Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Transcriptie

1 Instituut voor de nationale rekeningen Nationale rekeningen Gedetailleerde rekeningen en tabellen 2016

2 Inhoud van de publicatie De jaarlijkse gedetailleerde nationale rekeningen van België worden opgesteld volgens de definities van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR2010). De elektronische versie van de gedetailleerde nationale rekeningen werd op 20 oktober 2017 verspreid via de gegevensbank NBB.stat. Deze publicatie bevat de gedetailleerde tabellen, ingeleid door een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen. De cijfers m.b.t. de laatste drie jaren moeten als voorlopig worden beschouwd. Instituut voor de nationale rekeningen Nationale Bank van België, Brussel Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding. ISSN (print) ISSN (online)

3 Woord vooraf Het Instituut voor de nationale rekeningen (INR) stelt in deze publicatie de gedetailleerde resultaten voor van de nationale rekeningen van België voor de periode , opgesteld volgens de methodologie van het ESR Deze gegevens werden op 20 oktober 2017 gepubliceerd via de onlinedatabank Nbb.Stat van de Nationale Bank van België. Het Wetenschappelijk comité voor de nationale rekeningen heeft op 26 september 2017 kennis genomen van de kwalitatieve verbeteringen in de rekeningen en de resultaten goedgekeurd. De voorzitter van de Raad van bestuur van het Instituut voor de nationale rekeningen Jean-Marc Delporte Brussel, oktober

4

5 Inhoudstafel Woord vooraf 3 Toelichting bij de recente ontwikkelingen 7 1. Economische bedrijvigheid 7 2. Vraag 8 3. Inkomens en sectorrekeningen 9 4. Arbeidsmarkt 11 Tabellen 1. Synthesetabellen 1.1 Samenstelling van het bruto binnenlands product Samenstelling van het bruto binnenlands product, ramingen tegen lopende prijzen Samenstelling van het bruto binnenlands product, ramingen in volume Verdeling van het binnenlands product Beschikbaar inkomen, besparingen en vorderingenoverschot of -tekort, ramingen tegen lopende prijzen Reëel beschikbaar inkomen, ramingen in volume Synthesetabellen van de sectorrekeningen (ramingen tegen lopende prijzen) Synthesetabellen van de sectorrekeningen Gedetailleerde tabellen 2.1 Productie- en inkomensvorming Productie- en inkomensvormingsrekening per bedrijfstak (A38), totale economie (S.1), ramingen tegen lopende prijzen Bruto toegevoegde waarde per institutionele sector en bedrijfstak (A38), ramingen tegen lopende prijzen Output (P.1), intermediair verbruik (P.2) en bruto toegevoegde waarde (B.1g) / bruto binnenlands product, totale economie (S.1), ramingen in volume 55 5

6 2.1.4 Beloning van werknemers per institutionele sector en bedrijfstak (A38), ramingen tegen lopende prijzen Belangrijkste bestedingscomponenten Bruto-investeringen in vaste activa Bruto-investeringen in vaste activa (P.51): detail per categorie van activa (AN) Finale consumptie van de huishoudens (P.3) Werkelijke consumptie van de huishoudens (P.4) Verbruik van vaste activa Bruto kapitaalgoederenvoorraad (A38) Netto kapitaalgoederenvoorraad (A38) Voorraden (AN.12) per sector en bedrijfstak (A38), ramingen tegen lopende prijzen Nettovoorraden van niet-financiële activa per sector, ramingen tegen lopende prijzen Bruto voorraden van niet-financiële activa per sector, ramingen tegen lopende prijzen Sectorrekeningen Totale economie (S.1) Niet-financiële vennootschappen (S.11) Monetaire financiële instellingen (S121+S122+S123) Beleggingsfondsen m.u.v. gmf s, overige financiele intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen en financiele instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S124+S125+S127) Financiële hulpbedrijven (S126) Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (s128+s129) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Buitenland (S.2) Werkgelegenheid Aantal werkzame personen per bedrijfstak (A38), totale economie (S.1) Aantal werkzame personen per institutionele sector en bedrijfstak (A38) - Werknemers Aantal werkzame personen per bedrijfstak (A38), totale economie (S.1) - Zelfstandigen Arbeidsvolume (aantal uren): detail per bedrijfstak (A38), totale economie (S.1) Arbeidsvolume (aantal uren): detail per institutionele sector en bedrijfstak (A38) - Werknemers Arbeidsvolume (aantal uren): detail per bedrijfstak (A38), totale economie (S.1) - Zelfstandigen 175 Publicaties van het INR en contactpersonen 177 Algemene opmerkingen 181 Conventionele tekens 183 Lijst van afkortingen 185 6

7 Toelichting bij de recente ontwikkelingen 1. Economische bedrijvigheid In 2016 vertoonde de Belgische economie een toename van het bruto binnenlands product met 1,5 % naar volume, een groeitempo dat vergelijkbaar is met dat van de twee voorgaande jaren. De toegevoegde waarde in de industrie steeg met 0,8 % naar volume, een duidelijke daling ten opzichte van de forse stijging met 3,3 % in Die vertraging is onder meer toe te schrijven aan het verloop van de wereldhandel, die bijzonder futloos was rond de jaarwisseling De dynamiek van de bedrijvigheid verzwakte eveneens in de bouwnijverheid (+0,3 % naar volume in 2016, tegen +2,1 % een jaar eerder). In de landbouw met zijn bijzonder volatiele activiteit en zijn gering aandeel in het bbp daalde de toegevoegde waarde in 2016 scherp (-9,1 %), na een spectaculaire stijging in 2015 (+14,3 %). Op te merken valt dat in die twee bedrijfstakken bouwnijverheid en landbouw de weersomstandigheden een belangrijke rol hebben gespeeld in de goede resultaten van 2015 en de tegenvallende cijfers van TaBEl 1 TOEGEVOEGDE WaaRDE PER BEDRIJFSTaK, NaaR VOlUME (veranderingspercentages ten opzichte van het voorgaande jaar) landbouw -14,6 0,2 14,3-9,1 Industrie en energie 0,7 4,1 3,3 0,8 Bouwnijverheid -1,7 0,8 2,1 0,3 Diensten 0,4 0,8 1,0 1,5 Handel, herstelling, vervoer, horeca, accommodatie en maaltijden -2,0 0,1 1,9-1,0 Informatie en communicatie 1,9 3,3 4,4 2,9 Financiële dienstverlening -1,1-8,6-1,2 5,8 Exploitatie van en handel in onroerend goed -0,6 2,9-0,2 0,6 Diensten aan bedrijven 4,0 4,1 3,2 1,3 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening -0,6-0,7-0,5 2,7 Overige diensten aan personen 0,1-0,4-2,0-0,4 Overheid en onderwijs 1,7 1,7-0,1 2,9 Bruto binnenlands product 0,2 1,4 1,4 1,5 Bron: INR. In de diensten, die bijna 70 % van de totale toegevoegde waarde vertegenwoordigen, nam de bedrijvigheid in 2016 met 1,5 % toe, dat is iets sterker dan in het voorgaande jaar. In de verschillende deeltakken werden uiteenlopende ontwikkelingen opgetekend. De bedrijvigheid bleek over het geheel genomen zwak in de handel, de horeca en het 7

8 vervoer. Daarentegen bleven de bedrijfstakken telecom en informatica de algemene economische bedrijvigheid krachtig ondersteunen en herstelde de bedrijvigheid zich in de vastgoedsector en, vooral, in de financiële dienstverlening, na een verscheidene jaren durende malaise. De toegevoegde van de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening steeg in 2016 na enkele jaren van zwakke groei. 2. Vraag De groei van de economische bedrijvigheid in 2016 werd ondersteund door de meeste bestedingscategorieën. De private consumptie versnelde in 2016 (+1,7 %) en leverde aldus een veel grotere positieve bijdrage tot de groei dan tijdens de afgelopen jaren. Het herstel van de consumptie van de huishoudens valt te verklaren door hun stevig blijvend beschikbaar inkomen, tegen de achtergrond van een bijzonder gunstig consumentenvertrouwen. De investeringsdynamiek is in 2016 eveneens verstevigd. De investeringen stegen immers met 3,6 % in 2016, tegen 2,7 % in De bruto-investeringen in vaste activa van de ondernemingen bleven een bijzonder dynamische component van de binnenlandse vraag (+4,9 %). Behalve door de zeer gunstige financieringsvoorwaarden wordt de groei van de bedrijfsinvesteringen al verscheidene jaren beïnvloed door grootschalige specifieke operaties (voornamelijk de aankoop van octrooien in de farmaceutische sector en de aankoop van schepen). Het jaar 2016 vormde geen uitzondering op de regel, aangezien daarin een transactie van ongeveer 2 miljard werd gesloten door één enkele onderneming op het gebied van maritiem vervoer. Aangezien die transactie tegelijkertijd wordt geregistreerd als invoer, heeft ze evenwel geen invloed op de bbp-groei. TaBEl 2 VOORNaaMSTE BESTEDINGSCaTEGORIEËN NaaR VOlUME (veranderingspercentages ten opzichte van het voorgaande jaar) Consumptieve bestedingen van de huishoudens en van de IZW's ten behoeve van de huishoudens ,7 0,6 0,9 1,7 Consumptieve bestedingen van de overheid 0,3 0,7 0,5 0,5 Bruto-investeringen in vaste activa -1,5 6,0 2,7 3,6 Ondernemingen -0,2 6,4 3,5 4,9 Woongebouwen -3,9 5,7 1,0 2,6 Overheid -4,3 3,6 1,0-3,1 Voorraadwijzigingen 1-0,4 0,3 0,2 0,2 p.m. Binnenlandse bestedingen, exclusief voorraadwijzigingen 0,1 1,8 1,2 1,8 Uitvoer van goederen en diensten 0,9 5,2 3,3 7,5 Invoer van goederen en diensten 0,3 6,2 3,3 8,4 p.m. Netto-uitvoer van goederen en diensten 1 0,5-0,8 0,0-0,6 Bruto binnenlands product 0,2 1,4 1,4 1,5 Bron: INR. 1 Bijdrage tot de groei van het bbp. De huishoudens droegen ook tot de groei van de investeringen bij via de woningbouw (+2,6 %). Daarentegen vertoonden de bruto-investeringen in vaste activa van de overheid een sterke daling (-3,1 %) wegens de afnemende investeringen door de lokale overheid. De finale consumptieve bestedingen van de overheid stegen matig, met 0,5 % naar volume, als gevolg van het begrotingsconsolidatietraject. De bijdrage van de voorraadwijzigingen tot de groei bedroeg, net als in 2015, 0,2 procentpunt naar volume. De volumegroei van de uitvoer beliep 7,5 % in aangezien tegelijkertijd de invoer van goederen en diensten toenam met 8,4 %, droeg de netto-uitvoer niettemin negatief bij tot de groei (-0,6 procentpunt). Die twee stromen 8

9 werden aanzienlijk en in vrijwel gelijke mate opgevoerd door de reorganisatie van de activiteiten van een groot bedrijf in de farmaceutische sector. 3. Inkomens en sectorrekeningen De beloning van werknemers, een van de componenten op basis waarvan het bbp wordt berekend vanuit de invalshoek van de inkomens, liet in 2016 een stijging optekenen (+1,3 %). De brutolonen liepen in 2016 met 2,5 % op, terwijl de sociale bijdragen ten laste van de werkgevers met 1,9 % daalden als gevolg van overheidsmaatregelen die erop gericht waren sommige socialezekerheidsbijdragen te verlagen. De beslissingen met betrekking tot de taxshift, van toepassing sinds oktober 2015, kregen dus in 2016 hun volle uitwerking. In 2016 kromp het aandeel van de beloning van werknemers in het bbp voor het derde opeenvolgende jaar, tot 49,4 %. In 2015 was er immers een geringe toename van de beloning van werknemers die enerzijds te wijten was een bijzonder gematigde inflatie waardoor de automatische loonstijging in de particuliere sector aan het begin van het jaar beperkt bleef. Anderzijds voerde de regering vanaf 1 april 2015 een indexsprong in, zowel voor de private als voor de overheidssector. Het loonindexeringsmechanisme werd in april 2016 gereactiveerd. Het bruto-exploitatieoverschot 1 nam in 2016 met 5,0 % toe, een niveau dat vrij nauw aansluit bij dat van 2015 (+5,4 %), als gevolg van een gestage stijging van de resultaten van de vennootschappen en, in mindere mate, van de huurinkomsten van de huishoudens. De stijging van het bruto gemengd inkomen, dat overeenstemt met de inkomens van de zelfstandigen, is in 2016 bijzonder vertraagd tot 0,5 %, voornamelijk als gevolg van de groei van de uitbetaalde lonen. TAbel 3 INKOMeNSCATeGORIeËN (lopende prijzen) Veranderingspercentage t.o.v. het voorgaande jaar beloning van werknemers 2,0 1,3 0,8 1,3 Brutolonen 1,9 1,4 0,7 2,5 Sociale bijdragen t.l.v. werkgevers 2,4 0,9 1,2-1,9 bruto-exploitatieoverschot 0,3 3,1 5,4 5,0 Bruto-exploitatieoverschot van de 0,7 2,9 6,5 5,8 vennootschappen en de overheid Bruto-exploitatieoverschot van de -1,6 4,0 0,2 1,4 huishoudens en de IZW's ten behoeve van huishoudens bruto gemengd inkomen 1,1 2,7 2,7 0,5 Saldo belastingen en subsidies op productie en invoer 0,5 1,9 2,0 7,5 Bruto binnenlands product 1,2 2,0 2,5 3,1 Aandeel in procenten van het bbp beloning van werknemers 51,6 51,2 50,3 49,4 bruto exploitatieoverschot 32,3 32,6 33,5 34,1 bruto gemengd inkomen 6,5 6,5 6,5 6,4 Saldo belastingen en subsidies op productie en invoer 9,7 9,7 9,7 10,1 1 Het bruto exploitatieoverschot bestaat uit de bruto toegevoegde waarde, verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op de productie. 9

10 De netto belastingen op de productie en de invoer lieten in 2016 een duidelijke stijging met 7,5 % optekenen als gevolg van diverse maatregelen waaronder de BTW verhoging voor het elektriciteitsverbruik van de huishoudens op 1 september Deze maartregel had een impact die ook in 2016 nog volop voelbaar was. Verder werden verscheidene accijnsrechten verhoogd, werd er een nieuwe bijdrage aan het Energiefonds in het Vlaams gewest ingevoerd alsook de toename van de opbrengst van de bancaire belastingen. De margevoet van de vennootschappen (financiële en niet-financiële vennootschappen samen), namelijk het per eenheid toegevoegde waarde gecreëerde exploitatieoverschot, zette zijn opwaartse trend sinds 2014 voort om in 2016 een niveau van 43,4% te bereiken. De bruto spaarquote 1 nam met 2,7 procentpunten toe tot 29,1 % van de toegevoegde waarde van De vennootschappen wendden dat spaaroverschot slechts gedeeltelijk aan om hun investeringen te financieren: de investeringsquote steeg immers gematigder, met 0,6 procentpunt, waardoor het financieringsvermogen van de vennootschappen opliep tot 2,5% bbp, een stijging met 0,9 procentpunt ten opzichte van Voor de gezamenlijke overheid vertoonde het volgens de normen van het ESR 2010 opgestelde financieringssaldo in 2016 een tekort van 2,5 % bbp, net als in Tabel 4 SYNTHESE VAN DE SECTORREKENINGEN (procenten, lopende prijzen, tenzij anders vermeld) Vennootschappen 1 Margevoet (bruto-exploitatieoverschot / bruto toegevoegde waarde) 40,3 40,8 42,2 43,4 Spaarquote (brutobesparingen / bruto toegevoegde waarde) 26,1 26,1 26,4 29,1 Investeringsquote (bruto-investeringen in vaste activa / bruto toegevoegde waarde) 23,4 24,5 24,7 25,3 Financieringsvermogen (+) of -behoefte (-) / bbp 2,9 1,7 1,6 2,5 Overheid Financieringsvermogen (+) of -behoefte (-) / bbp -3,1-3,1-2,5-2,5 Huishoudens 2 Bruto primair inkomen (verandering t.o.v. het voorgaande jaar) 1,4 1,0 0,7 0,8 Bruto beschikbaar inkomen (verandering t.o.v. het voorgaande jaar) 1,2 1,1 0,9 2,4 Consumptieve bestedingen (verandering t.o.v. het voorgaande jaar) 1,6 1,2 1,4 3,2 Spaarquote (brutobesparingen / bruto beschikbaar inkomen) 12,5 12,3 11,9 11,2 Investeringsquote (bruto-investeringen in vaste activa / bruto beschikbaar inkomen) 9,6 10,1 10,1 10,2 Financieringsvermogen (+) of -behoefte (-) / bbp 1,4 0,9 0,5 0,2 Buitenland Saldo van de goederen- en dienstentransacties van het buitenland / bbp -1,2-0,6-1,4-1,3 Financieringsvermogen (+) of -behoefte (-) / bbp -1,1 0,5 0,4-0,2 Bron : INR. 1 Niet-financiële en financiële vennootschappen. 2 Met inbegrip van de IZW's ten behoeve van huishoudens. Het bruto primair inkomen van de huishoudens (inclusief de IZW s ten behoeve van huishoudens) steeg in 2016 met 0,8 %. Ondanks de toename van de beloning van werknemers, bleef de groei van het bruto primair inkomen beperkt door de nieuwe daling van de door de huishoudens ontvangen netto-inkomen uit vermogen. Het bruto beschikbaar inkomen van de huishoudens dat wordt becijferd na het in rekening brengen van de 1 De bruto spaarquote is de ratio van de bruto spaarmiddelen (het bruto beschikbaar inkomen voor de vennootschappen) en de bruto toegevoegde waarde. De bruto spaarmiddelen worden gemeten na het in rekening nemen van de betaalde en ontvangen inkomens uit vermogen en van de transacties inzake secundaire inkomensverdeling. 10

11 transacties inzake secundaire inkomensverdeling steeg duidelijk sterker dan het primair inkomen, namelijk met 2,4 % vanwege een stijging van de ontvangen sociale uitkeringen en een lichte daling van de betaalde directe belastingen. aangezien de huishoudens hun consumptieve bestedingen aanzienlijk hebben opgevoerd, namelijk een toename in nominale termen met 3,2 % in 2016, daalde hun spaarquote verder tot 11,2 %, dat is een afname met 0,7 procentpunt ten opzichte van De bruto-investeringen in vaste activa van de huishoudens, die voornamelijk bestaan uit investeringsuitgaven in woningen, stegen in 2016 met 2,8 %. De investeringen van de huishoudens bedroegen 10,2% van het beschikbaar inkomen, wijzend op een zekere stabiliteit van de investeringsquote in de laatste drie jaar. Tot slot leidden de afname van het sparen en de stabiliteit van de investeringen voor het zevende jaar op rij tot een inkrimping van het saldo van de sector huishoudens. Het saldo beliep in ,2 % bbp, wat een historisch laagtepunt betekent. De binnenlandse economie, alle sectoren samen, vertoonde in 2016 een financieringsvermogen tegenover het buitenland van 0,2 % bbp, terwijl het saldo in 2015 negatief was. Het saldo van de goederen- en dienstentransacties met het buitenland is vrij stabiel gebleven, aangezien de uitvoer en de invoer een vergelijkbare stijging naar waarde hebben laten optekenen. Het is dus hoofdzakelijk het verloop van de inkomens uit beleggingen en investeringen die het saldo van België ten opzichte van de rest van de wereld gunstig heeft beïnvloed. Het betreft in het bijzonder een toename van zowel de geherinvesteerde winsten als de dividenden betaald door de rest van de wereld aan België. De simultane toename wijst op een verbetering van de winstgevendheid van de buitenlandse eenheden waarin Belgische bedrijven een participatie in aanhouden. 4. Arbeidsmarkt De binnenlandse werkgelegenheid, uitgedrukt in aantal personen, steeg in 2016 met eenheden (+1,3 %). Zowel de zelfstandige als de gesalarieerde werkgelegenheid hebben aan die groei bijgedragen, namelijk met respectievelijk (+1,7 %) en (+1,2 %) eenheden. In 2015 werden netto al eenheden gecreëerd (+0,9 %), zodat de beweging in 2016 werd geconsolideerd en zelfs versterkt. Uitgedrukt in gewerkte uren, is het arbeidsvolume in 2016 in hetzelfde tempo gegroeid als het aantal werkenden, zowel bij de zelfstandigen als bij de loontrekkenden. De gemiddelde arbeidsduur per persoon is dus in vergelijking met 2015 relatief stabiel gebleven (+0,1 %), terwijl hij jaar na jaar veeleer afnam onder invloed van structurele factoren (ontwikkeling van de deeltijdarbeid, vervrouwelijking van de werkgelegenheid, de-industrialisering en versterking van het aandeel van de diensten, enz.). De in 2016 opgetekende groei van de gesalarieerde werkgelegenheid is vooral gerelateerd aan de toename van het aantal loontrekkenden in de bedrijfstak overige diensten (+1,8 %), maar heeft eveneens te maken met het (lichte) groeiherstel in de bedrijfstak industrie, na vier jaar van terugval (+0,1 %, tegen -2,3 % in 2015), en met de vertraging van de neerwaartse beweging in de bedrijfstak bouwnijverheid (-0,3 %, tegen -1,7 % en 2015). In de overheid en het onderwijs, bleef de groei van de loontrekkenden op hetzelfde niveau als in 2015 (+0,3 %). De opgetekende ontwikkelingen op het niveau van het arbeidsvolume van de loontrekkenden per bedrijfstak zijn ietwat verschillend. Het aantal gewerkte uren van de loontrekkenden in de bedrijfstak van de overige diensten nam in absolute termen het sterkst toe (+66,2 miljoen gewerkte uren of +2,1% in 2016). De bedrijfstak overheid en onderwijs, daarentegen, liet een lichte daling van het aantal gewerkte uren optekenen (-0,1 %). In de bedrijfstakken van de industrie en de bouwnijverheid is het arbeidsvolume van de loontrekkenden licht gestegen (+0,1 %). 11

12 Tabel 5 BINNENLANDSE WERKGELEGENHEID (jaar-op-jaarverandering van de waarden op jaarbasis, tenzij anders vermeld) Niveau 2016 Binnenlandse werkgelegenheid Duizenden personen (% tussen haakjes) Zelfstandigen 5,9 (0,8) 6,1 (0,8) 10,3 (1,4) 13,2 (1,7) 778,3 Loontrekkenden -20,8 (-0,5) 13,7 (0,4) 30,2 (0,8) 44,4 (1,2) 3 879,8 Totaal -14,9 (-0,3) 19,8 (0,4) 40,5 (0,9) 57,6 (1,3) 4 658,1 Miljoenen uren (% tussen haakjes) Zelfstandigen 5,7 (0,3) 9 (0,5) -16,6 (-1,0) 27,3 (1,7) 1 676,5 Loontrekkenden -37,5 (-0,7) 9,1 (0,2) 30,9 (0,6) 67,4 (1,2) 5 524,1 Totaal -31,9 (-0,4) 18,1 (0,3) 14,3 (0,2) 94,7 (1,3) 7 200,6 Gemiddelde arbeidsduur per persoon (% tussen haakjes) Zelfstandigen (-0,5) (-0,3) (-2,3) (-0,1) Loontrekkenden (-0,1) (-0,2) (-0,2) (0,1) Totaal (-0,1) (-0,2) (-0,7) (0,1) Gesalarieerde werkgelegenheid Duizenden personen (% tussen haakjes) Landbouw 0,1 (0,3) 0,4 (2,1) 1,2 (5,4) -0,1 (-0,3) 22,7 Industrie (inclusief energie) -12,4 (-2,2) -13,6 (-2,5) -12,6 (-2,3) 0,7 (0,1) 526,8 Bouwnijverheid -4,9 (-2,3) -5,3 (-2,5) -3,4 (-1,7) -0,5 (-0,3) 200,7 Overheid en onderwijs 3,0 (0,4) 7,7 (1,0) 2,4 (0,3) 2,5 (0,3) 812,2 Overige diensten -6,6 (-0,3) 24,5 (1,1) 42,6 (1,9) 41,8 (1,8) 2 317,4 Totaal -20,8 (-0,5) 13,7 (0,4) 30,2 (0,8) 44,4 (1,2) 3 879,8 Miljoenen uren (% tussen haakjes) Landbouw 0,6 (2,0) 1 (3,2) 1,9 (5,7) 0,9 (2,6) 35,2 Industrie (inclusief energie) -18,0 (-2,1) -19,8 (-2,3) -16,9 (-2,0) 1,1 (0,1) 813,7 Bouwnijverheid -10,3 (-3,3) 0,1 (0,0) -5,9 (-1,9) 0,4 (0,1) 298,2 Overheid en onderwijs 1,6 (0,1) 8,4 (0,7) -1,2 (-0,1) -1,2 (-0,1) 1 146,4 Overige diensten -11,4 (-0,4) 19,4 (0,6) 52,9 (1,7) 66,2 (2,1) 3 230,6 Totaal -37,5 (-0,7) 9,1 (0,2) 30,9 (0,6) 67,4 (1,2) 5 524,1 Bron : INR. 12

13 Tabellen

14

15 1. Synthesetabellen

16 1.1 SAMENSTELLING VAN HET BRUTO BINNENLANDS PRODUCT SAMENSTELLING VAN HET BRUTO BINNENLANDS PRODUCT, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN Toegevoegde waarde Output (tegen basisprijzen) (P.1) , , , , , , , , , ,8 Intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) (P.2) , , , , , , , , , ,2 Toegevoegde waarde (tegen basisprijzen) (B.1g) , , , , , , , , , ,6 Productgebonden belastingen (D.21) , , , , , , , , , ,7 Productgebonden subsidies (D.31) (-) , , , , , , , , , ,9 Bruto binnenlands product (B.1g+D.21-D.31) , , , , , , , , , ,4 Bestedingen Consumptieve bestedingen (P.3) , , , , , , , , , ,8 Consumptieve bestedingen van de gezinnen , , , , , , , , , ,9 Consumptieve bestedingen van de IZW s 3.392, , , , , , , , , ,4 Consumptieve bestedingen van de overheid , , , , , , , , , ,5 Individuele consumptieve bestedingen (P.31) , , , , , , , , , ,3 Collectieve consumptieve bestedingen (P.32) , , , , , , , , , ,2 Investeringen (bruto) (P.5) , , , , , , , , , ,4 Investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) , , , , , , , , , ,6 Veranderingen in voorraden (P.52) 4.103, , , , , ,1-46, , , ,1 Saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53) 76,1 96,8 92,0 101,4 106,9 63,7 98,4 37,0 24,3-13,3 Totaal van de nationale bestedingen , , , , , , , , , ,2 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) , , , , , , , , , ,4 Totaal van de finale bestedingen , , , , , , , , , ,6 Invoer van goederen en diensten (P.7) , , , , , , , , , ,2 p.m. Netto-uitvoer van goederen en diensten , , , , , , , , , ,2 Bruto binnenlands product (P.3+P.5+P.6-P.7) , , , , , , , , , ,4 Inkomen Beloning van werknemers (D.1) , , , , , , , , , ,0 Bruto exploitatieoverschot (B.2g) en gemengd inkomen (B.3g) , , , , , , , , , ,3 Belastingen op productie en invoer (D.2) , , , , , , , , , ,3 Subsidies (D.3) (-) , , , , , , , , , ,2 Bruto binnenlands product (D.1+B.2g+B.3g+D.2-D.3) , , , , , , , , , ,4 Beloning van werknemers ontvangen uit het buitenland (D.1) 6.652, , , , , , , , , ,1 Beloning van werknemers betaald aan het buitenland (D.1) 1.985, , , , , , , , , ,0 Belastingen op productie en invoer betaald aan het buitenland (D.2) 1.450, , , , , , , , , ,1 Subsidies ontvangen uit het buitenland (D.3) 676,0 671,8 631,8 692,1 621,6 642,6 664,9 683,8 930,7 750,1 Inkomen uit vermogen ontvangen uit het buitenland (D.4) , , , , , , , , , ,4 Inkomen uit vermogen betaald aan het buitenland (D.4) , , , , , , , , , ,6 Bruto nationaal inkomen (tegen marktprijzen) , , , , , , , , , ,3 Pro memorie Consumptieve bestedingen van de gezinnen exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,7 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,7 Invoer van goederen en diensten (P.7) exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,7

17 1.1.2 SAMENSTELLING VAN HET BRUTO BINNENLANDS PRODUCT, RAMINGEN IN VOLUME (miljoenen euro s, kettingeuro s, referentiejaar 2015) Toegevoegde waarde Output (tegen basisprijzen) (P.1) , , , , , , , , , ,1 Intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) (P.2) , , , , , , , , , ,3 Toegevoegde waarde (tegen basisprijzen) (B.1g) , , , , , , , , , ,8 Productgebonden belastingen (D.21) , , , , , , , , , ,0 Productgebonden subsidies (D.31) , , , , , , , , , ,6 Bruto binnenlands product (bbp) , , , , , , , , , ,2 Bestedingen Consumptieve bestedingen (P.3) , , , , , , , , , ,0 Consumptieve bestedingen van de gezinnen , , , , , , , , , ,5 Consumptieve bestedingen van de IZW s 3.987, , , , , , , , , ,9 Consumptieve bestedingen van de overheid , , , , , , , , , ,6 Individuele consumptieve bestedingen (P.31) , , , , , , , , , ,0 Collectieve consumptieve bestedingen (P.32) , , , , , , , , , ,6 Investeringen (bruto) (P.5) , , , , , , , , , ,9 Investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) , , , , , , , , , ,0 Veranderingen in voorraden (P.52) 1.254, , ,0 706, , ,2-507,3 782, , ,0 Saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53) 85,1 106,3 100,2 108,4 112,1 65,5 100,1 37,4 24,3-13,1 Totaal van de nationale bestedingen , , , , , , , , , ,9 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) , , , , , , , , , ,5 Totaal van de finale bestedingen , , , , , , , , , ,4 Invoer van goederen en diensten (P.7) , , , , , , , , , ,3 p.m. Netto-uitvoer van goederen en diensten , , , , , , , , , ,3 Bruto binnenlands product (bbp) , , , , , , , , , ,2 Pro memoria Consumptieve bestedingen van de gezinnen exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,5 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,3 Invoer van goederen en diensten (P.7) exclusief indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) , , , , , , , , , ,5 N.B.: In kettingeuro s is er voor andere jaren dan het referentiejaar en het daaropvolgende jaar een verschil tussen het aggregaat en zijn onderliggende componenten. Dit verschil wordt veroorzaakt door het gebruik van Laspeyres kettingindices en kan niet aan de componenten van het aggregaat worden toegewezen.

18 1.2 VERDELING VAN HET BINNENLANDS PRODUCT BESCHIKBAAR INKOMEN, BESPARINGEN EN VORDERINGENOVERSCHOT OF -TEKORT, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN Bruto binnenlands product tegen marktprijzen (bbp) , , , , , , , , , ,4 Saldo van de primaire inkomens van/naar het buitenland 4.522, ,6 429, , , , , ,1-934, ,9 Bruto nationaal inkomen (bni) , , , , , , , , , ,3 Verbruik van vaste activa (K.1) , , , , , , , , , ,0 Netto nationaal inkomen , , , , , , , , , ,3 Saldo van de inkomensoverdrachten van/naar het buitenland (D.5, D.6, D.7) , , , , , , , , , ,1 Netto nationaal beschikbaar inkomen , , , , , , , , , ,2 Nationale consumptie , , , , , , , , , ,8 Correcties voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekering (D.8) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Netto nationale besparingen , , , , , , , , , ,4 Investeringen in vaste activa (P.51) , , , , , , , , , ,6 Veranderingen in voorraden (P.52) 4.103, , , , , ,1-46, , , ,1 Saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53) 76,1 96,8 92,0 101,4 106,9 63,7 98,4 37,0 24,3-13,3 Saldo van de kapitaaloverdrachten met het buitenland (D.9) -199,5-179,8-202,7-277,0-460, ,0-173,8-290,0 25,2-352,0 Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) 782, ,0 262,9 31,6-84,9-374,0 87,5 625,0-86,0-821,0 Vorderingenoverschot (+)/-tekort (-) van de totale economie (B.9) , , , ,1 504, , , , ,8 877, REËEL BESCHIKBAAR INKOMEN, RAMINGEN IN VOLUME (miljoenen euro s, kettingeuro s, referentiejaar 2015) Bruto binnenlands product tegen marktprijzen , , , , , , , , , ,2 Ruilvoetwinst of -verlies 4.139, , ,5-52, , , , ,2 0, ,3 Reëel bruto binnenlands inkomen , , , , , , , , , ,5 Saldo van de reële primaire inkomens van/naar het buitenland 5.123, ,0 473, , , , , ,1-934, ,8 Reëel bruto nationaal inkomen , , , , , , , , , ,2 Verbruik van vaste activa , , , , , , , , , ,8 Reëel netto nationaal inkomen , , , , , , , , , ,4 Saldo van de reële inkomensoverdrachten van/naar het buitenland , , , , , , , , , ,4 Reëel netto nationaal beschikbaar inkomen , , , , , , , , , ,0 N.B.: In kettingeuro s is er voor andere jaren dan het referentiejaar en het daaropvolgende jaar een verschil tussen het aggregaat en zijn onderliggende componenten. Dit verschil wordt veroorzaakt door het gebruik van Laspeyres kettingindices en kan niet aan de componenten van het aggregaat worden toegewezen.

19 1.3 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN (RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN) SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) 2007 In- en uitvoer Invoer van goederen en diensten (P.7) ,3 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) ,6 Productierekening Middelen Productie (basisprijzen) (P.1) , , , , , ,5 Productgebonden belastingen (D.21) , ,4 Productgebonden subsidies (D.31) , ,8 Bestedingen Intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) (P.2) , , , , , ,6 Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , , ,5 19 Inkomensrekening (inkomensvorming) Middelen Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , ,5 Bestedingen Beloning van werknemers (D.1) , , , , , , ,5 Belastingen op productie en invoer (D.2) 2.428,7 710,4 0, ,7 14, , ,8 Productgebonden belastingen (D.21) , ,4 Niet-productgebonden belastingen (D.29) 2.428,7 710,4 0, ,7 14, ,4 Subsidies (D.3) ,0-85,9-434,6-421,6-112, , ,4 Productgebonden subsidies (D.31) , ,8 Niet-productgebonden subsidies (D.39) ,0-85,9-434,6-421,6-112, ,6 Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,9 415, ,9 Rekening voor bestemming van primaire inkomens Middelen Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,9 415, ,9 Beloning van werknemers (D.1) , , ,6 Belastingen op productie en invoer (D.2) , , ,1 Subsidies (D.3) , ,4-676,0 Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,2 63, , ,2 Bestedingen Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,1 12, , ,3 Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,1 466, ,4 Inkomensrekening (secundaire verdeling) Middelen Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,1 466, ,4 Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) , ,6 270,3 Sociale premies (D.61) 3.092, , ,7 30,4 130, , ,0 Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) , ,7 643,2 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 2.419, , , , , , ,3 Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) 9.390, ,5 66, ,2 32, ,3 795,6

20 1.3.1 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN (VERVOLG) Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) Sociale premies (D.61) , ,1 612,2 Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) 3.092, , ,6 30,4 130, ,9 530,0 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 2.172, , , ,0 753, , ,6 Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,0 Inkomensrekening (inkomensbesteding) Middelen Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,0 Correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekering (D.8) 0, ,0 1, ,8 Bestedingen Consumptieve bestedingen (P.3) , , , ,8 Bruto besparingen (B.8g) , , , ,7 330, ,2 20 Rekening voor mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. besparingen en kapitaaloverdrachten Mutaties in passiva Bruto besparingen (B.8g) , , , ,7 330, ,2 Saldo lopende transacties van het buitenland met België (B.12) ,8 Kapitaaloverdrachten, ontvangen (D.9) 3.343,4 616, ,9 555,4 80, ,8 408,8 Kapitaaloverdrachten, betaald (D.9) -307,4-273, , ,1 0, ,3-209,3 Mutaties in activa Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10g) , , , ,0 410, , ,3 Kapitaalrekening (kapitaalvorming) Mutaties in passiva Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10) , , , ,0 410, , ,3 Mutaties in activa Investeringen (bruto) (P.5) , , , ,2 500, ,4 Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) 1.291,1-1,2 5,8-513,7 0,0 782,0-782,0 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) (B.9) , ,1 237, ,5-90, , ,3 Bron: INR Berekeningen: NBB

21 1.3.2 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) 2008 In- en uitvoer Invoer van goederen en diensten (P.7) ,9 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) ,3 Productierekening Middelen Productie (basisprijzen) (P.1) , , , , , ,3 Productgebonden belastingen (D.21) , ,2 Productgebonden subsidies (D.31) , ,1 Bestedingen Intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) (P.2) , , , , , ,5 Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , , ,9 21 Inkomensrekening (inkomensvorming) Middelen Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , ,9 Bestedingen Beloning van werknemers (D.1) , , , , , , ,2 Belastingen op productie en invoer (D.2) 2.833,0 706,9 0, ,1 15, , ,9 Productgebonden belastingen (D.21) , ,2 Niet-productgebonden belastingen (D.29) 2.833,0 706,9 0, ,1 15, ,7 Subsidies (D.3) ,1-31,9-473,2-479,1-117, , ,1 Productgebonden subsidies (D.31) , ,1 Niet-productgebonden subsidies (D.39) ,1-31,9-473,2-479,1-117, ,0 Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,4 421, ,9 Rekening voor bestemming van primaire inkomens Middelen Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,4 421, ,9 Beloning van werknemers (D.1) , , ,3 Belastingen op productie en invoer (D.2) , , ,6 Subsidies (D.3) , ,3-671,8 Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,7 64, , ,6 Bestedingen Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,1 13, , ,1 Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,1 472, ,5 Inkomensrekening (secundaire verdeling) Middelen Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,1 472, ,5 Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) , ,3 284,5 Sociale premies (D.61) 2.997, , ,8 31,1 139, , ,7 Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) , ,7 687,0 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 2.341, , , , , , ,3 Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) 9.664, ,1 7, ,2 32, ,1 746,7 Sociale premies (D.61) , ,2 729,1

22 1.3.2 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN (VERVOLG) Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) 2.997, , ,3 31,1 139, ,4 531,3 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 3.116, , , ,1 890, , ,7 Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,8 Inkomensrekening (inkomensbesteding) Middelen Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,8 Correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekering (D.8) 0, ,5-3, ,2 Bestedingen Consumptieve bestedingen (P.3) , , , ,7 Bruto besparingen (B.8g) , , , ,1 405, ,1 22 Rekening voor mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. besparingen en kapitaaloverdrachten Mutaties in passiva Bruto besparingen (B.8g) , , , ,1 405, ,1 Saldo lopende transacties van het buitenland met België (B.12) ,3 Kapitaaloverdrachten, ontvangen (D.9) 3.741,2 360, ,6 693,5 92, ,1 511,4 Kapitaaloverdrachten, betaald (D.9) -300,0-382, , ,2 0, ,9-331,6 Mutaties in activa Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10g) , , , ,4 497, , ,5 Kapitaalrekening (kapitaalvorming) Mutaties in passiva Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10) , , , ,4 497, , ,5 Mutaties in activa Investeringen (bruto) (P.5) , , , ,9 453, ,8 Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) 1.535,1-27,3 41,8-424,6 0, , ,0 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) (B.9) , , , ,1 43, , ,5 Bron: INR Berekeningen: NBB

23 1.3.3 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) 2009 In- en uitvoer Invoer van goederen en diensten (P.7) ,2 Uitvoer van goederen en diensten (P.6) ,4 Productierekening Middelen Productie (basisprijzen) (P.1) , , , , , ,7 Productgebonden belastingen (D.21) , ,9 Productgebonden subsidies (D.31) , ,2 Bestedingen Intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) (P.2) , , , , , ,3 Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , , ,1 23 Inkomensrekening (inkomensvorming) Middelen Toegevoegde waarde (bruto) / bruto binnenlands product (B.1g) , , , , , ,1 Bestedingen Beloning van werknemers (D.1) , , , , , , ,5 Belastingen op productie en invoer (D.2) 2.925,2 690,7 0, ,8 35, , ,8 Productgebonden belastingen (D.21) , ,9 Niet-productgebonden belastingen (D.29) 2.925,2 690,7 0, ,8 35, ,9 Subsidies (D.3) ,8-33,6-545,3-505,3-117, , ,7 Productgebonden subsidies (D.31) , ,2 Niet-productgebonden subsidies (D.39) ,8-33,6-545,3-505,3-117, ,5 Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,1 418, ,7 Rekening voor bestemming van primaire inkomens Middelen Bruto exploitatieoverschot / gemengd inkomen (B.2g/B.3g) , , , ,1 418, ,7 Beloning van werknemers (D.1) , , ,7 Belastingen op productie en invoer (D.2) , , ,4 Subsidies (D.3) , ,9-631,8 Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,2 107, , ,2 Bestedingen Inkomen uit vermogen (D.4) , , , ,4 12, , ,8 Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,0 512, ,9 Inkomensrekening (secundaire verdeling) Middelen Bruto primair inkomen / bruto nationaal inkomen (B.5g) , , , ,0 512, ,9 Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) , ,5 310,8 Sociale premies (D.61) 3.286, , ,6 32,2 102, , ,2 Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) , ,2 760,0 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 2.936, , , , , , ,5 Bestedingen Belastingen op inkomen en vermogen (D.5) 6.477, ,2 19, ,6 28, ,9 791,4 Sociale premies (D.61) , ,8 776,0

24 1.3.3 SYNTHESETABELLEN VAN DE SECTORREKENINGEN (VERVOLG) Niet-financiële instellingen (S.11) Financiële instellingen (S.12) Overheid (S.13) Huishoudens (S.14) Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.15) Onverdeelde transacties Totale economie (S.1) Buitenland (S.2) Sociale uitkeringen (in geld) (D.62) 3.286, , ,5 32,2 102, ,3 560,9 Overige inkomensoverdrachten (D.7) 3.344, , , ,2 945, , ,9 Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,6 Inkomensrekening (inkomensbesteding) Middelen Bruto beschikbaar inkomen (B.6g) , , , , , ,6 Correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekering (D.8) 0, ,3 6, ,3 Bestedingen Consumptieve bestedingen (P.3) , , , ,5 Bruto besparingen (B.8g) , , , ,2 110, ,1 24 Rekening voor mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. besparingen en kapitaaloverdrachten Mutaties in passiva Bruto besparingen (B.8g) , , , ,2 110, ,1 Saldo lopende transacties van het buitenland met België (B.12) ,7 Kapitaaloverdrachten, ontvangen (D.9) 3.831,3 282, , ,9 99, ,1 540,5 Kapitaaloverdrachten, betaald (D.9) -368,1-274, , ,3 0, ,8-337,8 Mutaties in activa Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10g) , , , ,8 209, , ,0 Kapitaalrekening (kapitaalvorming) Mutaties in passiva Saldo van de bruto besparingen en kapitaaloverdrachten (B.10) , , , ,8 209, , ,0 Mutaties in activa Investeringen (bruto) (P.5) , , , ,1 450, ,4 Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) 519,2-2,8 47,1-300,6 0,0 262,9-262,9 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) (B.9) , , , ,3-240, , ,1 Bron: INR Berekeningen: NBB