploma heb je voor het leven. Drie spelers bij certificering: 1. Raad voor de Accreditatie criteria vaststellen, toezicht, platform 2. Certificerend bedrijf onafhankelijk, onpartijdig, verklaring afgeven (bv. NV KEMA Nederland, LRQA, BVQI, KWH) 3. Te certificeren bedrijf de organisatie zelf Belangen van certificaten: redelijke zekerheid kwaliteit verkleinen afstand klant-leverancier je hoeft zelf niet te controleren vertrouwen sterkere rechtspositie van leverancier betere toegang tot de Europese markt verkoopargument Drie certificering programma s: 1. first party certificatie leverancier beweert zijn producten/diensten op orde te hebben, volgens eigen maatstaf. 2. second party certificatie producten/diensten van leverancier worden beoordeeld door afnemer. 3. third party certificatie: een onafhankelijke partij beoordeelt de producten/diensten van de leverancier. Soorten certificatie: product- en dienstencertificatie initiële keuring, typekeuring, voortbrengings-proces, bv CEmerk: veiligheid, gezondheid, milieu, consumentenbescherming certificatie van personen vakbekwaamheid: bv adviseur, keurslager, piloot procescertificatie bv. duurzaam geproduceerd kwaliteitssysteemcertificatie inhoud en effect van regels en procedures (ISO) Certificatie en aansprakelijkheid: Leverancier aansprakelijk voor zijn product/dienst. Certificaat goed: aansprakelijkheid daalt; Keurmerk doet verwachting stijgen: aansprakelijkheid wordt groter. Audit = doorlichtingsonderzoek. Iemand controleert of het gehanteerde kwaliteitssysteem wel aan de in een normvervatte eisen voldoet. Interne audit Externe audit Klassieke organisatiestructuur 1. Arbeidsverdeling, specialisatie, expertise (zie ook management : Adam Smit, Frederick Taylor, Henri Fayol, Max Weber) 2. Macht bovenin, kennis bovenin 3. Vooral technici en economen 4. Stafdiensten voor het denkwerk 5. Geen klantgerichtheid, HRM 6. Vaak bij massafabricage, productieproces * Zie ook de 10 kenmerken klassieke organisatieleer: blz Aanbrengen eenduidigheid in - Beslissingen en verantwoordelijkheden - Eenheid van leiding - Optimale span of control - Scheiding lijn- en staf - Specialisatie (Fayol) 8. Gezag en gehoorzaamheid (Weber)

56 Markt- en klantgerichte organisatie-structuur 1. Van sturende, naar structurerende, naar stimulerende acties 2. Flexibel, aanpassingen per jaar, cyclisch denken 3. Doelmatigheid voorop 4. Kwaliteit ingebed in organisatorische context 5. Alles hangt met elkaar samen, integraal. * Zie de 11 kenmerken moderne organisatieleer: blz 174 Kwaliteit van dienstverlening Kenmerken van een dienst: Niet tastbaar Kopers zijn afhankelijk van leveranciers Voorraadvorming is onmogelijk Kwaliteit is moeilijk te standaardiseren Moeilijker meetbaar

57 Nieuwe aspecten m.b.t. kwaliteit: Verwacht (perceptie) beloofd (gewenst) geleverd (acceptabel?) Gap Gap Gap = het verschil tussen datgene wat een klant wenst en wat een klant ontvangt of ervaart. Voor een fabrikant is het, zeker in de dienstverlening, van groot belang om op de hoogte te zijn van de verwachtingen van zijn afnemers en van wat directe concurrenten doen. Twee methoden om hierbij juiste attributen vast te stellen: (attribuut = beoordelingsaspect): Open vragenlijsten Critical incident methode (klant vragen naar ervaringen met contacten organisatie) Verbetermodellen in de dienstverlening 1. Servqual- model of Gap-model (5 gaps) op vier plaatsen kan, tussen het door de consument verwachte en het door de onderneming geleverde product, een verschil verstaan. - Gap 1: hoe denkt het management over de verwachtingen van de klant - Gap 2: hoe vertaalt het management deze denkbeelden naar kwaliteit(specificaties) van de te leveren dienst - Gap 3: verschil tussen kwaliteits(specificaties) en de werkelijk geleverde dienst - Gap 4: verschil tussen geleverde dienst en de beloofde dienst - Gap 5: verschil tussen de verwachte kwaliteit en de werkelijk ervaren kwaliteit = de resultante van 1 t/m 4 2. Customer Service Assesment Scale (MARTIN) twee dimensies bij het streven naar een hogere kwaliteit van een dienst: - Procedural (procedurele) dimensie betreft de werkwijze: wordt de dienst geleverd zoals het moet? - Convivial (menselijke) dimensie de manier waarop het dienstverlenende bedrijf zich gedraagt t.o.v. de klant: wordt de klant ook oprecht geholpen?

58 Bij deze methode moeten voor beide dimensies prestatie-indicatoren, met een bepaalde wegingsfactor worden vastgesteld. Dit wordt gedaan via een vierpuntsschaal, de service arenas: Freezer op beide dimensies wordt slecht gescoord. Factory de dienst wordt op effectieve wijze verleend, maar er is weinig aandacht voor het dienstbetoon. Friendly zoo de menselijke benadering overheerst. In deze situatie probeert men een tekort aan kennis en vaardigheden te compenseren door extra vriendelijk te zijn. Full balance de situatie waarnaar gestreefd moet worden; op beide dimensie wordt goed gescoord. 3. Quality control systems (KING) een kwaliteitscontrolesysteem voor dienstverlenende organisaties omvat twee stappen: Zorgen voor het verlenen van een dienst die voldoet aan de wensen van de klant Controleren of de dienst in een keer goed wordt verleend Ook bij dit model is er sprake van een procedural en een convivial dimensie: - Service quality control procedurele dimensie - Behavior quality control menselijke dimensie

59 Bij het quality control system moeten er per dimensie vier stappen worden doorlopen:

60 Logistieke grondvorm KOOP-concept KOOP = het Klant Order Ontkoppel Punt Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een klantenorder doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst. Er zijn vijf klantorderontkoppelpunten: Handigheidje: Het goederenstroomtraject voor KOOP (op planning gebaseerde activiteiten) wordt aangestuurd op basis van een prognose, vaak een voorspelling (voorraadrisico). Met producten die na KOOP geproduceerd worden (klantgerichte activiteiten), loopt de ondernemer geen risico.

61 Er zijn meer elementen die verschillend zijn voor en na het KOOP:

62 H1 logistiek Logistiek raamwerk bij productielogistiek: 1. Grondvorm productielogistiek (fysieke inrichting) 2. Besturingssysteem productielogistiek (beheersing) 3. Informatiesysteem productielogistiek (informatievoorziening) 4. Personele organisatie productielogistiek (realiseren van effectieve coördinatie tussen logistiek en andere functies in de organisatie) 1. Grondvorm productielogistiek hoe richt je de productievloer in? Continue fabricage - Productieproces van tevoren vastgesteld en ingericht (KOOP 1) - Productie volgens een vaste werkwijze

63 Functionele fabricage Productieproces op basis van functies ontworpen en ingericht (KOOP 4/5) Groepsgewijze fabricage (mengvorm) Ontwerp en inrichting van het productieproces volgen de orderstroom; werken in teams, verantwoordelijk voor uitvoering van de hele order 2. Besturingssysteem productielogistiek (ZIE WEEK 2) Materiaalgeoriënteerd produceren Aanvoer en voorrraadbeheersing van het materiaal staan centraal Capaciteitsgeoriënteerd produceren De beheersing van de gebruikte machines staat centraal; De machines kunnen een bottleneck zijn. Met een bottleneck wordt in de bedrijfskundige benadering een knelpunt binnen een project/proces bedoeld. De bottleneck is een kritiek punt waar veel fout kan gaan. De bottleneck in een proces/project is iets wat een proces/project ophoudt en in de weg staat. 3. Informatiesysteem productielogistiek Productterminologie Een product is een voorwerp of dienst, al dan niet in de eigen onderneming vervaardigd of van derden betrokken, die bedoeld is om met een meerwaarde te worden verkocht. Producten worden geïdentificeerd m.b.v. een productnummer. Van het product liggen dan meteen de Form, Fit en Function (FFF) vast.

64 Productopbouw: onderscheid in inkoopdelen en maakdelen; chronologische opbouw van product d.m.v. grondstoffen, onderdelen, samenstellen en eindproduct. Entiteit van een product = het kenmerkende en identificerende gegeven dat een product eenduidig vastlegt. Productstructuren Vanuit de wijze waarop een ontworpen product (incl. onderliggende attributen) is opgebouwd, zal de ontwerper een schema maken met de onderlinge relaties daarvan: de stuklijst. Stuklijst = Productstructuur = Bill Of Materials (BOM) = Receptuur. Ze geven de opbouw van het product in aantallen, onderdelen en/of samenstellingen weer. Max. vier stappen: MRP I systeem Vroeger werd alles handmatig gepland = cardex systeem; voorraadaanvulsysteem. Dit werd een steeds complexer wordende papierstroom. Tegenwoordig gaat alles via geautomatiseerde systemen. Echter, hierbij ontstond het probleem dat al die systemen los van elkaar werden gebruikt en dat er dus gemakkelijk fouten gemaakt werden en het een grote chaos werd. Daarom werd er een overkoepelend systeem ontworpen: het Material Requirements Planning systeem (MRP-I systeem). MRP systemen zijn PUSH systemen: men gaat namelijk uit van een toekomstige behoefte en duwt grondstoffen en andere zaken de productie in om producten te maken. MRP-I is een set rekenregels waarmee de werkelijke toekomstige behoefte aan materiaal kan worden berekend! Hierbij wordt gebruik gemaakt van twee basisprincipes: Tijdfasering wanneer moeten de eindproducten beschikbaar zijn? Tijd wordt ingedeeld in buckets Afhankelijke vraag de vraag naar onderdelen uit de productstructuur wordt afgeleid uit de behoefte naar eindproducten (= onafhankelijke vraag).

65 Werking MRP I: Vanuit het MPS (onafhankelijke vraag in de tijd) wordt de afhankelijke vraag (onderdelen etc.) berekend = de bruto behoefte. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanwezige voorraad, inkooporders, behoefte lopende productieorders etc. Het MPR-I systeem moet gezien worden als een hulpmiddel voor de planner aan de hand waarvan deze beslissingen kan nemen. MRP II systeem Manufacturing Resource Planning (MRP-II) is ontstaan vanuit het MRP-I systeem. Bij het eerste systeem was er namelijk geen sprake van terugkoppeling vanuit de productie. Door een productie- en verkoopplan op te stellen, zijn er terugkoppelingen op het MRP systeem aangebracht. Door middel van het MRP-II systeem wordt er naast de geplande voorraad ook een schema opgesteld met de geplande capaciteit. Voor een duidelijk MRP-II overzicht, zie volgende afbeelding ERP systeem Enterprise Resources Planning (ERP) = naast materiaal en capaciteit worden ook financiële resources in de afweging genomen. Nadeel: systemen zijn vaak te complex. Het ERP systeem is wel een logische uitbreiding op MRP-systemen. Het is een standaard informatiesysteem die verantwoordelijk is voor de integrale ondersteuning van de activiteiten binnen een organisatie. ERP-systemen: het ERP systeem werkt met geïntegreerde software: gegevens slechts één keer invoeren. Structuur ERP-systeem: een centrale database met daaromheen een schil van applicaties voor verschillende functionaliteiten voor bv: - productie - financiële activiteiten - voorraad/inkoopactiviteiten - HRM Leveranciers: SAP, Baan en Exact (voor het MKB) - verkoop/marketing - distributie - verslagleggingsactiviteiten Het ERP systeem is een soort centrale database / een grote dropbox, handig voor een organisatie. 4. Personele organisatie productielogistiek Hoe ziet de ontwikkeling van de logistieke organisatie eruit? Gaat over het realiseren van effectieve coördinatie tussen logistiek en andere functies in de organisatie.

66 Toyota Production System (TPS) Het Toyota Production System (TPS) is gebaseerd op twee kenmerken: Jidohka beslissingsbevoegdheid op de productievloer (het verlenen van autonomie). JIT-concept Just In Time concept = het precieze aantal benodigde onderdelen op de juiste tijd naar de volgende bewerkingsstap brengen. Werkt m.b.t. pullsystemen = pas reageren als de marktvraag veranderd. Het TPS/JIT systeem wordt uitgewerkt m.b.v. een Kanban = communicatiemiddel in vorm van kaart. Ieder bakje met onderdelen heeft een kanban (met vermelding van de inhoud) als inhoud bakje bij volgende productieschakel wordt verbruikt wordt de kanban teruggestuurd deze kanban is het signaal dat er weer geproduceerd mag worden. Twee soorten kanbans: productiekanbans en transportkanbans. Veel gebruikt two-bin systeem. Het TPS/JIT systeem komt vaak voor bij eenvoudige producten (fiets etc) vaak toegepast na KOOP Het systeem in combinatie met Kaizen bezig zijn met continue verbeteren (Imai): (= boek) Het TPS/JIT systeem is ontwikkeld om verspillingen te voorkomen! Voorkom verspillingen, zoals: overproductie; seriegrootte mag 1 zijn nodeloos wachten nodeloos transport tussen bewerkingen processen die niet optimaal functioneren excessieve voorraden; moeten echt minimale voorraden zijn! overbodige bewegingen medewerkers defecte producten

67 Verbetermethodieken Imai werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement; verbeter en innoveer, zonder ophouden en iedereen erbij betrekken; kwaliteitszorg: moeizaam, jaren durend en in kleine stappen; basisprincipes: Deming cirkel (Plan, Do, Check, Act): regelkring Voortdurend meten van deelprocessen en terugkoppelen Werken met kwaliteitskringen - kleine groep medewerkers van dezelfde afdeling op vrijwillige basis periodiek bij elkaar komen om kwaliteitsproblemen op te sporen, te analyseren en op te lossen Standpunten Imai-filosofie: 1. Mensen zijn het belangrijkste goed in organisaties 2. In plaats van bestraffen van fouten, moet het signaleren hiervan worden beloond. 3. Kijk op werkvloer zelf, hier vindt waardetoevoeging plaats 4. Werk met harde informatie, alleen op basis van concrete, meetbare gegevens kunnen rationele beslissingen worden genomen. Vanuit deze standpunten, stelt Imai dat er in elke organisatie op drie aspecten moet worden gelet! Ze worden ook wel de drie Mu s genoemd: Muda voorkomen van verspilling (zie pag. 7) Muri optimale inspanning Mura beperken afwijkingen Naast de drie Mu s beschrijft Imai vier M s: Mens, Machine, Materialen en Methode. Daarbij hoort een visgraat als hulpmiddel/checklist (zie boek pag. 375). 5S-methode werkplek zo slim mogelijk inrichten m.b.v. 5 Japanse woorden die met een S beginnen: Seiri selecteren en scheiden Seiton schikken en sorteren Seiso schoonmaken en schrobben Seiketsu systematisch leren, standaardiseren en structureren Shitsuke stimuleren en stijlvol werken Lean kern van Lean is dat de onderneming waarde weet toe te voegen voor de klant, dit d.m.v. vijf stappen (zie figuur hiernaast). Verschil met Imai = gehele waardeketen wordt in beschouwing genomen. Wordt ook wel Value Stream Map (VSM ) genoemd. Ook bij Lean mag de productie van een nieuw product pas starten als er een product is afgeleverd. Dit kan gebeuren door het two-bin systeem.

68 Agile gaat om wendbaarheid, snel kunnen manoeuvreren om te voldoen aan de klantwensen. Daarbij wordt het accent gelegd op proactief handelen, korte doorlooptijden, flexibel inzetbare capaciteit en inspelen op klant. Hoe wordt een bedrijf nu agile? Door de verschuiving van het KOOP in de richting van de markt. Six Sigma raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed beheersen als je weet hoe elk proces verloopt en om dat te weten moet er gemeten worden. Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiëren), Measure (meten), Analyze (analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren). Theory Of Constraints (TOC) opgezet door Eli Goldratt. Gebaseerd op het OPT (Optimized Production Technology): Software pakket opgezet om te kunnen plannen op basis van de beste financiële resultaten. Theory Of Constraints (TOC): Doel van ondernemingen: winst (het genereren van geld) en continuïteit In een bedrijf wordt de effectiviteit bepaald door dat stuk van het proces waar de grootste bottle-neck zit (daar hopen voorraden zich op, het proces loopt niet door, er wordt te weinig geld gegenereerd) Los de bottle-neck op en ga op zoek naar de volgende Brede interpretatie: managementfilosofie die bestaat uit drie aparte, maar verbonden thema s: 1. Analyseren wat te veranderen? Prestatiemeting (throughput: snelheid waarmee het totale proces geld genereert door verkopen) 2. Creëren naar wat te veranderen? Inventory (al het geld dat in het proces nodig is om zaken te verkopen die men uiteindelijk weer wil verkopen; dit is geen toegevoegde waarde) D.m.v. logistiek: De 5 stappen tot continue verbetering drum-buffer-rope scheduling Buffermanagement VAT analyse 3. Implementeren hoe de verandering te implementeren? Operating expenses (al het geld dat nodig is om de inventory om te zetten in throughput) D.m.v. logisch denken Daarbij is een constraint (beperking) alles wat een systeem belet om z n doel te bereiken. Brede interpretatie constraint: elk gebied, aspect of proces dat de performantie van een organisatie belemmert vanuit het oogpunt van de klant, competitiviteit of winst. KSF Hoe kunnen we onszelf blijven verbeteren? Interne processen Goldratt gaat uit van een systeembenadering. Stappen om tot de perfecte TOC te komen:

69 Samenvattend overzicht verbetermethodieken:

70 Logistiek raamwerk bij distributielogistiek: 1. Grondvorm distributielogistiek (fysieke inrichting) 2. Besturingssysteem distributielogistiek (beheersing) 3. Informatiesysteem distributielogistiek (informatievoorziening) 4. Personele organisatie distributielogistiek (realiseren van effectieve coördinatie tussen logistiek en andere functies in de organisatie) In principe zijn de schakels van distributielogistiek redelijk overeenkomstig met de schakels van productielogistiek, alleen richt de distributiebesturing zich vooral op het beheersen van voorraadhoogtes in het gehele distributiekanaal. Bij distributielogistiek gaat het dus ook om dezelfde doelstellingen als bij productielogistiek: Kostenreductie: minder voorraad / beter benutten van capaciteit Verbeteren van de flexibiliteit en de leverbetrouwbaarheid Voorraad kan zich op verschillende locaties bevinden: Distribution requirements planning (DRP-I)

71 DRP-I is een methodiek waarmee we de in de tijd gefaseerde behoefte aan herbevoorrading in distributiepunten kunnen bepalen; het heeft iets weg van het MRP-systeem, echter het DRP-systeem heeft een beter beheer van voorraden in distributieketens ten doel. Bij DRP-I gaat het over voorraadaanvulsystemen. Wanneer elke schakel in een distributieketen op basis van een eigen voorraadaanvulsysteem beslissingen over voorraden neemt, onafhankelijk van het voorraadverloop bij andere schakels in de keten, resulteert dit in een opslinger- of keteneffect en in ongebalanceerde voorraden: Functies van een distributiecentrum zijn: Opslaan van goederen (voorraadfunctie) Het hergroeperen van goederen (groupagefunctie) Het overladen op andere transportmiddelen (overslag) Waardedichtheid Verpakkingsdichtheid Belangrijk bij beslissingen t.a.v Fysieke distributie. Waardedichtheid = geldwaarde vh product per kubieke meter Verpakkingsdichtheid = aantal producten per kubieke meter Wolters-Noordhoff

72 Tot nu toe: telkens inzicht in één schakel in distributieketen (consument (KOOP), productie, distributie, etc.). Echter, de besproken logistieke beslissingen zijn relevant voor zowel afzonderlijke schakels als toeleveranciers, fabrikant, groothandel of importeur als voor de laatste schakel in een distributiekolom, dealer of detaillist. Vandaar het ontstaan van ketenlogistiek / ketenintegratie, ofwel: Supply Chain Management (SCM): Supply Chain Management kan nu als volgt worden gedefinieerd: de activiteiten die er op gericht zijn om alle partijen in de keten zodanig te laten samenwerken dat de consument optimaal wordt bediend en waarbij de gezamenlijke ketenkosten zo laag mogelijk zijn. Naast het feit dat de gezamenlijke kosten zo laag mogelijk moeten zijn, wordt er ook een steeds grotere druk gezet op het beheer van de voorraad. Oorzaken: Hyperconcurrentie Groot aantal nieuwe producten Consumentengedrag (zie schema hieronder!) Vroeger was er meer sprake van een supply chain (leveringen/aanbod): PUSH

73 Tegenwoordig is er meer sprake van een demand chain (vraag): PULL Vier vormen van ketenintegratie (gezien vanuit logistiek concept!): 1. Fysieke integratie richten op vergroting van efficiency bij verwerking van fysieke goederenstroom; verlagen van totale handlingskosten. Standaardisering van omverpakkingen zal mechanisering en automatisering in distributiecentra mogelijk maken (vb. iedereen binnen de keten maakt gebruik van rolcontainers). 2. Informatie-integratie activiteiten die zich richten op afstemming van informatiestromen. Belangrijk hulpmiddel bij deze vorm van ketenintegratie is Electronic Data Interchange (EDI) = de elektronische uitwisseling zonder menselijke interacties van gestructureerde en genormeerde gegevens tussen computers van de bij een handelstransactie betrokken partijen.

74 3. Besturingsintegratie op systematische wijze gebruik maken van stuurinformatie uit andere schakels binnen de keten; doel: verbeteren van het customer-serviceniveau, dit door middel van voorraadbeheer. 4. Grondvormintegratie een gedeelte van de aansturende activiteiten wordt neergelegd bij een andere partij in de schakel. Dit betreft meer dan het uitbesteden van uitvoerende activiteiten; het gaat om het overdragen van logistieke-planningtaken.

75 H3 Recht Schema rechtsfeiten: Waarbij een rechtshandeling een handeling van een of meer rechtssubjecten is waarbij deze een rechtsgevolg beogen, terwijl het objectieve recht dat rechtsgevolg ook aan de handeling verbindt. rechtshandelingen zijn dus menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg. Art. 6:162 BW Bij een onrechtmatige daad gaat het er dus om dat het niet de bedoeling was om een verbintenis in het leven te roepen. Deze ontstaat alleen maar door menselijk handelen met een bepaald rechtsgevolg. Echter, er is pas sprake van een onrechtmatige daad als er aan de volgende vijf vereisten is voldaan: 1. Onrechtmatige daad (lid 2) een OD ontstaat wanneer een van de volgende zaken voorkomt: a. Inbreuk op een recht van een ander b. Doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht c. Doen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid gaat over gevaarzetting; jurisprudentie Kelderluikcriteria: Mate van waarschijnlijkheid dat het slachtoffer het gevaar niet tijdig onderkent Kans op een ongeval Ernst van de mogelijke gevolgen Bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen De onrechtmatige daad wordt echter gerechtvaardigd wanneer er sprake is van: a. Overmacht in de zin van noodtoestand, art. 40 Sr b. Noodweer, art. 41 lid 1 Sr c. Wettelijk voorschrift, art. 42 Sr d. Bevoegd gegeven ambtelijk bevel, art. 43 lid 1 Sr 2. Toerekening (lid 3) een OD kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Kort gezegd is er bij toerekening dus sprake van of schade(aansprakelijkheid) of risico(aansprakelijkheid). Risicoaansprakelijk kan voorkomen in twee gevallen: als er sprake is van

76 een geestelijke of lichamelijke tekortkoming; als iemand deel uitmaakt van een bepaalde groep. Kwalitatieve risicoaansprakelijkheid = als personen risicoaansprakelijk zijn in een bepaalde kwaliteit, namelijk als: ouder of voogd, werkgever of opdrachtgever, vertegenwoordiger, etc. 3. Schade (lid 1) als er sprake van schade is, moet dat bewezen worden. Schade wordt in een ander artikel behandeld, namelijk art. 6:95 e.v. BW. Er zijn twee soorten schade: vermogensschade en ander nadeel (o.a. immateriële schade, rechterlijk verbod of bevel en rectificatie). 4. Causaal verband ( lid 1) slechts die schade hoeft vergoed te worden die het gevolg is van de onrechtmatige daad; wordt in het artikel aangegeven als dientengevolge. Het causaal verband wordt verder uitgewerkt in art. 6:98 BW). 5. Relativiteitseis (art. 6:163 BW) het verband tussen de overtreden norm en het belang dat door deze norm wordt beschermd; had de overtreden wet mede de bedoeling de belangen van het slachtoffer te behartigen? Wanneer is voldaan aan de voorgaande vijf eisen, kan er geconcludeerd worden dat er op grond daarvan aansprakelijkheid voor de dader ontstaat. Aansprakelijk voor onrechtmatige daden zijn: Natuurlijke personen Rechtspersonen Meerdere daders (alle daders hoofdelijk aansprakelijk) Art. 6:170 BW Werkgevers zijn risico-aansprakelijk voor hun ondergeschikten mits: In dienst & werkzaam in beroep of bedrijf (lid 1) Fout van een ondergeschikte Kans op fout vergroot door opgedragen taak Opdrachtgever moet zeggenschap over gedraging hebben gehad In dienst van natuurlijk persoon & niet werkzaam in beroep/bedrijf (lid 2) Fout van een ondergeschikte Ter vervulling van de aan hem opgedragen taak = schade GEMAAKT door werknemer Indien er sprake is van een OD dan zijn werkgever en werknemer beiden hoofdelijk aansprakelijk. (op grond van lid 3 kan de werknemer de werkgever dan weer aanspreken, TENZIJ er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer).

77 Verbintenissen Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, waarbij de ene persoon (schuldeiser of crediteur) het recht heeft op een bepaalde prestatie, die de andere persoon (schuldenaar of debiteur) verplicht is te verrichten. Hierbij zijn de schuldeiser en de schuldenaar verplicht zich tegenover elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid te gedragen. Er kunnen geen verbintenissen buiten de wet om ontstaan. De bronnen van een verbintenis zijn: Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) verbintenis tot betalen van schadevergoeding. Rechtmatige daden (art. 6:198, 6:203, 6:212 BW) zaakwaarneming (pakketje aannemen) en doorgeven aan gerechtigde eigenaar. Overeenkomst (art. 6:213 BW) Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meerdere partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan. De inhoud van een verbintenis, dus datgene waar het om gaat, wordt prestatie genoemd. Pluraliteit van schuldenaren = als er bij één en dezelfde verbintenis één schuldeiser staat tegenover meerdere schuldenaren. Hoofdregel in zo n geval: elk van de schuldenaren is hoofdelijk aansprakelijk voor een gelijk deel. Dat wil dus zeggen dat iedere schuldenaar op het complete bedrag aangesproken mag worden. Echter, na betaling kan de ene schuldenaar de schuld wel terugvragen aan medeschuldenaren = regresrecht. Hoofdelijkheid ontstaat uit: 1. De wet voorbeelden: gecompliceerd ongeval, beherende vennoten of echtgenoten. 2. Een overeenkomst als voorwaarde in een overeenkomst afgesproken. 3. Als de prestatie ondeelbaar is meerdere mensen zijn bij overeenkomst of proces betrokken. Verbintenissen kunnen dus ontstaan uit een overeenkomst. Twee soorten overeenkomsten: Wederkerige overeenkomst verbintenisscheppende overeenkomst; tussen partijen vloeien verplichtingen ofwel verbintenissen over en weer. Eenzijdige overeenkomst verbintenisscheppende overeenkomst; slechts één verbintenis roept één verplichting in het leven. Bijzondere verbintenissen: Voorwaardelijke verbintenissen ontstaan van verbintenissen is afhankelijk van het voldoen aan een bepaalde voorwaarden. Een voorwaarde is een toekomstige gebeurtenis die niet alleen voor partijen, maar objectief gezien voor iedereen onzeker is. Onderscheid in: Verbintenis onder opschortende voorwaarde verbintenis ontstaat na plaatsvinden van voorwaarde. Verbintenis onder ontbindende voorwaarde verbintenis verloopt na plaatsvinden van voorwaarden. Verbintenissen onder tijdsbepaling ontstaan van verbintenissen is afhankelijk van het aanbreken van een bepaald tijdstip. Onderscheid in: Verbintenis onder opschortende tijdsbepaling verbintenis ontstaat na plaatsvinden van voorwaarde. Verbintenis onder ontbindende tijdsbepaling verbintenis verloopt na plaatsvinden van voorwaarden. Natuurlijke verbintenis een crediteur van een verbintenis kan de schuldenaar niet (meer) in rechte aanspreken, want deze heeft al vrijwillig betaald. Daarentegen kan de schuldenaar het betaalde bedrag niet meer terugvorderen! De natuurlijke verbintenis kan ontstaan uit: De wet door middel van verjaring of vastleggen van akkoorden. Een rechtshandeling door overeenkomst. Een dringende verplichting van moraal en fatsoen zie arrest De Goudse Bouwmeester.

78 Een natuurlijke verbintenis kan worden omgezet in een gewone verbintenis en dus afdwingbaar worden, als de schuldenaar en schuldeiser daarover een overeenkomst sluiten. Vorderingsrechten zijn overdraagbaar, men spreekt in dat geval van contractoverneming. Wijzen van overgang: Rechtsopvolging onder algemene titel rechtsopvolger volgt in een geheel vermogen of een evenredig deel daarvan op en zowel de rechten als de plichten gaan op hem over (bv. erfopvolging, fusie of splitsing). Rechtsopvolging onder bijzondere titel alleen de rechten gaan over (bv. overdracht). Subrogatie overgang van vordering op een derde die de schuld van de schuldenaar voldoet (bv. borgtocht). Teniet gaan van verbintenissen kan op verschillende manieren: Nakoming Nietigheid, vernietiging, ontbinding of Verrekening rechterlijke wijziging van overeenkomst Vervulling van ontbindende voorwaarde waaruit verbintenis is ontstaan Afstand Vermenging Onrechtmatige daad; kwalitatieve aansprakelijkheid Onrechtmatige daad is in week 1 behandeld, maar naast aansprakelijkheid voor personen, bestaat er ook aansprakelijkheid voor zaken. Het gaat daarbij om kwalitatieve aansprakelijkheid: Gebrekkige zaken moeten worden onderscheiden van gebrekkige producten: Gebrekkige zaken Gebrekkige producten Bezitter is aansprakelijk Producent is aansprakelijk Viertal vereisten voor gebrekkige zaken: Roerende zaken worden gebruikt en voldoen niet aan eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag stellen; Als gevolg daarvan leveren ze bijzonder gevaar op voor personen of zaken; In kringen waartoe de aangesprokene behoort, moet het bekend zijn dat de zaak een bijzonder gevaar oplevert als deze niet voldoet aan de te stellen eisen; Het bijzonder gevaar bedreigt personen of zaken. Opstallen gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Drietal vereisten voor opstallen: Opstallen voldoet niet aan eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag stellen; Als gevolg daarvan leveren ze gevaar op voor personen of zaken; Het gevaar bedreigt personen of zaken. Dieren de bezitter van een dier is aansprakelijk; de schade moet aangericht zijn door het dier, behalve als het dier wordt bestuurd, dus als instrument wordt gebruikt, dan berust de aansprakelijkheid namelijk op de dader. Kwalitatieve aansprakelijkheid gaat voornamelijk over risicoaansprakelijkheid. De verantwoordelijke voor de aansprakelijkheid is vaak de bezitter (veelal de eigenaar) van voorgaande zaken. Echter, daar zijn een aantal uitzonderingen op van toepassing: Bij bedrijfsmatig gebruik is degene die het bedrijf uitoefent aansprakelijk. Bij een verkregen zaak onder eigendomsvoorbehoud, rust de zaak op de verkrijger; deze is dan geen bezitter, maar een houder. Ouders en voogden van kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar.

79 Productaansprakelijkheid Bijzondere regeling met betrekking tot de onrechtmatige daad; bedoeling is het beschermen van de consument; het komt er op neer dat de producent aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die door een gebrek in zijn product is veroorzaakt. Vereisten: 1. Schade 2. Gebrek 3. Causaliteit het oorzakelijke verband tussen de schade en het gebrek. De producent is dus aansprakelijk voor het in het verkeer brengen van een gebrekkig product. Als producent van een product wordt aangemerkt: De fabrikant en de importeur van een eindproduct Producent van onderdelen en grondstoffen Een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, merk of ander onderscheidingsteken op het product aanbrengt. Wanneer meerdere producenten aansprakelijk kunnen worden gesteld voor dezelfde schade, is elk van de producenten hoofdelijk aansprakelijk. Medeschuld of eigen schuld van de benadeelde kunnen leiden tot vermindering of opheffing van de aansprakelijkheid van de producent. Onder het begrip product wordt elk roerend goed verstaan dat industrieel is vervaardigd (met een aantal uitzonderingen dan), ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of onroerend goed. een product is gebrekkig als het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. Vereisten: Presentatie van product Redelijkerwijs te verwachten gebruik ervan Tijdstip waarop product in verkeer is gebracht De producent is aansprakelijk voor schade bij: Letselschade dood of lichamelijk letsel. Zaakschade beschadiging of verlies van een andere zaak dan het geleverde product. Het is de producent niet toegestaan door middel van algemene voorwaarden of op enige andere wijze zijn aansprakelijkheid te beperken of uit te sluiten; producenten onderling kunnen echter wel afspraken maken ten aanzien van de mate van hun aansprakelijkheid. Bijvoorbeeld in de algemene voorwaarden een exoneratieclausule (beding waar de aansprakelijkheid wordt uitgesloten of beperkt) toevoegen. Producent (art. 6:187 lid 2 t/m 4 BW) Product (art. 6:187 lid 1 BW) Gebrek (art. 6:186 BW) Schade (art. 6:190 BW) Consument (tenzij dood- of letselschade, zie art. 6:190 BW) Werkgeversaansprakelijkheid (Zie week 1 m.b.t. risicoaansprakelijkheid t.o.v. werknemer) Daarnaast volgens art. 7:658 BW: - Lid 1: De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. - Lid 2: De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde

80 verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. - Lid 3: Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. - Lid 4: Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid Jurisprudentie m.b.t. art. 7:658 BW: Psychiatrisch ziekenhuis Dienstongeval militair Dakbedekkers-arrest Verankerde ladder Hydraulische ketel Vereisten voor werkgeversaansprakelijkheid: 1. Zorgverplichting van de werkgever schending: zijn de publiekrechtelijke voorschriften niet of onvoldoende in acht genomen. 2. Causaliteit het oorzakelijke verband tussen de schade en het gebrek. 3. Opzet of bewuste roekeloosheid is er sprake van schuldaansprakelijkheid (i.p.v. risicoaansprakelijkheid) met omkering van de bewijslast? Waarbij de werknemer bewijst: schade causaal verband tussen schade en ongeval (makkelijk te bewijzen) tussen ongeval en schending zorgplicht (wordt snel aangenomen) Bedrijfsongeval En de werkgever kan zich verweren, door te bewijzen dat: zorgverplichting is nagekomen er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer = schade GELEDEN door werknemer ARBO wetgeving Werknemers moeten veilig en gezond kunnen werken tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Om daarvoor te zorgen is de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).

81 Beroepsbevolking Zelfstandigen - Aanneming van werk (art. 7:750 e.v. BW) aannemer verbindt zich voor aanbesteder tegen een bepaalde prijs om een bepaald concreet werk tot stand te brengen; geen sprake van arbeidsrelatie. 1. Geen arbeidsovereenkomst 2. Tot stand brengen werk van stoffelijke aard 3. Betalen bepaalde prijs - Opdracht (art. 7:400 e.v. BW) opdrachtnemer verbindt zich tot verrichten van diensten voor opdrachtgever; geen sprake van arbeidsrelatie. 1. Verrichten werkzaamheden 2. Geen arbeidsovereenkomst 3. Werkzaamheden iets anders dan werk van stoffelijke aard Onzelfstandigen (arbeidsovereenkomst) betreft bijna alle gevallen, die niet onder vorige manieren vallen. Werklozen De werknemer is in verschillende opzichten afhankelijk van de werkgever; in beginsel is hij verplicht instructies van werkgever op te volgen, daarnaast is de uitgekeerde loon bijna altijd de enige financiële bron voor de werknemer om in zijn levensonderhoud te voorzien. Arbeidsovereenkomst: overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Er is pas echt sprake van een arbeidsovereenkomst bij: 1. Gedurende zekere tijd zelf verrichten van arbeid 2. Aanwezigheid van gezagsverhouding en ondergeschiktheid 3. Betalen van loon 4. Extra criteria uit jurisprudentie: a. continuïteit b. bedoeling van de contracterenden c. eindverantwoordelijkheid d. regelmatige loonbetaling Dwingend: afwijking niet mogelijk (of niet ten nadele van de werknemer) Driekwart-dwingend: afwijking alleen mogelijk bij CAO Semi-dwingend: afwijking mogelijk ten nadele voor werknemer is schriftelijke overeenkomst Aanvullend: afwijking is mogelijk Verplichtingen van werkgever Het betalen van loon (art. 7:616 BW) Afhankelijk van wat is afgesproken op basis van CAO en minimumloon / minimum vakantietoeslag. Loon kan op verschillende manieren worden uitgekeerd (geld, auto, woning) Het op verzoek verstrekken van een getuigschrift (art. 7:656 BW) Aangeven welke werkzaamheden de werknemer heeft verricht en hoe lang de dienstbetrekking heeft geduurd. Zich gedragen zoals een goede werkgever betaamt (art. 7:611 BW) Het geven van vakantie (art. 7:634 BW) Het waarborgen van veiligheid (art. 7:658 BW) Zie werkgeversaansprakelijkheid week 2. Verstrekken van gegevens (art. 7:655 BW) Verplichtingen van werknemer Arbeid persoonlijk verrichten (art. 7:659 BW) Redelijke instructies van werkgever opvolgen (art. 7:660 BW)

82 In het algemeen als goede werknemer gedragen (art. 7:611 BW) geheimhoudingsplicht Andere (bijzondere) arbeidsverhoudingen: Ambtenarenverhouding vallen onder ambtenarenrecht. Uitzendovereenkomst in- en uitlenen; de opdrachtgever houdt de leiding en toezicht, en niet de formele werkgever. Verhoudingen: Uitzendkracht Uitzendbureau (uitlener) Arbeidsovereenkomst Opdrachtgever (inlener) Uitzendkracht Geen overeenkomst; puur feitelijk Uitzendbureau (uitlener) Opdrachtgever (inlener) Opdracht Rechtsvermoedens m.b.t. arbeid: art. 7:610 BW Minimale garantie: art. 7:628a BW

83 Omgevingsrecht gaat over bescherming fysieke leefomgeving. Het belang voor het bedrijfsleven: gebonden aan regels, maar ook beschermd door regels Belangrijkste aspecten omgevingsrecht sinds 1 oktober 2010 geregeld in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), Uitwerking in Besluit omgevingsrecht (BOR) en Ministeriële regeling omgevingsrecht (MOR) Geen milieuvergunning, bouwvergunning etc, maar één omgevingsvergunning voor alle deelactiviteiten WABO betreft bestuursrecht: Bestuursrecht Vergunningstelsel (en handhaving) Aanvraag indienen bij bevoegd gezag Procedure afhankelijk van aanvraag Bevoegd gezag neemt besluit op aanvraag Rechtsmiddelen: bezwaar en beroep Derde-belanghebbenden Vergunningplichtige activiteiten: Bijvoorbeeld omgevingsvergunning nodig voor plaatsgebonden projecten; een project wat bestaat uit een of meer activiteiten. - Artikel 2.1 en 2.2 Wabo beschrijven vergunningplichtige activiteiten Artikel 2.1 Wabo regels vanuit centrale overheid, artikel 2.2 regels vanuit gemeente en provincie Vergunning voor activiteit Milieu Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder e WABO voor het oprichten, het veranderen of het in werking hebben van een inrichting, indien inrichting nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Categorieën van inrichtingen met nadelige gevolgen staan opgenomen in het Besluit omgevingsrecht Toetsingskader voor activiteit Milieu toetsingskader in artikel 2.14 WABO: Algemene weigeringsgrond is belang bescherming milieu Uitgangspunt is niet weigering, maar verbinden van voorschriften om nadelige gevolgen milieu te voorkomen. Doel- of middelvoorschriften (bijv uitstoot) Vergunning voor activiteit Bouwen Geeft het recht een bouwwerk op te richten uit te breiden of te verbouwen. Kleine bouwwerken uitgesloten van vergunningplicht in BOR. Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder a WABO Toetsingskader voor activiteit Bouwen toetsingskader in artikel 2.10 lid 1 WABO: Strijd met bouwbesluit technische toets bouwplan op gebied: - Veiligheid - Gezondheid - Bruikbaarheid - Energiezuinigheid

84 Strijd met bouwverordening - bijv parkeergelegenheid Strijd met bestemmingsplan - Bestemmingsplan bevat goede ruimtelijke ordening - is het bouwplan op locatie toegestaan? - Ontheffingsmogelijkheden Redelijke eisen van welstand - Betreft uiterlijk bouwplan - Welstandscommissie adviseert

85 H4 Europees recht Week 1 Europees parlement: Artikel 14 wet VEU, artikel 223 ev wet VWEU Is hetzelfde als de tweede kamer in Nederland. Er zitten volksvertegenwoordigers in van elk land, dit is afhankelijk van het bevolkingsaandeel in de hele Unie. Wordt elke 5 jaar opnieuw gekozen. Deze vertegenwoordigers zijn niet onafhankelijk. Er worden fracties gevormd. Er wordt een voorzitter gekozen. Taken: - Wetgevingsorgaan: uitoefenen wetgevingstaken en begrotingstaken, instemmen toetreden nieuwe lidstaat, commissie verzoeken wetgeving in te dienen, buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. - Controle-instantie: enquêterecht, controleert werkzaamheden Europese Commissie, de Commissie tot aftreden dringen, controleert ECB, benoemd Europese ombudsman. - Budgethouder: samen met raad begroting opstellen. Europese raad: Artikel 13 en 15 wet VEU, artikel wet VWEU. Bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese raad en de voorzitter van de Commissie. Kiest een voorzitter voor 2,5 jaar. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden van de Europese Raad. Ondersteund door het secretariaat van de Raad. Niet onafhankelijk. Taken: - Bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de Unie. - De voorzitter zorgt voor de externe vertegenwoordiging van de Unie. - Vervult rol als mediator in diverse wetgevingsprocedures. - Rechtstreeks betrokken bij de gewone en vereenvoudigde herzieningsprocedure voor de verdragen. De Raad: Artikel 13 en 16 wet VEU, artikel wet VWEU. Bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau. De vertegenwoordigers wisselen afhankelijk van het te bespreken onderwerp. De wetgevende macht ligt alleen bij het parlement en de Raad. Onafhankelijk. Taken: - Heeft beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het primaire Unierecht en tot het secundaire Unierecht en tot het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid. - Bevoegd om niet wetgevende taken aan de Commissie te delegeren. De Europese Commissie: Artikel 13 en 17 wet VEU, artikel wet VWEU. Een commissaris per lidstaat en moeten de nationaliteit bezitten. Minsten een onderdaan van elke lidstaat. Worden voor een periode van 5 jaar benoemd. Onafhankelijk en in algemeen belang. Taken: - Motor van de Unie: geeft adviezen of aanbevelingen waar het Werkingsverdrag dit uitdrukkelijk voorschrijft of noodzakelijk acht. - Toezichthouder Unie: toezicht houden op werkingsverdrag. - Dagelijks bestuur van de Unie: verschillende beslissingsbevoegdheden, begroting van de Unie uitvoeren, gemachtigd om onderhandelingen over akkoorden te voeren, onderhoudt contacten met internationale organisaties.

86 Hof van Justitie van de Europese Unie: Bestaat uit: het hof van justitie, het gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Rechters van het hof en het gerecht worden aangewezen en benoemd door de lidstaten in onderlinge overeenstemming voor 6 jaar. Onafhankelijk. Hof van justitie: een rechter per lidstaat, gekwalificeerd of rechtsgeleerden, adviescomité spreekt zich uit over geschiktheid kandidaten. Gerecht: een rechter per lidstaat, bekwaam rechtelijke ambten te bekleden, adviescomité spreekt zich uit over geschiktheid kandidaten. Gerecht voor ambtenarenzaken: 7 rechters. Benoemd door de Raad, bekwaam rechtelijke ambten te bekleden. Advocaten-generaal: 8 advocaten-generaal, gekwalificeerd of kundige rechtgeleerden. Taken: verzekeren van de eerbieding van het recht bij de uitlegging en toepassing het EU-Verdrag en het Werkingsverdrag. De rekenkamer: Een per lidstaat. Personen die in hun eigen land tot vergelijkbaar externe controle-instanties behoren of geschikt zijn. Benoeming door de Raad na raadpleging EP. Onafhankelijk en in algemeen belang. Taken: verricht de controle van de rekeningen van de Unie. Europees stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank: Zelfstandige en onafhankelijke positie ten opzichte van de Unie. ECB en nationale centrale banken hebben rechtspersoonlijkheid. Taken: bepaalt het monetaire beleid van de Economische en Monetaire Unie in het kader van de door de lidstaten ingestelde eenheidsmunt, de euro. - Prijsstabiliteit - Aanhouden en beheren externe reserves van lidstaten. - Uitgifte bankbiljetten. - Bevorderen goede werking betalingsverkeer. - Adviesfunctie van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen in de lidstaten. - Raadgevende functie tegenover besluiten van de Unie en wetsvoorstellen in de lidstaten die onder de bevoegdheid vallen. - Vaststellen van vorderingen en beschikkingen betreffende de uitvoering van de taken van de ECB. Rechtsinstrumenten: - Verordeningen: Overheidsbesluit met een algemene strekking. - Besluiten: is verbindend in zijn onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk is gericht. Kan gericht zijn tot lidstaten of tot particulieren. (Bijv.: Door middel van een besluit stelt de Commissie vast dat één of meer ondernemingen een inbreuk op het mededingingsrecht hebben gemaakt.) - Richtlijnen: verbindend ten aanzien van het resultaat voor de lidstaten waartoe zij is gericht. Een richtlijn moet binnen een bepaald termijn worden omgezet in nationale wetgeving. Dit wordt gebruikt om de wetgeving van de lidstaten op één lijn te brengen. - Adviezen en aanbevelingen: zijn niet verbindend, dus geen rechtsgevolgen en zijn voornamelijk van belang voor besluitvorming binnen de EU.

87 Primair recht: verdragen tussen de lidstaten (en gemaakt door) Secundair recht: verordeningen, richtlijnen, besluiten, adviezen en aanbevelingen gebaseerd op het primair recht. Gemaakt door de Europese Unie organen. WEEK 2 4 stadia van economische integratie (vrij handelen): - Vrijhandelszone (geen belemmeringen onderling) - Douane-zone (+naar buiten een lijn, zelfde belemmeringen) - Interne markt (+op alle fronten buiten douane ook geen belemmeringen, zelfde diploma s, personeel gelijk etc.) - Economische en monetaire unie (+met een munt werken) Vrij verkeer van: - Goederen (art. 110 wet VWEU(belasting), art. 30 wet VWEU (heffingen), art. 34 t/m 36 wet VWEU (kwantitatieve beperking)) VVvG: kwantitatieve invoerbeperking, maatregel van gelijke werking, verkoopmodaliteit - Diensten (art. 45 t/m 55 wet VWEU) VVvD: vergoeding, verplaatsing, tijdelijk - Personen (art. 56 t/m 62 wet VWEU) VVvWN: tijd, gezag, vergoeding - Kapitaal (art. 63 t/m 66 wet VWEU) VVvK Vrij verkeer van Goederen: EU: art. 28 wet VWEU: Heffing -> art. 30 wet VWEU (mag geen financiële belemmeringen invoeren) Geen financiële beperking -> art. 34 wet VWEU: - Kwantitatieve beperking -> art. 34 wet VWEU (hoeveelheid goederen die geïmporteerd mag worden, wordt beperkt) - Maatregel -> art. 34 wet VWEU (Een maatregel die import niet beoogt te beperken, maar wel dat effect heeft -> producteigenschappen) - Maatregel met onderscheid -> art. 34 wet VWEU - Art 36 wet VWEU -> uitzonderingen Jurisprudentie: - Dassonville-case (bij uitzonderingen op art kun je art. 36 wet VWEU gebruiken en de jurisprudentie Cassis de Dijon -> een uitzondering mag als: rule reason (gezond verstand)) -> als de maatregel gerechtvaardigd en proportioneel is mag ze van kracht blijven. - Keck-case (gebruiken bij niet financiële belemmeringen en dan maatregel van gelijke werking -> art. 34 wet VWEU -> marketinggeralateerde eisen zijn wel toegestaan) Verkoopmodaliteiten - Cassis de Dijon: Du beweerd dat het noodzakelijk is om nationale regels te hebbe over alcoholpercentages terwijl hiervoor een EU-regelgeving is.

88 Voorbeeld: Stap 1: wie zijn de partijen? Stap 2: Juridisch onderwerp Schending vrij verkeer van goederen Stap 3: Relevante artikelen? Artikel VWEU Stap 4: Relevante jurisprudentie Keck (91 BB): verkoopmodaliteiten bokkeren de toegang tot de markt niet volledig en beperken de toegang voor buitenlande goederen niet meer dan voor binnenlandse. Daarom zijn ze geen MGW. Stap 5: Criteria uit wet en jurisprudentie Zie voor schema p 87/ 92 BB Beperkt de nationale maatregel het vrij verkeer tussen de lidstaten? Is de nationale maatregel financieel van aard (art. 28 VWEU) of niet financieel van aard (ar. 30 VWEU) Indien de maatregel niet financieel van aard is, betreft het dan een KIB (kwantitatieve invoerbeperking) of een Maatregel van gelijke werking (dwz gelijke werking aan kwantitatief)? Artikel 34 VWEU en Keck Is de maatregel van gelijke werking een maatregel met onderscheid of een maatregel zonder onderscheid? Is de maatregel zonder onderscheid toegestaan op grond van art. 36 VWEU of rule of reasons? Denk bij die laatste ook aan proportionaliteit en rechtvaardiging (Cassis de Dijon) Stap 6: toepassen criteria Beperkt die? Het is hier een maatregel van gelijke werking, immers het certificaat van oorsprong is belemmert de handel Het is een niet financiële beperking Het betreft een maatregel van gelijke werking Het is een maatregel zonder onderscheid De maatregel wordt niet gerechtvaardigd op grond van art. 36 VWEU of rule of reasons Stap 7: Eindconclusie De Belgische wet is in strijd met artikel 34 VWEU en is niet te rechtvaardigen op grond van jurisprudentie of verdrag Stap 8: Antwoord op de vraag Zie stap 7

89 WEEK 3 Moet een legitiem doel zijn. Proportioneel. Distributieovereenkomst: Zijn jou producten die onder de naam van de distribiteur worden verkocht. Exporteur Distribiteur Klant Gewoon koopcontract Probleem: hebt met veel verschillende rechten te maken. Mededinging: Kunt niet alles afspreken met de distribiteur! Open markt, open concurrentie. Jij mag alleen mijn producten kopen tegen deze prijs in dit gebied (mag niet). Franchise Alles staat vastgelegd. Franchiseovereenkomst Exporteur Franchise Klant Handelsagent Gaat bemiddelen bij de contracten die jij gaat sluiten met de klant. In ruil daarvoor krijgt de agent een provisie. Exporteur Agent Klant Voordeel: Je hebt zelf een contract met de klant. Agentuurovereenkomst: binnen EU richtlijnen. Anders hebben agenten geen macht en zijn ze heel kwetsbaar. Goodwillvergoeding: agent heeft veel klanten binnengebracht en dat is meer waard dan alleen provisie. Krijgt dit als hij wordt ontslagen. Verschillen distribiteur en handelsagent:

90 H4 Samenvatting Fiscaal Recht Week 1 Voorbeeldonderneming Het voordeel hiervan is risicospreiding, je kunt vermogens spreiden. Als het bijvoorbeeld failliet gaat en de winsten zijn al uitgekeerd gebeurt er niks met deze bedragen. Een andere redenen is dat bedrijven hun winst liever in het bedrijf houden, stel ze nemen het direct op dan moeten ze meteen belasting betalen. Als ze de winst in het bouwbedrijf houden hoeven ze nog geen belasting te betalen. BOX 1, inkomen uit werken en woning max 52% BOX 2, inkomen uit aanmerkelijk belang, meer als 5% aandelen. Er wordt 25% belasting betaald. BOX 3, inkomen uit sparen en beleggen Een natuurlijk persoon met een eenmanszaak, wordt belast tegen maximaal 52% inkomstenbelasting. (Art IB). Een ondernemer met een bv, wordt belast tegen maximaal 43,75%, (25% vennootschapsbelasting, gecombineerd met 25% inkomstenbelasting over de winst die na de heffing van Vpb wordt uitgekeerd). (Art. 22 Vbp en Art. Vennootschapsbelasting: directe belasting Subject: wie betaald belasting? Binnenlandse belastingplicht: A. In Nederland is gevestigd, en Feitelijke vestigingsplaats: waar de feitelijke leiding van het lichaam is gevestigd. Fictieve vestigingsplaats: niet gevestigd in Nederland, maar wel opgericht naar Nederlands recht. (Art. 2 lid 4 VPB) Vennootschappen naar buitenlands recht opgericht en in Nederland gevestigd, zijn binnenlands belastingplichtig. B. Genoemd staat in art. 2 lid 1 Wet Vpb

91 Buitenlandse belastingplicht: A. In het buitenland is gevestigd B. Nederlands inkomen geniet (Art. 17 lid 3 Vpb) Dit kan alleen als er een vaste inrichting is of een vaste vertegenwoordiger. Vaste inrichting: hier vanuit worden leveringen aan derden verricht. Niet alleen ondersteunende activiteiten, zoals onderzoek, reclame, dan geen NL inkomen. Vaste vertegenwoordiger: een werknemer met ex- of impliciete volmacht juridisch bindende contracten af te sluiten en dit ook regelmatig doet. C. Genoemd staat in art. 3 Vpb Interne verrekening (tranfer pricing), hiermee willen bedrijven hun inkomen belasten in het land met de grootste voordelen. Vrijstellingen: art. 5, 6 en 6a Vpb. Subjectieve vrijstelling: is de onderneming niet belastingplichtig. Art. 5 en 6 Vpb. Object: waarover betalen we belasting? Allereerst wordt gekeken naar de subject en vervolgens wordt gekeken over welk object belasting betaald moet worden. Iemand die zichzelf onderhoudt, hoeft geen belasting te betalen over schoolgeld. Iemand = subject, schoolgeld = object. Omzetbelasting: indirecte belasting Wordt allereerst gekeken naar de object. Waar moet belasting over betaald worden? Bepalen van de winst in de Inkomstenbelasting (IB) Eindvermogen volgens balans - Beginvermogen volgens balans - Stortingen + Onttrekkingen (huishoudgeld enz.) + Beperkt en niet-aftrekbare kosten - Vrijstellingen (landbouw enz.) (art IB) - Ondernemingsfaciliteiten (investeringsaftrek art IB) - MKB-winstvrijstelling (art. 3.79a IB) = Belastbare winst uit onderneming voor Box 1 In de vennootschapsbelasting (Vpb) ongeveer dezelfde berekening!

92 Schakelbepaling wet IB - Schakelbepaling van artikel 8 lid 1 Wet Vpb -Naast vermogensvergelijking ook mogelijk om belastbaar bedrag te berekenen met als uitgangspunt de commerciële winst! In dit artikel staat dat de artikelen die genoemd zijn gelden voor een BV. Bepalen van belastbaar bedrag in de VPB (vermogensvergelijking) (subjectief) Eindvermogen volgens balans (EV) - Beginvermogen volgens balans (EV) -/- + Onttrekkingen +/+ + Kapitaalterugbetalingen +/+ - Kapitaalstortingen -/- VERMOGENSMUTATIE - Objectieve vrijstellingen (landbouw enz.).. + Niet of beperkt aftrekbare kosten.. + Giften.. - Investeringsaftrek.. +/- Fiscale reserves.. - Correctie deelnemingsvrijstelling.. -/- FISCALE WINST. - Aftrekbaar deel van de giften. -/- BELASTBARE WINST. - Te verrekenen verliezen. -/- BELASTBAAR BEDRAG. Wie van de personen / vennootschappen moeten aangifte doen? Voor welke belastingsoort? Het bouwbedrijf, Vennootschapsbelasting, BTW

93 Jan en Paul, inkomstenbelasting Holdings BV (Jan&Paul), Vennootschapsbelasting Tarief (art. 22 VPB) Stel: Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een belastbaar bedrag van Hoeveel Vpb is Bouwbedrijf Konings B.V. verschuldigd? 20%, x 0,2 = (ARTIKEL BIJNOEMEN OP TENTAMEN) Stel: Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een belastbaar bedrag van Hoeveel Vpb is Bouwbedrijf Konings B.V. verschuldigd? x 0,2 = x 0,25 = Art. 25 lid 1 Vpb = voorheffingen Fiscale winstberekening: -Commerciële resultatenrekening (de winst op de resultatenbegroting) -Vermogensvergelijking (eigen vermogen eind eigen vermogen eind) - Vermogensmutatie, einde stap 1 = gelijk aan commerciële resultatenrekening. Bepalen van belastbaar bedrag in VPB (objectief) Eindvermogen volgens balans - Beginvermogen volgens balans -/- + Onttrekkingen +/+ + Kapitaalterugbetalingen +/+ - Kapitaalstortingen -/- Stap 1 VERMOGENSMUTATIE Geen wetten voor hierboven. Onttrekkingen en stortingen zijn vanuit privé en beïnvloeden daardoor het EV. - Objectieve vrijstellingen (landbouw enz.)..

94 + Niet of beperkt aftrekbare kosten.. + Giften.. Niet in wettenbundel, giften erbij optellen. Niet na art. 16 verwijzen - Investeringsaftrek.. +/- Fiscale reserves.. - Correctie deelnemingsvrijstelling.. -/- Stap 2 FISCALE WINST. - Aftrekbaar deel van de giften. -/- BELASTBARE WINST. - Te verrekenen verliezen. -/- Stap 3 BELASTBAAR BEDRAG. Onttrekkingen (eenmanszaak) Je ontrekt iets zakelijks naar privé. Bijvoorbeeld als ondernemer 100 euro uit kassa halen omdat je geld nodig hebt, dat is een onttrekking. Kapitaalstortingen (eenmanszaak) Iets wat je vanuit privé in het bedrijf stopt. Bijvoorbeeld een computer van 1000 euro ga je zakelijk gebruiken. Onttrekkingen (rechtspersoon) (+) - Winstuitdelingen(waarbij geen arbeid is verricht = winstbonus)/(verkapte)dividenduitkeringen Art. 10 lid 1 Vpb - In aanmerking genomen vennootschapsbelasting. (Eindbalans + betaald in jaar beginbalans) - Ingehouden bronbelasting, dividend- en kansspelbelastingen. Kapitaalstortingen (rechtspersoon) (-) 3 vormen: - Nominaal gestort kapitaal (geld op aandelen) - Agio (meerdere dat gestort wordt bovenop het nominaal gestorte kapitaal) - Informeel kapitaal

95 Informeel kapitaal / verkapt dividend Bij een willekeurige derde had de vennootschap/aandeelhouder nooit op deze manier gehandeld Verkapt dividend: Aandeelhouder(AH) bevoordeeld door BV, i.p.v. dividend op andere manier geld gegeven. (onttrekking) Informeel kapitaal: BV wordt bevoordeeld door AH (kapitaalstorting) Voorbeeld 1 Bouwbedrijf Konings B.V. verstrekt aan Paul Konings Holding B.V. een geldlening van met een rentepercentage van 3%, terwijl een zakelijke rente op dat moment 4% zou zijn. Informele kapitaalstorting of verkapt dividend? Verkapt dividend, want de aandeelhouder heeft hier een voordeel namelijk 0,01 x = Voorbeeld 2 Paul Konings Holding B.V. verstrekt aan Bouwbedrijf Konings B.V. een geldlening van met een rentepercentage van 4%, terwijl een zakelijke rente op dat moment 3% zou zijn. Informele kapitaalstorting of verkapt dividend? Verkapt dividend, de aandeelhouder heeft hier een voordeel. Normaal krijgt hij 3% en nu krijgt die 4%, een voordeel van 1% van is Voorbeeld 3 Paul Konings Holding B.V. verkoopt haar pand aan Bouwbedrijf Konings B.V. voor een bedrag van , terwijl de werkelijke waarde van het pand bedraagt. Informele kapitaalstorting of verkapt dividend? Informele kapitaalstorting, het bouwbedrijf BV heeft hier een voordeel van Aftrekbare bedragen - Winstuitdelingen (tantième) Artikel 9 lid 1 onderdeel a, c, e en g Wet Vpb. - Oprichtingskosten vennootschap Artikel 9 lid 1 onderdeel d Wet Vpb - Kosten van wijziging van kapitaal (emissie- en notariskosten) Artikel 9 lid 1 onderdeel d Wet Vpb Met deze bedragen moet je niks mee doen, ze zijn er terecht vanaf gegaan. Niet-aftrekbare bedragen

96 Art. 10 e.v. Vbp Niet-aftrekbaar, o.a.: - Rentevergoedingen op bepaalde leningen - Fictief loon, tenzij redelijk tarief - Bronheffingen, zoals dividend en kansspelbelasting Beperkt aftrekbaar, o.a.: - Giften (drempel 227 en maximaal 10% van de winst) 2012 anders!! Artikel 16 Wet Vpb * Algemene nu beogende instellingen (rode kruis) - Commissarissenbeloning Artikel 11 lid 1 Wet Vpb Fiscale winst = Gift = Je mag ten hoogste 50% van de winst aftrekken, dat is hier maar je hebt maar Fiscale winst = Gift = Je mag hier tot het maximum aftrekken. Verliesverrekening (art. 20 lid 2 VPB) Negatieve winst = verlies - Carry Back: Verrekening met belastbare winst van voorafgaand jaar - Carry Forward: Verrekening met belastbare winst van 9 opvolgende jaren Oudste verlies wordt eerst verrekend! Voorbeeld Winst van Verlies van Winst van Winst van Winst van Hoe ziet de verliescompensatie eruit?

97 2007: 20% van betalen. 2008: geen belasting betalen. Kan de van 2007 opvragen. ( ) 2009: geen belasting betalen vanwege verlies ( ) 2010: geen belasting betalen vanwege verlies ( ) 2011: weer belasting betalen. ( ) Commissarisbeloning (Art. 11 VPB) * Een commissaris bij een NV is een toezichthouder of een adviesorgaan. Als de beloning meer dan 1815 bedraagt wordt de helft in aftrek gebracht. De aftrek is minimaal 1815 en maximaal *Wat niet aftrekbaar is doe je + op de balans. Voorbeeld 1 De fiscale resultaten van Bouwbedrijf Konings B.V. luiden als volgt: Hoe werkt de verliescompensatie uit? 2006 Winst van , belasting over betalen 2007 Winst van , aangifte van , na verlies = 0 Belasting 2008 Verlies van , (art. 20 lid 2 VPB), over 2009 Winst van = (verlies verrekend) = 0 (B) 2010 Verlies van Verlies verrekend hierboven. Voorbeeld 2 De fiscale resultaten van Paul Konings Holding B.V. luiden als volgt: Hoe werkt de verliescompensatie uit? 2006 Verlies van (art. 20 lid 1 VPB) 2007 Winst van = 0, verlies over 2008 Winst van = aangifte belasting over betalen 2009 Winst van belasting over betalen = aangifte 2010 Verlies van Geen verlies

98

99 Voorbeeld HUISWERK Met betrekking tot het resultaat van Bouwbedrijf Konings B.V. zijn de volgende gegevens over 2012 bekend: - Begin- en eindvermogen: zie balans - Commerciële winst: tantième directie: (Aftrekbare kosten) - Dividenduitkering: (onttrekking) - Giften Nominaal kapitaal is uitgebreid met: (kapitaalstorting) - Emissiekosten bij kapitaalsuitbreiding (Aftrekbare kosten) - Te verrekenen verlies uit Hoe hoog is het belastbare bedrag? Voer dit uit volgens de Vermogensverlijking! Eindvermogen volgens balans Beginvermogen volgens balans /- + Onttrekkingen /+ + Kapitaalterugbetalingen +/+ - Kapitaalstortingen /- VERMOGENSMUTATIE Objectieve vrijstellingen (landbouw enz.).. + Niet of beperkt aftrekbare kosten.. + Giften Investeringsaftrek. +/- Fiscale reserves.. - Correctie deelnemingsvrijstelling (volgende week).. -/- FISCALE WINST Aftrekbaar deel van de giften /- (Art. 16 VPB) BELASTBARE WINST Te verrekenen verliezen /- BELASTBAAR BEDRAG Tantièmes zijn aftrekbaar, Art. 9 lid 1 sub a VPB Emissiekosten zijn aftrekbaar, Art. 9 lid 1 sub d VPB

100 Kosten die aftrekbaar zijn, zijn al van de balans afgehaald en dit is terecht geweest. * De belastbare winst ga je verdelen in schijven (ART. 22 VPB)

101 Week 2 Deelnemingsvrijstelling (Art. 13 VPB) Om risico s te spreiden, wordt vaak een aantal vennootschappen opgericht, die elk voor zich een aparte activiteit gaan uitvoeren. De aandelen worden gehouden door houdstermaatschappijen en deze weer door een tophoudstermaatschappij. Werkmij 1 BV euro winst, belast tegen 20%, blijft euro over. Houdster 1 heeft dan een winst van , wordt belast tegen 20%, blijft over. Tophoudster heeft een winst van , wordt belast tegen 20%, blijft over. Daarvoor deelnemingsvrijstelling: houdster 1 en tophoudster ontvangen euro netto. Dezelfde winst niet 2 x belast / hetzelfde verlies niet 2 x aftrekbaar = Deelnemingsvrijstelling (als er sprake is van een deelneming!) artikel 13 lid 1 Wet Vpb Winst belast bij vennootschap die winst maakt! Verlies aftrekbaar bij vennootschap die verlies lijdt! Artikel 13 lid 2 Wet Vpb: geldt voor deelnemingen (moet gaan tussen twee bedrijven) - Binnenlandse deelneming * minimaal 5% van nominaal gestort aandelenkapitaal (5% of meer = aanmerkelijk belang) - Extra voorwaarden buitenlandse deelneming: (WETEN, NIET TOEPASSEN) * Aandelen worden niet ter belegging gehouden * Vennootschap moet winstbelasting betalen in buitenland dus geen belastingparadijs! Gelijkstelling art. 13 lid 3 Vpb Uitsluiting - de fiscale beleggingsinstelling (art. 13 lid 8 Vpb) - belang in een beleggingsdeelneming (art. 13 lid 9 Vpb) Beleggingsdeelnemingen is een deelneming: - waarvan de bezittingen voor meer dan 50% onmiddellijk of middellijk bestaan uit vrije beleggingen - waarvan de bezittingen voor meer dan 50% onmiddellijk of middellijk bestaan uit financieringen van de houdster of aan haar gebonden lichamen, dan wel uit bedrijfsmiddelen die aan haar ter

102 beschikking worden gesteld. Aflopende deelneming De belanghebbende heeft een jaar lang onafgebroken de deelneming gehouden en is onder de 5% gezakt. Dan kan de deelnemingsvrijstelling aangevraagd worden, art. 13 lid 16. Dit blijft 3 jaar van toepassing. Meesleepregeling Een belastingplichtige heeft een deelneming in een lichaam. Art. 13 lid 4 Vpb Meetrekregeling Een met de belastingplichtige verbonden lichaam heeft wel een deelneming in het betreffende lichaam, vallen deze bezittingen toch onder de deelnemingsvrijstelling. Liquidatieverlies Zelfde winst / verlies niet 2 x belast / aftrekbaar Deelnemingsvrijstelling (artikel 13 lid 1 Wet Vpb) Uitzondering: Liquidatieverlies indien B.V. wordt opgeheven Toch aftrekbaar Artikel 13d lid 1 Wet Vpb Bouwbedrijf Konings BV heeft aandelen verworven voor bij Paul Konings. Deze gaat falliet en Bouwbedrijf Konings krijgt slechts liquidatie-uitkering. Hij mag dan van de winst afhalen. Verschuldigde VPB (met art. 13 lid 1 Wet VPB) Stel, Bouwbedrijf Konings B.V. maakt in 2009 een winst van Hoe wordt Vpb berekend? Winst Bouwbedrijf Konings Vpb (20%) Naar Konings Beheer B.V Naar Paul Konings Holding B.V Vpb (correctie deeln.vrijstelling) 0 Resteert Naar Paul Konings Holding B.V Vpb (correctie deeln.vrijstelling) 0 Resteert

103 Totale Vpb Tenslotte nog 25% IB bij uitkering aan Paul en Jan! Volgens de deelneming zijn Paul & Jan het moederbedrijf, het moederbedrijf bezit de aandelen. Het bouwbedrijf is de deelneming. Verschuldigde VPB met extra BV Bouwbedrijf Konings heeft een verlies van en Konings Beheer B.V. heeft een winst van Hoe wordt Vpb berekend? Winst Konings Beheer B.V Vpb (20%) Verlies Bouwbedrijf Konings B.V Verlies verrekenbaar met andere jaren Je gaat hier een fiscale eenheid creëren. Fiscale eenheid VPB Artikel 15 lid 1 Wet Vpb: Vanaf ingangsdatum wordt de belasting van de moedermaatschappij geheven alsof de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij onderdeel uitmaken van de werkzaamheden en vermogen van de moedermaatschappij Alsof moeder- en dochtermaatschappij één belastingplichtige zijn geconsolideerde jaarrekening De moedermaatschappij moet minstens 95% van de aandelen van een dochtermaatschappij in bezit hebben voor een fiscale eenheid te vormen. Voorwaarden: - moeder bezit minimaal 95% aandelen in dochter - zowel juridische als economische eigendom - ook middellijk bezit telt mee (art. 15 lid 2 VPB) - op verzoek beide belastingplichtigen (max. 3 maanden terug) (art. 15 lid 5 VPB)

104 - boekjaren moeder / dochter zijn gelijk - winstbepalingen moeder / dochter zijn gelijk (art. 15 lid 3 VPB) - moeder en dochter in Nederland gevestigd Art. 15 lid 2 VPB. Onmiddellijk en middelijk bezit. Een BV bestaat uit BVa en BVb, er is hier sprake van een onmiddellijk bezit, stel onder BVb valt nog een BVc is er sprake van een middellijk bezit van de hoofdelijk BV. Omdat er een tussenpersoon tussenzit. Voor- en nadelen Voordelen - slechts één aangifte Vpb, bespaart kosten - onderling wegstrepen winsten/verliezen - interne levering onzichtbaar en dus onbelast - herstructureren kan belastingvrij Nadelen - elke vennootschap aansprakelijk voor volledige belastingschuld - 1 x tariefopstapje (20%) - lagere investeringsaftrek Binnen de fiscale eenheid kan de winst/verlies verrekend worden. Bij het voorbeeld bovenaan, met een fiscale eenheid is de winst 0. Art. 15 lid 6 VPB, de fiscale eenheid eindigt. - Als niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden - Op verzoek van beide belastingplichtigen - 1 dochter uittreden is mogelijk Voorbeeld Uitgangspunten: - Resultaat M (winst) - Resultaat D (winst) - Resultaat KD (verlies) Wat zijn de gevolgen voor de heffing van Vpb? Indien fiscale eenheid: winsten worden verrekend met verliezen: Belastbaar bedrag is 0 ( )

105 Soorten belastingrecht Nationaal belastingrecht: Nationale regelgeving Ieder land kent eigen regels. Zoals inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting Internationaal belastingrecht : Afspraken tussen verschillende landen Europees belastingrecht: Afspraken tussen Europese landen Internationaal belastingrecht: Bilaterale belastingverdragen Tussen twee landen Zoals: Belastingvedrag Nederland-Belgie Eenzijdige regelingen ter voorkoming van dubbele belasting Ieder land heeft eigen regels. Europees belastingrecht - Europese regelgeving. Zoals: Europese richtlijn voor de omzetbelasting Internationaal en Europees belastingrecht: Voorkomen dubbele heffing Voorkomen heffingsvacuüm (geen heffing) Bilaterale belastingverdragen tussen twee landen Zoals: Belastingverdrag Nederland-België Eenzijdige regelingen ter voorkoming van dubbele belasting ieder land heeft eigen regels Zoals: Besluit ter voorkoming van dubbele belasting (zie wetboek) Verdrag van de Europese Gemeenschappen 6 verdragsvrijheden: - Vrij verkeer van burgers van de Unie (art. 18 EG-verdrag) - Vrij verkeer van goederen (art. 23 t/m a31 EG-verdrag) - Vrij verkeer van personen (art. 39 t/m 48 EG-verdrag) - Vrij verkeer van diensten (art. 49 t/m 55 EG-verdrag) - Vrij verkeer van kapitaal (art. 56 t/m 59 EG-verdrag) - Vrij verkeer van betalingen (art. 56 t/m 59 EG-verdrag) Let op: Lidstaten mogen in situaties waarbij gebruik wordt gemaakt van het vrije verkeer alleen belemmeringen opwerpen indien sprake is van een objectief verschil (gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld), dan wel indien er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang. Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een vestiging in Eindhoven Nationaal: Nederland Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een vestiging in België Nationaal: Nederland en België

106 Internationaal: Verdrag Nederland-België Europees: EG-verdrag Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een vestiging in Peru Nationaal: Nederland en Peru Internationaal: Geen verdrag, dus besluit ter voorkoming van dubbele belasting Bouwbedrijf Konings B.V. exporteert stoelen naar Duitsland Nationaal: Nederland en Duitsland Internationaal: Verdrag Nederland-Duitsland Europees: EG-verdrag Overzicht week Artikel 1 Directe belasting Artikel 2 Wie is belastingplichtig (binnenland)? + ART 7 Artikel 3 Wie is belastingplichtig (buitenland)? + ART 17 Artikel 5/6 Vrijgestelde lichamen Artikel 7 Heffing over belastbaar bedrag Artikel 8 SCHAKELBEPALING = verwijzing naar artikelen IB!!! Artikel 9 Aftrekbare bedragen Artikel 10 Niet-aftrekbare bedragen Artikel 11 Beperkt aftrekbare commissarisbeloning Artikel 13 Deelnemingsvrijstelling Artikel 13d Liquidatieverlies (uitzondering deelnemingsvrijstelling) Artikel 15 Fiscale eenheid Artikel 16 Beperkt aftrekbare giften Artikel 17 Begrip Nederland inkomen bij buitenlands belastingplichtigen Artikel 20 Verrekening van verliezen Artikel 22 Tarieven Week 3 Omzetbelasting algemeen - Algemene verbruiksbelasting * Verbruik door consumenten wordt belast * Belasting drukt niet op specifiek goed, algemeen - Belasting over de Toegevoegde Waarde (sinds 1969) - Indirecte belasting * Belasting wordt afgedragen door ondernemer i.p.v. verbruiker (tussenpersoon draagt het af) - Gebaseerd op Richtlijn van de EU - Aangiftebelasting, artikel 14 Wet OB, zelf aangifte doen van belasting Tarief - Algemene tarief: 21% Artikel 9 lid 1 Wet OB - Verlaagd tarief: 6% (tabel I) Artikel 9 lid 2 onderdeel a Wet OB - Nultarief: 0% (tabel II) Artikel 9 lid 2 onderdeel b Wet OB

107 Verlaagd tarief - 6% - tabel I (te vinden na artikel 55 OB) - Voedingsmiddelen - Uitgaven ivm menselijk leed - Toegang tot sportfaciliteiten - Landbouw Nultarief 0% - tabel II - Nog niet ingevoerde goederen - Uitvoer van goederen - Levering van goederen naar andere lidstaten als daar voor die goederen ICV geldt - Diensten mbt in- en uitvoer van goederen - Vervoer van ingevoerde goederen - Personenvervoer Art. 2 en 15 vooraftrek btw. Omzetbelasting Normaal gesproken: - Een ondernemer houdt omzetbelasting in en draagt dit af aan de overheid. - De ondernemer mag de voorbelasting (de betaalde omzetbelasting) in aftrek brengen. Uitzondering: Vrijgestelde ondernemers hoeven geen omzetbelasting in te houden en af te dragen, maar mogen de betaalde omzetbelasting ook niet in aftrek brengen! (geen aftrek van voorbelasting) Geen omzetbelasting op factuur. Geen recht op aftrek van omzetbelasting die door een vrijgestelde ondernemer wordt betaald! Wie? Gaat om ondernemers waarbij de overheid niet wil dat de kostprijs wordt verhoogd door BTW (medische diensten, onderwijs, sportactiviteiten, musea, enz). Let op verschil vrijgestelde ondernemer en heffing van 0%! Vrijstellingen - Levering van onroerende zaken (art. 11, 1, a wet OB)

108 - Verhuur van onroerende zaken (art. 11, 1, b wet OB) - Medische diensten (BIG) (art. 11, 1, g wet OB) - Kredietverlening (art. 11, 1, j wet OB) - Verzekeringen (art. 11, 1, k wet OB) - Post (art. 11, 1, m wet OB) - Niet-commercieel onderwijs (art. 11, 1, o wet OB) - Levering roerende zaak gebruikt voor vrijgestelde prestaties (art. 11, 1, r wet OB) Voorbeeld: Algemeen Stel, er geldt een tarief voor de omzetbelasting van 6% Een boer verkoopt zijn product aan een groothandel voor De groothandel verkoopt het product aan een winkelier voor De winkelier verkoopt het product aan de consument voor BTW BTW BTW Hoe verloopt de heffing van omzetbelasting? De boer draagt 6% van 100 af aan de Belastingdienst. 6 De groothandel draagt niet 6% van 200 af aan de Belastingdienst, maar verrekent zijn betaalde BTW, dus 6% van 200 6% van De winkelier draagt niet 6% van 300 af aan de Belastingdienst, maar verrekent zijn betaalde BTW, dus 6% van 300 6% van De Belastingdienst ontvangt per saldo (6% over 300) 18 A Inkoop 200 (242 inc) Verkoop 350 ex btw (423,5 inc) B Inkoop 350 (423,50 inc) Verkoop 500 ex btw (605 inc) Consument Inkoop 500 Verkoop 605 inc btw 21% A= 73,50 42 = 31,50 moet de ondernemer nog betalen B = ,50 = 31,50 moet de ondernemer nog betalen Bouwbedrijf Konings B.V. koopt stoelen in voor 500 excl. 21% BTW per stoel. Bouwbedrijf Konings B.V. verkoopt de stoelen door voor 600 excl. 21% BTW per stoel. Hoe groot is de winst van Bouwbedrijf Konings B.V. per stoel? 100 euro, btw geen invloed

109 Ondernemerschap Artikel 7 Wet OB: Een ieder die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent. Een ieder: Rechtsvorm irrelevant Nationaliteit niet van belang, een buitenlandse ondernemer die in NL belaste prestaties verricht, is ondernemer voor de wet OB. Zelfstandig: Bedrijf/beroep: Niet in dienstbetrekking; Werktijden zelf bepalen, lopen van financieel risico, aanwezigheid ao. Economische activiteit / winststreven niet noodzakelijk organisatie van arbeid en kapitaal die optreedt in het economisch verkeer om daarmee duurzaam inkomen te verwerven Quasi-ondernemerschap: art. 7 lid 2 sub b Vermogensbestanddeel = (on)lichamelijke zaak. (Auteursrecht, auto) Niet incidenteel, er moet regelmatig deel worden genomen aan het economisch verkeer. Tegen vergoeding, behalve symbolische vergoeding. Overheid Art. 7 lid 3 OB. De overheid is GEEN ondernemer in die situaties waarin sprake is van een specifiek geldend juridisch regime waarbij geen concurrentie optreedt. De overheid treedt op als overheid. Wel concurrentie, wel ondernemer. Fiscale eenheid Twee of meer juridisch zelfstandige ondernemers worden door de wet OB als één ondernemer aangemerkt. Drie voorwaarden: - Financiële verwevenheid, meerderheid in aandelen. - Organisatorische verwevenheid, één groep/persoon voert de bestuursfuncties van alle ondernemingen uit.

110 - Economische verwevenheid, activiteiten van de ondernemingen in hoofdzaak strekken tot eenzelfde economisch doel. Of activiteiten van onderneming 1 in hoofdzaak worden verricht voor 2. Gevolgen: - Eén aangifte omzetbelasting. - Alle ondernemers hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelastingschuld. - Eén nieuw btw-nummer. Belastbare feiten Artikel 1 Wet OB - Leveringen van goederen (sub a) door ondernemers in Nederland - Verrichten van diensten (sub a) door ondernemers in Nederland - Intracommunautaire verwervingen van goederen (sub b) door ondernemers in Nederland - Intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen (sub c) door particulier in Nederland - Invoer van goederen (sub d) uit niet-eu-landen Levering van goederen Artikel 3 Wet OB: Levering van goederen - Overdracht (in juridische zin) lid 1 sub a wet OB - Afgifte van huurkoopgoederen lid 1 sub b wet OB - Oplevering van vervaardigde onroerende zaken lid 1 sub c wet OB *door degene die het goed gemaakt heeft gaat om zaken die nog niet bestonden -Vordering door de overheid tegen vergoeding lid 1 sub d wet OB -Aanbrengen van een goed aan een ander goed lid 1 sub f wet OB montage/installatie Goederen: - Alle lichamelijke, stoffelijke objecten - Ook: electriciteit, gas, warmte, e.d. (zie artikel 3 lid 7 Wet OB) Levering van diensten Artikel 4 Wet OB: Levering van diensten Begrip:

111 Alle prestaties met uitzondering van levering van goederen, die tegen vergoeding worden verricht Vergoeding: Niet gratis en geen symbolische vergoeding 1. Oplevering van een huis door een aannemer Art. 3.1.c 2. De fietsenmaker je fiets eens goed laten nakijken Art Verhuur van een huis Art Afgifte van goederen door middel van huurkoop (ook leasen) Art. 3.1.b 5. Een ondernemer voor eigen gebruik Art. 3.3.a 6. De levering van gas door het energiebedrijf Art Het door de automonteur laten plaatsen van een reserveband Art. 3.1.f Kleine ondernemersregeling De Kleineondernemingsregeling (KOR) Artikel 25 lid 1 Wet OB - Voor kleine ondernemers (door hoge kosten voor administratie) - Geldt voor natuurlijke personen (waaronder maatschap, v.o.f., CV en andere samenwerkingsverbanden) - De KOR geldt per ondernemer (niet onderneming) - Verminderen 2,5 x ( /- per saldo te betalen OB) - Vermindering maximaal het bedrag van OB Bij minder dan helemaal geen belasting meer afdragen (OB)! ,5 X ( ) =957, ,50 = 542,50 afdragen. (1500 is voorbeeld bedrag) Voorbeeld De buurvrouw van Jan Konings heeft een eenmanszaak en verkoopt schoenen. De volgende gegevens zijn bekend met betrekking tot de eenmanszaak van de buurvrouw van Jan Konings: Jaar 1: OB over omzet is / Voorbelasting is 400

112 Jaar 2: OB over omzet is / Voorbelasting is 300 Jaar 3: OB over omzet is / Voorbelasting is 300 Hoe verloopt heffing van omzetbelasting? 2,5 * ( ) = 708 euro, is de vrijstelling. Stel: Inkopen broedeieren voor pluimvee exclusief BTW = 6% =120 euro Inkopen machines exclusief BTW = 21% = 2940 Verkopen computerchips exclusief BTW = = 510 af te dragen. Volgens art. 25 is het saldo af te dragen nihil. Overdracht van een onderneming wordt geen omzetbelasting geheven (art. 37d OB).

113 Week 4 Alleen leveringen in Nederland zijn belast Art. 1 Wet OB Plaats van levering Art. 5 Wet OB Plaats waar verzending of vervoer aanvangt (lid 1 sub a) Plaats waar het goed zich bevindt op tijdstip van levering (lid 1 sub b) Levering is daar waar de aanhechting plaatsvindt. + gas en elektriciteit. Art. 3.1.f Art. 5a lid 1 Wet OB Levering wordt verricht op plaats van aankomst van verzending of vervoer. Postorderbedrijven die aan particulieren leveren! Uitzondering in lid 4! Plaats van dienst Art. 6 Wet OB B2B, het gaat om waar de ontvangende ondernemer is gevestigd. Bestemmingslandbeginsel B2C, het gaat om waar de dienstverrichter is gevestigd. 1. Aankoop van een wasmachine door Jan Konings bij een zaak in België. Levering, België 2. Een Nederlandse belastingadviseur geeft advies aan een Belgische onderneming. Dienst, België 3. Een tandarts in Roermond koopt een alarmsysteem bij en laat het aanbrengen door een Duitse monteur. Dienst, Nederland 4. Een Belgische fietsenmaker kijkt jouw fiets bij je thuis helemaal na. Dienst, België 5. Een in Den Bosch gevestigde kapper knipt een Deense toerist in zijn zaak. Dienst, Nederland Levering 1.a 3 5 Dienst 1.a 4 6 (1) Intracommunautaire transacties Transacties binnen de EU Aankoop van goederen Verkoop van goederen (2) In- en uitvoer Transacties tussen EU-landen en niet-eu-landen Aankoop van goederen Verkoop van goederen Binnen Europa (Intracommunautair) Binnen Europa wil men geen belemmeringen op OB gebied! In het begin een beetje een eenheid, hoe verder in de tijd, hoe meer een eenheid! Voor de eenheid richtlijnen die telkens worden uitgebreid nu al 7e richtlijn, wanneer gezamenlijke wet?!?!? Nieuw sinds 1 januari 2010: overal 0% bij ICL! / nieuw: overal zelfde definitie van plaats van levering en plaats van dienst

114 Buiten Europa (Invoer/uitvoer) Vanuit Nederland helder, je weet niet hoe het in het andere land gaat (moet je de nationale wetten voor hebben!) Transacties binnen de EU: Intracommunautaire verwerving (ICV) koper Intracommunautaire levering (ICL) verkoper Transacties tussen EU-landen en niet-eu-landen: Invoer koper Uitvoer verkoper Factuurvereisten Art. 35 OB

115 H4 Landenanalyse WEEK 1 Triade: de oude industrielanden: VS, West-Europa en Japan. Emerging markets: opkomende markten: BRIC (Brazilië, Rusland, India, China) Ontwikkelingslanden: Afrika, Azië, Latijns-Amerika, Centraal- en Oost-Europa.(80% v/d wereld) Proverty trap: armoedeaanval, mensen zijn hartstikke arm en blijven in deze vicieuze cirkel doordat er een laag inkomen per hoofd is -> geen binnenlandse besparingen plaatsvinden -> lage binnenlandse investeringen -> lage economische groei. Take-off: als landen deze vicieuze cirkel doorbreken en er een proces van gestage groei op gang komt. Dit zorgt voor een groeiende dienstverlening omdat mensen dan meer geld en tijd hebben. De onmogelijkheid van een take-off: je wil even iets doen maar dat gaat niet. Bijv: Een huis willen zetten maar er zijn gene bakstenen. Ontwikkelingslanden groeien factorgedreven, opkomende industrielanden investerings- en efficiencygedreven en rijke industrielanden innovatiegedreven. De aantrekkelijkheid van een markt hangt af van twee factoren: verwachte rendement en verwachte risico. Exportrisico s: Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar (= LANDENRISICO) Wisselkoersrisico Culturele risico s (o.a. betalingsmoraal debiteurenrisico) Transportrisico (door vaak grotere afstand) Aansprakelijkheidsrisico Landenrisico: landen die ongeveer bankroet zijn, economie gaat slecht, zijn lid van de eu, bank kan het geld bevriezen terwijl hij veel geld heeft. (Griekenland, Cyprus, IJsland) Politiek risico: cultuur, niet willen nakomen. Economisch risico: niet kunnen nakomen qua geld. (Multinational heeft meer risico (bijv. lokale natuurramp)) Deviezen: buitenlandse valuta in een land aanwezig. Bijvoorbeeld: Lopende rekening: meer geëxporteerd dan geïmporteerd, aantrekkelijke producten in het land. Kapitaalrekening: negatief, rekening van rijke mensen, mensen hebben een rekening in het buitenland en nemen dat geld weg uit het land. Kapitaalrekening London erg hoog. Divisiepositie van dit land is verslechterd omdat de kapitalisten weggingen.

116 Landenrisico meten: 1. Invoerdekking (= internationale reserves / import) 2. Debt ratio (= buitenlandse schuld/ export) 3. Debt-service ratio (= rente+aflossing buitenlandse schuld / export) Voorbeeld: Waarde goud + deviezen 500 Buitenlandse schuld 1500 (rente 5%, aflossing 100 per jaar) Import (2013) 100 Export (2013) 500 1: 500/100=5 (ze kunnen het wel 5x betalen) ze kopen voor 100 dus ze kunnen het betalen. 2: 1500/500=3 ze zouden het in 3 jaar kunnen aflossen. 3: /500=35% wat er van de export af gaat. Wanneer een land een hardnekkig tekort heeft op de lopende rekening (import>export) betekent dat, dat een land geen aantrekkelijke producten kan maken. Wisselkoerssystemen: 1) Vrije wisselkoers (= zwevende wisselkoers) appreciëren/deprecieren (dollar) 2) Vaste wisselkoers revalueren-omhoog/devalueren-omlaag (het kan wel eens 10% hoger of lager zijn, anders wordt hij vastgezet) 3) Vaste wisselkoers met bandbreedte (vaste wisselkoers tot het land het niet meer kan trekken) 4) Één munt (Europa) Op risico: Verdieping van de EU: politieke eenwording. Verbreding van de EU: EU uitbreiden met landen uit Centraal-Europa. Convergentiecriteria: criteria waaraan landen moeten voldoen om te mogen toetreden tot de EMU. 4 regio s West-Europa: - Scandinavië - Rijnlandregio (Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland, Nederland, Luxemburg) - Angelsaksische landen (Engeland, Ierland, Scotland, Wales) (vrijheid, prestatiegericht) - Zuid-Europa (Griekenland, Spanje, Zuid-Italië) Hoge maatschappelijk consesus: het is relatief rustig in het land. Op cultureel en economisch gebied bestaat er een diepe kloof tussen Noordwest- en Zuid-Europa. Tonen aan: rendement en risico van ondernemingsactiviteiten van een land. Filterproces (landenselectie): 1. Een voorselectie (hoogte bbp) 2. Een macrofilter (politieke situatie) 3. Een bedrijfstak- en marktfilter (intensiteit concurrentie) Bankgarantie: een bank zegt toe een bedrag aan een begunstigde te betalen als een tegenpartij betalingsverplichtingen niet nakomt WEEK 2 Wisselkoersrisico: risico dat de (toekomstige) winst van een onderneming beïnvloed wordt door wisselkoersschommelingen. Hoeveel valutarisico een bedrijf loopt hangt af van:

117 * valuta-exposure (mate waarin een onderneming blootstaat aan wisselkoersfluctaties) * valuta-volatiliteit (beweeglijkheid (denemarken: klein, want de wisselkoers staat vast)) 4 vormen van wisselkoersrisico: 1) Pretransactierisico = offerterisico (Wanneer je een offerte afgeeft aan het buitenland loop je al risico. Want als de klant zegt ja doe maar dan houdt de klant zich aan de afgesproken prijs maar kan de koers al gezakt zijn) 2) Transactierisico = kredietermijnrisico (Je hebt je spullen al verkocht tegen een prijs maar betaald pas na een krediet. In die tijd loop je risico dat de koers zakt) 3) Translatierisico = omrekenrisico (vaste) activa op de balans (Je bezit een pand in het buitenland. Als de muntwaarde zakt, zakt de balanswaarde ook. Loop je alleen risico als je gaat verkopen) 4) Economisch of structureel risico = concurrentierisico (invloed van de valutaschommelingen op de concurrentiepositie) Valuta-instrumenten: Interne valuta-instrumenten (besparing transactiekosten) 1) Netting (in-house banking) salderen vreemde valutaposities. (Dochteronderneming A moet betalen en B krijgt geld) 2) Matching inkomsten en uitgaven op zelfde tijdstip. (leverancier betalen en van klant ontvangen) 3) Leading en lagging betalingen en/of inningen versneld of vertraagd uitvoeren. 4) Balansbeheer Afstemming bezittingen. Externe valuta-instrumenten 1) Valutatermijncontract (via een bank af te sluiten!) (spreekt af tegen welke prijs je het geld omwisselt) Contante koers: 1 = $ 1,23 3-maandstermijnkoers: 1 = $ 1,25 2) Transacties op de geldmarkt tegenover een bezitting in een vreemde valuta wordt een schuld gecreëerd of omgekeerd. (alleen wanneer geen valutatermijncontract mogelijk is) opgave: een Amerikaans bedrijf ontvangt over een half jaar De debetrente (=leenrente) in Europa bedraagt 5% en de creditrente (=spaarrente) in de VS 2%. De contante koers van een $ is 0,76. a) Hoeveel euro zal het Amerikaans bedrijf nu lenen? (En direct omzetten in $!) /1.025= b) Wat is de zekere opbrengst voor het bedrijf in dollars? /0.76= *1.01=

118 3) Valutaoptie -> Recht om een bepaalde valuta te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een vastgelegde koers (uitoefenprijs)(grote flexibiliteit want bedrag en termijn kan worden aangepast, wanneer wisselkoers hoger uitvalt krijgt hij dit uitgekeerd) 4) Valutaswap -> tijdelijke ruil van valuta s (contante valutatransactie + tegenovergestelde valutatransactie op termijn) (bijvoorbeeld een Amerikaanse onderneming en een Nederlandse onderneming) 5) Koersrisicoverzekering -> is af te sluiten bij een kredietverzekeraar. Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen: 1 Factorgedreven groei (Landen die wat betreft hun groei afhankelijk zijn van de export van grondstoffen en arbeidsintensieve producten. Arm zijn maar wel groeien (grondstof verkopen) (Ghana) 2 Investeringsgedreven groei (Buitenlandse directe investeringen zorgen voor een verdere groei, waar deze landen standaardgoederen en diensten vaak goedkoop kunnen produceren door hun lage prijzen van productiefactoren (m.n. arbeid). Landen die groeien door investeringen) (China) 3 Innovatiegedreven groei (Het steeds opnieuw innoveren zorgt voor verdere groei. (Door steeds te innoveren) (VS) Dumping: het verkopen van producten in het buitenland tegen een lagere prijs dan op de binnenlandse markt. WEEK 3 Internationaliseringsvormen: - Export: (goedkoper, makkelijker) o Direct o Indirect - Productie ter plekke: (product is moeilijk/niet vervoerbaar) o Licentieverlening (andere fabriek mag het productieproces doen) o Joint venture (zelf naar het land gaan en bepaalde activiteiten samen doen met een ander bedrijf) o Directe investering (opent er zelf een dochteronderneming etc.) Keuze internationaliseringsvorm: Eigendomsvoordeel: als je er wat hebt te zoeken, als je iets weet aan te bieden wat er nog niet is of betere kwaliteit heeft of goedkoper is (concurrentievoordeel). Landenvoordelen: voordelen van het ter plekke gevestigd zijn, zoals inspelen op de lokale voorkeuren, omzeilen van importheffingen, lage productiekosten. Internationalisatievoordeel: voordelen van zeggenschap hebben over het bedrijf, zoals zekerheid dat merknaam niet in diskrediet wordt gebracht, er geen kennis weglekt naar concurrenten, je niet hoeft te onderhandelen over de waardering van het eigendom.

119 Comparatieve concurrentievoordelen: Voorbeeld: Het kost Nederland 3 steroetorens om 1 koelkast te maken en om 1 stereotoren te maken 0.3 koelkast. Het kost Singapore 1,6 steroetoren om 1 koelkast te maken en om 1 stereotoren te maken 0.6 koelkast. Nederland zal dus de stereotoren gaan maken en Singapore de koelkast. Absoluut: Singapore zal beiden doen. Betalingsbalans: overzicht van alle ontvangsten uit en betalingen aan het buitenland. - Lopende rekening: alle geldstromen door export en import van goederen en diensten. - Kapitaalrekening: alle geldstromen door beleggingen, leningen en investeringen uit en aan het buitenland. - Salderingsrekening: saldo ontvangst: vraag naar valuta, saldo betalingen: aanbod valuta. Pijlenschema: -: een omhoog de ander daalt (negatief verband) Twee belangrijkste trends: - Nieuwe industrielanden - Globalisering (een versnelling in het proces van wereldwijde economische integratie door een sterke toename van de internationale handel en de directe buitenlandse investeringen) (Momenteel nog niet aan de gang, eerder regionalisering) WEEK 4: Agio: het positieve verschil tussen de termijnkoers en de contante koers van een valuta. VS heeft enorm tekort op de lopende rekening doordat de import veel groter is dan de export. Dit doen ze omdat het elders goedkoper is (China). Het Dollarreserve in China is toegenomen en dit lenen ze weer uit aan de VS. Als de dollar inzakt zijn de leningen van China niks meer waard. Een tekort op de lopende rekening zou eigenlijk moeten betekenen dat de dollar inzakt. Maar dit gebeurt niet omdat er veel vraag is naar de dollar.

120 Global sourcing: een strategie waarbij een onderneming niet-locatiegebonden bedrijfsfuncties vestigt in die delen van de wereld waar de kosten en de toegevoegde waarde het meest gunstig zijn. Regionale economische integratie: landen die samen gaan werken op verschillende niveaus.(handel wordt makkelijker,oorlog voorkomen) Hoe meer integratie hoe meer concurrentie. (kosten, kwaliteit) - Vrijhandelsgebied: geen importheffing (NAFTA: VS, Canada, Mexico) - Douane-unie: + gemeenschappelijk buitentarief (importheffing vanuit buiten de zone, anders gaan ze omwegen maken) - Gemeenschappelijke markt: + vrij verkeer productiefactoren (werknemers: lost spanningen op markten op, kapitaal: zorgt voor een lager renteniveau) (non-tarifaire belemmeringen) - Economische unie: + gemeenschappelijk beleid (niet meer dan 3% tekort bv, regels voor het land) Handelsschepping: binnenlandse productie wordt vervangen door import uit het land met de laagste kosten binnen douane-unie. (Positief effect op de welvaart, goedkopere producten worden verkocht dus mensen kunnen meer kopen voor hetzelfde bedrag) Handelsverschuiving: Import uit een land met lage kosten buiten douane-unie wordt vervangen door import uit een land met hogere kosten binnen de unie. (Welvaartsverlies) Voorbeeld: Begrippen: Beschermende sector: goederen of diensten niet of nauwelijks internationaal te verhandelen zijn. Absolute kostenverschillen: welvaartverschillen tussen landen. Pionier: iemand die als een van de eersten een bepaald gebied betreedt, zodat hij daar zijn weg moet vinden zonder gebruik te kunnen maken van de ervaring van anderen. (etnocentrische houding) Multinational: veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een beperkte autonomie van de buitenlandse vestigingen. Wereldwijde netwerkorganisatie: veel geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en een grote autonomie van de buitenlandse vestigingen. Demografische transitie: het verschijnsel dat de gezinsgrootte afneemt naarmate de welvaart toeneemt. Urbanisatiegraad: het percentage van de bevolking dat in steden of in stedelijke gebieden leeft. Afhankelijksheidsratio: de verhouding tussen het deel van de bevolking dat jonger is dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar en de personen tussen de 15 en 65 jaar. Brain drain: De emigratie van een (groot) deel deel van de beter opgeleide mensen van de beroepsbevolking. Vaak betreft dit migratie vanuit de Derde Wereldlanden richting landen met betere economische mogelijkheden. De brain drain is erg negatief voor de ontwikkeling van de Derde Wereld, omdat men juist behoefte heeft aan hoog opgeleide mensen. Duurzame ontwikkeling: een economische ontwikkeling die geen schade toebrengt aan maatschappij en milieu. Masculiniteit: leven om te werken.

121 Infant industry: argument dat bedrijfstakken in de startfase meer bescherming nodig hebben. Wereldhandel: de som van export van alle landen in de wereld. Koopkrachtpariteit: de wisselkoersverhouding tussen twee valuta s, waarbij de koopkracht van beide valuta s hetzelfde is. Appreciatie: een stijging van de wisselkoers door vraag en aanbod op de valutamarkt. World trade organisation (WTO): internationale organisatie met als belangrijkste taken de bevordering van vrijhandel en de beslechting van handelsconflicten tussen landen. (nondiscriminatie, transparant, wederkerigheid) IMF: Kredietverlening aan landen met een betalingsbalanstekort. Wereldbank: kredietverlening aan ontwikkelingslanden die de aanbodzijde van hun economie willen versterken. Overgewaardeerde valuta: de feitelijke koers van een valuta ligt boven de waarde, berekend op basis van koopkrachtpariteit. Factorgedreven economische groei: economische groei die is gebaseerd op een grotere inzet van de basisproductiefactoren land, grondstoffen en ongeschoolde arbeid. Europese economische ruimte: IJsland, Noorwegen, Liechtenstein Subsidiariteitsbeginsel: beginsel dat stelt dat de EU zich moet beperken tot beleidsterreinen die een grensoverschrijdend effect hebben. Wederuitvoer: een land voert goederen in, die vervolgens zonder noemenswaardige bewerkingen weer worden uitgevoerd. Nederland: overschot lopende rekening, tekort financiële rekening. Groei- of concurrentievermogen: de mate waarin een land in staat is gedurende een langere periode duurzame economische groei en werk te scheppen. Brongebonden bedrijfsprocessen: bedrijfsprocessen die dicht bij de bron van de grondstoffen moeten worden gevestigd (mijnbouw). Makrtgebonden bedrijfsprocessen: bedrijfsprocessen die dicht bij de markt moeten worden gevestigd (klantgerichte dienstverlening). Ongebonden bedrijfsprocessen: bedrijfsprocessen die niet aan een bepaalde vestigingsplaats gebonden zijn.(administratieve dienstverlening) Exportrestricties: onderzoek naar de gevolgen voor de bevolking. Debt-serviceratio: rente- en aflossingsverplichtingen op de buitenlandse schuld en de export. Hoe ontstaat corruptie? Corruptie ontstaat als ambtenaren de prikkel en de gelegenheid hebben om steekpenningen te accepteren. Een belangrijke prikkel voor corruptie is een laag salaris. Als ambtenaren in een land onderbetaald worden, neemt de kan op corruptie toe. De gelegenheid voor corrupte praktijken neem toe als het toezicht op het ambtenarenapparaat beperkt is. In een open en democratische samenleving worden corrupte praktijken veel eerder aan de kaak gesteld dan in gesloten autoritaire samenlevingen. Welk verband bestaat er tussen de cultuur in een land enerzijds en de corruptie anderzijds? In individualistische samenlevingen komt corruptie veel minder voor dan in collectivistische samenlevingen. In laatstgenoemde samenlevingen is het niet raar om de leden van de groep waarvan men deel uitmaakt te bevoordelen ten opzichte van niet-leden. In individualistische samenlevingen, waar ieder individu gelijk behandeld dient te worden, wordt dit niet getolereerd. Welke invloed heeft corruptie op de aantrekkelijkheid van een land als potentiële vestigingsplaats? Corruptie maakt een onderneming gevoelig voor willekeur van ambtenaren. Bovendien bestaat het gevaar dat werknemers van de onderneming ook corrupt worden, wat de reputatie van de onderneming op de thuismarkt kan schaden.

122 Marketing Waarom exporteren? Pro-actief (Apple) 1. Doelstelling en cultuur 2. Uniek product 3. Product zonder grenzen 4. Marktkansen 5. Schaalvoordelen 6. Marktontwikkeling Re-actief (Bedrijf in den Bosch) 1. Reactie concurrent 2. Marktverzadiging 3. Overcapaciteit 4. Incidentele orders 5. Verkoop old fashioned Vormen van export: - Traditioneel (productgeoriënteerd) (Jan de Groot) - Exportmarketing (HEMA) (doelgroepgericht, productie + beleidsvorming in thuisland, bestaande formule exporteren) - Internationale marketing (productie niet alleen in het thuisland, gelijktijdig opereren in meerdere landen, formule aanpassen op het land) (UCC) - Multi-market-marketing (zelfstandig opererende nationale marketingafdeling, verschillende markten onderscheiden maar geen fabriek plaatsen) - Global marketing (McDonald) Typen internationale onderneming (EPRG model van Perlmutter) Ethnocentrism: sterke oriëntatie op het thuisland. Polycentrism: tegenpool ethnocentrism. Elk land heeft andere cultuur. Regiocentric: wereld opgedeeld in regio s. Geocentric: zowel verschillen als overeenkomsten tussen thuismarkt en buitenlandse markten. Het exportplan: Beleidsplan waarin op strategisch niveau de langetermijnplanning van alle exportactiviteiten wordt vastgelegd. Uitgangspunten 1. Type organisatie (EPRG)

123 2. Type marketing 3. motieven Indeling exportplan 1. Marktdefinitie 2. Interne analyse 3. Exportlandenselectie (landenanalyse) 4. afnemersanalyse 5. Bedrijfstakanalyse 6. Concurrentieanalyse 7. Distributieanalyse 8. Confrontatiematrix 9. Exportmarketingmix 10. Financiële haalbaarheid (bec) Marktdefinitie: Model Abell In welke exportmarkt willen we actief zij? Beschrijving business domain (exportmarkt) vanuit 3 dimensies: Wie (afnemers, doelgroepen) (afnemersdimensie) (UCC: supermarkten) Wat (behoeften) (functiedimensie) (UCC: winst) Hoe (technologieën)(technologiedimensie) Geeft precies aan naar welk soort buitenlandse markten het exportbedrijf op zoek moet gaan. N.B.: exportmarkt exportland Interne analyse: Hoofdvraag: Is de onderneming geschikt om te gaan exporteren? Onderzoekselementen (aan de hand van een sterkte-zwakteanalyse de volgende punten beoordelen) 1. De organisatie (innovatie, productie, management en organisatie, marketing en marktpositie) 2. Exportpotentieel (producteigenschappen, gepercipieerde kwaliteit, afnemersbehoeften) 3. Management (exportmarketing, logistieke kennis, talenkennis, bedrijfsvoering) 4. Financiële aspecten (mogelijk tot investeren, bij- omscholing personeel) 5. Exportcultuur (internationale georiënteerdheid, waarden en normen) Externe analyse: De externe analyse is het feitelijke exportmarktonderzoek. Het wordt onderzocht aan de hand van het ABCD-model.

124 Afnemersanalyse: Segmenteren: Het opdelen van de exportmarkt in (homogene) doelgroepen met als doel: juiste relatie met de juiste klant. De markt wordt gesegmenteerd aan de hand van het SDP-model. (Segmenteren, doelgroepbepaling, positionering) Segmentatiecriteria 1. Geografische segmentatie (land) 2. Demografische segmentatie (leeftijd) 3. Sociaaleconomische segmentatie (inkomen) 4. Psychografische segmentatie (levensstijl) 5. Productgebruik (gedragssegmentatie) Segmentatievoorwaarden 1. Homogeniteit binnen groep 2. Heterogeen tussen groepen 3. Meetbaar en herkenbaar 4. Voldoende omvang 5. Voldoende bereikbaar 6. Voldoende bewerkbaar Klantprofielen: Ieder segment heeft haar eigen klantprofiel Modellen: 5 W-model: 1. Wie zijn (potentiele) klanten? 2. Wat is value proposition? 3. Waar wordt product gekocht? 4. Wanneer wordt gekocht? 5. Waarom wordt (niet) gekocht? Multi-attribute attitudemodel: Wat zijn de belangrijkste productkenmerken (attributen) en hoe verhouden die zich tot de concurrentie. (kan gebruiken voor hoe product op de buitenlandse markt kan worden gepositioneerd) Segmentatiestrategieën (doelgroepbepaling) 1. Ongedifferentieerd (massa) alle segmenten identiek 2. Gedifferentieerd (segment) meerdere segmenten 3. Geconcentreerd (niche) 1 segment 4. Individueel (micro) alle segmenten verschillend Waardestrategieën: Op welke wijze ga je waarde leveren aan je afnemer en op welke aspect wil je excelleren? Treacy en Wiersema: Customer intimacy: Klantpartnerschap: intensieve relatie met de klant. Product leadership: Productleiderschap: streeft naar het beste product.

125 Operational excellence: Leiderschap in gemak en prijs: betrouwbare producten gerealiseerd tegen concurrerende prijzen, problemen en ongemakken zijn geminimaliseerd. Brand leadership: Merkleiderschap: emotionele binding tussen doelgroep en product. Positionering: Positionering is het innemen van een plaats in belevingswereld van de consument t.o.v. de concurrent o.b.v. je propositie/waardeaanbod. Dit wordt bepaald aan de hand van het Positioneringsgrid model. Bedrijfstakanalyse: Bepalen aantrekkelijkheid: Om een bedrijfstak te beoordelen, kijken we naar een tweetal aspecten: 1. Aantrekkelijkheid exportmarkt 2. Kansen en bedreigingen bedrijfstak 3. (verwachte veranderingen betreffende de gevoerde exportstrategie) -> alleen in boek Marktaantrekkelijkheid: - Op macro niveau kijken we naar de omgeving via DESTEP-model. - Op meso niveau kijken we naar de branche via het 5-Krachtenmodel van Porter. Conclusie: Concurrentie-intensiteit zegt iets over marktaantrekkelijkheid. Concurrentieanalyse: Soorten concurrentie 1.Productvorm hetzelfde segment (merk) (batavus-fietsen en gazelle-fietsen) 2. Productcategorie vergelijkbare eigenschappen (verschillende mobiele telefoons) 3. Generiek vergelijkbare behoeften (fietsen en fietspaden) 4. Budget klantbestedingen i.h.a. 8-Stappen-Plan (stel sterke en zwakke punten van concurrenten vast en breid eigen sterktes uit) 1. Overzicht productaanbod 2. Overzicht potentiele afnemers 3. Belangrijkste concurrenten per productgroep 4. Waar wil je info over? 5. Overzicht PMC s 6. Combineer info in schema 7. S en W t.o.v. concurrenten 8. Definieer KSF s Distributieanalyse

126 Het distributiebeleid wordt ook wel de entreestrategie genoemd. Het gaat immers om de vraag: via welk kanaal gaan we het product aan het buitenland verkopen? Hoofdvormen entree: 1. Directe export 2. Indirecte export 3. Productie in buitenland Keuze welke strategie aan de hand van interne en externe factoren: Interne factoren: 1. Bedrijfsgrootte (kennis, omvang, managementstijl etc.) 2. Aard bedrijf (cultuur etc.) 3. Ervaring bedrijf 4. Aard product (fysieke kenmerken etc.) Externe factoren: 1. Sociaal-cultureel 2. Marktomvang en groei 3. Situatie exportmarkt 4. Marktdoelstelling Indien markt groter wordt, verschuiving van directe naar indirecte export. Vormen directe export 1. Eigen verkoper 2. Eigen verkoopkantoor 3. Kantoor met derden Vormen indirecte export 1. Agent o eerste fase internationalisering o kennis markt en cultuur o voor eigen rekening en risico o provisie-inkomsten 2. Importerende wederverkoper (distributeur) o ook wel groothandel genoemd o o voor eigen rekening en risico 4 soorten: 1. eenvoudige wederverkoopovk. 2. exclusieve wederverkoopovk. 3. exclusieve afnameovereenkomst 4. selectieve distributieoverkomst 3. Joint venture (hoef je niet te kennen) 4. Franchising (hoef je niet te kennen Productie in buitenland

127 Motieven: 1. Lage productiekosten 2. Snellere levering 3. Vermijden invoerbelemmeringen Manieren: 1. Licentie 2. Franchising 3. Lokale productie Alternatieven: 1. E-commerce 2. Fusies & overnames 3. Strategische allianties Vormen: 1. Licentie - recht industrieel eigendom - product, proces, kennis, naam 2. Franchising - gebruik van marketing-strategie tegen vergoeding 3. Lokale productie - voldoende marktpotentieel Confrontatiematrix: de interne en externe analyse wordt met elkaar in verband gebracht met het doel om een exportstrategie te ontwikkelen. Stappenplan: 1. analyseren (SWOT) 2. confronteren (elke combinatie waarderen) 3. combineren (3 issues formuleren, SFA analyse uitvoeren) 4. strategie (generieke concurrentie, waardedisciplines) Stap 1 en 2: Stap 3:

128 Suitable Past het? - binnen (strategisch) beleid Feasible - kan het? Financieel Organisatorisch Economisch Technologisch Sociaal Juridisch Ecologisch Acceptable - wordt het geaccepteerd? - gedragen interne en extern Stap 4: Generieke concurrentie (Porter) Waardedisciplines (Treacy & Wierema) UCC: stuck in the middle.

129 Exportmarketingmix De 8 p s: Product - producten en diensten - standaardiseren of differentiëren? - productniveaus: Core (smaak) Actual (naam, verpakking) Augmented Presentatie / Packaging - transportverpakking - commerciële verpakking (met of zonder vertaling) - verplichte vermeldingen - beurzen Plaats - entree: direct of indirect importeur / handelsagent: vaak onmisbaar om toegang te krijgen tot een nieuwe markt! (zoek naar importeurs: google, EVD, KvK) - Op welke verkooppunten / winkels kunnen de consumenten het product gaan kopen? - Hoe wil je de logistiek organiseren (waar produceren en hoe transporteren) Promotie - doelstellingen (K/H/G) - doelgroep - segmentatie - propositie - boodschap - positionering - concept - middelen - implementatie Personeel - wie gaat wat doen - cultuur Politiek - stabiliteit klimaat - wet- en regelgeving - douanevoorschriften Prijs - prijs te berekenen aan de importeur per gewichtseenheid - prijs voor de consument

Administratieve organisatie (AO)

Administratieve organisatie (AO) Blok H2 Administratieve organisatie (AO) Model/Theorie: Typologie van Starreveld Auteur: Paape, Paur, Mittelmeijer, e.a. Relevantie/Te gebruiken voor: M.b.v. een typologie leer je organisaties vanuit een

Nadere informatie

winstverschil verschil constante kosten

winstverschil verschil constante kosten Blok H1 Bedrijfseconomie Model/Theorie: Verkooplenanalyse Auteur: A.W.W. Heezen Vakgebied: Bedrijfseconomie winst kosten verkoop variabele kosten constante kosten verkoopprijs verkoopomvang hoeveelheids

Nadere informatie

HR in control. In 7 stappen de inzet van Human Capital optimaal. Dominica Diensten

HR in control. In 7 stappen de inzet van Human Capital optimaal. Dominica Diensten HR in control In 7 stappen de inzet van Human Capital optimaal. Doel en stappen In 7 stappen de personeels- en organisatieontwikkeling afgestemd. Handvatten voor: Opleidingsbehoefte Performancemanagement,

Nadere informatie

Cursus Bedrijfseconomie 2

Cursus Bedrijfseconomie 2 Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Programma Kostenverbijzondering (Hfdst. 8) Verdeling indirecte kosten Vijf methoden (ABC volgende week) Opgaven deel 8.2 t/m 8.10 2 1 Kostenverbijzondering de primitieve

Nadere informatie

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Onderwerp Integrale kostprijsmethode variabele kostencalculatie BEP Literatuur Bestuderen 6.1 t/m 6.5 BEP bij 1 product Maken opg. 6.8 en 6.11 theorie verkooplenanalyse

Nadere informatie

De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing

De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing 8 hoofdstuk De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing 8.1 A 8.2 C 8.3 D 8.4 C 8.5 B 8.6 D 8.7 C 8.8 B 8.9 D 8.10 A (220.000 / 4.000) 1.400 = 77.000 8.11 C (4.500 + 25 + 110 + 145 + 710) 1.000

Nadere informatie

Direct costing en break even analyse

Direct costing en break even analyse 6 hoofdstuk Direct costing en breakevenanalyse 6.1 D 6.2 B 6.3 A 6.4 D 6.5 D 6.6 C 6.7 B 6.8 A 6.9 C 6.10 B 6.11 B 1.440.000 / 4.800 = 300 6.12 A 4.800 700 1.440.000 1.000.000 = 920.000 6.13 C 1.000.000

Nadere informatie

Vakken in de H3. Recht Kwaliteit Engels Bedrijfseconomie HRM Logistiek

Vakken in de H3. Recht Kwaliteit Engels Bedrijfseconomie HRM Logistiek Vakken in de H3 Recht Kwaliteit Engels Bedrijfseconomie HRM Logistiek Recht Onderwerp Inhoud Toepassen Art. 7:658 BW Art. 7:658 BW Schade Werknemer bewijst Bedrijfsongeval Schade Causaal verband schade

Nadere informatie

Het nieuwe werken ontrafeld

Het nieuwe werken ontrafeld Het nieuwe werken ontrafeld Over Bricks, Bytes & Behavior HR Festival 14 april 2011 Ruurd Baane Het onderzoek naar het nieuwe werken Deze presentatie is gebaseerd op de resultaten van een onderzoek dat

Nadere informatie

Bedrijfseconomie. DC methode Omzet:... Variabele kosten...+ Dekkingsbijdrage... Constante kosten...-- Resultaat

Bedrijfseconomie. DC methode Omzet:... Variabele kosten...+ Dekkingsbijdrage... Constante kosten...-- Resultaat Marketing Stimulus respons model Auteur: A. Kotler Beschrijving: Bij het consumeren van een product vanuit de afnemer, wordt de consument beïnvloed door verschillende factoren. Het aankoop gedrag heeft

Nadere informatie

Blok P4. Bedrijfseconomie

Blok P4. Bedrijfseconomie Blok P4 Bedrijfseconomie Model/Theorie: gegevens verwerken via Excel Auteur: Drs. A.W.W. Heezen. Vakgebied: Bedrijfseconomie o een investeringsbegroting opstellen o een financieringsbegroting opstellen

Nadere informatie

Kennisportfolio Hoofdfase blok 1. Vakken gedurende dit blok: - Management - Marketingcommunicatie - Marketing - Bedrijfseconomie - Engels - Recht

Kennisportfolio Hoofdfase blok 1. Vakken gedurende dit blok: - Management - Marketingcommunicatie - Marketing - Bedrijfseconomie - Engels - Recht Kennisportfolio Hoofdfase blok 1 Vakken gedurende dit blok: - Management - Marketingcommunicatie - Marketing - Bedrijfseconomie - Engels - Recht Management De theorie van Mintzberg. 5 Coördinatiemechanismen

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 Onderneming De groene wand maakt geluidswallen waarin beplanting is opgenomen. Voor 2020 is de volgende begroting samengesteld. Constante fabricagekosten 450.000

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele

Nadere informatie

Personeelsbeleid in het Theater. Noud van de Rhee Mirjam Coronel Mei 2011

Personeelsbeleid in het Theater. Noud van de Rhee Mirjam Coronel Mei 2011 Personeelsbeleid in het Theater Noud van de Rhee Mirjam Coronel Mei 2011 Deze presentatie - Plek in de organisatie - Human Resources Management - HR cyclus - Enkele personeelsinstrumenten - Resumé IS PERSONEELSBELEID

Nadere informatie

Blok P3. Algemene economie (macro)

Blok P3. Algemene economie (macro) Blok P3 Algemene economie (macro) Model/Theorie: Schematische weergave economische groei Auteur: geen Beschrijving: Schema geeft de economische groei weer. Geeft de voorwaarde neer voor economische groei.

Nadere informatie

Algemene Economie (micro)

Algemene Economie (micro) Bijlage 1 Kennisportfolio Blok P1 Algemene Economie (micro) Dit model is te gebruiken om de omgevingsfactoren en alle betrokken partijen in beeld te brengen. Alle factoren hangen samen met elkaar, wanneer

Nadere informatie

Inhoud. Deel 1 Wat is een bedrijf? 17. Inleiding 14

Inhoud. Deel 1 Wat is een bedrijf? 17. Inleiding 14 Inhoud Inleiding 14 Deel 1 Wat is een bedrijf? 17 1 Bedrijf en bedrijfskunde 19 1.1 Het bedrijf 20 1.1.1 Organisatie, bedrijf en onderneming 20 1.1.2 Bedrijven zijn organisaties 22 1.1.3 De eenvoudige

Nadere informatie

Samenvatting M&O De Industrie

Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting door Y. 1310 woorden 5 juli 2017 8,9 4 keer beoordeeld Vak M&O De industrie Hoofdstuk 1 Kosten= de geldwaarde van alle noodzakelijk opgeofferde productiemiddelen

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele kosten

Nadere informatie

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten Opgave 1 In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Firma Balans produceert uitsluitend twee typen weegschalen,

Nadere informatie

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 Onderneming De groene wand maakt geluidswallen waarin beplanting is opgenomen. Voor 2020 is de volgende begroting samengesteld. Constante fabricagekosten 450.000

Nadere informatie

Duurzame Inzetbaarheid. Plan van Aanpak. Verstarring erger dan vergrijzing

Duurzame Inzetbaarheid. Plan van Aanpak. Verstarring erger dan vergrijzing Duurzame Inzetbaarheid Plan van Aanpak Verstarring erger dan vergrijzing Energiek zijn en blijven is motivatie x competenties x conditie Definitie: Duurzame inzetbaarheid is de mate, waarin medewerkers

Nadere informatie

Customer segments: de verschillende groepen mensen en organisaties die een onderneming wil bereiken en bedienen.

Customer segments: de verschillende groepen mensen en organisaties die een onderneming wil bereiken en bedienen. Innovatie theorie en praktijk Auteurs: Alexander Osterwalder & Yves Pigneur. Business Model Canvas Formulier Customer segments: de verschillende groepen mensen en organisaties die een onderneming wil bereiken

Nadere informatie

Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige

Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige Test naam Marktgerichtheidsscan Datum 28-8-2012 Ingevuld door Guest Ingevuld voor Het team Team Guest-Team Context Overige Klantgerichtheid Selecteren van een klant Wanneer u hoog scoort op 'selecteren

Nadere informatie

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten.

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten. 1 M1 Oefententamen 2 OPGV 1 Halstra V is een onderneming die onderdelen produceert voor de auto industrie. Halstra heeft zich sterk gespecialiseerd op een bepaald type onderdeel en daarom kan worden gesteld

Nadere informatie

Blok P2 Managen. Overeenkomstenrecht en ondernemingsrecht

Blok P2 Managen. Overeenkomstenrecht en ondernemingsrecht Blok P2 Managen Overeenkomstenrecht en ondernemingsrecht - Nederlands recht begrepen, 3 e druk, mr Lydia Janssen - Recht voor organisaties, 1e druk, mr R. Westra (gepubliceerd op blackboard) - Wettenbundel

Nadere informatie

2 Constante en variabele kosten

2 Constante en variabele kosten 2 Constante en variabele kosten 2.1 Inleiding Bij het starten van een nieuw bedrijf zal de ondernemer zich onder andere de vraag stellen welke capaciteit zijn bedrijf moet hebben. Zal hij een productie/omzet

Nadere informatie

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1.1 Inleiding In het Basisboek Bedrijfseconomie heb je al veel geleerd over hoe de prijs van een product tot stand komt. De eerste hoofdstukken in dat boek

Nadere informatie

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs Les 1 2 methoden van kostprijsberekening I (AC) absorption costing => integrale methode, zowel variabele- als vaste kosten worden meegenomen C + V N W II (DC) Variabele kostprijsmethode => direct costing,

Nadere informatie

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Tentamentraining 2 1 Kostprijs Normale productie : 40.000 stuks Verwachte werkelijke productie : 44.000 stuks Variabele kosten : 176.000 Constante kosten : 360.000

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Prijsberekening i M&O VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Overzicht H2: Prijsberekening Management & Organisatie Centraal Examen (CE) 1. Rechtsvormen 2. Prijsberekening 3. Resultaten 4. Balans 5. Liquiditeitsbegroting

Nadere informatie

Internationale Marketing H4. Week 1 1. Executive summary 2. Inhoudsopgave 3. Inleiding en achtergrond 4. Externe analyse

Internationale Marketing H4. Week 1 1. Executive summary 2. Inhoudsopgave 3. Inleiding en achtergrond 4. Externe analyse Internationale Marketing H4 Week 1 1. Executive summary 2. Inhoudsopgave 3. Inleiding en achtergrond 4. Externe analyse Executive summary Een samenvatting voor het management 1 à 2 pagina s belangrijkste

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 FINANCIËLE ADMINISTRATIE COPERNICUS BV 1. 710 Inkopen 73.650,- 160 Te verrekenen omzetbelasting 13.993,50 Aan 130

Nadere informatie

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 8 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 30 meerkeuzevragen (maximaal

Nadere informatie

Vragenlijst Leeftijdsscan

Vragenlijst Leeftijdsscan De leeftijdsscan Dit document is een blanco vragenlijst ter voorbereiding van het invullen van de leeftijdsscan op www.leeftijdsscan.be. Die website helpt u in real time om een duidelijk beeld te vormen

Nadere informatie

Samenvattingen H3 Jordi Morsink. Bedrijfseconomie HRM Kwaliteit Logistiek Recht

Samenvattingen H3 Jordi Morsink. Bedrijfseconomie HRM Kwaliteit Logistiek Recht Samenvattingen H3 Jordi Morsink Bedrijfseconomie HRM Kwaliteit Logistiek Recht Bedrijfseconomie Week 1 AC-methode en DC-methode Normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige

Nadere informatie

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming P. H. C. Hintzen Brinkman Uitgeverij Amsterdam 2011 Omslagontwerp: Proforma Barcelona

Nadere informatie

OR EN BEDRIJFSDIAGNOSE

OR EN BEDRIJFSDIAGNOSE OR EN BEDRIJFSDIAGNOSE Antoinetta Eikenboom Paul Melsen BASIS & BELEID ORGANISATIEADVISEURS EFQM-MODEL Personeelsmanagement Waardering door personeel Leiderschap Beleid en strategie Management van processen

Nadere informatie

1. Werving & Selectie

1. Werving & Selectie HRM SCAN Als ondernemer is het van belang om vast te stellen hoe het gesteld is met ontwikkelingen en veranderingen door gebruik te maken van de HRM-Scan. In deze scan worden er antwoorden gegeven op vragen

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB kostencalculatie 4 Oefenexamen 2 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord THEORIE 1. 1 Strategie 3

Inhoud. Voorwoord THEORIE 1. 1 Strategie 3 Inhoud Voorwoord V THEORIE 1 1 Strategie 3 1.1 Strategievorming 3 1.2 Missie en doelstellingen 4 1.3 Planning-en-controlcyclus 5 1.4 Kritische succesfactoren 7 1.5 Balanced Score Card 9 1.6 Meerjarenbegroting,

Nadere informatie

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case Inleiding Binnen de sector ziekenhuizen is leeftijdsbewust personeelsbeleid een relevant thema. De studie RegioMarge 2006, De arbeidsmarkt van verpleegkundigen,

Nadere informatie

Hoofdstuk 12 Productontwikkeling en levenscyclusstrategieën

Hoofdstuk 12 Productontwikkeling en levenscyclusstrategieën Hoofdstuk 12 Productontwikkeling en levenscyclusstrategieën Productontwikkeling en levenscyclusstrategieën Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Product Deel 5 Deel 6 Deel 7 Deel 8 Deel 9 Leerdoelen 1. Uitleggen

Nadere informatie

Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens

Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens Accountant - (Externe accountant): op grond van de wet zijn er echter ook gegevens (bepaalde financiële overzichten) die bestemd zijn

Nadere informatie

Aan de slag met duurzame inzetbaarheid 3 november 2015

Aan de slag met duurzame inzetbaarheid 3 november 2015 Duurzame inzetbaarheid uitgangspunt personeelsbeleid Het voorstel is duurzame inzetbaarheid centraal te stellen in het personeelsbeleid om medewerkers van alle levensfasen optimaal inzetbaar te houden

Nadere informatie

Hoofdstuk 19 Distributiebeleid

Hoofdstuk 19 Distributiebeleid Hoofdstuk 19 Distributiebeleid Leerdoelen Uitleggen waarom bedrijven distributiekanalen gebruiken en de functies van deze kanalen beschrijven. De wisselwerking tussen tussenschakels in het distributiekanaal

Nadere informatie

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet.

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet. www.jooplengkeek.nl Nacalculatie bij homogene productie Berekening van het bedrijfsresultaat Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke

Nadere informatie

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie 1.9 Direct costing 1.9.1 Direct costing en variabele-kostencalaculatie Direct costing (D.C.) of wel variabele kostencalculatie is de methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten als

Nadere informatie

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO De Eenmanszaak deel 2 VWO DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING Jannes Timmers Copyright Jannes Timmers 2015 Niets uit deze samenvatting mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt op een

Nadere informatie

v6mo2p oefentoets vwo M&O 2e periode blad 1 van 5

v6mo2p oefentoets vwo M&O 2e periode blad 1 van 5 v6mo2p oefentoets vwo M&O 2e periode blad 1 van 5 Berekeningen altijd toevoegen als voor een antwoord een berekening nodig is. Verklaren, uitleggen, motiveren. als daar om wordt gevraagd. Opgave 1 nettowinstopslagmethode

Nadere informatie

Bedrijfseconomische basisbeginselen. College 3, spm 1212

Bedrijfseconomische basisbeginselen. College 3, spm 1212 Bedrijfseconomische basisbeginselen College 3, spm 1212 Overzicht Kostenbegrippen Kostprijscalculatie en verbijzondering Kosten en industriële organisatie Waarom aandacht voor kosten? Belangrijk criterium

Nadere informatie

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product.

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product. www.jooplengkeek.nl Heterogene productie (meerdere producten) Primitieve opslagmethode We splitsen de kosten in: Directe kosten Indirecte kosten belangrijk De directe kosten hebben een rechtstreeks verband

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

Vakken in de H3. Bedrijfseconomie 2 HRM 3. Kwaliteit 4. Logistiek 7. Recht 9. Engels 12

Vakken in de H3. Bedrijfseconomie 2 HRM 3. Kwaliteit 4. Logistiek 7. Recht 9. Engels 12 Vakken in de H3 Bedrijfseconomie 2 HRM 3 Kwaliteit 4 Logistiek 7 Recht 9 Engels 12 1 Beroepsproduct Het beroepsproduct bestond uit het opstellen van een kwaliteitsverbeteringsplan voor OFN/OFS. Het adviesrapport

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER 2015 09.00 11.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer

Nadere informatie

Blok P1 Kennismaken. Algemene Economie (micro) Model/Theorie

Blok P1 Kennismaken. Algemene Economie (micro) Model/Theorie Blok P1 Kennismaken Algemene Economie (micro) Schöndorff, R., Pleus, J. F. B., Kam, F.., & Bilsen, T.. (1998). Onderneming en omgeving: Algemene economie voor het hoger onderwijs. Leiden: Spruyt. De omgevingsfactoren

Nadere informatie

Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair)

Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair) Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair) Groot Hoogwaak levert een professionele bijdrage aan het aanbod van woon-, zorg-, en welzijnsvoorzieningen voor ouderen in Noordwijk. Dit aanbod

Nadere informatie

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202 Doel Zorgdragen voor de vorming van beleid voor de eigen functionele discipline, alsmede zorgdragen voor de organisatorische en personele aansturing van een of

Nadere informatie

Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006

Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006 Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006 Accountant - (Externe accountant): op grond van de wet

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC Opgave 1 Antwoord A Economische voorraad is: Voorinkopen + aanwezige voorraad voorverkopen Antwoord A = Economische voorraad plus voorverkopen voorinkopen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN Opgave 1 Mevrouw Van Driel maakt product Z207. Voor 2018 zijn de volgende gegevens begroot: Begrote toegestane constante kosten 200.000 Verwachte totale variabele kosten

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER 2015 09.00 11.00 UUR Indien een kandidaat tot eenzelfde antwoord komt als opgenomen in dit correctiemodel maar waarbij

Nadere informatie

Wat is competentiemanagement en hoe ga je ermee om? Welke resultaten zijn er te behalen? Welke valkuilen kom je tegen?

Wat is competentiemanagement en hoe ga je ermee om? Welke resultaten zijn er te behalen? Welke valkuilen kom je tegen? Competentiemanagement Wat is competentiemanagement en hoe ga je ermee om? Welke resultaten zijn er te behalen? Welke valkuilen kom je tegen? Vragen die door de praktijkervaringen van de afgelopen jaren

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI 2015 11.45 UUR 14.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Organisatie en management Donderdag 18 juni 2015 B / 7 2015 NGO -

Nadere informatie

Het programma van vandaag

Het programma van vandaag kostprijs Het programma van vandaag De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten De differentiële kostprijs De opslagmethode 1 De kostprijs Kostprijs Constante of vaste

Nadere informatie

Case bungalow park. Opgave 1

Case bungalow park. Opgave 1 Case bungalow park Opgave 1 Geef een oordeel over de liquiditeit. Kan je op korte termijn je schulden betalen? Wat moet je op korte termijn betalen? Het kort vreemd vermogen. Wat heb je op korte termijn

Nadere informatie

Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model.

Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model. Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model. 1. Wat is het INK-model? Het INK-model is afgeleid van de European Foundation for Quality Management (EFQM). Het EFQM stelt zich ten doel Europese bedrijven

Nadere informatie

Samenvatting M&O H

Samenvatting M&O H Samenvatting M&O H8+9+10+11+12+13+14+15 Samenvatting door een scholier 497 woorden 11 oktober 2016 3,4 4 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans M&O H8 Paragraaf 1; Sociaal beleid Algemeen organisatiebeleid

Nadere informatie

Bevlogen aan het werk!

Bevlogen aan het werk! Bevlogen aan het werk! Werkplezier binnen de zorgsector Scholingsdag CNV Utrecht, 16 november 2010 Mark van de Grift, MSc Ons werk is veranderd Van Naar Fysieke arbeid Mentale en emotionele arbeid Extern

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10 Opgave 1 a. Bereken het begrote bedrijfsresultaat. Verwachte bedrijfsresultaat Omzet 170 12.000 2.040.000 Variabelekosten 75 12.000 900.000 Constante kosten 550.000 + 1.450.000 - Verwachte

Nadere informatie

Exact Synergy Enterprise. Krachtiger Personeelsmanagement HRM

Exact Synergy Enterprise. Krachtiger Personeelsmanagement HRM Exact Synergy Enterprise Krachtiger Personeelsmanagement HRM 1 Inleiding Waar gaat het om? Uw mensen zijn uw meest waardevolle bezit. U spaart tijd noch geld om uw mensen de erkenning te geven die zij

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB KOSTENCALCULATIE 4 OEFENEXAMEN 3 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

Personeel en planning 1/8

Personeel en planning 1/8 Levensfasen - Quickscan [1] Persol en planning 1/8 Bij de inzet van alle persolsinstrumenten houden wij rekening met de individuele medewerker We stemmen de persolsplanning af op de doelen van onze organisatie

Nadere informatie

Flexibel werken en organiseren

Flexibel werken en organiseren Flexibel werken en organiseren Flexibel werken en organiseren Inhoud Inhoud Inleiding De kracht van flexibiliteit Differentiatie in ontwikkeling en doorstroom gebaseerd op organisatieverschillen Aspecten

Nadere informatie

KLANTSEGMENTERING [ BUSINESS MODEL GENERATION CANVAS. ]

KLANTSEGMENTERING [ BUSINESS MODEL GENERATION CANVAS. ] KLANTSEGMENTERING [ BUSINESS MODEL GENERATION CANVAS. ] [ ZOEKTOCHT. ] [ ZOEKTOCHT. ] STARTUP CENTER STARTUP NEXT [ BUSINESS DEVELOPMENT. ] [ WAT IS EEN BUSINESS MODEL?. ] Een Business Model is een kans

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN Opgave 1 Mevrouw Van Driel maakt product Z207. Voor 2018 zijn de volgende gegevens begroot: Begrote toegestane constante kosten 200.000 Verwachte totale variabele kosten

Nadere informatie

1.2 Waartoe dient het bedrijfsmaatschappelijk werk? 20 1.2.1 Visie 20 1.2.2 Doelstelling 21

1.2 Waartoe dient het bedrijfsmaatschappelijk werk? 20 1.2.1 Visie 20 1.2.2 Doelstelling 21 Inhoud voorwoord 11 Doel en opzet 13 1 Identiteit van het hedendaagse bedrijfsmaatschappelijk werk 16 1.1 Essentiële kenmerken 16 1.1.1 Een differentiatie van het beroep maatschappelijk werk 16 1.1.2 Gericht

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3 Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3 Samenvatting door een scholier 1298 woorden 30 november 2008 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 1. 1.1 Organisaties. Organisatie:

Nadere informatie

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63 Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo Hoofdstuk 17 tot en met 28 Normering Opgave 1 Opgave 1 Opgave 2 Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 1: 2 punten 1: 2 punten a: 2 punten 1: 3 punten 1: 2

Nadere informatie

Basiskennis Management NEMAS

Basiskennis Management NEMAS Basiskennis Management NEMAS Editie 2015 Morel Opleiding en Training B.V. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze

Nadere informatie

Hoofdstuk 19 Distributiebeleid

Hoofdstuk 19 Distributiebeleid Hoofdstuk 19 Distributiebeleid Wat is distributie? Hoe krijg ik mijn producten op de meest efficiente en effectieve manier bij de klant Verkrijgbaarheid : - welk distributiekanaal? - type en aantal verkooppunten

Nadere informatie

Vacature Business Development & Sales

Vacature Business Development & Sales Vacature Business Development & Sales Functieomschrijving 0 1 20.10. 2016 Vacature Business development &sales 01 Zelfstandige denker, met gevoel voor het ontwikkelen en benutten van commerciële kansen.

Nadere informatie

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1 PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6 Opgave 6.1 a. C/N = 80.000 / 20.000 = 4 V/B = 189.000 / 18.000 = 10,50 + Fabricagekostprijs 14,50 b. Fabricagekostprijs 14,50 C/N = 30.000 / 20.000 = 1,50

Nadere informatie

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development.

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development. MARKETING / 09A HBO Marketing / Marketing management Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Aspecten prijsbeleid M Voor ondernemer: F marketinginstrument F tegenprestatie

Nadere informatie

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? Kostencalculatie Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Besturing. m.u.v. 8.2.6, 8.2.7, 8.5

Hoofdstuk 8 Besturing. m.u.v. 8.2.6, 8.2.7, 8.5 Hoofdstuk 8 Besturing m.u.v. 8.2.6, 8.2.7, 8.5 Besturing van organisaties Besturen = het leiden van een organisatie naar de gestelde doelen (SMART) Profit- en non-profitorganisaties Bedrijfsproces: Besturing

Nadere informatie

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni 2014 6 10 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Management en Organisatie Hoofdstuk 26 paragraaf 1 'Kostensoorten' Kostensoorten binnen een industriële

Nadere informatie

7 Directe en indirecte kosten

7 Directe en indirecte kosten 7 Directe en indirecte kosten hoofdstuk 7.1 C 7.2 B 7.3 C 7.4 A 7.5 B 7.6 D 800 / 7.0 = 0,101 7.7 B 1.350 13,5 40 = 810 Opslag: 60 / 40 = 1,5 (150%) 7.8 A 2 35 + 10 15 + 0,50 2 35 = 255 7.9 B 12 + 10 +

Nadere informatie

Kennisportfolio P1. Formules elasticiteit: Prijselasticiteit van de vraag: % verandering vraag (gevolg) % verandering prijs (oorzaak)

Kennisportfolio P1. Formules elasticiteit: Prijselasticiteit van de vraag: % verandering vraag (gevolg) % verandering prijs (oorzaak) Kennisportfolio P1 Algemene economie Marktvormen Marktvormen zijn het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren. De marktvorm wordt bepaald door: de aard van het product,

Nadere informatie

DLGP Toolkit Human Resource Management. Raamwerk / Methodologie

DLGP Toolkit Human Resource Management. Raamwerk / Methodologie DLGP Toolkit Human Resource Management Raamwerk / Methodologie INLEIDING Dit handboek heeft als doel relevante functionarissen en diensten behulpzaam te zijn bij de implementatie van het Human Resource

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1. Inleiding...3. 4. Eisen aan competentiemodellen...14

Inhoudsopgave. 1. Inleiding...3. 4. Eisen aan competentiemodellen...14 Deel I INTRODUCTIE IN COMPETENTIES EN COMPETENTIEMODELLEN 2. Een korte geschiedenis...4 2.1 De 20ste eeuw... 4 2.2 Kerncompetenties... 6 3. Het begrip competentie...9 3.1 Het competentiebegrip gedefinieerd...

Nadere informatie

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 7 Opgave 7.1 a. Voorraad tuinbeelden Cupido op 1 oktober: 20 + 225 -/- 160 = 85 stuks b. Proportioneel variabele inkoopkosten 135 Proportioneel variabele verkoopkosten

Nadere informatie