Supermarkten als vastgoedbelegging DETERMINANTEN VAN HET BRUTO-AANVANGSRENDEMENT NADER GEANALYSEERD MICHIEL TAHEIJ

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Supermarkten als vastgoedbelegging DETERMINANTEN VAN HET BRUTO-AANVANGSRENDEMENT NADER GEANALYSEERD MICHIEL TAHEIJ"

Transcriptie

1 Supermarkten als vastgoedbelegging DETERMINANTEN VAN HET BRUTO-AANVANGSRENDEMENT NADER GEANALYSEERD MICHIEL TAHEIJ AMSTERDAM SCHOOL OF REAL ESTATE MASTER OF REAL ESTATE (MRE)

2 Supermarkten als vastgoedbelegging DETERMINANTEN VAN HET BRUTO-AANVANGSRENDEMENT NADER GEANALYSEERD Auteur drs. M.P. (Michiel) Taheij Master of Real Estate (MRE) Amsterdam, september 2015 Amsterdam School of Real Estate (ASRE) prof. dr. E.F. (Ed) Nozeman dr. E. (Edwin) Buitelaar

3 1 Supermarkten als vastgoedbelegging Voorwoord Aan alle mooie dingen komt een eind. Zo ook aan mijn Master of Real Estate (MRE) opleiding aan de Amsterdam School of Real Estate. Tijdens het begin van de opleiding kwam ter sprake dat van 1/3 van de studenten de relatie stuk loopt tijdens de MRE-periode. Dat zegt wel iets over de impact die de opleiding heeft op je privéleven. In combinatie met mijn werk en de geboorte van Gijs kan ik niet anders zeggen dan dat het een drukke periode was, maar tegelijkertijd was het een onvergetelijke en leerzame ervaring. Zonder een aantal bijzondere mensen was deze masterthesis niet tot stand gekomen en ik wil dan ook van de gelegenheid gebruik maken een dankwoord uit te spreken. Ten eerste een dankwoord richting Ed Nozeman voor de goede begeleiding en voor het geven van de nuttige positieve feedback. Mijn werkgever DTZ Zadelhoff, in het bijzonder Cuno van Steenhoven, wil ik danken voor de geboden mogelijkheid om aan deze opleiding te beginnen. Hopelijk is elk woord raak. Een zeer speciaal dankwoord wil ik richten tot Sytske. Dankzij haar begrip, steun, zorg (voor Gijs en mij) en check op spelling en grammatica is het allemaal gelukt. Amsterdam, 11 september 2015

4 2 Supermarkten als vastgoedbelegging Management samenvatting Het beleggen in supermarktvastgoed wordt door beleggers veelal bestempeld als een solide vastgoedbelegging. Dit komt doordat de omzet van supermarkten het afgelopen decennium en gedurende de kredietcrisis is gestegen. De spreiding in het bruto-aanvangsrendement van supermarkttransacties laat over de afgelopen jaren aanzienlijke verschillen zien. Dit onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke onderbouwing van het bruto-aanvangsrendement door te onderzoeken of er een significant verband (correlatie) bestaat tussen bepaalde determinanten en het aanvangsrendement. Het doel is om vanuit een beleggersperspectief supermarktbeleggingen beter met elkaar te vergelijken door determinanten die het bruto-aanvangsrendement beïnvloeden inzichtelijk te maken. De probleemstelling luidt als volgt: Er bestaat In de vastgoedmarkt onvoldoende inzicht in de determinanten die het aanvangsrendement van een supermarktbelegging beïnvloeden bij een koop-/ verkoopbeslissing. Het doel van het onderzoek luidt als volgt: Inzicht bieden in de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat de meeste onderzoeken zijn uitgevoerd met een dataset afkomstig van taxatiegegevens. Voor onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van een dataset met 183 beleggingstransacties. Op basis van het literatuuronderzoek en de beschikbare transactiedata zijn er determinanten geselecteerd die interessant zijn om in het onderzoek te betrekken. Dit zijn de volgende determinanten: aandelenmarkt, verwachte inflatie, risicovrije rente, huurpotentie, type koper, type supermarktformule, locatie, winkelgebied, ligging, looptijd contract, winkelvloeroppervlakte en aantal kassa s. Aan de hand van de verwachte invloed van deze determinanten op het bruto-aanvangsrendement zijn een vijftal hypothesen opgesteld en geoperationaliseerd. Door middel van statistische analyses zijn de geoperationaliseerde hypotheses beantwoord en is inzichtelijk geworden welke determinanten het bruto-aanvangsrendement beïnvloeden. Uit de meervoudige regressieanalyse is naar voren gekomen dat zes onafhankelijke variabelen een significante invloed hebben op het bruto-aanvangsrendement. Significante variabelen # Significante variabelen Bèta Sig. 1 Rente op 10 jaars staatsobligaties (proxy voor de risicovrije rente) -,621,000 2 Dummy Supermarkt klein m²),220,000 3 Supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte -,311,000 4 Provincie Noord-Holland -,212,001 5 Gemiddeld aantal kassa's -,214,001 6 Yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente (proxy voor de verwachte inflatie),223,017

5 3 Supermarkten als vastgoedbelegging Deze zes variabelen verklaren tezamen 40,8% van de variantie van het bruto-aanvangsrendement. Het is opvallend dat de risicovrije rente een vrij grote negatieve bèta heeft. Een mogelijke verklaring is dat de banken hun marges voor het financieren van commercieel vastgoed verhoogd, de financieringsvoorwaarden aangescherpt en minder financieringen uitgegeven. Ondanks de dalende risicovrije rente kunnen deze factoren van invloed zijn geweest op het stijgende brutoaanvangsrendement gedurende deze periode. Voor een belegger is het belangrijk om bij een aankoopbeslissing kennis te hebben te hebben over de verwachte inflatie. Indien de belegger niet beschikt over deze macro-economische kennis bestaat het gevaar dat de belegger de supermarkt tegen een te scherp bruto-aanvangsrendement verwerft. Uit het onderzoek blijkt dat bij een toename van het supermarktaandeel in het totale metrage en bij een toename van het gemiddeld aantal kassa s, het beleggingsrisico van de supermarktbelegging afneemt. Verder blijkt dat supermarkten met een klein metrage van 500 tot 1000 m² een hoger bruto-aanvangsrendement hebben dan supermarkten met een metrage groter dan m². Deze conclusie sluit aan bij de schaalvergroting die zich de afgelopen jaren in de branche heeft voorgedaan. Voor een belegger zijn de gevonden verbanden eenvoudig toe te passen bij de bepaling van de rendementseis bij een aankoopbeslissing. Tot slot is een interessante bevinding dat supermarkten gelegen in de provincie Noord-Holland een significant lager bruto-aanvangsrendement hebben dan supermarkten gelegen in de andere provincies. Dit komt tot uiting in een lager bruto-aanvangsrendement van 0,212% ten opzichte van supermarkten die niet gelegen zijn in de provincie Noord-Holland. Een mogelijke verklaring voor dit verband is dat de huurprijzen in Noord-Holland tot de hoogste van Nederland behoren.

6 4 Supermarkten als vastgoedbelegging Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding Probleem, doel- en vraagstelling Onderzoeksmethode Relevantie Leeswijzer Contextueel kader; het Nederlandse supermarktlandschap Detailhandelstructuur Nederland Het supermarktlandschap nader beschouwd Historie Huidige situatie Ontwikkelingen en trends Supermarkten als beleggingsproduct Resumerend Theoretisch kader Beleggen in onroerend goed Bruto-aanvangsrendement Rendementseisen Determinanten die het rendement beïnvloeden Toegepast wetenschappelijk onderzoek in Nederland Resumerend Praktijk Conclusie Hypothesen Methode en data Meervoudige regressieanalyse en overige methoden Vooronderstellingen Correlatie en causaliteit Methode Dataverantwoording... 34

7 5 Supermarkten als vastgoedbelegging 4.3. Operationalisering van de variabelen Controle vooronderstellingen Beschrijvende statistiek Resumerend Empirisch kwantitatief onderzoek Toetsing van de hypothesen Variantie en de regressievergelijking Resumerend Conclusie, aanbevelingen en reflectie Conclusie Aanbevelingen Reflectie Bibliografie... 59

8 6 Supermarkten als vastgoedbelegging Prijs is wat je betaalt, waarde is wat je krijgt Warren Buffet 1. Inleiding 1.1. Aanleiding De vastgoedsector is één van de pijlers van de Nederlandse economie. Een groot deel van ons nationaal inkomen wordt direct of indirect verdiend in deze sector. Volgens Hilbers is kennis over de dynamiek en structuur van de vastgoedmarkten daarbij onmisbaar. Een hoge mate van transparantie is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Marktpartijen dienen over voldoende en adequate kwantitatieve gegevens te beschikken over de commerciële vastgoedmarkt (Hilbers, 2013). Hoewel Nederland één van de meest transparantie vastgoedmarkten van Europa is, laat de beschikbaarheid van kwalitatief goede datareeksen nog te wensen over. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Elferink waaruit volgt dat de Nederlandse vastgoedmarkt op het aspect databeschikbaarheid nog niet zo transparant is (Elferink, 2012). Binnen de commerciële vastgoedmarkt is de winkelmarkt één van de vijf deelmarkten. De overige deelmarkten zijn de kantorenmarkt, de bedrijfsruimtemarkt, de woningmarkt en een restcategorie overige (zie figuur 1.1). Binnen de winkelmarkt zijn er diverse subcategorieën te definiëren, zoals de markt voor winkelcentra, solitaire winkelpanden, perifere en grootschalige detailhandel (PDV/GDV) en supermarkten. Kantoor Bedrijf Winkel Woning Overige Figuur 1.1: de vastgoeddeelmarkten Dit onderzoek staat in het teken van de beleggingsmarkt van supermarkten en is een vervolgonderzoek op de masterthesis Supermarktvastgoed, Een studie naar de determinanten van het BAR (Post, 2014). Het beleggen in supermarktvastgoed wordt veelal door de vastgoedmarkt bestempeld als een solide vastgoedbelegging. Beleggers beschouwen supermarkten als een redelijk betrouwbare en waardevaste belegging. Dit komt onder andere doordat de omzet van supermarkten het afgelopen decennium en gedurende de kredietcrisis jaar op jaar is gestegen. In figuur 1.2 is de ontwikkeling van de jaarlijkse supermarktomzet en de omzetgroei weergegeven. Supermarkten nemen in de winkelvastgoedmarkt een speciale plaats in. Dit komt deels door de schaarste aan goede locaties. Supermarktformules blijven voortdurend op zoek naar nieuwe vestigingen en hierdoor is het leegstandsrisico beperkt. Bovendien vervullen de supermarkten de rol van de belangrijkste aankoopplaats voor de dagelijkse boodschappen. Beleggen in supermarkten vormt daarom een interessante tak van sport in de vastgoedsector. Vraag in deze is: welke determinanten bepalen het aanvangsrendement en dus de prijs van een supermarktbelegging?

9 7 Supermarkten als vastgoedbelegging Supermarktomzet en omzetgroei 40 30% % ,6% 5,4% 2,4% 0,0% 0,3% 4,6% 4,7% 6,6% 2,6% 2,5% 2,7% 2,1% 1,5% 0,4% 10% 0% Supermarktomzet (x1 mrd euro, obv 52 weken) Omzetgroei supermarkten (%) -10% Figuur 1.2: Supermarktomzet en omzetgroei (bron: FMCG Opleidingen,data bewerkt door M.P. Tahey) Zoals aangegeven is dit onderzoek een vervolgonderzoek op de masterthesis Supermarktvastgoed, Een studie naar de determinanten van het BAR (Post, 2014). In de master thesis van Post is de invloed van de determinanten locatie en gebouw op het bruto-aanvangsrendement (BAR) onderzocht. Post beschikte in zijn onderzoek over de gegevens van 131 huurtransacties, maar hij beschikte niet over de marktprijzen van de daadwerkelijke beleggingstransacties. De marktprijs is het bedrag waarop een transactie wordt bereikt (Ten Have, 2011). Als substituut voor de marktprijs hanteerde Post de gemiddelde WOZ-waardeklasse. Post onderkent dat hierdoor rekening dient te worden gehouden met een bepaalde foutmarge in het bruto-aanvangsrendement (Post, 2014). In onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van een dataset met 183 beleggingstransacties over de periode van 2010 tot medio 2015 (pooled cross sectional data). Deze dataset bevat zowel de huurgegevens als de markprijzen van de verschillende transacties. Hierdoor wordt de foutmarge in het bruto-aanvangsrendement geminimaliseerd en de validiteit van de onderzoeksresultaten verhoogd. Gemeten wordt immers wat men wenst te meten en dat is het bruto-aanvangsrendement op basis van de marktprijs. Het onderzoek richt zich met name op de analyse van de financiële determinanten die invloed hebben op het bruto-aanvangsrendement. Dit zijn determinanten op macroniveau en op microniveau. Op macroniveau zijn de invloed van de aandelenmarkt, de verwachte inflatie, de risicovrije rente en de huurpotentie in het onderzoek betrokken. Op microniveau zijn de resterende looptijd van het contract, de huurpotentie, de winkelvloeroppervlakte, het aantal kassa s, het type koper en het type supermarktformule de onderzochte determinanten. Verder zijn ook de locatie determinanten geanalyseerd. Dit alles bezien vanuit het perspectief van de belegger. Volgens Chaney et al. dient het perspectief van de belegger gebaseerd te zijn op de transactiedata (Chaney et al., 2015, p. 19).

10 8 Supermarkten als vastgoedbelegging 1.2. Probleem, doel- en vraagstelling De spreiding in het aanvangsrendement van supermarkttransacties laat over de afgelopen jaren aanzienlijke verschillen zien. Op basis van de eigen praktijk zijn deze verschillen in rendement wellicht te verklaren, echter ontbreekt het aan een exacte onderbouwing. In de praktijk wordt bovenop de risicovrije voet vaak een subjectieve opslag gehanteerd en/of wordt naar transacties uit het verleden gekeken. De niet-rationale component van een transactie is in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. De onderbouwing van het aanvangsrendement van supermarktbeleggingen staat in de wetenschappelijke literatuur nog in de kinderschoenen (Post, 2014). Dit onderzoek beoogt hieraan een bijdrage te leveren door te onderzoeken of er een significant verband (correlatie) bestaat tussen bepaalde determinanten en het aanvangsrendement. Het doel is om supermarktvastgoedobjecten vanuit beleggersopties beter met elkaar te vergelijken en rendementsdeterminanten inzichtelijk te maken. De probleemstelling voor onderhavig onderzoek luidt als volgt: Er bestaat In de vastgoedmarkt onvoldoende inzicht in de determinanten die het aanvangsrendement van een supermarktbelegging beïnvloeden bij een koop-/ verkoopbeslissing. Het doel van het onderzoek luidt als volgt: Inzicht bieden in de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Uit de probleemstelling en het doel van het onderzoek is de volgende vraagstelling gedestilleerd: Welke determinanten dient een belegger mee te nemen in de bepaling van zijn rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing van een supermarktbelegging? Ter beantwoording van de vraagstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd. Deelvragen 1. Hoe ziet het Nederlandse supermarktlandschap er momenteel uit en hoe zijn de vooruitzichten? 2. Welke rendementsdeterminanten kunnen er vanuit de theorie worden onderscheiden? 3. Welke rendementsdeterminanten verklaren op grond van empirische data-analyse het aanvangsrendement, wat is hun bijdrage en hoe verhouden deze rendementsdeterminanten zich tot de theorie? 4. Hoe ziet het analyse instrument ter bepaling van de rendementseis bij een aan- /verkoopbeslissing er uit voor een belegger? 1.3. Onderzoeksmethode Onderhavig onderzoek is een toetsend onderzoek en gaat in op de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement. In een toetsend onderzoek worden bestaande theorieën getoetst, verfijnd en/of bijgesteld (Verschuren en Doorewaard, 2007, p. 44). Het onderzoek bestaat uit een theoretisch kader, een operationalisering van de opgestelde hypotheses en een toetsing van deze hypotheses. Het theoretisch kader bestaat uit een inventarisatie van de determinanten die van

11 9 Supermarkten als vastgoedbelegging invloed zijn op het aanvangsrendement. Vanuit het theoretisch kader worden hypotheses geformuleerd en vervolgens geoperationaliseerd. De hypotheses worden getoetst door middel van een statistische data analyse. De voor de analyse gebruikte dataset bevat informatie van 183 supermarkttransacties (aan-/verkoop) in de periode van 2010 tot medio 2015, aangevuld met informatie uit de openbare bron van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en van Locatus. De dataset met supermarkttransacties bestaat uit een mix van openbare informatie (kadaster) en niet openbare informatie (DTZ Zadelhoff Research). Aan de hand van de toetsing kan de hypothese worden bevestigd (verifiëren) dan wel worden verworpen (falsifiëren). Voor de data analyse wordt gebruik gemaakt van het statistische programma SPSS om de correlatie en causaliteit te onderzoeken (hedonische methode). Met correlatie worden de sterkte en de richting van het verband tussen twee variabelen (interval- of ratiovariabelen) bepaald. Bij de (multiple) regressieanalyse wordt in dit onderzoek een causale relatie verondersteld tussen de afhankelijke variabele (bruto-aanvangsrendement) en de geselecteerde onafhankelijke variabelen. Met behulp van regressie is het mogelijk de afhankelijke variabele te voorspellen aan de hand van meerdere onafhankelijke variabelen (De Vocht, 2002). De onderzoeksresultaten bieden een basis voor een toetsend onderzoek naar de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Een belegger kan deze resultaten gebruiken ter bepaling van zijn rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing. In figuur 1.3 is het onderzoeksmodel schematisch weergegeven. Contextueel kader Theoretisch kader Beleggingstheorieën locatietheorieën Hypotheses + Operationalisering Interpretatie & conclusie + analyse instrument Resultaten gekoppeld aan het theoretische kader Empirisch onderzoek Regressieanalyse Figuur 1.3: Onderzoeksmodel 1.4. Relevantie De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is evident. Niet eerder is in Nederland door middel van een (deels) hedonische methode gepoogd een relatie aan te tonen tussen de financiële determinanten en het aanvangsrendement van supermarkten. De resultaten van het onderzoek vormen een aanvulling op het huidige kennisniveau van de beleggingsmarkt van supermarkten en zullen een katalysator voor markttransparantie kunnen zijn. In de praktijk draagt dit onderzoek bij

12 10 Supermarkten als vastgoedbelegging aan de ontwikkeling van een analyse instrument waarmee een belegger de rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing kan bepalen Leeswijzer Hoofdstuk 2 staat in het teken van een beschrijving van het Nederlandse supermarktlandschap en behandelt de eerste deelvraag. Vanuit een beschrijving van de Nederlandse detailhandelsstructuur wordt ingezoomd op het supermarktlandschap en de beleggingsmarkt in het bijzonder. De tweede deelvraag komt in hoofdstuk 3 aan de orde en dient ter afbakening van het theoretisch kader en het opstellen van de hypotheses. Het theoretisch kader dient ter bepaling van de determinanten die van invloed kunnen zijn op het aanvangsrendement van supermarkten. Aangezien er slechts beperkt onderzoek is verricht op dit gebied, wordt de focus van het theoretisch kader breder. De theorieën alsmede reeds toegepast onderzoek naar de determinanten van vastgoedrendementen zijn de input voor het conceptuele model en de hypotheses van dit onderzoek. De operationalisering van het conceptuele model, de hypotheses, de onderzoeksaanpak en de dataverantwoording komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In Hoofdstuk 5 vindt de empirische toetsing van de hypotheses alsmede de analyse en interpretatie van de onderzoeksresultaten plaats. Het vijfde hoofdstuk dient ter beantwoording van de derde deelvraag. De conclusie en aanbevelingen volgen in hoofdstuk 6. Met een reflectie op de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek wordt deze master scriptie afgesloten.

13 11 Supermarkten als vastgoedbelegging 2. Contextueel kader; het Nederlandse supermarktlandschap De reclames van onder meer Albert Heijn, Jumbo en Dirk van den Broek zijn in de media haast niet te missen. Supermarkten vormen gemeengoed in onze maatschappij en bijna elke Nederlander heeft in de directe nabijheid wel een supermarkt om zijn dagelijkse boodschappen te doen. Dit hoofdstuk dient als contextueel kader voor onderhavig onderzoek en ter beantwoording van de eerste deelvraag: Hoe ziet het Nederlandse supermarktlandschap er momenteel uit en hoe zijn de vooruitzichten? 2.1. Detailhandelstructuur Nederland De Nederlandse winkelmarkt wordt gekenmerkt door haar fijnmazige winkelstructuur die de leefbaarheid en vitaliteit van steden en dorpen ondersteunt. Dankzij het locatiebeleid van de afgelopen jaren zijn er in Nederland, in tegenstelling tot het buitenland, nauwelijks weidewinkels (Ministerie van VROM, 2006). Dit betekent dat veel winkels binnen loop- en fietsafstand van de consument liggen. Hierdoor is zowel de fysieke afstand als de reistijd beperkt. Een nadeel van deze structuur is dat de winkelgebieden kleiner zijn dan bij een grofmazige structuur (Evers, et al. 2011). De fijnmazige winkelstructuur in Nederland heeft ervoor gezorgd dat Nederland een hoge winkeldichtheid heeft. Volgens Locatus telde Nederland in 2014 circa 590 winkels per inwoners. Onderstaande tabel laat zien dat dit aantal de afgelopen jaren is afgenomen (zie figuur 2.1). In de gemeenten met meer dan inwoners en in de gemeenten met minder dan inwoners is de afname van het aantal winkels het grootst (Locatus, 2014). Aantal fysieke winkels ,4% 0,7% 0,0% -0,5% -0,5% -0,8% -1,1% -1,6% -1,3% Aantal fysieke winkels (x1.000) Toename/afname aantal fysieke winkels (%) 3% 2% 1% 0% -1% -2% -3% Figuur 2.1: Aantal fysieke winkels (Bron: CBS, data bewerkt door auteur)

14 12 Supermarkten als vastgoedbelegging 2.2. Het supermarktlandschap nader beschouwd Historie De eerste revolutie in de detailhandel bestond uit de opkomst van warenhuizen. In 1852 opende in Parijs het eerste warenhuis dat via verschillende afdelingen met ieder eigen kassa s en toonbanken een breed assortiment aan artikelen aanbood. De tweede revolutie ontstond bij de kruideniers en betreft de intrede van de zelfbedieningswinkel. Het eerste zelfbedieningsconcept heeft zijn oorsprong in 1915 in de Verenigde Staten. Dit nieuwe concept was veel efficiënter dan de winkels met persoonlijke bediening en veel consumenten bleken er de voorkeur aan te geven. In de loop der tijd is het assortiment van een supermarkt sterk verbreed (parallellisatie). Daarnaast is de uitvinding van het winkelwagentje in 1936 een belangrijke stimulans geweest voor de toenemende populariteit van de supermarkten. De introductie van de winkelwagentjes heeft er sinds de jaren 50 van de vorige eeuw toe geleid dat de consument steeds vaker met de auto boodschappen ging doen, waardoor de behoefte aan parkeerruimte rondom supermarkten sterk toenam en de consument in staat was om veel meer boodschappen in één keer te kopen. Het consumentengedrag is hierdoor in belangrijke mate gewijzigd (Hoofdbedrijfschap Detailhandel, 2009). Het duurde tot 1948 voordat in Nederland de eerste zelfbedieningswinkel haar deuren opende. In deze winkel in Nijmegen lagen voor het eerst de voorverpakte levensmiddelen uitgestald in de schappen en werd de persoonlijke verkoop tot een minimum beperkt. Het zelfbedieningsconcept was in Nederland een ware revolutie. Tot begin jaren 50 was in Nederland voor nagenoeg ieder product een warendiploma benodigd om het te mogen verkopen. Dit principe werd langzaam losgelaten waardoor de zelfbedieningszaken in de loop der jaren steeds meer soorten producten konden verkopen. De toenemende welvaart, het autobezit en de behoefte van de consument om alle boodschappen in één keer te doen zorgden ervoor dat het assortiment steeds verder werd uitgebreid (Koning & Rutte, 1998) Huidige situatie Nederland kent met zo'n supermarkten de unieke situatie dat iedereen op korte afstand boodschappen kan doen. Elke dag doen vier miljoen mensen hun boodschappen in de supermarkt. Sinds 1948 heeft de supermarktbranche zich ontwikkeld tot een markt met een omzet van ruim 34,3 miljard in Daarnaast heeft de supermarkt ook een belangrijke sociale functie en biedt de sector werk aan fte (ABN AMRO, 2015). Het beursgenoteerde Ahold, de coöperatieve organisatie Plus en de familiebedrijven Lidl, Aldi (beiden Duits) en Jumbo zijn tegenwoordig de grootste supermarktspelers. Het aantal supermarkten is in de periode van 2003 tot 2013 toegenomen in de grote woonplaatsen en is afgenomen in de kleine woonplaatsen. In met name de provincies Groningen en Friesland hebben veel plaatsen geen supermarkt meer. De stijging van het aantal supermarkten vond voornamelijk plaats in de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4). De G4 was goed voor 60% van de stijging. Dit duidt op een verschuiving richting de consument. Daar waar veel (toekomstige) consumenten wonen, de urbane gebieden, daar stijgt het aantal supermarkten. Daarentegen daalt het aantal supermarkten in de rurale gebieden (Locatus, 2014).

15 13 Supermarkten als vastgoedbelegging Aantal supermarkten en gemiddeld winkelvloeroppervlakte (wvo) medio Aantal supermarkten Gemiddelde winkelvloeroppervlakte per supermarkt (wvo in m²) Figuur 2.2: Aantal supermarkten en gemiddeld winkelvloeroppervlakte (Bron: Locatus, data bewerkt door auteur) Figuur 2.2. toont aan dat de gemiddelde winkelvloeroppervlakte in de periode van 2005 tot medio 2015 is gestegen van 771 m² naar 914 m². Dit komt overeen met een stijging van 18,5%. Onderstaande tabel laat zien dat deze stijging van de gemiddelde winkelvloeroppervlakte kan worden verklaard doordat met name het aantal supermarkten met een metrage < m² is afgenomen. Dit terwijl de grotere supermarkten fors in aantal zijn toegenomen. De gehanteerde indeling van de grootteklassen is overgenomen van de door DTZ Zadelhoff gehanteerde grootteklasse indeling (DTZ Zadelhoff, 2011). Verdeling aantal supermarkten naar grootteklasse in 2005 en medio 2015 Grooteklasse 2005 % Medio 2015 % 2005 medio 2015 Minisuper (0 tot 250 m² wvo) % 408 9% -37% Buurtsuper (250 tot 500 m² wvo) % % -30% Supermarkt klein (500 tot m² wvo) % % -4% Supermarkt middelklein (1.000 tot m² wvo) % % 48% Supermarkt middel (1.500 tot m² wvo) 192 4% 299 7% 56% Supermarkt middelgroot (2.000 tot m² wvo) 47 1% 73 2% 55% Supermarkt groot (2.500 tot m² wvo) 27 1% 23 1% -15% Supermarkt XL (> m² wvo) 24 1% 39 1% 63% Totaal % % Tabel 2.1: Verdeling aantal supermarkten naar grootteklasse in 2005 en medio 2015 (bron: Locatus, data bewerkt door auteur)

16 14 Supermarkten als vastgoedbelegging Formules en marktaandelen Na de expansie van het aantal supermarktorganisaties vanaf begin jaren 50 heeft er een consolidatieslag plaatsgevonden die naar verwachting nog niet ten einde is. De afgelopen jaren hebben er twee grote overnames plaatsgevonden. De eerste betrof de overname van Super de Boer (ruim 300 supermarkten) door de Jumbo Groep in september Het meest recente voorbeeld van de consolidatie is de overname van C1000 door eveneens de Jumbo Groep. Eind 2011 zette de vorige eigenaar van C1000, CVC Capital Partners, C1000 in de verkoop. C1000 had in die periode ruim 400 winkels en had het op een na grootste marktaandeel. Na de overname verdwijnt het C1000 concept langzaam uit het straatbeeld. Jumbo Groep verwacht de laatste C1000 winkel eind 2015 te hebben omgebouwd tot een Jumbo supermarkt. In bijlage 1 zijn voor de periode van 2006 tot 2014 de marktaandelen van alle supermarktorganisatie weergegeven. Het is niet verrassend dat de top-5 volledig bestaat uit landelijk opererende supermarktorganisaties, aangevoerd door Albert Heijn, gevolgd door Jumbo, Plus, Lidl en Aldi. De top-5 heeft gezamenlijk een marktaandeel van ruim 75%. In onderstaande figuur zijn de marktaandelen van de top-5 en de restcategorie weergegeven. Marktaandeel top-5 supermarktorganisaties 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 26% 25% 24% 27% 24% 25% 23% 23% 9% 9% 8% 8% 8% 7% 7% 8% 4% 5% 5% 6% 6% 6% 6% 7% 8% 9% 10% 6% 6% 6% 6% 6% 26% 25% 23% 20% 22% 21% 21% 20% 29% 31% 33% 34% 34% 34% 34% 34% Albert Heijn Jumbo Groep Plus Lidl Aldi Overige Figuur 2.3: Marktaandeel top-5 supermarktorganisaties (bron: FMCG Opleidingen,data bewerkt door auteur) Verder valt uit de figuur op te maken dat zowel Albert Heijn als Lidl het marktaandeel aanzienlijk heeft zien groeien. Deze groei gaat ten koste van het marktaandeel van Aldi, Jumbo Groep en de overige supermarktorganisaties. De overige supermarktorganisaties worden gedomineerd door regionale spelers als Dirk, Deen, EMTÉ, Hoogvliet en Vomar 1. 1 De daling van het marktaandeel van de Jumbo Groep (Jumbo, C1000 en het voormalige Super de Boer) is mede te verklaren doordat Jumbo na de overname van Super de Boer en C1000 een aanzienlijk aantal winkels heeft doorverkocht aan andere supermarktorganisaties. Deze verkoop is ingegeven door ingrijpen van De Nederlandse Mededingsautoriteit (NMa) en een akkoord met Albert Heijn na de overname van C1000. Ahold, de moedermaatschappij van Albert Heijn, was tot het moment van verkoop aan de Jumbo Groep aandeelhouder in de C1000 organisatie. Na de overname van C1000 door de Jumbo Groep heeft Ahold bedongen dat Albert Heijn circa 80 supermarkten kon overnemen.

17 15 Supermarkten als vastgoedbelegging Omzet en omzetgroei Op basis van data van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel bedroeg in 2013 het marktaandeel van supermarkten binnen de totale consumentenuitgaven aan eten en drinken circa 51,5%. Dit betekent dat de consument ruim de helft van elke foodeuro in de supermarkt besteedt (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, 2012). Zoals figuur 1.2 laat zien, laat de supermarktomzet al jaren een stijgende lijn zien. De supermarktomzet bedroeg in 2014 ruim 34,3 miljard euro. Dit is een stijging van ruim 11,6 miljard euro ten opzichte van het jaar 2000, oftewel een stijging van de omzet van meer dan 50%. Kanttekening hierbij is dat de omzetgroei de laatste jaren afneemt. In 2014 is de laagste omzetgroei sinds 2004 gerealiseerd (Distrifood, 2015). Volgens Distrifood hebben de traditionele supermarkten het moeilijk door de interne concurrentiestrijd en de afvloeiing van de omzet naar alternatieve verkoopkanalen. Dit wordt door de opkomst van onder andere budgetstores, zoals Action en Big Bazar, geïllustreerd (Distrifood, 2015). De omzetgroei kan in perspectief worden geplaatst door rekening te houden met de inflatie en de vóór inflatie gecorrigeerde omzet (reële omzet) af te zetten tegen het aantal m² winkelvloeroppervlakte (wvo). In figuur 2.4 is de supermarktomzet gecorrigeerd vóór inflatie op basis van de consumentenprijsindices (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De reële supermarktomzet laat in de periode van 2005 tot 2008 nog een flinke groei zien en deze groei is tot en met 2009 boven inflatie. Vanaf 2009 vlakt de groei af, vanaf 2010 is de omzetgroei lager dan de inflatie en vanaf 2012 is de omzetgroei zelfs negatief. Gecorrigeerde supermarktomzet en gecorrigeerde omzet per winkelvloeroppervlakte (wvo) Gecorrigeerde supermarktomzet (x1 mrd euro, obv 52 weken) Omzet per wvo (euro) Figuur 2.4: Gecorrigeerde supermarktomzet en gecorrigeerde omzet per winkelvloeroppervlakte (bron: FMCG Opleidingen en Locatus, data bewerkt door auteur) Tevens is in figuur 2.4 de reële omzet afgezet tegen het aantal m² winkelvloeroppervlakte (wvo). De figuur is beperkt tot de periode van 2005 tot Over de voorafgaande jaren is geen informatie voorhanden omtrent het wvo. De omzet is in de onderzoeksperiode met circa 31% gestegen en het aantal m² wvo is met circa 19% toegenomen. Het lijkt er dan ook op dat de omzet per wvo in de loop der jaren is gestegen. Dit is inderdaad het geval indien er geen inflatiecorrectie op de omzet wordt

18 16 Supermarkten als vastgoedbelegging toegepast. De omzet per m² wvo op basis van de gecorrigeerde omzet laat tot en met 2010 een stijging zien, waarna de omzet vanaf 2011 jaarlijks daalt. Geconcludeerd kan worden dat de vloerproductiviteit de laatste jaren afneemt. Deze afname kan een gevolg zijn van de interne concurrentiestrijd en de afvloeiing van de omzet naar alternatieve verkoopkanalen. Mogelijk dat de afname van de vloerproductiviteit de concurrentie verder laat toenemen met als eventueel gevolg dat de vloerproductiviteit verder daalt Ontwikkelingen en trends In de supermarktbranche is een aantal trends en ontwikkelingen gaande. De eerder genoemde onderlinge concurrentiestrijd en de opkomst van de budgetstores zijn hiervan voorbeelden. Daarnaast zijn de verruiming van de winkeltijden, de voedselveiligheid en de prijzenoorlog actuele thema s (ABN AMRO, 2015 en ING, 2013). Onderstaande twee ontwikkelingen hebben mogelijk de grootste impact op supermarkten als beleggingsproduct en worden om die reden nader uitgelicht. Ten eerste betreft dit het online winkelen en ten tweede de mogelijke overcapaciteit aan supermarkten. Online verkoopkanaal Vanaf eind jaren tachtig experimenteert Albert Heijn als eerste Nederlandse supermarktorganisatie met het online verkoopkanaal. In 1999 introduceerde Albert Heijn de eerste thuisservice en vanaf 2007 is het online verkoopkanaal een distributiebedrijf voor Albert Heijn, Etos en Gall & Gall. De overige supermarktorganisaties volgden pas in een later stadium of zijn nog niet zo ver. De fysieke afwikkeling van de online aan-/verkoop kan plaatsvinden door afhaalmogelijkheden (pick-up points of ophalen in de supermarkt zelf) en thuisbezorgdiensten. In Nederland heeft de consument de voorkeur voor thuisbezorging, de supermarktorganisaties prefereren echter vanuit kostenoverwegingen de afhaalmogelijkheid (Kooijman en Gorczynski, 2015). In 2014 is de online omzet gegroeid met 85% (ABN AMRO, 2015). Desondanks bedraagt het online marktaandeel slechts circa 1% van de totale supermarktomzet. Zowel ABN AMRO als ING verwachten echter een verdere groei van het online marktaandeel. ABN AMRO voorziet een marktaandeel van 8% en ING een aandeel van 5% in 2020 (ABN AMRO, 2013 en ING, 2015). ING voorspelt op termijn een potentieel markaandeel van 15 tot 20% (ING, 2013). In een recent door Kooijman en Gorczynski uitgevoerd onderzoek is op een kwalitatieve wijze vanuit een fysiek vastgoedperspectief onderzocht in welke mate internetverkoop van invloed is op de vastgoedeisen van supermarktorganisaties. In het onderzoek komt naar voren dat supermarktorganisaties de opmars van het online verkoopkanaal niet als gevaar zien voor de fysieke winkels. Zij verwachten dat consumenten zelf hun boodschappen uit het schap zullen blijven pakken. Gesteld wordt dat dit komt door de fijnmazige supermarktstructuur in Nederland. Hierdoor kunnen consumenten beschikken over één of meer supermarkten in de buurt van hun woning. Anderzijds spelen kostenoverwegingen een rol. De consument wenst niet te betalen voor het logistieke proces van de online aankoop en de winkelier is niet bereid om alle kosten op zich te nemen. Tot op heden zijn alle online verkoopkanalen van de supermarktorganisaties verliesgevend. Een belangrijk aspect in het onderzoek is dat de online initiatieven van supermarktorganisaties met name worden gestart vanuit defensieve motieven. Zij willen de omzet van de eigen organisatie beschermen (Kooijman en Gorczynski, 2015).

19 17 Supermarkten als vastgoedbelegging Uit de conclusie van genoemd onderzoek blijkt dat er op korte termijn geen grote veranderingen te verwachten zijn in het winkelvastgoed van supermarkten. De invloed van verkoop via internet is vooralsnog gering. Men verwacht dat de vraag vanuit supermarktorganisaties naar vastgoed hoog blijft en dat het online winkelen geen bedreiging vormt voor het aantal fysieke winkels. Kleine veranderingen die worden aangehaald, zijn een toename van de benodigde magazijnruimte als gevolg van de benodigde opslag voor het verwerken en opslaan van online orders. Dit zal naar verwachting een lichte afname van de verkoopruimte betekenen. Wel verwachten de responderende supermarktorganisaties dat het huidige omzetaandeel van 1% gaat groeien naar 5% tot 10% in 2023 (Kooijman en Gorczynski, 2015). Dit sluit aan bij de visies van zowel ABN AMRO als ING. De vraag is wat de invloed is van de verkoop via internet op de vastgoedeisen van supermarktorganisaties indien het online marktaandeel inderdaad groeit naar 5% of wellicht wel 10%. Dit is een interessante vraag die momenteel nog niet beantwoord kan worden. Mogelijk heeft dit wel invloed op de risicoperceptie door beleggers en de prijsvorming van supermarktbeleggingen. Overcapaciteit Onderzoeksbureau IG&H stelt dat de supermarktsector grote gelijkenissen vertoont met andere sectoren die met overcapaciteit kampen, zoals de kantorenmarkt en de non-foodretail. In de kantorenmarkt bedraagt de leegstand momenteel circa 16% (DTZ Zadelhoff, 2015) en in de non-food retail circa 8% (Locatus, 2015a). IG&H stelt dat de verwachte verandering in het winkelbestand als gevolg van consumententrends en e-commerce nu nog nauwelijks zichtbaar is. Echter is het aantal m²s toegenomen (zie figuur 2.2) en is de omzet per m² winkelvloeroppervlakte gedaald (zie figuur 2.4). Volgens het onderzoeksbureau is een shake-out binnen het winkelnetwerk van supermarkten niet te vermijden. Het verdienmodel van de traditionele supermarkt staat onder druk. Consumenten zijn minder loyaal en bezoeken de supermarkt niet meer een keer per week om alle boodschappen te doen. Zo kopen ze nu vaker en kleinere hoeveelheden en kopen ze in toenemende mate online. Daarnaast is er sprake van een hoge kostenstructuur gedreven door een breed assortiment die in een transparante wereld niet langer houdbaar is (Retailnews, 2015). In het buitenland is de shake-out al in gang gezet. In de UK heeft supermarktketen Tesco haar winkelbestand moeten reduceren met 43 winkels. Carrefour (Frankrijk) en Delhaize (België) hebben ook moeten snijden in het winkelbestand (Distrifood, 2015).De recente fusie tussen Ahold en Delhaize biedt nog onbekende mogelijkheden tot rationalisering van het vestigingennet Supermarkten als beleggingsproduct Supermarktvastgoed kan als een nichemarkt binnen het winkelvastgoed worden beschouwd. Deze nichemarkt heeft haar eigen type huurders en beleggers. Thans zijn supermarkten onder beleggers een erg gewild beleggingsproduct. De vraag vanuit de markt naar dit product is groot te noemen. Dit komt onder meer tot uiting in het aantal aanbieders in vastgoed CV s. Deze CV s hebben zich primair toegelegd op het aanbieden van supermarkten als beleggingsproduct. Uit de diverse prospectussen van deze aanbieders valt op te maken dat het risico van dit type beleggingsproduct als laag wordt ingeschat.

20 18 Supermarkten als vastgoedbelegging Dit wordt mede ingegeven doordat: De omzet van supermarkten weinig conjunctuurgevoelig is, zie figuur 1.2; Supermarktlocaties schaars zijn doordat gemeenten veelal een stringent vestigingsbeleid hanteren. Voor nieuwe supermarktlocaties wordt geregeld door de supermarktorganisaties sleutelgeld betaald (DTZ Zadelhoff, 2011); De supermarktorganisaties de opmars van het online verkoopkanaal niet als gevaar zien voor de fysieke winkels (Kooijman en Gorczynski, 2015); Het marktaandeel van het online verkoopkanaal is slechts 1% van de supermarktomzet (ABN AMRO, 2015). Tevens zijn de online verkoopkanalen van supermarktorganisaties verliesgevend (Kooijman en Gorczynski, 2015); De supermarktorganisaties winstgevend zijn; De Nederlandse winkelmarkt wordt gekenmerkt door een toenemende leegstand, dit is echter niet het geval bij supermarkten (Locatus, 2015a). Ondanks dat supermarkten binnen de beleggingsproducten een nichemarkt vormen, maakt de ROZ/IPD-index binnen haar dataset geen onderscheid tussen de categorieën supermarkten en overige winkels (Post, 2014). De ROZ/IPD-index geldt als benchmark voor investeerders die beleggen in allerlei soorten (in-)direct vastgoed. De ROZ/IPD databank is gebaseerd op waarderingen (taxaties) en derhalve niet op feitelijke transacties. Dit is opmerkelijk aangezien beide deelmarkten sterk van elkaar verschillen qua omzetresultaten (ABN AMRO, 2013) Resumerend Ter beantwoording van de eerste deelvraag kan worden gesteld dat de Nederlandse winkelmarkt wordt gekenmerkt door haar fijnmazige winkelstructuur. Binnen de winkelmarkt vormt de supermarktsector een nichemarkt. Nederland kent met ongeveer supermarkten de unieke situatie dat iedereen op korte afstand boodschappen kan doen. Het aantal supermarkten alsmede het winkelvloeroppervlakte is de afgelopen jaren toegenomen met daarbij de nuancering dat het aantal supermarkten in de urbane gebieden stijgt en in de rurale gebieden daalt. De jaarlijkse supermarktomzet laat al jaren een stijgende lijn zien. In 2014 bedroeg de omzet ruim 34,3 miljard euro. Gecorrigeerd voor inflatie is de omzetstijging minder rooskleurig en vanaf 2012 is de stijging zelfs negatief. De omzet per m² wvo is tot 2011 gestegen, waarna er een jaarlijkse daling is ingetreden. Het online marktaandeel is met circa 1% van de supermarktomzet relatief klein en de supermarktorganisaties verwachten niet dat het online verkoopkanaal een gevaar vormt voor de fysieke winkels. Uit het onderzoek van IG&H komt een ander geluid naar voren. Volgens IG&H komt er een shake-out binnen het supermarktlandschap. Supermarkten als beleggingsproduct zijn momenteel gewild, omdat men het beleggingsrisico als laag beschouwt. Dit komt mede doordat de omzet van supermarkten weinig conjunctuurgevoelig is en het leegstandpercentage laag is.

21 19 Supermarkten als vastgoedbelegging 3. Theoretisch kader In onderliggend onderzoek staan centraal de determinanten die het aanvangsrendement van een supermarktbelegging beïnvloeden bij een koop-/ verkoopbeslissing. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op het rendement en risico van een onroerend goed belegging alsmede zal worden geïnventariseerd welke determinanten het rendement beïnvloeden. Het theoretische kader dient ter beantwoording van de deelvragen twee en drie. In paragraaf 3.1 wordt ingegaan op het risico en rendement van beleggen in onroerend goed (ook wel vastgoed genoemd) en vindt er een definiëring plaats van het begrip bruto-aanvangsrendement. In de paragrafen 3.2 tot en met 3.4 komen de verschillende determinanten aan de orde die in de literatuur worden onderscheiden Beleggen in onroerend goed Onroerend goed als beleggingscategorie is onderdeel van het bredere begrip capital markets, zijnde de markt voor alle beleggingscategorieën. Binnen capital markets kan er grofweg een onderverdeling worden gemaakt tussen publieke markten en private markten en tussen vreemd vermogen (debt assets) en eigen vermogen (equity assets) (Geltner et al., 2007, p.11-14). Volgens Van Gool kan beleggen worden gedefinieerd als: het investeren in geldmiddelen anders dan spaarvormen, zoals onder andere vastgoed, om bepaalde doelstellingen en resultaten te realiseren, waaronder beleggingsinkomsten en/of waardestijging van het vermogen (Van Gool et al., 2013). Het beleggen in onroerend goed is naast het beleggen in liquiditeit, obligaties en aandelen één van de vier beleggingscategorieën. Onderstaande tabel 3.1 is ontleend aan de indeling die door Geltner et al. (2014) wordt gehanteerd. De tabel geeft per beleggingscategorie de kwalitatieve karakteristieken weer van de investeringsverwachtingen. Karakteristieken beleggingscategorieën Aandelen Onroerend goed Obligaties (lange termijn) Contanten Risico Hoog Laag tot gemiddeld Laag tot gemiddeld Laag Totaal rendement Hoog Gemiddeld Gemiddeld Laag Groei Hoog Laag Geen Geen Inflatie hedge Goed Goed Slecht Hoog Tabel 3.1: Karakteristieken beleggingscategorieën (bron: Geltner et al., 2014, p.137, bewerkt door auteur) Onroerend goed heeft een belangrijke functie binnen de vier beleggingscategorieën. Het risico van vastgoed wordt als gemiddeld gekwalificeerd. Het is minder risicovol dan aandelen maar heeft meer risico dan contanten. Het risicoprofiel van vastgoed lijkt op het profiel van obligaties. In tegenstelling tot obligaties, biedt het investeren in onroerend goed enige groei en een relatief goede bescherming tegen inflatie. Het blijkt dat de vier beleggingscategorieën gedeeltelijk positief met elkaar correleren en dat de correlatie vastgoed en andere beleggingscategorieën relatief laag is. Dit betekent dat het risico kan worden gediversifieerd door in de verschillende categorieën te beleggen (Geltner et al., 2007, p ). Diversificatie zorgt echter voor een allocatievraagstuk. Het uitgangspunt van de Modern Portfolio Theory van Markowitz is dat beleggers door middel van diversificatie streven naar een maximalisatie

22 20 Supermarkten als vastgoedbelegging van het rendement en een minimalisatie van het risico (Markowitz, 1952). Een verdere uitwerking van het allocatievraagstuk valt buiten het bestek van deze thesis. Een in de wiskunde veel gebruikte maatstaat voor de kwantificering van het risico is de volatiliteit. De volatiliteit meet de onzekerheid over de mogelijke uitkomsten van het rendement. Des te groter deze onzekerheid, des te hoger de volatiliteit (Geltner et al., 2014). De standaarddeviatie is de indicator voor het meten van het risico (Van Gool et al., 2013). Volgens Van Gool et al. (2013) kan een belangrijk onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte beleggingen in onroerend goed. Een directe belegging is een belegging in stenen en een indirecte belegging is een belegging in aandelen. De aandelen van een indirecte belegging kunnen worden verhandeld op een private markt of op een publieke markt (Van Gool et al., 2013, p.24-26). Als in dit onderzoek wordt gesproken over beleggen in onroerend goed, wordt hiermee bedoeld het beleggen in direct vastgoed, te weten het beleggen in supermarkten. In onderstaande tabel wordt een limitatieve opsomming gegeven van voor- en nadelen van directe beleggingen. Voor- en nadelen van beleggen in direct onroerend goed Voordelen Nadelen - Portefeuillediversificatie - Kennis- en management intensieve beleggingsvorm - Stabiele stroom van inkomsten - Groot vermogensbeslag - Gunstige rendement/risicoverhouding - Intransparantie (gebrek aan inzicht) - Redelijke bescherming tegen inflatie - Illiquiditeit - Meer rendement door intensief management - Specifieke kansen op onroerendgoedmarkten - Fiscale voordelen Tabel 3.2: Voor- en nadelen van beleggen in direct onroerend goed (bron: Geltner et al., 2014, p.30, bewerkt door auteur) Zoals eerder gesteld heeft onderhavig onderzoek als doel om inzicht te bieden in de determinanten die het aanvangsrendement van een supermarktbelegging beïnvloeden. Door dit inzicht kunnen de nadelen, die in bovenstaande tabel groen zijn weergeven, worden verkleind Bruto-aanvangsrendement In tegenstelling tot de meeste andere landen, is het bruto-aanvangsrendement in Nederland een veelvuldig gebruikt rendementsbegrip. In de andere landen wordt meestal gebruik gemaakt van een netto-rendement (dit wordt meestal de capitalization rate genoemd). In de Nederlandse literatuur worden er verschillende definities van het bruto-aanvangsrendement gehanteerd. De belangrijkste komen van de auteurs Ten Have en Van Gool et al. Ten Have hanteert de volgende definitie: De BAR-yield is het op het moment van verwerving geraamde brutobeleggingsresultaat, uitgedrukt in een percentage dat gedurende het eerste jaar van exploitatie op een investering in een vastgoedobject is te behalen (Ten Have, 2011a). De definitie van Ten Have betreft het rendement dat is te behalen. Van Gool beperkt zich in zijn definitie van het bruto-aanvangsrendement tot het moment dat het object ter verwerving wordt aangeboden dan wel het moment van overdracht. Van Gool et al. definieert het brutoaanvangsrendement als volgt: Het feitelijke bruto-aanvangsrendement is het bruto directe rendement op het moment dat het betreffende vastgoedobject ter verwerving wordt aangeboden dan wel op het moment van overdracht (Van Gool et al., 2007, p.174). Het lijkt er op dat in de

23 21 Supermarkten als vastgoedbelegging definitie van Van Gool et al. de onzekerheid van het te behalen rendement in het eerste jaar buiten beschouwing wordt gelaten. Bovenstaande definities zeggen enkel iets over het rendement van de investering bij aanvang van de investeringsperiode. Uit het onderzoek van Berkhout et al. (2006) blijkt echter dat er een significant verband bestaat tussen de eindwaarde en de initiële investering. Vanuit dit perspectief is het BAR niet enkel een momentopname van het moment van verwerving, maar ook een belangrijke factor voor de eindwaarde en dus ook voor het rendement gedurende de exploitatieperiode. Voor het rendement gedurende de exploitatieperiode wordt in de praktijk in de meest voorkomende gevallen gebruik gemaakt van de internal rate of return (IRR). Het rendement van de exploitatieperiode alsmede de eindwaarde vallen echter buiten het bestek van dit onderzoek. Voor het waarderen van onroerend goed wordt in de taxatiepraktijk onder meer gebruik gemaakt van de bruto-aanvangsrendement methode (BAR-methode). De marktwaarde wordt bepaald door de bruto-markthuur te delen door het bruto-aanvangsrendement. De door Van Gool et al. gehanteerde formule is als volgt: Marktwaarde v.o.n. = bruto-markthuur / bruto-aanvangsrendement v.o.n (Van Gool et al., 2013). Dit onderzoek staat in het teken van de determinanten van het BAR op basis van daadwerkelijke supermarkttransacties. Dit betekent dat de koopsommen evenals de bijbehorende jaarhuren van deze transacties op het moment van overdracht bekend en inzichtelijk zijn. Daarom is voor de definiëring van het bruto-aanvangsrendement de definitie van Van Gool et al. als uitgangspunt genomen. Om de definitie van Van Gool et al. goed aan te sluiten op onderhavig onderzoek is deze aangepast. In dit onderzoek wordt onder het bruto-aanvangsrendement verstaan: Het feitelijke bruto-aanvangsrendement is het bruto directe rendement van het betreffende vastgoedobject op het moment van overdracht. In formulevorm: Koopsom v.o.n. = (Bruto jaarhuur in jaar van aankoop / bar vrij op naam (v.o.n.)) x 100% Rendementseisen Het formuleren van heldere rendementseisen is zinvol alvorens tot een acquisitie over te gaan. Het rendement is afhankelijk van de doelstelling van de belegger. Van Gool et al. (2007) onderscheidt vier methoden om het rendement voor een investering te bepalen. Zo kan het vereiste rendement worden afgestemd op de bestaande vastgoedportefeuille. Dit is een vrij eenvoudige methode met als nadeel dat het indirecte rendement niet is te voorspellen. Ten tweede kan de rendementseis worden bepaald door de financieringskosten in de rendementseis van het eigen vermogen te betrekken. Een nadeel hiervan is het loskoppelen van de rendementseis van de objectrisico s. Een derde methode is de comparatieve methode, het onderling vergelijken van de bruto-aanvangsrendementen die in de markt worden betaald. Tot slot gaat speciale aandacht naar de vierde methode. De vierde methode stelt dat de rendementseis wordt bepaald door een risico-opslag te eisen op het risicovrije rendement (Van Gool et al., 2013). Ten Have spreekt van een risicopremie en definieert de risicopremie als het hogere rendement dat een belegger verlangt van een risicodragende belegging boven op het rendement dat een risicovrije belegging zou opleveren (Ten Have, 2011b). Het risicovrije rendement wordt in de praktijk veelal gelijkgesteld met het rendement op langlopende staatsobligaties. De risico-opslag kan men baseren op het historische rendement en de risico s. Bij deze waarderingsmethode is het bruto-aanvangsrendement een sommatie van risico s en opslagen. Risico is gedefinieerd als de spreiding rond het gemiddelde of verwachte rendement. Hoe hoger het

24 22 Supermarkten als vastgoedbelegging risico, des te hoger de rendementseis van een belegger. Het risicovrije rendement op een 10-jarige staatsobligatie wordt vaak als basis gebruikt bij deze methode. Dit wordt ook wel het reëel rendement genoemd. Ten Have stelt dat het bruto-aanvangsrendement de rendementseis voor de belegger vormt en bestaat het bruto-aanvangsrendement uit een zestal componenten. In formulevorm: BAR = R(E) + I(V) + R(P) + R(PO) - G BAR R(e) I(v) R(p) R(po) G = Bruto-aanvangsrendement v.o.n. = Risicovrije rendement (reëel rendement). = Verwachte inflatie. = Risicopremie. = Risicopremie voor niet risico gerelateerde kosten. = Groei/indirect rendement. De hoogte van de risicopremie R(p) wordt mede bepaald door determinanten die het brutoaanvangsrendement beïnvloeden. In paragraaf wordt ingegaan op de te onderscheiden determinanten. Tot slot is het Capital Asset Pricing Model een andere methode om tot de rendementseis is te komen (Van Gool et al., 2013). Deze methode borduurt voort op de Modern Portfolio Theory van Markowitz en valt buiten het bestek van dit onderzoek Determinanten die het rendement beïnvloeden In de (toegepaste) wetenschappelijke literatuur is er zowel in binnen- als buitenland veel onderzoek verricht en gepubliceerd over de determinanten die het rendement (ook wel capitalization rate genoemd in de Engelstalige literatuur) van onroerend goed beïnvloeden. Vanuit diverse disciplines zijn verschillende deelmarkten binnen de commerciële vastgoedmarkt onderzocht. Dit varieert van onderzoeken gericht op de impact van wijzigingen in de inkomstenbelasting (tax changes) op het rendement (Nourse, 1987, p. 147) tot de rol van het beleggingssentiment in de waardering van onroerend goed (Clayton et al., 2009, p. 5). In onderstaande uiteenzetting is een overzicht gegeven van onderzoeken die relevant zijn voor het onderzoek. Hierbij is er een onderverdeling gemaakt tussen twee stromingen. De eerste stroming onderzoekt de invloed van de determinanten op het rendement op macroniveau en de tweede stroming onderzoekt de invloed van de determinanten op het rendement op microniveau. Verder is het van belang om een onderscheid te maken tussen de determinanten die tijdsvariant zijn (tijdafhankelijk) en de determinanten die tijdsinvariant (onafhankelijk van de beschouwde periode) zijn. Meer precies wordt met tijdsvariant bedoeld dat de bèta s kunnen veranderen door de tijd heen en dus niet fixed (tijdsinvariant) zijn (Francke et al., 2014). Onderzoeken op macroniveau De Amerikaanse onderzoekers Ambrose en Nourse hebben door middel van een dataset met daarin de verstrekte hypotheken over de periode van 1966 tot 1988 de determinanten onderzocht die van invloed zijn op het rendement. De factoren zijn gebaseerd op taxaties van onroerend goed van de American Counsil of Life Insurance (ACLI). Ambrose en Nourse hebben het onderzoek op het abstractieniveau van deelmarkt onderzocht. Voor de deelmarkt winkelmarkt heeft de ACLI verder

25 23 Supermarkten als vastgoedbelegging geen onderverdeling aangebracht. Naast de variabelen die verband houden met de hypotheek (hoogte van de hypotheek, LTV etc.) zijn het object (type en locatie) en de financiële determinanten de onderzochte variabelen. De financiële determinant in dit onderzoek is het rendement op alternatieve investeringen. Als proxy voor het rendement op alternatieve investeringen zijn de S&P 500 index (als proxy voor de aandelenmarkt) en de yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente van staatsobligaties (als proxy voor de inflatie) de onderzochte variabelen. In de S&P 500 index worden de 500 grootste Amerikaanse bedrijven gemeten naar hun marktkapitalisatie. Ambrose en Nourse hebben in hun onderzoek een model ontwikkeld dat suggereert dat het rendement een negatief verband heeft met de reciproke van de koers-winstverhouding (P/E ratio) van de S&P 500 en dat er een positief verband bestaat met de inflatie (Ambrose en Nourse, 2001). Evans heeft in zijn onderzoek eveneens het verband onderzocht tussen de aandelenmarkt (S&P 500) en de rendementen van de ACLI. In tegenstelling tot Ambrose en Nourse heeft Evens een positief significant verband aangetoond tussen de aandelenmarkt en het rendement. Als proxy voor de aandelenmarkt heeft Evans de reciproke van de koers-winstverhouding (P/E ratio) van de S&P 500 gebruikt. Het door Evens aangetoonde verband kent een vertraging van een kwartaal; de vastgoedmarkt reageert een kwartaal langzamer op economische veranderingen dan de aandelenmarkt (Evans, 1990). Volgens Evans betekent dit dat de vastgoedmarkt minder efficiënt is dan de aandelenmarkt. Clayton et al. beschikten in hun onderzoek over verkregen data van de Amerikaanse Real Estate Research Corporation (RERC). De RERC data bestaat uit een samenvatting van rendementen die worden verwacht door respondenten die werkzaam zijn bij institutionele beleggers. In hun onderzoek vonden zij geen direct verband tussen het sentiment en het rendement, al speelt het volgens hen wel een rol in de verandering van het rendement gedurende de periode Wel vonden zij een positief verband tussen het rendement en de rente van 10-jarige staatsobligaties (Clayton et al., 2009). Verschillende onderzoekers hebben het verband onderzocht tussen het rendement en de huurgroei. Sivitianides et al. (2001) concluderen dat relatief hoge huren leiden tot lagere rendementen. Voor de dataset hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van taxatiegegevens van de National Council of Real Estate Investment Fiduciaries (NCREIF) over de periode Ook Hendershott en MacGregor hebben gebruik gemaakt van de NCREIF data. Zij concludeerden dat Amerikaanse investeerders irrationeel gedrag vertonen. Ze vonden een negatief verband tussen relatief hoge huren en het rendement (Hendershott en MacGregor, 2005). Blijkbaar verwachten deze investeerders dat de relatief hoge huren nog hoger worden. Bovenstaande onderzoeken zijn gebaseerd op data verkregen uit taxatiegegevens. Een beperkt aantal onderzoekers beschikte over de daadwerkelijke transactiegegevens (Sivitanidou en Sivitanides, 1999; Chaney en Hoesli, 2015). Een taxateur hanteert het begrip marktwaarde en dit is een ander begrip dan de marktprijs. De Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS) hanteert als definitie voor marktwaarde: Marktwaarde is het geschatte bedrag waartegen een object tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de taxatiedatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld. De marktprijs is het bedrag waarop een transactie wordt bereikt (Ten Have, 2011).

26 24 Supermarkten als vastgoedbelegging Sivitanidou en Sivitanides hebben gebruik gemaakt van de transactiegegevens van de Amerikaanse kantorenmarkt gedurende de periode van 1985 tot De data bestonden uit de gemiddelde rendementen van de zeventien grootste kantorenmarkten. Sivitanidou en Sivitanides stellen zelf dat de door hen gebruikte transactiedata hierdoor hun beperkingen kenden. In hun onderzoek stellen zij dat het rendement twee componenten bevat. Ten eerste een component dat afhankelijk is van lokale effecten en ten tweede een component dat afhankelijk is van macro-economische effecten. Zij concluderen dat de lokale determinanten van aanvulling zijn op de macro-economische determinanten, waaronder de verwachte inflatie en het rendement op de aandelenmarkt. Uit het onderzoek blijkt een positief significant verband tussen de verwachte inflatie en het rendement. De verwachte inflatie is geoperationaliseerd door het renteverschil te meten tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente van staatsobligaties. Overigens stellen de onderzoekers dat de lokale determinanten van grotere invloed zijn op het rendement dan de macro-economische determinanten (Sivitanidou en Sivitanides, 1999). Onderzoeken op microniveau De tweede stroming onderzoekt het rendement op microniveau door het object als onderzoeksgebied te nemen. Hendershott en Turner (1999) concludeerden in hun onderzoek dat objecten op de beste locatie een 5% lager rendement hebben dan een object op de slechtste locatie. Dit baseerden zij op basis van hun analyse van een transactiedatabase met 422 transacties (residentieel en commercieel ) in Stockholm in de periode van 1990 tot Chaney en Hoesli (2015) hebben de twee stromingen in hun onderzoek gecombineerd en determinanten op macro- en op microniveau onderzocht. Het onderzoeksgebied betrof Zwitserland en de data zijn afkomstig van de IAZI Swiss Property Benchmark. De data bestonden uit transacties en taxaties gedurende de periode van 1985 tot Dit onderzoek is erg interessant, omdat de IAZI transactiedata circa 60% van alle transacties gedurende de periode van 1985 tot 2010 bevat. De onderzochte determinanten op macroniveau zijn onder meer de aandelenmarkt (P/E ratio) en de obligatiemarkt (risicovrije rente). Daarnaast hebben de onderzoekers een aantal nog niet eerder onderzochte determinanten op microniveau geanalyseerd, namelijk: erfdienstbaarheden, invloed van veilingen, off-market transacties, kwaliteit van de constructie, staat van het object, kwaliteit van de huurder en huurdersdiversificatie. Chaney en Hoesli hebben aangetoond dat object specifieke risico s op microniveau, zoals renovatierisico, een significant verband hebben met het rendement. Daarnaast hebben Chaney en Hoesli een aantal aanvullende variabelen gevonden die van invloed zijn op het rendement. Dit zijn huurdersdiversificatie, huurdersrisico en de mate waarin de transactie heeft plaatsgevonden in een transparante markt (Chaney en Hoesli, 2015). Chaney en Hoesli vonden verschillen in rendement tussen taxatiewaarden en marktprijzen. In het onderzoek komt naar voren dat beleggers en taxateurs een object anders beoordelen om tot een waarde te komen. Het onderzoek impliceert dat taxateurs bij hun taxatie een sterke nadruk leggen op het individuele object om tot een waardering te komen. Dit terwijl beleggers meer vanuit de portfolio redeneren en hun prijsbepaling laten beïnvloeden door het niet diversifieerbaar risico van het object. De achterliggende oorzaken van deze verschillen zijn in het onderzoek echter niet inzichtelijk geworden. Mogelijke oorzaak is dat slechts 10% van de objecten zowel in de transactiedatabase als de taxatiedatabase voorkomen (Chaney en Hoesli, 2015).

27 25 Supermarkten als vastgoedbelegging Toegepast wetenschappelijk onderzoek in Nederland In Nederland is veel toegepast onderzoek verricht naar de determinanten van het brutoaanvangsrendement (Verhaegh, 2005; Berkhout, 2006; Svets, 2010; Windhorst, 2010 en Post, 2014). Verhaegh concludeert dat de huurpotentie, de hoogte van de markthuur en de resterende looptijd van het huurcontract een negatieve relatie hebben met de hoogte van het brutoaanvangsrendement. Ofwel, een toename van deze determinanten leidt tot een afname van het bruto-aanvangsrendement en dus een toename van de waarde (Verhaegh, 2005). Het onderzoeksgebied betrof de kantorenmarkt in de periode van 2002 tot 2003 en de gehanteerde dataset was afkomstig van de ROZ/IPD. In samenwerking met DTZ Zadelhoff verrichtte de Nyenrode Business Universiteit en de Universiteit van Tilburg in 2005 een onderzoek naar de fundamenten van het bruto-aanvangsrendement. Het onderzoeksgebied richtte zich op de invloeden van de locatiekenmerken, de gebouwkenmerken, de gebruikerskenmerken en de beleggerskenmerken op de hoogte van het bruto-aanvangsrendement. De dataselectie bestond uit kantorentransacties in de Randstedelijke steden gedurende de periode van 2004 tot medio Het onderzoeksrapport stelt dat uit de regressieanalyse is gebleken dat van de 42 onderzochte variabelen in totaal 20 de hoogte van het bruto-aanvangsrendement beïnvloeden. Ook is volgens de onderzoekers gebleken in welke mate de variabelen het brutoaanvangsrendement beïnvloeden. De onderzoekers hebben er voor gekozen deze resultaten buiten het rapport te houden. Veel onderzochte determinanten zijn specifiek van toepassing op de kantorenmarkt en derhalve niet relevant voor dit onderzoek. Een interessante uitkomst is wel dat de resterende looptijd van de huurcontracten het bruto-aanvangsrendement niet lijkt te beïnvloeden. Een bias in het onderzoek is dat de dataset bestond uit veel objecten met lange resterende looptijden. Gebruikmakend van data afkomstig van de ROZ/IPD deed Windhorst in 2010 onderzoek naar het bruto-aanvangsrendement van woningbeleggingen. De onderzochte determinanten zijn specifiek van toepassing op woningen en daarom niet relevant voor onderhavig onderzoek. Svets gaat in zijn onderzoek in op de determinanten van de rendementen van winkelvastgoed in het Verenigd Koninkrijk. Als dataset gebruikte Svets de IPD index over de periode van 1987 tot In tegenstelling tot de ROZ/IPD index in Nederland, maakt de IPD index in het Verenigd Koninkrijk binnen de winkelmarkt een verdere onderverdeling naar subcategorieën. Hiervan is de supermarktsector een van de zes subcategorieën. Svets heeft onder meer onderzocht of er een significant verband bestaat tussen de determinanten aandelenmarkt (FTSE 350 dividend yield), staatsobligatiemarkt, en de verwachte huurgroei en het rendement van een supermarktbelegging. Het onderzoek toonde geen verbanden aan (Svets, 2010). Tot slot verdient het onderzoek van Post (2014) speciale aandacht. De al eerder gememoreerde masterthesis van Post is het eerste onderzoek in Nederland naar de determinanten van het brutoaanvangsrendement van supermarktvastgoed. Post had in zijn onderzoek de beschikking over een dataset van 131 gebruikerstransacties (huurtransacties) over de periode van 2004 tot 2013, maar beschikte niet over de marktprijzen van de daadwerkelijke beleggingstransacties. Als substituut voor de marktprijs hanteerde Post de gemiddelde WOZ-waardeklasse. Post onderkent dat hierdoor rekening dient te worden gehouden met een bepaalde foutmarge in het berekende brutoaanvangsrendement.

28 26 Supermarkten als vastgoedbelegging In het onderzoek zijn de opgestelde hypotheses door middel van statistische analyses getoetst. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste uitkomsten: Een supermarktbelegging genereert een hoger bruto-aanvangsrendement (11,34%) dan een belegging in winkelvastgoed (6,55%). Op basis van het gemiddelde in de WOZ-waardeklasse, heeft Post het bruto-aanvangsrendement gedestilleerd. Dit rendement is vervolgens vergeleken met het ROZ/IPD-index winkelvastgoed rendement. Verder heeft een supermarktbelegging een hoger risico dan een winkelbelegging in het algemeen. Dit is tot uiting gekomen in een hogere standaarddeviatie van een supermarktbelegging. Er is geen significant verschil tussen het bruto-aanvangsrendement van supermarkten gelegen in een winkelcentrum en solitair gelegen supermarkten. Het bruto-aanvangsrendement vertoont geen significante verschillen tussen de landsdelen. De assumptie dat een Randstedelijke supermarktbelegging een lager bruto-aanvangsrendement heeft, is in het onderzoek verworpen. De determinanten oppervlakte van het winkelcentrum, leeftijd van het object, oppervlakte van de supermarkt en het aantal kassa s van de supermarkt hebben een significant verband met het bruto-aanvangsrendement. - Een toename van de oppervlakte van het winkelcentrum leidt tot een verlaging van het bruto-aanvangsrendement; - Een veroudering van de supermarkt heeft als gevolg dat het bruto-aanvangsrendement hoger wordt; - Het bruto-aanvangsrendement daalt bij een toename van het aantal kassa s. Per toegevoegde kassa daalt het bruto-aanvangsrendement met 0,914%. Het bruto-aanvangsrendement van supermarkten met een groot winkeloppervlakte is lager dan dat van supermarkten met een klein winkeloppervlakte. Dit scheelt circa 1,45%. Interessante bevindingen in het onderzoek zijn de invloed van het aantal kassa s en de invloed van de grootte van de supermarkt op het bruto-aanvangsrendement. In het onderzoek valt verder op dat het type winkelgebied geen invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement.

29 27 Supermarkten als vastgoedbelegging 3.3. Resumerend In tabel 3.3 zijn de belangrijkste onderzochte determinanten weergegeven plus de invloed van de determinant op het bruto-aanvangsrendement. Literatuuronderzoek: invloed determinanten op het bruto-aanvangsrendement (BAR) Determinant Auteur Toelichting Invloed op het BAR Macroniveau Aandelenmarkt Evans (1990) Toename van de reciproke van de P/E ratio (proxy voor aandelenmarkt) Ambrose en Nourse (2001) Svets (2010) Verwachte Inflatie Ambrose en Nourse (2001) Sivitanidou en Sivitanides, 1999 Toename van de reciproke van de P/E ratio (proxy voor aandelenmarkt) Stijging van het dividendrendement (proxy voor aandelenmarkt) yieldspread tussen de korte termijn en de lange termijn rente van staatsobligaties (proxy voor inflatie) yieldspread tussen de korte termijn en de lange termijn rente van staatsobligaties (proxy voor inflatie) Risicovrije rente Clayton et al., (2009) De rente op 10-jarige staatsobligaties + Chaney en Hoesli (2015) De rente op 10-jarige staatsobligaties + Svets (2010) De rente op staatsobligaties 0 Huurgroei Sivitanides et al. (2001) Hoge huren - Microniveau Hendershott MacGregor (2005) Locatie Hendershott en Turner (1999) Post (2014) en Hoge huren - Verhaegh (2005) Huurpotentie - Verhaegh (2005) Toename hoogte van de markthuur - Svets (2010) Huurgroei 0 Beste locatie - Onderscheid naar de vier verschillende landsdelen Winkelgebied Post (2014) Ligging in een winkelcentrum of solitaire ligging Ligging Post (2014) Ligging in een centraal winkelgebied of in een ondersteunend winkelgebied Looptijd contract Verhaegh (2005) Toename resterende looptijd contract - Nyenrode Business Universiteit en de Universiteit van Tilburg (2005) Resterende looptijd contract 0 Winkelvloeroppervlakte Post (2014) Toename van de oppervlakte van het winkelcentrum

30 28 Supermarkten als vastgoedbelegging Winkelvloeroppervlakte Post (2014) Toename winkeloppervlakte van de supermarkt Aantal kassa s Post (2014) Toename aantal kassa s - Huurder Chaney en Hoesli (2015) Goede kwaliteit van de huurder - Goede huurdersdiversificatie - Renovatierisico Post (2014) Veroudering van de supermarkt + Chaney en Hoesli (2015) Kwaliteit van de constructie - Conditie van het object - Erfdienstbaarheden Chaney en Hoesli (2015) Erfdienstbaarheden aanwezig + Verkoopproces Chaney en Hoesli (2015) Verkoop via een veiling + Chaney en Hoesli (2015) Off-market transactie - Tabel 3.3: Literatuuronderzoek: invloed determinanten op het bruto-aanvangsrendement (BAR) 3.4. Praktijk De determinanten die uit de literatuurstudie naar voren zijn gekomen, zijn aangevuld met determinanten op microniveau die vanuit de dagelijkse praktijk interessant zijn om in het onderzoek te betrekken. Dit zijn de determinanten type koper en type supermarktformule. Type koper Een normale belegger of een eigenaar/gebruiker. De eigenaar/gebruiker beoordeelt een supermarktbelegging niet enkel als een vastgoedbelegging, maar kijkt ook vanuit een (toekomstig) exploitatieperspectief. Er is immers sprake van een huursituatie en bij een eigendomswisseling is het mogelijk dat deze huursituatie in gevaar komt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de opvolgend verhuurder beëindiging van de huurovereenkomst vordert op grond van dringend eigen gebruik ex artikel art. 7:296 lid 1 sub b BW. De wens van de opvolgend verhuurder is dan om zelf een supermarkt in het gehuurde te exploiteren. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit diverse malen onderwerp van geschil is geweest, waarbij het merendeel van de zaken in het voordeel van de eisende partij (opvolgend verhuurder) is beslist (Hoge Raad, 12 juli 2002, RvdW 2002, 124; Gerechtshof s-gravenhage, 14 maart 2006, WR 2006, 68; Hoge Raad, 16 maart 2007, RvdW 2007, 308). Daarnaast kan het voor een huurder vanuit strategische overwegingen (te denken valt aan een gewenste uitbreiding) gewenst zijn om de volledige zeggenschap te hebben over de locatie. Gelet op bovenstaande is het aannemelijk dat een huurder een extra belang heeft om het eigendom te verwerven. Verondersteld wordt dat een eigenaar/gebruiker als koper een negatieve invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement. Type supermarktformule Het Nederlandse supermarktlandschap kan worden ingedeeld in 6 verschillende formuletypen (EFMI Business School/Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, 2011). Een overzicht van deze indeling is in bijlage 2 opgenomen. Uit de markt blijkt dat een full-service supermarkt (met namealbert Heijn) meer geliefd is onder beleggers dan een hard discount supermarkt (met name Aldi). Dit is ingegeven door het feit dat Aldi minder loyaal is aan haar locaties dan Albert Heijn. Begin 2012 bedroeg het totaal aantal Aldi locaties 496. Gedurende de periode van 2012 tot medio 2015 heeft Aldi 64 van deze 496 locaties verlaten. Dit komt overeen met 12,9% van het totaal aantal locaties. Albert Heijn heeft gedurende deze periode van 30 locaties afscheid genomen, oftewel 3,8% van het totaal. Begin -

31 29 Supermarkten als vastgoedbelegging 2012 had Albert Heijn 798 locaties (Locatus, 2015b). Verondersteld wordt dat een hard discountsupermarkt een positieve invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement Conclusie Uit het literatuuronderzoek blijkt dat de meeste onderzoeken zijn uitgevoerd met een dataset afkomstig van taxatiegegevens. Een taxateur hanteert het begrip marktwaarde en dit is een ander begrip dan de marktprijs. De marktprijs is het bedrag waarop een transactie wordt bereikt (Ten Have, 2011) en dit begrip is zuiverder om de determinanten van het bruto-aanvangsrendement te onderzoeken. Immers, een transactie is de feitelijke werkelijkheid, een taxatie een theoretische inschatting van de werkelijkheid. De definitie van het bruto-aanvangsrendement gaat uit van de marktprijs. Zowel op macro- als op microniveau hebben verschillende auteurs een verband aangetoond tussen de onderzochte determinant(en) en het bruto-aanvangsrendement. Wat opvalt is dat er nog betrekkelijk weinig onderzoek is uitgevoerd naar de winkelmarkt en supermarktvastgoed in het bijzonder. Tevens valt op dat er nog betrekkelijk weinig gedetailleerde transactiedata voorhanden zijn. Weliswaar heeft Post onderzoek verricht naar supermarkten, maar in zijn onderzoek ontbrak het aan transactiedata. Chaney en Hoesli (2015) hadden in hun onderzoek wel de beschikking over veel transactiedata, maar niet over winkelbeleggingen. Hun onderzoek stond in het teken van de kantoren- en de woningmarkt Hypothesen Zoals eerder beschreven in Hoofdstuk 1 ligt de nadruk van het onderzoek op de analyse van de financiële determinanten die van invloed zijn op het bruto-aanvangsrendement. Dit bezien vanuit het perspectief van de belegger. Het perspectief van de belegger dient volgens Chaney et al. (2015, p. 19) gebaseerd te zijn op de transactiedata. Op basis van het literatuuronderzoek en de beschikbare transactiedata zijn er determinanten geselecteerd die interessant zijn om in het onderzoek te betrekken. De determinanten renovatierisico, erfdienstbaarheden en het verkoopproces vallen buiten het bestek van dit onderzoek, omdat hiervoor geen informatie voorhanden is. De geselecteerde determinanten dienen als onafhankelijke variabelen voor de afhankelijke variabele het bruto-aanvangsrendement. Aan de hand van de verwachte invloed van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele het bruto-aanvangsrendement zijn de volgende hypothesen opgesteld. De operationalisering van deze hypothesen vindt in hoofdstuk 4 plaats. 1) Een supermarkttransactie met een eigenaar/gebruiker als koper heeft een lager brutoaanvangsrendement dan wanneer een belegger de koper is. Toelichting: Uit de praktijk blijkt dat de eigenaar/gebruiker een supermarktbelegging niet enkel als vastgoedbelegging beoordeelt, maar ook vanuit een exploitatieperspectief Bij een eigendomswisseling is het mogelijk dat de huursituatie in gevaar komt (ex artikel art. 7:296 lid 1 sub b BW). Daarnaast kan het voor een huurder vanuit strategische overwegingen gewenst zijn om de supermarkt te verwerven. Het is aannemelijk dat een huurder een extra belang heeft om het eigendom te verwerven en net iets meer wil betalen dan een belegger. Deze determinant is tijdsinvariant.

32 30 Supermarkten als vastgoedbelegging 2) Een supermarkttransactie met als supermarktformule een full service supermarkt (met name Albert Heijn) heeft een lager bruto-aanvangsrendement dan een hard discount supermarktformule (met name Aldi). Toelichting: Uit de markt blijkt dat een Albert Heijn meer geliefd is onder beleggers dan een Aldi. Uit data van Locatus blijkt dat Aldi gedurende de periode van 2012 tot medio 2015 minder loyaal is aan haar locaties dan Albert Heijn. Deze determinant is tijdsinvariant. 3) Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen de determinant aandelenmarkt en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. Toelichting: Ambrose en Nourse (2001) hebben in hun onderzoek aangetoond dat een stijging van de reciproke van de P/E ratio een negatief verband heeft met het aanvangsrendement. Indien de P/E ratio stijgt, nemen de investeringen in de aandelenmarkt toe en daalt het rendement van de aandelen. Dit is ook aannemelijk omdat er door de stijging van de investeringen in de aandelenmarkt minder kapitaal beschikbaar is voor supermarktbeleggingen. Als gevolg hiervan stijgt het bruto-aanvangsrendement. Deze determinant is tijdsvariant. 4) Er is een significant positief verband (correlatie) tussen de determinanten (verwachte) inflatie en de rente op de staatsobligaties (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. Toelichting: Voor de verwachte inflatie wordt gekeken naar de yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente van staatsobligaties. Het uitgangspunt is dat de leningen met kortere looptijden een lager rendement hebben dan de leningen met langere looptijden. Leningen met een langere looptijd kennen normaliter een hoger rendement, omdat in het rendement een compensatie is opgenomen voor de kans op waardevermindering door toekomstige inflatie. Het positieve verband tussen een stijging van de verwachte inflatie en het aanvangsrendement is aangetoond door Ambrose en Nourse (1993) en Sivitanidou en Sivitanides (1999). Deze determinant is tijdsvariant. Indien de rente op staatsobligaties (10-jarig) stijgt, wordt de obligatiemarkt voor beleggers aantrekkelijker om in te beleggen. Gevolg is dat er minder kapitaal beschikbaar is voor de supermarktbeleggingen, er van uitgaande dat supermarktbeleggers een beleggingsstrategie hanteren voor de lange termijn. Dit sluit aan bij de resultaten van de onderzoeken van Clayton et al. (2009) en Chaney en Hoesli (2015). In beide onderzoeken is een positief verband aangetoond. Deze determinant is tijdsvariant. 5) Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen de determinanten huurpotentie, locatie, winkelgebied, ligging, resterende looptijd huurcontract, winkelvloeroppervlakte en aantal kassa s (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele brutoaanvangsrendement.

33 31 Supermarkten als vastgoedbelegging Toelichting: Huurpotentie In tegenstelling tot de onderzoeken van Sivitianides et al. (2001) en Hendershott en MacGregor (2005) wordt er in dit onderzoek van uitgegaan dat beleggers rationeel verdrag vertonen en dat hoge huren geen negatieve invloed hebben op het brutoaanvangsrendement. Verondersteld wordt dat beleggers goed geïnformeerd zijn over de eventuele huurpotentie (in het geval van een huurprijsherziening) van de te verwerven supermarkt. Uit het door DTZ Zadelhoff verrichtte onderzoek naar de kenmerken van supermarktbeleggingen is immers per winkelgebied en per provincie de gemiddelde huurprijs van supermarkten inzichtelijk gemaakt (DTZ Zadelhoff, 2011). In onderhavig onderzoek wordt verondersteld dat de huurpotentie een negatief verband heeft met het brutoaanvangsrendement. Dit sluit aan met de bevindingen van Verhaegh (2005). Locatie, winkelgebied en ligging Het uitgangspunt van onderhavig onderzoek is dat supermarkten op een betere locatie een lager rendement hebben dan supermarkten op een slechtere locatie. Dit sluit aan bij de conclusies van het door Hendershott en Turner (1999) uitgevoerde onderzoek. Voor het begrip locatie is aansluiting gezocht bij de door Post onderzochte variabelen geografische ligging, type winkelgebied en ligging in winkelcentrum (ja/nee). Overigens vond Post voor deze variabelen geen verband met het bruto-aanvangsrendement (Post, 2014). Resterende looptijd huurcontract De verwachting is dat een toename van de resterende looptijd van het huurcontract een negatief verband heeft met het bruto-aanvangsrendement. Het idee is dat een langjarig huurcontract een grotere mate van toekomstige zekerheid geeft over de hoogte van de toekomstige kasstroom. Winkelvloeroppervlakte en aantal kassa s Tot slot heeft Post (2014) aangetoond dat het aantal kassa s en een toename van de winkelvloeroppervlakte een negatief verband kennen met het bruto-aanvangsrendement. Het is interessant om te onderzoeken of dit verband eveneens gevonden kan worden op basis van de beschikbare transactiedata. De determinanten in de vijfde hypothese zijn allen tijdsinvariant.

34 32 Supermarkten als vastgoedbelegging 4. Methode en data Uit de literatuurstudie in hoofdstuk 3 is naar voren gekomen dat de vraagstelling en de deelvragen worden getoetst aan de hand van de vijf opgestelde hypotheses. Alvorens deze toetsing plaatsvindt in hoofdstuk vijf, wordt in dit vierde hoofdstuk ingegaan op de gebruikte onderzoeksmethode, de dataverantwoording, de geoperationaliseerde onderzoeksvariabelen en de beschrijvende statistiek Meervoudige regressieanalyse en overige methoden Uit de literatuurstudie blijkt dat de meervoudige regressieanalyse een veelvuldig gebruikte methode is om de invloed van de determinanten op het aanvangsrendement te onderzoeken en opgestelde hypotheses te toetsen. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op deze statistische analysetechniek. De meervoudige regressieanalyse kijkt of er, op basis van de correlatie van de onafhankelijke variabelen (de verschillende geselecteerde determinanten) en de afhankelijke variabele (het brutoaanvangsrendement), een (voorspellend) verband is. De essentie is als volgt: verschillen in het brutoaanvangsrendement (de afhankelijke of te verklaren variabele) worden toegewezen aan verschillen in de determinanten (onafhankelijke of verklarende variabelen) van de supermarktbelegging. Door het toepassen van de meervoudige regressieanalyse als onderzoeksmethode, is het mogelijk om de invloed van meerdere onafhankelijke variabelen op de te verklaren variabele te onderzoeken. Naast de meervoudige regressieanalyse is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van de t-toets en de enkelvoudige variantieanalyse (one way ANOVA). De t-toets is een analysetechniek om te bepalen of de gemiddelden van twee groepen bij een testvariabele significant van elkaar verschillen. De enkelvoudige variantieanalyse (one way ANOVA) is een methode om na te gaan of de gemiddelden van drie groepen op de testvariabele significant van elkaar verschillen Vooronderstellingen Voor het mogen toepassen van een meervoudige regressieanalyse gelden de volgende vooronderstellingen (De Vocht, 2010, p. 199): (1) Meetniveau: de variabelen zijn gemeten op tenminste intervalniveau of als dummy variabele. De onafhankelijke variabelen kunnen ook als dummy worden gebruikt; (2) Normale verdeling: voor elke combinatie van waarden van alle onafhankelijke variabelen is in de populatie een normale verdeling van afhankelijke waarden. Deze normale verdelingen hebben dezelfde variantie. (3) Homoscedasticiteit (homogeen); (4) Het model heeft een lineair verband; (5) De onderlinge onafhankelijke variabelen mogen elkaar onderling niet te sterk correleren. In dat geval meten de onafhankelijke variabelen min of meer hetzelfde en is het niet mogelijk het effect van een afzonderlijke variabele te meten; (6) Verder geldt dat het verband tussen de afhankelijke variabele, het bruto-aanvangsrendement, en iedere onafhankelijke variabele is theoretisch causaal.

35 33 Supermarkten als vastgoedbelegging De vergelijking van een meervoudige regressieanalyse met p onafhankelijke variabelen ziet er als volgt uit (De Vocht, 2010, p. 198): Ῡ = B 0 + B 1 * X 1 + B 2 * X 2 + B 3 * X 3 +. B p * X p In deze vergelijking is Ῡ de voorspellende waarde. De B 0 is de intercept, ook wel de constante waarde genoemd. De intercept geeft het snijpunt op de y-as aan in het geval van alle X i =0. De X geeft de onafhankelijke variabelen weer die van invloed zijn op het bruto-aanvangsrendement. Dit zijn de geselecteerde determinanten uit het vorige hoofdstuk. De B p staat synoniem voor de vermenigvuldigingsfactor van de determinanten X. Uit de regressieformule blijkt wat de significant samenhangende variabelen zijn en wat hun effect is op de te verklaren variabele (Baarda et al, 2011, pp ). Voor dit onderzoek is de regressievergelijking als volgt: Bruto-aanvangsrendement van de supermarktbelegging = B 0 + B 1 * type koper + B 2 * type supermarktformule + B 3 * aandelenmarkt + B 4 * verwachte inflatie + B 5 * risicovrije rente + B 6 * locatie + B 7 * winkelgebied + B 8 * ligging + B 9 * huurpotentie + B 10 * resterende looptijd contract + B 11 * winkelvloeroppervlakte + B 12 * aantal kassa s Voor de determinanten locatie, huurpotentie en winkelvloeroppervlakte zijn er meerdere variabelen geselecteerd om de invloed van de determinant op het bruto-aanvangsrendement te voorspellen Correlatie en causaliteit Met correlatie worden de sterkte en de richting van het verband tussen twee variabelen (interval- of ratiovariabelen) bepaald. Dit verband wordt uitgedrukt in Pearson s correlatiecoëfficiënt, uitgedrukt in r. De waarde van de correlatiecoëfficiënt ligt altijd tussen -1 en +1. Hoe hoger de waarde van de coëfficiënt, des te sterker is het verband en des te dichter liggen de punten rondom een denkbeeldige rechte lijn. Als r=1 dan is er sprake van een perfect positief verband. Voor -1 geldt precies het tegenovergestelde. De maat voor de sterkte van het verband kan worden berekend door r te kwadrateren. Dit wordt de determinatiecoëfficiënt genoemd, oftewel r². Voor het berekenen van Pearson s correlatiecoëfficiënt is een bivariate normale verdeling verondersteld (De Vocht, 2002). Nu de richting van een eventueel verband vooraf niet bekend is, is een tweezijdige toets uitgevoerd. Bij de (multiple) regressieanalyse wordt in dit onderzoek een causale relatie verondersteld tussen de afhankelijke variabele, het bruto-aanvangsrendement, en de onafhankelijke determinanten. Met behulp van regressie is het mogelijk de afhankelijke te voorspellen aan de hand van meerdere onafhankelijke variabelen (De Vocht, 2002). De multiple correlatiecoëfficiënt R geeft de correlatie van de afhankelijke variabele aan met alle onafhankelijke variabelen. Door R te kwadrateren ontstaat de determinatie coëfficiënt, deze geeft de variantie (uitgedrukt in een percentage) aan. Bij de regressieanalyse is de multicollineariteit een punt van aandacht. De onderlinge onafhankelijke variabelen mogen elkaar onderling niet te sterk correleren. In dat geval meten de onafhankelijke variabelen min of meer hetzelfde en is het niet mogelijk het effect van een afzonderlijke variabele te meten.

36 34 Supermarkten als vastgoedbelegging Methode Bij meervoudige regressie zijn er in SPSS drie methoden om de analyse uit te kunnen voeren. Dit zijn de methoden forward, backward en stepwise. Bij de forward en de backward methoden wordt verder niet stilgestaan, omdat de techniek van beide methoden complexer is dan de stepwise methode. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de methode die in de praktijk het meest wordt toegepast. Dit is de automatische stepwise methode. Bij iedere stap voegt SPSS een variabele toe aan de voorspelling. SPSS begint met de variabele die het best de afhankelijke variabel, het brutoaanvangsrendement verklaart. Vervolgens neemt SPSS de daarop volgende variabele die het best bijdraagt aan de voorspelling van het bruto-aanvangsrendement. Het voordeel van deze methode is dat het mogelijk is om na te gaan in welke mate de voorspelling verbetert indien een variabele wordt toegevoegd (Vocht, 2010) Dataverantwoording De vastgoedwereld kent een aantal organisaties die zich bezighoudt met het registreren en analyseren van beleggingstransacties. Naast de commerciële makelaarskantoren zijn dit de onafhankelijke researchcentra van PropertyNL en Vastgoedmarkt. PropertyNL en Vastgoedmarkt delen hun kennis met de commerciële vastgoedorganisaties, waaronder DTZ Zadelhoff. DTZ Zadelhoff publiceert jaarlijks het vastgoed visierapport met daarin cijfers over het beleggingsvolume van het afgelopen jaar. Volgens DTZ Zadelhoff is naar schatting circa 90% van de beleggingstransacties in kantorenvastgoed inzichtelijk. Voor winkelvastgoed ligt dit percentage lager, al zijn er helaas geen concrete cijfers beschikbaar. De inschatting is dat circa 75% tot 85% van het beleggingsvolume in winkelvastgoed inzichtelijk is. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de transactiedatabase van DTZ Zadelhoff. De beschouwingsperiode is de periode van 2010 tot medio De periode van vóór 2010 is buiten beschouwing gelaten, omdat de kwaliteit van de informatie van vóór 2010 onvoldoende is om een statistische analyse op uit te voeren. Uit de transactiedatabase van DTZ Zadelhoff blijkt dat in de periode van 2010 tot medio 2015 zich ruim 600 winkelbeleggingstransacties hebben voorgedaan met een totaal beleggingsvolume van circa 5,5 miljard euro. Deze ruim 600 winkelbeleggingstransacties zijn gefilterd op de aanwezigheid van minimaal één supermarkt. Het resultaat is een opgeschoonde dataset (pooled cross section data) met daarin 183 transacties met een totaal beleggingsvolume van circa 1,6 miljard euro. De koopsommen van deze 183 transacties zijn geverifieerd door het Kadaster raad te plegen. Tevens zijn de huurgegevens gecontroleerd aan de hand van de verschillende Investment Memoranda (verkoopbrochures). Daar waar nodig is er informatie aan de database toegevoegd, onder meer de resterende looptijd van de huurcontracten en het aandeel van de supermarkt in de totale transactie. Tot slot zijn de huurgegevens gecontroleerd door de vastgoedprofessionals te raadplegen die bij de transactie betrokken waren. De dataset is verder verrijkt door gebruik te maken van informatie afkomstig van Locatus, DTZ Zadelhoff, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Centraal Plan Bureau (CPB), De Nederlandse Bank (DNB) en de Princeton University. Locatus heeft als onafhankelijke dienstverlener over ieder winkelpand in Nederland informatie beschikbaar. Dit betreft onder meer het type

37 35 Supermarkten als vastgoedbelegging winkelgebied, de winkelvloeroppervlakte en het aantal kassa s van een supermarkt. Van het CBS, CPB, DNB en de Princeton University is informatie verkregen omtrent de inflatie, de rentevoet en de beurskoers. Het rapport van DTZ Zadelhoff (2011) is gebruikt voor de betaalde supermarkthuren per provincie en per type winkelgebied in kaart te brengen Operationalisering van de variabelen In deze paragraaf vindt de operationalisering van de onafhankelijke variabelen en van het brutoaanvangsrendement plaats. Zoals in hoofdstuk 3 beschreven, zijn de determinanten renovatierisico, erfdienstbaarheden en het verkoopproces niet meegenomen in dit onderzoek. Op basis van het literatuuronderzoek en de beschikbare dataset zijn de determinanten geoperationaliseerd. In tabel 4.1 staat een overzicht van de geoperationaliseerde variabelen. Operationalisering van de onafhankelijke variabelen # Determinant Invloed op het BAR Praktijk (microniveau) Variabele 1 Type koper - Het type koper is onderverdeeld in twee groepen, namelijk de groep belegger en de groep eigenaar/gebruiker. Per supermarkttransactie is het type koper aangeduid. Indien de koper geen eigenaar/gebruiker is, behoort het type koper automatisch tot de groep belegger. 2 Type supermarktformule + Voor onderhavig onderzoek is de door EFMI Business School/Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (2011) gehanteerde indeling gereduceerd tot de groepen full-service, hard discount en overige. Deze aangepaste indeling is ingegeven doordat het onderzoek een verschil in rendement tracht aan te tonen tussen de full-service supermarkten en de hard-discount supermarkten. Tevens geeft deze indeling een meer evenwichtige spreiding van het aantal valide cases per groep. Macroniveau 3 Aandelenmarkt - Als proxy voor de aandelenmarkt is reciproke van de koerswinstverhouding (P/E ratio) van de S&P 500 aangehouden. Deze sluit aan bij de gehanteerde methodiek van Evans (1990), Ambrose en Nourse (2001) en Chaney en Hoesli (2015). De reciproke van de P/E ratio, gemeten op maandniveau, is gekoppeld aan de leveringsdatum van de afzonderlijke transacties. 4 Verwachte Inflatie + Als proxy voor de verwachte inflatie is de yieldspread tussen de korte termijn rente (de 3 maands Euribor) en de lange termijn rente (de jongste 10 jaars Nederlandse staatsobligaties) gehanteerd. De hoogte van de yieldspread, gemeten op maandniveau, is gekoppeld aan de leveringsdatum van de afzonderlijke transacties. 5 Risicovrije rente + Rentetarieven van de jongste 10 jaars Nederlandse staatsrente. Het rentetarief, op kwartaalniveau, is gekoppeld aan de leveringsdatum van de afzonderlijke transacties.

38 36 Supermarkten als vastgoedbelegging Microniveau 6 Locatie - Voor de locatie is een indeling gemaakt naar provincie. Uitgangspunt is dat de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht de beste locaties zijn. Dit uitgangspunt sluit aan bij de door Post (2014) gestelde hypothese dat een supermarkt in de Randstad een lager rendement heeft dan een supermarkt gelegen elders in Nederland. 7 Winkelgebied - Naast het geografische onderscheid, is er een onderscheid gemaakt op basis van het type winkelgebied. Voor de verschillende typen winkelgebieden wordt verwezen naar bijlage 3. Gelet op de vele typen winkelgebieden, is er in dit onderzoek voor gekozen om enkel onderscheid te maken tussen het type centraal winkelgebied en het type ondersteunend winkelgebied. Vertrekpunt is dat de centraal gelegen winkelgebieden de beste locaties zijn, omdat hier het meeste winkelaanbod is. Dit vertrekpunt sluit aan bij de centrale plaatsentheorie van Christaller. Christaller stelt dat centraal gelegen centra meer typen voorzieningen aanbiedt en een groter verzorgingsgebied heeft (Atzema et al., 2012). 8 Ligging - In lijn met de onderverdeling naar type winkelgebied, is er tevens een rangschikking gemaakt naar ligging van de supermarkt. Per transactie is in kaart gebracht of de supermarkt een solitaire ligging heeft dan wel onderdeel is van een winkelcentrum. Uitgangspunt is dat een supermarkt gelegen in een winkelcentrum de beste locatie is (Post, 2014). 9 Huurpotentie - Voor de bepaling van de huurpotentie is gekeken naar de gemiddelde huurprijzen (per m²) van supermarkten op het niveau van provincie (DTZ Zadelhoff, 2011). Deze methode vertoont overeenkomsten met de meer verfijnde huurherzieningsprocedure conform artikel 7:303 BW. Een verdere uitweiding over de huurherzieningsprocedure conform artikel 7:303 BW valt buiten het bestek van dit onderzoek. - Ter aanvulling op bovenstaande zijn tevens de gemiddelde huurprijzen (per m²) per grootteklasse (DTZ Zadelhoff, 2011) in de analyse betrokken. 10 Resterende looptijd contract - Gemiddelde resterende gewogen looptijd van de huurovereenkomst(en), uitgedrukt in jaren op het moment van de leveringsdatum. 11 Winkelvloeroppervlakte Post (2014) heeft aangetoond dat een supermarkt met een groter winkelvloeroppervlakte een lager brutoaanvangsrendement heeft dan een supermarkt met een kleiner winkelvloeroppervlakte. Onderhavig onderzoek gaat dieper in op de determinant winkelvloeroppervlakte door zowel de winkelvloeroppervlakte van de transactie als de winkelvloeroppervlakte van de supermarkt te analyseren. - Het uitgangspunt is dat een toename van de totale winkelvloeroppervlakte van de transactie een negatieve invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement.

39 37 Supermarkten als vastgoedbelegging 12 Aantal kassa s Tabel 4.1: Operationalisering van de onafhankelijke variabelen De veronderstelling is dat een toename van het winkelvloeroppervlakte van de supermarkt een negatieve invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement. De winkelvloeroppervlakte is ingedeeld in grootteklassen (DTZ Zadelhoff, 2011). De veronderstelling is dat een toename van het supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte een negatieve invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement. Per transactie is het aantal kassa s in kaart gebracht. Hiervoor is gebruik gemaakt van data die door Locatus beschikbaar is gesteld. Indien de transactie bestaat uit meer dan één supermarkt, is het gemiddelde aantal kassa s per supermarkt aangehouden. Naast de determinanten op macro- en microniveau zitten in het model ook dummy variabelen voor de transactiedatum (uitgedrukt in het jaartal) opgenomen. De coëfficiënten van deze dummy variabelen geven de zogenaamde time fixed effects weer en kunnen worden geïnterpreteerd als de ontwikkeling van het bruto-aanvangsrendement. In bijlage 4 staat een schematisch overzicht met daarin het meetniveau van de variabelen. In bijlage 5 staat een overzicht van de gebruikte dummy variabelen. Uit bijlage 5 blijkt dat voor de determinanten type koper, type supermarktformule, locatie, winkelgebied en ligging gebruik is gemaakt van dummy variabelen. Uit paragraaf blijkt dat de afhankelijke variabele, het bruto-aanvangsrendement v.o.n., kan worden berekend aan de hand van de marktprijs. De marktprijs, ook wel koopsom genoemd, is het bedrag waarop de transactie tot stand komt. In het Kadaster wordt de koopsom uitgedrukt als het bedrag kosten koper (k.k.). Om de koopsom v.o.n. te berekenen is de koopsom k.k. verhoogd met de wettelijke overdrachtsbelasting (6% van de koopsom k.k.) en de notariskosten (aanname: 0,15% van de koopsom k.k.) Controle vooronderstellingen Voor de controle van de vooronderstellingen is gebruik gemaakt van de residuenanalyse en van Pearson s correlatiecoëfficiënt. Met behulp van de residuenanalyse is het mogelijk na te gaan of er voldaan is aan de vooronderstellingen 2, 3 en 4 van de regressie analyse. In een regressieanalyse zijn residuen de verschillen tussen de waargenomen Y-waarden van de afhankelijke variabele, het brutoaanvangsrendement, en de door de regressievergelijking voorspelde Y-waarden. Volgens Vocht geven de residuen een beeld van de kwaliteit van het regressiemodel. Hoe dichter de punten bij de lijn liggen, des te kleiner zijn de residuen. Des te kleiner de residuen des te sterker is het verband en des te beter is de kwaliteit van het regressiemodel (De Vocht, 2010, p ). Vooronderstelling 5 kan worden gecontroleerd aan de hand van Pearson s correlatiecoëfficiënt (uitgedrukt in r) en de variance inflation factor (VIF). Deze correlatiecoëfficiënt meet de onderlinge correlatie tussen twee onafhankelijke variabelen. In onderstaande wordt beantwoord of voor dit onderzoek voldaan is aan de vooronderstellingen voor het mogen uitvoeren van een meervoudige regressie analyse.

40 38 Supermarkten als vastgoedbelegging (1) Meetniveau: uit bijlage 3 blijkt dat de variabelen allen zijn gemeten op rationiveau of als dummy variabele in het onderzoek zijn meegenomen. Dit betekent dat er tenminste is gemeten op intervalniveau dan wel als dummy variabele. Hiermee is aan de eerste vooronderstelling voldaan. (2) Normale verdeling: met een histogram en/of een normal probality plot kan onderzocht worden of de residuen normaal verdeeld zijn. De normal probality plot is normaal verdeeld als alle punten (rondom) de diagonaal liggen (De Vocht, 2010, p. 209). In bijlage 6 is de histogram en de normal probality plot van dit onderzoek opgenomen. Uit de analyse van beide figuren blijkt dat de residuen als normaal verdeeld kunnen worden beschouwd. (3) Homoscedasticiteit: door de gestandaardiseerde residuen op de Y-as af te zetten tegen de gestandaardiseerde voorspelde Y-waarden op de X-as kan worden nagegaan of de variantie van de residuen homoscedasticiteit (homogeen, contant) is. (De Vocht, 2010, p ). Door het maken van een spreidingsdiagram (scatterplot) kan dit worden nagegaan. In bijlage 3 is de figuur van de scatterplot opgenomen. Uit de figuur valt af te lezen dat de punten evenwichtig rondom de horizontale nullijn liggen. Dit betekent dat de variantie homoscedasticiteit is. (4) Lineair verband: de lineariteit kan eveneens met de scatterplot gecontroleerd worden. Indien de residuen geen duidelijk patroon vertonen, maar in een horizontale band (rondom) de nullijn liggen is er sprake van een lineair verband. Gezien de scatterplot figuur in bijlage 6, is er sprake van een lineair verband. (5) Correlatie onderlinge onafhankelijke variabelen: Bij de regressieanalyse is de multicollineariteit een punt van aandacht. De onderlinge onafhankelijke variabelen mogen elkaar onderling niet te sterk correleren. In dat geval meten de onafhankelijke variabelen min of meer hetzelfde en is het niet mogelijk het effect van een afzonderlijke variabele te meten. Voor het berekenen van de onderlinge correlatie is gebruik gemaakt van twee methoden, namelijk de Pearson s correlatiecoëfficiënt (r) en de variance inflation factor (VIF). Voor het berekenen van de Pearson s correlatiecoëfficiënt (r) is een correlatiematrix opgesteld. De correlatiematrix is in bijlage 7 opgenomen. Om onderlinge correlatie tegen te gaan, zijn de correlaties tussen onafhankelijken met als uitkomst r 0,9 buiten de analyse gelaten (De Vocht, 2002). Uit de tabel valt af te lezen dat er geen onderlinge correlaties zijn. De hypotheses zijn getoetst aan de hand van de meervoudige regressieanalyse (zie hoofdstuk 5). Tijdens de regressieanalyse zijn de variance inflation factor (VIF) en de tolerance in acht genomen. De VIF bepaald of er een lineair verband is tussen een determinant en andere determinanten (Field, 2000). Volgens Field (2000) geeft een VIF waarde van meer dan 10 problemen met betrekking tot de multicollineariteit. De tolerance is de reciproke van de VIF. Volgens Field (2000) geeft een tolerance waarde lager dan 0,2 problemen aangaande de multicollineariteit. Geconcludeerd kan worden dat dit onderzoek voldoet aan de gestelde vooronderstellingen voor het mogen uitvoeren van een meervoudige regressie analyse.

41 39 Supermarkten als vastgoedbelegging 4.5. Beschrijvende statistiek Uit het onderzoek van Post blijkt dat de beschikbare informatie over de rendementen van supermarkten uiterst summier en niet transparant is (Post, 2014). Met behulp van de gebruikte dataset geldt deze informatiebeperking niet voor dit onderzoek. De dataset bestaat uit 183 beleggingstransacties die in de periode van 2010 tot medio 2015 hebben plaatsgevonden. Deze 183 transacties zijn gezamenlijk goed voor een totaal beleggingsvolume van circa 1,6 miljard euro. In figuur 4.1 is het beleggingsvolume en het gemiddelde brutoaanvangsrendement v.o.n. op jaarbasis weergegeven. Supermarktbeleggingsvolume en BAR v.o.n. in de periode van 2010 tot medio ,0% 7,8% 7,5% 7,1% 6,8% 6,8% medio ,0% 8,5% 8,0% 7,5% 7,0% 6,5% 6,0% Volume (x mln euro) BAR v.o.n. Figuur 4.1: Supermarktbeleggingsvolume en bruto-aanvangsrendement v.o.n. in de periode 2010 tot medio % 12% BAR v.o.n. (y-as) afgezet tegen de datum van de eigendomsoverdracht (x-as) 10% 8% R² = 0,1943 6% 4% 2% 0% Figuur 4.2 BAR v.o.n. (y-as) afgezet tegen de datum van de eigendomsoverdracht(x-as)

42 40 Supermarkten als vastgoedbelegging In figuur 4.2 is het bruto-aanvangsrendement per transactie weergegeven voor de periode van 2010 tot medio Uit de figuur blijkt dat de trendlijn een stijgende lijn laat zien met een hellingshoek van circa 0,2% per jaar. In tabel 4.2 staat de SPSS output van de gehanteerde afhankelijke variabele. De N betreft het aantal cases (transacties), het minimum de laagste score, het maximum de hoogte score, de Mean is het gemiddelde en de standaarddeviatie is als Std.deviation weergegeven. Beschrijvende statistiek: gehanteerde afhankelijke variabele Variabele N Minimum Maximum Mean Std.deviantion Bruto-aanvangsrendement 183 4,3 13,0 7,421 1,1295 Tabel 4.2: Beschrijvende statistiek: gehanteerde afhankelijke variabele In totaal maken 220 supermarkten onderdeel uit van de 183 transacties. In 150 gevallen was één supermarkt onderdeel van de transactie; solitair dan wel als onderdeel van een winkelcentrum. In 29 gevallen omvatte de transactie twee supermarkten en in drie gevallen zelfs drie supermarkten. Slechts in één enkel geval waren vier supermarkten onderdeel van de transactie. Noemenswaardig is dat van de 220 supermarkten het 40 keer een Lidl betreft. Dit komt overeen met 18% van het totaal. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het merendeel (27) door Lidl zelf is verworven. Zij hebben veel van hun eigen supermarkten gekocht. In tabel 4.3 is de frequentieverdeling van de determinant type koper weergegeven. Uit de tabel blijkt dat ruim 20% van de supermarkten worden gekocht door de eigenaar/gebruiker. Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant type koper Type koper Frequentie % Belegger ,8 Eigenaar/gebruiker 37 20,2 Totaal ,0 Tabel 4.3 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant type koper Uit tabel 4.4 blijkt de frequentieverdeling van de determinant type supermarktformule. Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant type supermarktformule Type supermarktformule Frequentie % Full-service 71 38,8 Hard discounter 37 20,2 Overige 75 41,0 Totaal ,0 Tabel 4.4 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant type supermarktformule In de tabel 4.3 en 4.4 valt op dat de frequentie van de eigenaar/gebruiker en de hard discounter hetzelfde is. Dit berust op een toevalligheid. In tabel 4.5 zijn de tabellen 4.3 en 4.4 samengevoegd. Uit tabel 4.5 blijkt dat hard discounter supermarkten vaak door de eigenaar/gebruiker worden gekocht.

43 41 Supermarkten als vastgoedbelegging Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinanten type supermarktformule en type koper Type supermarktformule Belegger Eigenaar/gebruiker Totaal Full-service Hard discounter Overige Totaal Tabel 4.5 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinanten type supermarktformule en type koper In tabel 4.6 staat de SPSS output van de onafhankelijke variabelen (exclusief dummy variabelen) die in de meervoudige regressieanalyse zijn betrokken. De N betreft het aantal cases (transacties), het minimum de laagste score, het maximum de hoogte score, de Mean is het gemiddelde en de standaarddeviatie is als Std.deviation weergegeven. Beschrijvende statistiek: gehanteerde onafhankelijke variabelen (exclusief dummy variabelen) Variabele N Minimum Maximum Mean Std.deviantion Reciproke P/E ratio S&P ,037232,050861, , Yieldspread 10 tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente 183,30 2,79 1,5049,50749 Rente op 10 jaars staatsobligaties 183,4200 3,4400 2,022077, Gemiddelde huur in NL obv provincie (EUR/m² per jaar) Gemiddelde huur in NL obv grootteklasse (EUR/m² per jaar) Gemiddeld gewogen resterende looptijd van de huurovereenkomsten (jaar) , , , , , , , , ,75 15,00 5,0872 2,61382 Totaal metrage (m²) , ,373 Aandeel van de supermarkt in het totale metrage (%) 183 9,0 100,0 71,421 28,0346 Gemiddeld aantal kassa's 183 2, ,0000 6, , Tabel 4.6 Beschrijvende statistiek: gehanteerde onafhankelijke variabelen (exclusief dummy variabelen) Voor de locatie determinant is gebruik gemaakt van dummy variabelen. Iedere provincie is als afzonderlijke dummy variabele in de regressieanalyse opgenomen. In figuur 4.3 is de spreiding van het aantal transacties naar provincie weergegeven. Uit de figuur valt op te maken dat absoluut gezien de meeste transacties plaatsvinden in de provincies Zuid-Holland, Gelderland en Noord- Holland. In de provincies Friesland, Drenthe en Zeeland vinden de minste transacties plaats. In de figuur is eveneens het aantal transacties afgezet tegen de aanwezige winkelvoorraad supermarkten. Het beeld wordt dan anders. Relatief gezien vinden de meeste transacties plaats in de provincies Flevoland, Groningen en Zuid-Holland. In de provincies Friesland, Zeeland en Drenthe vinden zowel absoluut als relatief gezien de minste transacties plaats.

44 42 Supermarkten als vastgoedbelegging Aantal transacties per provincie medio ,5% 5,9% 4,7% 5,0% 5,2% 4,4% 3,4% 2,5% 2,8% 3,1% 2,1% 2,1% % 8% 6% 4% 2% 0% Aantal transacties Aantal transacties als % van het totaal aantal supermarkten Figuur 4.3: Aantal transacties per provincie in de periode van 2010 tot medio 2015 Er zijn eveneens dummy variabelen gebruikt voor de determinanten winkelgebied en ligging. In onderstaande tabellen zijn de frequentieverdelingen van deze dummy variabelen weergegeven. Uit tabel 4.7 valt op te maken dat de frequentieverdeling niet gelijkmatig is. Het merendeel van de transacties betreft supermarkten die in een ondersteunend winkelgebied liggen. Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant winkelgebied Winkelgebied Frequentie % Centraal winkelgebied 73 39,9 Ondersteunend winkelgebied ,1 Totaal Tabel 4.7 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant winkelgebied De 183 transacties betreffen zowel transacties van supermarkten die solitair zijn gelegen (92 transacties) als van transacties waarbij de supermarkt onderdeel is van een winkelcentrum (91 transacties). Zoals uit tabel 4.8 blijkt is de frequentieverdeling van de determinant ligging gelijkmatig verdeeld. Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant ligging Winkelgebied Frequentie % Solitaire supermarkt 92 50,3 Supermarkt is onderdeel van een winkelcentrum 91 49,7 Totaal Tabel 4.8 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling van de determinant ligging Voor de determinant winkelvloeroppervlakte is onder meer gebruik gemaakt van de indeling naar grootteklasse (DTZ Zadelhoff, 2011). In tabel 4.9 is de frequentieverdeling gepresenteerd van deze dummy variabele. Uit de tabel blijkt de oververtegenwoordiging van de grootteklassen supermarkt middelklein en supermarkt middel en de ondervertegenwoordiging van de overige grootteklassen.

45 43 Supermarkten als vastgoedbelegging Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling naar grootteklasse (winkelvloeroppervlakte) Grootteklasse Frequentie % Buurtsuper (0-500 m²) 1 0,5 Supermarkt klein ( m²) 18 9,8 Supermarkt middelklein ( m²) 84 45,9 Supermarkt middel ( m²) 46 25,1 Supermarkt middelgroot ( m²) 16 8,7 Supermarkt groot ( m²) 12 6,6 Supermarkt XL (>3000 m²) 6 3,3 Totaal Tabel 4.9 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling naar grootteklasse (winkelvloeroppervlakte) De dummy variabelen om de tijdseffecten te meten zijn ingedeeld naar jaartal. Dit betekent dat iedere transactie gekoppeld is aan het jaartal waarin de transactie plaatsvond. Voor het eerste jaar (2010) is geen dummy variabele aangemaakt. Voor de volledigheid is het jaar 2010 wel opgenomen in tabel De verdeling over de jaren is redelijk verdeeld. Voor het jaar 2015 zijn er nog relatief weinig transacties, maar dit jaar is nog lopende. Mogelijk zijn er meer transacties, maar zijn deze nog niet verwerkt in het Kadaster. Tabel 4.10 toont overeenkomsten met figuur 4.1. Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling naar jaar (time fixed effects) Grootteklasse Frequentie % , , , , ,3 Tabel 4.10 Beschrijvende statistiek: frequentieverdeling naar jaar (time fixed effects) 4.6. Resumerend De regressieanalyse is een veelvuldig gebruikte methode om de invloed van de determinanten op het aanvangsrendement te onderzoeken en opgestelde hypotheses te toetsen. Deze analyse maakt het mogelijk om de invloed van meerdere onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele, het bruto-aanvangsrendement, te onderzoeken. Om deze analyse te kunnen toepassen dient aan vier vooronderstellingen te worden voldaan. Dit zijn de vooronderstellingen normaliteit, homoscedasciteit, lineariteit en geen multicollineariteit. Uit de controle van de vooronderstellingen blijkt dat aan de vier voorwaarden is voldaan. De conclusie is dat de meervoudige regressieanalyse toegepast mag worden in dit onderzoek. Om de regressieanalyse uit te voeren is in dit onderzoek de stepwise methode toegepast. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de transactiedatabase van DTZ Zadelhoff. De beschouwingsperiode is de periode van 2010 tot medio De inschatting is dat circa 75% tot 85% van de beleggingstransacties in winkelvastgoed inzichtelijk is. De transactiedatabase bestaat voor genoemde periode uit circa 600 transacties. Verificatie en controle van de informatie heeft de

46 44 Supermarkten als vastgoedbelegging transactiebase opgeschoond en verrijkt. Het resultaat is een dataset met 183 transacties die in het onderzoek worden meegenomen. Tot slot zijn de in hoofdstuk 3 geselecteerde determinanten in dit hoofdstuk geoperationaliseerd en is meer informatie gepresenteerd over de gebruikte variabelen (beschrijvende statistiek).

47 45 Supermarkten als vastgoedbelegging 5. Empirisch kwantitatief onderzoek In dit hoofdstuk staat de beantwoording van de hypothesen centraal. Met behulp van het statistische programma SPSS vindt de toetsing van de hypothesen plaats. De hypothesen komen voort uit de verwachte invloed van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele, het brutoaanvangsrendement. In hoofdstuk 4 is reeds ingegaan op de gebruikte onderzoeksmethode, de dataverantwoording, de geoperationaliseerde onderzoeksvariabelen en de beschrijvende statistiek Toetsing van de hypothesen (Hypothese 1) Een supermarkttransactie met een eigenaar/gebruiker als koper heeft een lager bruto-aanvangsrendement dan wanneer een belegger de koper is. Om hypothese 1 te toetsen is gebruik gemaakt van de t-toets. De t-toets is een analysetechniek om te bepalen of de gemiddelden van twee groepen bij een testvariabele (het brutoaanvangsrendement) significant van elkaar verschillen. De twee groepen zijn in dit geval de twee typen kopers, namelijk de belegger (n=146) en de eigenaar/gebruiker (n=37). De testvariabele is het bruto-aanvangsrendement. In bijlage 8 zijn de twee SPSS output tabellen van de uitgevoerde toets weergegeven. Dit zijn de tabellen Group Statistics en Independent sample test. Uit de tabellen blijkt dat het gemiddelde van het bruto-aanvangsrendement tussen beide groepen weinig van elkaar verschilt. De belegger heeft een gemiddeld bruto-aanvangsrendement van 7,417 en de eigenaar/gebruiker heeft een gemiddeld bruto-aanvangsrendement van 7,438. Dit ontloopt elkaar nauwelijks. Wat opvalt, is dat de standaarddeviatie van de eigenaar/gebruiker (1,5107) aanzienlijk hoger is dan de standaarddeviatie van de belegger (1,0171). De Independent sample test laat een toetsingsgrootheid F zien van 3,126. De toetsingsgrootheid F geeft aan of varianties van elkaar verschillen en is niet-significant (p=0,079). Er is dus geen sprake van een significant verschil in de hoogte van het bruto-aanvangsrendement tussen de groep beleggers en de groep eigenaar/gebruikers als koper. Hypothese 1 kan dan ook worden verworpen. Een beperking in dit gedeelte van het onderzoek is het aanzienlijke verschil in valide cases tussen beide variabelen. Mogelijk dat dit van invloed is geweest op de uitkomsten van de t-toets. (Hypothese 2) Een supermarkttransactie met als supermarktformule een full-service supermarkt heeft een lager bruto-aanvangsrendement dan een hard discount supermarktformule. De hypothese is opgesteld vanuit de praktijkervaring dat een full-service supermarkt onder beleggers meer gewild is dan een hard discounter supermarkt. Voor het toetsen van deze hypothese is gebruik gemaakt van twee analysetechnieken, namelijk de enkelvoudige variantieanalyse (one way ANOVA) en de univariate analyse. Met de enkelvoudige variantieanalyse is nagegaan of de gemiddelden van drie groepen op de testvariabele significant van elkaar verschillen. De testvariabele is het bruto-aanvangsrendement gemeten op rationiveau. De drie groepen zijn: (1) De full-service supermarkten Albert Heijn en Plus (n=71); (2) De hard discount supermarkten Aldi en Lidl (n=37); (3) De restcategorie, zijnde alle resterende supermarkten niet zijnde full-service en hard discounter supermarkten (n=75).

48 46 Supermarkten als vastgoedbelegging Een nadeel van de enkelvoudige variantieanalyse is dat deze niet aansluit bij de opgestelde hypothese. Aan de one way ANOVA kan namelijk geen richting worden meegeven, dit terwijl de hypothese wel een richting veronderstelt. Om dit te ondervangen is de hypothese aangepast door geen richting te veronderstellen. Bijlage 9 bevat de door SPSS gegenereerde output tabellen van de uitgevoerde toets. Dit zijn de tabellen Descriptives, Test of homegeneity of Variances, ANOVA en Multiple comparisions. Uit de analyse, zie tabel Descriptives, valt op te maken dat het gemiddelde brutoaanvangsrendement van full-service supermarkten (7,40%) lager is dan het gemiddelde brutoaanvangsrendement van hard discounters (7,82%). Daarnaast is de standaarddeviatie van de fullservice supermarkten eveneens lager, 1,06% versus 1,44%. Opmerkelijk is echter dat de restcategorie het laagste gemiddelde bruto-aanvangsrendement (7,23%) én de laagste standaarddeviatie (0,96%) heeft. De gevonden verschillen blijken niet significant (F=(2,180)=3,499;p>0,001). De tweede tabel, Test of homegeneity of Variances, laat zien of er gelijkheid in variantie bestaat tussen de groepen. Omdat p>0,05 kan worden aangenomen dat er gelijkheid in variantie bestaat. Door deze uitkomst is het mogelijk om na te gaan welke groepen significant van elkaar verschillen. Hiervoor dient de Bonferroniprocedure te worden doorlopen. Hierop wordt later ingegaan. Met behulp van de ANOVA tabel kan de vraag worden beantwoord of er überhaupt verschil in brutoaanvangsrendement is tussen de verschillende groepen. Uit de analyse komt naar voren dat de relatieve (mean square) verklaarde variantie tussen de groepen groter is dan de variantie binnen de groepen. De F-waarde (3,499) en het significatieniveau (p<0,05) laten zien dat er sprake is van een significant (> 95%) verschil tussen de groepen. Met behulp van de Bonferroniprocedure kan worden nagegaan welke groepen significant van elkaar verschillen en kan de vraag worden beantwoord of het bruto-aanvangsrendement van full-service supermarkten afwijkt van hard discounter supermarkten. De tabel Multiple Comparisons geeft de uitkomsten weer van de Bonferroniprocedure. Het blijkt dat het gemiddelde bruto-aanvangsrendement van full-service supermarkten 0,422% lager is dan het gemiddelde bruto-aanvangsrendement van hard discounter supermarkten. Dit verschil is niet significant (p>0,05). Interessant is dat er wel een significant verschil (p=0,027) is tussen hard discounter supermarkten en de restcategorie. Het gemiddelde bruto-aanvangsrendement van hard discounter supermarkten is significant bewezen 0,59% hoger. De restcategorie bestaat uit circa 15 verschillende supermarktformules. Hierdoor is het niet mogelijk te duiden of er een bepaalde supermarktformule (of meerdere) verantwoordelijk is voor het gevonden significante verband. Uit de enkelvoudige variantieanalyse blijkt dat er geen significant verschil in brutoaanvangsrendement bestaat tussen full-service supermarkten en hard discount supermarkten. Hypothese 2 kan worden verworpen. Er is wel een significant verschil aangetoond tussen hard discounter supermarkten en de restcategorie. Met de univariate analyse is het mogelijk om meer verfijnd op de hypothese in te gaan. In deze analyse zijn de drie groepen gesplitst in de variabelen solitaire supermarkt en supermarkt als onderdeel van een winkelcentrum (samen type supermarkt genoemd). Reden voor deze analyse is dat solitaire supermarkten een groter aandeel hebben in het totale metrage van de transactie (zie

49 47 Supermarkten als vastgoedbelegging tabel 5.1). Verondersteld wordt dat dit een zuiverder beeld geeft van de verschillen in het gemiddelde bruto-aanvangsrendement en dat mogelijkerwijs deze analyse een andere uitkomst laat zien dan de enkelvoudige variantieanalyse. Aandeel van de supermarkt in het totale metrage van de transactie Type N Gemiddeld aandeel (Mean) Std.deviantion Solitaire supermarkt 92 94,753 11,2912 Supermarkt als onderdeel van een winkelcentrum 91 47,834 18,4783 Tabel 5.1 Aandeel van de supermarkt in het totale metrage van de transactie Uit de univariate analyse blijkt dat er geen significant verschil bestaat tussen het brutoaanvangsrendement en de nominale variabelen supermarktgroep (full-service, hard discounter en de restcategorie) en type supermarkt (solitaire supermarkt versus supermarkt als onderdeel van een winkelcentrum. Een verdere analyse is dan weinig zinvol. (Hypothese 3) Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen de determinant aandelenmarkt en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. Ambrose en Nourse (1993) hebben in hun onderzoek een model ontwikkeld dat suggereert dat het rendement een negatief verband heeft met de reciproke van de koers-winstverhouding (P/E ratio) van de S&P 500. Als proxy voor de aandelenmarkt is in dit onderzoek eveneens gebruik gemaakt van de reciproke van de P/E ratio van de S&P 500 als onafhankelijke variabele. Uit de output van de meervoudige regressieanalyse blijkt een bèta van -0,123 en een significatieniveau van p=0,119. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen significant verband is tussen de determinant aandelenmarkt en het bruto-aanvangsrendement. De hypothese kan hiermee worden verworpen. (Hypothese 4) Er is een significant positief verband (correlatie) tussen de determinanten verwachte inflatie en de risicovrije rente (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele brutoaanvangsrendement. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er een positief verband is tussen de verwachte inflatie en het aanvangsrendement (Ambrose en Nourse, 1993) en tussen de risicovrije rente en het aanvangsrendement (Clayton et al., 2009). In figuur 5.1 is het verloop van het brutoaanvangsrendement, de verwachte inflatie en de risicovrije rente in de periode van 2010 tot medio 2015 weergegeven. Als proxy voor de verwachte inflatie is de yieldspread aangehouden tussen de korte termijn rente (3 maands Euribor) en en de lange termijn rente (jongste 10 jaars Nederlandse staatsobligaties). Als proxy voor de risico vrije rente is de rente gehanteerd van de jongste 10 jaars staatsobligaties. Deze figuur heeft als doel een algemeen beeld te krijgen van de gemiddelde ontwikkeling van deze indices. De indices van de verwachte inflatie en de risicovrije rente zijn gekoppeld aan de leveringsdatum van de transactie. Opvallend zijn de dalende lijnen van de verwachte inflatie en de risicovrije rente en de stijgende lijn van het bruto-aanvangsrendement. De figuur impliceert overigens geen positief verband tussen de onafhankelijke variabelen en de onafhankelijke variabele.

50 48 Supermarkten als vastgoedbelegging Gemiddelde ontwikkeling BAR v.o.n., inflatie en rente op staatsobligaties 2010 tot medio % 8% 7% 6% BAR v.o.n. (%) Verwachte inflatie (%) Risicovrije rente (%) 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Figuur 5.1 Gemiddelde ontwikkeling BAR v.o.n., verwachte inflatie en risicovrije rente In bijlage 9 zijn de uitkomsten van de uitgevoerde meervoudige regressieanalyse opgenomen. Uit de uitkomsten valt op te maken dat zowel de verwachte inflatie (p=0,000) als de risicovrije rente (p=0,000) een significant verband vertonen met het bruto-aanvangsrendement. De verwachte inflatie heeft een positieve bèta van 0,223 en de risicovrije rente laat een tamelijk grote negatieve bèta zien van -0,621. Dit betekent dat als de verwachte inflatie groter wordt, het brutoaanvangsrendement stijgt. Deze conclusie sluit aan bij de bevindingen van Ambrose en Nourse (2001) en Sivitanidou en Sivitanides (1999). Het is opvallend dat de risicovrije rente een negatief verband vertoont met het bruto-aanvangsrendement. Het gevonden negatieve verband sluit niet aan bij de onderzoeksresultaten van Clayton et al. (2009) en van Chaney en Hoesli (2015). Gedurende de onderzoeksperiode van 2010 tot medio 2015 heeft de risicovrije rente enkel een dalende lijn. Dit terwijl het bruto-aanvangsrendement gedurende deze periode stijgt. Een mogelijke verklaring is dat de banken hun marges voor het financieren van commercieel vastgoed verhoogd, de financieringsvoorwaarden aangescherpt en minder financieringen uitgegeven (Nyenrode Business Universiteit, 2013). Ondanks de dalende risicovrije rente kunnen deze factoren van invloed zijn geweest op het stijgende bruto-aanvangsrendement gedurende deze periode. Zowel de verwachte inflatie als de risicovrije rente zijn tijdsvariant. Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat er geen significant verband is tussen de jaren en het brutoaanvangsrendement (er zijn geen significante time fixed effects). Door deze uitkomst kan worden gesteld dat de gevonden significante verbanden niet worden beïnvloedt door tijdseffecten. De conclusie is dat er een significant verband (correlatie) bestaat tussen de determinanten verwachte inflatie en risicovrije rente en het bruto-aanvangsrendement. Voor de verwachte inflatie is het gevonden significante verband positief en voor de risicovrije rente is het significante verband negatief. Hypothese 4 kan hiermee deels worden verworpen (risicovrije rente) en deels worden aangenomen (verwachte inflatie)

51 49 Supermarkten als vastgoedbelegging (Hypothese 5) Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen de determinanten huurpotentie, locatie, winkelgebied, ligging, resterende looptijd huurcontract, winkelvloeroppervlakte en aantal kassa s (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. Voor de beantwoording van hypothese 5 is de output benodigd van de meervoudige regressieanalyse (zie bijlage 9). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat er zes variabelen zijn die een significant verband vertonen met het bruto-aanvangsrendement. In tabel 5.2 zijn deze vijf significante variabelen met hun bijbehorende bèta gepresenteerd. Voor de operationalisering van de variabelen en het gehanteerde meetniveau wordt verwezen naar tabel 4.1 en naar de bijlagen 4 en 5. Coëfficiënts meervoudige regressieanalyse model 6 Unstandardized coefficients Standarddized coefficients Variabele B. Std. Error Bèta T Sig. (Constant) 10,066,323 31,201,000 Rente op 10 jaars staatsobligaties Dummy Supermarkt klein ( m²) Supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte -,945,140 -,621-6,745,000,829,231,220 3,592,000 -,013,002 -,311-5,076,000 Dummy provincie Noord-Holland -,703,201 -,212-3,507,001 Gemiddeld aantal kassa's -,089,027 -,214-3,341,001 yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn,500,208,223 2,402,017 rente Tabel 5.2 Coëfficiënts meervoudige regressieanalyse model 6 Huurpotentie De determinant huurpotentie is geoperationaliseerd door te kijken naar de gemiddelde betaalde huurprijs van supermarkten op het niveau van provincie en op basis van grootteklasse. De uitkomsten van de meervoudige regressieanalyse tonen aan dat de bèta s van de onderzochte variabelen vrij hoog zijn, maar geen significant verband vertonen (p>0,05) met het brutoaanvangsrendement. In het licht van het onderzoek van Verhaegh is dit een opmerkelijke uitkomst. Verhaegh concludeerde namelijk dat de huurpotentie een negatieve relatie heeft met de hoogte van het bruto-aanvangsrendement (Verhaegh, 2005). In tegenstelling tot het uitgangspunt van de hypothese (zie 3.6) kan een verklaring zijn dat beleggers niet goed geïnformeerd zijn over de eventuele huurpotentie van de te verwerven supermarkt. Dit in tegenstelling tot het uitgangspunt van de hypothese zoals in paragraaf 3.6 is beschreven. Een andere mogelijke verklaring is dat het onderzoek van Verhaegh zich enkel richtte op kantorenvastgoed en gebruik maakte van data afkomstig van de ROZ/IPD-index. Locatie, type winkelgebied en ligging Uit tabel 5.2 valt op te maken dat de provincie Noord-Holland (dummy variabele) een significant (p=0,001) verband laat zien. De resterende provincies (met uitzondering van de provincie Noord- Holland) laten een positieve bèta zien en tonen geen significant verband met het brutoaanvangsrendement. De provincie Noord-Holland heeft een negatieve bèta van -0,212. Dit betekent dat een supermarkt gelegen in deze provincie een significant lager bruto-aanvangsrendement (-

52 50 Supermarkten als vastgoedbelegging 0,212%) heeft dan een supermarkt elders gelegen. De betrouwbaarheid van het significantieniveau is 99,9%. Een mogelijke verklaring voor dit verband is dat de huurprijzen in Noord-Holland tot de hoogste van Nederland behoren (DTZ Zadelhoff, 2011). Tevens heeft de provincie veel gemeenten binnen haar grenzen met hoge inkomens (CBS, 2015). Het gevonden significante verband wijkt af van de bevindingen van Post (2014). Uit zijn onderzoek blijkt immers geen significante verbanden. Overigens heeft Post in zijn onderzoek geen onderscheid gemaakt naar provincies, enkel een onderscheid naar landsdelen. Voor de determinant locatie kan de hypothese worden aangenomen voor de provincie Noord-Holland. Voor de overige provincies kan de hypothese worden verworpen, omdat deze dummy variabelen niet significant zijn. Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat het type winkelgebied (dummy variabele) en de ligging (dummy variabele) geen significant verband (p>0,05) hebben met het brutoaanvangsrendement. Deze uitkomst spreekt het uitgangspunt tegen dat de centraal gelegen winkelgebieden de beste locaties zijn, omdat een centraal winkelgebied meer typen voorzieningen aanbiedt en een groter verzorgingsgebied heeft. De hypothese kan voor deze twee determinanten worden verworpen. Resterende looptijd contract Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat de gemiddeld gewogen resterende looptijd van de huurovereenkomst een positieve bèta heeft van 0,115, maar niet significant is (p=0,951). Dit houdt in dat er geen significant negatief verband (correlatie) is tussen de gemiddelde gewogen resterende looptijd van de huurovereenkomst en het bruto-aanvangsrendement. Deze bevinding sluit aan bij de resultaten van het door Nyenrode Business Universiteit in 2005 uitgevoerde onderzoek (Nyenrode Business Universiteit en de Universiteit van Tilburg, 2005). Mogelijk is door de schaarste aan supermarktlocaties (DTZ Zadelhoff, 2011) de resterende looptijd van de huurovereenkomst voor beleggers van ondergeschikt belang bij hun aan-/verkoopbeslissing. Winkelvloeroppervlakte In dit onderzoek is de determinant winkelvloeroppervlakte geoperationaliseerd voor de volgende variabelen: (1) De totale winkelvloeroppervlakte; (2) De grootteklasse van de supermarkt; (3) De winkelvloeroppervlakte van de supermarkt(en) als aandeel uitgedrukt in de totale winkelvloeroppervlakte van de transactie. Uit de analyse blijkt dat de totale winkelvloeroppervlakte geen significante invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement. Dit resultaat sluit niet aan met bevindingen van het literatuuronderzoek. Post (2014) toonde immers aan dat een toename van de omvang van het winkelcentrum leidt tot een verlaging van het bruto-aanvangsrendement. Het verband was significant en had een vrij kleine bèta van -0, Een verklaring kan zijn gelegen in de gebruikte dataset. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van transactiedata en is het onderzoek van Post van taxatiedata. Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat er een significant verband is gevonden voor de grootteklasse supermarkt klein (n=18) alsmede voor het aandeel van de supermarkt in het totale metrage. De grootteklasse supermarkt klein (500 m² 1000 m²) heeft een positieve bèta van 0,220 en heeft een significante uitkomst van p=0,000. Hieruit blijkt dat het bruto-aanvangsrendement van

53 51 Supermarkten als vastgoedbelegging een kleine supermarkt 0,220% hoger is dan het bruto-aanvangsrendement van een supermarkt met een metrage groter dan m². Het aandeel van de supermarkt in het totale metrage heeft een negatieve bèta van -0,311 en een significantieniveau van p=0,000. Dit betekent dat een toename van het aandeel van de supermarkt in het totale metrage leidt tot een verlaging van het bruto-aanvangsrendement. In figuur 5.3 is het supermarktaandeel in het totale metrage (x-as) afgezet tegen het bruto-aanvangsrendement (y-as). De lineaire trendlijn in de figuur geeft de bèta weer. 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% BAR v.o.n. (y-as) winkelvloeroppervlakte van de supermarkt(en) als aandeel uitgedrukt in de totale winkelvloeroppervlakte van de transactie(x-as) 0% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 5.3 BAR v.o.n. (y-as) winkelvloeroppervlakte van de supermarkt(en) als aandeel uitgedrukt in de totale winkelvloeroppervlakte van de transactie(x-as) De hypothese kan voor de determinant winkelvloeroppervlakte zowel worden verworpen als worden aangenomen. Voor de eerste twee variabelen kan de hypothese worden verworpen, er is namelijk geen significant verband gevonden. Weliswaar is de grootteklasse supermarkt klein significant met een positieve bèta, maar er is geen significant verband gevonden voor de supermarkten groter dan m² met een negatieve bèta. Enkel voor de derde variabele kan de hypothese worden aangenomen (significant en een negatieve bèta). Aantal kassa s Evenals uit het onderzoek van Post blijkt ook uit onderhavig onderzoek dat er een significant verband bestaat tussen het aantal kassa s en het bruto-aanvangsrendement. Uit de meervoudige regressieanalyse komt een negatieve bèta van -0,214 naar voren en een significante uitkomst van p=0,001. Gelet hierop kan voor de determinant aantal kassa s de hypothese worden aangenomen. In figuur 5.2 zijn het gemiddeld aantal kassa s (x-as) en het bruto-aanvangsrendement (y-as) weergegeven. De lineaire trendlijn in de figuur geeft de bèta weer.

54 52 Supermarkten als vastgoedbelegging 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% BAR v.o.n. (y-as) afgezet tegen het gemiddelde aantal kassa's (x-as) 0% Figuur 5.2 BAR v.o.n. (y-as) afgezet tegen het gemiddelde aantal kassa's (x-as) Overigens wijkt de bèta van -0,214 behoorlijk af van de door Post gevonden bèta van -0,914. Gelet op de tabellen 4.2 en 4.3 lijkt een bèta van -0,914 niet erg betrouwbaar. Het brutoaanvangsrendement bevindt zich immers in de bandbreedte van 4,3% tot 13% en het aantal kassa s varieert van gemiddeld 2,5 tot maximaal Variantie en de regressievergelijking De tabel Model Summary, zie bijlage 9, geeft informatie over de perfectie van het model na iedere toegevoegde stap in de uitgevoerde meervoudige regressie analyse. Na iedere stap wordt een significante variabele aan het model toegevoegd. De R (multiple correlatiecoëfficiënt) en R square zijn de indicatoren om een uitspraak te kunnen doen over de hoogte van het percentage van de te verklaren variantie. Uit het model valt op te maken dat na iedere stap de te verklaren variantie toeneemt. In onderstaande tabel is de verklarende variantie per stap weergegeven. Uit de tabel is op te maken dat 40,8% (R square) van de variantie van het bruto-aanvangsrendement wordt verklaard door de zes significante onafhankelijke variabelen. De wetenschap kwalificeert een variantie van 40,8% als een zwak verklarend verband (Universiteit Leiden, 1998). Model summary Stap Significante variabele(n) R (multiple correlatiecoëfficiënt) R square 1 Rente op 10 jaars staatsobligaties,439,193 2 Dummy Supermarkt klein ( m²),503,253 3 Supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte,551,304 4 Dummy provincie Noord-Holland,597,357 5 Gemiddeld aantal kassa's,623,388 6 yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente Tabel 5.3 Model summary,638,408

55 53 Supermarkten als vastgoedbelegging Met behulp van tabel 5.2 kan de meervoudige regressievergelijking worden opgesteld. Uit de tabel valt op te maken dat de waarde van de constante (op Y=0) 10,066 bedraagt. De regressievergelijking van dit onderzoek ziet er als volgt uit: Bruto-aanvangsrendement v.o.n. = 10,066-0,621 * Risicovrije rente + 0,220 * Supermarkt klein ( m²) 0,311 * Aandeel van de supermarkt in het totale metrage (%) 0,212 * Noord- Holland 0,214 * Gemiddeld aantal kassa s + 0,223 yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente Resumerend Door middel van meerdere statistische analyses zijn in dit hoofdstuk de hypotheses beantwoord en is inzichtelijk geworden welke onafhankelijke determinanten het bruto-aanvangsrendement beïnvloeden. In tabel 5.4 zijn de uitkomsten weergegeven van de getoetste hypothesen. Uit de meervoudige regressieanalyse is naar voren gekomen zes onafhankelijke variabelen een significante invloed hebben op het bruto-aanvangsrendement, te weten: Yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente (proxy voor de determinant verwachte inflatie). Rente op 10 jaars staatsobligaties (proxy voor de determinant risicovrij rente); Provincie Noord-Holland (dummy variabele gebruikt voor de determinant locatie); Supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte (dummy variabele gebruikt voor de determinant winkelvloeroppervlakte); Supermarkt klein, m² (dummy variabele gebruikt voor de determinant winkelvloeroppervlakte); Gemiddeld aantal kassa s; Deze zes variabelen verklaren tezamen 40,8% van de variantie van het bruto-aanvangsrendement.

56 54 Supermarkten als vastgoedbelegging Uitkomsten van de toetsing van de hypothesen # Hypothese Aangenomen / verworpen 1 Een supermarkttransactie met een eigenaar/gebruiker als koper heeft een lager bruto-aanvangsrendement dan wanneer een belegger de koper is. 2 Een supermarkttransactie met als supermarktformule een full-service supermarkt heeft een lager bruto-aanvangsrendement dan een hard discount supermarktformule. 3 Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen de determinant aandelenmarkt en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. 4 Er is een significant positief verband (correlatie) tussen de determinanten verwachte inflatie en de risicovrije rente (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. 5 Er is een significant negatief verband (correlatie) tussen onderstaande determinanten (onafhankelijke variabelen) en de afhankelijke variabele bruto-aanvangsrendement. Verworpen Verworpen Verworpen Deels aangenomen/ deels verworpen locatie Verworpen / aangenomen Toelichting Geen significant verband (p=0,079). Geen significant verband (p>0,05). Geen significant verband (p=0,527). Zowel de verwachte inflatie (p=0,017) als de risicovrije rente (p=0,000) hebben een significant verband met het brutoaanvangsrendement. De verwachte inflatie heeft een positieve bèta van 0,223 en de risicovrije rente heeft een negatieve bèta van - 0,621. Significant verband voor de provincie Noord-Holland (p=0,001) met een bèta van -0,212. De overige provincies zijn niet significant (p>0,05). huurpotentie Verworpen Geen significant verband (p>0,05). resterende looptijd huurcontract Verworpen Geen significant verband (p>0,05). winkelvloeroppervlakte Deels aangenomen/ deels verworpen Significant verband voor de grootteklasse supermarkt klein (p=0,000 ) met een bèta van 0,220. Significant verband (p=0,000) voor het aandeel van de supermarkt in het totale metrage met een bèta van -0,311. De overige variabelen van de determinant winkelvloeroppervlakte zijn niet significant (p>0,05). aantal kassa s Aangenomen Significant verband (p=0,001) met een bèta van -0,214. Tabel 5.4 Uitkomsten van de toetsing van de hypothesen

57 55 Supermarkten als vastgoedbelegging 6. Conclusie, aanbevelingen en reflectie In dit afsluitende hoofdstuk worden de conclusies van het uitgevoerde toetsende onderzoek gepresenteerd en vindt de beantwoording plaats van de centrale vraagstelling. Verder worden er aanbevelingen gegeven voor een vervolgonderzoek. Met een reflectie op de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek wordt deze master scriptie afgesloten Conclusie Dit onderzoek heeft als doelstelling om inzicht te bieden in de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Met behulp van een dataset met 183 beleggingstransacties is inzichtelijk geworden welke determinanten het bruto-aanvangsrendement beïnvloeden. Dit met als doel om supermarktbeleggingen vanuit het perspectief van de belegger beter met elkaar te vergelijken en determinanten inzichtelijk te maken. De vraagstelling van het onderzoek luidt: Welke determinanten dient een belegger mee te nemen in de bepaling van zijn rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing van een supermarktbelegging? Supermarkten als beleggingsproduct zijn erg in trek onder beleggers. Men beschouwt het beleggingsrisico als laag. Dit komt mede doordat de omzet van supermarkten weinig conjunctuurgevoelig is en het leegstandpercentage laag is. De supermarktomzet laat al jaren een stijgende lijn zien en het aantal supermarkten is de afgelopen jaren toegenomen. Enige nuancering is hierbij op zijn plaats. Het blijkt namelijk dat de omzet gecorrigeerd voor inflatie vanaf 2012 een dalende lijn laat zien. Dit geldt zowel voor de totale omzet als de omzet per m² winkelvloeroppervlakte. Verder vindt de toename van het aantal supermarkten plaats in de urbane gebieden (met name in de G4). In de rurale gebieden neemt het aantal supermarkten juist af. Voor een belegger is het van belang om bij een aan-/verkoopbeslissing inzicht te krijgen in de demografische ontwikkelingen van het gebied. Waar de (toekomstige) consumenten wonen is hierbij cruciaal. Uit de kwantitatieve analyse is gebleken dat het bruto-aanvangsrendement nagenoeg geen verschil laat zien tussen de verschillende typen kopers. De determinant type koper is onderverdeeld in twee groepen, namelijk de groep eigenaar/gebruiker en de groep belegger. Dit betekent dat het type kandidaat-koper geen invloed hoeft te hebben op de rendementseis van een belegger bij een aankoopbeslissing. Stel dat een belegger een supermarkt wenst te verwerven en de huurder eveneens interesse heeft, dan geven de resultaten van het onderzoek voor een belegger geen aanleiding om de rendementseis neerwaarts bij te stellen. Kanttekening is wel dat de standaarddeviatie van de eigenaar/gebruiker groter is dan de standaarddeviatie van de belegger. Het verschil in standaarddeviatie is circa 0,5%. Dit verschil kan voor de belegger een overweging zijn om zijn rendementseis toch neerwaarts bij te stellen. Verder blijkt uit onderhavig onderzoek dat het gemiddelde bruto-aanvangsrendement van een fullservice supermarkt (Albert Heijn, Plus) lager is dan van een hard discount supermarkt (Aldi, Lidl). Daarnaast is de standaarddeviatie van full-service supermarkten eveneens lager. Het verschil in bruto-aanvangsrendement is 0,422% en het verschil in standaarddeviatie bedraagt 0,36%. Het verschil in bruto-aanvangsrendement is echter niet significant. Er is wel een significant verband

58 56 Supermarkten als vastgoedbelegging gevonden tussen de hard discount supermarkten en de restcategorie. Het bruto-aanvangsrendement van de hard discount supermarkten is namelijk 0,59% hoger dan de restcategorie. Voor een belegger is het van belang om de determinant type supermarktformule mee te nemen in de bepaling van zijn rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing. De hard discounter supermarkten laten namelijk een hoger gemiddeld bruto-aanvangsrendement zien dan de overige twee groepen. Een mogelijke oorzaak is dat de hard discount supermarkten minder loyaal zijn aan hun locatie. Het is aannemelijk dat deze onzekerheid door beleggers wordt ingeprijsd in de risico-opslag bij een aankoopbeslissing. Uit de meervoudige regressieanalyse zijn zes variabelen naar voren gekomen die een significante invloed uitoefenen op de hoogte van het bruto-aanvangsrendement. In tabel 6.1 zijn deze variabelen met de bijbehorende bèta weergegeven. Gezamenlijk verklaren deze zes variabelen 40,8% van de variantie van het bruto-aanvangsrendement. Significante variabelen # Significante variabelen Bèta Sig. 1 Rente op 10 jaars staatsobligaties -,621,000 2 Supermarkt klein ( m²),220,000 3 Supermarktaandeel in de totale winkelvloeroppervlakte -,311,000 4 Provincie Noord-Holland -,212,001 5 Gemiddeld aantal kassa's -,214,001 6 yieldspread tussen de korte termijn rente en de lange termijn rente Tabel 6.1 Significante variabelen,223,017 Van de zes significante variabelen zijn er twee variabelen op macroniveau, namelijk de risicovrije rente en de verwachte inflatie. Zeer opvallend is de vrij grote negatieve bèta van de risicovrije rente. Schijnbaar is er een variabele, behoudens de risicovrije rente, die een grote invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement. Het is denkbaar dat banken gedurende de onderzochte periode een hoge risico-opslag hebben gehanteerd. Immers banken hebben hun marges voor het financieren van commercieel vastgoed verhoogd, de financieringsvoorwaarden aangescherpt en minder financieringen uitgegeven (Nyenrode Business Universiteit, 2013). Ondanks de dalende risicovrije rente kunnen deze factoren van invloed zijn geweest op het stijgende bruto-aanvangsrendement gedurende deze periode. De tweede variabele op macroniveau is de verwachte inflatie. Voor een belegger is het belangrijk om bij een aankoopbeslissing kennis te hebben te hebben over de verwachte inflatie. De verwachte inflatie heeft immers een positieve bèta van 0,223. Indien de belegger niet beschikt over deze macroeconomische kennis bestaat het gevaar dat de belegger de supermarkt tegen een te scherp brutoaanvangsrendement verwerft. Inzicht in de verwachte inflatie is dan ook van belang bij de analyse van een beleggingspropositie. Uit het onderzoek blijkt dat bij een toename van het supermarktaandeel in het totale metrage en bij een toename van het gemiddeld aantal kassa s, het beleggingsrisico van de propositie afneemt. Het metrage en het aantal kassa s is objectief waar te nemen en beide variabelen leiden gezamenlijk tot een 0,525% lager bruto-aanvangsrendement. Verder blijkt uit het onderzoek dat supermarkten met een klein metrage van 500 tot 1000 m² een 0,220% hoger bruto-aanvangsrendement hebben dan supermarkten met een metrage groter dan m². Deze conclusie sluit aan bij de schaalvergroting

59 57 Supermarkten als vastgoedbelegging die zich de afgelopen jaren (zie figuur 2.2) in de branche heeft voorgedaan. Voor een belegger zijn de gevonden verbanden eenvoudig toe te passen bij de bepaling van de rendementseis bij een aankoopbeslissing. Tot slot is een interessante bevinding dat supermarkten gelegen in de provincie Noord-Holland een significant lager bruto-aanvangsrendement heeft dan de andere provincies. Dit komt tot uiting in een lager bruto-aanvangsrendement van 0,212% ten opzichte van supermarkten die niet gelegen zijn in de provincie Noord-Holland. Een mogelijke verklaring voor dit interessante verband is dat de huurprijzen in Noord-Holland tot de hoogste van Nederland behoren (DTZ Zadelhoff, 2011). Concluderend kan gesteld worden dat de uitkomsten van dit onderzoek een analyse instrument zijn voor een belegger ter bepaling van de rendementseis bij een aan-/verkoopbeslissing Aanbevelingen Onderhavig onderzoek heeft gepoogd een bijdrage te leveren aan de kennis omtrent de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Het onderzoek richt zich met name op de financiële determinanten van een supermarktbelegging. In beperkte mate zijn ook de locatie determinanten (geografische ligging, type winkelgebied) en de kenmerken (formule, winkelvloeroppervlakte, aantal kassa s) van de supermarkt meegenomen. Deze afbakening en de nog niet verklaarde variantie van 59,8% biedt voldoende ruimte voor vervolgonderzoek. Een eerste aanbeveling is om de onderzochte determinant huurpotentie nader te verfijnen. Uit het onderzoek blijkt geen significant verband tussen de huurpotentie en het bruto-aanvangsrendement, terwijl dit in meerdere onderzoeken (Sivitanides et al., 2001; Hendershott en MacGregor, 2005 en Verhaegh, 2005) wel is aangetoond. Mogelijk dat de operationalisering van deze determinant op een te hoog abstractieniveau (provincie/grootteklasse) heeft plaatsgevonden. Door voor iedere supermarkt het huurherzieningsniveau (onafhankelijk) in te schatten kan deze determinant worden verfijnd. Een tweede aanbeveling voor vervolgonderzoek is om de fysieke kenmerken van de supermarkten in de analyse te betrekken. Te denken valt aan de determinant renovatierisico. Uit het literatuuronderzoek is immers gebleken dat het renovatierisico een significante invloed heeft op het bruto-aanvangsrendement (Post, 2014; Chaney en Hoesli, 2015). Zo toonde Post (2014) in zijn onderzoek een positief significant verband aan tussen het bouwjaar van de supermarkt en het brutoaanvangsrendement. Een beoordeling van het renovatierisico per supermarkt is een arbeidsintensief project, maar kan een bijdrage leveren om de verklaarde variante te verhogen. Ten derde verdient het aanbeveling om de concurrentiekracht van de onderzochte locaties te onderzoeken. Het is niet bekend/onderzocht wat het marktaandeel en de omzet van de supermarkten is. Een kanttekening hierbij is dat het zeer waarschijnlijk niet eenvoudig is om hier bruikbare informatie over in te winnen. Een aanbeveling is verder om het perspectief van de belegger te matchen met het perspectief van de retailer. Een vraag die beantwoord kan worden is of de gevonden significante determinanten aansluiten bij de vestigingsstrategie van de supermarktorganisaties. Is er sprake van een fit of van een misfit met de determinanten vanuit het perspectief van de belegger?

60 58 Supermarkten als vastgoedbelegging In het onderzoek zijn kort de trends en de ontwikkelingen in de supermarktbranche aangehaald. Wat blijkt is dat de vloerproductiviteit de laatste jaren afneemt, niemand precies de impact van het online verkoopkanaal kan voorspellen en er wellicht een shake-out komt in het supermarktlandschap. Deze ingrediënten bieden een uitstekend startpunt voor een verkennend onderzoek naar het Nederlandse supermarktlandschap en in het bijzonder de determinanten die de prijs van een supermarkt gaan beïnvloeden Reflectie Het doel van dit onderzoek is om meer Inzicht te bieden in de determinanten die van invloed zijn op het aanvangsrendement van een supermarktbelegging. Het was bijzonder om te beschikken over transactiedata, omdat de meeste onderzoeken zijn gebaseerd op taxatiegegevens. Hierdoor is de foutmarge in de afhankelijke variabele, het bruto-aanvangsrendement, geminimaliseerd. Nu het onderzoek is voltooid, vallen een aantal zaken over het literatuuronderzoek, de onderzoeksmethodologie en de uitkomsten van het onderzoek op. Aangaande het literatuuronderzoek kan achteraf worden gesteld dat enkel de onderzoeken naar de determinanten van het aanvangsrendement in de masterthesis zijn betrokken. In het literatuuronderzoek hebben veel determinanten de revue gepasseerd, waardoor de opzet van het onderzoek vrij breed is geweest. Achteraf gezien was het interessant geweest om één of enkele determinanten meer uit te diepen. Zo is het mogelijk om enkel en alleen al over de determinant huurpotentie een volledig onderzoek uit te voeren. In reflectie op de gehanteerde methodologie en de uitkomsten van het onderzoek kan achteraf worden gesteld dat het opnemen van tijdsafhankelijke variabelen (aandelenmarkt, verwachte inflatie en risicovrije rente) te bediscussiëren valt. De uitkomsten van de tijdsafhankelijke variabelen zijn immers afhankelijk van de tijd. Het is de vraag of de gevonden bèta s stand houden indien er meer valide cases aan de dataset kunnen worden toegevoegd en/of indien de analyse over een langere tijdsperiode wordt uitgevoerd. Tot slot beschikt onderhavig onderzoek over 183 valide cases als input voor de kwantitatieve analyse. Dit is circa 4% van de totale populatie (totale populatie is circa supermarkten). Vanzelfsprekend is de wens van de onderzoeker om de beschikking te hebben over zoveel mogelijk valide cases. More data is less uncertainty. Desalniettemin heeft het onderzoek een aantal interessante significante uitkomsten opgeleverd. Laten deze uitkomsten bijdragen aan het vergroten van de transparantie van de vastgoedmarkt en een handvat bieden voor vervolgonderzoek.

61 59 Supermarkten als vastgoedbelegging Bibliografie ABN AMRO. (2013). Retaillocaties in 2020, De nieuwe winkelkaart van Nederland. Geraadpleegd op 6 juni 2015, van ABN AMRO. (2014). Visie op Supermarkten branche in cijfers. Geraadpleegd op 6 juni 2015, van ABN AMRO. (2015). Visie op Food Retail branche in cijfers. Geraadpleegd op 6 juni 2015, van Ambrose, B.W., Nourse, H.O. (2001). Factors Influencing Capitalization Rates. The Journal of Real Estate Research 8. p Atzema, O., Lambooy, J., Rietbergen T. en E. Wever (2012). Ruimtelijke Economische Dynamiek. Kijk op bedrijfslocatie en regionale ontwikkeling. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Baarda, D.B. en De Goede, M.P.M. (2012). Basisboek Methoden en Technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek (vijfde druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Centraal Bureau Levensmiddelen (2012). De supermarktbranche - supermarktbezoeken. Geraadpleegd op 4 juni 2015, van Centraal Bureau voor de Statistiek. (2014). Meer supermarkten en warenhuizen in grote gemeenten. Geraadpleegd op 22 juni 2015, van Centraal Bureau voor de Statistiek. (2015). Bloemendaal en Wassenaar ook al in 1930 rijkste gemeenten. Geraadpleegd op 27 augustus 2015, van NL/menu/themas/dossiers/historische-reeksen/publicaties/artikelen/archief/2015/2014- bloemendaal-en-wassenaar-ook-al-in-1930-rijkste-gemeenten-pub.htm Clayton, J., Ling, D. en Narnajo, A. (2009). Commercial Real Estate Valuation: Fundamentals Versus Investor Sentiment, Journal of Real Estate Finance and Economics, 38, 5-37, DOI /s Distrifood. (2015). Marktaandeel Jumbo naar 14 procent. Geraadpleegd op 4 juni 2015, van Distrifood. (2015). Tesco sluit groot aantal winkels. Geraadpleegd op 4 juni 2015, van

62 60 Supermarkten als vastgoedbelegging DTZ Zadelhoff. (2011). De zekerheid van supermarkten - Onderzoek naar de kenmerken van supermarktbeleggingen. Utrecht: DTZ Zadelhoff. DTZ Zadelhoff. (2015). Nederland Compleet Kantoren en bedrijfsruimtemarkt. Amsterdam: DTZ Zadelhoff. EFMI Business School. (2011), Consumententrends 2011, EFMI Business School/Centraal Bureau Levensmiddelenhandel. Den Haag/Leusden. Elferink, F.A.M. (2012). Openheid is geen religie, Transparantie van de commerciële vastgoedmarkt (afstudeeropdracht). Amsterdam School of Real Estate. Evans, R. (1990). A Transfer Function Analysis of Real Estate Capitalization Rates, Journal of Real Estate Research, 5, Evers, D., Kooijman D. en Krabben, E. van der. (2011). Planning van winkels en winkelgebieden in Nederland. Den Haag: Sdu uitgevers. Field, A. (2000). Discovering Statistics Using SPSS for Windows. London: Sage Publications. Francke, M., Gool, P. van en Minne, van de A. (2014). Gebaseerd op beleggingstransacties, Prijsindex voor commercieel vastgoed. Real Estate Quarterly, december 2014, p Geltner, D.M., Miller, N.G., Clayton, J., Eichholtz, P. (2014). Commercial Real Estate Analysis and Investments (third edition). Mason, Ohio: Thomson/South-Western. Gerechtshof s-gravenhage, 14 maart 2006, WR 2006, 68 Gool, P. van, Weisz R., Jager, P., Theebe, M. (2013). Onroerende goed als belegging. (vijfde druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Have, G.G.M. ten (2011a). Taxatieleer vastgoed 1 (vijfde druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Have, G.G.M. ten (2011b). Taxatieleer vastgoed 2 (vijfde druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Hendershott, P. en MacGregor, B. (2005). Investor Rationality: An Analysis of NCREIF Commercial Property dat. Journal of Real Estate Research, Vol. 27, No. 4, Hilbers, H. (2013). De Vastgoedlezing 2013, Naar een vastgoedmarkt waarop je kunt bouwen, Amsterdam School of Real Estate. Hoge Raad, 12 juli 2002, RvdW 2002, 124. Hoge Raad, 16 maart 2007, RvdW 2007, 308.

63 61 Supermarkten als vastgoedbelegging ING. (2013), Sectorvisie Supermarkten, Supermarkten houden groei vast Online boodschap breekt door, ING Economisch Bureau. Geraadpleegd op 28 mei 2015, van ING. (2014). Sectorvisie Supermarkten, Omzetgroei supermarkten loopt terug, ING Economisch Bureau. Geraadpleegd op 28 mei 2015, van loopt_terug_oktober_2014_tcm pdf. ING. (2015). Besparen op boodschappen. Geraadpleegd op 28 mei 2015, van in_het_nieuws_besparen_op_boodschappen.html. Koning, J. & Rutte, G. (1998). De supermarkt. 50 jaar geschiedenis. Zelfbediening in Nederland. Geschiedenis van de supermarkttoekomst. Baarn: De Prom. Kooijman, D. en Corzynski, T. (2015). Internetverkopen en Supermarkten, Kleine stapjes in de ontwikkeling van het online verkoopkanaal. Real Estate Quarterly, maart 2015, p Locatus. (2014). Steeds meer dorpen zonder supermarkt, terwijl het aantal supermarkten stijgt. Geraadpleegd op 3 juni 2015, van Locatus. (2015a), Rapport winkelleegstand Locatus. Locatus. (2015b), SUP [Databestand]. Woerden: Locatus. Markowitz, H. (1952). Portfolio Selection. The Journal of Finance. Vol. 7, Ministerie van VROM. (2006). Nota Ruimte, Ruimte Voor Ontwikkeling. Den Haag: Ministerie van VROM. Nourse, H.O. (1987). The Cap Rate : A Test of the Impact of Income Tax Changes on Income Property. Land Economics, Vol 63, No.2, Nyenrode Business Universiteit. (2013). Commercieel vastgoed financieren in zwaar weer. VGM, 26 oktober Breukelen: Nyenrode Business Universiteit. Post, P. (2014). Supermarktvastgoed, Een studie naar de determinanten van het BAR (afstudeeropdracht). Rijksuniversiteit Groningen. Retailnews, (2015), Supermarktbranche wacht ingrijpende winkelsanering. Beschikbaar:

64 62 Supermarkten als vastgoedbelegging Royal Institution of Chartered Surveyors (2014). RICS-taxatiestandaarden Januari Londen: Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS). Svets, S. (2010). The Determinants of Retail Real Estate Returns: Evidence from the UK Propery Market (afstudeeropdracht). University of Amsterdam. Sivitianides, P. en Sivitanidou, R. (1999). Office Capitalization Rates: Real Estate and Capital Market Influcences. Journal of Real Estate Finance and Economics, Volume 18, Number 3, p Sivitianides, P., Southard, J., Torto, R. en Wheaton, W. (2001). The Determinants of Appraisal-Based Capitalization Rates, p Torto Wheaton Research. Universiteit Leiden (1998). Instituut voor Geschiedenis. Statistiek voor Historici. Geraadpleegd op 3 september 2015, van Verschuren, P. en Doornewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek (vierde druk). Den Haag: Uitgeverij LEMMA. Vocht, A. de. (2010). Basishandboek SPSS 18. Noordhoff Uitgevers. Windhorst, J.. (2010). Determinanten van de BAR op woningbeleggingen (afstudeeropdracht). Amsterdam School of Real Estate

65 BIJLAGE 1 Marktaandelen supermarkten Marktaandeel supermarkten Formuletype Food Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Albert Heijn 27,5 29,5 31,3 32,8 33,6 33,5 33,7 34,0 34,1 Jumbo Groep - 26,0 24,8 23,1 22,5 21,9 21,7 20,7 19,8 Jumbo - 4,4 4,8 4,9 5,5 9,6 11,2 14,0 C ,5 14,3 13,2 11,7 11,5 12,1 12,0 9,5 5,8 Super de Boer 7,6 7,3 6,8 6,5 5,5-0,1 - - Superunie 31,0 30,0 30,0 29,6 29,6 29,2 29,0 28,8 29,0 Plus 4,9 6,0 6,1 6,0 6,0 5,9 5,8 5,8 5,9 Spar Holding - 1,9 2,2 2,3 2,2 2,1 1,9 1,8 1,7 Spar formule 1,4 1,4 1,6 1,6 1,4 1,3 1,3 Spar overig - 0,5 0,6 0,6 0,5 0,5 0,5 Coop 2,0 2,4 2,5 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8 2,9 Deen 1,8 1,9 1,9 1,9 2,0 2,0 2,0 2,1 Hoogvliet 1,8 1,9 1,9 1,9 2,0 2,0 2,1 2,1 2,1 EMTE - - 2,7 2,6 2,5 2,7 2,7 2,7 Jan Linders 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 Poiesz 0,9 0,9 0,9 0,9 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 Vomar - - 1,6 1,7 1,7 1,6 1,6 1,6 n.b. MCD 0,6 0,6 0,6 Detailresult 5,6 5,6 5,7 Detailconsult 4,4 4,4 4,1 4,2 4,2 3,9 3,7 3,7 3,8 Dekamarkt 1,9 1,9 1,9 Sanders ,3 0, SU overig 19,7 15,1 10,2 9,6 9,4 14,0 3,0 2,8 n.b. Aldi 9,6 8,9 8,5 8,3 7,9 7,9 7,6 7,4 7,4 Lidl 3,9 4,0 4,8 5,4 5,6 6,7 7,5 9,0 9,7 Overig 1,5 1,5 0,7 0,7 0,8 0,8 0,5 0,1 - Bron: FMCG Opleidingen

66 BIJLAGE 2 Supermarktformuletypen Het Nederlandse supermarktlandschap ingedeeld in 6 verschillende typen Formuletype Omschrijving Formules Full-service Veel service met een bovengemiddelde prijsstelling Albert Heijn, Plus Buurtsuper Redelijk service, in de buurt, met een hoge prijsstelling Coop, Golff en Spar Value-for-money Gemiddelde service met een gemiddelde prijsstelling C1000, Dekamarkt, EMTÉ, Jan Linders, MCD, Poiesz en Vomar Voordeelmarkt Service discount * Bovengemiddelde service met een aantrekkelijke prijsstelling Merken discount * Gemiddelde service met een aantrekkelijke prijsstelling Hard discount Weinig service met een scherpe prijsstelling Aldi en Lidl Bron: EFMI Business School/Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, 2011 * service discount en merken discount vormen samen het quality discount segment Deen, Hoogvliet, Jumbo en Supercoop Boni, Dirk en Nettorama

67 BIJLAGE 3 Typering winkelgebieden door Locatus Winkels: verkooppunten in de detailhandel. Centraal winkelgebied Het belangrijkste winkelgebied in een woonplaats wordt aangeduid als centraal winkelgebied. Binnen de database van Locatus worden zes typen centrale winkelgebieden onderscheiden: Binnenstad meer dan 400 winkels In feite gaat het hier om de top-17 winkelgebieden van Nederland, waarvan de binnensteden van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen en Maastricht een onderdeel vormen. Hoofdwinkelgebied Groot winkels Een hoofdwinkelcentrum is het grootste winkelgebied in de woonplaats. Het aantal verkooppunten in de detailhandel bedraagt 200 tot 400 winkels. Voorbeelden zijn Centrum-Bussum of CentrumDelft. Hoofdwinkelgebied Klein winkels Een hoofdwinkelcentrum is het grootste winkelgebied in de woonplaats. Het aantal verkooppunten in de detailhandel bedraagt 100 tot 200 winkels. Een voorbeeld is CentrumPutten. Kernverzorgend winkelgebied Groot winkels Een kernverzorgende centrum groot is het grootste winkelgebied in een woonplaats. Het gaat hier om centra met minder dan 100, maar meer dan 50 winkels in de detailhandel. Kernverzorgend winkelgebieden Klein 5-50 winkels Een kernverzorgende centrum klein is het grootste winkelgebied in een woonplaats. In dit geval gaat het om centra met maximaal 50 verkooppunten in de detailhandel. Kernverzorgend supermarktcentrum 3-4 winkels Dit is een winkelconcentratie die het grootste winkelgebied in een woonplaats is en 3 of 4 winkels heeft waaronder in ieder geval 1 supermarkt van 500 m² wvo of meer. Ondersteunende winkelgebieden Naast één centraal winkelgebied kunnen in een woonplaats een of meerdere ondersteunende winkelgebieden worden onderscheiden. Binnen de categorie "ondersteunende winkelgebieden" worden de volgende zes type winkelgebieden onderscheiden: Stadsdeelcentrum meer dan 50 winkels Een stadsdeelcentrum is altijd een aanvulling op een binnenstad of een hoofdwinkelcentrum. Bovendien is hier het merendeel van het centrum planmatig ontwikkeld. Voorbeelden van stadsdeelcentra zijn Amsterdam-Osdorpplein of Nijmegen-Dukenburg.

68 Binnenstedelijke winkelstraat meer dan 50 winkels Ook hier gaat het om ondersteunende winkelgebieden van meer dan 50 winkels maar in tegenstelling tot de stadsdeelcentra zijn deze winkelgebieden niet planmatig ontwikkeld maar de winkelstraten in grote steden. Voorbeelden zijn de Steenstraat in Arnhem, Amsterdamse straatweg Utrecht en de Overtoom in Amsterdam. Wijkcentrum (groot) winkels Een groot wijkcentrum bestaat naast een binnenstad of een hoofdwinkelcentrum en heeft minder winkels dan een stadsdeelcentrum. Wijkcentrum (klein) minder dan 25 winkels Deze centra hebben een specifiek ondersteunende functie. Tot een klein wijkcentrum worden enerzijds winkelconcentraties gerekend met 5 tot 10 winkels en 2 of meer supermarkten. Anderzijds worden hiertoe winkelgebieden met 10 tot 25 winkels in de detailhandel gerekend. Buurtcentrum Dit is een winkelconcentratie met minimaal 5 winkels en maximaal 9 winkels in de detailhandel. Daarnaast is er een of geen supermarkt in dit type winkelgebied aanwezig. Supermarktcentrum* Dit is een winkelconcentratie met 3 of 4 winkels waaronder in ieder geval 1 supermarkt van 500 m² wvo of meer. Overig Onder de categorie 'overig' worden grootschalige concentraties en speciale winkelgebieden verstaan. Grootschalige concentratie Concentratie van 5 of meer verkooppunten in de detailhandel met een gemiddeld winkelverkoopvloeroppervlak per winkel van minimaal 500 m². Het aanbod moet minimaal voor 50% doelgericht zijn. Dit betekent dat minimaal de helft van het winkelverkoopvloeroppervlak van het betreffende winkelgebied zich richt op de branches "dier en plant", "bruin- en witgoed", "fietsen- en autoaccessoires", "doe-het-zelf" of "wonen". Speciaal winkelgebied Winkelgebieden die niet tot een van de voorgaande categorieën behoren, worden aangemerkt als speciaal winkelgebied. Veelal zijn dit winkelgebieden rondom een station of winkelgebieden met een speciaal thema. Designer Outlet Center in Roermond, Stationsplein Breda en Luchthaven Schiphol zijn bijvoorbeeld in deze categorie opgenomen. Verspreide bewinkeling Alle verkooppunten die buiten de hierboven genoemde concentraties vallen.

69 BIJLAGE 4 Variabelen en meetniveau Onderzoeksmodel: Variabelen en meetniveau Determinant Variabele Meetniveau Prakrijk (microniveau) Type koper Belegger of eigenaar/gebruiker als koper. Dummy variabele Type supermarktformule Het type supermarktformule. Dummy variabele Macro-niveau Aandelenmarkt Verwachte inflatie Risicovrije rente Micro-niveau Koers-winstverhouding (P/E ratio) S&P 500. Yieldspread tussen de korte termijn rente van 3 maand Euribor (geldmarktrente) en de lange termijn rente van de jongste Nederlandse 10 jaars staatsobligaties (kapitaalmarktrente). Rentetarieven van de jongste 10 jaars Nederlandse staatsobligaties. Locatie Geografische ligging op basis van provincie. Type winkelgebied Ligging op basis van het type winkelgebied. Ligging Huurpotentie Ligging als solitaire supermarkt dan wel als onderdeel van een winkelcentrum. Gemiddelde huurprijs per m² vergeleken met de gemiddelde betaalde huurprijs op het aggregatieniveau van provincie Gemiddelde huurprijs per m² vergeleken met de gemiddelde betaalde huurprijs op het aggregatieniveau van type winkelgebied. Resterende looptijd contract Gemiddelde resterende gewogen looptijd van de huurovereenkomst(en) uitgedrukte in jaren op het moment van de leveringsdatum Winkelvloeroppervlakte De totale winkelvloeroppervlakte van de transactie Grootteklasse van de supermarkt Aandeel van de supermarkt in de totale winkelvloeroppervlakte van de transactie (%) Ratio niveau Ratio niveau Ratio niveau Dummy variabele Dummy variabele Dummy variabele Ratio niveau Ratio niveau Ratio niveau Ratio niveau Dummy variabele Ratio niveau Aantal kassa s Het aantal kassa s per supermarkt Ratio niveau

70 BIJLAGE 5 Indeling dummy variabelen Onderzoeksmodel: Indeling variabelen Dummy Type koper Type supermarktformule Locatie Type winkelgebied Ligging Grootteklasse Belegger Eigenaar/gebruiker Full-service Discounter Overige Groningen Friesland Drenthe Jaar Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Centraal Ondersteunend Indeling Solitaire supermarkt Supermarkt is onderdeel van een winkelcentrum Buurtsuper (0-500 m²) Supermarkt klein ( m²) Supermarkt middelklein ( m²) Supermarkt middel ( m²) Supermarkt middelgroot ( m²) Supermarkt groot ( m²) Supermarkt XL (>3000 m²) = 0 = 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 = 1 = 0 = 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1 = 0 of 1

71 BIJLAGE 6 Vooronderstellingen meervoudige regressie

72

Ontwikkelingen en kansen in supermarktvastgoed. Huib Boissevain 28 oktober

Ontwikkelingen en kansen in supermarktvastgoed. Huib Boissevain 28 oktober Ontwikkelingen en kansen in supermarktvastgoed Huib Boissevain 28 oktober Over Annexum Ruim 15 jaar specialist in vastgoedbeleggingen 35 medewerkers die dagelijks met vastgoed bezig zijn Met een fondsvermogen

Nadere informatie

De zekerheid van supermarkten

De zekerheid van supermarkten De zekerheid van supermarkten Onderzoek naar de kenmerken van supermarktbeleggingen www.dtz.nl www.dtz.com Supermarktbeleggingen: een veilige haven Schaarse locaties Zeker in tijden van economische onzekerheid

Nadere informatie

Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed

Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Macro-economische Statistieken en Publicaties 3 november 24 Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed Drs. J.L. Gebraad De Stichting Leerstoel

Nadere informatie

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 18 januari 25 Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Halfjaarverslag Woningen Winkels Bedrijfsruimten

Halfjaarverslag Woningen Winkels Bedrijfsruimten Halfjaarverslag 2017 Woningen Winkels Bedrijfsruimten Institutioneel beleggen in Nederlands vastgoed Altera Vastgoed is een Nederlands niet-beursgenoteerd vastgoedfonds voor institutionele beleggers, dat

Nadere informatie

Presentatie door: Jeroen Lokerse CUSHMAN & WAKEFIELD KANSEN EN BEDREIGINGEN IN DE NEDERLANDSE WINKELMARKT

Presentatie door: Jeroen Lokerse CUSHMAN & WAKEFIELD KANSEN EN BEDREIGINGEN IN DE NEDERLANDSE WINKELMARKT Presentatie door: Jeroen Lokerse CUSHMAN & WAKEFIELD KANSEN EN BEDREIGINGEN IN DE NEDERLANDSE WINKELMARKT Inhoud Introductie spreker: drs. Jeroen M. Lokerse MSRE MRICS Korte introductie Cushman & Wakefield

Nadere informatie

Oost-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Oost-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Oost-Nederland Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Oost-Nederland (*1. m²) 43.8 4.136 2.481 Overig Nederland In de oostelijke provincies is ruim 13% van

Nadere informatie

Zuidwest-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Zuidwest-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Zuidwest-Nederland Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Zuidwest-Nederland (*1. m²) 35.536 13.629 459 Overig Nederland In Zuidwest-Nederland ligt circa 29%

Nadere informatie

De opmars van zorgvastgoed

De opmars van zorgvastgoed De opmars van zorgvastgoed september 2014 www.dtz.nl Duidelijk. DTZ Zadelhoff De opmars van zorgvastgoed Met een gemiddeld aandeel van 56% van het totale investeringsvolume, lag de nadruk op de beleggingsmarkt

Nadere informatie

Nederlandse winkelmarkt

Nederlandse winkelmarkt April 213 Inhoud 1. Opname van 2. Aanbod van Stand van zaken Nederlandse winkelmarkt 3. Prijzen van 4. Beleggingen in Colofon Samenstelling Drs. G.Raven Bron gegevens NVM Data & Research, Nieuwegein Vormgeving

Nadere informatie

Presentatie. Nederlandse Vereniging Bouw Kostendeskundigen. Zeist. 26 mei 2011

Presentatie. Nederlandse Vereniging Bouw Kostendeskundigen. Zeist. 26 mei 2011 Presentatie Nederlandse Vereniging Bouw Kostendeskundigen Zeist 26 mei 2011 1930 1970 Veilingen, taxaties & schaderegeling 1990 1997 Specialisatie & Focus 1970 1980 Expansie 1997-2007 Diversificatie 1980

Nadere informatie

MARKTUPDATE BELEGGINGSTRANSACTIES

MARKTUPDATE BELEGGINGSTRANSACTIES MARKTUPDATE BELEGGINGSTRANSACTIES 2015 Introductie Met gepaste trots voorzien wij u bij deze van onze nieuwste marktupdate over de Nederlandse vastgoedbeleggingsmarkt. Wij geven u op deze manier graag

Nadere informatie

De vastgoedgevolgen van e-commerce voor supermarkten. Afstudeerpresentatie Thomas Gorczynski Delft, 4 juli 2013

De vastgoedgevolgen van e-commerce voor supermarkten. Afstudeerpresentatie Thomas Gorczynski Delft, 4 juli 2013 De vastgoedgevolgen van e-commerce voor supermarkten Afstudeerpresentatie Thomas Gorczynski Delft, 4 juli 2013 De vastgoedgevolgen van e-commerce voor supermarkten Student: T.J. (Thomas) Gorczynski Studentnummer:

Nadere informatie

Vastgoedrapport Groningen Assen 2011

Vastgoedrapport Groningen Assen 2011 Vastgoedrapport Groningen Assen 2011 9 Beleggersmarkt 2011 9.1 Veranderend investeringsgedrag: vastgoed met weinig risico Klik hier direct door naar regionale ontwikkelingen > Veranderend investeringsgedrag:

Nadere informatie

Noord-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Noord-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Noord-Nederland Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Noord-Nederland (*1. m²) 46.787 643 973 1.222 Drenthe Friesland Groningen Overig Nederland De drie noordelijke

Nadere informatie

Midden-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Midden-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Midden-Nederland Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Midden-Nederland (*1. m²) 42.674 95 6.46 Overig Nederland In de regio Midden-Nederland ligt circa 14%

Nadere informatie

Nederland is een geweldig land om te beleggen in supermarkten' :55

Nederland is een geweldig land om te beleggen in supermarkten' :55 Nederland is een geweldig land om te beleggen in supermarkten' 11-02-2019 14:55 Valt met beleggen in supermarkten een goed rendement te behalen? En hoe ziet de toekomst van de fysieke supermarkten eruit,

Nadere informatie

Leegstand van winkels,

Leegstand van winkels, Indicator 12 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In Nederland is een overaanbod

Nadere informatie

Supermarkt Beleggingsfonds Mei 2013

Supermarkt Beleggingsfonds Mei 2013 Dia 1 Supermarkt Beleggingsfonds Mei 2013 Dia 2 Inhoud presentatie 1. Opzet nieuw supermarktfonds 2. De Belegging 3. Supermarkten in Nederland 4. Locaties: Albert Heijn te Maasland Plus in Pernis Lidl

Nadere informatie

Trends en ontwikkelingen in supermarktvastgoed

Trends en ontwikkelingen in supermarktvastgoed Annexum Academy Trends en ontwikkelingen in supermarktvastgoed Amersfoort, 28 januari 2014 SuperVastgoed b.v. - Werk aan de winkel 1 Introductie SuperVastgoed b.v. - Werk aan de winkel 2 Beleggen in supermarkten?

Nadere informatie

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12 inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Bevolking 9 1.1 Bevolkingsontwikkeling 9 1.2 Bevolkingsopbouw 10 1.2.1 Vergrijzing 11 1.3 Migratie 11 1.4 Samenvatting 12 2. Ontwikkelingen van de werkloosheid 13 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

Zuid-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Zuid-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Zuid-Nederland Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Zuid-Nederland (*1. m²) 42.2 2.15 5.518 Overig Nederland Het totale oppervlak aan kantoormeters in en

Nadere informatie

De barometer week 26:

De barometer week 26: De barometer week 26: Deze week een uitgebreide nieuwsbrief met halfjaarresultaten, grafieken en een belangwekkend artikel van Dirk Mulder van ING. We hebben de cijfers tot en met week 26 verwerkt en dus

Nadere informatie

December 2014 Betalen aan de kassa 2013

December 2014 Betalen aan de kassa 2013 December 2014 Betalen aan de kassa 2013 Betalen aan de kassa 2013 Betalen aan de kassa 2013 Uitkomsten DNB/Betaalvereniging Nederland onderzoek naar het gebruik van contant geld en de pinpas in Nederland

Nadere informatie

MARKTUPDATE Beleggingstransacties 2014

MARKTUPDATE Beleggingstransacties 2014 MARKTUPDATE Beleggingstransacties 2014 Introductie Met deze marktupdate over de Nederlandse vastgoedbeleggingsmarkt over het jaar 2014 voorzien wij u voor het eerst van een eigen marktupdate. Onze marktupdate

Nadere informatie

INVESTMENT SNAPSHOT. Nederland Januari 2012. Cushman & Wakefield Research Publicatie

INVESTMENT SNAPSHOT. Nederland Januari 2012. Cushman & Wakefield Research Publicatie INVESTMENT SNAPSHOT Nederland Januari 2012 DE BELEGGINGSMARKT IN 2011 ALGEMEEN Het jaar 2011 begon met een positieve stemming op zowel de gebruikers als de beleggingsmarkt. Ondanks dat de beleggingsniveaus

Nadere informatie

GfK Supermarktkengetallen

GfK Supermarktkengetallen GfK Supermarktkengetallen Q1 2016 1 Forse omzetgroei voor supermarkten in kwartaal 1-2016, mede door vroege Pasen. De supermarktomzet is in het 1 e kwartaal van 2016 (januari t/m maart) met 2,9% gestegen

Nadere informatie

Halfjaarverslag 2016

Halfjaarverslag 2016 Halfjaarverslag 2016 Institutioneel beleggen in Nederlands vastgoed Altera Vastgoed is een Nederlands niet-beursgenoteerd vastgoedfonds voor institutionele beleggers, dat opereert onder een AIFM vergunning.

Nadere informatie

Koopstromen geven een onthutsend beeld van de toekomst Winkels verdwijnen uit kleine en middelgrote kernen

Koopstromen geven een onthutsend beeld van de toekomst Winkels verdwijnen uit kleine en middelgrote kernen Koopstromen geven een onthutsend beeld van de toekomst Winkels verdwijnen uit kleine en middelgrote kernen Op 24 september werden de koopstromen 2015 van Oost- Nederland gepresenteerd door het onderzoeksbureau

Nadere informatie

Ingrid Daerden, Investor relations. Moneytalk event, 28 oktober 2010

Ingrid Daerden, Investor relations. Moneytalk event, 28 oktober 2010 Ingrid Daerden, Investor relations 1 Moneytalk event, 28 oktober 2010 Wat is een vastgoedbevak? BEleggingsvennootschap met VAst KApitaal die uitsluitend belegt in vastgoed Onder controle van de Commissie

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE

UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE UITSLAGEN WONEN ENQUÊTE 3 E KWARTAAL 211 Gemaakt voor NVM Wonen Gemaakt door NVM Data & Research Inhoudsopgave 1 Introductie enquête... 3 1.1 Periode... 3 1.2 Respons... 3 2 Staat van de woningmarkt...

Nadere informatie

Noordwest-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod

Noordwest-Nederland REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT. Marktstructuur. Vraag. Aanbod REGIONALE MARKTONTWIKKELINGEN KANTORENMARKT Noordwest- Marktstructuur Voorraad kantoorruimte in Noordwest- (*1. m²) 38.116 11.59 Overig In Noordwest- ligt circa 23% van de landelijke kantorenvoorraad.

Nadere informatie

Sectorrapport Woningmarkt VOORJAARS UPDATE 2017

Sectorrapport Woningmarkt VOORJAARS UPDATE 2017 Sectorrapport Woningmarkt VOORJAARS UPDATE 2017 40 SPF Nederlandse Sectorrapport Slagersbedrijven Vastgoedmarkt Kantorenmarkt 2017 Voorjaarsupdate Stand van zaken GEBRUIKERSMARKT Stijging transacties en

Nadere informatie

winkelruimte oost-nederland Overijssel en Gelderland

winkelruimte oost-nederland Overijssel en Gelderland Landelijke marktontwikkelingen Veel consumenten nemen een afwachtende houding aan. De economische vooruitzichten zijn immers niet goed en de dalende koopkracht zorgt ervoor dat klanten alleen maar langer

Nadere informatie

Wie kopen er hypotheekloos?

Wie kopen er hypotheekloos? 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Wie kopen er hypotheekloos? Auteurs: Frank van der Harst, Paul de Vries Datum: 28 juni 2017

Nadere informatie

Financieer de realisatie van nieuwe distributie footprint

Financieer de realisatie van nieuwe distributie footprint Financieer de realisatie van nieuwe distributie footprint INNOVATION SESSION GROENEWOUT - JUNE 27 TH 2017 Breda June 27th, 2017 Dries Castelein DC&I Development De in dit rapport genoemde conclusies, aanbevelingen

Nadere informatie

Sectorrapport Winkelmarkt VOORJAARS UPDATE 2017

Sectorrapport Winkelmarkt VOORJAARS UPDATE 2017 Sectorrapport Winkelmarkt VOORJAARS UPDATE 2017 32 SPF Nederlandse Sectorrapport Slagersbedrijven Vastgoedmarkt Winkelmarkt 2017 Voorjaarsupdate Stand van zaken GEBRUIKERSMARKT Consumenten besteden meer,

Nadere informatie

Aanleiding voor het onderzoek

Aanleiding voor het onderzoek Aanleiding voor het onderzoek Gemeente Heerlen, juni 2013, alle zondagen koopzondag; wekelijkse koopzondag Centrum gestart m.i.v. september 2013 Heroverweging wekelijkse koopzondag in 2015 Breed gedragen

Nadere informatie

GfK Supermarktkengetallen

GfK Supermarktkengetallen GfK Supermarktkengetallen Jaar 2017 1 3,2 % omzetgroei voor supermarkten in 2017. Omzetstijging waarde kassabon, mede door toenemend belang online. Bijna 1,1 miljard online supermarktomzet in 2017. Recordomzet

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5767 / 7 Betreft

Nadere informatie

Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente

Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente 1 Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente Fact sheet augustus 15 Net als Amsterdammers kopen bewoners in de Amsterdamse regio steeds meer niet-dagelijkse producten (kleding, muziek, interieurartikelen)

Nadere informatie

Drenthe, Friesland en Groningen. Landelijke marktontwikkelingen

Drenthe, Friesland en Groningen. Landelijke marktontwikkelingen Landelijke marktontwikkelingen Veel consumenten nemen een afwachtende houding aan. De economische vooruitzichten zijn immers niet goed en de dalende koopkracht zorgt ervoor dat klanten alleen maar langer

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

De waarde van een supermarkt

De waarde van een supermarkt De waarde van een supermarkt Maarten H.L. van Lit RT 20 mei 2011 LMBS retail B.V. Maarten van Lit directeur makelaar sinds 1990 9 jaar Van Boxtel & Partners Winkels 9 jaar DTZ Zadelhoff Retail specialisaties:

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2163/ VastNed - Uni-Invest I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

Inhoudelijke reactie op rapport Detailhandels- en horecavisie Boxtel (BRO, 26 september 2014)

Inhoudelijke reactie op rapport Detailhandels- en horecavisie Boxtel (BRO, 26 september 2014) Inhoudelijke reactie op rapport Detailhandels- en horecavisie Boxtel (BRO, 26 september 2014) 10 december 2014 Memo Status: Memo Datum: 10 december 2014 Een product van: Bureau Stedelijke Planning bv Silodam

Nadere informatie

Leegstand van winkels,

Leegstand van winkels, Indicator 19 april 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In Nederland is een overaanbod

Nadere informatie

Leegstand van winkels,

Leegstand van winkels, Leegstand van winkels, 2004-2013 Conclusie In Nederland is een overaanbod van winkels in de detailhandel. Gemiddeld staat 8% van het winkelvloeroppervlakte leeg in 2013. Dit percentage stijgt sinds 2008.

Nadere informatie

SRA-Retailscan Uitkomsten 2014 & verwachtingen 2015

SRA-Retailscan Uitkomsten 2014 & verwachtingen 2015 SRA-Retailscan Uitkomsten 2014 & verwachtingen 2015 SRA-Retailscan De Retailscan 2014 is 350 x ingevuld. 24% van de respondenten is werkzaam in de foodsector en 76% in de non food. Van de respondenten

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5684 / 4 Betreft

Nadere informatie

Vastgoedrapport Groningen Assen 2011

Vastgoedrapport Groningen Assen 2011 Vastgoedrapport Groningen Assen 2011 Managementsamenvatting 2011 Het Vastgoedrapport Groningen-Assen 2011 stelt zich ten doel om een belangrijke informatiebron te zijn voor de hele regionale vastgoedsector.

Nadere informatie

HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde

HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde Technische Universiteit Delft Architecture, Urbanism & Building sciences Real Estate & Housing Joris Tensen 1560387

Nadere informatie

Een gemengd woningfonds

Een gemengd woningfonds Een gemengd woningfonds Cathelijne van den Berg 1/43 Inhoudsopgave Introductie Opzet onderzoek Literatuurstudie Onderzoeksresultaten Conclusie & aanbevelingen 2/43 Introductie Housing Woningcorporaties

Nadere informatie

Flevoland, Noord-Holland en Utrecht. Landelijke marktontwikkelingen

Flevoland, Noord-Holland en Utrecht. Landelijke marktontwikkelingen Landelijke marktontwikkelingen Veel consumenten nemen een afwachtende houding aan. De economische vooruitzichten zijn immers niet goed en de dalende koopkracht zorgt ervoor dat klanten alleen maar langer

Nadere informatie

ALGEMEEN RAPPORT Publieksprijs Beste Vastgoedfonds Aanbieder 2011

ALGEMEEN RAPPORT Publieksprijs Beste Vastgoedfonds Aanbieder 2011 ALGEMEEN RAPPORT Publieksprijs Beste Vastgoedfonds Aanbieder 2011 Markt, trends en ontwikkelingen Amsterdam, april 2012 Ir. L. van Graafeiland Dr. P. van Gelderen Baken Adviesgroep BV info@bakenadviesgroep.nl

Nadere informatie

Beleggen in Nederlandse supermarkten. SuperMArkt BeleggiNgSfoNdS. Aankondiging eerste emissie 2013

Beleggen in Nederlandse supermarkten. SuperMArkt BeleggiNgSfoNdS. Aankondiging eerste emissie 2013 SuperMArkt BeleggiNgSfoNdS Aankondiging eerste emissie 2013 Supermarkt Beleggingsfonds is een initiatief van Annexum SuperMArkt BeleggiNgSfoNdS Beleggen in Nederlandse supermarkten Supermarkt Beleggingsfonds,

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 9 december 25 Beleggingen institutionele beleggers in 24 met 8,1 procent omhoog drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Beleggen in een gespreide supermarktportefeuille

Beleggen in een gespreide supermarktportefeuille Beleggen in een gespreide supermarktportefeuille EMISSIE SUPER WINKEL FONDS EEN BELEGGING VAN ANNEXUM SUPER WINKEL FONDS UW GELD GROEIT WAAR GELD ROLT Verwacht direct rendement van ca. 11% per jaar Zoekt

Nadere informatie

Vastgoed. Sectorcommentaar. ING Investment Office. Publicatiedatum: 5 juni. Door Jan Kleipool, analist van het ING Investment Office

Vastgoed. Sectorcommentaar. ING Investment Office. Publicatiedatum: 5 juni. Door Jan Kleipool, analist van het ING Investment Office ING Investment Office Publicatiedatum: 5 juni Sectorcommentaar Vastgoed Door Jan Kleipool, analist van het ING Investment Office De vooruitzichten voor beursgenoteerd vastgoed zijn volgens ons voor zowel

Nadere informatie

GfK Supermarktkengetallen

GfK Supermarktkengetallen GfK Supermarktkengetallen Februari 2017 1 Klantenkringen van supermarkten 2 Samenvatting De supermarktomzet is in februari 2017 met 1,9% gestegen van 2,58 miljard (februari 2016) naar 2,63 miljard (februari

Nadere informatie

Kantorenmarkt Nederland 4e kwartaal 2018

Kantorenmarkt Nederland 4e kwartaal 2018 Opname De opname in het vierde kwartaal van 218 bedroeg circa 44. m², dit is vrijwel gelijk aan het derde kwartaal (49. m²). Ten opzichte van het vierde kwartaal in 217 lag de opname zo n 19% lager. Gemeten

Nadere informatie

Lichte omzetgroei supermarkten in april 2015.

Lichte omzetgroei supermarkten in april 2015. 1 Lichte omzetgroei supermarkten in april 2015. In april is de supermarktomzet met 0,5% gestegen van 3,21 miljard naar 3,23 miljard. Per kassabon werd er in april 0,7% meer afgerekend, namelijk 22,25 (april

Nadere informatie

Leegstand van winkels,

Leegstand van winkels, Indicator 8 september 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In Nederland is een overaanbod

Nadere informatie

Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt

Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt 1 Aanpak analyse van de loterijmarkt 1. In het kader van de voorgenomen fusie tussen SENS (o.a. Staatsloterij en Miljoenenspel) en SNS

Nadere informatie

Beleggers in gebiedsontwikkeling

Beleggers in gebiedsontwikkeling Beleggers in Incentives en belemmeringen voor een actieve rol van institutionele beleggers bij de herontwikkeling van binnenstedelijke gebieden P5 presentatie april 2015 Pelle Steigenga Technische Universiteit

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft zaak: 2029/Rodamco - Amvest I. MELDING 1. Op 27

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Betalen aan de kassa 2015

Betalen aan de kassa 2015 Betalen aan de kassa 2015 Uitkomsten DNB/Betaalvereniging Nederland onderzoek naar het gebruik van contant geld en de pinpas in Nederland in 2015 1 Gebruik van betaalmiddelen 2010-2015 Grafiek 1a: Totaal

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

Triodos Bank Private Banking

Triodos Bank Private Banking Triodos Bank Private Banking Triodos Bank Private Banking biedt een breed pakket van financiële en niet-financiële diensten aan voor vermogende particulieren, stichtingen, verenigingen en religieuze instellingen.

Nadere informatie

Outlook Henk Jagersma Directievoorzitter Syntrus Achmea Real Estate & Finance 27 oktober 2015

Outlook Henk Jagersma Directievoorzitter Syntrus Achmea Real Estate & Finance 27 oktober 2015 Outlook 2015 2018 Henk Jagersma Directievoorzitter Syntrus Achmea Real Estate & Finance Profiel > 15 miljard beheerd vermogen Grootste beheerder van vastgoed en hypotheken in Nederland op de markt van

Nadere informatie

Den Haag. Opnamevolume m 2 12% TOENAME T.O.V. VORIG JAAR. Aanbodvolume % DALING T.O.V. DE PIEK BEGIN 2016

Den Haag. Opnamevolume m 2 12% TOENAME T.O.V. VORIG JAAR. Aanbodvolume % DALING T.O.V. DE PIEK BEGIN 2016 Den Haag 1 Nieuw Centrum 2 Oud Centrum 12 3 Den Haag West 4 Den Haag Oost 5 Den Haag Zuid 6 Nieuw Geannexeerd 5 3 2 1 4 7 3 6 8 9 10 7 Rijswijk 8 Voorburg 11 9 Leidschendam 10 Zoetermeer 11 Delft 12 Wassenaar

Nadere informatie

Samenhang Eindhoven Airport en sociaaleconomische indicatoren gemeente Eersel

Samenhang Eindhoven Airport en sociaaleconomische indicatoren gemeente Eersel Samenhang Eindhoven Airport en sociaaleconomische indicatoren gemeente Eersel De gemeente Eersel volgt als buurgemeente en grootste overlastgemeente de ontwikkeling van Eindhoven Airport op de voet. Diverse

Nadere informatie

Rabobank Cijfers & Trends

Rabobank Cijfers & Trends Kappers In de kappersbranche kunnen de volgende bedrijfstypen worden onderscheiden: zelfstandigen zonder personeel, zzp ers (ondernemers die minder dan 32 uur per week in het kappersbedrijf werkzaam zijn)

Nadere informatie

EXPERTS OP DE TOEKOMST VAN VASTGOED RESIDENTIAL INVESTMENT ATTRACTIVENESS INDEX

EXPERTS OP DE TOEKOMST VAN VASTGOED RESIDENTIAL INVESTMENT ATTRACTIVENESS INDEX EXPERTS OP DE TOEKOMST VAN VASTGOED RESIDENTIAL INVESTMENT ATTRACTIVENESS INDEX OKTOBER 2018 SCHIEDAM WONINGBELEGGERS MEESTE LEVERT RENDEMENT OP Nog nooit lag het beleggingsvolume in woningen langjarig

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Supermarktvastgoed op waarde geschat. Beleggen in supermarktvastgoed

Supermarktvastgoed op waarde geschat. Beleggen in supermarktvastgoed Supermarktvastgoed op waarde geschat Beleggen in supermarktvastgoed 20 mei 2011 Onderwerpen Wie is Annexum Waarom beleggen in supermarktvastgoed? Hoe beleggen in (supermarkt)vastgoed? Welke beleggingsvormen

Nadere informatie

Portefeuilleprofielen

Portefeuilleprofielen Portefeuilleprofielen Rood BANDBREEDTE van de portefeuille Laatste update: 1 oktober 2015 ROOD Minimum Maximum Tactisch Aandelen 80,00% 100,00% 95,00% Obligaties 0,00% 15,00% 0,00% Onroerend Goed 0,00%

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

Vastgoeddata woningcorporaties beperkt

Vastgoeddata woningcorporaties beperkt IV WONINGCORPORATIES Vastgoeddata woningcorporaties beperkt Geen inzicht in effectiviteit maatschappelijke doelen Jan Veuger Minister Blok van Wonen heeft de woningcorporaties gevraagd met een plan van

Nadere informatie

Leegstand van winkels,

Leegstand van winkels, Indicator 8 september 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In Nederland is een overaanbod

Nadere informatie

NOTITIE UPDATE LEEGSTAND BEDRIJFS ONROEREND GOED SOEST SOESTERBERG BEDRIJVEN, KANTOREN EN WINKELS

NOTITIE UPDATE LEEGSTAND BEDRIJFS ONROEREND GOED SOEST SOESTERBERG BEDRIJVEN, KANTOREN EN WINKELS NOTITIE UPDATE LEEGSTAND BEDRIJFS ONROEREND GOED SOEST SOESTERBERG BEDRIJVEN, KANTOREN EN WINKELS APRIL 2015 Inhoudsopgave: 1. Voorwoord Blz. 3 2. Update leegstand bedrijven en kantoren Blz. 4 2.a Algemene

Nadere informatie

Clustering en de attractiviteit van kantoorlocaties

Clustering en de attractiviteit van kantoorlocaties Clustering en de attractiviteit van kantoorlocaties Een onderzoek naar de relaties tussen het fenomeen clustering en de attractiviteit van kantoorlocaties voor zowel gebruikers als investeerders Rick van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 16431 Zeescheepsnieuwbouw Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Acht opvallende weetjes over koopstromen in de Randstad :58

Acht opvallende weetjes over koopstromen in de Randstad :58 Acht opvallende weetjes over koopstromen in de Randstad 10-02-2017 10:58 Door Nick MÃ ller Redactie RetailWatching De afgelopen jaren is er veel veranderd in het winkellandschap, dat is niemand ontgaan.

Nadere informatie

MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld

MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld M200903 MKB in grote steden: aanhaken bij het landelijke beeld drs. M. van Leeuwen Zoetermeer, februari 2009 Grootstedelijk MKB Uit eerder onderzoek van EIM 1 blijkt dat het vertrouwen van het MKB in de

Nadere informatie

Regiobericht 1.0 Noord

Regiobericht 1.0 Noord Economie, innovatie, werk en inkomen 1 Kenmerken van het landsdeel Het landsdeel Noord bestaat uit de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. De provincies werken samen in het Samenwerkingsverband

Nadere informatie

Macro-economische Ontwikkelingen

Macro-economische Ontwikkelingen Macro-economische Ontwikkelingen e kwartaal 1 Bijlage II Overall conclusie De Nederlandse economie groeit naar verwachting met 1¾% in 1 en met 1½% in 11. De toename van het bbp komt bijna volledig voor

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Halfjaarbericht Interim report 2003. Offices/Industrial

Halfjaarbericht Interim report 2003. Offices/Industrial Halfjaarbericht Interim report 2003 Offices/Industrial Profiel VastNed Groep De VastNed Groep bestaat uit twee gespecialiseerde onroerendgoedbeleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal: VastNed

Nadere informatie

De strijd om de harde A1

De strijd om de harde A1 De strijd om de harde A1 Ontwikkelingen in het A1-winkelgebied november 2014 www.dtz.nl Duidelijk. DTZ Zadelhoff De strijd om de harde A1 In de populairste winkelstraten in Nederland is een strijd gaande

Nadere informatie

Inleiding. 1 Het marktaandeel van biologisch vlees was in 2008 2,2%, een toename van 0,3% sinds 2007. Bron: Biomonitor

Inleiding. 1 Het marktaandeel van biologisch vlees was in 2008 2,2%, een toename van 0,3% sinds 2007. Bron: Biomonitor Supermarktmonitor Vlees en Vleesvervangers Juli 2009 1 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Opzet van de Supermarktmonitor... 4 1. Prijs van vleesvervangers en biologisch vlees... 4 2. Aanbod van vleesvervangers

Nadere informatie

HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS januari 2010

HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS januari 2010 Pagina // Bijlage HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS uari Deze monitor geeft zowel prognoses als gerealiseerde cijfers weer. Het vaststellen van gerealiseerde cijfers kost tijd, maar worden, zodra deze bekend

Nadere informatie

Bron: Kees Hummel in opdracht van Kroonenberg Groep. Special huurprijzen winkelmarkt 2016

Bron: Kees Hummel in opdracht van Kroonenberg Groep. Special huurprijzen winkelmarkt 2016 Bron: Kees Hummel in opdracht van Kroonenberg Groep Special huurprijzen winkelmarkt 2016 Normalisatie van winkelhuren biedt retailers perspectief De winkelhuurprijzen zijn in tweederde van de door JLL

Nadere informatie

Risico pariteit -1- 1 Aandelen Wereldwijd Ontwikkelde Markten - MSCI World Index MSCI Daily Net TR World Euro, Aandelen Wereldwijd

Risico pariteit -1- 1 Aandelen Wereldwijd Ontwikkelde Markten - MSCI World Index MSCI Daily Net TR World Euro, Aandelen Wereldwijd Risico pariteit Risico pariteit is een techniek die wordt ingezet om de risico s in een beleggingsportefeuille te reduceren. Sinds 2008 heeft risico pariteit om drie redenen veel aandacht gekregen: 1.

Nadere informatie

downloadbaar document, behorende bij bijlage I

downloadbaar document, behorende bij bijlage I Monitor Uitvoeringsstrategie Plabeka Voortgangsrapportage 2009-2010 downloadbaar document, behorende bij bijlage I Definities monitor B.V. en verschillen met andere bronnen Om een foute interpretatie van

Nadere informatie

Halfjaarbericht Interim report 2003. Retail

Halfjaarbericht Interim report 2003. Retail Halfjaarbericht Interim report 2003 Retail Profiel VastNed Groep De VastNed Groep bestaat uit twee gespecialiseerde onroerendgoedbeleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal: VastNed Retail N.V.

Nadere informatie

Dynamiek in het supermarkt landschap. Peter ter Hark

Dynamiek in het supermarkt landschap. Peter ter Hark Dynamiek in het supermarkt landschap Peter ter Hark Lectoraat Fontys Hogescholen Vastgoed en Makelaardij 13 oktober 2016 Onderwerpen vandaag Dynamiek in supermarktland; Hoe gedraagt de supermarktklant

Nadere informatie