Hervergunning RWZI Gent-Ossemeersen

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Hervergunning RWZI Gent-Ossemeersen Initiatiefnemer: Aquafin N.V. Dijkstraat Aartselaar 17 september 2007 PRMER-0251-GK

2 1 Inleiding Dit milieueffectrapport wordt opgesteld met het oog op de hervergunning van de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Gent-Ossemeersen. De RWZI werd vanaf 2002 uitgebreid van naar IE. De huidige vergunning loopt tot 22 september De RWZI heeft een oppervlakte van ca. 13ha77a95ca 1. Overeenkomstig de huidige inzichten zijn de activiteiten van de RWZI onderwerpen aan de mer-plicht volgens rubriek 17 van bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name: Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan Inwonersequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 91/271/EEG. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 26 februari De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Gent liep van 9 maart 2007 tot en met 7 april Deze terinzagelegging werd op gepast wijze aan de bevolking aangekondigd. Er waren geen inspraakreacties tijdens de terinzagelegging. Door de Dienst Mer werden richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-mer weergeven, deze richtlijnen werden betekend op 25 april Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar verschillende administraties rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 27 augustus 2007 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag uiterlijk betekend op 6 oktober Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. In de inleiding wordt kort de milieueffectrapportageprocedure besproken en de te volgen stappen en inspraakmomenten. 1 Deze oppervlakte verschilt van de oppervlakte opgenomen in de kennisgeving en richtlijnen. Het betreft een exacte oppervlakte die recentelijk via opmeting werd bepaald. Dienst Mer 2

3 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b De doelstelling zoals beschreven in het MER bestaat erin de effecten op het omliggende milieu aan te tonen van de hervergunning voor de RWZI Gent-Ossemeersen. 4 Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e Het rapport beschrijft in deel 2 het project op een voldoende wijze. De gevraagde aanpassingen met betrekking tot de projectbeschrijving werden doorgevoerd. De RWZI is een actief slibinstallatie die IE kan verwerken (ca IE huishoudelijke vuilvracht (inclusief ziekenhuizen) en ca IE industriële belasting). Het slib wordt op de RWZI verwerkt, samen met extern aangevoerd septisch materiaal. Na de renovatie is de totale slibverwerkingscapaciteit van de installatie gevoelig gestegen tot Tds/j door toename van diverse slibstromen (intern en extern). Het ontwaterende slib wordt conform VLAREA-wetgeving afgezet. Aangezien het enkel een hervergunning betreft, zijn er geen doelstellings-, uitvoerings- of locatiealternatieven onderzocht. Wel wordt in het MER het nulalternatief, zijnde het niet uitvoeren van het project, onderzocht per discipline. 5 Juridische en beleidsmatige context art ,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor dit project en waar deze relevante randvoorwaarden verder behandeld worden. 6 Algemene methodologische aspecten De ingreep-effectmatrix vormt een duidelijk schema waarbij per fase en verder per deelactiviteit aangegeven wordt of er effecten te verwachten zijn en binnen welke discipline. Per thema wordt een goede beschrijving gegeven van de te volgen methodologie om de effecten van het project in te schatten. De effectbeoordeling gebeurt op basis van een 7-delige waardeschaal. In een overzichtstabel wordt per deelaspect weergegeven welke methodologie zal gevolgd worden, hoe het effect zal worden uitgedrukt (kwantitatief, kwalitatief of semikwantitatief), aan welke randvoorwaarden wordt getoetst en hoe de significantie van een effect bepaald wordt. Ten opzichte van de ontwerptekst werd rekening gehouden met de gemaakte opmerkingen en werd een betere afstemming van de tabellen met de tekst gemaakt die volgt in het MER. Dienst Mer 3

4 7 Bestaande toestand en milieueffecten In wat volgt, wordt vermeld in hoeverre door de opstellers van het MER gevolg werd gegeven aan de belangrijkste opmerkingen, geformuleerd op de ontwerpversie van het MER en rekening houdend met de algemene projectspecifieke richtlijnen zoals opgesteld door de Dienst Mer. Bovendien worden een aantal aandachtspunten uit het MER gelicht die van belang kunnen zijn voor de doorwerking van dit MER bij de verdere besluitvorming. Onderstaande bespreking vormt echter geen exhaustieve samenvatting van de conclusies van het MER. Hiervoor wordt naar het eigenlijke document verwezen. Met betrekking tot de discipline bodem en grondwater wordt vermeld dat volgens VLAREBO om de 5 jaar een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. Uit het advies van OVAM volgt dat in het bodemonderzoek van 1997 in het grondwater overschrijdingen van de bodemsaneringsnorm werden gedetecteerd voor zink, nikkel en tetrachlooretheen. In het bodemonderzoek van 2002 werden er verontreinigingen van zink en arseen in het grondwater vastgesteld, met overschrijdingen van de bodemsaneringsnormen. De verontreiniging met zink in het grondwater kan niet gerelateerd worden aan de activiteiten van deze locatie. De verontreiniging met arseen zijn hoogwaarschijnlijk een natuurlijk verschijnsel. Er werden eveneens beperkte verontreinigingen vastgesteld met PAK s en zware metalen in de bodem, hiervoor werden er geen overschrijdingen van de bodemsaneringsnormen gedetecteerd. Deze verontreinigingen hielden geen ernstige aanwijzing voor een ernstige bedreiging in, het opstellen van een beschrijvend bodemonderzoek werd niet noodzakelijk geacht. De verontreiniging met tetrachlooretheen werd in dit oriënterend bodemonderzoek niet meer gedetecteerd, voor deze verontreiniging moet er dan ook niet meer overgegaan worden tot het opstellen van een beschrijvend bodemonderzoek. Bij de ontwerptekst werd gevraagd deze informatie te verwerken in het MER, dit is slechts deels gebeurt. Het effluent van de RWZI zelf watert of via een niet geklasseerde kunstmatige waterloop langs de Drongensesteenweg die op zijn beurt afwatert naar de Ringvaart. De discipline oppervlaktewater meldt dat bij hoge waterstanden de Ringvaart voor opstuwing zorgt in deze afwateringsgracht. Als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunning werd overleg opgenomen tussen verschillende diensten wat betreft de klassering van deze langsgracht als waterloop van derde categorie. Het MER meldt dat Stad Gent negatief geantwoord heeft en van AWV geen antwoord werd ontvangen, maar dat de coördinerende rol evenwel door de VLM werd overgenomen door de uitvoering van dijkverhogingswerken aan deze langsgracht i.k.v. het natuurinrichtingsproject in Er is echter geen verdere verduidelijking gegeven over de stand van zaken van deze werken en dit overleg, de te volgen verdere stappen en de gevolgen voor de RWZI. Dit dient bij de vergunningsaanvraag verder verduidelijkt te worden. Er werd een nood overstortconstructie voorzien op de Oude Leiearm om een deel van het effluent te lozen in periodes met hoge waterstand of bij hoge debieten in het afvoerkanaal naar de Ringvaart. In het kader van de gewijzigde bijzondere voorwaarde uit de vergunning werd in 2004 door SGS de studie Ecologische afweging van de diverse lozingsmogelijkheden van de RWZI Gent uitgevoerd. Hieruit volgde dat de noodlozing te verkiezen blijft. Na opstart van het pompstation Overzet op volle capaciteit bleek evenwel dat ook bij lage Ringvaartpeilen overstorting optreedt en met een hoge frequentie. Volgens de deskundige kan men niet meer spreken van een noodoverstort, maar betreft het een volwaardig lozingspunt. In het MER wordt besloten dat dit overstorten eigenlijk geen probleem veroorzaakt op de Oude Leiearm. Gezien de milieuvergunningsvoorwaarde heeft Aquafin toch een Dienst Mer 4

5 projectvoorstel ingediend bij het Vlaamse Gewest om het veelvuldig overstorten in de Oude Leiearm te voorkomen. Het voorstel voorziet in een verbreding van het afvoerkanaal langs de Drongsesteenweg en/of de plaatsing van een pompgemaal t.h.v. de Ringvaart. Bij de discipline lucht wordt de geurhinder zowel in de bestaande als de toekomstige situatie beoordeeld als een sterk negatief (voor 520 woningen binnen een 98-percentiel groter dan 2,0 se/m³ - beoordeling verschillend t.o.v. ontwerptekst) tot geen of verwaarloosbaar effect. Er wordt echter aangegeven dat dit een overschatting is aangezien Aquafin reeds milderende maatregelen genomen heeft met een geurreductie tot gevolg. Tot op heden zijn ook geen klachten geregistreerd. Als bijkomende maatregel wordt door de deskundige een verdere overkapping van de uitstroommonden van de persleidingen en de primaire zuivering gesuggereerd. Bij de slibverwerking zijn nog verdere mogelijkheden voor geurreductie, aangezien de slibsilo niet wordt afgezogen en de laadzone van de slibsilo niet geïsoleerd is en niet afgezogen wordt. Deze laatste maatregelen worden als dwingend opgenomen (als BBT genoteerd in het STOWA-rapport). Voor de discipline geluid en de discipline fauna en flora werd besloten dat geen extra maatregelen vereist zijn. Uit de bespreking van de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie volgt o.a. dat de groenbuffer reeds volledig volgroeid is. Ter bestendiging van het groenscherm staat Aquafin open om het beheer van de RWZI door de groendienst van de Stad Gent te laten uitvoeren, mits het afsluiten van een beheersovereenkomst. De deskundige meldt ook dat de opmaak van een beheersplan het duurzaam beheer van de groenzone op de site ten goede zou komen. Het is echter niet duidelijk in welk stadium dit overleg met de groendienst van de Stad Gent zich bevindt of met andere woorden al stappen zijn ondernomen tot opstellen van een beheersplan. Bij de discipline mens worden inzake verkeer, toxicologie, geluidshinder, geurhinder en veiligheid geen of verwaarloosbare effecten beoordeeld. Inzake geur werd in de discipline lucht beschreven dat er een kans bestaat op sterke geurhinder voor een 520-tal woningen in de wijk Rooigem. Aangezien de toekomstige situatie niet wijzigt t.o.v. de huidige situatie, wordt er verwacht dat de hinder beperkt is. Ook werden geen klachten geregistreerd. Vandaar dat hier wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect. 7.1 Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Zoals vermeld in deel 4 van dit verslag worden enkel het nulalternatief onderzocht. Uit de multicriteria-analyse die hiervoor toegepast werd, kwam duidelijk naar voor dat het alternatief van de verderzetting van de exploitatie kan verkozen worden boven het nulalternatief op basis van de milieueffecten. 8 Leemten in de kennisart ,4 Dit hoofdstuk doet opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Dienst Mer 5

6 9 Monitoring en evaluatie art ,2, d In deel 9 wordt de noodzaak tot monitoring en evaluatie besproken. Hierbij worden geen nieuwe voorstellen gedaan. Enkel de huidige metingen en opvolgingen worden voortgezet. 10 Integratie en eindsynthese art ,2, e Dit hoofdstuk geeft een themaoverschrijdende samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. In een afzonderlijk hoofdstuk (deel 13) worden een bedrijfspecifieke toelichting in het kader van de watertoets weergegeven. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. 12 Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend door Aquafin NV voor de hervergunning van de RWZI Gent-Ossemeersen op 27 augustus 2007, goedgekeurd. 17 september 2007, Het afdelingshoofd, ir. K. De Smet Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer 6