De toepassing van richtlijn 2001/23/EG op enkele binnen de onderneming werkzame personen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De toepassing van richtlijn 2001/23/EG op enkele binnen de onderneming werkzame personen"

Transcriptie

1 Masterscriptie Arbeid en Onderneming Faculteit der rechtsgeleerdheid De toepassing van richtlijn 2001/23/EG op enkele binnen de onderneming werkzame personen De uitwerking van het Albron-arrest in een tijdperk van flexibele arbeidsrelaties Naam: Jessica Slagter adres: Studentnummer: Mastertrack: Arbeid & Onderneming Scriptiebegeleider: N. Jansen Datum:

2 Abstract In dit onderzoek werd geanalyseerd of afgezien van de reguliere werknemer - enkele andere binnen de onderneming werkzame personen op grond van artikel 7:663 BW en de richtlijn mee over kunnen gaan met de onderneming waarin zijn feitelijk werkzaam zijn, één en ander met behoud van de vóór de overgang bestaande arbeidsvoorwaarden. Deze vraag is versterkt na de uitspraak van de Hoge Raad in het Albron-arrest. Het onderzoek in deze scriptie bestaat voornamelijk uit een studie en analyse van literatuur, jurisprudentie en parlementaire stukken. De onderzochte literatuur bestond voornamelijk uit artikelen afkomstig uit arbeidsrechtelijke tijdschriften. Het jurisprudentieonderzoek zag op zowel nationale als Europese rechtspraak. Meer in het bijzonder werd in deze scriptie per hoofdstuk stil gestaan bij de positie van de intra-concern gedetacheerde werknemer, de uitzendkracht, de payrollwerknemer en de schijnzelfstandige bij overgang van de onderneming waar deze personen feitelijk werkzaam zijn. Tevens werd besproken hoe artikel 7:663 BW zich verhoudt tot het Albron-arrest en of wijziging van artikel 7:663 BW geboden is. Het doel van dit onderzoek was duidelijkheid te creëren over de positie van de bovenstaande in de onderneming werkzame personen bij overgang van hun materiële werkgever. Met name in de huidige arbeidsmarkt waarin verscheidene flexibele arbeidsrelaties naast elkaar bestaan, is het van belang te achterhalen wat de positie van deze werkenden is bij overgang van onderneming. Geconcludeerd is dat het naar alle waarschijnlijkheid mogelijk is dat naast de intra-concern gedetacheerde werknemer de payrollwerknemer mee over kan gaan met de onderneming waar hij permanent tewerkgesteld is, met behoud van zijn vóór de overgang bestaande arbeidsvoorwaarden. De situatie waarin de gedetacheerde werknemers zich in Albron bevonden is immers erg vergelijkbaar met de situatie waarin payrollwerknemers zich bevinden. Mijns inziens is het niet aannemelijk dat tevens de uitzendkracht en de schijnzelfstandige onder de bescherming van de richtlijn vallen. Hoewel de Hoge Raad in Albron geoordeeld heeft dat artikel 7:663 BW verenigbaar is met het doel en de bewoordingen van de richtlijn, verdient het mijns inziens aanbeveling dat artikel 7:663 BW gewijzigd wordt. Niet alleen past het artikel onder meer niet goed in de systematiek van boek 7 titel 10 afdeling 8, maar tevens bestaat onduidelijkheid over de hoofdelijke verbondenheid uit de laatste zin van artikel 7:663 BW. 1

3 Inhoudsopgave Abstract Inleiding Aanleiding Onderzoeksvraag Leeswijzer De positie van de binnen concern gedetacheerde werknemer bij overgang van de nietcontractuele werkgever Inleiding Relevante feiten Kantonrechter Utrecht en het Hof Amsterdam HvJEU 21 oktober Hof Amsterdam en de Hoge Raad Wanneer gaat de binnen concern gedetacheerde werknemer mee over met de inlener? Slechts een personeelsvennootschap? De arbeidsbetrekking Overgang van de arbeidsovereenkomst De hoofdelijke aansprakelijkheid van artikel 7:663 BW De positie van de uitzendkracht bij overgang van de inlenende onderneming Inleiding De uitzendkracht en de uitzendovereenkomst Overgang met de inlener De verhouding tussen Albron, Care4Care en Jouini De positie van de payrollwerknemer bij overgang van de inlenende onderneming Inleiding Payrolling: definitie en achtergrond Overgang met de inlener? De positie van de schijnzelfstandige bij overgang van de onderneming van de opdrachtgever Inleiding De schijnzelfstandige: definitie en achtergrond

4 5.3. De invloed van FNV Kiem op de richtlijn Overgang van de schijnzelfstandige met de onderneming van de opdrachtgever De richtlijnconforme interpretatie van artikel 7:663 BW Inleiding Hof Amsterdam en de Hoge Raad Wijziging van artikel 7:663 BW Conclusie Bronnenlijst

5 1.Inleiding 1.1. Aanleiding Richtlijn 2001/23/EG betreffende het behoud van de rechten van werknemers bij overgang van onderneming (hierna: de richtlijn) beoogt werknemers bij overgang van onderneming te beschermen. Zo gaan bij een overgang in de zin van artikel 7:662 BW e.v. de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten die op het tijdstip van overgang bestaan met de vervreemder van de onderneming van rechtswege over. De vervreemder blijft vervolgens gedurende één jaar na de overgang hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die tot het tijdstip van overgang uit de arbeidsovereenkomst zijn voortgevloeid. In Nederland ging men voor de toepassing van de richtlijn gedurende lange tijd uit van de formele leer. 1 Deze leer hield in dat een werknemer slechts over kon gaan, indien de onderneming van de werkgever waar hij formeel in dienst was, overging naar een andere onderneming. Op 5 april 2013 heeft de Hoge Raad 2 echter in het voor de Nederlandse rechtspraktijk baanbrekende Albron-arrest geoordeeld dat de binnen concern gedetacheerde werknemer tevens mee over kan gaan met de onderneming waar hij permanent tewerkgesteld is en waarbij hij niet formeel in dienst is. Na de publicatie van het Albron-arrest zijn in de literatuur en de praktijk vele vragen ontstaan. Zo is het onder meer nog steeds maar de vraag onder welke concrete voorwaarden een intraconcern gedetacheerde werknemer nu precies mee over kan gaan. Daarnaast is een veel gestelde vraag of het Albron-arrest niet tevens kan zien op andere (driehoeks)relaties die zich buiten concern afspelen. Te denken valt in dat verband niet alleen aan de positie van de uitzendkracht bij overgang van de inlenende onderneming, maar ook aan de positie van de payrollwerknemer. Tevens zou men zich af kunnen vragen of niet ook de schijnzelfstandige een beroep op de richtlijn zou kunnen doen. Het belang te achterhalen welke categorieën van in de onderneming werkzame personen mee over zouden kunnen gaan is groot. In een tijdperk waarin flexibele arbeidsrelaties en verscheidene nieuwe contractvormen in onze arbeidsmarkt een belangrijke rol spelen 3, is het van belang te achterhalen welke bescherming deze specifieke categorieën op grond van de richtlijn toekomt. In deze scriptie zal dan ook onderzocht worden welke gevolgen het Albron-arrest heeft voor deze verschillende in de onderneming werkzame personen. 1 Pres. Rb. Arnhem 29 oktober 1982, NJ 1982/619 (Heidemij). 2 HR 5 april 2013, JAR 2013/ Echtelt & Voogd-Hamelink, Arbeidsmarkt in kaart oktober

6 1.2. Onderzoeksvraag In deze scriptie staat kort gezegd centraal wie afgezien van de reguliere werknemer - onder de bescherming van de richtlijn valt. De onderzoeksvraag die in deze scriptie zal worden behandeld luidt als volgt: Is het mogelijk dat op grond van artikel 7:663 BW en de richtlijn overgang van onderneming, personen die niet in dienst zijn van de overgaande onderneming maar daar wel feitelijk werkzaam zijn, onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee overgaan naar de verkrijger? Zo ja, onder welke voorwaarden is dit mogelijk? Deze onderzoeksvraag zal aan de hand van de volgende deelvragen worden behandeld: - Onder welke voorwaarden kan een intra-concern gedetacheerde werknemer ingevolge het Albron-arrest onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee overgaan op de verkrijger? - Kan een uitzendkracht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee overgaan met de inlenende onderneming? - Kan een payrollwerknemer onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee overgaan met de onderneming van de opdrachtgever? - Is het mogelijk dat de schijnzelfstandige onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee overgaat met de onderneming van zijn opdrachtgever? - Hoe verhoudt artikel 7:663 BW zich tot de richtlijn en zal wetswijziging op zijn plaats zijn? 1.3. Leeswijzer Per hoofdstuk zal één deelvraag worden behandeld. In het volgende hoofdstuk zal de positie van de intra-concern gedetacheerde werknemer bij overgang van de inlenende onderneming centraal staan. Vervolgens zullen in het derde tot en met het vijfde hoofdstuk de posities van de uitzendkracht, de payrollwerknemer en de schijnzelfstandige aan bod komen. Na behandeling van deze verschillende categorieën van in de onderneming werkzame personen, zal er in hoofdstuk zes worden behandeld hoe artikel 7:663 BW zich verhoudt tot de richtlijn en of wetswijziging van dit artikel eventueel geboden is. Tot slot zullen in hoofdstuk 7 de voornaamste conclusies uit de voorgaande hoofdstukken worden besproken. 5

7 2. De positie van de binnen concern gedetacheerde werknemer bij overgang van de niet-contractuele werkgever 2.1. Inleiding In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik beknopt de feiten en de procedure bespreken die tot de baanbrekende Albron-uitspraak hebben geleid. In de daaropvolgende paragrafen zal ik bespreken onder welke omstandigheden een binnen concern gedetacheerde werknemer onder dezelfde arbeidsvoorwaarden kan overgaan met de onderneming waar hij feitelijk tewerk is gesteld Relevante feiten Binnen het Heineken-concern was al het personeel in dienst van Heineken Nederlands Beheer B.V. (hierna: HNB). HNB functioneerde als centrale werkgeefster en detacheerde haar personeel bij afzonderlijke werkmaatschappijen, zijnde zustervennootschappen van HNB, van het Heineken-concern in Nederland. Roest was van 17 juli 1985 tot 1 maart 2005 in dienst van HNB in de functie van medewerker catering. Samen met 70 andere cateringmedewerkers voerde hij werkzaamheden uit voor de werkmaatschappij Heineken Nederland B.V. (hierna: HN), die tot 1 maart 2005 op verschillende locaties de zogenoemde catering- en hospitalityactiviteiten van het Heineken-concern exploiteerde. HN heeft in 2004 besloten de cateringactiviteiten uit te besteden aan Albron. Albron is een onderneming die zich bezighoudt met onder meer contractcatering. Met ingang van 1 maart 2005 zijn de cateringactiviteiten van HN uitbesteed aan Albron. Roest is met ingang van die datum in dienst getreden bij Albron in de functie van medewerker bedrijfsrestaurant. In de arbeidsovereenkomst tussen Roest en Albron is een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de door Albron aangeboden arbeidsvoorwaarden. De arbeidsvoorwaarden die bij Albron golden waren echter aanzienlijk minder gunstig voor Roest. 6

8 Kantonrechter Utrecht en het Hof Amsterdam Het bovenstaande heeft ertoe geleid dat Roest en de FNV uiteindelijk een bodemprocedure zijn gestart bij de kantonrechter Utrecht. 4 Zij vorderden onder meer een verklaring voor recht dat de overgang van de cateringactiviteiten op 1 maart 2005, waarbij HN de overdragende partij was en Albron de verkrijgende partij, een overgang van onderneming is in de zin van EG- richtlijn 23/2001 (hierna: de richtlijn) en dat de werknemers die in dienst waren van HNB doch feitelijk gedetacheerd werden bij HN van rechtswege in dienst traden bij Albron. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. Albron is van dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het Hof Amsterdam. Het hof heeft op zijn beurt twee prejudiciële vragen aan het HvJEU voorgelegd. Deze luidden uiteindelijk als volgt 5 : 1. Moet Richtlijn 2001/23/EG aldus worden uitgelegd dat van de in artikel 3 lid 1 eerste volzin bedoelde overgang van rechten en verplichtingen op de verkrijger uitsluitend sprake is indien de vervreemder van de over te dragen onderneming ook de formele werkgever is van de betrokken werknemers of brengt de door de richtlijn beoogde bescherming van werknemers mee dat bij overgang van een onderneming van de tot een concern behorende werkmaatschappij de rechten en verplichtingen ten opzichte van de ten behoeve van deze onderneming werkzame werknemers op de verkrijger overgaan indien al het binnen het concern werkzame personeel in dienst is van een (eveneens tot dat concern behorende) personeelsvennootschap die fungeert als centrale werkgeefster? 2. Hoe luidt het antwoord op het tweede deel van de eerste vraag indien werknemers als daar bedoeld die ten behoeve van een tot een concern behorende onderneming werkzaam zijn in dienst zijn van een andere, eveneens tot dat concern behorende vennootschap, niet zijnde een personeelsvennootschap zoals in de eerste vraag omschreven? HvJEU 21 oktober 2010 Bovenstaande prejudiciële vragen werden door het HvJEU als volgt geherformuleerd 6 : 4 Rb. Utrecht (ktr.) 15 maart 2006, JAR 2006/80. 5 Hof Amsterdam 29 mei 2008, JAR 2008/218 en Hof Amsterdam 30 juni 2009, JAR 2009/ HvJ EU 21 oktober 2010, JAR 2010/298. 7

9 Met haar twee vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of, bij de overgang in de zin van richtlijn 2001/23 van een tot een concern behorende onderneming naar een onderneming buiten dat concern, ook de tot het concern behorende onderneming waarbij de werknemers permanent zijn tewerkgesteld, zonder evenwel door een arbeidsovereenkomst aan die onderneming (hierna: niet-contractuele werkgever ) te zijn gebonden, als een vervreemder in de zin van artikel 2, lid 1, sub a, van die richtlijn kan worden beschouwd, aangezien er binnen dat concern een onderneming bestaat waaraan de betrokken werknemers wel door een dergelijke arbeidsovereenkomst zijn gebonden (hierna: contractuele werkgever ). Het HvJEU overweegt dat uit artikel 2 van de richtlijn blijkt dat de vervreemder degene is die door een overgang in de zin van artikel 1, lid 1, van die richtlijn de hoedanigheid van werkgever ondernemer verliest. Uit de feiten in het hoofdgeding blijkt volgens het HvJEU duidelijk dat de niet-contractuele werkgever sinds de vervreemding van de overgedragen activiteiten de hoedanigheid van niet-contractuele werkgever heeft verloren. Daarom kan volgens het HvJEU niet worden uitgesloten dat hij kan worden beschouwd als een vervreemder in de zin van artikel 2, lid 1, sub a van de richtlijn. Bovendien overweegt het HvJEU dat uit 3, lid 1 van de richtlijn blijkt dat de door de richtlijn aan werknemers geboden bescherming bij verandering van onderneming betrekking heeft op de rechten en verplichtingen die voor de vervreemder voortvloeien uit het bestaan, op het tijdstip van de overgang van onderneming, van een arbeidsovereenkomst of arbeidsbetrekking. Met dien verstande dat de vraag of er al dan niet een arbeidsovereenkomst of arbeidsbetrekking bestaat, ingevolge artikel 2, lid 2 van de richtlijn, moet worden uitgemaakt aan de hand van het nationale recht. Het feit dat uit artikel 3, lid 1 van de richtlijn volgt dat er ten tijde van de overgang hetzij een arbeidsovereenkomst hetzij een arbeidsbetrekking moet bestaan, leidt volgens het HvJEU tot de gedachte dat de Uniewetgever een contractuele band met de vervreemder niet in alle omstandigheden vereist om de werknemers aanspraak te geven op de bescherming van de richtlijn. Uit de richtlijn blijkt niet dat de verhouding tussen de arbeidsovereenkomst en arbeidsbetrekking een subsidiariteitsverhouding is, en dat het dan ook niet zo is dat de contractuele werkgever dient te prevaleren. Uit artikel 1, lid 1, sub b van de richtlijn volgt immers dat de overgang met name ziet op de wijziging van de rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de economische activiteiten van die overgedragen eenheid en die, uit dien hoofde, als werkgever van de werknemers van die eenheid 8

10 arbeidsbetrekkingen heeft met die werknemers. Hieruit volgt dat de contractuele werkgever, die immers niet verantwoordelijk is voor de overgedragen activiteiten van de economische eenheid, niet systematisch prevaleert boven de positie van de niet-contractuele werkgever. Het HvJEU vermeld hierbij dat bovenstaande analyse steun vindt in punt 3 van de considerans waarin staat vermeld dat werknemers bij verandering van ondernemer dienen te worden beschermd. Indien er binnen een concern dan ook twee werkgevers naast elkaar bestaan, waarvan de één contractuele betrekkingen en de ander niet-contractuele betrekkingen heeft met de werknemers van dat concern, kan de niet-contractuele werkgever eveneens als vervreemder worden beschouwd Hof Amsterdam en de Hoge Raad Albron en FNV stellen zich bij terugverwijzing bij het Hof Amsterdam 7 op het standpunt dat de wettekst van artikel 7:663 BW, de daaraan ten grondslag liggende parlementaire geschiedenis en de wetssystematiek van titel 10 van boek 7 BW in de weg staan aan een richtlijnconforme interpretatie, aangezien dit zou leiden tot een uitspraak contra legem. Bovendien stelt Albron dat het beginsel van rechtszekerheid meebrengt dat er geen richtlijnconforme interpretatie kan plaatsvinden. Het Hof Amsterdam oordeelt echter dat de uitbesteding dient te worden aangemerkt als een overgang van onderneming in de zin van de richtlijn en dat een dergelijke uitlegging noch contra legem is en noch in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De Hoge Raad bekrachtigt dit arrest. 8 Bovendien oordeelt de Hoge Raad dat artikel 7:663 BW op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als het HvJEU de richtlijn heeft uitgelegd in Albron. In het laatste hoofdstuk ga ik uitvoeriger in op de beoordeling omtrent de richtlijnconforme interpretatie. De bekrachtiging van het arrest van het Hof Amsterdam betekent dat Albron is veroordeeld, naast betaling van het achterstallig loon de arbeidsvoorwaarden vanaf 1 maart 2005 toe te passen die golden tussen Roest en HNB tot 1 maart Wanneer gaat de binnen concern gedetacheerde werknemer mee over met de inlener? Uit het voorgaande is gebleken dat bij de overgang van een tot een concern behorende onderneming naar een onderneming buiten dat concern, ook de tot het concern behorende 7 Hof Amsterdam 25 oktober 2011, JAR 2011/ HR 5 april 2013, JAR 2013/125. 9

11 onderneming waarbij de werknemers permanent te werk zijn gesteld, als een vervreemder in de zin van de richtlijn kan worden beschouwd. Uit de uitspraken van het Hof Amsterdam en de Hoge Raad volgt dat de arbeidsovereenkomst tussen HNB en Roest zijn overgegaan op Albron. De uitspraken van het HvJEU en de Hoge Raad hebben vele vragen doen ontstaan. Ik zal me in het onderstaande echter beperken tot de uitwerking van vragen die van belang zijn om te achterhalen aan welke vereisten voldaan moet zijn, wil een binnen concern gedetacheerde werknemer onder dezelfde arbeidsvoorwaarden mee over kunnen gaan met de concernvennootschap waar hij feitelijk tewerk is gesteld. Ik zal in het onderstaande in navolging van bestaande rechtspraak 9 als uitgangspunt nemen dat een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de werknemer en de concernvennootschap waarbij hij formeel in dienst is Slechts een personeelsvennootschap? In de Albron-casus waren alle werknemers in dienst van een personeelsvennootschap en waren zij tewerkgesteld bij een tot het concern behorende werkmaatschappij. Het Hof Amsterdam heeft vanwege deze omstandigheid in zijn tweede prejudiciële vraag de vraag voorgelegd of de niet-contractuele werkgever binnen een concern ook als vervreemder kan worden aangemerkt indien de werknemers niet allemaal in dienst zijn van een personeelsvennootschap. Uit het arrest van het HvJEU en de literatuur zou men kunnen afleiden dat het HvJEU in dit verband geen onderscheid maakt tussen personeelsvennootschappen en andere concernvennootschappen. Zo bespreken Holtzer, Beltzer en Haanappel in hun artikelen dat men dit kan afleiden uit het feit dat het HvJEU de twee prejudiciële vragen gezamenlijk heeft beantwoord. 11 Bovendien lijkt het ontbreken van onderscheid te kunnen worden afgeleid uit de conclusie in r.o. 32 van het HvJEU 12, waarin 9 Zie Hof Amsterdam 8 juni 2009, JAR 2009/180, Hof Amsterdam 14 februari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8922, Hof Amsterdam 10 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2223 en HR 5 april 2013, NJ 2013/389, m.nt. Verhulp (Albron/FNV c.s.). 10 Er valt immers ook wat voor te zeggen dat de werknemers in dienst zijn van de vennootschap waar ze feitelijk werkzaam zijn en dat de formele werkgever niet als werkgever valt aan te merken. Zie Beltzer, TAO, , en Zwemmer, Ondernemingsrecht 2016/ Holtzer, ArbeidsRecht 2011/19, en Beltzer & Haanappel, ArA , p HvJEU 21 oktober 2010, JAR 2010/

12 het HvJEU oordeelt dat binnen het concern een onderneming bestaat waaraan de werknemers wel door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden. 13 Het Hof Amsterdam 14 lijkt in een andere zaak echter wel waarde te hechten aan de vraag of de werknemers bij een personeelsvennootschap in dienst zijn. Het hof herhaalt het oordeel van het HvJEU in rechtsoverweging 32, maar lijkt hierbij voorop te stellen dat de werknemer in dienst dient te zijn van een tot het concern behorende personeelsvenootschap. 15 Het hof oordeelt dat er in de betreffende zaak geen sprake was van een situatie waarin de werknemers permanent waren tewerkgesteld bij de werkmaatschappij. Het hof leek bij deze beoordeling, naast het feit dat de werknemers niet uitsluitend werkzaamheden voor de werkmaatschappij verrichtten, belang te hechten aan het feit dat tussen partijen is komen vast te staan dat de vennootschappen waar de werknemers in dienst waren geen personeelsvennootschappen waren. 16 Ook Scheepstra lijkt in haar noot bij deze uitspraak deze overweging van het Hof op een dergelijke manier te interpreteren. 17 Scheepstra gaat echter niet in op dit deel van de overweging van het Hof Amsterdam. Het Hof Den Bosch daarentegen lijkt op zijn beurt geen waarde te hechten aan het onderscheid tussen een personeelsvennootschap of een andere concernvennootschap. Dit hof rept namelijk met geen woord over een personeelsvennootschap, maar spreekt slechts over een onderneming waaraan de betrokken werknemers door een dergelijke arbeidsovereenkomst zijn gebonden. Ook de Rechtbank Amsterdam leek voornoemd onderscheid niet te maken in een zaak die zag op de vraag of een werknemer die in dienst was van een concernonderneming, maar die bij verschillende werkmaatschappijen binnen hetzelfde concern werkzaam is geweest, mee kon overgaan met de werkmaatschappij(en). 18 Ondanks de uitspraak van het Hof Amsterdam denk ik vanwege dezelfde redenen als Holtzer, Beltzer en Haanappel dat het HvJEU niet vereist dat de werknemers in dienst dienen te zijn van een personeelsvennootschap. Ik kan bovendien net als Beltzer en Haanappel geen goede reden verzinnen voor de stelling dat er wel een verschil in behandeling dient te zijn voor het 13 Beltzer en Haanappel, ArA p Hof Amsterdam 3 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015: Hof Amsterdam 3 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:773, r.o Hof Amsterdam 3 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:773 r.o Hof Amsterdam 3 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:773, JIN 2015/120, m.nt. R.E.G. Scheepstra. 18 Rb. Amsterdam 29 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BV

13 geval de werknemers in dienst zijn van een personeelsvennootschap of een andere vennootschap binnen het concern De arbeidsbetrekking Een andere vraag die is ontstaan, is wat het HvJEU nu precies onder het begrip arbeidsbetrekking verstaat. In het Nederlandse recht kennen we dit begrip immers niet. Uit het Albron-arrest kan in ieder geval worden afgeleid dat met arbeidsbetrekking wordt bedoeld de materiële band tussen een werknemer en een onderneming. 19 Van een arbeidsbetrekking is in ieder geval sprake indien een intra-concern gedetacheerde werknemer permanent is tewerkgesteld bij een bij het concern behorende onderneming. Een volgende vraag is wanneer een werknemer nu permanent tewerkgesteld is bij de concernmaatschappij waar hij zijn werkzaamheden verricht. Dient hij hier al gedurende een bepaalde tijd tewerk te zijn gesteld? En hoelang dient die periode dan te zijn? Of gaat het meer om de intentie van partijen? Ook in de literatuur zijn deze vragen gesteld. De meningen lopen echter uiteen. Zo stellen Beltzer en Zwemmer dat er huns inziens niet zozeer dient te worden gekeken naar de duur van de tewerkstelling bij de niet-contractuele werkgever, maar dat vooral moet worden gekeken naar de werkzaamheden waarvoor de werknemer op basis van zijn kwalificaties werd aangenomen. Daarnaast dient volgens hen te worden gekeken of de werknemer op basis van de door partijen gemaakte afspraken uitsluitend werkzaam zou zijn bij de overgegane onderneming. Zo menen zij dat de high potential die in het kader van zijn interne opleiding steeds gedurende korte perioden werkzaam is bij verschillende werkmaatschappijen van het concern, niet mee overgaat met de onderneming waar hij op dat moment werkzaam is. 20 Enigszins in deze lijn menen Bouwens en Witteveen dat voor de definiëring van het permanente karakter van de arbeidsbetrekking in eerste instantie beslissend is wat partijen voor ogen stond. Zo menen zij dat indien de tewerkstelling voor onbepaalde tijd plaatsvindt, er al van aanvang af gesproken kan worden van voldoende duurzaamheid om aanspraak te kunnen maken op de bescherming van de richtlijn. 21 Holtzer daarentegen meent dat een tewerkstelling voor onbepaalde tijd bij de werkmaatschappij van aanvang af niet per definitie permanent is. Hij meent dat het criterium permanente tewerkstelling eventueel wel door de 19 Knipschild & Fennema, ArbeidsRecht 2011/1. 20 Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , p Bouwens & Witteveen, TAP 2011/1, par

14 rechter kan worden beoordeeld aan de hand van het Haviltex-criterium. 22 Schermerhorn en Van den Hout menen op hun beurt dat de intentie van partijen niet leidend kan zijn, maar dat er een volle integrale toets dient plaats te vinden van de feitelijke duur van de tewerkstelling tezamen met de bedoeling van partijen. 23 Ook zijn er na het Albron-arrest enkele zaken gepubliceerd, waarin de rechter diende te oordelen of er sprake was van een arbeidsbetrekking. Uit deze rechtspraak zou men een aantal gezichtspunten kunnen afleiden. Aangezien er nog niet veel rechtspraak over deze kwestie is gepubliceerd, vallen hier echter geen algemeen geldende gezichtspunten uit af te leiden. Zo oordeelde het Hof Amsterdam 24 dat pas sprake kan zijn van een permanente tewerkstelling en dus een arbeidsbetrekking indien de werknemers uitsluitend werkzaamheden verrichten voor de onderneming waar zij zijn tewerkgesteld. In deze zaak verrichtten de werknemers immers ook werkzaamheden voor andere vennootschappen binnen het concern. De werknemers voerden aan dat er desondanks wel sprake was van een arbeidsbetrekking, omdat de werkzaamheden die zij verrichten voor andere vennootschappen verwaarloosbaar waren in verhouding tot de werkzaamheden die zij verrichten bij de betreffende onderneming. De werknemers deden hierbij een beroep op het Botzen-arrest 25. Het hof volgde de werknemers echter niet in hun betoog, omdat de in dat arrest gegeven regel betrekking had op een geheel andere situatie, namelijk die waarin het gaat om de vraag welke werknemers bij overgang van een bepaald onderdeel van een onderneming mee overgaan. 26 Een andere uitspraak betreft die van de Amsterdamse kantonrechter 27. Uit deze uitspraak kan men afleiden dat de rechter niet spreekt van permanente tewerkstelling indien een werknemer afhankelijk van de behoefte slechts afwisselend werkzaam is in de betreffende onderneming. Bovendien dient er volgens deze kantonrechter sprake te zijn van een situatie die gelijk is te stellen aan een materieel werkgeverschap. Daar was in deze zaak geen sprake van aangezien de werknemer instructies kreeg van zijn formele werkgever en niet van de onderneming waar hij (afwisselend) werkzaam was. 22 Holtzer, ArbeidsRecht 2011/19, par Schermerhorn & Van den Hout, Arbeidsrecht 2013/ Hof Amsterdam 3 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:773., 25 HvJ EU 7 februari 1985, NJ 1985/902 (Botzen). 26 Zie echter Beltzer & Haanappel, ArA waarin zij stellen dat de Botzen-leer als uitgangspunt kan dienen in een situatie waarin moeilijk is vast te stellen wie de niet-contractuele werkgever is. 27 Rb. Amsterdam 29 november 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BV

15 Het Hof s-hertogenbosch 28 motiveert op zijn beurt in een andere zaak, mijns inziens niet erg duidelijk, waarom in die zaak sprake was van een arbeidsbetrekking. Het Hof lijkt ervan uit te gaan dat sprake was van een arbeidsbetrekking met de onderneming, omdat de betreffende werknemer al vijf jaar werkzaam was bij de betreffende onderneming. Niet geheel duidelijk is of het hof slechts de duur van deze periode van beslissend belang heeft geacht of dat het hof volstaat met deze constatering omdat tevens het antwoord op de vraag of de werknemer permanent tewerk was gesteld tussen partijen al vaststond. Tot slot volgt de recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland 29. De rechter leek in deze zaak voornamelijk de bedoeling van partijen van belang te achten. De specifieke duur van de tewerkstelling tot de overgang leek niet van belang te zijn. Ik ben in lijn met de laatstgenoemde uitspraak van mening dat niet per se de duur van de tewerkstelling, maar de intentie van partijen van belang dient te zijn bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsbetrekking. Het doel van de richtlijn is immers de rechten (en plichten) van werknemers bij overgang van onderneming te beschermen. Ik ben dan ook van mening dat van aanvang af al sprake is van een arbeidsbetrekking indien een werknemer met zijn formele werkgever afspreekt dat hij slechts/hoofdzakelijk werkzaam zal zijn bij onderneming X. Uiteraard dient de feitelijke situatie overeen te komen met de gemaakte afspraken, in die zin dat de werknemer ook daadwerkelijk tewerk is gesteld bij de betreffende onderneming. Indien men de feitelijke duur van belang zal achten, zal dat kunnen betekenen dat een werknemer die nog maar recentelijk te werk is gesteld bij de onderneming waarvoor hij recent feitelijk is aangenomen, geen beroep toekomt op de bescherming van de richtlijn, terwijl hij zijn arbeidszekerheid aan deze onderneming ontleent. Een dergelijke uitkomst lijkt mij ongewenst en niet in lijn met Albron. Uit Albron is immers gebleken dat werknemers die niet in dienst zijn van een onderneming niet mogen worden benadeeld indien zij hun arbeidszekerheid aan deze onderneming ontlenen. Ik denk dan ook dat het - zoals Beltzer en Zwemmer bespreken onder meer van belang is na te gaan voor welke werkzaamheden de werknemer op basis van zijn kwalificaties is aangenomen. 30 Hieruit kan men immers afleiden op welke onderneming partijen het oog hadden om de werknemer (permanent) tewerk te stellen. 28 Hof s-hertogenbosch 15 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014: Rb. Midden-Nederland 12 april 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018: Dit gebeurt feitelijk ook in Rb. Midden-Nederland 12 april 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:

16 Overgang van de arbeidsovereenkomst Uit de uitspraak van het Hof Amsterdam 31 en de Hoge Raad 32 in de Albron-zaak, is gebleken dat de arbeidsovereenkomsten van de betreffende werknemers zijn overgegaan op Albron. De vraag is echter hoe dit is gebeurd. De arbeidsovereenkomsten bevonden zich immers niet bij HN, maar bij de formele werkgever HNB. In de literatuur wordt hier verschillend over gedacht. Zo zijn er auteurs die van mening zijn dat het HvJEU heeft bedoeld dat indien de onderneming waar de werknemer werkzaam is, op grond van zijn arbeidsbetrekking met deze onderneming, ook de arbeidsovereenkomst met zijn formele werkgever van rechtswege overgaat op de verkrijger. 33 Andere schrijvers menen dat de arbeidsovereenkomst niet per definitie mee overgaat op de verkrijger. 34 Ik ben het echter met de eerste groep schrijvers eens. Het feit dat het HvJEU niet uitdrukkelijk overweegt dat de arbeidsovereenkomsten van rechtswege mee overgaan, komt ook mijns inziens door de manier waarop de prejudiciële vraag is geformuleerd. Het HvJEU onderzoekt immers slechts of de onderneming waar de werknemers permanent te werk zijn gesteld als vervreemder in de zin van de richtlijn kan worden aangemerkt. De gevolgtrekking dat de arbeidsovereenkomst bij de contractuele werkgever van rechtswege overgaat op de verkrijger lijkt me in lijn met de bescherming die het HvJEU heeft willen geven aan werknemers die werkzaam zijn bij hun materiële werkgever op grond van een arbeidsbetrekking. Door overgang van rechtswege van de arbeidsovereenkomsten naar de verkrijger, blijven de geldende rechten en plichten van de werknemers immers behouden. Aangezien de arbeidsovereenkomst zich bevindt bij de contractuele werkgever kan de nietcontractuele werkgever deze arbeidsovereenkomst niet overdragen (in lijn met het nemo-plus beginsel). Daarnaast blijft bij een dergelijke overgang van rechtswege geen arbeidsovereenkomst achter bij de contractuele werkgever. Indien de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege zou zijn overgegaan, zou de arbeidsovereenkomst bij de contractuele werkgever zijn voortbestaan nu er geen rechtsgeldig einde aan is gekomen en dat leidt tot een juridisch onduidelijke situatie. 31 Hof Amsterdam 25 oktober 2011, JAR 2011/ Hoge Raad 5 april 2013, JAR 2013/ Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , paragraaf 5.1, Zwemmer, TRA , p , Beltzer & Haanappel, ArA , p. 70, van Schadewijk, TRA 2018/47, par Knipschild & van Fenema, ArbeidsRecht , p. 3 en Bouwens & Witteveen, TAP , p

17 Bouwens en Witteveen zijn echter van mening dat de arbeidsovereenkomst niet per definitie van rechtswege overgaat op de verkrijger. 35 Zo menen zij dat het HvJEU in Albron heeft geoordeeld dat tijdens de overgang sprake was van meerdere vervreemders, namelijk de contractuele werkgever (HNB) en de niet-contractuele werkgever (HN). Dit zou volgens hen blijken uit het feit dat het HvJEU omschrijft dat de niet-contractuele werkgever waarbij de werknemers permanent zijn tewerkgesteld eveneens kan worden beschouwd als een vervreemder. Zij bespreken dat op grond van artikel 3 van de richtlijn de rechten en plichten welke voor die vervreemder voortvloeien uit het op het moment van overgang tussen hem en de permanent tewerkgestelde bestaande arbeidsbetrekking, mee overgaan op de verkrijger. De rechten die uit de arbeidsbetrekking voortvloeien zijn met name beperkt tot arbeidstijden en arbeidsomstandigheden. De belangrijkste arbeidsvoorwaarden uit de arbeidsovereenkomst gaan dan ook niet mee over, tenzij de contractuele werkgever ook als vervreemder valt aan te merken. Dit laatste was het geval nu het HvJEU volgens hen oordeelde dat er meerdere vervreemders waren. Zij menen dat het HvJEU is uitgegaan van de Franse en Engelse versie van de richtlijn. Om op grond van deze versies als vervreemder aangemerkt te worden is het volgens hen van doorslaggevend belang dat de vervreemder door de overgang de hoedanigheid van werkgever verliest. Nu al het personeel door Albron was overgenomen, is HNB zijn hoedanigheid van werkgever verloren en was HNB tevens als vervreemder aan te merken. Om deze reden zijn de arbeidsovereenkomsten volgen Bouwens en Witteveen overgegaan naar Albron. Indien het personeel niet door Albron was overgenomen, zou slechts de arbeidsbetrekking zijn overgegaan. De arbeidsovereenkomst zou dan volgens hen zijn achtergebleven bij de contractuele werkgever en de werknemers zouden daar in dienst zijn gebleven. Zij zouden gehouden zijn hetzelfde werk te verrichten op basis van dezelfde arbeidsvoorwaarden en zouden dezelfde ontslagbescherming genieten als voorheen. Ik lees het arrest van het HvJEU echter anders. Naar mijn mening volgt uit het Albron-arrest dat slechts degene die verantwoordelijk is voor de economische activiteiten van de overgedragen eenheid en die uit dien hoofde arbeidsbetrekkingen heeft met de werknemers, als vervreemder wordt aangemerkt. Er is dan ook maar één vervreemder aan te merken, ofwel de contractuele werkgever ofwel de niet-contractuele werkgever. 36 De arbeidsovereenkomst moet dan ook op een andere manier zijn overgegaan, nu de contractuele werkgever mijns inziens in Albron niet als vervreemder te kwalificeren valt. Ik denk dan ook in 35 Bouwens & Witteveen, TAP , par Beltzer en Haanappel, ArA , blz

18 overeenstemming met hetgeen ik bovenstaand reeds uiteen heb gezet, dat de arbeidsovereenkomst vanuit de contractuele werkgever van rechtswege overgaat op de verkrijger De hoofdelijke aansprakelijkheid van artikel 7:663 BW Artikel 7:663 BW, laatste zin, bepaalt dat de werkgever in de overgaande onderneming gedurende een jaar na de overgang naast de verkrijger hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan vóór dat tijdstip. Deze verplichting is op grond van de optionele bepaling in artikel 3 lid 1 van de richtlijn door de Nederlandse wetgever in artikel 7:663 BW opgenomen. De wetgever was hiertoe op grond van de richtlijn niet verplicht. Na Albron is tevens de vraag ontstaan welke onderneming bij overgang van de onderneming van de niet-contractuele werkgever naast de verkrijger op grond van artikel 7:663 BW aansprakelijk kan worden gesteld. 37 In het kader van mijn onderzoeksvraag is het van belang te achterhalen jegens wie de permanent gedetacheerde werknemers hun uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten geldend kunnen maken. De Hoge Raad heeft in Albron geoordeeld dat met de term werkgever in artikel 7:663 BW hetzelfde wordt bedoeld als het begrip vervreemder zoals dat is gedefinieerd in de richtlijn. Een vervreemder in de zin van de richtlijn is kort gezegd de natuurlijke of rechtspersoon die door een overgang in de zin van de richtlijn, de hoedanigheid van ondernemer ten aanzien van de overgegane onderneming verliest. Een dergelijke lezing van de term werkgever in artikel 7:663 BW zou erop neer komen dat in een situatie als in Albron, de niet-contractuele werkgever naast de verkrijger gedurende een jaar hoofdelijk verbonden is voor de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. In de literatuur is men het er over eens dat er veel voor te zeggen valt dat in een Albronsituatie slechts de formele werkgever en niet de niet-contractuele werkgever, naast de verkrijger hoofdelijk verbonden is voor de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. 38 Nu vóór de overgang slechts de contractuele werkgever op grond van artikel 7:610 BW aansprakelijk was voor de verplichtingen die voortvloeiden uit de 37 Beltzer & Haanappel, ArA , blz. 70, Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , paragraaf 5.2, Zwemmer 2012, p. 202, Schermerhorn & Van den Hout, ArbeidsRecht 2013/46, van Schadewijk, TRA 2018/47, par Zwemmer 2012, p. 209, Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , par.5.2, van Schadewijk, TRA 2018/47, par

19 arbeidsovereenkomst, lijkt het mij dan ook dat slechts deze werkgever naast de verkrijger hoofdelijk verbonden dient te zijn. Nu de bepaling betreffende hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van de richtlijn optioneel is voor de lidstaten valt er volgens Beltzer en Zwemmer te betogen dat het mogelijk is de door de Hoge Raad gegeven invulling van het begrip werkgever tot de eerste zin van artikel 7:663 BW te beperken. 39 Het oordeel van de Hoge Raad sluit mijns inziens in Albron deze mogelijkheid niet uit doordat de Hoge Raad zich slechts lijkt te beperken tot de uitleg van de eerste zin van artikel 3 lid 1 van de richtlijn en de eerste zin van artikel 7:663 BW. 40 Ondanks dat het enigszins omslachtig is aan twee begrippen in één artikel twee verschillende betekenissen te geven, denk ik dat er gezien de voorgaande argumenten veel voor deze mogelijkheid te zeggen valt. Door slechts de contractuele werkgever naast de verkrijger hoofdelijk verbonden te achten op grond van 7:663 BW wordt immers het doel van de richtlijn bereikt. De ratio achter de hoofdelijke verbondenheid is onder meer immers om de nadelige gevolgen voor de werknemer na de overgang van zijn arbeidsovereenkomst op een minder solvente werkgever te compenseren. 41 De overgegane werknemers bevinden zich dan in een gelijke situatie als voorheen, namelijk de situatie dat zij hun contractuele werkgever konden aanspreken voor de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Ik ben dan ook niet van mening dat de overgegane werknemers naast de verkrijger voor alle uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten zowel de contractuele- als de niet-contractuele werkgever aan kunnen spreken op grond van artikel 7:663 BW. Een dergelijke benadering zou de werknemers door de overgang meer bescherming bieden dan voorheen. Dat is niet wat de richtlijn beoogt. 42 Wel zou ik het bovenstaande willen nuanceren met het volgende. Vanaf 1 juli 2015 heeft de Wet aanpak schijnconstructies een ketenaansprakelijkheid in het leven geroepen. Zo wordt in artikel 7:616a BW bepaald dat de werkgever en de opdrachtgever van de werkgever hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de voldoening van het aan de werknemer verschuldigde loon. De opdrachtgever van de werkgever kan slechts gedisculpeerd worden indien hij aannemelijk maakt dat hem niet verweten kan worden dat het loon niet is voldaan (lid 2). De wetgever heeft in de memorie van toelichting expliciet aangegeven dat deze ketenaansprakelijkheid tevens geldt voor het op grond van een uitzendovereenkomst verschuldigde loon en voor andere vormen van ter beschikking stellen van arbeid. 43 In de 39 Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , par Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1780, r.o t/m Kamerstukken II 1979/80, , nrs. 3-4, p HvJ EU 6 september 2011, C-108/10, JAR 2011/262 (Scattolon). 43 Kamerstukken II 2014/15, , nr. 3, p

20 rechtspraak wordt echter nog niet vaak verwezen naar dit artikel. 44 Het Hof Arnhem- Leeuwarden lijkt zelfs in het geheel geen rekening te houden met voornoemd artikel. 45 De niet-contractuele werkgever dient gezien het bovenstaande mijns inziens in beginsel dan ook naast de contractuele werkgever en de verkrijger, wel hoofdelijk verbonden te zijn voor het vóór de overgang aan de werknemer verschuldigde loon. De hoofdelijke verbondenheid van de niet-contractuele werkgever vervalt echter indien de niet-contractuele werkgever ingevolge artikel 7:616a lid 2 BW in rechte aannemelijk maakt dat de niet-voldoening van het loon hem niet verweten kan worden. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid van de nietcontractuele werkgever geldt mijns inziens niet voor alle andere uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Nu door gebrek aan rechtspraak niet zeker is welke partij(en) er naast de verkrijger hoofdelijk verbonden is, ligt het mijns inziens op de weg van de wetgever duidelijkheid hieromtrent te scheppen door middel van wetswijziging. In het zesde hoofdstuk van deze scriptie zal ik een concreet wetswijzigingsvoorstel doen. In het voorgaande heb ik geconstateerd dat de binnen een concern gedetacheerde werknemer met behoud van de uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en plichten, mee over kan gaan met zijn niet-contractuele werkgever indien hij daar werkzaam is op basis van een arbeidsbetrekking. Nu rest echter de vraag of de Albron-leer ook kan worden toegepast op situaties die zich buiten concernverband afspelen. In de volgende hoofdstukken zal ik dan ook achtereenvolgens bespreken of de Albron-leer toegepast kan worden op enkele groepen binnen de onderneming werkzame personen. In het volgende hoofdstuk zal de uitzendkracht centraal staan. 44 Zie wel Rb. Noord-Holland 22 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11398 en Rb. Noord-Nederland 19 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017: Hof Arnhem-Leeuwarden 13 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:

21 3. De positie van de uitzendkracht bij overgang van de inlenende onderneming 3.1. Inleiding In de literatuur is men het er vrijwel over eens dat het Albron-arrest niet beperkt is tot de situatie waarin sprake is van intra-concern detachering. 46 In dit hoofdstuk zal behandeld worden of uitzendkrachten mee over kunnen gaan met de inlenende onderneming. Voordat ik deze vraag zal uitwerken zal ik eerst uitwijden over de definitie van het begrip uitzendkracht. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik (wederom) kort stilstaan bij het uitzendbegrip naar aanleiding van de beslissing van de Hoge Raad in Albron en Care4Care De uitzendkracht en de uitzendovereenkomst Wie vallen er als uitzendkracht aan te merken? Het Nederlandse en het Europese recht lopen op dit punt uiteen. Artikel 3 lid 1 sub c van de Uitzendrichtlijn 47 definieert een uitzendkracht als volgt: een werknemer met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau teneinde ter beschikking te worden gesteld van een inlenende onderneming om daar onder toezicht en leiding van laatstgenoemde onderneming tijdelijk te werken Een uitzendkracht wordt op grond van de bovenstaande definitie dan ook slechts tijdelijk ter beschikking gesteld aan de inlener. In het Nederlandse recht wordt geen directe wettelijke definitie gegeven van het begrip uitzendkracht. Wel staat de definitie van de uitzendovereenkomst opgenomen in artikel 7:690 BW. Daarnaast staat het begrip uitzendwerkgever opgenomen in artikel 1, sub i, van de Ontslagregeling. De definities van artikel 7:690 BW en artikel 1, sub, i van de 46 Zwemmer, TRA , Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , par. 5.3, Knipschild & van Fennema, ArbeidsRecht 2011/1, Schermerhorn & Van den Hout, ArbeidsRecht 2013/46, Rutgers & Noordoven, Bb 2010, Richtlijn 2008/104/EG van het Europese Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid. 20

22 Ontslagregeling verschillen echter van elkaar. Zo wordt er in artikel 7:690 BW het volgende vermeld: De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. De Hoge Raad heeft in het StiPP/Care4Care arrest (Hierna: Care4Care) meer duidelijkheid gegeven over de uitleg van artikel 7:690 BW. Zo oordeelde de Hoge Raad in Care4Care dat de tekst van bovenstaand artikel niet eist dat de arbeid die bij de derde wordt verricht tijdelijk is, noch dat deze een beperkende allocatiefunctie impliceert. Dit betekent dan ook dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst op grond van het nationale recht niet vereist is dat de werkgever vraag en aanbod van tijdelijke arbeid bij elkaar brengt. Artikel 1, sub i, van de Ontslagregeling bepaalt onder meer echter dat de werkgever om als uitzendwerkgever te kunnen worden aangemerkt een allocatiefunctie dient te vervullen. Bovenstaande verschillende definities leiden tot onduidelijkheid over de vraag wie nu een uitzendwerkgever is. Om deze reden zijn er in 2015 Kamervragen gesteld. Staatssecretaris Klijnsma heeft op deze vragen geantwoord dat de definitie zoals gehanteerd in de Ontslagregeling alleen relevant is voor de toepassing van die regeling en dat het niet ook ziet op de kwalificatie van de uitzendrelatie of de werkingssfeer van uitzendcao s en de pensioenregeling uit de uitzendbranche. 48 Artikel 7:690 BW dient naar Nederlands recht dan ook leidend te zijn bij de kwalificatie van de uitzendrelatie. Het oordeel van de Hoge Raad met betrekking tot artikel 7:690 BW in Care4Care heeft tot gevolg dat meerdere vormen van detachering, waaronder ook payrolldetachering, kunnen vallen onder artikel 7:690 BW. Ik zal me in dit hoofdstuk echter beperken tot uitzendkrachten die door het uitzendbureau actief worden geworven en geselecteerd om vervolgens in beginsel tijdelijk ter beschikking te worden gesteld aan de inlenende onderneming. 49 In de volgende paragraaf zal ik uitwerken of deze uitzendkrachten (hierna: de klassieke uitzendkracht) mee 48 Aanhangsel Handelingen II 2014/15, N.B. In de onderzochte literatuur wordt een uitzendkracht immers geacht tijdelijk tewerkgesteld te worden bij de inlener door het uitzendbureau dat hem heeft gewerfd en geselecteerd. Bij payrollwerknemers is dit vaak niet het geval. Er wordt in de literatuur dan ook een onderscheid gemaakt tussen uitzendkrachten en payrollwerknemers. Echter kunnen op grond van de algemeen verbindend verklaarde ABU-cao ingevolge artikel 1 sub w ook payrollwerknemers onder het begrip uitzendkracht vallen. 21

23 over kunnen gaan met de inlenende onderneming. In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de positie van de payrollwerknemer bij overgang van de inlenende onderneming Overgang met de inlener Zoals ik in het bovenstaande reeds heb vermeld, is men het er in de literatuur over eens dat het Albron-arrest niet slechts betrekking heeft op intra-concern detachering. Zo zijn de schrijvers het erover eens dat de dragende overwegingen van het HvJEU niet alleen zien op detachering binnen concernverband. 50 Ik sluit me bij de literatuur aan. Bovendien is dit standpunt recent bevestigd in een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland 51. Ondanks dat het Albron-arrest volgens de literatuur en één recente uitspraak ook kan zien op situaties buiten concern, is men er in de literatuur over eens dat de klassieke uitzendkracht niet mee over kan gaan met de inlenende vennootschap. Als belangrijkste argument verwijst men 52 naar de door het HvJEU gemaakte analyse in het Jouini-arrest 53. In Jouini stond de vraag centraal of de richtlijn ook van toepassing is op de overgang van werknemers tussen twee uitzendbureaus. Het HvJEU stelde voorop dat een overname om onder de richtlijn te vallen, betrekking moet hebben op een duurzaam georganiseerde economische eenheid waarvan de activiteit niet beperkt is tot de uitvoering van een bepaald werk. Zo verwijst het begrip economische eenheid naar een georganiseerd geheel van personen en vermogensbestanddelen, waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend. Niet altijd is het noodzakelijk dat een dergelijke eenheid materiele en immateriële activa van betekenis omvatten. Eén en ander geldt des te meer in het geval van uitzendbureaus. Zo dient bij de overname van uitzendondernemingen rekening te worden gehouden met de specifieke omstandigheden van dergelijke ondernemingen. Het is immers lastig duidelijk de organisatiestructuur bij een uitzendonderneming te bepalen. Het HvJEU overwoog om deze reden dat de specifieke kenmerken van de uitzendonderneming dienden te worden onderzocht. Zo oordeelde het HvJEU dat het voor de activiteit van uitzendbureaus kenmerkend is dat uitzendkrachten ter beschikking worden gesteld aan 50 Zwemmer, TRA , Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , par.5.3, Knipschild & van Fennema, ArbeidsRecht 2011/1, Schermerhorn & Van den Hout, ArbeidsRecht 2013/46, Rutgers & Noordoven, Bb 2010, Rb. Midden-Nederland 12 april 2018, JAR 2018/ Concl. A-G Y. Bot 3 juni 2010, Hv JEU C-242/09 r.o. 44 en 45, Beltzer & Zwemmer, Onderneming en Financiering , par.5.3, Bouwens & Witteveen, TAP , par. 7, Waterman, TAO 2017/4 par. 4.1, Schermerhorn & Van den Hout, ArbeidsRecht 2013/46, voetnoot HvJ EG 13 september 2007, JAR 2007/

Het Albron-arrest, de contractuele werkgever versus de niet-contractuele werkgever en de mogelijke gevolgen voor andere uitzendvarianten

Het Albron-arrest, de contractuele werkgever versus de niet-contractuele werkgever en de mogelijke gevolgen voor andere uitzendvarianten Mr. J.P.H. Zwemmer 1 Het Albron-arrest, de contractuele werkgever versus de niet-contractuele werkgever en de mogelijke gevolgen voor andere uitzendvarianten 4 In het Albron-arrest oordeelt het Hof van

Nadere informatie

Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming

Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming Sociaal beleid Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming Een bespreking van het arrest Albron (zaak C-242/09) Mr. C.J.M.W. Kote* 20 Op 21 oktober

Nadere informatie

Albron/Roest All s well that ends well

Albron/Roest All s well that ends well ARTIKELEN WETENSCHAP 1 Inleiding Risicokanalisering binnen concerns heeft geleid tot het succes van het concern als juridisch vehikel. Ondanks invloeden van het mededingingsrecht 1 en het financiele recht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * ARREST VAN 21. 10. 2010 ZAAK C-242/09 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * In zaak C-242/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*)

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) Sociale politiek Overgang van ondernemingen Richtlijn 2001/23/EG Behoud van rechten van werknemers Concern waarvan werknemers in dienst zijn van werkgevervennootschap

Nadere informatie

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.106362 File ID Filename Version uvapub:106362 337452.pdf final SOURCE (OR PART

Nadere informatie

Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming

Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming Sociaal beleid Permanent gedetacheerde werknemer in concernverhouding niet meer vogelvrij bij overgang van onderneming Een bespreking van het arrest Albron (zaak C-242/09) Mr. C.J.M.W. Kote* 20 Op 21 oktober

Nadere informatie

2 «JAR» 1. De procedure (...; red.) 2. De beoordeling

2 «JAR» 1. De procedure (...; red.) 2. De beoordeling 2 «JAR» 2 Detachering. Albron niet van toepassing Kantonrechter Rechtbank Midden-Nederland zp Amersfoort 24 oktober 2018, nr. 6471865 AC EXPL 17-4295 JH/1050, ECLI:NL:RBMNE:2018:5408 (mr. Slootweg) Noot

Nadere informatie

Albron/Roest All s well that ends well

Albron/Roest All s well that ends well ARTIKELEN WETENSCHAP 1 Inleiding Risicokanalisering binnen concerns heeft geleid tot het succes van het concern als juridisch vehikel. Ondanks invloeden van het mededingingsrecht 1 en het financiele recht

Nadere informatie

Het Albron-arrest: Lees maar, er staat niet wat er staat 1

Het Albron-arrest: Lees maar, er staat niet wat er staat 1 Het Albron-arrest: Lees maar, er staat niet wat er staat 1 Prof. mr. W.H.A.C.M. Bouwens en mr. A.P.P. Witteveen 2 In de recente uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Albron/FNV & John Roest 3 geeft

Nadere informatie

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011 Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011 Actualiteiten Arbeidsrecht Inhoudsopgave Loonsanctie UWV bij onvoldoende re-integratie Wetsvoorstel aanpassing vakantiewetgeving Aanscherping Wet

Nadere informatie

Richtlijnconforme interpretatie van het Nederlands werknemersbegrip

Richtlijnconforme interpretatie van het Nederlands werknemersbegrip Richtlijnconforme interpretatie van het Nederlands werknemersbegrip mr. C.L. Waterman 1 1. Inleiding Het Nederlands arbeidsrecht bestaat voor een substantieel gedeelte uit een implementatie van Europese

Nadere informatie

Johan Zwemmer. Payrolling: maatschappelijke functie en juridische vormgeving

Johan Zwemmer. Payrolling: maatschappelijke functie en juridische vormgeving Johan Zwemmer Payrolling: maatschappelijke functie en juridische vormgeving Artikel 7:610 lid 1 BW De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Richtlijn 2001/23/EG en de arbeidsrechtelijke zekerheid bij permanent detacheren buiten concernverband

Richtlijn 2001/23/EG en de arbeidsrechtelijke zekerheid bij permanent detacheren buiten concernverband Detacheren & Richtlijn 2001/23/EG Richtlijn 2001/23/EG en de arbeidsrechtelijke zekerheid bij permanent detacheren buiten concernverband Colinda van der Velden Universiteit van Tilburg Titelblad masterscriptie

Nadere informatie

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten

mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten mr. H.H. Kelderhuis advocaat bij Kelderhuis Tempel Advocaten 34 LEERGANG ARBEIDSRECHT DE ARTIKELEN NADELIGE GEVOLGEN VAN DE WWZ VOOR OPVOLGEND WERKGEVERSCHAP BIJ DOORSTART NA FAILLISSEMENT Met de inwerkingtreding

Nadere informatie

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Werknemersbegrip bij overgang van onderneming: De rechtspositie van payrollwerknemers, uitzendkrachten en zzp ers bij een overgang van onderneming na het Albron-arrest Universiteit van Amsterdam Faculteit

Nadere informatie

Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst?

Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst? Van: NOAB Adviesgroeplid Kantoor Mr. van Zijl Datum: juni 2017 Onderwerp: Kan een payrollbedrijf gebruik maken van de uitzendovereenkomst? 1. Inleiding De Hoge Raad heeft duidelijkheid gegeven over de

Nadere informatie

Payrollconstructie - en andere driehoeksrelaties - doorgeprikt?

Payrollconstructie - en andere driehoeksrelaties - doorgeprikt? Payrollconstructie - en andere driehoeksrelaties - doorgeprikt? Stand van zaken wetgeving en jurisprudentie 16 januari 2014 Iris Hoen Inleiding 1. Payrolling 2. Relatie tussen payrollonderneming en werknemer

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Case note: Voorzieningenrechter Kantonrechter Rechtbank Midden-Nederland zp Almere (Via payrolling tewerkgestelde schoonmaakster is door overgang van onderneming

Nadere informatie

Top 3 uitspraken van het afgelopen jaar

Top 3 uitspraken van het afgelopen jaar 21 mei 2013 Top 3 uitspraken van het afgelopen jaar Suzan van der Meer suzan.van.der.meer@kvdl.nl Top 3 1) Bijenkorf / X (Hoge Raad 20 april 2012, LJN BV9532) 2) HTM / Mohabir (Hoge Raad 2 november 2012,

Nadere informatie

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Jaap van Slooten Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? Inleiding Arbeidsrechtelijke bescherming Algemeen vermogensrechtelijke bescherming

Nadere informatie

Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming

Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming 1 Inleiding Ingevolge richtlijn 2001/23/EG 1 (hierna: de richtlijn) worden de rechten van werknemers beschermd bij overgang van een onderneming.

Nadere informatie

> Retouradres Postbus EH Den Haag. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

> Retouradres Postbus EH Den Haag. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

2 Drie pijlers nader verklaard

2 Drie pijlers nader verklaard I Inleiding 1 Plaatsbepaling en definitie sociaal recht Sociaal recht Het sociaal recht kent drie pijlers: het individueel arbeidsrecht; het collectief arbeidsrecht; en het socialezekerheidsrecht. 2 Drie

Nadere informatie

Het Albron-arrest in faillissementsrechtelijk perspectief 1

Het Albron-arrest in faillissementsrechtelijk perspectief 1 P.R.W. Schaink Het Albron-arrest in faillissementsrechtelijk perspectief 1 Wetenschap 16 1. Art. 7:666 BW en zijn voorgeschiedenis, Richtlijn EG 2001/23 In het hierna te bespreken Afbron-arrest van het

Nadere informatie

CONCEPT. E.S. de Bock 1. Kroniek overgang van onderneming 2011

CONCEPT. E.S. de Bock 1. Kroniek overgang van onderneming 2011 CONCEPT E.S. de Bock 1 Kroniek overgang van onderneming 2011 Het leerstuk van overgang van onderneming is ieder jaar goed voor een grote reeks artikelen en tientallen uitspraken. Het komt mij daarom nuttig

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920 ECLI:NL:HR:2016:2356 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 04-11-2016 Zaaknummer 15/00920 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:238,

Nadere informatie

Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming

Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming Enkele recente ontwikkelingen inzake overgang van een onderneming 1 Inleiding Ingevolge richtlijn 2001/23/EG 1 (hierna: de richtlijn) worden de rechten van werknemers beschermd bij overgang van een onderneming.

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

J.P.H. Zwemmer, Pluraliteit van werkgeverschap

J.P.H. Zwemmer, Pluraliteit van werkgeverschap BOEKBESCHOUWINGEN J.P.H. Zwemmer, Pluraliteit van werkgeverschap Diss. Amsterdam UvA 2012, promotoren prof. dr. J.M. van Slooten en prof. dr. R.M. Beltzer, Deventer: Kluwer 2012, 417 p. (incl. samenvattingen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 33286 25 november 2014 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 november 2014, 2014-0000102276,

Nadere informatie

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2010

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2010 Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2010 Actualiteiten Arbeidsrecht Actualiteiten arbeidsrecht Ontwikkelingen ontslagvergoeding Overgang van onderneming (ovo) Actualiteiten 16 Ontwikkelingen

Nadere informatie

Doorlening, toezicht en leiding en de uitzendovereenkomst

Doorlening, toezicht en leiding en de uitzendovereenkomst J.P.H. Zwemmer 1 1ArtikelenAfl. 1januari 2018 Doorlening, toezicht en leiding en de uitzendovereenkomst In zijn arrest van 12 september 2017 2 oordeelt het Hof Amsterdam dat de doorlener ten opzichte van

Nadere informatie

Casus 13 Kom op voor je recht

Casus 13 Kom op voor je recht Casus 13 Kom op voor je recht Een werkgever kan tegenwoordig niet meer alle beslissingen nemen die hij noodzakelijk acht in het kader van zijn bedrijfsvoering. Naar de factor arbeid moet in een aantal

Nadere informatie

Inlener aansprakelijk voor beloning uitzendkracht?

Inlener aansprakelijk voor beloning uitzendkracht? Auteur: Michelle Maaijen a r b e i d s r e c h t Inlener aansprakelijk voor beloning uitzendkracht? De onderneming die uitzendkrachten inleent (inlener), kan op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk

Nadere informatie

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2012. Presentatie Actualiteiten Arbeidsrecht

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2012. Presentatie Actualiteiten Arbeidsrecht Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2012 Presentatie Actualiteiten Arbeidsrecht Onderwerpen Nieuwe vakantiewetgeving Wijzing Wet melding collectief ontslag (WMCO) Wijzigingen Wet allocatie

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Fact sheet avv-loze periode ABU-cao

Fact sheet avv-loze periode ABU-cao Fact sheet avv-loze periode ABU-cao INLEIDING De CAO voor Uitzendkrachten (hierna nader te noemen de ABU-CAO ) is op dit moment niet algemeen verbindend verklaard. Dit wordt ook wel de avv-loze periode

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Rechtspraak De reikwijdte van het begrip bestand Gepubliceerd in Privacy & Informatie, nummer 5 november 2004

Rechtspraak De reikwijdte van het begrip bestand Gepubliceerd in Privacy & Informatie, nummer 5 november 2004 Rechtspraak De reikwijdte van het begrip bestand Gepubliceerd in Privacy & Informatie, nummer 5 november 2004 Mw. S.M. Artz Simone Artz is werkzaam bij het College bescherming persoonsgegevens. Tevens

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Overgang van onderneming als gevolg van aanbesteding in de zorg. Mark Keuss en Frank ter Huurne

Overgang van onderneming als gevolg van aanbesteding in de zorg. Mark Keuss en Frank ter Huurne Overgang van onderneming als gevolg van aanbesteding in de zorg Mark Keuss en Frank ter Huurne Het kabinet Rutte II wil de oplopende kosten van zorg en welzijn tegengaan. In het regeerakkoord is een groot

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-134 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris) Klacht ontvangen op : 13 juli 2016 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen tussenkomst De Belastingdienst heeft, in samenwerking met

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:2645

ECLI:NL:CRVB:2016:2645 ECLI:NL:CRVB:2016:2645 Instantie Datum uitspraak 13-07-2016 Datum publicatie 14-07-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4866 ZW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Workshop flexibiliteit in het arbeidsrecht 19 september 2013 Hoe flexibel is flexibel?!"

Workshop flexibiliteit in het arbeidsrecht 19 september 2013 Hoe flexibel is flexibel?! Workshop flexibiliteit in het arbeidsrecht 19 september 2013 Hoe flexibel is flexibel?!" Mr. G.W. (Geert) Rouwet sectie arbeidsrecht 1 2 Agenda 1. inleiding 2. feiten en ontwikkelingen 3. actualiteiten

Nadere informatie

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau? Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau? Vanaf 1 april 2012 is er sprake van een onderbreking van de Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) van de Cao voor Uitzendkrachten. Dit kan grote

Nadere informatie

Overgang van onderneming. Contractwisseling wel of geen overgang van onderneming?

Overgang van onderneming. Contractwisseling wel of geen overgang van onderneming? Overgang van onderneming Contractwisseling wel of geen overgang van onderneming? Een onderzoek naar de betekenis van de reikwijdte van artikel 38 van de Cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf inzake contractwisseling

Nadere informatie

Gerechtshof s-hertogenbosch 04-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:588, (Benetra B.V./werknemer)

Gerechtshof s-hertogenbosch 04-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:588, (Benetra B.V./werknemer) commentaar op Gerechtshof s-hertogenbosch 04-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:588, (Benetra B.V./werknemer) datum 01-04-2014 auteur J.P.H. Zwemmer Gerechtshof s-hertogenbosch 04-03-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:588,

Nadere informatie

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte Bijlage: Transponeringstabel Artikel Richtlijn 14/67/EU Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving en toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 34013 30 juni 2016 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 juni 2016, nr. 2016-0000141518,

Nadere informatie

Vijf jaar Ambtenaar & Recht in vogelvlucht

Vijf jaar Ambtenaar & Recht in vogelvlucht Vijf jaar Ambtenaar & Recht in vogelvlucht Redactie: mr. J. Blanken, mr. B. Damen, mr. N. Hummel, mr.dr. B.B.B. Lanting Vereniging Ambtenaar & Recht Payrollwerknemers bij de overheid Rechtbank Den Haag

Nadere informatie

Overgang van onderneming en outsourcing

Overgang van onderneming en outsourcing Jasper Croonen Advocaat Mediator Overgang van onderneming en outsourcing Arbeidsrecht & Medezeggenschap 04 juni 2010 Inleiding Deze Legal Update gaat in op de uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam

Nadere informatie

JAR 2012/284 Kantonrechter Leeuwarden, 12-10-2012, 405382\CV EXPL 12-6973, LJN BY0861

JAR 2012/284 Kantonrechter Leeuwarden, 12-10-2012, 405382\CV EXPL 12-6973, LJN BY0861 JAR 2012/284 Kantonrechter Leeuwarden, 12-10-2012, 405382\CV EXPL 12-6973, LJN BY0861 Payrolling, Geen overgang naar payrollbedrijf zonder uitdrukkelijke instemming werknemer Publicatie JAR 2012 afl.16

Nadere informatie

1. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking Werken volgens de bijgevoegde overeenkomst leidt niet tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking.

1. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking Werken volgens de bijgevoegde overeenkomst leidt niet tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Federatie Medisch Specialisten hebben aan de Belastingdienst een tweetal modelovereenkomsten van opdracht voorgelegd, met het verzoek te beoordelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 074 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen

Nadere informatie

Voordelen en risico's van payrolling

Voordelen en risico's van payrolling mr. J.P.M. (Joop) van Zijl advocaat Kantoor Mr. van Zijl B.V. Korvelseweg 142, 5025 JL Tilburg Postbus 1095, 5004 BB Tilburg tel. (013) 463 55 99 fax (013) 463 22 66 E-mail: mail@kantoormrvanzijl.nl Internet:

Nadere informatie

Personeelsvennootschap en sectorindeling. P.I.T. Sassen

Personeelsvennootschap en sectorindeling. P.I.T. Sassen Personeelsvennootschap en sectorindeling P.I.T. Sassen s o c i a l e z e k e r h e i d Personeelsvennootschap en sectorindeling Veel concerns maken gebruik van een personeelsvennootschap die optreedt als

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

118. Contracting en arbeidsrecht: over schijnconstructies, juridisch houdbare varianten en de gevolgen van de WAS en de WWZ

118. Contracting en arbeidsrecht: over schijnconstructies, juridisch houdbare varianten en de gevolgen van de WAS en de WWZ 118. Contracting en arbeidsrecht: over schijnconstructies, juridisch houdbare varianten en de gevolgen van de WAS en de WWZ Mr. dr. J.P.H. ZWeMMer Steeds vaker besteden bedrijven onder de noemer contracting

Nadere informatie

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte Bijlage: Transponeringstabel Artikel Richtlijn 14/67/EU Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving en toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Nadere informatie

Payrolling. November 2009

Payrolling. November 2009 Payrolling November 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten aansprakelijk voor

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 november 2018 Betreft Contracting

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 november 2018 Betreft Contracting > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. (intermediair), gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Vertaling C-515/13-1 Zaak C-515/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Pluraliteit van werkgeverschap Zwemmer, J.P.H. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Pluraliteit van werkgeverschap Zwemmer, J.P.H. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Pluraliteit van werkgeverschap Zwemmer, J.P.H. Link to publication Citation for published version (APA): Zwemmer, J. P. H. (2012). Pluraliteit van werkgeverschap

Nadere informatie

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564

JAR 2012/33 27-12-2011, 200.065.076/01, LJN BU9564 Informatie 2012 afl. 2 Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011 200.065.076/01 LJN BU9564 mr. Kingma mr. Smit mr. Van der Kwaak Appellant te (...), appellant, advocaat: mr. W.A. van Veen te Utrecht, tegen

Nadere informatie

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ « t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014. P: 2/7 8 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000092206 ** **va ^G^^7ms^T(l,(ro,nUm'n5r 18/M91S) te8w fle A Z nr- 16/00543, inzake Mteaïl V8n 20 maart 2018, «**«

Nadere informatie

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

2. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te. noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM MODEL Detacheringovereenkomst Dit model kunt u ook vinden op www.uwv.nl. 1. [NAAM BEDRIJF/ ORGANISATIE] gevestigd te [PLAATSNAAM], hierna te noemen: de uitlener, vertegenwoordigd door de heer/mevrouw [NAAM

Nadere informatie

Is payrolling een omzeiling van werknemersbescherming? Scriptie voor de master arbeidsrecht

Is payrolling een omzeiling van werknemersbescherming? Scriptie voor de master arbeidsrecht Is payrolling een omzeiling van werknemersbescherming? Scriptie voor de master arbeidsrecht Stéphanie de Bont September 2012 Is payrolling een omzeiling van werknemersbescherming? Scriptie voor de master

Nadere informatie

aanpassingen van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag ( 6 ) en de in de meeste lidstaten reeds geldende wetsbepalingen;

aanpassingen van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag ( 6 ) en de in de meeste lidstaten reeds geldende wetsbepalingen; L 201/88 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen RICHTLIJN 98/50/EG VAN DE RAAD van 29 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 77/187/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-094 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 25 april 2018 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Case note: Hof Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer 200.161.188/01: werknemeruitzendkracht/staat der Nederlanden (Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap), in het

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat 1 Onderscheid tussen werknemer en andere vormen van beschikbaar stellen van arbeid: Fiscale

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986 In zaak 24/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen / geen verplichting tot persoonlijke

Nadere informatie

Vereniging voor Arbeidsrecht

Vereniging voor Arbeidsrecht Vereniging voor Arbeidsrecht 7 maart 2013 Prof. dr. R.M. Beltzer 1 2 Een uitstervend ras? Te behandelen! 1. Het probleem: de krimpende markt en concurrentie 2. Iedereen een arbeidsovereenkomst? De elementen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ; Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ), gevestigd

Nadere informatie

Tussen twee Vu(u)ren. Het lot van onwillige werknemers in concernverhoudingen bij overgang van onderneming.

Tussen twee Vu(u)ren. Het lot van onwillige werknemers in concernverhoudingen bij overgang van onderneming. Julie Keszler Tussen twee Vu(u)ren. Het lot van onwillige werknemers in concernverhoudingen bij overgang van onderneming. Julie Keszler Master Arbeidsrecht 6127835 1 Julie Keszler Inhoudsopgave Inleiding...

Nadere informatie

C/09/ / HA ZA / , ECLI:NL:RBDHA:2013:7749: BDG

C/09/ / HA ZA / , ECLI:NL:RBDHA:2013:7749: BDG UvA-DARE (Digital Academic Repository) Case note: Rb. Den Haag (zaaknummer C/09/433443 / HA ZA / 12-1463, ECLI:NL:RBDHA:2013:7749: BDG Technisch Administratieve Diensten B.V./De Staat: Rechtbank Den Haag

Nadere informatie

Aandeelhouders STAK LOM

Aandeelhouders STAK LOM Memo Van : Joris de Leur Aan : Roelof van der Wielen (Uno Bedrijfsadviseurs) Datum : 16 februari 2017 Betreft : Realisatie LEM/LOM structuur Referentie : 225340/JL 1. Structuur 1.1. Uitgaande van een scheiding

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a DEN HAAG Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO SAMENVATTING 105154 - Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO Het taakbelastingsbeleid van de opleiding is van toepassing op de personeelsleden en heeft gevolgen voor

Nadere informatie

Artikel 690 BW in Vijftig weeffouten in het BW - Nijmegen Ars Aequi Libri 2017 Zwemmer, J.P.H.

Artikel 690 BW in Vijftig weeffouten in het BW - Nijmegen Ars Aequi Libri 2017 Zwemmer, J.P.H. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Artikel 690 BW in Vijftig weeffouten in het BW - Nijmegen Ars Aequi Libri 2017 Zwemmer, J.P.H. Published in: Nijmegen Ars Aequi Libri 2017 Link to publication Citation

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau? Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau? Een onderbreking van de Algemeen Verbindend Verklaring (AVV) van de Cao voor Uitzendkrachten kan grote gevolgen hebben voor uitzendbureaus die niet

Nadere informatie