BODY & POWER. Handboek Anatomie voor Fitness

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BODY & POWER. Handboek Anatomie voor Fitness"

Transcriptie

1 BODY & POWER Handboek Anatomie voor Fitness

2 Body & Power Handboek Anatomie voor Fitness

3 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1. FUNCTIONELE ANATOMIE 4 DE ANATOMISCHE HOUDING: 4 DE ASSEN IN DE ANATOMISCHE HOUDING: 4 AANDUIDINGEN IN HET LICHAAM: 5 DE BEWEGINGEN VANUIT ANATOMISCHE HOUDING: 7 BEWEGINGEN IN DE SAGITALE 9 BEWEGINGEN IN DE LONGITUDINALE AS 10 HOOFDSTUK 2. ALGEMENE OSTEOLOGIE 12 DE SAMENSTELLING VAN EEN BOT 12 DE BOUW VAN EEN PIJPBEEN 12 HET SKELET 14 SOORTEN VAN VERBINDINGEN 14 ALGEMENE BOUW VAN EEN GEWRICHT 14 SOORT GEWRICHTEN 15 BEWEEGLIJKHEID 15 VORM 15 HOOFDSTUK 3. SPECIFIEKE OSTEOLOGIE 15 OPBOUW VAN HET SKELET 15 DE SCHEDEL (CRANIUM) 17 DE WERVELKOLOM (COLUMNA VERTEBRALIS) 17 ALGEMENE BOUW VAN DE WERVEL 17 DE BORSTKAS (THORAX) 18 DE SCHOUDERGORDEL 18 OS SCAPULA (SCHOUDERBLAD) 19 OS CLAVICULA (SLEUTELBEEN): 19 OS HUMERUS (OPPERARM): 19 DE ELLEBOOG 20 DE POLS: 20 DE HAND: 20 PELVIS (HET BEKKEN): 20 OS SACRUM 21 OS COXAE 21 HET HEUPGEWRICHT: 21 DE KNIE: 21 DE ENKEL: 21 DE VOET: 22 GEWRICHTEN EN BEWEGINGEN 22 HOOFDSTUK 4. ALGEMENE MYOLOGIE 23 BOUW VAN EEN SKELETSPIER 23 INDELING VAN SPIEREN NAAR VORM, BOUW EN FUNCTIE 26 CONTRACTIES 27 SPIEREN VAN DE ONDERSTE EXTREMITEIT 30 REGIO BOVENBEEN 30 REGIO ONDERBEEN 34 SPIEREN VAN DE ROMP 35 REGIO HALS 36 SPIEREN VAN DE BOVENSTE EXTREMITEITEN 39 SPIEREN EN FUNCTIES 44 HOOFDSTUK 5. INLEIDING TOT FITNESS 47 2

4 HET BIOLOGISCH VAKCONCEPT 47 7 PERFECT BODY CHECK POINTS 48 BELASTING-BELASTBAARHEID 49 DE 4 ONDERDELEN VAN EEN FITNESS TRAINING 50 CARDIOVASCULAIR TRAINEN 52 HOOFDSTUK 6. HOE TRAIN IN MIJN SPIEREN?

5 Hoofdstuk 1. Functionele anatomie Om tot een goede beschrijving van het menselijk lichaam en zijn bewegingen te komen zijn er afspraken gemaakt over houding en beweging. We hanteren daarbij bepaalde termen. Die termen komen in eerste instantie vreemd over, ze zijn gebaseerd op het Latijn. Wanneer je termen zo logisch mogelijk benaderd, zul je merken dat ze onderling verband hebben en dat de termen steeds terugkomen. Het prettige is dat deze taal internationaal is. Iedereen die anatomie heeft gehad, gebruikt deze taal, dat is handig want dan is het duidelijk waar we het over hebben en voorkomt het misverstanden. De anatomische houding: De rechtopstaande mens, die recht voor zich uit kijkt, de armen hangen langs het lichaam, de handpalmen zijn naar voren gericht, de voeten staan recht naar voren. De assen in de anatomische houding: 1. Frontale as (van het lichaam) of Transversale as (bij de ledematen) loopt van links naar rechts door het lichaam. Je beweegt, vanuit deze as, van voor naar achter. 4

6 2. Sagitale as loopt van voor naar achter door het lichaam. Je beweegt, vanuit deze as, zijwaarts. Denk maar aan een trekpop 3. Longitudinale as loopt van boven naar beneden door het lichaam. Vanuit deze as draai of roteer je. Aanduidingen in het lichaam: In het lichaam geven we richtingen of situering aan door middel van bepaalde woorden. Hierdoor kan je bepalen wat de functie of de aanhechtingsplaats is. 1. Mediaan is de lijn in de lengterichting die midden door het lichaam loopt. Lateraal ligt de plek aan de buitenzijde en Mediaal ligt het aan de binnenzijde van het lichaam, ligt het er tussenin spreken van Intermediair. 2. Craniaal of Superior is richting het cranium (schedel) en Caudaal of Inferior richting de voeten. 3. Ventraal ligt de plek aan de voorzijde en Dorsaal aan de achterzijde van het lichaam 5

7 6 4. Anterior betekent dat iets voor ligt en Posterior betekent dat het er achter ligt 5. In de extremiteiten wordt Proximaal gebruikt om aan te geven dat het aan de romp ligt en Distaal richting de uiteinden van het lichaam (voet of hand)

8 De bewegingen vanuit anatomische houding: Bewegingen in de frontale as Gewricht Beweging Plantair flexie ( op de tenen staan) 1 Enkelgewricht: 2 Enkelgewricht Dorsaal flexie ( Op de hakken staan) 3 Kniegewricht Flexie ( Knie buigen) Extensie ( Knie strekken) 4 Kniegewricht 5 Heupgewricht Anteflexie (Heup buigen) 6 Heupgewricht Retroflexie ( Heup strekken) 7 Wervelkolom Ventraalflexie ( voorover buigen) 7

9 8 Wervelkolom Dorsaalflexie ( Achterover buigen) 9 Schoudergewricht Anteflexie ( Arm voorwaarts heffen) 10 Schoudergewricht Retroflexie ( Arm naar achter brengen) 11 Ellebooggewricht Flexie ( Arm buigen) 12 Ellebooggewricht Extensie ( Arm strekken) 13 Schouderblad t.o.v de Elevatie ribben ( Schouderblad omhoog) 8

10 14 Schouderblad t.o.v. de Depressie ribben ( Schouderblad omlaag) Bewegingen in de sagitale Gewricht Beweging 1 Heupgewricht Abductie ( Been zijwaarts heffen) 2 Heupgewricht Adductie ( Been aansluiten) 3 Wervelkolom Lateraal flexie ( Zijwaarts bewegen) 4 Schoudergewricht Abductie ( Arm zijwaarts heffen) 5 Schoudergewricht Adductie ( Arm aansluiten) 9

11 6 Schouderblad t.o.v de Mediorotatie ribben ( Schouderblad naar binnen draaien) 7 Schouderblad t.o.v. de Laterorotatie ribben ( Schouderblad naar buiten draaien) Bewegingen in de longitudinale as Gewricht Beweging 1 Heupgewricht Endorotatie ( Bovenbeen naar binnen draaien) 2 Heupgewricht Exorotatie ( Bovenbeen naar buiten draaien) 3 Wervelkolom Torsie ( Draaien) 10

12 4 Schoudergewricht Endorotatie ( Bovenarm naar binnen draaien) 5 Schoudergewricht Exorotatie ( Bovenarm naar buiten draaien) 6 Schouderblad t.o.v de Retractie ribben ( Schouderblad hangen naar achter) 7 Schouderblad t.o.v. de Protractie ribben ( Schouderblad naar voren) 11

13 Hoofdstuk 2. Algemene osteologie In dit hoofdstuk worden de botten besproken. Het skelet bestaat uit veel botten met verschillende eigenschappen en kenmerken: hoe is een bot samengesteld, wat is de bouw, hoe groeit een bot, wat is de naam van de verschillende botten en hoe zijn ze verbonden? De samenstelling van een bot Beenweefsel (bot) is het harde, maar toch veerkrachtige weefsel van de botten. Het beenweefsel is opgebouwd uit mineralen en lijmstoffen (collagene vezels). De mineralen zijn kalk-, fosfaatzouten en fluor. De verhoudingen tussen mineralen en lijmstof veranderen in de loop van het leven. Hoe jonger hoe meer lijmstof en hoe minder breekbaar. De mineralen zorgen voor de stevigheid. Fluor en kalk (calcium) zijn nodig om het beenweefsel te harden. Wanneer botten niet voldoende mineralen bezitten neemt de stevigheid af. Oudere mensen hebben het probleem dat de lijmstof afneemt en de botten daardoor sneller breken. Is er daarnaast sprake van een sterke ontkalking dan spreken we van osteoporose. In ons lichaam onderscheiden we: Platte beenderen : De ribben, het borstbeen en de schedel. Onregelmatige beenderen : De wervels, voetwortelbeentjes en handwortelbeentjes. Pijpbeenderen : Armen en benen zijn lange pijpbeenderen, middenhands- en middenvoetsbeentjes met de kootjes zijn kleine/ korte pijpbeenderen. De bouw van een pijpbeen De pijpbeenderen bestaan uit twee epifysen en een diafyse. Aan de buitenzijde is er compact beenweefsel en binnenin de diafyse vinden we de mergholte, het bevat een sponsachtig weefsel omgeven door het endost. De mergholte bevat rood en geel beenmerg. Het rode beenmerg vormt de bloedlichaampjes (rode bloedlichaampjes, witte bloedcellen en bloedplaatjes). Het gele beenmerg is vet. Bij jongeren in de groei vinden we tussen de epifyse en de diafyse een epifysaireschijf; een dun dwarslopend beenplaatje (groeischijf). Deze epifysaireschijf verdwijnt wanneer de persoon volgroeid is. Alle botten worden omgeven door het beenvlies, het periost. De functies van het periost zijn: 1. aanhechting van spieren dmv. Peesweefsel 2. zenuwvoorziening van het bot 3. dikte-groei van het bot 4. bloedvoorziening van het bot 12

14 Op de plaats waar 2 botten bij elkaar komen (in een gewricht) wordt het beenweefsel omgeven door (hyalien) kraakbeen. Dit kraakbeen zorgt voor verdeling van de druk en vermindering van wrijving en slijtage bij het bewegen. 13

15 Het skelet Het skelet heeft als functie: a. Bescherming aan de inwendige organen b. Stevigheid c. Aanhechtingsplaats voor spieren en banden d. Beweeglijkheid Soorten van verbindingen Botten in ons skelet zijn op verschillende manieren met elkaar verbonden. De verschillende verbindingen bepalen de beweeglijkheid en de stevigheid van het skelet. 1. Bindweefsel Het ene bot is aan het andere vastgegroeid met behulp. van bindweefsel. Voorbeelden: de naden tussen de verschillende schedelplaten het vlies tussen Spaakbeen en Ellepijp de ligamenten (banden) van knie en enkel 2. Kraakbeenweefsel Het ene bot zit aan het andere vastgegroeid door middel van kraakbeenweefsel Kraakbeen is veel stugger dan bindweefsel. Het is vervormbaar, keert altijd weer naar zijn oorspronkelijke vorm terug (denk aan je oren, hierin bevindt zich het elastische kraakbeen). Voorbeelden van kraakbeen verbindingen zijn: de eerste 10 ribben aan het borstbeen en aan de wervels; zowel elastisch als collageen (stug) kraakbeen. de schaambeenderen zijn door de symfysis met elkaar verbonden; dat bestaat alleen uit collageen kraakbeen. 3. Beenweefsel Het ene bot is aan het andere bot vastgegroeid door middel van beenweefsel. Dit levert een onbeweeglijke, maar ook onzichtbare verbinding op. Voorbeelden: heiligbeen (Os Sacrum)bekken (Os Pelvis)epifyse aan diafyse bij volwassenen 4. Een gewricht Het ene bot zit niet aan het andere vast, er zit een ruimte tussen, de gewrichtspleet. Daardoor is er meestal een goede beweeglijkheid. Algemene bouw van een gewricht De uiteinden van de botten, die min of meer in elkaar passen worden de kop en de kom van het gewricht genoemd. Ze zijn beide bekleed met het gewrichtskraakbeen. Dit heeft de volgende eigenschappen: het is glad, waardoor de wrijving vermindert bij de bewegingen 14 het is veerkrachtig en indrukbaar, dit is belangrijk voor het opvangen van schokken (bij lopen en springen)

16 het is niet overal even dik: op die plaatsen waar de grootste druk wordt uitgeoefend, is het kraakbeen het dikst. Om beide botten heen bevindt zich weefsel: het gewrichtskapsel. Het kapsel maakt het gewrichtssmeer aan. Deze slijmachtige, gladde stof, die kop en kom vochtig houdt, zorgt dat de wrijving zoveel mogelijk wordt gereduceerd. Daarnaast verzorgt het gewrichtssmeer de voeding van het gewrichtskraakbeen en andere elementen in het gewricht (disci/menisci). In het kapsel, er om heen en in de gewrichtsholte vinden we de gewrichtsbanden. Een voorbeeld zijn de kruisbanden die binnenin het kniegewricht liggen. Ligamenten zijn zeer trekvast en toch elastisch. Tot een bepaalde grens kunnen ze worden gerekt en keren in de oorspronkelijke staat terug. Bij overmatige rek (verstuiking) worden de (collagene) vezelstructuren verbroken. Omdat ligamenten erg slecht doorbloed zijn, genezen ze moeilijk. De functie van de ligamenten is vooral het geleiden van bewegingen. Bij overmatige bewegingspatronen hebben ze ook een remmende functie op de bewegingsuitslag. In de buitenlaag van het kapsel bevinden zich receptoren. Dit zijn gevoelsstationnetjes, die informatie geven over de stand van het gewricht. Hierdoor worden we onbewust geïnformeerd over de stand van de gewrichten zelfs met de ogen dicht of onder water. De kop en de kom van een gewricht worden goed bij elkaar gehouden. Door: De spieren die over het gewricht lopen, zij drukken met hun spanning (de tonus) de kop en kom in elkaar De druk binnen het kapsel die lager is dan de druk erbuiten. Kop en kom worden als het ware tegen elkaar aan gezogen. Het hierboven genoemde kapsel en de verschillende soorten banden om en in het gewricht Soort gewrichten Verdelen we naar beweeglijkheid of vorm. Beweeglijkheid 1. strakke gewrichten 2. één assige gewrichten 3. twee assige gewrichten 4. drie assige gewrichten Vorm 1. Scharniergewricht (gewricht tussen de vingerkootjes) 2. Kogelgewricht (schoudergewricht) 3. Zadelgewricht (tussen duim en handwortel) 4. Eigewricht (de pols) 5. Rolgewricht (tussen spaakbeen en ellepijp) 6. Vlakgewricht (gewricht tussen de halswervels) Hoofdstuk 3. Specifieke osteologie Het skelet bestaat uit ongeveer 200 botten. Elk bot heeft zijn eigen specifieke kenmerken. Doordat bepaalde botten samen een gewricht vormen ontstaat een hefboom. Deze hefboom kan samen met de hersenen en de spieren zorgen voor beweging. Elk bot heeft zijn eigen naam. In dit hoofdstuk zullen we de botten afzonderlijk van elkaar bekijken. We zullen kijken naar de Latijnse benaming van het bot, de ligging, de functie en de specifieke kenmerken. Opbouw van het skelet Het skelet zorgt samen met de spieren voor de beweeglijkheid van het lichaam. In de afbeelding hieronder zie je de opbouw van het skelet en de namen van alle botten. 15

17 16

18 De schedel (cranium) De schedel bestaat uit: hersendeel = schedeldak aangezichtsdeel schedelbasis Het hersendeel omgeeft de hersenholte, waarin de grote-, de kleine hersenen en het verlengde merg zich bevinden. De bodem van de hersenholte is de schedelbasis. Deze bestaat uit zeer broze botten door de vele openingen. In de schedelbasis bevindt zich het achterhoofdsgat, waardoor het wervelkanaal (ruggenmerg) loopt. In de schedelbasis bevinden zich diverse kleine openingen voor de twaalf paar hersenzenuwen en de bloedvaten. De botten van het hersendeel zijn na de geboorte nog niet uitgegroeid. De botten worden langer en minder bol. De zaagnaden vergroeien na 2 jaar door middel van bindweefsel. Omdat de hersenen nog moet groeien en omdat het kind via het geboortekanaal op de wereld komt, moeten de botten tijdens de bevalling over elkaar heen kunnen schuiven. Na de geboorte zijn de fontanellen voelbaar en verdwijnen na de eerste 2 levensjaren. De wervelkolom (columna vertebralis) De wervelkolom van de mens vormt de verbinding tussen het hoofd en het bekken en wordt gevormd rvels (vertebrae): 7 cervicale vertebrae (halswervels) 12 thoracale vertebrae (borstwervels) 5 à 6 lumbale vertebrae (lendenwervels) 5 à 6 vergroeide wervels, die het heiligbeen, het os sacrum, vormen 4 à 5 vergroeide wervels, die het staartbeen, os coccygis, vormen. eerste halswervel (atlas) bestaat uit: Algemene bouw van de wervel Elke wervel, met uitzondering van de 17

19 wervellichaam, wervelboog, een bovenste en onderste gewrichtsvlakje, twee dwars uitsteeksels en het doornuitsteeksel. Het wervellichaam en de wervelboog omsluiten de opening: het wervelgat, waarin zich het ruggenmerg bevindt in het wervelkanaal. Tussen twee wervellichamen bevindt zich de tussenwervel - schijf. Van boven naar beneden worden de wervels steeds dikker en zwaarder, waardoor de draagkracht toeneemt. Het wervelkanaal wordt van boven naar beneden steeds nauwer. Het totaal van de tussenwervelschijven vormt een soort hydrolisch en schokabsorberend systeem. De tussenwervelschijf is opgebouwd uit twee stevig gevormde, elastische bindweefselringen, waarbinnen zich een kern bevindt die gevuld is met een gelei-achtige vloeistof. De tussenwervelschijf past zich bij alle bewegingspatronen aan. Gezien de grote belastingen op de wervelkolom, vooral in het lenden gedeelte, zien we veel klachten ontstaan. Slechte houding en beweging zijn de grootste boosdoeners. De anulus fibrosus gaat dan in kwaliteit achteruit en door de druk ontstaat een breuk (hernia) daardoor stulpt de nucleus naar buiten. Deze uitstulping drukt op de zenuw in het wortelkanaal. Dit is een hernia nuclei pulposi (H.N.P.). Dit kan leiden tot zeer veel pijn en zelfs tot verlammingsverschijnselen. De borstkas (thorax) De thorax wordt gevormd door: 1. twaalf borstwervels (Ossa thoracale vertebrae) 2. borstbeen (Os Sternum) 3. de ribben (Ossa Costae) 1e t/m 7e zijn ware ribben: direct met het borstbeen verbonden d.m.v. kraakbeen 1e t/m 7e zijn ware ribben: direct met het borstbeen verbonden d.m.v. kraakbeen 8e-9e-10e rib: indirect aan het borstbeen verbonden door middel van het ribkraakbeen van de 7e rib 11e + 12e rib: zijn zwevende ribben, deze zijn alleen aan de borstwervel verbonden en niet aan het borstbeen De schoudergordel De schoudergordel wordt gevormd door de Os Scapula (schouderblad), de Os Clavicula (sleutelbeen) en de Os Humerus (de opperarm). De Os Humerus vormt de kop en de Os Scapula vormt de kom van het schoudergewricht. 18

20 Os Scapula (schouderblad) Het schouderblad is een driehoekig gevormd bot. Het schouderblad rust op de ribben en beweegt ten opzichtenvan de ribben. Os Clavicula (sleutelbeen): De Os Clavicula is een lang pijpbeen dat tussen het Os Sternum en het Acromion (schoudertop) van de Os Scapula ligt. Os Humerus (Opperarm): De Os Humerus is een lang pijpbeen, die met de onderarm het ellebooggewricht vormt. 19

21 De elleboog De elleboog is een samengesteld gewricht. Os Humerus vormt samen met Os Ulna en Os Radius een scharniergewricht. Tussen Os Ulna en Os Radius is een rolgewricht. De pols: In de pols komen Os Radius, Os Ulna en Ossa Carpus (de handwortelbeentjes) samen. Ze vormen samen een eigewricht. De hand: De hand ofwel Ossa Manus bestaat uit: Ossa carpus, Ossa metacarpus en de Ossa Digiti manus. Pelvis (het bekken): Het bekken is opgebouwd uit: 1. het Os Sacrum (heiligbeen) met het Os Coccygis (staartbeen) 2. twee Ossa Coxae (heupbeenderen) 20

22 Os Sacrum Het heiligbeen is ontstaan uit circa vijf vergroeide heiligbeenwervels. Het is een driehoekig bot, enigszins gebogen (sacrale kyfose). De wervelkolom balanceert op de bovenzijde en aan de laterale zijden bevinden zich de gewrichtsvlakken voor de verbindingen met de twee heupbeenderen. Aan de onderzijde van het Os Sacrum zit het staartbeen (drie à vier wervels, als rudimentaire overblijfselen van de evolutie staart). Os Coxae Het heupbeen is opgebouwd uit drie botten, die bij de volwassen mens volledig met elkaar zijn vergroeid: 1. Os Ilium (darmbeen) 2. Os Ischiï (zitbeen) 3. Os Pubis (schaambeen) De beide heupbeenderen zijn aan de voorkant met elkaar verbonden in de symfyse (de verbinding van de schaambenen). Dit is een kraakbeenverbinding. In deze verbinding zijn zeer geringe, verende bewegingen mogelijk. De bouw van het mannelijk en het vrouwelijk bekken is verschillend. Het mannelijk bekken is smaller en hoger. Het vrouwelijk bekken is lager en breder. De bekkenring is daardoor bij de vrouw veel groter dit is belangrijk bij de bevalling. Het heupgewricht: Het heupgewricht bestaat uit de verbinding tussen Os Coxae en Os Femur. De knie: De knie wordt gevormd door Os Femur en Os Tibia. Waarbij de Os Femur de kop en de Os Tibia de kom vormt. Op de Os Tibia liggen de Menisci, waardoor de botten beter in elkaar passen. Het kniegewricht kan om de transversale as flexie en extensie maken. Bij 90 graden flexie is er ook een kleine rotatie om de longitudinale as mogelijk! Deze rotatie wordt geremd door de kruisbanden die in de gewrichtsholte liggen. Aan binnen- en buitenzijde van de knie liggen twee ligamenten die de zijwaartse bewegingen remmen. De enkel: Het enkelgewricht wordt ook wel het bovenste spronggewricht genoemd en wordt gevormd door Os Tibia, Os Fibula met Os Talus (een van de voetwortelbeentjes). Er bevinden zich veel ligamenten tussen de botten onderling. Het enkelgewricht wordt als scharniergewricht gezien. Het onderste spronggewricht wordt gevormd door Os Talus met Os Calcaneus en Os Naviculare (voetwortelbeentje). 21

23 De voet: De voet wordt gevormd door de Ossa Pedis (Os Tarsus, Os Metatarsus en Os Digiti Pedis). Tussen de voetwortelbeentjes bevinden zich gewrichtjes met geringe beweeglijkheid. Hun elastische vervormbaarheid oefent bij het lopen en springen een schokdempende werking uit en draagt ertoe bij dat het voetskelet zich bij het staan als een verend gewelf gedraagt. GEWRICHTEN en BEWEGINGEN Gewricht Ossa As Beweging 1 Wervelkolom Cervicale vertebrae Frontale as Ventraal flexie Thoracale vertebrae Dorsaal flexie Lumbale vertebrae (Os Sacrum) Sagitale As Lateraal flexie ( Os Coccigis) Longitudinale as Torsie 2 Schoudergordel Os Scapula Frontale as Ante flexie Os Humerus Retro flexie Sagitale As Adductie Abductie Longitudinale as Endorotatie Exorotatie 2b Schouderblad Os Scapula beweegt Frontale as Elevatie ten opzichten van de ribben Depressie Sagitale As Mediorotatie Laterorotatie Longitudinale as Protractie Retractie 3 Ellebooggewricht Os Humerus Frontale as Flexie Os Radialis Extentie Os Ulna 22

24 Longitudinale as Pronatie (tussen ulna en radius) Supinatie 4 Pols Os Radius Frontale as Palmair flexie Os Ulna Dorsaal flexie Os Carpus Sagitale As Ulnair flexie Radiaal flexie 5 Heupgewricht Os Coxae Frontale as Ante flexie Os Femur Retro Flexie Sagitale As Adductie Abductie Longitudinale as Endorotaitie Exorotatie 6 Kniegewricht Os Femur Frontale as Flexie Os Tibia Extentie Minici Longitudinale as In 90 gr roteren 7a Enkelgewricht: Os Tibia Frontale as Plantair flexie Bovenste Os Fibula Dorsaal flexie sprongewricht Os Talis 7b Enkelgewricht: Os Talis Sagitale As Inversie Onderste sprongewricht Os Calcaneus Eversie Hoofdstuk 4. Algemene myologie De spieren zorgen voor het actief voortbewegen van het menselijk lichaam. De beweging start op microscopisch niveau. Wanneer ervan uit de hersenen een signaal loopt door de zenuwen naar de spier zal er een impuls worden afgedragen die de spiercel doet samentrekken. In dit hoofdstuk leer je hoe de spier is opgebouwd, hoe een spier kan aanspannen en welke verschillende manieren van aanspanning er bestaan. Bouw van een skeletspier We zullen ons uitsluitend bezig gaan houden met de skeletspieren. Aan elke skeletspier kunnen we in principe een spierbuik en pezen onderscheiden. De spierbuik bevat spierweefsel, dat in staat is te verkorten. De pees is niet de voorzetting van de spiervezels, maar van het bindweefsel van de spier. De pezen zijn de verbindingen tussen de spierbuik en het bot en draagt de kracht van de spierbuik over op het bot wat zal resulteren in beweging. Om de spier of spiergroepen bevinden zich de spiervliezen (spierfascie). 23

25 Om het passieve bewegingsapparaat te laten bewegen zullen de spieren die aan de botten vasthechten moeten verkorten, alleen op deze manier zal het lichaam kunnen bewegen. Het lichaam bestaat uit ongeveer 600 afzonderlijke spieren van verschillende vorm en grootte. Het spierweefsel bestaat uit spiercellen, deze cellen zijn in kleine aantallen met elkaar vergroeid. We spreken meestal over een spiervezel. Deze spiervezels hebben zich gespecialiseerd in het verkorten (samentrekken). Hiervoor bezitten zij veel fibrillen. Dit zijn celorganellen gemaakt van verschillende soorten eiwit. 24

26 We kunnen de spieren onderverdelen naar verschillende soorten spierweefsel. We kennen drie verschillende typen spierweefsel: 1. Glad- of onwillekeurig spierweefsel Is te vinden in de meeste ingewanden en de samentrekking van dit spierweefsel is niet wil gestuurd. Een voorbeeld is de peristaltische beweging die het gladde spierweefsel veroorzaakt in het spijsverteringskanaal. 2. Dwarsgestreept- of willekeurig gestreept spierweefsel Is te vinden in de skeletspieren en de naam is ontleend aan de karakteristieken dwars strepen die onder de microscoop zichtbaar worden. De samentrekking van dit spierweefsel wordt door de wil gestuurd. Bijvoorbeeld bij het optillen van een koffer, jij bepaalt bewust wanneer, hoeveel en hoe lang je kracht levert. 25

27 3. Hartspierweefsel Is alleen in het hart te vinden, karakteristiek is dat het dezelfde dwarse strepen vertoont als het dwarsgestreept spierweefsel, maar niet wil gestuurd is. Je hoeft bijvoorbeeld niet bewust te denken om je hart te laten kloppen. Indeling van spieren naar vorm, bouw en functie Per spier verschilt de vorm en de bouw. Ook het aantal spiervezels en de ordening van de spierbundels tonen sterke variaties. De rangschikking van de spiervezels in de spierbuik is van belang voor de functie van de spier. Algemeen wordt aangenomen, dat een spiervezel zich tot de helft van zijn maximale lengte kan verkorten. A. Spoelvormige spier bijvoorbeeld de Soleus B. Platte spier bijvoorbeeld de Abdominalis C. Waaiervormige spier bijvoorbeeld de Pectoralis Major De vorm en grootte van de origo s (oorsprong van de spier), de inserties (de aanhechtingsplaatsen van de spier) en van de spierbuiken bepalen in grote mate wat een spier kan doen en welke kracht die spier kan opbrengen. 1. Een eenkoppige spier bijvoorbeeld de Soleus 2. Een tweekoppige spier bijvoorbeeld de Biceps Brachii 3. Een driekoppige spier bijvoorbeeld de Triceps Brachii 4. Een vierkoppige spier bijvoorbeeld de Quadriceps 26

28 Omdat de mens bij zijn vele bewegingen ook allerlei mogelijke variaties in kracht, snelheid, coördinatie en uithoudingsvermogen nodig heeft, kennen we spieren die lang en slank zijn, waarmee we grote bewegingsuitslagen kunnen maken. Ook zijn er korte spieren, waarmee we veel kracht kunnen ontwikkelen, met een kleine bewegingsuitslag en een groot uithoudingsvermogen. Verder is het van groot belang voor de functie van de desbetreffende spier of hij over 1, 2 of meerdere gewrichten loopt. We spreken dan van mono-articulaire, bi-articulaire en poly-articulaire spieren. mono-articulair poly-articulair Contracties Heel belangrijk om te weten is dat spierweefsel alleen maar kan verkorten. Dit gebeurt wanneer het spierweefsel een prikkel (impuls) krijgt van het zenuwweefsel. Een spier zit (meestal) met zijn pezen aan twee verschillende botstukken vast. Deze zullen, als de spier verkort, ten opzichte van elkaar gaan bewegen. Het principe dat twee spieren samen zorgen voor de flexie en extensie van de arm, noemen we antagonisme. De spier(en) die de beweging in het gewricht veroorzaakt noemen we de agonist. De spieren die meehelpen bij de beweging zijn synergisten: ze kunnen dezelfde beweging veroorzaken en zullen pas contraheren wanneer de beweging met kracht geschiedt. De spier die aan de andere kant van het gewricht wordt uitgerekt noemen we de antagonist. Voor het buigen van de elleboog (flexie) gebruiken we bijvoorbeeld de M. Biceps Brachii, de agonist. Maar ook de M. Brachialis en M. Brachio-Radialis werken mee tijdens het buigen. Deze spieren zijn de synergisten. De M. Triceps Brachii (die de elleboog strekt, extensie) is in dit geval de antagonist: de spier die bewegingen in tegengestelde richting kan maken. Om de arm weer te strekken zijn er twee mogelijkheden: 1. de antagonist trekt samen 2. we laten de zwaartekracht de onderarm omlaag trekken. Deze zwaartekracht maakt het ons altijd lastig in het analyseren van bewegingen en de spieren die dat veroorzaken. Door de zwaartekracht krijgen we ook te maken met de verschillende typen spiercontracties 1. Concentrische contractie: tijdens de contractie wordt de afstand tussen origo en insertie kleiner. 27

29 2. Excentrische contractie: hier wordt de afstand tussen origo en insertie tijdens de contractie groter. 3. Statische contractie: de afstand tussen origo en insertie blijft gelijk. 4. Dynamische contractie: concentrische en excentrische contractie volgen elkaar op, 28

30 Hoofdstuk 5. Specifieke myologie In dit hoofdstuk gaan we ons uitsluitend bezighouden met de skeletspieren. We zullen achtereenvolgens de spieren van de bovenste extremiteit (arm), de rompspieren en de spieren van de onderste extremiteit (been) gaan bekijken. De spieren die voor ons als sportleider/trainer van belang zijn zullen besproken worden. De namen van de spieren zullen in het Latijn gegeven worden en zullen altijd beginnen met M. Dit staat voor Musculus hetgeen spier betekent. De aanhechtingsplaatsen (origo en insertie) zullen genoemd worden en tevens de functie oftewel welke beweging die spier kan maken bij een concentrische contractie. 29

31 Spieren van de onderste extremiteit Regio bovenbeen M. Iliopsoas Deze spier bestaat uit: M. Psoas Major Origo: 12e Thoracale Vertebrae t/m 5e Lumbale vertebrae Insertie : Os Femur (proximaal) Functie : anteflexie, achteroverkantelen van het bekken M. Iliacus Origo : Os Ilium Insertie : Os Femur (proximaal) Functie : anteflexie, achteroverkantelen van het bekken Bijzonderheden: belangrijkste anteflexor 30

32 M. Gluteus Maximus Origo: Os Ilium, Os Coccygis Os Sacrum Insertie : Os Femur Functie : retroflexie, exorotatie M. Gluteus Medius en Minimus Origo: Os Ilium Insertie: Os Femur Functie: abductie!! voorste deel : anteflexie, endorotatie achterste deel: retroflexie, exorotatie 31

33 M. Quadriceps Femoris De spier bestaat uit 4 delen: 1. M. Rectus Femoris Origo: Os Ilium Insertie: Via het ligamentum patellae op de Os Tibia Functie: Extensie in de knie en anteflexie in de heup 2. M. Vastus Lateralis Origo: Os Femur ( lateraal) Insertie: Via het ligamentum patellae op de Os Tibia Functie: Extensie in de knie 4. M. Vastus Medialis Origo: Os Femur ( mediaal) Insertie: Via het ligamentum patellae op de Os Tibia Functie: Extensie in de knie 5. M. Vastus Intermedius Origo: Os Femur ( intermediair) Insertie: Via het ligamentum patellae op de Os Tibia Functie: Extensie in de knie Adductoren Deze spieren liggen aan de binnenzijde van het bovenbeen en mag gezien worden als de adductoren-groep. De volgende spieren maken deel uit van die groep: 32

34 1. M. Adductor Longus Origo: Os pubis Insertie: Os Femur Functie: adductie 2. M. Adductor Magnus Origo: Os pubis Insertie: Os Femur Functie: adductie 3. M. Adductor Brevis Origo: Os pubis Insertie: Os Femur Functie: adductie, anteflexie 4. M. Gracilis Origo: os pubis Insertie: Os Tibia Functie: adductie, anteflexie, flexie Hamstrings Dit is een spiergroep gelegen aan de achterzijde van het bovenbeen. Deze groep bevat de volgende spieren: 33

35 1. M. Semitendinosus Origo: Os Ischii Insertie : Os Tibia (mediaal) Functie: retroflexie, flexie 2. M. Semimembranosus Origo: Os Ischii Insertie : Os Tibia (mediaal) Functie: retroflexie, flexie 3. M. Biceps femoris Origo: Os Ischii Insertie : Os Fibula Functie: retroflexie, flexie Bijzonderheden: de beide Semi s kunnen bij gebogen knie endorotatie maken, terwijl de M. Biceps Femoris bij gebogen knie een exorotatie maakt. Regio onderbeen M. Tibialis anterior Origo: Os Tibia (lateraal en proximaal) Insertie: Os Metatarsalis van de grote teen, Functie: dorsaalflexie en inversie 34

36 Triceps Surae Dit zijn de kuitspieren en zijn onder verdeeld in twee spieren, te weten: 1. M. Gastrocnemius Origo: Os Femur (mediaal en lateraal) Insertie: Via de achillespees op de Os Calcaneus Functie: Plantairflexie 2. M. Soleus Origo : Os Fibula, Os Tibia Insertie: Via de achillespees op de Os Calcaneus Functie: plantairflexie in de enkel Bijzonderheden: M. Gastrocnemius is een 2-koppige spier en kan ook flexie in het kniegewricht bewerkstelligen omdat de M. Gastrocnemius bi-articulair is De M. Soleus is mono-articulair. Spieren van de romp M. Erector Spinae Dit is een verzamelnaam voor een aantal lange en korte spierstrengen. De M. Erector Spinae is in te delen in een mediale streng en een laterale streng. Deze zijn weer onder te verdelen in een aantal spieren. Een algemeen functieverschil tussen de mediale- en laterale streng is dat de mediale streng voornamelijk van belang is voor de houding en stabilisatie van de romp, terwijl de laterale streng kan zorgen voor grotere bewegingsuitslagen. Tot de M. Erector Spinae behoren de volgende spieren: M. Iliocostalis M. Longissimus M. Spinalis NB : soms wordt ook de term M. Erector Trunci (.. van de romp) gehanteerd. 35

37 Regio hals M. Sterno-Cleido-Mastoideus Origo: Os Sternum, Os Clavicula Insertie: laterale deel van de schedel Functie: bij eenzijdige contractie (b.v. links) rotatie rechts van het hoofd en lateroflexie van de halswervels bij tweezijdige contractie: ventraalflexie van de cervicale wervelkolom Diafragma of middenrif Dit is een koepelvormige spier, die de romp verdeelt in borst- en buikholte. Het bestaat uit een centraal peesgedeelte (centrum tendineum) en een spiergedeelte dat in enkele delen gesplitst is. In het centrale deel bevinden zich twee openingen om respectievelijk door te laten: 1. de slokdarm 2. de onderste holle ader 3. de aorta De spier zit rondom in de borstholte vast. Functie: belangrijkste ademhalingsspier en een belangrijke functie bij processen waarvoor een verhoging van de intra-abdominale druk wordt vereist zoals braken, hoesten en persen. De verhoging van de druk komt tot stand in samenwerking met de buikspieren De ligging van de buikspieren geeft reeds aan dat zij in staat zijn te functioneren als uitademingspieren, omdat zij een daling van de ribben kunnen bewerkstelligen. Naast deze functie zorgen ze ook voor het beschermen van onze ingewanden die zich in de buikholte, de abdomen, bevinden. Er zit immers geen botweefsel meer. Voor ons zijn de volgende buikspieren van belang: M. Rectus Abdominus Origo: voorzijde ribkraakbeen 5 e t/m 7 e rib, onderste puntje van het Os Sternum ie: bovenrand van os pubis I nsert functie: flexie wervelkolom, achteroverkantelen van het bekken, beweegt ribben naar beneden bijzonderheden: de spier is meerbuikig, buiken aan elkaar verbonden door pezen. In het midden bevindt zich de linea alba. 36

38 M. Obliquus Abdominus Externus Origo : buitenzijde 5 e t/m 12 rib Insertie: Linea Alba, bekkenrand, Os Pubis Functie: Bij eenzijdige contractie (bv. rechts): rotatie links, lateraalflexie Bij tweezijdige contractie: flexie wervelkolom, beweegt ribben naar beneden, verhoogt intra-abdominale druk (samen met diafragma) M. Obliquus Abdominus Internus Origo : bekkenrand Insertie : onderrand 9 e t/m 12 rib, Linea Alba Functie : Bij eenzijdige contractie (bv. rechts): rotatie rechts, lateraalflexie Bij tweezijdige contractie: flexie wervelkolom, beweegt ribben naar beneden, verhoogt intra-abdominale druk (samen met diafragma) Bijzonderheden: de spier ligt onder de M. Obliquus Abdominus Externus 37

39 M. Transversus Abdominus Dit is de dwarse buikspier en is bedekt door de M. Obliquus Abdominus Internus. De spier zorgt bij contractie voor een verhoging van de intra-abdominale druk in samenwerking met het diafragma. 38

40 Spieren van de bovenste extremiteiten M. Pectoralis Major Origo: Os Clavicula, Os Sternum Insertie: Os Humerus (proximaal) Functie: anteflexie, adductie, endorotatie M. Deltoideus 1. pars clavicularis Origo: Os Clavicula Insertie: Os Humerus (proximaal) Functie: anteflexie, endorotatie 2. pars acromialis Origo: Acromion Insertie: Os Humerus (proximaal) Functie: abductie 3. pars spinalis Origo: Os Scapula Insertie: Os Humerus (proximaal) Functie: retroflexie, exorotatie Bijzonderheden: deze spier is deels synergistisch en deels antagonistisch 39

41 M. Trapezius Bestaat uit 3 delen 1 pars descendens 2 pars transversa 3 pars ascendens Origo en insertie: 1 bovenkant: Os Cranium, Cervicale vertebrae Clavicula, acromion 2 midden: 7 e cervicale tot 3 e thoracale vertebrae Acronion, 3 onderkant: 3 e 12 e thorocale vertebrae Scapulae richel Functie: 1 bovenkant: elevatie 2 midden: retractie 3 onderkant: depressie M. Latissimus Dorsi Origo : 7 e t/m 12 thoracale vertebrae, Os Illium, 10 e -12 e rib en raakt vaak het scapulae Insertie: Os Humerus (proximaal) Functie : adductie, endorotatie, retroflexie M. Rhomboideus Origo : 6 e cervicale- t/m 4 e thoracale vertebrae Insertie : mediale zijde Os Scapula Functie: retractie, mediorotatie Bijzonderheden: M. Rhomboideus Major vormt vaak een geheel met de M. Rhomboideus minor. 40

42 Rotator Cuff spieren: M. Teres Major, M. Infraspinatus, M. Supraspinatus en M. Subscapularis Functie: deze spieren zorgen ervoor dat de kop goed in de kom gehouden kan worden. M. Serratus Anterior Origo: 1 e t/m 9 e rib voorzijde Insertie: Os Scapula Functie: fixatie van Os Scapula tegen romp, helpt bij ademfhaling, protractie en elevatie 41

43 M. Biceps Brachii - Caput Breve Origo: uitsteeksel voorzijde Os Scapula Insertie: Os Radius en Os Ulna(proximaal) - Caput Longum Origo: net boven de kom van de Os Scapula ( loopt vanuit daar het schoudergewricht over de Os Humerus) Insertie: Os Radius en Os Ulna(proximaal) Functie: anteflexie, flexie,supinatie Bijzonderheden: 2-koppige spier, waarvan beide koppen bi-articulair zijn M. Brachialis Origo: voorzijde Os Humerus (distaal) Insertie: Os Ulna (proximaal) Functie: flexie Bijzonderheden: belangrijke elleboogbuiger en doet vanuit stand supinatie en vanuit supinatie stand pronatie. 42

44 M. Triceps Brachii - Caput Longum Origo: achterzijde Os Scapula Insertie: Os Ulna - Caput Mediale Origo: Os Humerus (medial) Insertie: Os Ulna - Caput Laterale Origo: Os Humerus (lateraal) Insertie: Os Ulna Functie: retroflexie, extensie Bijzonderheden: 3-koppige spier, waarvan 1 kop bi-articulair is De spieren aan de onderarm worden onderverdeeld in: Palmairflexoren en dorsaalflexoren De functie van de palmairflexoren is palmairflexie en flexie van de vingers. De functie van de dorsaalflexoren is dorsaalflexie en extensie van de vingers. Achteraanzicht: Vooraanzicht: 43

45 SPIEREN en FUNCTIES 1 2 Spier Origo Insertie Functie Os Clavicula, Os Humerus anteflexie, M. Pectoralis Major Os Sternum (proximaal) adductie, endorotatie M. Deltoideus Os Clavicula Os Humerus anteflexie, 1. pars clavicularis (proximaal) endorotatie 2. pars acromialis Acromion Os Humerus adductie (proximaal) 3. pars spinalis Os Scapula Os Humerus retroflexie, (proximaal) exorotatie M. Trapezius 1. pars decendens 2.pars transversus 3. pars ascendens M. Latissimus Dorsi M. Rhomboideus M. Biceps Brachii M. Brachialis Os Cranium, Os Clavicula en Elevatie cervicale vertebra acromion Cervicale en Acromion en Retractie thorocale eind van clavicula vertebra Scapula richel ( Retractie en Thorocale spina scapula) depressie vertebra 7 e t/m 12 thoracale Os Humerus (proximaal) adductie, endorotatie, vertebrae, Os retroflexie Illium, 10 e -12 e rib en raakt vaak het scapulae 6 e cervicale- t/m mediale zijde Os retractie, 4 e thoracale vertebrae Scapula mediorotatie uitsteeksel Os Radius en Os anteflexie, voorzijde Os Ulna (proximaal) flexie,suppinatie Scapula en scapulae kom voorzijde os Os Ulna flexie humerus (distaal) (proximaal) 8 M. Triceps Brachii achterzijde Os Os Ulna retroflexie, Scapula, Os extensie 44

46 Humerus (dorsaal) Spier Origo Insertie Functie 9 Verschillende Verschillende dorsaalflexie, M. Erector Spinae vertebrae vertebrae lateraalflexie, richting Os rotatie Cranium 10 M. Sterno Cleido Mastroid Os Sternum, Os mastroid van het ventraalflexie Clavicula Os Cranium lateraalflexie rotatie 11 M. Rectus Abdominus voorzijde bovenrand van flexie wervelkolom, ribkraakbeen 5 e os pubis achteroverkantelen t/m 7 e rib en onderste van het bekken, puntje v/h Os Sternum 12 M. Abdominus Externus buitenzijde 5 e t/m 12 rib Linea Alba, rotatie links, lateraalflexie bekkenrand, Os flexie wervelkolom, Pubis 13 M. Abdominus Internus bekkenrand onderrand 9 e t/m rotatie rechts, 12 rib, Linea Alba lateraalflexie, flexie wervelkolom 14 M. Iliopsoas Deze spier bestaat uit: 12e Thoracale Os Femur anteflexie, M. Psoas Major Vertebra t/m 5e (proximaal) achteroverkantelen Lumbale van het bekken vertebra 15 M. Iliacus M. Gluteus Maximus Os Ilium Os Femur anteflexie, (proximaal) achteroverkantelen van het bekken Os Ilium, Os Os Femur retroflexie, coccigis, Os exorotatie Sacrum 45

47 16 M. Gluteus Medius en Minimus Os Ilium Os Femur abductie!! 17 M. Quadriceps Femoris Os Ilium via Os Patella e/h Extensie in de knie en ligamentum anteflexie in de Patellae aan Os heup Tibia Adductoren Os pubis Os Femur adductie, anteflexie, ( OsTibia) exorotatie, endorotatie Spier Origo Insertie Functie Hamstrings Os Ischii Os Tibia retroflexie, flexie (lateraal), Os Fibula 19 M. Tibialis anterior Os Tibia (lateraal Os Metatarsalis dorsaalflexie en en proximaal) van de grote teen inversie 20 M. Gastrocnemius Os Femur de achillespees plantairflexie in de (mediaal en op de hak enkel lateraal) 21 M. Soleus Os Fibula, Os de achillespees plantairflexie in de Tibia op de hak enkel 46

48 Hoofdstuk 5. Inleiding tot fitness Het is denkbaar dat alle trainers in de toekomst met een bepaalde vorm van fitness in aanraking zullen gaan komen. Want fitness is de laatste 30 jaar uitgegroeid tot een ware sporttak. Fitness wordt door 35% van de sportende Nederlandse bevolking bedreven en is daar mee de meest beoefende sport van 2006, 2007 en Fitness vindt zijn oorsprong vanuit het bodybuilding. Ook al kwam bodybuilding in de jaren '50 en '60 in Amerika langzaam tot bloei, de dynamische ontwikkeling is vooral verbonden met de naam van een Oostenrijker: Arnold Schwarzenegger. De publieke belangstelling voor het trainen van de spieren met behulp van gewichten groeide gestaag, vanaf het moment dat Arnold Schwarzenegger zijn sportieve carrière voortzette binnen de filmwereld. Geleidelijk kregen ook ouderen en vrouwen interesse. In de jaren '80 en '90 veranderden de fitnesscentra van de bodybuilders steeds meer in multifunctionele sportclubs, waarin naast krachttraining nu ook het trainen van de sportfacetten uithoudingsvermogen, lenigheid, coördinatie en snelheid een even belangrijke rol spelen. De bezoekers van een sportclub zijn zeer divers en vormen een representatieve afspiegeling van de bevolking. Het doel waarmee deze mensen fitness bedrijven loopt zeer uiteen. Dit loopt van afslanken tot conditietraining en van recreatief bewegen tot fanatiek bedrijven van sport en welness. Het woord fitness is niet voor één uitleg vatbaar, fitness is dan ook een breed vakgebied. Verschillende materialen, deelnemers en lesvormen maken het een interessant bewegingsgebied. Het woord fitness is een afkomstig uit een gebruikersaanwijzing voor het trainen: Frequentie Intensiteit Tijdsduur. Wie fit is, heeft dus met een bepaalde regelmaat (frequentie) en met een bepaalde inspanning (intensiteit) voldoende lang (tijdsduur) getraind. Binnen het vak fitness geven wij een beeld van fitness in relatie tot spieren. Je krijgt een goed beeld wat je met het verschillende fitnessmateriaal kan doen. De theorie van bewegingsleer zal tastbaarder worden door opdrachten en bewegen met het fitnessmateriaal. Waarbij de juiste technieken, voorwaarden en aandachtspunten bij gebruik van het materiaal duidelijk zullen worden. Het biologisch vakconcept Het biologisch vakconcept vertelt iets over de visie op de houding van het menselijk lichaam. Hiervoor is niet al te veel anatomische kennis nodig. Het gaat hier over het opvoeden van de mens en zijn/ haar houding gedurende de hele dag. Met de bewegende mens gaat het mondiaal gezien niet goed. Teveel mensen zitten te veel en bewegen te weinig. Mensen zijn te zwaar en overlijden vroegtijdig aan vormen van hart- en vaatziekten. Met de bewegende jeugd is het inmiddels ook droevig gesteld. Er is sprake van bewegingsarmoede. De mens is van nature een beweger. Al miljoenen jaren lang kent ons lichaam een ontwikkeling waarin we steeds beter konden gaan bewegen. Alle essentiële arbeid die de mens verrichtte kosten miljoenen jaren lang intensieve arbeid van de spieren. Hierdoor is de mens ontwikkeld tot een rechtopstaande persoon. Naarmate het menslijk lichaam ontwikkelde, ontwikkelde het brein mee. De mens begon steeds meer mogelijkheden te ontwikkelen wat het leven makkelijker maakte. Denk maar aan bijlen, pijl en boog, het wiel, machines, stroom en uiteindelijk de computer. En dat is waar het mis ging Door de snelle acceptatie van de computer, televisie en auto zijn wij als mensen binnen 20 jaar in een zittende positie terecht gekomen. Daar waar 80% van de bevolking zware lichamelijke arbeid verrichtte in de jaren 70, is nu 80% van de bevolking werkzaam op kantoor.

49 Een dag van een gemiddelde kantoorwerknemer ziet er als volgt uit: 06:30 uur Opstaan, douchen. 07:00 uur Eten aan de eettafel op een stoel. 07:30 uur Vertrek vanuit huis naar het werk met de auto. 08:30 uur Werken achter de computer: zitten met af en toe een korte pauze (dit zou de ideale situatie zijn). 12:15 uur Pauze. Tijdens de pauze wordt er voornamelijk gegeten. Dit gebeurt vaak in de kantine (zittend). 13:00 uur Achter de computer zitten met af en toe een korte pauze (dit zou de ideale situatie zijn). 17:00 uur Einde werktijd. 17:30 uur In de auto terug naar huis. 18:30 uur Eten aan de eettafel op een stoel. 19:30 uur TV kijken, natuurlijk hangend in de bank. 22:30 uur Slapen Omdat het menselijk lichaam soms wel miljoenen jaren de tijd nodig heeft om een kleine verandering op te laten treden naar de meest efficiënte weg (denk maar aan de blinde darm), levert het plotselinge zittende bestaan een groot probleem op. Het lichaam heeft domweg niet voldoende tijd gehad om zich aan te passen aan de zittende houding. Om die houding toch vol te kunnen houden zeggen onze spieren eigenlijk: Ach geeft niet hoor, ik word gewoon wat korter of Oh, weet je wat, ik hoef niet meer zo hard te werken. Ik doe gewoon wat minder. Het gevolg hiervan is dat sommige spieren strakker worden en andere spieren zwakker. Logisch zou je denken. Maar binnen het bewegingsapparaat hebben we met meerdere factoren te maken. Zo is ons skeletsysteem nog helemaal niet klaar om zich aan te passen aan de nieuwe houding van de spieren. Dit zorgt voor klachten in en rondom gewrichten. Daarnaast hebben we tijdens bewegingen ook nog te maken met het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel communiceert vanuit de hersenen via de zenuwen met de spieren. Hoe minder we bewegen hoe slechter de communicatie tussen het zenuwstelsel en het spierstelsel wordt. Dit zorgt ervoor dat het menselijk lichaam minder snel kan reageren op onverwachte bewegingen. Het reactievermogen, de stabiliteit en de coördinatie neemt af. Kort gezegd komt het hierop neer: Doordat het lichaam zich gaat aanpassen gebeurt er binnen het spiersysteem het volgende: Strakke spier Zwakke spier Aanpassing van het Skeletsysteem Kuitspier Scheenbeenspier Voeten draaien naar buiten Adductoren Abductoren Knieën draaien naar binnen Heupbuigers Grote Bilspier Bekken kantelen voorover Borstspier Ruitspier (rug) Schouders draaien naar voren en/of worden opgetrokken Nek strekkers Nek buigers Hoofd gaat naar voren Deze problemen zijn echter trainbaar. Door tijdens de training de strakke spieren lang te maken en de zwakke spieren aan te spannen ontstaat er een verandering in de houding. Dit noemen we de ideale houding. Doordat er in de ideale houding getraind wordt, gebeurd er het volgende: 1. De zwakke spier wordt sterker en krijgt meer spieruithoudingsvermogen. 2. De strakke spier wordt langer en krijgt meer ruimte om aan te spannen. 3. En de hersenen en zenuwen worden geprikkeld weer het juiste signaal naar de spier te sturen. De communicatie tussen het spierstelsel en het zenuwstelsel zal verbeteren. 7 Perfect Body Check points 1. Voeten; - op heup/ schouderbreedte - parallel naar voren laten wijzen 48

50 2. Knieën; - licht gebogen - parallel naar voren laten wijzen 3. Bekken en rug; - Neutraal 4. Schouders; - naar achter - iets naar beneden 5. Nek; - lang maken 6. Buikspieren; - aanspannen (30%) 7. Billen; - aanspannen (30%) Een Fitness Instructeur zal altijd letten op de 7 PBC en heeft als doelstelling deze in elke situatie zoveel mogelijk op te volgen. Zowel in een staande, liggende als zittende positie. Het lichaam wordt gezien als een zak met botten, organen en spieren, wat getraind moet worden om vroegtijdige aftakeling te voorkomen. Deze doelstelling vereist niet per definitie de biologische aanpak. Een mix of één van de volgende vakconcepten, is ook mogelijk centraal te zetten in jouw wijze van lesgeven. De manier van lesgeven, de keuze van de oefenstof en de wijze waarop de docent in de groep staat (wat hij of zij zegt en doet) kunnen hierdoor gekenmerkt worden. Belasting-belastbaarheid De keuze van de trainingsvariabelen en de organisatie wordt bepaald door de belastbaarheid van de klant. TYPE Non mover Low mover OMSCHRIJVING Iemand die zonder sportverleden het fitnessbedrijf binnenkomt Iemand die langer dan 1 jaar NIETS aan sport heeft gedaan. Iemand die met een matig sportverleden (1x per week) het fitnessbedrijf binnenkomt Iemand die een niet fitness gerelateerd sportverleden heeft ( bijv. voetballer). High mover Iemand die met een actief (fitness)sportverleden (2x per week of meer) het fitnessbedrijf binnenkomt. Als de fitness docent bepaald heeft wat de belastbaarheid van de klant/ gast is kan hij/ zij verder. Dit gebeurt aan de hand van het intake gesprek. Samen met de klant/ gast wordt bepaald wat de doelstelling van de klant/ gast is. Het is hierbij belangrijk dat de klant/ gast zich mentaal en sociaal ontspannen voelt. De fitness docent moet de klant/ gast op zijn/ haar gemak stellen. Neuromusculair/ cardiovasculair mover type: Het kan voorkomen dat een klant cardiovasculair gezien een high mover type is, omdat de klant 2x per week hardloopt. Deze klant zal dan in twee types ingedeeld worden: Neuromusculair Low mover Cardiovasculair High mover De klant heeft neuromusculair, fitness gerelateerd, geen trainingservaring. Deze klant zal wel sneller doorgroeien naar een low mover of high mover type. We spreken in dit geval echter van het moment dat de klant begint met trainen binnen het sportcentrum. Doelstellingen 49

51 Binnen de opleiding tot Fitness Instructeur richten we ons op de volgende doelstellingen die van belang zijn voor het werkzaam zijn in de praktijk. De zeven routes zijn gebaseerd op de meest voorkomende redenen om te sporten: De route G gewichtscontrole De route C conditieverbetering De route S spierversterking De route GC combinatieroute De route GS combinatieroute De route CS combinatieroute De route GSC combinatieroute Aan de hand van de intake, belastbaarheid, doelstellingbepaling en eventueel een test kiest de fitness docent een van de routes en maakt een schema. De klant/ gast gaat vervolgens dit schema gebruiken. Vanaf dan is het belangrijk de klant/ gast aan je te binden door relatie beheer. In dit hoofdstuk zullen we ons richten op het maken van een schema en het bepalen van de belastbaarheid van een klant/ gast per trainingsonderdeel. De 4 onderdelen van een fitness training Een fitnessprogramma is opgebouwd uit vier vaste onderdelen. Afhankelijk van de doelstelling van een klant worden deze onderdelen specifiek ingevuld. Deze onderdelen zijn: Warming- up Neuromusculair trainen Cardiovasculair trainen Cooling- down 50

52 Warming up Doel : Een fitnesstraining begint met een warming- up. Doelstelling van de warming-up is het fysiek en mentaal voorbereiden op de inspanning die gaat volgen. De belangrijkste fysiologische veranderingen, die als gevolg van een toenemende weerstand optreden, zijn: verhoogde spierspanning, verhoogde hartslag, verwijding van bloedvaten en daarmee een verhoogde doorbloeding van spieren en organen. TYPE ORGANISATIE INTENSITEIT DUUR SUBJECTIEF GEVOEL Non mover Fietsen 60% 8-10 min. Gesprek voeren Low mover Fietsen, wandelen 60-70% 8-10 min. Gesprek voeren High mover Fietsen, rennen of roeien 70% 8-10 min. Gesprek voeren Neuromusculair trainen Doel : Het doel van spiertraining is de spier(en) een prikkel te geven (overload) die leidt tot een verandering. Fysiologische veranderingen die optreden door neuromusculair trainen kunnen zijn: groei van de spiervezels, verhoogde doorbloeding van de spier, toename in kracht en toename in sterkte van bindweefsel, pezen en banden. Allereerst dienen we te weten wat überhaupt de functie is van een spier. Zonder dit te weten is het zinloos om te trainen, omdat dit de basis is van neuromusculair trainen. De functie van een spier is het op een juiste manier op de plaats houden en het op een juiste manier bewegen van botten en gewrichten. Organisatie Door middel van negen apparaten (basisbewegingen) worden alle spieren van het lichaam getraind. FITNESSTOESTEL BEWEGING SPIERGROEP(EN) 1 Chest press* Duwen armen voorwaarts Borstspieren en armstrekkers 2 Seated row Trekken armen achterwaarts Rugspieren en armbuigers 3 Shoulder press Armen omhoog duwen Schouderspieren en armstrekkers 4 Lateral pull down* Armen omlaag trekken Rugspieren en armbuigers 5 Abdominal crunch* Rompbuiging voorwaarts Buikspieren 6 Lower back extension Rompstrekking achterwaarts Rugspieren 7 Leg press* Duwbeweging Beenspieren 8 Leg extension Knie strekken Bovenbeen strekkers 9 Leg curl Knie buigen Bovenbeen buigers Bij basistrainingsprogramma s wordt uitgegaan van de vier basisoefeningen*. Met deze oefeningen wordt het hele lichaam getraind. In combinatie met de duurmethode is deze vorm voldoende voor het lichaam. We gaan hierbij uit van een non mover. 51

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier: 1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft

Nadere informatie

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische

Nadere informatie

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk

Nadere informatie

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd? Examen anatomie januari 2009 1. Wat kan gesteld worden van slow twitch spiervezels? A. Ze hebben een groot agonistisch vermogen. B. Ze hebben een groot anaeroob vermogen. C. Ze hebben een groot aeroob

Nadere informatie

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede. Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn

Nadere informatie

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg Anatomy is destiny Sigmund Freud Belangrijkste botten Nomenclatuur Reina Welling WM/SM-theorieles 1 Osteologie bekken en onderste extremiteit Myologie spieren bovenbeen Met dank aan Jolanda Zijlstra en

Nadere informatie

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie

Nadere informatie

Bouw van een skeletspier

Bouw van een skeletspier Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral

Nadere informatie

Belangrijkste spiergroepen

Belangrijkste spiergroepen Welkom 2. Anatomie 2.6.7. Belangrijkste spiergroepen Als coach: belangrijk om belangrijkste spieren van het lichaam te kennen + ligging en functie van de spieren Ligging: beschreven a.d.h.v. oorsprong

Nadere informatie

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.

Nadere informatie

SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907. Hoofdstuk 1. Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam

SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907. Hoofdstuk 1. Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907 Hoofdstuk 1 Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam 1.1 plaatsbepalende uitdrukkingen anatomische stand ( de stand die gebruikt wordt voor

Nadere informatie

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus. BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula

Nadere informatie

Anatomie van de heup. j 1.1

Anatomie van de heup. j 1.1 j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal

Nadere informatie

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Samenvatting Fysieke Ergonomie Samenvatting Fysieke Ergonomie Gezocht, geschreven, gekopieerd, geplakt, gemaakt, etc. door Jurriën Dijkstra. Met dank aan Benne Draijer en Liesbeth Stam voor het controleren van de gegevens. Samenvatting

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46 Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van

Nadere informatie

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal

Nadere informatie

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt. THEMA 8 Paragraaf 1 het skelet De mens heeft ( net als alle andere gewervelden) een inwendig skelet of geraamte. Dit skelet bestaat uit vele beenderen (botten). De beenderen in het hoofd vormen samen de

Nadere informatie

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk Massage Het gespierde lichaam Geschreven door Wil Boonstra Het menselijke lichaam wordt bijeengehouden door huid aan de buitenkant en aan de binnenkant door vezels en banden die we spieren en pezen noemen.

Nadere informatie

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 1/5 Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. De botten in je hoofd vormen je schedel. Je schedel wordt gedragen

Nadere informatie

A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been)

A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been) A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been) A B C D E pagina 1 Invuloefening vul bij de letters de juiste teksten in controleer op pagina 1. A. B.

Nadere informatie

Krachttraining. Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij. Naam Klas Docent

Krachttraining. Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij. Naam Klas Docent Krachttraining Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij Naam Klas Docent Inhoudsopgave Inleiding... 3 Musculus biceps brachii... 4 Informatie... 4 Oefening... 4 Musculus pectoralis

Nadere informatie

Anatomie van de Spieren

Anatomie van de Spieren Schoudergordel en hals Schoudergordel M. Coracobrachialis M. Deltoideus M. Infraspinatus M. Latissimus dorsi M. Levator scapulae M. Pectoralis major Bron:afbeeldingen en omschrijving: SWSportmassage.nl

Nadere informatie

Cardioschema (50 minuten)

Cardioschema (50 minuten) Cardioschema (0 minuten) Programma Programma minuten» niveau Fiets minuten» niveau à minuten» minuten niveau» minuten niveau» minuten niveau Crosstrainer 0 minuten» minuten wandelen» lopen minuten aan

Nadere informatie

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Het Skelet: Schedel Romp, bestaat uit: o Borstkas: 12 paar ribben/cotae: 7 paar ware ribben; 3 paar valse ribben; 2 paar zwevende ribben. o Borstbeen/Sternum:

Nadere informatie

Anatomische terminologie

Anatomische terminologie 1 Skelet Anatomische terminologie links / rechts proximaal / distaal lateraal / mediaan / mediaal centraal / perifeer ventraal / dorsaal intern / extern craniaal / caudaal magnus (major / maximus) / parvus

Nadere informatie

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht Oefenvragen les 7 2) Hoe is een ware rib (costavera) met de wervelkolom verbonden?

Nadere informatie

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Gesloten vragen Functionele Anatomie II Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose

Nadere informatie

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren

PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren PECTUS REVALIDATIE Het doel van de pectus revalidatie (training borst- en rugspieren) is het versterken van de spieren van de borst en de rug en hiermee het verbeteren van je lichaamshouding. De volgende

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2012-2013 Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van den Abbeele Met

Nadere informatie

1. BEKKENGORDEL EN HEUP

1. BEKKENGORDEL EN HEUP Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT Het bekken is een beenderige ring bestaande uit vier verschillende botten die onderling verbonden zijn met stevige ligamenten: Sacrum

Nadere informatie

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN Wietske Wind Thom van der Sloot WIE ZIJN WIJ WIETSKE WIND DOCENTE CIOS HEERENVEEN OPLEIDER SPORTMASSAGE/VERZORGING 1997 SPORTMASSEUR SINDS 1995 THOM vd SLOOT Ex DOCENT

Nadere informatie

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 706 woorden 5 april 0,7 keer beoordeeld Vak Biologie Vita: In beweging schedelbeenderen spaakbeen bovenkaak 5 ellepijp onderkaak 6 opperarmbeen halswervels 7 borstbeen 5 sleutelbeen

Nadere informatie

MASSAGETHERAPEUT

MASSAGETHERAPEUT MASSAGETHERAPEUT WWW.I-LEARNING.BE BESPREKING VAN DE SKELETSPIEREN Tijdens de bespreking van de skeletspieren zal voor de spiernaam telkens de term musculus (spier) worden geplaatst. Vanaf nu vervangen

Nadere informatie

KWALIFICATIEDOSSIER. Dierverzorging MODULE NIVEAU 3/4. Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2. Het bewegingsstelsel

KWALIFICATIEDOSSIER. Dierverzorging MODULE NIVEAU 3/4. Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2. Het bewegingsstelsel KWALIFICATIEDOSSIER D OF S MODULE Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2 Het bewegingsstelsel HO TUK PRO EF Dierverzorging NIVEAU 3/4 2.1 Oriëntatie Het bewegingsstelsel Om te kunnen bewegen hebben dieren

Nadere informatie

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Om uw rugklachten beter te kunnen begrijpen is een basiskennis van de rug noodzakelijk. Het Rughuis heeft in haar behandelprogramma veel aandacht

Nadere informatie

De uitdrukkingen profundus, internus, superficialis, externus worden gebruikt bij het herleiden naar de plaats van bv de spieren (vervoegingen)

De uitdrukkingen profundus, internus, superficialis, externus worden gebruikt bij het herleiden naar de plaats van bv de spieren (vervoegingen) Hoofdstuk 1 Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam 1.1 Plaatsbepalende uitdrukkingen Anatomische stand (de stand die gebruikt wordt voor de inspectie van personen): Rechtop,

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp Erector Trunci rug Crista Iliaca, sacrum Processie Spinosi en transversi, anguli costae, os occipitale Rugstrekken (extensie), zijwaarts buigen (lareroflexie), deflexie Quadratus Lumborum Sternocleidomastoid

Nadere informatie

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H2

Samenvatting Biologie H2 Samenvatting Biologie H2 Samenvatting door Fenna 1050 woorden 7 januari 2018 5,4 5 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie pww toets 2.1 Botten Borstkas = ribben + borstwervels + borstbeen Bekken = heupbeenderen

Nadere informatie

voetverzorging uit Bakens & Zadkine Informatie mbtstof Anatomie Voetverzorging eindtermen

voetverzorging uit Bakens & Zadkine Informatie mbtstof Anatomie Voetverzorging eindtermen Voetverzorging Informatie mbtstof Anatomie voetverzorging uit Bakens & Zadkine eindtermen Beenderen onderste extremiteiten Focus bekken Oefening locatie beenderen in menselijk lichaam http://www.memorizer.net/nl/menselijk_lichaam/skelet/0

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door: Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging Basisstof 1 Stevigheid bij dieren door: - uitwendig skelet (pantser bij bv. insecten aan de buitenkant) - inwendig skelet (botten aan de binnenkant) Alle botten

Nadere informatie

Gebruikershandleidingen

Gebruikershandleidingen Gebruikershandleidingen Kinderfitnessapparatuur Hoist KL-serie Februari 2009 Door: Martha Schild, Marlijn van Hartingsveld, Sandra Klous. Instructies voor de instructeurs 2410 seated leg press M. quadriceps

Nadere informatie

SCOREFORMULIER SCOREFORMULIER. Oef. Score 1 Score 2 Letter Oplossing

SCOREFORMULIER SCOREFORMULIER. Oef. Score 1 Score 2 Letter Oplossing SCOREFORMULIER Oef. Score 1 Score 2 Letter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Oplossing SCOREFORMULIER Oef. Score 1 Score 2 Letter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Oplossing OEFENING 1 OPDRUKKEN IN DE RINGEN

Nadere informatie

2 De romp. Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van de romp

2 De romp. Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van de romp 6 Merck Manual 2 De romp De romp is het centrale deel van het lichaam. In dit boek zullen we alleen ingaan op de romp als deel van het bewegingsapparaat en niet op de interne organen. De wervelkolom (columna

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Boek 2: Je lichaam

Samenvatting Biologie Boek 2: Je lichaam Samenvatting Biologie Boek 2: Je lichaam Samenvatting door S. 823 woorden 12 oktober 2014 6,8 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 2. De 4 functies van het skelet : Stevigheid

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding DC 14 Het bewegingsstelsel 1 Inleiding Wij bewegen voortdurend. Om dat mogelijk te maken, hebben we een heel systeem. Dat systeem bestaat voornamelijk uit beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden

Nadere informatie

Sportmassage Theorie: samenvatting

Sportmassage Theorie: samenvatting Hoofdstuk 1 Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam 1.1 Plaatsbepalende uitdrukkingen Anatomische stand (de stand die gebruikt wordt voor de inspectie van personen): Rechtop,

Nadere informatie

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD)

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) December, 2010 Inleiding De Carving Pro is een fitnessapparaat waarmee

Nadere informatie

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea Tussentijdse toets Anatomie maart 2005 Prof. M. Van Leemputte Rnr7 Vraag 1 tot 10: vul uw antwoord in op dit blad. 1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea 2. Welke

Nadere informatie

Reader Bowflex. Hogeschool van Amsterdam 09/2009

Reader Bowflex. Hogeschool van Amsterdam 09/2009 Reader Bowflex Hogeschool van Amsterdam 09/2009 Voorwoord. We zijn afgelopen schooljaar bezig geweest met het opstellen van readers voor het gebruik van de pully en bowflex apparaat. Hierin hebben wij

Nadere informatie

abductor Toestelinstellingen

abductor Toestelinstellingen toestelinstellingen Baseer je voor de instelling van de krachttoestellen op de informatie in de volgende hoofdstukken. Alleen op die manier worden letsels vermeden en wordt een effectieve training gewaarborgd.

Nadere informatie

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees

Nadere informatie

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,

Nadere informatie

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) 3. ENKEL EN VOET 3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus

Nadere informatie

Specifieke krachtoefeningen voor het verbeteren van fietsprestaties

Specifieke krachtoefeningen voor het verbeteren van fietsprestaties Specifieke krachtoefeningen voor het verbeteren van fietsprestaties Paul Harmsen Maart 2013 Boekwerk Specifieke Oefeningen Alpe d Huzes 1 Inhoud Inleiding... 3 Benen... 4 Borst... 7 Bovenrug... 9 Schouders...

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.

Nadere informatie

De schakel tot. Mobiliteit / Stabiliteit. Overbelastingskwetsuren. Lichaamsscholing in de zwemsport: De schakel tot

De schakel tot. Mobiliteit / Stabiliteit. Overbelastingskwetsuren. Lichaamsscholing in de zwemsport: De schakel tot Trainer B-opleiding zwemmen De schakel tot Lichaamsscholing in de zwemsport: De schakel tot * Natuurlijke bewegingspatronen * Verbeteren van de fysieke capaciteiten * Fysieke voorbereiding Maximaal Rendement

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid

Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid Samenvatting door Aukje 1811 woorden 29 oktober 2016 10 3 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie thema 1: Stevigheid en beweging Basisstof 1: Het skelet van de

Nadere informatie

10 minuten training 1 Total Body

10 minuten training 1 Total Body 10 minuten training 1 Total Body Met deze 10 Minuten training train je het hele lichaam. Alle spiergroepen komen aan bod. Waarom 10 minuten trainingen? Voor veel mensen is het nog steeds moeilijk om een

Nadere informatie

Oefeningen nekklachten. Paramedischcentrum Landauer

Oefeningen nekklachten. Paramedischcentrum Landauer Oefeningen bij nekklachten Paramedischcentrum Landauer Rekken: Buig je hoofd naar een zijde, hand andere zijde hoofd en lichte druk tegen hoofd naar de zijde waar naar toe gebogen wordt. Breng geheel zover

Nadere informatie

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding

Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Oefeningen ter Verbetering van je Lichaamshouding Verkeerde lichaamshoudingen veroorzaken klachten. Eén van de meest voorkomende verkeerde houdingen, wordt veroorzaakt door een naar vorend hangend hoofd,

Nadere informatie

Leerdoelen 2 workshops

Leerdoelen 2 workshops Leerdoelen 2 workshops Opbouw van het lichaam kennen Globale kennis botten, spieren, zenuwen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2011-2012 Skillslabteam : Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van

Nadere informatie

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm M. supraspinatus Fossa supraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Abductie arm M. infraspinatus Fossa infraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Exorotatie arm M. teres maior Dorsale zijde

Nadere informatie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie Het doorbewegen bij een dwarslaesie Tetraplegie Inhoud Inleiding 3 Algemene opmerkingen 3 Zelfstandig doorbewegen 4 Doorbewegen door een hulppersoon 9 De Sint Maartenskliniek 24 Colofon 24 Inleiding In

Nadere informatie

Les Spierenondersteextremiteit. O: proximaal I : distaal

Les Spierenondersteextremiteit. O: proximaal I : distaal Les 10+11 Spierenondersteextremiteit O: proximaal I : distaal Oefenvragen les 10. Einde les 11 eindtoets anatomie in de les maken 1) Als een pees in het lichaam over een harde structuur schuift zal de

Nadere informatie

MASSAGETHERAPEUT

MASSAGETHERAPEUT MASSAGETHERAPEUT WWW.I-LEARNING.BE INHOUD INLEIDING P.8 INLEIDING TOT DE ANATOMIE P.9 Cytologie p.9 Anatomie van de cel p.9 Het celmembraan p.10 Het cellichaam p.10 Celvocht (cytoplasma) p.10 DNA Structuur

Nadere informatie

Inleiding. Anatomie. Humerus

Inleiding. Anatomie. Humerus Inleiding Koos van Nugteren De elleboog verbindt de bovenarm met de onderarm. Buiging van de arm zorgt ervoor dat we de hand in de richting van het hoofd en de schouder kunnen bewegen. Activiteiten als

Nadere informatie

5 In welk deel van de wervelkolom treffen we de meeste wervels aan? A het cervicale deel B het lumbale deel C het sacrale deel D het thoracale deel

5 In welk deel van de wervelkolom treffen we de meeste wervels aan? A het cervicale deel B het lumbale deel C het sacrale deel D het thoracale deel 1 Uit welk soort kraakbeen bestaat een discus intervertebralis? A elastisch kraakbeen B glasachtig kraakbeen C hyalien kraakbeen D vezelig kraakbeen 2 Waar vindt diktegroei van een botstuk plaats? A vanuit

Nadere informatie

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen Leerdoelen Opbouw van het lichaam kennen Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana Beter kunnen adjusten

Nadere informatie

Inhoud. Krachttraining. Algemeen... 5

Inhoud. Krachttraining. Algemeen... 5 Inhoud 1 2 3 4 Algemeen... 5 1.1 Niveau... 5 1.2 Oefenmodaliteiten... 5 Bovenlichaam... 6 2.1 Push up (pompen)... 6 2.2 Push up, smalle stand... 7 2.3 Voorbereidende push up... 8 2.4 Hindu push up... 9

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet Anatomie / fysiologie Circulatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde

Nadere informatie

Statische stretching

Statische stretching Statische stretching We hebben een aantal statische stretchoefeningen op een rijtje gezet, gesorteerd op welke spieren je stretcht: 1. arm- en schouderspieren 2. onderarmen 3. borstspieren 4. schouders,

Nadere informatie

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,

Nadere informatie

VGN immobilisatieprotocollen

VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen INLEIDING De VGN immobilisatieprotocollen bevatten de richtlijnen die bepalen waar een correct aangelegd gipsverband aan hoort te voldoen. De immobilisatieprotocollen

Nadere informatie

Dag 1 Datum / / / / / / /

Dag 1 Datum / / / / / / / Trainingsplan FIT Methode Fase 2 Vrouw - 1 - DAG D: UPERBODDY/COR Doel Shape - afvallen & strak lichaam Startdatum Tijd 8 Einddatum Aanwijzingen Dit is FIT Methode fase 2 voor vrouwen. Dit schema is voor

Nadere informatie

Lenigheid en beweeglijkheid

Lenigheid en beweeglijkheid 2.3.2. Lenigheid en beweeglijkheid Deze vaardigheid is bedoeld om de verschillende spieren te trainen op lenigheid en de verschillende gewrichten te mobiliseren. Lenigheid en beweeglijkheid bestaat uit:

Nadere informatie

TRAININGSPLAN KRACHT

TRAININGSPLAN KRACHT TRAININGSPLAN KRACHT Krachttraining De conditie van een handballer wordt bepaald door kracht, snelheid en uithoudingsvermogen. We hebben het hier over de eerste eigenschap, kracht. Kracht ontwikkel je

Nadere informatie

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel)

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Diagnostiek aan de schoudergordel Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Doorsnede art. humeri bicepspees, loopt door bovenkant van kapsel en voorkomt inklemming van kapsel in gewrichtsspleet

Nadere informatie

Voorbeelden krachtoefeningen voor niet lopende sporters met CP

Voorbeelden krachtoefeningen voor niet lopende sporters met CP Voorbeelden krachtoefeningen voor niet lopende sporters met CP Oefening 1: Armen horizontaal (schouders, m. Deltoidius en m. Biceps) Werkwijze Endo- en exorotatie van de schouders gelijkmatig trainen Materiaal

Nadere informatie

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking

Trainingsprogramma Spierkrachtversterking Trainingsprogramma Spierkrachtversterking Ook zonder blessures kun je bepaalde spieren of spiergroepen te versterken. Als spierversterkende oefeningen deel uitmaken van een trainingsprogramma met als einddoel

Nadere informatie

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik.

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik. Oefeningen fase 1 In de eerste fase ga je aan de slag om de spieren te activeren. Dit betekent dat je heel selectief 1 spier aanspant voor 5-10 seconden. Het is geen krachtwedstrijd, het is activeren.

Nadere informatie

6. Tweehandig brommeren: 1 knokkel draaien, terug, 1 knokkel draaien, terug, 1 knokkel draaien en uitstrijken over m. erector trunci (tot aan nek).

6. Tweehandig brommeren: 1 knokkel draaien, terug, 1 knokkel draaien, terug, 1 knokkel draaien en uitstrijken over m. erector trunci (tot aan nek). PRAKTIJK RUG/NEK Uitgangspositie rug: liggend op de buik met de armen langs het lichaam. Handdoeken leggen zo nodig boven knieschijf, bekken, schouder. Palperend onderzoek (TV TV V): o.a. uitsluiten contra

Nadere informatie

Reader Pully. Hogeschool van Amsterdam 09/2009

Reader Pully. Hogeschool van Amsterdam 09/2009 Reader Pully Hogeschool van Amsterdam 09/2009 Voorwoord. We zijn afgelopen schooljaar bezig geweest met het opstellen van readers voor het gebruik van de pully en bowflex apparaat. Hierin hebben wij verschillende

Nadere informatie

De gevolgen van de toename van de thoracale kyphose.

De gevolgen van de toename van de thoracale kyphose. 1 De gevolgen van de toename van de thoracale kyphose. Mei 2011 Een schets van therapeutische mogelijkheden om de toename van de thoracale kyphose en de gevolgen daarvan te beperken. Copyright: C.G. de

Nadere informatie

De spieren (structuur)

De spieren (structuur) Skelet achter 1. Cranium 2. Processus mastoideus 3. Maxilla 4. Mandibularium 5. Arcus Vertebrae C5 6. Processus Transversalis C5 7. Costa 1 8. Costa 2 9. Clavicula 10. Acromion 11. Caput humerus 12. Sulcus

Nadere informatie