Doorstroming of Verstopping? Dynamiek in de Amsterdamse bevolking en woningmarkt

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Doorstroming of Verstopping? Dynamiek in de Amsterdamse bevolking en woningmarkt"

Transcriptie

1 ? Dynamiek in de Amsterdamse bevolking en woningmarkt

2 Colofon Auteur Kees Dignum Productiebegeleiding Wim van Zee Grafische vormgeving Studio Design Stadsdrukkerij (Ed Brasser) Fotografie Ed Brasser Druk Stadsdrukkerij Amsterdam In opdracht van DWA: De Procesunit Sociaal Structuurplan Gebouw Metropool Weesperstraat VN Amsterdam Telefoon O+S, het Amsterdamse Bureau voor Onderzoek en Statistiek Weesperstraat VN Amsterdam Postbus AR Amsterdam Telefoon Fax: ,- juni 2002

3 INHOUD 1 Inleiding 5 2 Dynamiek in Amsterdam na Dynamiek en bevolkingsgroepen 17 4 Dynamiek en stedelijkheid 23 5 Wachtgedrag rond de eeuwwisseling 29 6 Dynamiek in tien Amsterdamse woonmilieus 39 7 Woonmilieus, verhuisstromen en wooncarrière 55 8 Herstructurering Zuidoost 63 9 Conclusies en dynamiek en de toekomst 69 Bijlage 1: Mutatiegraad naar buurtcombinatie, Bijlage 2: Amsterdam in tien woonmilieus 78 Bijlage 3: Stedelijkheidskenmerken van de 25 grootste gemeenten in Bijlage 4: Stadsmonitor Amsterdam: gegevens concentraties 83 Literatuur 84 3

4 4

5 1 INLEIDING De Amsterdamse bevolking is continu in beweging. In het rapport Staat van de Stad I uit 2001 wordt opgemerkt dat over een periode van tien jaar vertrokken en gestorven Amsterdammers plaats hebben gemaakt voor geboren en nieuw gevestigde Amsterdammers. Bovendien vonden er ruim verhuizingen binnen Amsterdam plaats, terwijl de stad in de tussentijd een gemiddelde omvang van ca inwoners had. 1 Sommigen noemen deze dynamiekcijfers zorgelijk, maar anderen spreken van een normaal Amsterdams of stedelijk verschijnsel. In het rapport Staat van de Stad I, over de participatie van Amsterdammers, kon het onderwerp dynamiek maar kort aandacht krijgen. Het Bestuurlijk Team Sociaal Structuurplan wilde meer informatie over het thema en gaf opdracht voor deze nadere verkenning. Nadere analyse en beschrijving biedt de mogelijkheid om de vinger op de zere plek te leggen - als die er is. Want dat dynamiek hoog kan zijn of laag, is evident, maar wanneer is het te hoog of te laag? In dit onderzoek naar de dynamiek in de Amsterdamse bevolking en woningmarkt staan de volgende vragen centraal: Wat verstaan we onder demografische dynamiek? Is die dynamiek in Amsterdam afgenomen of toegenomen? Hoort bij het grootstedelijke milieu een sterkere dynamiek? Is een hoge bevolkingsdynamiek problematisch voor een stad of is een lage dynamiek eerder een probleem? Welke opgaven zijn er voor Amsterdam om de demografische dynamiek beheersbaar te maken? Hoofdstuk 2 gaat over de vraag wat onder dynamiek wordt verstaan, over de onderdelen van de dynamiek en de ontwikkeling in Amsterdam over de laatste decennia. In hoofdstuk 3 behandelt de vraag welke groepen meer of minder bijdragen aan de dynamiek. Hoofdstuk 4 plaatst de Amsterdamse cijfers in een breder verband. Hoe is de dynamiek in andere grote steden? Is sterke dynamiek een grootstedelijk verschijnsel en als dat zo is, waarom? In het vijfde hoofdstuk wordt de trends in de Amsterdamse dynamiek nader geïnterpreteerd en worden enkele ruimtelijke bijzonderheden besproken. In het zesde hoofdstuk wordt Amsterdam opgedeeld in woonmilieus die zich van elkaar onderscheiden naar bevolkingssamenstelling, type woningvoorraad en plaats op de woningmarkt. Hebben deze woonmilieus een specifieke rol in de stedelijke dynamiek? Het zevende hoofdstuk behandelt de onderlinge en externe relaties van de woonmilieus in termen van verhuizen en migratie. Ook komt de wooncarrière van verschillende Amsterdamse bevolkingsgroepen aan de orde en de rol die de woonmilieus daarin spelen. De waarde van de verlaten woning wordt vergeleken met die van de betrokken woning. Hiermee kan men beoordelen welke groepen bij verhuizing meer of minder vooruitgang boeken. Het achtste hoofdstuk bevat een casestudy over de betekenis van herstructurering voor het verhuispatroon van de bewoners. In de schijnwerper staat de nieuwbouw in de Bijlmer, deels op de plaats van enkele gesloopte honingraatflats. In het negende hoofdstuk worden de bevindingen geïntegreerd. Conclusies en bespiegelingen over dynamiek in de toekomst gaan samen op. 1 Schyns e.a., p 21. 5

6 6

7 2 DYNAMIEK IN AMSTERDAM NA 1970 Kernpunten %HYRONLQJVG\QDPLHNZRUGWJHPHWHQPHWPXWDWLHJUDDGGHRSWHOVRPYDQYHUKXL]LQJHQHQPLJUDWLH gedeeld door de gemiddelde bevolking. Cijfers over de blijvende bevolking gaan over woonduur in de gemeente of op hetzelfde adres.,qkhwmddulvghpxwdwlhjuddghhqydqghoddjvwhzddughqydqghoddwvwhghuwljmddu +HWDDQWDOJHYHVWLJGHHQJHERUHQPHQVHQEHGUDDJWLQWLHQMDDUWLMG+HWDDQWDOYHUWURNNHQ en overleden mensen is in de jaren negentig Dat is globaal tweederde van het gemiddelde bevolkingstotaal (rond 70%). 7ZHHGHUGHYDQGH$PVWHUGDPVHEHYRONLQJZRRQWODQJHUGDQMDDULQGHJHPHHQWH 7ZHHGHUGHZRRQWNRUWHUGDQMDDURSKHWDGUHV +RHODQJHUGHSHULRGHGHVWHPHHUKHWDFFHQWRSG\QDPLHNOLJWHQGHVWHNOHLQHUKHWDDQWDOEOLMYHUV Een honderdjarige die altijd in Amsterdam woonde heeft 4,5 miljoen andere Amsterdammers kunnen ontmoeten maar er waren er hoogstens ruim op één moment (eind jaren vijftig). 2.1 INLEIDING De samenstelling van het huishouden, relaties, school, werkambities, meer geld, de woonplek van familie; verschillende factoren spelen mee in de beslissingen om ergens te blijven wonen of te gaan verhuizen. Daarbij veranderen woonlocaties in de tijd. De woningvoorraad, de bevolkingssamenstelling en voorzieningen verkeren in een continu proces van verandering, zowel in absolute termen als relatief. In dat raamwerk van factoren speelt bevolkingsdynamiek zich af en van Amsterdam kan men daar nog aan toevoegen dat het als grootste stad van het land een aantal bijzondere kenmerken heeft. In dit hoofdstuk wordt dynamiek in algemene termen geïntroduceerd. Wat is de definitie, waar bestaat het uit en wat is de ontwikkeling van de Amsterdamse dynamiek in de afgelopen decennia ( 2.2)? In de derde paragraaf wordt op een andere manier naar de materie gekeken, namelijk via de woonduur in de gemeente en woonduur op adres. Paragraaf vier behandelt kort de dynamiek in ruimtelijke zin. Waar is het beweeglijker en waar is het rustiger? Die vragen worden overigens in het vijfde hoofdstuk gedetailleerder behandeld. In de laatste paragraaf wordt nog ingegaan op het tijdsperspectief. Over een lange periode gekeken ligt het accent meer op dynamiek, over een korte tijd meer op stabiliteit. 2.2 ONTWIKKELING DYNAMIEK IN AMSTERDAM, Met bevolkingsdynamiek wordt gedoeld op de verhuizingen binnen een gebied en de migratie naar en uit dat gebied. Om de dynamiek van een gemeente of een buurt op een zinvolle manier te beschrijven en te vergelijken moet men ook de bevolkingsomvang van het gebied erbij betrekken. Bevolkingsdynamiek wordt gemeten met het begrip mutatiegraad: de som van de verhuizingen en migratie gedeeld door de gemiddelde bevolking van een jaar. Tabel 2.1 laat voor het jaar 2000 zien hoe de mutatiegraad wordt berekend: hoe de mutatiegraad van 14.4% in dat jaar tot stand komt. In 2000 verhuizen binnen Amsterdam ruim personen. De migratie bedraagt mensen: er vestigen zich namelijk uit binnen- en buitenland samen bijna mensen en er migreren iets meer dan mensen in omgekeerde richting. In de berekening van mutatiegraad tellen verhuizingen dubbel ten opzichte van migratie, omdat bij verhuizingen het adres van vertrek en het adres van vestiging in hetzelfde gebied (in dit geval Amsterdam) liggen. De opgetelde mutatie-onderdelen moeten gedeeld worden op de gemiddelde bevolking van betreffend jaar ( ) en alspercentage worden weergegeven: 14,4% voor het jaar

8 Tabel 2.1 Berekening dynamiek (mutatiegraad) in Amsterdam, 2000 Elementen van dynamiek Aantal personen Factor mutatiegraad binnenlandse vestiging ,5 1,56 binnenlands vertrek ,5 1,93 buitenlandse vestiging ,5 1,15 buitenlands vertrek ,5 0,84 verhuizingen binnen Amsterdam ,0 8,91 Bevolking bevolking bevolking gemiddelde bevolking mutatiegraad totaal (%) 14,40 In de tabel, maar ook in figuur 2.2 voor de jaren , is te zien dat de binnengemeentelijke verhuizingen voor mutatiegraad van groter belang zijn dan migratie naar en uit Amsterdam. Overigens speelt de grootte van het gebied hierbij een rol. Veel verhuizingen vinden plaats over maar korte afstand. Dus hoe groter het gebied, des te meer bewegingen plaatsvinden binnen dat gebied zelf. Dat geldt als men gemeenten onderling vergelijkt, maar ook voor wijken of buurten binnen een gemeente. Figuur 2.1 Mutatiegraad in Amsterdam naar bestanddelen binnenlandse migratie buitenlandse migratie verhuizingen in Amsterdam 8

9 In het langjarige overzicht is te zien dat in de jaren negentig een geleidelijke daling van de mutatiegraad heeft plaatsgevonden en dat 2000 zelfs tot de jaren met de geringste dynamiek behoort. Zelden ligt het cijfer lager dan 15% en alleen in 1979 was de mutatiegraad geringer (13,8%) dan in De figuren 2.3 en 2.4 laten de aantallen verhuizenden en migranten zien achter de mutatiegraad. Daaruit is op te maken dat de lage mutatiegraad van de laatste jaren vooral te maken heeft met een gering aantal verhuizingen (binnen de gemeente). In 2000 bedroeg het aantal verhuizingen iets meer dan terwijl dat in het recordjaar 1984 op bijna uitkwam. Vestiging en vertrek dragen tegenwoordig in ongeveer gelijke mate bij aan de mutatiegraad. In de jaren tot aan 1984 was vertrek een veel belangrijkere factor dan vestiging. In hoofdstuk 5 komt dit uitgebreid aan de orde. Figuur 2.2 Verhuizingen, vestiging en vertrek (binnenlands en buitenlands), vestiging verrtek verhuizingen Figuur 2.3 Verhuizingen, migratie en mutatiegraad, Amsterdam migratie verhuizingen mutatiegraad 9

10 2.3 GEMIDDELDE WOONDUUR OP ADRES Een andere manier om naar dynamiek of juist naar stabiliteit van een bevolking te kijken is de gemiddelde woonduur op adres. Deze is momenteel in Amsterdam 7,9 jaar en er is de laatste jaren enige stijging. Achter dat gemiddelde cijfer gaat een zeer brede verzameling van woongeschiedenissen schuil. Het aantal mensen dat heel lang op hetzelfde adres woont is beperkt en het aantal mensen dat zeer kort op een adres woont is erg groot. Bijna 14% van de bevolking woont korter dan één jaar op het betreffende adres. Net iets minder dan 12% woont tussen één en twee jaar en ruim 10% tussen twee en drie jaar. Bij elkaar opgeteld woont circa 70% van de bevolking korter dan tien jaar op een adres en de overige dertig procent tien jaar of langer. Figuur 2.4 Woonduur op adres 2001 precentage aantal jaren Figuur 2.5 Woonduur op adres 1991 en percentage tot aantal jaren De gemiddelde woonduur verandert omdat de verhouding tussen langwonenden en kortwonenden verschuift. Het aandeel mensen met een kortere woonduur dan een jaar is afgenomen, vergeleken met tien jaar geleden. Er is een lichte toename van mensen die één tot drie jaar op hetzelfde adres wonen en vooral van mensen met een woonduur van 7-19 jaar. De bovengemiddelde woonduur in 10

11 Geuzenveld/Slotermeer en Bos en Lommer vindt zijn oorzaak in de nog altijd grote aanwezigheid van mensen die na de bouw van de wijken in hun woning zijn blijven wonen. De dalende tendens in deze stadsdelen is een uiting van de inmiddels ruimschoots begonnen doorstroming; het aantal recente vestigers (met een korte woonduur) is snel gegroeid. In De Baarsjes en Osdorp is er ook daling van de gemiddelde woonduur, terwijl het niveau inmiddels beneden het Amsterdams gemiddelde ligt. Een toenemende gemiddelde woonduur is omgekeerd een teken van een zekere stabilisatie in het wonen. Een dergelijke tendens vinden we tegenwoordig in de meeste stadsdelen. In Amsterdam-Noord, Zuideramstel, Amsterdam Oud-Zuid en Oost/Watergraafsmeer is de woonduur bovengemiddeld, terwijl er nog steeds stijging van de gemiddelde woonduur is. In de andere stadsdelen is er een soort inhaaleffect, zelfs in Zuidoost waar sinds kort niet meer de laagste gemiddelde woonduur gemeten wordt. Die plaats heeft nu Zeeburg, waar veel nieuwbouw plaatsvindt. Figuur 2.6 Woonduur op adres in de Amsterdamse stadsdelen tendens woonduur stadsdelen lager dan Amsterdam, stijgend hoger dan Amsterdam, dalend lager dan Amsterdam, dalend hoger dan Amsterdam, stijgend 2.4 ONTWIKKELING DYNAMIEK IN DE ONDERDELEN VAN AMSTERDAM Ook in de mutatiegraad is de tendens naar meer stabiliteit af te lezen voor de verschillende woongebieden van Amsterdam. Er is voor 1986 en 2000 en twee tussenliggende jaren de mutatiegraad berekend voor de Amsterdamse buurtcombinaties. Wie de vier figuren snel achter elkaar bekijkt, ziet de gebieden met hoge mutatiegraad (boven de 18%) grotendeels uit het kaartbeeld verdwijnen. Duidelijk is te zien dat in 1986 nog grote delen van de Binnenstad en de negentiende-eeuwse gordel een hoge dynamiek hadden, terwijl dat in 2000 alleen nog is voorbehouden aan de oudste delen van de Binnenstad, enkele nieuwbouwgebieden en aan de Bijlmer. De serie wordt afgesloten met een kaartje over de ontwikkeling van de dynamiek in In de blauwe en groene gebieden is de dynamiek afgenomen, en in de gele en oranje gebieden gestegen. Bijlage 1 bevat de cijfers achter de dynamiekkaartjes. Interpretaties van deze ontwikkeling volgen in het vijfde hoofdstuk. 11

12 Figuur 2.7 Mutatiegraad naar buurtcombinaties, 1986 mutatiegraad 1986 buiten beschouwing (11) < 10 (9) (25) (12) (13) > 20 (24) Figuur 2.8 Mutatiegraad naar buurtcombinaties, 1991 mutatiegraad 1991 buiten beschouwing (10) < 10 (7) (23) (18) (13) > 20 (23) 12

13 Figuur 2.9 Mutatiegraad naar buurtcombinaties, 1997 mutatiegraad 1997 buiten beschouwing (9) < 10 (12) (16) (29) (16) > 20 (12) Figuur 2.10 Mutatiegraad naar buurtcombinaties, 2000 mutatiegraad 2000 buiten beschouwing (9) < 10 (13) (38) (22) (6) > 20 (6) 13

14 Figuur 2.11 Ontwikkeling mutatiegraad dynamiek buiten beschouwing (9) hoger dan Amsterdam, dalend (33) lager dan Amsterdam, dalend (32) hoger dan Amsterdam, stijgend (9) lager dan Amsterdam, stijgend (11) 2.5 KOMEN, BLIJVEN EN GAAN OVER DE LANGE PERIODE In Staat van de Stad werd gesteld dat de vertrokken en gestorven Amsterdammers in tien jaar tijd plaatsmaakten voor geboren en gevestigde Amsterdammers op een gemiddelde bevolking van circa in de jaren negentig van de vorige eeuw. Deze cijfers zijn niet direct in verband te brengen met die over woonduur en mutatiegraad uit de voorgaande paragrafen, want het is niet gebruikelijk om tot de mutatiegraad ook de cijfers over geboorten en sterfte te rekenen. Deze werden in Staat van de Stad wel in de rekensom vermeld, omdat ze voor het thema participatie van belang zijn. Voor bevolkingsdynamiek, gedefinieerd als mutatiegraad, bestaan er met geboorte en sterfte slechts indirecte relaties. De ene relatie is die tussen vergrijzing in bepaalde woongebieden, toenemende sterfte, ruimer wordende woningmarkt en een toenemend aantal vestigers. De andere relatie is die tussen een toenemend aantal kinderen, afname van de hoeveelheid woonruimte voor de personen in het huishouden en vervolgens een prikkel om te verhuizen naar een ruimere woning. Dus zowel sterfte als geboorten kunnen het proces van migratie en verhuizingen in gang zetten. Bij het relateren van migratie en verhuizingen aan de gemiddelde bevolking is de periode waarover dat gebeurt van belang voor het verhoudingscijfer dat men krijgt. Tien jaren mutatiegraad bij elkaar opgeteld levert een cijfer op van 171,5%. Dergelijke cijfers zeggen veel over de intensiteit van de mutaties in de stad maar vertellen niet dat er tegelijkertijd ook veel mensen zijn die niet zijn verhuisd of gemigreerd. Figuur 2.12 laat zien dat 60% van de bevolking anno 2001 langer dan tien jaar in de gemeente woont en dat 29% van alle Amsterdammers al tien jaar of langer op hetzelfde adres woont. 14

15 Figuur 2.12 woonduur in de gemeente en op adres, , korter en langer dan 10 jaar 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% woonduur in gemeente woonduur op adres Geboorten en sterfte horen niet thuis in de definitie van mutatiegraad. Toch zijn ze van belang om het verschil in interpretatie langs de weg van de woonduur en langs de weg van migratie en verhuizingen begrijpelijk te maken. De bovenste lijn in figuur 2.13 toont het aantal vestigers en geboorten bij elkaar opgeteld in de afgelopen 10 jaar. De onderste lijn behelst de woonduur in 2001 afgezet tegen de jaren van vestiging en geboorte. De figuur moet van rechts naar links worden gelezen. Begin 2001 wonen er mensen korter dan één jaar in Amsterdam. Zij hebben zich gevestigd of zijn geboren in het jaar Dat zijn er minder dan het aantal mensen dat volgens de statistiek in Amsterdam is geboren en gevestigd in dat jaar, omdat een deel van deze recente vestigers en borelingen al weer binnen het jaar vertrokken is. Begin 2001 wonen er mensen met een woonduur tussen één en twee jaar terwijl er in 1999, het betreffende geboorte- en vestigingsjaar, mensen bijkwamen. Het verschil tussen beide getallen wordt terugwerkend in de tijd allengs groter, omdat er een steeds grotere periode ontstaat waarin mensen vertrokken of gestorven kunnen zijn. Voor het jaar 1991 bedraagt het verschil al meer dan mensen. Verder terug in de tijd lopen de lijnen steeds verder uit elkaar. Opgeteld werden in de hele twintigste eeuw in Amsterdam ruim 1,2 miljoen mensen geboren en vestigden zich ruim 3,2 miljoen mensen in de hoofdstad 2. Bij elkaar genomen hebben bijna 4,5 miljoen mensen zich Amsterdammer mogen noemen tussen 1900 en Toch bereikte de bevolking op zijn hoogst een aantal van : eind jaren vijftig. Er woonden dus over een eeuw gezien ruim vijf keer zoveel mensen dan er ooit op een moment tegelijk hebben gewoond. 2 Wintershoven 2001, bijlage 15

16 Figuur 2.13 som van vestiging en geboorte en woonduur anno vestiging plus geboorte woonduur 16

17 3 DYNAMIEK EN BEVOLKINGSGROEPEN Kernpunten Bijna driekwart van de dynamiek wordt gerealiseerd door mensen tussen de 18 en de 50 jaar. Ouderen (50+) en jongeren (0-17) zijn in de totale dynamiek maar kleine groepen. Bij etnische minderheden is de dynamiek sterker dan bij Nederlanders. Minder verhuizende senioren zijn vaak Nederlanders. Typisch Amsterdams is het grote aantal jonge Nederlandse vestigers. Amsterdam is een stad voor scholing, beginnende carrières en gevarieerd cultureel aanbod. Onder verhuizers en vertrekkers komen juist meer middelbare leeftijdsgroepen en kinderen voor: er is een gefaseerde wooncarrière. Westerse buitenlanders zijn vaak maar kort in de stad, waardoor vooral hun vestiging en vertrek bijdraagt aan de dynamiek. Turken en Marokkanen verhuizen vooral binnen de stad zelf. Bij Antillianen en overige niet-westerse buitenlanders is vestiging het belangrijkste in de dynamiek. 3.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de verdeling van dynamiek in de bevolking. Welke groepen zijn beweeglijker en welke groepen blijven langer in de stad of op hun adres wonen? De wooncarrière van mensen is sterk gerelateerd aan fases in de huishoudensloopbaan: zelfstandig gaan wonen uit het ouderlijk huis, samenwonen met een partner (al of niet gehuwd), kinderen krijgen, het uit huis gaan van kinderen, overlijden van de partner. Deze wooncarrières voltrekken zich voor sommige mensen volledig in Amsterdam; voor anderen is de stad slechts een kortere of langere fase in die wooncarrière. In de paragrafen wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan dynamiek naar leeftijd, etniciteit en huishoudenstypen. 3.2 DYNAMIEK EN LEEFTIJD Figuur 3.1 Binnenlandse migratie naar leeftijd, Amsterdam 2000 personen leeftijd vestiging vertrek saldo 17

18 Figuur 3.2 Mutatiegraad naar leeftijd en aandeel verhuizingen, vestiging en vertrek, verhuizingen vestiging vertrek Figuur 3.3 vestiging, vertrek en verhuizingen naar leeftijdsgroepen, vestiging vertrek verhuis 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.4 Mutatiegraad naar leeftijd 1995 en percentage leeftijd mutatiegraad 1995 mutatiegraad 2000 Amsterdam biedt een goed milieu voor opleiding en startende carrières, en heeft bovendien een goede woningmarkt voor mensen met een starters-portemonnee. Woonalternatieven elders komen echter alweer snel in het vizier voor mensen die deze fase enigszins voorbij zijn, die hun studie hebben afge 18

19 rond, een inkomen passend bij de opleiding hebben en misschien ook wel een relatie, en kinderen in aantocht. Figuur 3.1 is een neerslag van die specifieke functie van de hoofdstad. Een grote instroom van mensen ergens in die startfase, globaal jaar, en een eveneens grote uitstroom van mensen die iets ouder zijn en vooral jonge kinderen hebben, is het typerende beeld. Dit geldt overigens niet alleen voor het jaar 2000 maar al sinds decennia. Jongeren en middelbare personen, globaal tussen 18 en 50 jaar, nemen driekwart van de stedelijke dynamiek voor hun rekening, inclusief de verhuizingen binnen de stad zelf (figuur 3.2). Kinderen en jongeren tot 18 jaar (16%) en senioren boven de 50 jaar (11%) zijn in het geheel van verhuizingen en migratie restgroepen. 3.3 DYNAMIEK EN ETNISCHE GROEPEN Het naar Amsterdam komen voor opleiding en carrière is typisch voor Nederlandse jongeren. Bij allochtone groepen is het beeld anders. Er is een eenvoudige uitsplitsing gehanteerd: Nederlanders, etnische minderheden (Surinamers, Antillianen, Turken, Marokkanen, en mensen uit overige nietgeïndustrialiseerde landen) en westerse allochtonen (Zuid-Europeanen en mensen uit overige geïndustrialiseerde landen). Uit de leeftijdsverdeling van de vestigers blijkt dat vergeleken met de Nederlanders, de vestigers uit etnische minderheden veel vaker gezinnen zijn en dat de westerse allochtonen in net zo geringe mate tot gezinnen behoren als Nederlanders, maar wel iets ouder zijn. Dit is het profiel van de internationale carrièremakers. Het leeftijdsprofiel van de verhuizers en de vertrekkers is anders dan van de vestigers en dat is logisch, omdat men in het algemeen alweer één of meer fases verder is. De middelbare groep (28-49 jaar) is bij vertrek bij elke etnische groep groter dan bij verhuizing. Ook dit is verklaarbaar uit een gefaseerde wooncarrière. Men verhuist vaak eerst één of meer keren in de stad voor men besluit elders te gaan wonen. Bij Nederlanders en westerse allochtonen gaat dit getrapte verhuis- en migratiepatroon samen met gezinsvorming. Bij etnische minderheden is het gezinsprofiel niet alleen bij verhuizingen en vertrek herkenbaar, maar ook reeds bij vestiging. Overigens leveren Nederlanders de grootste bijdrage aan de dynamiek (45%), maar zij zijn in de Amsterdamse bevolking dan ook de grootste groep (54%). In verhouding is de mutatiegraad van Nederlanders dus minder dan gemiddeld. Bij de etnische minderheden is de verhouding omgekeerd: de groep neemt 42% van de mutaties voor haar rekening en is goed voor 34% van de bevolkingsomvang. Bij westerse allochtonen en Zuid-Europeanen is er weinig verschil tussen aandeel in de bevolking en aandeel in de mutatiegraad. Figuur 3.5 Bijdrage etnische groepen aan dynamiek (mutatiegraad), % 42% 45% etnische minderheden westerse allochtonen Nederlanders 19

20 Figuur 3.6 vestiging naar leeftijd en etnische groep, etnische minderheden Nederlanders westerse immigranten alle vestigers Figuur 3.7 Verhuizingen naar leeftijd en etnische groep, etnische minderheden Nederlanders westerse immigranten alle verhuizers Figuur 3.8 vertrek naar etnische groep en leeftijd, etnische minderheden Nederlanders westerse immigranten alle vertrekkers

21 Figuur 3.9 Mutatiegraad naar etnische groep 1992 en 2000 Totaal Nederlanders Marokkanen Turken Zuideuropeanen geïndustrialiseerde landen Surinamers niet geïndustrialiseerde landen Antillianen percentage Tabel 3.1 mutatiegraad naar etnische groep en aandeel verhuizingen, vertrek en vestiging, 2000 Aandeel mutatiegraad 2000 verhuizingen Vestiging vertrek Antillianen niet geïnd Surinamers Geïnd Zuideurop Turken Marokkanen Nederlanders Totaal Van de afzonderlijke etnische groepen is de mutatiegraad bij Nederlanders het geringst. Dat heeft ook te maken met het gegeven dat de hogere leeftijdsgroepen vooral gevuld worden door Nederlanders en senioren zijn minder beweeglijk op de woningmarkt. Antillianen hebben momenteel de sterkste dynamiek, tussen 1992 en 2000 is er zelfs nog een lichte stijging. De sterkste daling in de dynamiek in die periode treedt op bij Surinamers en buitenlanders uit overige niet-geïndustrialiseerde landen, maar deze groepen hebben na de Antillianen anno 2000 nog wel de hoogste dynamiek. Verhuizingen, vestiging en vertrek spelen als bestanddelen van dynamiek een verschillende rol voor de etnische groepen. Bij buitenlanders uit geïndustrialiseerde landen en in iets mindere mate bij Zuid-Europeanen spelen vestiging en vertrek een veel belangrijkere rol dan verhuizingen binnen Amsterdam. 21

22 Buitenlanders uit westerse landen zijn vaak doelgericht en kort in Amsterdam, bijvoorbeeld voor werk uitgezonden. Bij Antillianen en mensen uit overige niet-geïndustrialiseerde landen is vooral vestiging een belangrijk element in de dynamiek. Bij Turken en Marokkanen zijn vestiging en vertrek geen belangrijk onderdeel (meer) van dynamiek. Het grootste deel van hun dynamiek, bij Marokkanen zelfs 78%, wordt bepaald door verhuizingen binnen Amsterdam. 3.4 CONCLUSIE Verhuizen, vertrek en vestiging zijn niet onder alle groepen van de bevolking gelijk verdeeld. Etnische minderheden zijn in termen van verhuizen en migratie dynamischer en Nederlanders juist minder dynamisch. Ook is er een typerend beeld over de leeftijdsgroepen. Bijna driekwart van de dynamiek wordt gerealiseerd door mensen tussen de 18 en de 50 jaar. Ouderen (50+) en jongeren (0-17) zijn in de totale dynamiek maar kleine groepen. Typerend voor Amsterdam is het grote aantal jonge vestigers van Nederlandse afkomst. Amsterdam is immers een stad waar velen voor scholing, de gevarieerde arbeidsmarkt of voor cultuur naartoe komen. In de cijfers over vestigers, verhuizers en vertrekkers komt ook duidelijk een gefaseerde wooncarrière tot uitdrukking. In het leeftijdsprofiel van de verhuizers en de vertrekkers komen, in vergelijking met vestigers, de middelbare leeftijden prominenter in beeld, aangevuld met de groep kinderen. Nederlanders dragen minder bij aan dynamiek door vooral de vergrijzing. Senioren verhuizen minder. Westerse buitenlanders zijn vaak maar kort in de stad, waardoor vooral hun vestiging en vertrek bijdraagt aan de dynamiek. Turken en Marokkanen verhuizen vooral binnen de stad zelf. Bij Antillianen en een brede groep niet-westerse buitenlanders is momenteel vooral de vestiging het belangrijkste element in de dynamiek. 22

23 4 DYNAMIEK EN STEDELIJKHEID Kernpunten,QJURWHVWHGHQDOV$PVWHUGDPLVGHG\QDPLHNVWHUNHUGDQLQNOHLQHUHSODDWVHQ*URWHVWHGHQKHbben specifieke culturele, economische en educatieve functies die veel mensen voor een bepaalde fase naar de stad trekken. 'HJURWHVWDGLVGDDUQDDVWHHQFDUULèremachine waardoor voor velen de mogelijkheden om een betere woning te ambiëren snel toenemen. 9DDNZRUGHQGLHPRJHOLMNKHGHQEXLWHQGHVWDGJHYRQGHQ:RQLQJHQLQGHVWDG]LMQPHUHQGHHOV klein en meer geschikt voor kleine huishoudens. Gezinnen met voldoende draagkracht vinden vaak een grotere woning in de regio. +RJHG\QDPLHNKRRUWELMGHVWDGPDDUMXLVWLQGHMDUHQQHJHQWLJLVLQ$PVWHUGDPGHG\QDPLHN sterk verminderd: hoog tot en met 1994 en extreem laag in Ook in de andere grote steden daalt de dynamiek. 4.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt de Amsterdamse dynamiek gerelateerd aan die van andere delen van het land. De woningmarkten strekken zich uit over afstanden die voor forensen acceptabel zijn en in de loop der tijd is zowel de actieradius van forensen als het aantal deelnemers aan woon-werkverkeer sterk gegroeid. Binnen de steeds grootschaliger wordende ruimtelijke relaties houden grote steden als Amsterdam een specifieke rol in de regionale woningmarkt, een typerende demografische opbouw en hiermee gepaard gaand een kenmerkende dynamiek. 4.2 REGIONALE MILIEUDIFFERENTIATIE Bevolkingsdynamiek is in het algemeen groter in het westen van het land en in de grotere steden. De oorzaak hiervan is de woonmilieudifferentiatie binnen Nederland die twee schaalniveaus heeft. Nederland kent op het hogere niveau een verdeling naar een drukke centrumregio en een rustige periferie. Figuur 4.1 Verhuisdynamiek in de noordelijke Randstad, 1999 (promillages) verhuisdynamiek > < 65 23

24 De drukke centrumregio is de Randstad, of als men het ruim ziet de provincies Utrecht en Noord- en Zuid-Holland. De periferie bestaat grofweg uit Limburg, Zeeland, Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel. Eventueel kan men een intermediaire zone onderscheiden met daarin Gelderland en Noord- Brabant. De drukte en relatieve rust manifesteren zich onder meer in een verschillend niveau in de economie (omvang, innovatief niveau, verkeer), aanbod van culturele evenementen, en in het aanbod van participatiemogelijkheden voor de bevolking (cultureel, werk, scholing, samenlevingsvormen). Binnen de regio s is er daarnaast een woonmilieudifferentiatie op het tweede niveau. Aan het einde van de negentiende eeuw verhuisde een deel van de Amsterdamse elite naar de kuststrook nabij Haarlem en Alkmaar, en naar de hoge zandgronden van 't Gooi. Deze woonmilieus zijn nog steeds in trek bij rijkere mensen 3. In het westen van het land hebben plaatsen als Abcoude, Amstelveen, Bloemendaal, Heiloo, De Bilt, Bunnik, Maarn, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar al een eeuw lang de status van milieu voor de beter-gesitueerden. De opeenvolgende suburbanisatiefasen hebben zich in de vorige eeuw in het westen van het land steeds eerder en op grotere schaal voorgedaan dan in de andere regio s. Dat geldt voor de vrije suburbanisatie van de jaren zestig uit de vorige eeuw, die sterke transformaties veroorzaakte in rustige plattelandsdorpen van bijvoorbeeld het Groene Hart van de Randstad en van West-Friesland. Dat geldt ook voor de groeikernfase die kwam als reactie op de vrije suburbanisatie. De gebundelde deconcentratie heeft woonmilieus gecreëerd die qua schaal en karakter vrijwel alleen in het westen te vinden zijn: zogenoemde overloopkernen als Heerhugowaard, Heemskerk, Spijkenisse, Vianen, Purmerend, Oudorp, Zoetermeer. De opvolger van het groeikernenbeleid is het VINEX-beleid. Dit beleid doet weliswaar ook stedelijke regio s buiten de Randstad aan, maar de schaal waarop dit compact-stedelijke bouwen wordt uitgevoerd is nergens zo groot als in het westen. De gemeente met het grootste doorgroei-contingent, Almere, is inmiddels doorgedrongen tot de toptien van gemeenten naar bevolkingsomvang. Het vroege begin van de suburbanisatie en de schaal waarop die plaatsvindt in het westen heeft geleid tot een sterkere differentiatie van typen woonmilieus 4. Het is tegenwoordig zelfs zo dat gemeenten zich duidelijker proberen te profileren in de regionale markt en bepaalde doelgroepen voor ogen hebben. De meer geprofileerde milieudifferentiatie van het westen heeft betekenis voor verhuizen en wooncarrières. Wie omziet naar een andere woning zal vaker verhuizen naar een andere plaats binnen de regio met een ander profiel. Zo wordt het interne regionale migratiepatroon steeds ingewikkelder. Het is niet alleen meer de oude grote stad die als donor voor suburbane gemeenten fungeert, maar suburbane milieus krijgen onderling dergelijke relaties. Het gevolg is dat stadsgewesten in de perifere regio s nog vaak wel zijn te beschrijven in termen van een klassiek mono-centrisch model, terwijl men in het westen en de intermediaire zone in afnemende mate in staat is te ontrafelen tot welk stadsgewest een milieu behoort. De grenzen van de stadsgewesten vervagen en wat men ziet opdoemen is een zeer omvangrijk urban field of een netwerkstad waarbinnen niet één of enkele centra zijn te ontwaren maar een veelvoud. 5 3 Dignum (1997, p. 61) 4 Van Engelsdorp Gastelaars e.a. (1980), Dignum e.a. (1991), Dignum (1997), Van de Wardt e.a. (1997). 5 Dignum (1997, p. 148). De ontwikkeling richting netwerkstad wordt in het Amsterdamse Structuurplan ook als toekomststrategie gekozen: Gemeente Amsterdam (2002). 24

25 4.3 DYNAMIEK IN GROTE STEDEN Ondanks de toenemende vervlechting van woonmilieus in het westen blijven met name de grote steden een bijzondere functie vervullen. Bovendien zijn grote steden vaak intern zodanig gedifferentieerd dat het verschillende functies zijn. Grote steden kennen vanwege hun functies een hoger dan gemiddelde bevolkingsdynamiek. De volgende factoren zijn hierbij van belang: Karakteristiek van woningvoorraad ten opzichte van die in de regio; Startersmilieu en carrièremachine; Tolerant klimaat voor minderheidsgroepen (etnisch, cultureel, economisch, politiek); Anonimiteit genereert geringe binding. De suburbanisatie vanuit de stad naar de regio, die in de vorige paragraaf besproken werd, is nooit werkelijk ten einde. Dat heeft met de combinatie van deze factoren te maken. De woningvoorraad bestaat voor een groot deel uit oudere en kleine gestapelde woningen met weinig privé-buitenruimte en een eveneens krap bemeten hoeveelheid collectieve buitenruimte. Ten opzichte van de woonmogelijkheden in de regio, waar grote woningen met tuin de modus zijn, wordt de woonkwaliteit van de stad door velen als matig beoordeeld. Wie de stad verkiest om te gaan wonen heeft daar kennelijk iets speciaals te zoeken en wie er langer blijft wonen heeft het waarschijnlijk wat wonen betreft meer dan gemiddeld goed getroffen. Wat die eerste groep betreft, de vestigers: met name die oude, kwalitatief matige woningvoorraad in oude wijken is goed geschikt voor alleenstaande starters op de woningmarkt. De tijd dat de negentiende-eeuwse woongebieden gezinsbuurten waren is, door de algemene toename van de woonruimteconsumptie, voorbij. Maar, de starters op de woningmarkt zijn vaak ook starters op de arbeidsmarkt en de relatiemarkt, en binnen niet al te lange tijd na aankomst in de stad hebben de vestigers meer ruimte nodig om hun groeiende huishouden te huisvesten en kunnen ze meer wooncomfort betalen, omdat hun inkomen snel toeneemt. Een klein deel van hen zal in de stad een woning vinden die voldoet aan de bijgestelde woonidealen. Het merendeel zal verhuizen naar de woongebieden rondom de stad. Zij voegen zich naar de ontstane functionele rolverdeling tussen stad en regio. Naast deze groep conventionele starters biedt de stad ook plaats aan allerlei minderheidsgroepen, die vaak na verloop van tijd ook mogelijkheden krijgen om zich wat wonen betreft te verbeteren. Dergelijke minderheidsgroepen zijn op allerlei manieren te definiëren en te onderscheiden: etnisch, cultureel, financieel-economisch, politiek. Vaak is het een combinatie van eigenschappen waarmee men naar de stad komt. Een vluchteling uit Somalië zal wellicht onder alle vier de noemers vallen, de Nederlandse gescheiden vrouw met kind is meer cultureel en economisch te plaatsen. Bijlage 2 bevat een tabel waarin is af te lezen dat dergelijke minderheidskenmerken meer aan de grote stad verbonden zijn dan aan de kleine stad: het aandeel gescheiden personen, het aandeel niet-nederlanders, allochtonen, bijstandafhankelijken, eenoudergezinnen. Overigens laat dezelfde bijlage zien dat de grote stad ook hoger scoort op kenmerken die juist op welstand wijzen. Amsterdam is het milieu voor sjiek en sjofel, aldus een recente nota van de Dienst Welzijn Amsterdam 6. Het aandeel mensen met een hoge opleiding is groot in de stad; het is namelijk ook een belangrijk educatief milieu; men vindt er universiteiten en hogescholen. 6 Gemeente Amsterdam, DWA, p 11. Over tweetoppigheid van de Amsterdamse woningmarkt zie bijvoorbeeld Meulenbelt (1997). 25

26 Ook het aandeel westerse allochtonen is hoog. Meestal is deze groep hoog opgeleid met goede kansen op de arbeidsmarkt. Overigens hebben deze westerse buitenlanders die kansen vaak niet nodig, omdat ze zeer doelgericht internationaal worden uitgezonden. De particuliere huursector in de stad is vaak het tijdelijke woondomein voor deze al dan niet jonge urban professionals. Een andere stedelijkheidsindicator is het grote aandeel oude moeders - vrouwen die met een leeftijd van 35 jaar of hoger een kind krijgen. Bij uitstek de grote stad is een milieu waar het geaccepteerd is om kinderen krijgen uit te stellen en eerst een goed begin te maken met de carrière. De bijlage bevat nog enkele andere stedelijkheidskenmerken die niet per se aan de bevolking gebonden zijn. De hoge adressendichtheid kan men ook lezen als de sterke aanwezigheid van hoogbouw. Eengezinswoningen komen in grote steden dan ook alleen voor aan de randen en de eventuele landelijke gebieden binnen de gemeente. Een dicht grootstedelijk milieu gaat, zeker in binnenstadsgebieden, vaak samen met een levendige functiemenging. Deel van die functiemenging is ook de ruime aanwezigheid van culturele attracties, bijvoorbeeld musea. Een hoog museumbezoek, zie bijlage, kan men als een stedelijkheidskenmerk zien, omdat de grotere steden in het algemeen de grotere en belangrijkere musea hebben, die een landelijk en vaak internationaal bezoekerspubliek trekken. In grote steden is bovendien vaak een groter deel van de bevolking gericht op dergelijke vormen van topcultuur, maar hierover bestaan slechts incidentele onderzoeksgegevens en geen vergelijkende statistieken. Een hoog aandeel misdrijven kan men ook zien als een stedelijkheidskenmerk. Door een combinatie van bebouwingskenmerken, bevolkingskenmerken en het gebruik van de woonomgeving bestaat er in de steden een geringe mate van sociale controle. Wetsovertreders kunnen zich in de stad makkelijker verbergen in de anonimiteit. Figuur 4.2 Verhuismobiliteit in gemeenten naar grootteklassen, 1999 (promillages) of groter (n=25) (n=34) (n=106) (n=142) (n=106) minder dan (n=125) Bron: CBS Statline, exclusief buitenlandse migratie 26

27 Figuur 4.3 Migratie- en verhuisdynamiek in steden groter dan inwoners, (promil.) Amsterdam s-gravenhage overige 21 grote steden Rotterdam Utrecht Bron: CBS Statline: in deze statistiek wordt de buitenlandse migratie niet meegeteld. De essentie van deze opsomming is dat de grote stad continu aantrekkingskracht uitoefent op een veelheid van verschillende groepen die zeer specifiek, maar wel vaak voor een beperkte periode, op het grootstedelijke woonmilieu gericht zijn. Deze groepen zijn heel specifiek op zoek naar de stad om zich te scholen, te emanciperen, een bestaan op te bouwen, carrière te maken, cultuur te ervaren of zich te ontworstelen aan sociale controle 7. Als zij slagen in hun doelen, verschijnen de mogelijkheden om het (her)opgebouwde bestaan elders voort te zetten. Hierdoor zijn grote steden wat betreft migratie dynamischer dan kleine steden en dorpen. Figuur 4.2 toont de relatie tussen de omvang van alle gemeenten in 1999 en de verhuismobiliteit. De dynamiek van de 25 gemeenten met meer dan inwoners is bijna dubbel zo hoog als die in gemeenten met minder dan inwoners. Figuur 4.4 Migratie- en verhuisdynamiek in vier grootste steden (percentages) Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Bron: gemeentelijke statistieken. Inclusief buitenlandse vestiging en vertrek en inclusief toedeling van ambtshalve vertrek aan binnenlands en vooral buitenlands vertrek. Een klein deel van de stedelijke bevolking is na verloop van tijd niet meer terug te vinden in de statistiek. Men heeft zich niet bij het bevolkingsregister laten uitschrijven. Deze personen worden na enkele jaren ambtshalve toegedeeld aan migratie. 7 In Manifest G4 worden de vier grote steden een opwerk- en emancipatiemachine genoemd. 27

28 Ook in figuur 4.3 is deze relatie nog te zien. De dynamiekcijfers van de vier grootste steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht liggen hoger dan die in de andere 21 grote gemeenten gezamenlijk. 8 Overigens is ook te zien dat de dalende verhuis- en migratiedynamiek in Amsterdam, die ook al in hoofdstuk 2 aan de orde kwam, geen verschijnsel is dat voor alle grote steden in Nederland in gelijk mate optreedt. Pas sinds twee jaar is de dalende tendens er voor alle grote steden. In Amsterdam is de daling er echter al vanaf 1992, terwijl er in de overige steden vanaf die tijd nog meestal een stijgende dynamiek was. 4.4 CONCLUSIE De dynamiek van de grote stad is gerelateerd aan een specifieke rol in de regio (vooral wat betreft woningmarktkenmerken) en aan de plaats in de nationale hiërarchie naar stedelijkheid. Stedelijkheid is immers verbonden met specifieke educatieve, economische en culturele activiteiten en met de aantrekkingskracht op specifieke bevolkingsgroepen waarvan een deel slechts voor een bepaalde fase de stad opzoekt. Bevolkingsdynamiek is daarmee een inherent kenmerk van stedelijkheid. In grote steden is de dynamiek, bijna per definitie, groter dan in kleinere plaatsen. In Amsterdam ligt de dynamiek dan ook hoger dan in de meeste andere plaatsen in de regio. Vanaf 1992 is de Amsterdamse bevolkingsdynamiek echter aanzienlijk afgenomen. Aan het begin van de jaren negentig lag de Amsterdamse vertrek- en verhuismobiliteit nog aanzienlijk boven die in de andere drie grootste gemeenten. Inmiddels ligt de verhuis- en migratiedynamiek in Rotterdam, Den Haag en Utrecht hoger dan die in Amsterdam. In deze drie steden treedt pas de laatste twee jaar een herkenbare daling op. Het Amsterdamse dynamiekcijfer is ook vergeleken met de langjarige cijfers in de hoofdstad op een dieptepunt gekomen. De laatste dertig jaar was de dynamiek alleen in 1979 geringer dan in Een hoge dynamiek hoort bij de grote stad, maar juist de laatste jaren is de dynamiek in Amsterdam ongekend laag. 8 Overigens komt met de gezamenlijke weergave van de dynamiek in de 21 grote steden niet tot uitdrukking dat Groningen, voor alle jaren in het voorbije decennium, de hoogste dynamiek had. Hoger dus dan elk van de vier grootste gemeenten. 28

29 5 WACHTGEDRAG ROND DE EEUWWISSELING Kernpunten In de jaren zeventig (grootschalige suburbanisatie) was de regio de motor van de Amsterdamse doorstroming. Vanaf midden jaren tachtig (compacte-stadbeleid) was de Amsterdamse nieuwbouw dat vooral. Aan het einde van de jaren negentig vallen beide motoren stil. De dynamiek is de laatste jaren meer afgenomen dan op basis van voorraadontwikkeling verwacht mocht worden. Huishoudens gericht op stedelijke cultuur zijn meer geneigd in de stad te blijven en wachten eventueel op nieuwe woningen in de stad zelf. Huishoudens met een gezinsgerichte leefstijl behoren tegenwoordig vaker tot de etnische minderheden en zijn nog weinig op de regio gericht. De wacht- en blijftendens is er ook op kleinschalig niveau. In de Binnenstad en negentiende eeuwse gordel ontstaan concentraties van lange woonduur en van krap wonen. Het zijn uitingen van intensivering in gebieden met een hoge woonwaardering. Verspreid over de stad vindt men ook intensivering in combinatie met armoede. Hier speelt het gebrek aan woonalternatieven een rol, waarbij de krapte op de woningmarkt een factor is. In gebieden met voortdurend hoge dynamiek vindt vaak nieuwbouw of herstructurering plaats. In andere gevallen is er een kwetsbare woningmarktpositie. 5.1 INLEIDING Wat zijn de achtergronden van deze dalende verhuis- en migratiedynamiek? Dynamiek heeft sterk te maken met waar en wanneer er woningen beschikbaar zijn voor voorhoedegroepen in de woningmarkt. Het compacte-stadbeleid vertoont na anderhalf decennium haperingen en de regionale woningmarkt, die de doorstroming verzorgde in de jaren zeventig, neemt die rol momenteel niet over. In paragraaf 5.4 en 5.5 wordt het vizier naar kleinschalige ontwikkelingen gericht. Met behulp van Stadsmonitor Amsterdam wordt gezocht naar woongebieden binnen Amsterdam die langdurig in een staat van dynamiek verkeren. Dat zijn misschien gebieden waar door voortdurend verhuizen de leefbaarheid op de tocht staat. Ook wordt gekeken waar zich de gebieden bevinden waar in het verlengde van afnemende dynamiek de ruimte intensiever gebruikt wordt dan voorheen. Zijn hier tekenen van verstopping? 5.2 NAOORLOGSE ONTWIKKELING IN DE WONINGMARKT Een van de belangrijkste ontwikkelingen vanaf de Tweede Wereldoorlog was de toenemende woonruimteconsumptie en de suburbanisatie. In de jaren voor de oorlog hielden vestiging en vertrek elkaar redelijk in evenwicht, maar vanaf midden jaren vijftig verruilden steeds meer mensen hun woonplek in de stad voor een in de regio. Motor achter deze verandering was de stijgende welvaart. Men kon meer geld uitgeven aan wonen en ook aan woon-werkverkeer. Veel mensen kochten een auto, waarmee ze konden forensen. In de twintig jaar tussen 1964 en 1983 vertrokken er gemiddeld per jaar mensen naar de rest van het land terwijl er bijna in omgekeerde richting kwamen: een jaarlijks binnenlands vertreksaldo van ruim De mensen die in de stad bleven wonen (of gingen wonen), gingen er overigens ook op vooruit. In de merendeels kleine woningen woonden namelijk steeds minder vaak grote gezinnen en steeds vaker alleenwonenden, stellen en kleine gezinnen. De bevolkingsomvang daalde in de periode van naar en de gemiddelde woningbezetting ging van 3.24 naar Er was al met al een grondige transformatie gaande in de afstemming van huishoudens op de woningvoorraad. 29

30 Figuur 5.1 Vertrek en vestiging naar/uit rest van Nederland, binnenlandse vestiging binnenlands vertrek Vraag en aanbod op de woningmarkt raakten in een stroomversnelling, met de stad in de rol van donor en de regio in die van ontvanger. Aan het einde van die periode kwam die transformatie in rustiger vaarwater. Na 1983 was er in de meeste jaren nog wel een binnenlands vertrekoverschot maar op een relatief onbeduidend niveau vergeleken met de suburbanisatieperiode: gemiddeld jaarlijks bijna De gemiddelde woningbezetting in de stad daalde nog wel verder, maar in een veel trager tempo. Er was vanaf 1985 zelfs weer plaats voor bevolkingsgroei. Het kleine binnenlandse vertrekoverschot werd tenietgedaan door een vestigingsoverschot met het buitenland: in de periode vanaf 1984 met jaarlijks gemiddeld ruim Daarnaast zorgde aanvankelijk vooral het groeiend aantal allochtonen voor een toename van het geboortecijfer, in de jaren negentig kregen ook autochtone Amsterdammers weer meer kinderen. Vanaf 1984 was het saldo van geboorten en sterfte voor het eerst na 1972 weer positief en ging het een bijdrage leveren aan de bevolkingsgroei 9. Verhuismobiliteit, ofwel dynamiek, bestaat uit vertrek naar en vestiging uit respectievelijk binnen- en buitenland en daarnaast uit verhuizingen binnen de stad. Deze binnenverhuizingen zijn, zeker bij grote gemeenten, een zeer belangrijk bestanddeel van de dynamiek. Veel mensen verhuizen maar over korte afstand. Dus ook in een van de piekjaren van binnenlandse migratie, bijvoorbeeld het jaar 1973 met ruim vertrekkers en ruim vestigers, bedroeg het aantal binnenverhuizingen ruim EEUWWISSELING, JAREN VAN STAGNATIE Overigens is het aantal verhuizingen binnen de gemeente wel gerelateerd aan de migratie buiten de stad. Vertrek uit de stad maakt namelijk woningen vrij die benut kunnen worden voor interne verhuizing. Tot aan 1980 was deze relatie zeer duidelijk, na die tijd ging de woningproductie op eigen Amsterdams grondgebied een relatief belangrijkere rol spelen. De migratie naar buiten Amsterdam verminderde en de relatie tussen nieuwbouw en verhuizingen op eigen grondgebied werd sterker (vergelijk figuren 5.2 en 5.3). Aan het einde van de jaren negentig ontstaat echter een nieuwe situatie. Er treedt een combinatie op van verminderde woningproductie en een wegzakkend aantal verhuizingen binnen de stad. De vraag is waarom bij afnemende stedelijke productie niet weer meer mensen hun toevlucht zoeken tot een woning in de regio, zodat migratie naar de regio weer de motor van de stedelijke verhuizingen kan zijn. In de cijfers over binnenlandse migratie is geen aanwijzing dat deze situatie van de jaren zeventig zich weer herstelt. 9 Dignum en Wintershoven (2000), Janssen en Wintershoven (2001) 30

31 Figuur 5.2 verhuizingen en binnenlands vertrek in Amsterdam, verhuizingen binnenlands vertrek Figuur 5.3 ontwikkeling woningvoorraad en verhuizingen in Amsterdam, verhuizingen binnenlands vertrek verhuizingen ontwikkeling woningvoorraad verhuizingen toegevoegde woningen Is het aanbod in de regio minder of is er minder belangstelling voor wonen in de regio? Vermoedelijk spelen beide een rol. In de huurmarkt 10 is er in de regio eveneens weinig ruimte en de koopmarkt 11 is in de regio Amsterdam nog altijd overspannen. Daarnaast zal een flink aantal mensen willen wachten op de toename van het aanbod in Amsterdam. IJburg is in trek, getuige het grote aantal inschrijvingen. In de jaren zeventig kon de regio nog gemakkelijk voor compensatie zorgen voor gebrek aan Amsterdamse woningen, omdat wonen in het groen op afstand van de stad zeer populair was. 10 Van der Veer (2001) 11 Amsterdam in Cijfers 2000, hoofdstuk 4 31

32 Vermoedelijk is de groep die stedelijk wil blijven wonen anno 2001 een stuk groter. Voor hen is wachten op het geschikte aanbod in de stad de moeite waard. Dat er van een wachteffect sprake is, blijkt ook uit de verhouding tussen verhuizingen en woningvoorraad in de laatste jaren. Het aantal toegevoegde woningen mag dan een laagterecord bereikt hebben sinds de woningmarktcrisis van rond 1980, toch waren er verschillende jaren in het laatste decennium met rond de toegevoegde woningen (1994, 1996, 1997, 1999 en 2000). Het aantal verhuizingen daalt echter vanaf 1998 sterker dan op basis van de voorraadontwikkeling verwacht mag worden. Zie hiervoor figuur 5.3. Hierin is nog niet verwerkt dat het aantal verhuizingen in 2001 nog een fractie minder is dan in 2000, namelijk Figuur 5.4 Toegevoegde woningen in Amsterdam per vijfjaar-periode vanaf Een ander deel van de verklaring zal zijn dat de huidige Amsterdamse gezinshuishoudens nog onvoldoende worden aangetrokken door de regio. Mogelijk heeft dat een sociaal-economische en een culturele dimensie. De autochtone suburbanisatie van enkele decennia geleden was populair, omdat de paden reeds gebaand waren door generaties Nederlandse voorgangers. De animo van de huidige, merendeels allochtone gezinshuishoudens moet wellicht nog groeien door voorbeelden uit eigen kring. Wellicht speelt de woonlastensprong die men moet maken om in de groeikern te gaan wonen ook een rol. Dat dit een factor is blijkt uit de suburbanisatie van Surinamers naar met name Almere. Van de etnische minderheden is het sociaal-economische niveau van Surinamers het hoogst en hun animo om naar de regio te gaan navenant. De geringe dynamiek is zo extreem dat er woorden gebruikt worden als stagnatie en verstopping. Zelfs het woord woningnood valt weer regelmatig. Men maakt zich niet alleen zorgen over de doorstroming van mensen die al in Amsterdam wonen, maar ook over de huisvesting van allerlei groepen die men graag een plaats gunt in de stad. Is de economische voorspoed van Amsterdam ten einde als de gemeente en de regio samen niet in staat zijn voldoende woongelegenheid te bieden voor het (internationale) personeel van zich vestigende (buitenlandse) bedrijven? Blijft Amsterdam nog wel voldoende cultuurstad als de mogelijkheden voor studenten en andere starters zo sterk verminderen? Blijft Amsterdam nog wel voldoende emancipatiestad als de talloze minderheidsgroepen nog maar mondjesmaat in staat zijn om zich te vestigen? Deskundigen buigen zich het hoofd over de vraag waardoor de woningmarkt zo extreem verstopt is geraakt. Beleidsmakers beschuldigen projectontwikkelaars en bouwers ervan dat ze de productie traineren om de markt krap te houden en hoge winsten te kunnen halen. Bouwers zeggen op hun beurt dat regelgeving sneller bouwen onmogelijk maakt. Vraag blijft waarom de situatie in Amsterdam extremer is dan elders.waarschijnlijk speelt het eerder genoemde wachteffect een rol. Amsterdam is in cultureel opzicht een stad die meer te bieden heeft dan 32

33 de andere grote steden. Er is een aanzienlijke groep die wacht op aanbod van modern geoutilleerde woningen in de nabijheid van dat culturele aanbod. Het succes van de Amsterdamse IJ-oevers mag men wellicht extrapoleren naar de grote belangstelling voor IJburg in aanleg. De eerste woningen worden dit jaar opgeleverd, maar de totale bouw zal pas in na 2010 gerealiseerd zijn. 5.4 CONCENTRATIES VAN KORTE EN LANGE WOONDUUR De kijkrichting wordt nu verplaatst naar gebieden binnen Amsterdam. De kaarten die gepresenteerd worden zijn gemaakt met Stadsmonitor Amsterdam, een samenwerking van O+S met de Universiteit van Amsterdam, afdeling Geografie en Planologie. Dit Geografisch Informatie Systeem laat bundelingen van postcodegebieden zien zodra zij voldoen aan enkele opgegeven criteria voor concentratie. Het biedt de mogelijkheid om zeer kleinschalige gebieden van dynamiek en stabiliteit te onderscheiden. Figuur 5.5 Concentraties van korte (<3jr: geel) en lange woonduur (> 15 jr groen), 2000 Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S De kaart (figuur 5.5) laat concentraties zien van mensen die respectievelijk langer dan 15 jaar op het adres wonen en mensen die korter dan 3 jaar op het adres wonen. In de Binnenstad, Westerpark, De Baarsjes en Zuidoost zijn weinig concentraties van lange en veel concentraties van korte woonduur te vinden. In stadsdelen als Amsterdam Oud-Zuid en Zuideramstel overheersen de concentraties van lange woonduur in aantal en omvang. In de Westelijke Tuinsteden en Amsterdam-Noord is er meer een gemengd patroon. Dergelijke verschillen hangen samen met de functie van de woongebieden in de woningmarkt, de fase waarin de bevolking zich bevindt en met nieuwbouw. Interessant zijn de veranderingen. Die maken duidelijk waar er op microniveau tendensen zijn naar stabiliteit en naar dynamiek. Figuur 5.6 laat voor 2000 concentratiegebieden zien van lange woonduur die dat in 1996 nog niet waren. In deze gebieden versterkt de woonstabiliteit zich de laatste jaren. De gebieden liggen verspreid over de stad, met enig accent op de negentiende-eeuwse gordel. Maar ook in Amsterdam-Noord, Zuidoost en Geuzenveld zijn gebieden te vinden van geconsolideerdewoonstabiliteit. 33

34 Figuur 5.6 Concentraties van lange woonduur (>15 jr) in 2000 die dat in 1996 niet waren Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S In het algemeen mag men een dergelijke ontwikkeling voor betreffende gebieden als gunstig beoordelen. Omdat mensen elkaar langer kennen in de buurt, is er meer geneigdheid voor de woonomgeving en mogelijk ook voor elkaar te zorgen. Toch zijn er enkele gebieden waar het lang blijven wonen misschien op een iets minder positieve manier geïnterpreteerd mag worden. Namelijk waar geconsolideerde woonduur gepaard gaat met een lage sociaal-economische status, zoals in de Indische Buurt, de Stadionbuurt en noordelijke Rivierenbuurt. Het is de vraag of het blijven wonen in deze buurten niet ook te maken heeft met geringe mogelijkheden voor verhuizing vanwege een lage financiële draagkracht. Een vergelijkbare redenering kan gelden voor gebieden waar dynamiek een zeker continu karakter heeft. Figuur 5.7 toont waar zich in 1996 en 2000 de concentraties van korte woonduur bevinden. Dat zijn de gebieden met een sterke dynamiek Met veel van deze gebieden is weinig bijzonders aan de hand. Het zijn nieuwbouwbuurten, blokken waar grondig geherstructureerd wordt of gewoon wijken die zich in een proces van overgang van vergrijzing naar verjonging bevinden. Bijzonder zijn die gebieden die langdurig, zowel in 1996 als 2000, in een proces van dynamiek verkeren. Figuur 5.8 toont het patroon van die gebieden in de stad. Sommige zijn nieuwbouwgebieden waarbij de bouwperiode vijf jaar of meer beslaat, of waar de bouw gefaseerd wordt uitgevoerd. Voorbeelden zijn de eilanden Java en Borneo en in het westen stukjes van De Aker en Nieuw Sloten. Andere gebieden zijn duidelijk herstructureringsgebieden waar mensen moeten verhuizen en later weer terugkomen. Een gebied rondom de Jan Evertsenstraat ten westen van het Mercatorplein in De Baarsjes is daar een voorbeeld van en ook de gecontinueerde dynamiek in de zuidkant van de Frederik Hendrikbuurt moet op zo n manier geïnterpreteerd worden. Ook delen van de Bijlmermeer - Frissenstein, Florijn engerenstein - hebben de laatste jaren te maken met herstructurering en daaruit voortvloeiendeaanhoudende dynamiek. 34

35 Sommige van de plekken met gecontinueerde dynamiek zijn herkenbaar als huisvesting voor specifieke groepen, zoals de jongerenflat aan de H. Cleijndertweg in Amsterdam-Noord. Gebieden waar de langdurige dynamiek niet voldoende verklaard kan worden uit nieuwbouw of sloop zijn onder meer de Czaar Peterbuurt; een gebiedje bij de Linnaeusstraat bij de Wagenaarstraat; een stukje Oosterparkbuurt bij de Beukenweg; een strook nabij de Wibautstraat tussen Grensstraat en Overamstelstraat; een gebiedje bij de Da Costastraat en Bilderdijkstraat; nabij het Roelof Hartplein/Bronckhorststraat; in de Bijlmermeer Hakfort, Haardstee en Grunder; en verder zuidelijk in Zuidoost een gebied oostelijk van metrostation Reigersbos nabij het Reeuwijkplein. In de Bijlmermeer kan men de langdurige dynamiek op sommige plaatsen associëren met de status van dit woongebied in Amsterdam. De Bijlmermeer had jarenlang speciale vestigingsregels waardoor de woningen voor mensen van buiten Amsterdam makkelijk toegankelijk waren. Figuur 5.7 Concentraties van korte woonduur (> 3 jr) in 1996 (groen) en 2000 (geel) Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S Vaak gaat het daarbij om groepen die ook maar kort in Amsterdam blijven of willen doorschuiven naar andere huisvesting. Nog steeds behoort de Bijlmermeer tot de gebieden met de hoogste dynamiek, ook al is die net zoals elders in de stad sterk gedaald in de afgelopen vijftien jaar (zie ook bijlage 1). De gebieden met gecontinueerde dynamiek in andere delen van de stad kan men niet makkelijk verbinden met de status van de buurten waarin zij liggen. In sommige gevallen zijn er geen bijzonderheden in het karakter van de omliggende buurt en zijn de betreffende gebieden maar een klein onderdeel van de buurt. Dat is ook de conclusie van deze analyse: de gebieden met gecontinueerde dynamiek waar geen herstructurering of nieuwbouw plaatsvindt, zijn in het algemeen maar zeer kleine vlekken en daarom moeilijk te interpreteren vanuit de kenmerken van de omliggende buurt. Uitzonderingen zijn gedeelten van de Bijlmermeer, waar overigens de verspreiding van gebieden met langdurige dynamiek momenteel geringer zal zijn dan enkele jaren geleden, toen de dynamiek in de hele Bijlmermeer veelhoger was. 35

36 Figuur 5.8 Concentraties van korte woonduur (< 3 jr) in 2000 die dat in 1996 ook waren Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S 5.5 CONCENTRATIES VAN KRAPPE EN RUIME HUISVESTING Een andere invalshoek om naar de lokale bijzonderheden van de stedelijke dynamiek en stabiliteit te kijken, is de concentratie van krappe en ruime huisvesting. Hiervoor wordt een eenvoudige definitie gehanteerd. Een huishouden woont neutraal als de woning één kamer meer heeft dan het aantal personen in het huishouden. Krap wonen betekent dat het aantal kamers gelijk is aan, of minder is dan het aantal personen. Ruim wonen betekent dat het huishouden twee kamers of meer heeft dan het aantal personen in het huishouden. Overigens wordt bij O+S een correctie toegepast voor kleine kamers; zo wordt bijvoorbeeld een vierkamerwoning beneden een bepaald aantal vierkante meters gerekend als driekamerwoning. In het licht van de afnemende dynamiek in de stad is het interessant om de ontwikkelingen in krap en ruim wonen te analyseren. Figuur 5.9 toont voor het jaar 2000 concentratiegebieden van krap wonen die dat in 1996 nog niet waren. Dit zijn dus de gebieden waar krap wonen boven de in de Stadsmonitor opgegeven concentratiegrens is uitgestegen in de vier jaren tussen 1996 en Uitgerekend daar waar krap wonen veelvuldig voorkomt 12, namelijk in de Binnenstad, is het aantal concentraties van krap wonen gegroeid. Overigens is de tendens ook elders zichtbaar, zoals in delen van Westerpark, De Pijp, verspreide delen van Bos en Lommer, Slotermeer en Zuidoost. Ook een nieuwbouwgebied als De Aker behoort tot de nieuwe concentraties van krap wonen; waarschijnlijk door gezinsuitbreiding in niet al te grote woningen. Deze tendens kan opgevat worden als een intensivering van het wonen. De dynamiek daalt en ondertussen verzamelt zich in de woningen van deze gebieden een toenemend aantal mensen. Vermoedelijk heeft die intensivering in deze gebieden zelden te maken met armoede. Afgaande op hetpatroon in de stad is het verschijnsel vooral een uiting van woonwaardering. 12 Dignum en Van der Meer (2001) 36

37 Figuur 5.9 Concentraties van krappe huisvesting in 2000 die dat in 1996 niet waren Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S Figuur 5.10 Concentraties van ruim wonen (2+) in 2000 die dat in 1996 niet waren Stadsmonitor Amsterdam, UvA, afdeling Geografie en Planologie, Gemeente Amsterdam O+S Het kan bijvoorbeeld gaan om mensen die in een kind krijgen en die ondanks de krappere huisvesting die dit tot gevolg heeft besluiten om te blijven wonen vanwege de geliefde centrale woonsfeer. Slechts daar waar woonintensivering plaatsvindt in gebieden met minder gunstige sociaal-economische ken- 37

38 merken (concentraties van werkloosheid of bijstandafhankelijkheid) moet men erop verdacht zijn dat deze intensivering geen keuze is maar gebrek aan alternatieven. Enkele concentraties van woonintensivering in de Staatsliedenbuurt, Dapperbuurt, Oosterparkbuurt, Bos en Lommer en Slotermeer moeten met een dergelijke reserve bekeken worden. De tendensen in het krap en ruim wonen laten overigens over de hele linie zien dat de toename van de woonruimteconsumptie die jarenlang gewoon was in Amsterdam en heel Nederland, in de laatste jaren van het laatste decennium tot staan is gebracht, of zelfs licht ombuigt. We zien dat ook door de figuren 5.9 en 5.10 te vergelijken. Het aantal gebieden waar verruiming van de huisvesting plaatsvindt is op één hand te tellen. 5.6 CONCLUSIES Dit hoofdstuk had een macro- en een microbenadering. In het eerste deel werd ingegaan op de achtergronden van de dynamiek in de afgelopen decennia. De jaren van grootschalige suburbanisatie werden opgevolgd door jaren van compacte-stadbeleid. Men kan ook zeggen dat in de jaren zeventig vooral de regio de motor van de Amsterdamse doorstroming was, terwijl vanaf midden jaren tachtig vooral de nieuwbouw in Amsterdam zelf dat was. Aan het einde van de jaren negentig lijken echter beide motoren stil te vallen. Het lijkt er op dat er momenteel minder animo is om naar de regio te migreren, ondanks het afnemende aanbod in Amsterdam. Ook de rapporten over de huur- en de koopmarkt wijzen in deze richting. Vermoedelijk voelen de hedendaagse Amsterdamse gezinshuishoudens in sociaaleconomisch en cultureel opzicht onvoldoende aantrekkingskracht van het regionale woonalternatief. De wacht- en blijftendens is ook op kleinschalig niveau af te lezen in de stad. Het ontstaan van concentraties van lange woonduur manifesteert zich juist in die gebieden die al decennia bekend staan als de woongebieden voor mensen in de startfase van hun wooncarrière, met name in de negentiendeeeuwse gordel. Het ontstaan van concentraties van krap wonen komt vooral voor rekening van gebieden in de Binnenstad en negentiende-eeuwse gordel. Het lijkt erop dat deze intensivering van het wonen vooral wordt ingegeven uit een keuze voor het woonmilieu. Er zijn echter gebieden waar dit anders geïnterpreteerd moet worden. Verspreid over de stad vindt men intensivering in combinatie met armoede. Hier speelt het gebrek aan woonalternatieven vermoedelijk een rol, waarbij de krapte op de woningmarkt een extra factor is. De geringe dynamiek in de stad anno 2000 heeft ook tot gevolg dat er maar een gering aantal gebieden wordt gevonden waar dynamiek over een langere periode continueert. In de meeste van deze gebieden is overigens sprake van gefaseerde of langdurige nieuwbouw of herstructurering. Gebieden waar deze verklaring niet geldt, verkeren waarschijnlijk in een kwetsbare woningmarktpositie. Van de Bijlmermeer is dit een bekend feit; hier worden enkele vrij grootschalige gebieden van gecontinueerde dynamiek gevonden. Er zijn ook enkele gebieden in de oudere delen van de stad met een dergelijke signatuur. Maar die zijn in het algemeen zo klein dat de aanhoudende dynamiek niet te verklaren is vanuit de gegevens die bekend zijn over de buurt waarin ze liggen. 38

39 6 DYNAMIEK IN TIEN AMSTERDAMSE WOONMILIEUS Kernpunten Driehonderd Amsterdamse buurten zijn ingedeeld naar tien woonmilieus. De milieus verschillen van elkaar op bevolkingsamenstelling, woningkenmerken, woonomgeving en naar dynamiek. Hoge en lage dynamiek zijn aldus een structuurkenmerk van de woonmilieus. Hoge dynamiek is er in drie milieus. In de recente nieuwbouw is dynamiek er alleen in de korte pioniersfase. In het centrummilieu is dynamiek er structureel door de functie als startersmilieu. In het transitiemilieu is dynamiek, tijdelijk of langer, gekoppeld aan een zwakke woningmarktpositie. Het transitiemilieu krijgt er in de toekomst nieuwe vertegenwoordigers bij uit milieus met een vergelijkbare woningmarktpositie maar met een nu nog geringe dynamiek. Met name het stadsvernieuwingsmilieu en het modaal voor- en naoorlogsmilieu lijken makkelijk een ander profiel te kunnen krijgen. De geringe woontevredenheid in deze milieus is de voorbode van toenemende dynamiek. In het welgesteld stedelijk milieu en het moderne stadsrandmilieu, beide milieus met een hoge welstand, zijn bewoners het meest tevreden over het wonen. 6.1 INLEIDING De dynamiek is niet overal in Amsterdam even sterk. Hoe sterk hangt onder meer af van de functie van de woningvoorraad en het type bewoners ter plaatse. Om de relatie tussen dynamiek en de kenmerken van onder meer bevolking kernachtig te kunnen bespreken, is er een indeling gemaakt van Amsterdam naar woonmilieus ( 6.2). Gebieden die tot een bepaald woonmilieu behoren vertonen grote gelijkenis wat betreft de samenstelling van de bevolking, de woningvoorraad en enkele kenmerken van de woonomgeving. In 6.3 wordt de betekenis van de woonmilieu-indeling besproken voor de dynamiek in Amsterdam. De redenen om te willen verhuizen verschillen voor de bewoners van de onderscheiden milieus. Dat heeft ( 6.4) weer te maken met een verschil in leefbaarheid. 6.2 AMSTERDAMSE WOONMILIEUS Er is voor de indeling naar woonmilieus gebruik gemaakt van statistische gegevens op buurtniveau. Deze kleinschalige indeling met 355 eenheden doet de specifieke kenmerken van het woonmilieu goed tot zijn recht komen, terwijl er in het algemeen voldoende vulling is om statistisch onderzoek mee uit te voeren. Daarnaast heeft de buurtindeling een goede herkenbaarheid. Voorzien van duidelijk omschreven grenzen kan men de bijbehorende beschrijvingen op de kaart terugvinden en in de stad nalopen. Nu eerst volgt een korte introductie van de woonmilieus. In de bijlage is beschreven hoe de indeling tot stand kwam. Centrum De ligging van de 80 buurten die tot dit milieutype behoren, maar ook het profiel dat uit de gegevens in het opgebouwde databestand kan worden opgetekend, maakt dat dit milieu Centrum genoemd is. De combinatie van kleine woningen en kleine huishoudens is het meest typerende voor dit milieu, waartoe grote delen van de Binnenstad en de negentiende-eeuwse gordel behoren. De bevolking bestaat anno 2001 voor meer dan de helft (58%) uit alleenwonenden. Gezinnen met kinderen zijn hier veruit in de minderheid (12%). Driekwart van de woningen is van voor 1920 en ruim de helft heeft een oppervlak van 60 m 2 of minder, waarmee de hoeveelheid woonruimte per huishouden geringer is dan elders in de stad. Het centrummilieu kent een hoge verhuisdynamiek en veel bewoners nemen wellicht voor de relatief korte tijd dat zij er wonen, de betrekkelijk krappe huisvesting voor lief. Anderen zijn, mogelijk 39

40 door de gehechtheid aan dit milieu met sterke culturele uitstraling, bereid om ruimere woonalternatieven elders te weerstaan. Het sociaal-economische niveau van de bewoners ligt rond het stedelijk gemiddelde. De particuliere huursector is sterk vertegenwoordigd (52%). Figuur 6.1 Centrummilieu en welgesteld stedelijk milieu woonmilieus centrum (80) welgesteld stedelijk (39) Welgesteld Stedelijk De naam van dit milieu is ontleend aan het relatief hoge sociaal-economische niveau van woningvoorraad en bevolking in de 39 buurten. Het predikaat stedelijk verwijst naar het contrast met andere welgestelde milieus met minder stedelijke signatuur. In dit milieu is de particuliere huursector met 56% nog sterker vertegenwoordigd dat in het centrummilieu. Daarnaast ligt het eigen woningbezit op 28%, bijna het dubbele van Amsterdam als geheel. Slechts 15% van de woningvoorraad is sociale huursector. Vier van de tien woningen heeft een waarde hoger dan KHWGXEEHOHYDQ$msterdam als geheel). Anders dan in het centrummilieu zijn er in het welgesteld stedelijk milieu veel grote woningen: 53% is groter dan 80m 2. Weliswaar zijn de alleenwonenden er minder sterk aanwezig (45%) dan in het centrummilieu, maar het aandeel gezinnen (grote huishoudens) ligt ook onder het stedelijk gemiddelde. Deze combinatie levert op dat het aandeel ruimwonende huishoudens in dit milieu ruimschoots groter is dan elders in de stad: driekwart van de huishoudens heeft ten opzichte van het aantal personen in het huishouden een of meer kamers extra in de woning. Voor Amsterdamse begrippen is dit milieu vergrijsd: 29% is ouder dan 55 jaar. In tegenstelling tot het centrummilieu behoort maar een klein gedeelte van de woningen tot de historische voorraad van voor 1920 (8%). De bouwperiode is met 51% zeer sterk vertegenwoordigd, maar ook de naoorlogse bouwperiode is in dit milieu ruim aanwezig. De hoeveelheid openbaar groen en water ligt boven het stedelijk gemiddelde. Tot het welgesteld stedelijk milieu behoren bekende stukken van Amsterdam Oud-Zuid en Zuiderastel, zoals Willemspark, Museumkwartier, Apollobuurt en delen van de Rivierenbuurt en de Stadionbuurt. Ten zuiden van de ringweg strekt het welgesteld stedelijke milieu zich uit tot Buitenveldert. Ook Amsterdam Oud-Zuid ten westen van de Kostverlorenvaart behoort tot welgesteld stedelijk, namelijk Hoofddorpplein en omgeving. Ruimtelijk zet het gebied zich voort in de 40

41 zuidwesthoek van De Baarsjes en de woontorens aan de westelijke ringweg behorend tot Slotervaart/Overtoomse Veld. De overige buurten van welgesteld stedelijk liggen verspreid over de stad: Middenmeer (Watergraafsmeer), het noordelijke en westelijke deel van de Buikslotermeer in Amsterdam-Noord, Kantershof en Gaasperplas in Zuidoost. Welgesteld Stedelijk levert, getuige de cijfers over verhuizingen, migratie en woonduur een evenredig deel aan de dynamiek in Amsterdam. Modaal Voor- en Naoorlogs Het sociaal-economische niveau en ook de demografische karakteristiek lijken sterk op het gemiddelde van heel Amsterdam. Wel is er een aanzienlijk vergrijzing: 29% is ouder dan 55 jaar. Opvallend is dat de voor- en naoorlogse woningvoorraad in dit milieutype samengebracht zijn. Bijna geen van de woningen is van voor 1920 en slechts 8% van na Bijna 70% behoort tot de sociale huursector. Ondanks de vergrijzing ligt het aandeel gezinnen boven het Amsterdams gemiddelde. Ook het aandeel etnische minderheden is iets hoger dan in Amsterdam als geheel. Deze combinatie van vergrijzing van autochtone huishoudens en verjonging door de gezinshuishoudens van etnische minderheden is typerend voor een groot deel van de voor- en naoorlogse woongebieden. Overigens gebeurt dit proces van demografische transitie in dit milieu in een gematigd tempo. Het aandeel mensen met een korte woonduur ligt op het stedelijk gemiddelde. Het aandeel mensen met een woonduur van langer dan 20 jaar ligt op bijna het dubbele van Amsterdam.Tot dit modale milieu behoren de tuindorpen in Amsterdam- Noord en Watergraafsmeer die overwegend uit laagbouw bestaan. Daarnaast behoren ook de compacter gebouwde woongebieden van dezelfde vooroorlogse bouwperiode tot dit milieu, zoals grote delen van De Baarsjes. Belangrijk aanwezig zijn daarnaast de woonbuurten die na de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn onder het regime van het Amsterdam Uitbreidingsplan. Grote delen van de Westelijke Tuinsteden en het naoorlogse Amsterdam-Noord behoren tot dit type. Ondanks de sterke aanwezigheid van buurten met een tuinstad- of een tuindorpsignatuur ligt de hoeveelheid groen en water onder het stedelijk gemiddelde. Figuur 6.2 Modaal voor- en naoorlogs milieu, stadsvernieuwingsmilieu en transitiemilieu woonmilieus stadsvernieuwing transitie modaal voor- en naoorlogs 41

42 Transitie Het transitiemilieu is zo genoemd omdat deze verzameling buurten de meeste doorstroming of transitie heeft. Vrijwel nergens ligt de mutatiegraad hoger dan hier en het aandeel mensen dat er korter dan één jaar woont ligt op bijna 33%. Een ander kenmerk van dit milieu is dat het de minst gunstige sociaal-economisch karakteristiek heeft van heel Amsterdam. Gemiddeld ligt het aandeel werklozen en uitkeringsafhankelijken ruim boven het stedelijk gemiddelde. Er is een hoog aandeel (52%) woningen met een WOZ-waarde onder de ZDWVDPHQKDQJWPHWGHVWHUNDDQZH]LJHVRFLDOHKXXUVHFWRU (88%). Er is een sterke vertegenwoordiging van gezinnen. Het aandeel ouderen (55-plus) ligt in dit milieu het laagst. Een grote concentratie gezinnen wijst in grote steden vrijwel altijd op allochtone gezinnen; autochtone gezinshuishoudens weten nog altijd veel beter de weg naar de regio te vinden 13. Tweederde (64%) van de bevolking in dit milieu behoort tot de etnische minderheden. Het grootste aaneengesloten gebied dat tot het transitiemilieu behoort is te vinden in Zuidoost: het gehele noordelijke gedeelte van dit stadsdeel, De Bijlmer inclusief Venserpolder. De overige achttien van totaal dertig buurten liggen meer verspreid over de stad. Het gaat om delen van Bos en Lommer (Kolenkit), delen van zowel Geuzenveld als Slotermeer, Osdorp-Midden, Westlandgracht (Slotevaart/Overtoomse Veld). In Amsterdam-Noord behoren Nieuwendam-Noord, westelijk Banne I, de Van der Pekbuurt en de Vogelbuurt tot het transitiemilieu. Het milieu komt ook voor in dat deel van Amsterdam waar het centrummilieu overheerst: de Czaar Peterbuurt in de oostelijke Binnenstad, het noordwestelijke gedeelte van de Indische Buurt en de Polderweg en omgeving. Dit milieu heeft door de aanwezigheid van verschillende historische weefsels een hoeveelheid recreatieve buitenruimte die onder het stedelijk gemiddelde ligt. Figuur 6.3 Percentage werkloosheid in de buurten van het modaal voor- en naoorlogs milieu, het transitiemilieu en het stadsvernieuwingsmilieu percentage buurten per milieu modaal voor- en naoorlogs stadsvernieuwing transitie Stadsvernieuwingsmilieu De naam stadsvernieuwingsmilieu is aan deze verzameling van 44 buurten gegeven vanwege een typerende mix van oud- en nieuwbouw: 17 procent van de woningvoorraad in deze verzameling buurten is van voor 1920, een derde is van tussen beide oorlogen, een kwart van de periode en eveneens een kwart van na Het merendeel, 82%, is sociale huur. De geringe hoeveelheid water en groene buitenruimte (minder dan in het centrummilieu) toont aan dat het voor het merendeel om buurten gaat met een dichte bebouwing. De plaats op de kaart rechtvaardigt het predikaat stadsvernieuwing, al zijn er enkele bijzonderheden. Vergeleken met het stedelijk 13 Voor analyses van selectieve migratie uit de vier grote steden: Jobse, Kruythoff en Musterd (1990) en Van de Wouden en De Bruijne (2001). Zie ook VROMraad (1999). 42

43 gemiddelde is ook het stadsvernieuwingsmilieu een verzameling van buurten met een laag sociaaleconomisch niveau. De werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid zijn iets minder hoog dan in het transitiemilieu, maar voor buurten afzonderlijk kan dat anders uitpakken (zie figuur 6.3). Afgaande op de demografische kenmerken is er meer menging dan in het transitiemilieu. Het aandeel ouderen ligt op het stedelijk gemiddelde. Er ligt een sterke nadruk op gezinnen, maar het aandeel etnische minderheden ligt aanzienlijk lager dan in het transitiemilieu. Kennelijk zijn er meer autochtone gezinnen. Het gaat waarschijnlijk om kleinere gezinnen. In de stadsvernieuwing zijn ten opzichte van het transitiemilieu gemiddeld de woningen kleiner, de huishoudens vaker een gezin en toch wordt er minder vaak krappe huisvesting aangetroffen (bij krappe huisvesting telt het huishouden evenveel of meer personen als/dan de woning kamers). Een belangrijk verschil met het transitiemilieu is ook het dynamiekcijfer. Migratie en verhuizingen liggen rond het stedelijk gemiddelde. Tot het stadsvernieuwingsmilieu behoren het grootste deel van de Indische Buurt, de Dapperbuurt, de Transvaalbuurt en de Oosterparkbuurt, de Van der Kunbuurt, de Van Lennepbuurt en delen van de Staatsliedenbuurt; alle onderdeel van de negentiende-eeuwse gordel. Ook delen van de oostelijke Binnenstad behoren tot de stadsvernieuwing: de Kadijken, Oostenburg en de Nieuwmarkt. Vertegenwoordigers van dit milieu in het weefsel zijn te vinden in de Nieuwe Pijp (Diamantbuurt), De Baarsjes, de Spaarndammerbuurt en de zuidelijke Vogelbuurt. Overige vertegenwoordigers van het stadsvernieuwingsmilieu zijn te vinden in de vier stadsdelen van de Westelijke Tuinsteden, onder meer in de Kolenkitbuurt en Landlust in Bos en Lommer. Zuidoost is met Holendrecht/Reigersbos vertegenwoordigd. Sociaal-Nieuwbouwmilieu Dit milieu is sociale nieuwbouw genoemd omdat het zich door de veranderingen in het volkshuisvestingsbeleid aan het einde van de vorige eeuw inmiddels manifesteert als een uniek type. Steeds meer is menging van huur- en koopsector het beleid geworden en dat laat zich in veel nieuwbouwbuurten aflezen. Zo niet in dit milieu. Deze moderne buurten sluiten wat betreft eigendomsverhouding nog sterk aan bij het eerste driekwart van de twintigste eeuw, waarin de sociale woningbouw domineerde. Meer dan 90% van de woningen is van na 1980 en driekwart is sociale huur. Overigens is ook het eigen woningbezit vertegenwoordigd met een aandeel net onder het stedelijk gemiddelde. Er komen aanzienlijk meer grote woningen voor dan gemiddeld in de stad: ongeveer vergelijkbaar met het modaal voor- en naoorlogs milieu. Het sociaal-economische niveau van bevolking en woningvoorraad wijkt iets ten negatieve af van Amsterdam als geheel. In dit milieu ligt het aandeel etnische minderheden iets boven het gemiddelde en is er eveneens een iets sterkere nadruk op gezinnen dan op kleine huishoudens. Hoewel het om een milieu gaat met veel nieuwe woningen, is de mutatiegraad en het aandeel kortwonenden vrij gematigd. De verhuisgolf die bij de pioniersfase van nieuwbouwwijken hoort, is inmiddels afgesloten. Het zuidelijke deel van Zuidoost, Gein, werd al in de jaren tachtig opgeleverd, maar is een typische vertegenwoordiger van late sociale woningbouw. Meer recente vertegenwoordigers zijn Nieuw Sloten, Het Gemeente Waterleiding-terrein, Gouden Reaal, IJplein, Wittenburg, Cruquiusweg e.o., Oranje Nassau Kazerne. Moderne Stadsrandmilieu Het moderne stadsrandmilieu is wel een typische vertegenwoordiger van de nieuwe tijd. Bijna 60% is eigenwoningbezit. Het aandeel woningen met een hoge waarde voor de onroerende-zaakbelasting, ligt dan ook veel hoger dan in Amsterdam gemiddeld. Werkloosheid en bijstandsafhankelijkheid is hier uiterst gering. Er zijn uiteraard nog weinig mensen met een lange woonduur en ook het aandeel ouderen is met 14% gering. Er ligt in dit milieu een sterke nadruk op gezinnen en stellen. Het aandeel 43

44 etnische minderheden ligt iets onder het stedelijk gemiddelde. Zeer opvallend is de grote hoeveelheid buitenruimte die bewoners van dit milieu ter beschikking staat. Ook komen in dit milieu de meeste grote woningen voor. Ook in dit nieuwbouwmilieu tekent zich het einde van de pioniersfase af. Het verhuis- en migratieniveau ligt inmiddels beduidend lager dan gemiddeld en ook het aandeel mensen met een korte woonduur is al lager dan in de stad als geheel. De gebieden waar het om gaat zijn De Aker, Park Haagseweg, Eendrachtspark (Geuzenveld), Sloterplas (nieuwbouw aan de oostzijde), Jeugdland (Buikslotermeer), Twiske/Oostzanerwerf, het noordoostelijke gedeelte van Gein en Java- KNSM-eiland Figuur 6.4 Nieuwbouwmilieus woonmilieus moderne inbreiding sociale nieuwbouw moderne stadsrand Modern Inbreidingsmilieu Eveneens een milieu met een woningvoorraad van overwegend na 1980 is het modern inbreidingsmilieu. Ook hier ligt het eigenwoningbezit boven het stedelijk gemiddelde (38%), terwijl maar liefst 62% van de woningen een WOZ-waarde heeft boven de HQYDQGHZRQLQJHQJURWHULVGDQ 80 m2. Toch ligt in de sociaal-economische compositie iets minder nadruk op rijkdom: er is een bescheiden mate van werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid. Dit milieu heeft sterker dan het nieuwbouwmilieu aan de stadsrand een nadruk op alleenwonenden en stellen. Vanwege de veelal grote woningen hebben de huishoudens meestal veel woonruimte ter beschikking. Het aandeel ouderen ligt rond het stedelijk gemiddelde. Het migratieniveau ligt op het hoogste niveau van de stad, omdat het moderne inbreidingsmilieu buurten bevat die pas onlangs zijn opgeleverd. De gebieden zijn Bor neo/sporenburg, VaRa-strook, Van Reijgersbergenstraat, Julianapark, Park de Meer (beide Watergraafsmeer) de Omval, Drenthestraat e.o. (noordoostelijk Buitenveldert), IJsbaanpad en Koningin Wilhelminaplein. Dorpsmilieus Aan de rand van de gemeente, maar voor een deel ook opgenomen in het groeiende stedelijke weefsel, vindt men nog oude plattelandsdorpen. Er zijn in de analyse zelfs twee typen gevonden, maar omdat ze in het vervolg van de bespreking geen rol meer zullen spelen, wordt niet lang aandacht besteed aan 44

45 de verschillen. Op de kaart (figuur 6.5) is te zien dat Driemond en de dorpen in Waterland zich onderscheiden van de dorpsbebouwingen die in de stad zijn opgenomen zoals de dijk- en lintbebouwing in Amsterdam-Noord en aan de westkant van Amsterdam. Groot zijn de verschillen niet. Driemond en de Waterlandse dorpen hebben beduidend meer buitenruimte in de woonomgeving, terwijl de waarde van de woningen op een relatief gematigd peil ligt. In de dijk- en lintdorpen is dat omgekeerd. De hoeveelheid buitenruimte ligt aanzienlijk boven het stedelijk gemiddelde, maar is niet extreem. Het aandeel hoge woningwaarden vormt wel een uitschieter. Beide dorpstypes komen overeen wat betreft een goede sociaal-economische structuur en een nadruk op gezinsleven. Veel van de woningen stammen uit de periode tussen de beide wereldoorlogen, maar tegelijkertijd is een vijfde van na Er is een zeer gering migratieniveau zoals het dorpen betaamt. Voor de stedelijke dynamiek spelen ze geen rol. Figuur 6.5 Dorpsmilieus woonmilieus dorp dorp welgesteld Tabel 6.1 Overzicht kenmerken van de tien woonmilieus woonmilieu dyna miek soc. econ. huishoudens leeftijd etn. minderh. woningsector grote won. ruim wonen dure won. ruime omgev. Centrum + klein middel - part Welgest. stedelijk + oud - part Modaal +/- oorlogs oud soc. - - Transitie + - gezin jong + soc. - Stadsvernieuwing - + soc Sociale nieuwbouw + soc. + + Moderne stadsrand - + gezin jong eigen Moderne inbreiding + klein middel - eigen Dorp - + gezin - eigen + + Welgest. dorp - + gezin - eigen

46 Stedelijk mozaïek In figuur 6.6 worden alle besproken milieus in één kaartbeeld getoond. De stad toont zich in een patroon dat voor en deel bekende lijnen laat zien, maar voor een ander deel verrassende ruimtelijke kongsies bevat van buurten die op structuur sterk overeenkomen maar zich in andere stadsdelen bevinden. Tabel 6.1 geeft een beknopt overzicht van die structuurkenmerken. Figuur 6.6. Amsterdam in tien woonmilieus woonmilieus moderne inbreiding centrum stadsvernieuwing sociale nieuwbouw dorp moderne stadsrand welgesteld stedelijk dorp welgesteld transitie modaal voor- en naoorlogs buiten beschouwing en water 6.3 RELATIE WOONMILIEUS EN DYNAMIEK In de bespreking van de tien Amsterdamse woonmilieus zijn regelmatig de verschillen aan de orde gekomen in het sociaal-economische niveau van de bevolking, de demografische samenstelling, de grootte van de woningen, de bouwperiode, de eigendomsverhouding in de woningvoorraad, de hoeveelheid recreatieve buitenruimte en de mutatiegraad. Dat deze thema's aan de orde komen is de consequentie van een voorafgaande statistische procedure (factoranalyse). Hierbij is een veelheid van buurtkenmerken in een vijftal dimensies samengevat (figuur 6.7). Met behulp van die dimensies is vervolgens de indeling van buurten gemaakt (met behulp van een clusteranalyse). De kenmerken van de dimensies zijn daardoor ook het handvat om de bijzonderheden van de milieus te bespreken. Dynamiek is als een aparte dimensie benoemd. Dat geeft aan dat het een belangrijk kenmerk is om woonmilieus van elkaar te onderscheiden. Het belang is overigens groter dan in de naamgeving van de dimensies blijkt, omdat de sociaal-economische dimensie, die de belangrijkste van de vijf, zelf een groot deel van dynamiek in zich bergt, namelijk dat deel dat sterk gerelateerd is aan een laag sociaal-economisch niveau. Daarnaast is er dus nog een extra belang van dynamiek dat los staat van het sociaal-economische niveau. Zie ook bijlage 3. Dat blijkt ook in de bespreking van de milieus. Er zijn drie milieusoorten met een duidelijk hoger dan gemiddelde dynamiek. Alleen in het transitiemilieu is er een duidelijke associatie met een laag sociaaleconomisch niveau. 46

47 Centrummilieu (structureel startersmilieu) Transitiemilieu (dynamiek in transitiefase) Zeer recente nieuwbouwmilieus (dynamiek in pioniersfase) In het centrummilieu is het sociaal-economische niveau gemiddeld en heeft de hoge dynamiek meer te maken met een specifieke functie op de hedendaagse woningmarkt: de kleine woningen in de Binnenstad en de negentiende-eeuwse wijken doen voor een groot deel dienst voor de huisvesting van startende jonge huishoudens afkomstig van elders. Deze starters stromen weer door naar grotere woningen zodra zij daar geld voor hebben en bij huishoudensvergroting. De Binnenstad en negentiende-eeuwse gordel, vroeger echte gezinsbuurten, vervullen deze functie al tientallen jaren. Het centrummilieu heeft hiermee de status gekregen van een startersmilieu, met de laatste jaren een tendens naar een blijfmilieu voor welgestelde kleine huishoudens. De daling in de dynamiek voor het centrummilieu is goed te zien in de figuren 2.7 t/m 2.11 en in figuur 6.8. Ook in de drie recente nieuwbouwmilieus is de dynamiek groot, maar die is hier vooral gebonden aan de korte pioniersfase van oplevering en eerste bewoning. Geliefde nieuwbouwbuurten krijgen daarna al snel een zeer laag migratieniveau. De korte periode van sterke dynamiek treedt bij nieuwbouwwijken op in combinatie met een hoog sociaal-economisch niveau, vooral nu tegenwoordig nieuwbouwwijken voor een groot deel worden gebouwd in de koopsector, waarvoor een hoger dan gemiddeld inkomen nodig is. Figuur 6.7 factoren ter verklaring van woonmilieudifferentiatie in Amsterdam Sociaaleconomisch Sociale huur en gezinsstructuur Moderne woningen, groen en gezinnen Dynamiek lage waarde en groen ruimte De relatie tussen hoge dynamiek en een laag sociaal-economisch niveau in de transitiemilieus moet meer geïnterpreteerd worden als een verschijnsel dat gebonden is aan de fase waarin het woonmilieu zich bevindt in termen van woningmarktpositie. Veel van de buurten in het transitiemilieu behoren tot de naoorlogse hoogbouw. De Bijlmer-hoogbouw stamt zelfs voor een deel uit de jaren zeventig. Dit woningtype heeft al vanaf de jaren zestig ernstige concurrentie van de sterk groeiende woningmarkt in de groeikernen. Daar was voor velen het aantrekkelijke huis met tuin te vinden. De aantrekkingskracht van de naoorlogse hoogbouwbuurten verminderde snel, vooral onder autochtone gezinshuishoudens - 47

48 de oorspronkelijke doelgroep. De hoogbouw werd tegelijkertijd wel aantrekkelijk voor gezinshuishoudens van etnische minderheden, die een beduidend lager sociaal-economische niveau hadden. Een wijk met een dalende status is voor velen minder aantrekkelijk om te blijven of om zich te vestigen. Zo ontstaat een versnelde transitiefase met bijeffecten op de leefbaarheid. Want in buurten waar de doorstroming extreem is, kan geen sociale binding ontstaan. Figuur 6.8 Mutatiegraad naar milieu in 1995 en 2000 moderne inbreiding transitie centrum sociale nieuwbouw welgesteld stedelijk stadsvernieuwing modaal voor- en naoorlogs moderne stadsrand dorp welgest. dorp Alle milieus doorlopen in de tijd een ontwikkeling. Niet alleen op het gebied van verhuis- en migratiedynamiek, maar ook op andere kenmerken. Het centrummilieu kreeg in de naoorlogse periode zijn status van woongebied voor kleine huishoudens. Sommige buurten in het transitiemilieu kregen nog maar betrekkelijk kort geleden te maken met een sterke aanwezigheid van etnische minderheden. Het verschijnsel van nieuwe woonbuurten met veel relatief rijke huishoudens is hooguit zo n tien jaar oud. Daarvoor waren nieuwbouwwijken zeer gemengd of zelfs sterk gevuld met lage-inkomensgroepen. Kortom: de woonmilieu-indeling zoals hier beschreven, is slechts een momentopname voor Het zou nuttig zijn om over enige tijd te zien hoe de indeling is veranderd. 6.4 WOONMILIEUS, LEEFBAARHEID EN GENEIGDHEID TE VERHUIZEN Van belang voor verandering is de mening van de bewoners over hun woonmilieu, en hun geneigdheid om er te blijven wonen of te vertrekken. Voor deze meningen en gevoelens is gebruik gemaakt van het onderzoek Wonen in Amsterdam dat O+S tweejaarlijks uitvoert in opdracht van de Stedelijke Woningdienst. Hier is de aflevering van 1999 gebruikt, dus de meningen kunnen afkomstig zijn van mensen die alweer zijn vertrokken uit het woonmilieu. In de figuren 6.9 t/m 6.13 is te zien dat het soort woonmilieu grote betekenis heeft voor woonbeleving. In het welgesteld stedelijk milieu worden de meeste tevreden mensen aangetroffen. Ook in de nieuwbouwmilieus, moderne stadsrand, moderne inbreiding, sociale nieuwbouw en het centrummilieu zijn maar weinig mensen ontevreden over hun woonomgeving. Het transitiemilieu oogst de minste tevredenheid, op enige afstand gevolgd door het stadsvernieuwings- en het modaal 48

49 voor- en naoorlogs milieu. De meeste Amsterdammers weten wel punten van verbetering te noemen, maar de verschillen tussen de milieus zijn wat dit betreft niet al te groot. Ze liggen wel ongeveer in lijn met de tevredenheid. Figuur 6.9 Tevredenheid met woonomgeving naar woonmilieu welgesteld stedelijk moderne stadsrand sociale nieuwbouw centrum moderne inbreiding modaal voor- en naoorlogs stadsvernieuwing transitie 0% 20% 40% 60% 80% 100% tevreden niet tevreden/niet ontevreden ontevreden Bron: Stedelijke Woningdienst, Wonen in Amsterdam 1999 De meeste verbeterpunten worden genoemd door bewoners van het transitiemilieu en het stadsvernieuwingsmilieu. Dat zijn ook de milieus waar men veiligheid op straat en rond de woning de grootste knelpunten vindt. Ook vindt men in deze milieus vaak het onderhoud van woningen een minpunt, terwijl men opvallend veel vaker dan in andere milieus een oplossing ziet in nieuwbouw. In het moderne stadsrandmilieu en het moderne inbreidingsmilieu zijn de voorzieningen meer een punt van kritiek, evenals het onderhoud van de openbare ruimte. Overigens weet 60% van de respondenten in deze nieuwbouwgebieden helemaal geen verbeterpunten te noemen. In het centrummilieu en het welgesteld stedelijk milieu valt op dat een gering aantal mensen ontevreden is, maar wel een flink deel verbeterpunten weet te noemen. De problemen zijn een mix van veiligheid en onderhoud aan woningen en omgeving. Kennelijk heeft men ondanks deze tekortkomingen een hoge waardering voor het wonen in deze milieus. In de geneigdheid binnen twee jaar te verhuizen zitten deels herkenbare en deels verrassende patronen. In het transitiemilieu en het stadsvernieuwingsmilieu zijn de mensen het meest verhuisgeneigd, wat niet verbaast gezien de antwoorden over de woontevredenheid. Ook de bewoners van het centrummilieu zijn verhuisgeneigd, wat niet zozeer correspondeert met hun woontevredenheid maar met de starterspositie die velen van hen hebben. Opvallend zijn de scores voor de moderne inbreiding en voor het modaal voor- en naoorlogs milieu. 49

50 Figuur 6.10 Aantal genoemde verbeterpunten betreffend de woonomgeving naar woonmilieu moderne stadsrand modaal voor- en naoorlogs moderne inbreiding welgesteld stedelijk sociale nieuwbouw centrum stadsvernieuwing transitie 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: Stedelijke Woningdienst, Wonen in Amsterdam 1999 Figuur 6.11 Verbeterpunten woonomgeving naar woonmilieu transitie stadsvernieuwing modaal voor- en naoorlogs sociale nieuwbouw welgesteld stedelijk centrum moderne inbreiding moderne stadsrand 0% 20% 40% 60% 80% 100% herinr. OR onderh. OR meer winkels meer OV onderh. woningen nieuwbouw veiligheid straat veiligheid huis Bron: Stedelijke Woningdienst, Wonen in Amsterdam

51 Met de geringe woontevredenheid van de inwoners van het modaal voor-en-naoorlogs milieu zou een grotere verhuisgeneigdheid verwacht mogen worden. Maar vermoedelijk hebben de bewoners daarvoor een te geringe draagkracht. Ze zijn aangewezen op de sterk aanwezige sociale huursector in het milieu. De mutatiegraad is nog gering in dit aanzienlijk vergrijsde milieu, maar wellicht ontvangt het al langzaamaan nieuwe bewoners. De oude bewoners zijn waarschijnlijk degenen die deze verandering niet waarderen. Net zoals in het transitiemilieu wordt sfeer in de buurt vaak als eventuele verhuisreden genoemd. De waardering voor het wonen in de verschillende gebieden van Amsterdam is ook al jaren bekend uit de reacties op aangeboden huurwoningen. In 2001 is het regionale woningmarktsysteem Woningnet van start gegaan. Dat levert voor de Binnenstad, Amsterdam Oud-Zuid en Oud-West meer dan 220 reacties per woning op. Het kaartbeeld (figuur 6.14) van een populaire Binnenstad en negentiendeeeuwse gordel, globaal de gebieden waar het Centrummilieu en het Welgesteld Stedelijk milieu domineren, was ook bekend tijdens het Amsterdamse systeem. De reactieaantallen zijn alleen nu met het regionale systeem nog hoger. Figuur 6.12 Wens om binnen twee jaar te verhuizen naar woonmilieu moderne stadsrand modaal voor- en naoorlogs welgesteld stedelijk moderne inbreiding sociale nieuwbouw centrum stadsvernieuwing transitie 0% 20% 40% 60% 80% 100% nee,beslist niet eventueel wel,misschien zou wel willen,kan niets vinden beslist wel heb al andere huisvesting 51

52 figuur 6.13 Verhuisredenen naar woonmilieu, WiA 99 welgesteld stedelijk centrum moderne inbreiding stadsvernieuwing moderne stadsrand sociale nieuwbouw modaal voor- en naoorlogs transitie 0% 20% 40% 60% 80% 100% kwaliteit woning overlast woonomgeving sfeer buurt omstandigheden werk prijs woning voorzieningen omstandigheden huishouden anders Bron beide figuren : Stedelijke Woningdienst, Wonen in Amsterdam 1999 Figuur 6.14 Gemiddeld aantal reacties per woning in de sociale huursector, 2001 aantal reacties buiten beschouwing Bron: Woningnet, AFWC 6.5 INTERPRETATIE EN CONCLUSIE De indeling van de driehonderd statistische buurten naar tien woonmilieus met overeenkomstige kenmerken, levert een zinvol kader voor bespreking van de relatie tussen verhuis- en migratiedynamiek en structurele kenmerken van de bevolking, de woningvoorraad en de woonomgeving. Er zijn milieus gevonden die een eigen leven leiden binnen de grootstedelijke bewegelijkheid. Aan de rand van Amsterdam bevinden zich dorpsmilieus die er niet alleen zo uit zien, maar die zich ook in de cijfers doen gelden als woongebieden die lijken op de dure suburbantendorpen 52

53 in de omgeving van Amsterdam, welgesteld met weinig doorstroming. De echte stedelijke milieus, acht in getal, hebben ieder een eigen plaats in de huidige woningmarktconstellatie. Het welgesteld stedelijk milieu en het centrummilieu zijn al enige decennia geen gezinsmilieu meer en zeker niet arm. De Vondelparkbuurt en het Museumkwartier zijn al een eeuw de topmilieus van Amsterdam. In de loop der tijd zijn daar nog nieuwe topgebieden aan toegevoegd, terwijl de laatste tijd het milieu van de rijkeren wordt uitgebreid naar aanliggende milieus die ooit veel minder allooi hadden en naar enkele verder weg gelegen gebieden zoals de Watergraafsmeer. Het centrummilieu heeft een andere allure. Door de meestal kleine woningen met soms geringe kwaliteit zijn de kwalificaties anders dan in het welgesteld stedelijk milieu. Het centrummilieu is al decennialang het domein van liefhebbers van de grootstedelijke cultuur die slechts zolang in het gebied blijven als studie en carrièrestart vereisen en de samenstelling van het huishouden toelaat. Mede daardoor is de dynamiek in dit milieu aan de hoge kant. Nieuwbouwmilieus hebben vooral in de periode dat de woningen worden opgeleverd een hoge dynamiek. Daarna stabiliseert de wijk snel. Het moderne inbreidingsmilieu komt overeen met het moderne stadsrandmilieu wat betreft de welvaart van de bewoners. Er zijn voor Amsterdamse begrippen veel koopwoningen en dat trekt een wat rijker woonpubliek. Dat is ook het grootste contrast met een derde nieuwbouwmilieu, het sociale nieuwbouwmilieu, dat door de nadruk op de sociale huursector de laatste vertegenwoordiger van de Eeuw van de Volkshuisvesting is. De sociaal-economische status van de bevolking is modaal. Er wonen relatief veel gezinshuishoudens en het aandeel etnische minderheden ligt boven het stedelijk gemiddelde. Het transitiemilieu kenmerkt zich het meest van alle milieus door sterke dynamiek. De woontevredenheid is in dit milieu dan ook het geringst. Dit milieu heeft een lage sociaal-economische status en er wonen nog maar weinig Nederlanders. Het transitiemilieu oefent weinig aantrekkingskracht uit op mensen die zich beter kunnen veroorloven. De Bijlmermeer is het grootste aaneengesloten gebied in dit milieu, maar ook delen van de Westelijke Tuinsteden, Amsterdam-Noord en de oostelijke negentiende-eeuwse gordel horen er bij. Het stadsvernieuwingsmilieu bestaat zowel uit echte stadsvernieuwingsbuurten, vooral te vinden in de negentiende-eeuwse gordel, als delen van de voor- en naoorlogse woongebieden die hier wat demografische en sociaal-economische kenmerken betreft op lijken. De sociaal-economische positie van de bevolking en de demografische kenmerken verschillen niet zo veel van het transitiemilieu, maar er is een vrij geringe dynamiek. Geringe dynamiek is er ook in het modaal voor- en naoorlogs milieu. Dit milieu lijkt door de sterk aanwezige sociale huursector wat op het transitiemilieu en het stadsvernieuwingsmilieu, maar de bevolkingskenmerken zijn anders. Het aandeel ouderen (Nederlanders) is vrij hoog en er zijn relatief minder armoedegroepen en etnische minderheden. De geringe woontevredenheid, vooral wat betreft woonsfeer en veiligheid, duidt er hier waarschijnlijk op dat de oude bevolking langzaam plaatsmaakt voor een nieuwe bevolkingsgroep met een ander profiel. Als dit proces versnelt en er treedt verlaging van de sociaal-economische status op, dan gaan delen van dit milieu over in het transitiemilieu. 53

54 54

55 7 WOONMILIEUS, VERHUISSTROMEN EN WOONCARRIÈRE Kernpunten De woonmilieus hebben een verschillende karakteristiek en er zijn selectieve verhuisstromen tussen de milieus onderling. Centrummilieu, welgesteld stedelijk milieu en modern inbreidingsmilieu hebben sterke onderlinge relaties en met de buitenwereld. Tussen de drie nieuwbouwmilieus, moderne inbreiding, moderne stadsrand en sociale nieuwbouw, bestaan sterke onderlinge verhuisstromen. Er is wel een verschil in welstand tussen de drie. Dat onderscheid in welstand is er ook in de oudbouwmilieus waarmee de drie belangrijke verhuisrelaties hebben. In de wooncarrière van verhuizers in termen van WOZ-waarde is de rolverdeling van de milieus te herkennen. Centrummilieu en het welgesteld stedelijk milieu spelen een opmerkelijke rol. Ze zijn vestigingsgebied voor nieuwkomers die zich een dure start in Amsterdam permitteren om vervolgens door te schuiven naar beter betaalbare woningen met een geringere waarde. 7.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de functie van de woonmilieus voor verhuisstromen en wooncarrières van Amsterdammers. Stromen bewoners door van het ene milieu naar het andere? In welke milieus komen de vestigers van buiten vooral aan en welke zijn met name de vertrekmilieus? Voor de analyse van de wooncarrières wordt gebruik gemaakt van de waarde van de woning voor de onroerende-zaakbelasting (WOZ-waarde). Het verschil in waarde tussen de verlaten en de betrokken woning zegt iets over de wooncarrière in termen van woonkwaliteit. Hoe hoger de waarde, des te hoger is in het algemeen de kwaliteit van een woning. Essentieel voor de analyse is de segmentering van de Amsterdamse woningmarkt naar sociale huur, particuliere huur en eigenaar-bewoning. Dat is het thema van de derde paragraaf. Daarna staan de carrières van verschillende leeftijdsgroepen en etnische groepen centraal en vervolgens de rol van de verschillende woonmilieus. 7.2AMSTERDAMSE WOONMILIEUS EN DE BELANGRIJKSTE VERHUIS- EN MIGRATIESTROMEN De acht stedelijke woonmilieus in Amsterdam laten zich niet alleen typeren naar kenmerken van de bevolking, de woningvoorraad en de woonomgeving. Ze vervullen een typerende taak in de woningmarkt die zich laat beschrijven aan de hand van de verhuis- en migratiestromen. Het belang van de onderscheiden milieus is op de eerste plaats afhankelijk van de omvang. Het centrummilieu, het transitiemilieu en het modaal voor- en naoorlogs milieu spelen door de omvang van hun woningvoorraad en bevolking een veel grotere rol te spelen in de totale Amsterdamse dynamiek dan de drie nieuwbouwmilieus. Overigens staat in fuguur 7.1 ook elders als bestemming of herkomst genoemd. Bij verhuizingen en migratie neemt de wereld buiten Amsterdam ongeveer een derde voor zijn rekening: vergelijk ook figuur 2.1 in hoofdstuk 2. 55

56 Figuur 7.1 Relatief belang van de Amsterdamse woonmilieus in de totale Amsterdamse dynamiek herkomst bestemming 0% 20% 40% 60% 80% 100% elders modaal voor- en naoorlogs stadsvernieuwing moderne stadsrand moderne inbreiding centrum transitie welgesteld stedelijk sociale nieuwbouw Figuur 7.2 geeft de belangrijkste verhuisstromen voor de acht woonmilieus die het meest van belang zijn. De dorpse milieus hebben een kleine woningvoorraad en een geringe mutatiegraad. Ze zijn voor de verhuisstromen van zeer geringe betekenis. Figuur 7.2 Belangrijkste herkomst van verhuizenden en migranten voor acht Amsterdamse woonmilieus,

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2006 Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Na een aantal jaren van groei is door een toenemend vertrek

Nadere informatie

Fact sheet. Demografische ontwikkelingen: aantal jonge ouderen gaat sterk toenemen in Amsterdam. nummer 6 november 2004

Fact sheet. Demografische ontwikkelingen: aantal jonge ouderen gaat sterk toenemen in Amsterdam. nummer 6 november 2004 Fact sheet nummer 6 november 24 Demografische ontwikkelingen: aantal jonge ouderen gaat sterk toenemen in Deze Fact sheet is tot stand gekomen in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ordening. Het inwonertal

Nadere informatie

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007 Fact sheet nummer 2 maart 2007 Autochtonen in Amsterdam De samenstelling van de Amsterdamse bevolking is de laatste jaren sterk veranderd. Het percentage autochtonen neemt af; het percentage allochtonen

Nadere informatie

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding Landelijk beeld: afname Steeds minder mensen in Nederland doen een beroep op de bijstand. Het aantal bijstandsontvangers van 15-64 jaar nam tussen en af van 489.170 tot 334.990, een afname van 31,5%. De

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2017 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland Wonen in Hilversum Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland De Nederlandse woningmarkt staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Deze aandacht heeft vooral betrekking op de ordening

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2016 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht. Onderzoeksflits Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons IB Onderzoek, 22 mei 2015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013 Bevolkingsprognose van Amersfoort 213-23 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 213 In april verwacht Amersfoort haar 15.ste inwoner te mogen begroeten. Ondanks de recessie in de

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Ruimtelijke Ordening. Demografische ontwikkelingen in 2006: bevolkingsgroei stagneert, wel meer vestiging van jongeren

Fact sheet. Dienst Ruimtelijke Ordening. Demografische ontwikkelingen in 2006: bevolkingsgroei stagneert, wel meer vestiging van jongeren Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2007 Demografische ontwikkelingen in 2006: bevolkingsgroei stagneert, wel meer vestiging van jongeren Begin 2007 woonden er 743.104 personen in

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2018 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2015 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is

Nadere informatie

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Middelburg, december 2013 Colofon SCOOP 2013 Samenstelling Dick van der Wouw Nadet Somers SCOOP Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Factsheet Demografische ontwikkelingen Factsheet Demografische ontwikkelingen 1. Inleiding In deze factsheet van ACB Kenniscentrum aandacht voor de demografische ontwikkelingen in Nederland en in het bijzonder in de provincie Noord-Holland.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-049 8 juli 2008 9.30 uur In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad Sterkste groei aan noordoostzijde Randstad Ook meer huishoudens in Noord-Brabant

Nadere informatie

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl) Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, 1992-2005 (procenten)

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, 1992-2005 (procenten) Fact sheet nummer 2 februari 2006 Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Tussen 1992 en 2005 is de groep overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam met maar liefst 86% toegenomen. Tot deze

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Thema groei en krimp - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Hoogopgeleide jongeren willen grootstedelijk wonen, de rest niet

Hoogopgeleide jongeren willen grootstedelijk wonen, de rest niet Bron: www.woningmarktnl.com, 25 maart 2016 Door: prof. mr. Friso de Zeeuw is praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft en directeur Nieuwe Markten BPD en drs. Rink Drost is senior adviseur Wonen

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 211: een samenvatting Onderzoek en Statistiek Gooitske Marsman Februari 212 In deze notitie staat een samenvatting van De bevolkingsprognose-

Nadere informatie

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 225 voor provincies Andries de Jong 1) In 26 hebben het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het eerst

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004

Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004 Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004 Onderzoek & Statistiek Gemeente Schiedam 010-2465597/5598 Inhoud Inleiding... 3 1. Achtergronden bevolkingsontwikkeling... 5 2. Schiedam - de stedelijke

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026

Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026 Bevolkingsprognose Purmerend 2011-2026 Uitgevoerd door: Jan van Poorten Team Beleidsonderzoek & Informatiemanagement Gemeente Purmerend mei 2011 Informatie: Gemeente Purmerend Team Beleidsonderzoek & Informatiemanagement

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

2. Groei allochtone bevolking fors minder

2. Groei allochtone bevolking fors minder 2. Groei allochtone bevolking fors minder In 23 is het aantal niet-westerse allochtonen met 46 duizend personen toegenomen, 19 duizend minder dan een jaar eerder. De verminderde groei vond vooral plaats

Nadere informatie

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015 Migratie en pendel Twente Special bij de Twente Index 2015 Inhoudsopgave Theorieën over wonen, verhuizen 3 Kenmerken Twente: Urbanisatiegraad en aantal inwoners 4 Bevolkingsgroei grensregio s, een vergelijking

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-245 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Concentratie allochtonen toegenomen

Concentratie allochtonen toegenomen Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Postbus 1 3430 AA Bezoekadres Martinbaan 2 3439 NN www.nieuwegein.nl Communicatie, Juridische & Personeelszaken Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011 Raadsnummer Datum 7 mei 2012 Auteur Tineke Brouwers Versie

Nadere informatie

Diversiteit in de Provinciale Staten

Diversiteit in de Provinciale Staten Onderzoek Diversiteit in de Provinciale Staten Het Huis voor democratie en rechtsstaat heeft na de verkiezingen van 2 maart 2011 de diversiteit in de nieuwe Provinciale Staten (PS) onderzocht. Het gaat

Nadere informatie

Kwartaalbericht Woningmarkt

Kwartaalbericht Woningmarkt Woningmarktregio Parkstad In verschillende delen van ons land neemt de bevolkingsomvang af. Deze demografische krimp heeft grote gevolgen voor de woningmarkt. Parkstad Limburg is in ons land koploper op

Nadere informatie

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Mensen verhuizen om allerlei redenen. Om samen te wonen, voor werk of studie of vanwege de woning zelf. Deze verhuizingen spelen een

Nadere informatie

De achterkant van de stad

De achterkant van de stad De achterkant van de stad 44 Terwijl de woningmarkt in de meeste steden van Nederland oververhit is, is dat meerendeels op het platteland niet het geval. Waar je voor de gemiddelde Nederlandse woningprijs

Nadere informatie

Demografie in Schildersbuurt-Oost

Demografie in Schildersbuurt-Oost Aantal inwoners Demografie in Schildersbuurt-Oost De buurt Schildersbuurt-Oost ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft 7.332 inwoners. Aantal inwoners De gemeente Den Haag telde op 1 januari 2015 515.739

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8 Samenvatting door Anne 1154 woorden 12 april 2017 6,3 46 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Paragraaf 2 Bevolkingsspreiding: de manier

Nadere informatie

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam Woningmarktrapport 4e kwartaal 215 Gemeente Amsterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 3 Aantal verkocht 25 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 1e kwartaal

Nadere informatie

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop VLUGSCHRIFT Bevolkingsprognose gemeente Groningen - Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop Inleiding De omvang en samenstelling van de bevolking van de gemeente Groningen

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

Verhuizingen naar inkomen in helmond. Het CBS heeft meer specifieke informatie beschikbaar. gesteld over het aantal verhuizingen van, naar en binnen

Verhuizingen naar inkomen in helmond. Het CBS heeft meer specifieke informatie beschikbaar. gesteld over het aantal verhuizingen van, naar en binnen FACTsheet Verhuizgen komen helmond Informatie van Onderzoek en Statistiek FACT sheet Het CBS heeft meer specifieke formatie beschikbaar gesteld over het aantal verhuizgen van, en bnen Verhuizgen komen,

Nadere informatie

Gemiddeld kindertal per vrouw,

Gemiddeld kindertal per vrouw, Indicator 11 maart 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2013 bedroeg het gemiddeld

Nadere informatie

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum 1. Ontwikkeling bevolking naar leeftijd De Primos huishoudensprognose (2011) voor de periode 2010-2040 schetst het volgend beeld:

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015 Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015 Menno ter Bals Inleiding Bij het bevolkingsregister van Curaçao 1 worden geboortes, sterftes, binnenlandse en buitenlandse verhuizingen (migraties) en huwelijken

Nadere informatie

Hypotheek Index Q1 2018

Hypotheek Index Q1 2018 Hypotheek Index Q1 2018 De Hypotheker schetst de situatie op de huizenmarkt. Waterbedeffect goed zichtbaar in Randstad Huizenkopers wijken uit naar gemeenten rondom de grote steden. Zo steeg het aantal

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-247 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2006. Grote steden in demografisch perspectief

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2006. Grote steden in demografisch perspectief Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2006 Grote steden in demografisch perspectief WPRB Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken WPRB Ingesteld door de minister van OCW Vinger aan de

Nadere informatie

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040: Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040: Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten De komende dertig jaar treedt in delen van Nederland, vooral in

Nadere informatie

Bevolkingsprognose 2010 2025 gemeente Groningen

Bevolkingsprognose 2010 2025 gemeente Groningen Deze publicatie is uitgegeven door Onderzoek en Statistiek Groningen September Bevolkingsprognose gemeente Groningen Inleiding Dit vlugschrift behandelt de bevolkingsprognose van de gemeente Groningen.

Nadere informatie

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek 7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek Auteur Remco Kaashoek De dynamiek op de koopwoningmarkt is tussen 2007 en 2011 afgenomen, terwijl die op de markt voor huurwoningen licht is gestegen. Het aantal

Nadere informatie

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Verhuisplannen en woonvoorkeuren Verhuisplannen en woonvoorkeuren Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 Bevolkingsdaling ontstaat niet alleen door demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing of

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-246 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist Bevolking Waar zit iedereen? Waar zit iedereen? Bevolkingsspreiding Vraag 1 van 9 Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist B. Onjuist De manier waarop de bevolking over een gebied

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

De Leidse bevolking in inwoners

De Leidse bevolking in inwoners De Leidse bevolking in 218 124.417 inwoners Colofon Analyses voor en vormgeving van deze publicatie door: BELEIDSONDERZOEK Gemeente Leiden info@leidenincijfers.nl www.leidenincijfers.nl serie statistiek

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei Praktische-opdracht door een scholier 2048 woorden 22 april 2003 5,9 100 keer beoordeeld Vak Wiskunde C PRACTISCHE OPDRACHT WISKUNDE: BEVOLKING Inhoudsopgave:

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-243 Datum Juli 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014 Indicator 19 maart 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2014 bedroeg het gemiddeld

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Sterkste groei bij werknemers

Sterkste groei bij werknemers In 1994 stagneerde de ontwikkeling van de koopkracht nog. In de daarop volgende jaren nam de koopkracht echter steeds sterker toe: met 1% in 1995 tot 1,5% in 1997. De grootste stijging,,7%, deed zich voor

Nadere informatie

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW HOOFDSTUK 2 DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW Van sterke bevolkingsgroei door migratie naar matige groei door geboorteoverschot De drooglegging van de Haarlemmermeerpolder

Nadere informatie

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015 Inhoud 1. Woningvoorraad 2 2. Huishoudens 4 3. Huishoudens in woningen 5 4. Verhuizingen 8 5. Verhuiswensen doorstromers 10 6. Verhuiswensen starters 14 7. Woonruimteverdeling 15 Inleiding Er is heel veel

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Versie juni 2016 Inleiding In deze derde monitor woningproductie wordt in vogelvlucht een weergave gegeven van de cijfers die op dit moment beschikbaar zijn. Het

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING DEMOGRAFISCH PROFIEL SURINAMERS IN NEDERLAND Op een studiedag voor het Surinaams Inspraak Orgaan in juni 2011 heeft Prof. dr. Chan Choenni een inleiding verzorgd over de demografie van de Surinaamse gemeenschap

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Rotterdam Onderzoek en Business Intelligence

Bevolkingsprognose Rotterdam Onderzoek en Business Intelligence Bevolkingsprognose Rotterdam 2018-2035 Onderzoek en Business Intelligence 1 Colofon Gemeente Rotterdam, afdeling Onderzoek en Business Intelligence (OBI) Datum: 30 oktober 2018 Auteurs: Wim van der Zanden

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht Woningmarktrapport - 4e kwartaal 213 Gemeente Dordrecht Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 1 aantal verkocht 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-244 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Bijlage bij brief Modernisering Huurbeleid

Bijlage bij brief Modernisering Huurbeleid Bijlage bij brief Modernisering Huurbeleid Inleiding Om inzicht te krijgen in de effecten van het beleid op segregatie, is het noodzakelijk de lokale situatie en de samenstelling van de voorraad in ogenschouw

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum Primos-model Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum 2 Het Primos-model Werking Primos-model Het Primos-model voorspelt de bevolkingsontwikkeling als gevolg van geboorte, sterfte, buitenlandse en binnenlandse

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Homoseksuelen in Amsterdam

Homoseksuelen in Amsterdam Homoseksuelen in Amsterdam Projectnummer 9150 In opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Marlon Nieuwenhuis drs. Marcel Janssen dr. Willem Bosveld Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012

Nadere informatie