Pedagogisch beleid De Wereldkinderen

Transcriptie

1 Pedagogisch beleid De Wereldkinderen Vastgesteld: Juni 2019 Versie: 7. Opgesteld door: Iwan Boin dir., Marieke Boin-Elhorst locatiemanager. 1

2 Inhoud: Inleidend woord Beroepskracht kindratio Leeftijdsopbouw van de stamgroep Bijzondere/extra dagdelen De situaties waarbij kinderen de stamgroep verlaten Mentorschap Visie ontwikkeling en opvoeding van kinderen Pedagogisch doel Bieden van emotionele veiligheid Ontwikkeling van persoonlijke competenties Ontwikkeling van sociale competenties Kinderen gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken Uitgangspunten om te komen tot goed pedagogisch handelen Pedagogische kans: kinderparticipatie Voor en vroeg schoolse educatie VVE bij de peutergroep Doel voorschoolse opvang vanuit gemeente Oldebroek Visie Howard Gardner Externe contacten met betrekking tot pedagogisch beleid Ziekte en ongevallen Signaleren en doorverwijzen bij ontwikkelingsproblemen van kinderen Vier-ogenprincipe Betrokkenheid van ouders Peutergroep BSO groep Persoonlijk contact Privacy beleid Medezeggenschap ouders Klachtenbehandeling ouders Oudercommissie Oudercommissie bij voldoende leden Voedingsbeleid De Wereldkinderen stage/vrijwilligersbeleid 22. Inhoud bijlages pedagogischbeleid De Wereldkinderen 1. Jaarplan / Plan van Aanpak 2. VVE beleidsplan Voedingsbeleid De Wereldkinderen 4. Privacybeleid 5. Stage/vrijwilliger Dit beleidsplan wordt jaarlijks geëvalueerd, geactualiseerd en bijgesteld. De planning is opgenomen in het jaarplan. 2

3 Pedagogisch beleidsplan De Wereldkinderen. Inleidend woord: Veel van de kwaliteit van een peutergroep en de BSO opvang hangt af van (de uitvoering van) het pedagogisch beleid. In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven we wat onze uitgangspunten zijn in de dagelijkse omgang met de kinderen bij De Wereldkinderen. Dit pedagogisch beleidsplan is er een van algemene aard. De naam zegt het al, De Wereldkinderen. Bij De Wereldkinderen gaan we er van uit dat ieder kind een eigen persoonlijkheid is. Om hieraan volledig recht te doen, kiezen wij er voor om een algemeen pedagogisch beleidsplan, waar de peutergroep en de BSO opvang zich in kunnen vinden. Dit beleidsplan wil nadrukkelijk geen statisch plan zijn: de coördinator draagt, in samenwerking met de pedagogische medewerkers, zorg voor evaluatie van en eventuele aanpassingen in dit pedagogisch beleidsplan. Belangrijk is dat we kritisch blijven kijken naar de kinderen en de pedagogische medewerkers. Voortaan coacht een pedagogisch beleidsmedewerker/coach de pedagogisch medewerkers bij de dagelijkse werkzaamheden. Daarnaast houdt de pedagogisch beleidsmedewerker/coach zich ook bezig met het pedagogisch beleid en de werkwijze daarbij. Bijvoorbeeld hoe de pedagogisch medewerkers kinderen uitdagen om nieuwe vaardigheden aan te leren. 1. Beroepskracht kindratio. Volgens de wet moet de opvang aantoonbaar aandacht besteden aan het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie (de beroepskracht/ kind ratio). In de algemene maatregel van bestuur en de Ministeriële Regeling, ligt vast dat één pedagogisch medewerker aanwezig moet zijn bij één tot acht kinderen en twee beroepskrachten bij negen tot veertien kinderen. Wanneer er slechts één volwassene aanwezig is, moet er een achterwacht geregeld zijn; een volwassene die binnen 20 minuten aanwezig kan zijn en altijd telefonisch bereikbaar is tijdens openingsuren. Het is conform het convenant kwaliteit toegestaan dat per dag gedurende maximaal 3 uur af te wijken van de beroepskracht kindratio. Dit geldt op een dag van 10 uur bij een studiedag BSO of een vakantie BSO Maandag BSO maximaal 14 kinderen met twee beroepskrachten. Dinsdag BSO maximaal 14 kinderen met twee beroepskrachten. Woensdag BSO maximaal 14 kinderen met twee beroepskrachten. Donderdag BSO maximaal 14 kinderen met twee beroepskrachten. Op een peutergroep is ons streven om met twee beroepskrachten te staan, ongeacht de grote van de groep. Groep niet groter dan 14 peuters! Maandaggroep maximaal 14 peuters met twee beroepskrachten. Dinsdaggroep maximaal 14 peuters met twee beroepskrachten. Woensdaggroep maximaal 8 peuters met één beroepskracht en vrijwilliger. Donderdaggroep maximaal 14 peuters met twee beroepskrachten. Ook streven wij naar vaste beroepskrachten op de groepen. 3

4 Peutergroep: BSO groep: Vakantie/studie BSO uur 1 PM-er uur 2 PM-ers uur 1 PM-er Bij onvoorziene omstandigheden, 1 PM-er + vrijwilliger/stagiaire. (Dit wordt niet gehanteerd als er meer dan acht peuters aanwezig zijn) uur 1 PM-er uur 2 PM-ers uur 1 PM-er. Bij onvoorziene omstandigheden, 1 PM-er + vrijwilliger/stagiaire.( Dit wordt niet gehanteerd als er meer dan tien BSO kinderen aanwezig zijn) uur 1 PM-er, uur 2 PM-ers, tot uur 1 PM-er, uur 2 PM-ers uur 1 PM-er. a.1 beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 2 3 jaar. b.1 beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 3 4 jaar. c.1 beroepskracht per 10 kinderen in de leeftijd van 4 7 jaar. d.1 beroepskracht per 12 kinderen in de leeftijd van 7 13 jaar. 2.Leeftijdsopbouw van de stamgroep. Bij De Wereldkinderen zijn twee basisgroepen aanwezig. Stamgroep Wereldreizigers bestaat uit de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Dit is de peutergroep. Stamgroep Globetrotters bestaat uit de leeftijd van 4 tot 13 jaar. Dit is de Buitenschoolse opvang (BSO). 2.1 Wennen aan de stamgroep Bij De Wereldkinderen is er een wenprocedure voor allebei de stamgroepen. Voor stamgroep Wereldreizigers geldt dat zij de eerste keer een half uur later binnen mogen komen. De ouder krijgt hier de ruimte om rustig met hun kind rond te kijken, ruimte voor afscheid nemen. Na ongeveer 30 minuten neemt de beroepskracht contact op met de ouder. Zij geeft dan door hoe het gaat met hun kind. De ouder mag hun kind een uur eerder ophalen dan de eindtijd van de groep. Samen met de beroepskracht wordt er gekeken per wanneer hun kind de hele ochtend bij De Wereldkinderen blijft. Voor stamgroep Globetrotters is er een wen middag. Tijdens deze middag kunnen zij ontdekken wat er bij de BSO allemaal gebeurd. Aan het einde van deze middag doet de beroepskracht een mondelinge overdracht naar de ouder. Aan de hand hiervan wordt er overlegd per wanneer hun kind bij de BSO kan starten. 4

5 2.2 Bijzondere/extra dagdelen. Bij stamgroep de Wereldreizigers komen de peuters op vaste momenten in de week, als de mogelijkheid er is, kan er een dagdeel geruild worden of extra worden afgenomen.de ouders geven dit minimaal (mondeling/whatsapp) dit 2 weken van te voren aan de mentor van hun peuter door. Bij stamgroep de Globetrotters, komen de BSO-kinderen voornamelijk op vaste dagdelen.er is een mogelijkheid om extra dagdelen af te nemen zoals bij een studiedag of een vakantie-bso. De ouders geven opgave voor een studiedag minimaal (mondeling/whatsapp) dit 2 weken van te voren door aan de mentor. Een vakantie-bso minimaal 4 weken van te voren aanvragen. Een studiedag dient 2 weken van te voren aangevraagd te worden. 3.De situaties waarbij kinderen de stamgroep verlaten. In de onderstaande situaties verlaten kinderen hun stamgroep en/of hebben te maken met andere beroepskrachten: Open deuren-beleid: naast de veilige omgeving van de eigen stamgroep worden er ook zogenaamde groep overstijgende activiteiten georganiseerd, activiteiten buiten de eigen groepsruimte en de vaste samenstelling van de stamgroep om. Kinderen van verschillende groepen kunnen daaraan naar behoefte deelnemen. Deze activiteiten zijn afwisselend van inhoud en doelstelling. Dat betekent dat een activiteit de ene keer speciaal gericht is op het ontwikkelingsniveau van een groepje kinderen en de andere keer meer op de interesse/uitdaging/verdieping ten aanzien van een bepaald onderwerp dat door de kinderen en/of pedagogisch medewerkers is aangegeven. Bij het buitenspelen op de speelplaats of onder begeleiding in de speeltuin de buurt; Als kinderen gebruik maken van andere ruimtes zoals de (speel)hal of een speel/gymzaal van een school; Als er een uitstapje wordt gemaakt. In bovenstaande situaties wordt de maximale omvang van de stamgroep tijdelijk losgelaten. Wel blijft het aantal kinderen per beroepskracht van kracht, toegepast op het totaal aantal aanwezige kinderen op de locatie. Bij uitstapjes wordt de beroepskracht-kind-ratio aangescherpt. Beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. Indien de groepsgrootte het toelaat is het mogelijk om in overleg met De Wereldkinderen incidenteel gebruik te maken van extra opvang. Deze extra dagdeel opvang moet uiterlijk twee werkdagen van te voren aangevraagd worden via mail, telefoon/whats-app. 3.1 Mentorschap. Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht die werkt op de groep van het kind. De mentor is het aanspreekpunt voor de ouders om de ontwikkeling en het welbevinden van het kind te bespreken. Bij zowel stamgroep Wereldreizigers (Peutergroep) als bij stamgroep Globetrotters (BSO) zijn er mentoren. In de buitenschoolse opvang is de mentor ook het aanspreekpunt voor het kind. Een 5

6 ander verschil tussen dagopvang en buitenschoolse opvang is dat in de dagopvang de mentor verplicht is periodiek de ontwikkeling en het welbevinden van het kind met de ouders te bespreken. Een mentor aanwijzen. Om de ontwikkeling van het kind te kunnen volgen, moet de mentor het kind echt kennen. Daarom is de mentor direct betrokken bij de opvang en ontwikkeling van het kind. De mentor is één van de beroepskrachten van de groep waarin het kind geplaatst is. De ouders worden op de hoogte gebracht wie de mentor van hun kind is. Dit is na de wen periode van drie weken, waarna de ouders mondeling wordt toegezegd wie de mentor van hun kind is. Tevens is de lijst van namen mentoren gekoppeld aan welk kind in de groepsmap genoteerd op de locatie. Tijdens de haal en brengmomenten van het kind is er gelegenheid om een korte informatie over de ontwikkeling van het kind te bespreken. Na drie maanden krijgt de ouder een uitnodiging van de mentor voor een gesprek m.b.t. het kind. Eventueel vervult de mentor ook een rol in het contact met andere (zorg)professionals (met toestemming van de ouders). Individuele behoeftes van het kind. Door het volgen van de ontwikkeling van het kind sluiten beroepskrachten aan op de individuele behoeften van een kind. Tevens kan er door overleg met ouders worden afgestemd hoe aan de wensen en behoeften van het kind tegemoet kan worden gekomen. De combinatie van ontwikkelingsgericht werken en de inzet van een mentor maakt dat belangrijke stappen en mogelijke achterstanden, worden gevolgd en indien nodig tijdig gesignaleerd. Zie ook punt 17. Betrokkenheid van ouders 4.Visie op ontwikkeling en opvoeding van kinderen. De Wereldkinderen dragen bij aan de ontwikkeling van een kind. Het legt een goede basis voor de toekomst mogelijkheden in de maatschappij. Bij De Wereldkinderen verplaatsen we ons in de wereld van de kinderen en zorgen voor sfeer en geborgenheid en vertrouwen. Vanuit een veilige basis inspireren we de kinderen bij de ontdekkingsreis door het leven. De Wereldkinderen heeft een gedeelde verantwoordelijkheid in de opvoeding tijdens de openingsuren. Als basis voor het zich kunnen ontwikkelen is een sfeer van veiligheid en vertrouwen nodig. De beroepskracht heeft de taak om voor die veiligheid en dat vertrouwen te zorgen, waardoor het kind de gelegenheid krijgt zich te ontwikkelen. De omgeving moet tegemoet komen aan de behoefte om ervaringen op te doen en de beroepskrachten hebben de taak kinderen daarin te stimuleren en te begeleiden. 5.Pedagogisch doel. Het pedagogisch doel dat we nastreven: Kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar (peuteropvang) de gelegenheid bieden zich te ontwikkelen door hun eigen talenten en mogelijkheden te leren gebruiken en benutten. Kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar (BSO opvang) de gelegenheid bieden 6

7 om zich in een vertrouwde omgeving te begeven. Dit doen we door een veilige en vertrouwde omgeving te bieden. Als een kind zich prettig voelt, vertrouwen heeft in eigen kunnen, kan het voor zichzelf opkomen, respect ontwikkelen voor zichzelf en de anderen, zelfstandig en sociaal vaardig leren zijn, allemaal vaardigheden die essentieel zijn voor het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. De pedagogische doelen: Uitgangspunt voor het beleid van De Wereldkinderen zijn de vier pedagogische doelen uit de Wet op de Kinderopvang: 1. Het bieden van sociaal-emotionele veiligheid. Kinderopvang biedt een veilige en gezonde omgeving. De kinderen voelen zich vertrouwd met één of meer pedagogisch medewerkers en voelen zich veilig met en tussen de andere kinderen in de groep. Onderdeel zijn van een groep geeft een gevoel van vertrouwdheid. De activiteiten zijn vertrouwd en het spelmateriaal is herkenbaar. Een kind dat zich veilig voelt, voelt zich goed en heeft energie om zich te ontwikkelen en nieuwe mensen en dingen te ontdekken. 2. Het stimuleren van de persoonlijke competentie. Kinderopvang biedt een omgeving die kinderen uitdaagt en de eigenwaarde en autonomie stimuleert. Uitdagingen krijgen op verschillende manieren vorm, zoals de inrichting van de ruimten, de beschikbaarheid van specifiek spelmateriaal, groepsleiding die spel uitlokt en begeleidt en de aanwezigheid van bekende leeftijdgenoten. Op de opvang krijgen kinderen kansen om hun eigen talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Hierbij wordt aandacht besteed aan emotionele competenties, motorische en zintuiglijke competenties, cognitieve competenties en creatieve competenties. 3. Het stimuleren van de sociale competenties. Kinderen ontwikkelen zich binnen een sociale omgeving. De kinderopvang biedt een omgeving die omgaan met andere kinderen stimuleert en het samen dingen doen mogelijk maakt. Ze leren hulp vragen en ontvangen, ze leren op hun beurt te wachten en rekening te houden met elkaars gevoelens en vriendschappen te sluiten. 4. Overdracht van waarden en normen. Kinderopvang biedt een bredere samenleving dan het gezin. Kinderen komen in aanraking met andere mensen met andere ideeën en met de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. Het stimuleren van het eigen maken van waarden en normen en het respecteren van de mening en de waarden en normen van anderen is onderdeel van het dagelijkse werk binnen de Kinderopvang. 6.Bieden van emotionele veiligheid. Specifiek. We streven er naar dat alle kinderen zich emotioneel veilig voelen, zodat ze zich zo optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen in een ruimte met mensen die vertrouwen bieden waardoor kinderen zelfvertrouwen krijgen. Meetbaar. Wij informeren naar het welbevinden van het kind bij de ouders na een opvangdag. Daarnaast gebruiken we hiervoor observatie instrumenten waarmee de ontwikkeling 7

8 en het welbevinden van het kind binnen de groep wordt waargenomen. Activiteiten. Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenootjes. Aanwezigheid van vaste beroepskrachten, deze zijn eerlijk en echt en spreken vanuit de ik-vorm. Taal en lichaamstaal komen overeen. Beroepskrachten passen zich aan bij de ontwikkeling van het kind. Beroepskrachten maken contact op ooghoogte en houden eventueel de handjes even in hun handen, om over te komen en noemen het kind bij de naam. We geven en vragen hiermee onverdeelde aandacht. Beroepskrachten geven met grenzen nooit angst of schuldgevoelens (inlevingsvermogen!) mee aan het kind, zijn gewoon duidelijk met nee of stoppen o.i.d., bieden een uitweg door het geven van mogelijkheden voor een andere activiteit t.b.v. hetzelfde doel en benoemen altijd eerst het gevoel (erkenning) van waaruit gedrag ontstond (valideren). Beroepskrachten zijn consequent, dat vermindert de prikkel om grenzen steeds af te checken, geven rust en veiligheid, kinderen kunnen zich veilig concentreren op hun spel. De grenzen zijn gewaarborgd, ook de grenzen dus die mogelijk een ander kind bij hem wil overschrijden Veiligheid. De kinderen krijgen onvoorwaardelijk onze steun en aandacht, ook al is dat soms niet leuk. Kinderen krijgen van ons wat ze nodig hebben, niet altijd wat ze willen. Het benoemen van emoties en deze laten uiten. De activiteiten zijn mede gericht op het vergroten van het zelfvertrouwen. Het stimuleren van de lichamelijke ontwikkeling, namelijk de grove en fijne motoriek. Realistisch. Wij dragen zorg voor een consistente groep, m.b.v. kinderen en leidsters die op vaste dagdelen aanwezig zijn. De beroepskrachten reageren sensitief en responsief op de kinderen en accepteren hun gevoelens. Tijd. De beroepskrachten zijn hier gedurende de aanwezigheid van de kinderen zoveel mogelijk mee bezig, zolang de kinderen gebruik maken van de kinderopvang. Dit proces is constant aanwezig. 7.Ontwikkelen van persoonlijke competenties. Specifiek. Met het begrip persoonlijke competentie wordt gedoeld op brede persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt een kind in staat om allerlei problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden, ofwel het zinvol bezig zijn. De mogelijkheid hebben om vaardigheden onder de knie te krijgen en zelfvertrouwen op te bouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het leren van taal, de motorische en cognitieve ontwikkeling. Meetbaar. D.m.v. observatie instrumenten die jaarlijks van elk kind vanaf de tweejarige leeftijd worden ingevuld, zien beroepskrachten, naast de dagelijkse observaties, hoe kinderen in hun vel zitten. Beroepskrachten moeten sturen en aansluiten bij de 8

9 belevingswereld van een kind. Door goed te observeren zien leidsters wat een kind nodig heeft om zijn persoonlijke competenties verder te kunnen ontwikkelen. Activiteiten. Hoe kun je, als beroepskracht, de ontwikkeling van kind stimuleren? Het is belangrijk dat je aansluit bij de leeftijd, de ontwikkeling en de interesse van een kind. Een baby laat je bijvoorbeeld voelen aan de speeltjes of materialen waar hij naar kijkt. Een peuter mag bijvoorbeeld kiezen welk boekje de beroepskracht gaat voorlezen. Door de ervaringen van een kind te benoemen ( je vindt dat leuk hé? ) en de pogingen van het kind aan te moedigen ( wat kun jij dat goed ) stimuleer je een kind om zijn ervaringen uit te breiden en nieuwe dingen te blijven proberen. Je kunt een kind ook aanmoedigen door zelf deel te nemen aan een activiteit. Stimuleren vereist meer dan alleen het aanbieden van stimulerende materialen. Het is belangrijk het kind aan te moedigen ermee aan de slag te gaan. Je kunt een kind ook uitdagen iets nieuws te proberen of het op een andere manier te doen. Kinderen hebben zelf ook veel te vertellen. Het is waardevol om aan te sluiten bij de geluidjes die een kind maakt, of bij de dingen die het zegt. Op deze manier wordt de taalontwikkeling gestimuleerd. Door het aanbieden van bijvoorbeeld spelen met de bal, rennen, huppen enz. stimuleer je de motoriek van een kind. Realistisch. Goed opgeleide en professionele leidsters reageren sensitief en responsief op kinderen, afhankelijke van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de kinderen. 8.Ontwikkelen van sociale competenties. Specifiek. We leren kinderen "sociale competenties", d.w.z. een scala aan sociale kennis en vaardigheden, zoals zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, andere helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. Meetbaar. Beroepskrachten observeren de kinderen om te analyseren of hun spel overeenkomt met hun leeftijd, of ze voldoende kunnen communiceren met andere kinderen, of ze zich kunnen inleven in anderen en conflicten kunnen voorkomen en oplossen. Kinderen van dezelfde leeftijd bieden we eerst zelf de mogelijkheid om hun conflict op te lossen, om op die manier de grens van de ander te kunnen ervaren. Wij grijpen in wanneer een ander pijn wordt gedaan en proberen dan samen met de beide kinderen over het gebeuren te praten. Activiteiten. Beroepskrachten communiceren met de kinderen en stimuleren de kinderen ook onderling te communiceren. De kinderen werken samen aan activiteiten zoals binnen en buiten spelen, puzzels maken, knippen, plakken en verven, liedjes zingen, klusjes doen, gezamenlijk eten en drinken. Kinderen zijn voortdurend deel van een groep en nemen op die manier deel aan groepsgebeurtenissen. 9

10 Ze leren door de gehele dag heen, wat voor elkaar over te hebben, elkaar te helpen en elkaar te stimuleren en prikkelen. Realistisch. Er zijn kinderen in alle leeftijden waardoor een kind altijd aansluiting kan vinden in zijn ontwikkelingsniveau. Kinderen leren van elkaar en trekken zich aan elkaar op. Er is gedurende de gehele dag plaats voor interactie tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de leidsters. Tijd. Dit proces is constant aanwezig omdat kinderen een deel zijn van de groep en beroepskrachten hiervoor voorwaarden scheppen, zolang de kinderen gebruik maken van de kinderopvang. 9. Kinderen gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken. Specifiek. Leren wat wel en niet mag: hoe je sociaal acceptabel te gedragen. Er zijn veel ongeschreven gedragsregels in onze maatschappij en binnen de kinderopvang; je mag een ander geen pijn doen, samen delen, om de beurt etc. Door middel van kinderopvang kan er een balans komen tussen het individu en de samenleving. Het is namelijk lang niet vanzelfsprekend dat geslaagde individuele ontwikkeling altijd leidt tot sociaal verantwoordelijkheidsgevoel, tot actieve maatschappelijke participatie. Kinderen krijgen binnen de kinderopvang de gelegenheid hier langzaam in te groeien en te oefenen. Meetbaar. Door goed te kijken naar de kinderen zie je of een kind zich aan regels houdt. Ook zie je hoe een kind omgaat met op de beurt wachten, of het kan delen enz. Bij dit alles houd je als pedagogisch medewerkster wel rekening met de leeftijd en fase waarin het kind zit. Ook het oefenen in het (rollen)spel, biedt kinderen de mogelijkheid om zich regels van anderen eigen te maken. Activiteiten. Spelenderwijs en in de dagelijkse omgang met de kinderen proberen we ze bij te brengen hoe ze kunnen functioneren in een groter geheel: in de groep, in de kinderopvang, in de maatschappij. Dit basisdoel beschouwen we als de kern van de opvoeding. We laten de kinderen kennismaken met grenzen, normen en waarden maar ook met de gebruiken en omgangsvormen in onze samenleving. Door middel van het met meerdere personen spelen van een gezelschapsspel, kun je het wachten op je beurt oefenen. Ook bij het gezamenlijk deelnemen aan de maaltijden, kunnen normen en waarden, zoals netjes aan tafel zitten en bestek leren hanteren aangeleerd worden. We leren kinderen om het speelgoed op te ruimen en er respectvol mee om te gaan. We leren kinderen om het goed (netjes) en duidelijk te vragen wanneer ze iets van een ander gedaan willen hebben. We leren kinderen om elkaar te helpen. 10

11 We leren kinderen om aan een ander te zeggen wat ze wel en niet prettig vinden. Als pedagogisch medewerkster geef je aan wat wel en wat niet mag. Realistisch. Als kinderopvang en buitenschoolse opvang doen we onze best om kinderen vertrouwd te maken met onze waarden en normen. Dit doen we o.a. door zelf het goede voorbeeld te geven. De pedagogisch medewerksters realiseren zich dat ze model staan. Tijd. Zolang de kinderen gebruik maken van de kinderopvang. 10. Uitgangspunten om te komen tot goed pedagogisch handelen. De Wereldkinderen gaat ervan uit dat ieder kind geboren wordt als individu met een eigen temperament en persoonlijke kwaliteiten. De individuele aanleg en de invloed van de omgeving zijn gezamenlijk bepalend voor de ontwikkeling van het kind. Bij De Wereldkinderen komt het kind in een andere omgeving dan thuis of school. Het kind ontmoet leeftijdgenoten, andere volwassenen en ontdekt speelen ontwikkelingsmogelijkheden. Regels, gewoontes en gebruiken zijn anders dan het kind thuis of op school gewend is. Het kind leert om in een grotere groep dan de thuissituatie te leven. Op de BSO opvang wordt het kind (na een dag structuur op school) een leuke en leerzame invulling van de vrije tijd geboden. Hoewel het geen thuis is wil De Wereldkinderen wel graag dat de opvang een tweede thuis wordt voor de kinderen, met een huiselijke sfeer waarin elk kind gezien en gekend wordt en persoonlijke aandacht krijgt. De rol van pedagogisch medewerkers is hierbij essentieel. Vanuit een veilige basis kan het kind de wereld om zich heen gaan ontdekken en begrijpen. De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor het begeleiden van de kinderen binnen het groepsproces en heeft oog voor het individuele kind. Daarbij stelt zij heldere regels en schept voorwaarden waarbinnen de kinderen (positieve) ervaringen kunnen opdoen en zich optimaal kunnen ontplooien. Bij het stellen van regels zullen met name bij de BSO opvang, ook de kinderen worden betrokken. 11.Pedagogische kans: kinderparticipatie. In 1994 is door Nederland het VN (verdrag voor de rechten van het kind) ondertekend. Daarin staat dat kinderen onder andere recht hebben op informatie en participatie. Kinderparticipatie is volgens De Wereldkinderen een mentaliteit en geen activiteit. Het is een rode draad in de omgang met kinderen. Dit geldt zeker voor de buitenschoolse opvang waar kinderen hun vrije tijd doorbrengen. Om kinderen mee te laten beslissen over de invulling van hun vrije tijd, zet De Wereldkinderen kinderparticipatie in. Kinderen mogen meedenken over en meehelpen met het organiseren van activiteiten. Dit maakt dat ze worden uitgedaagd in hun zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Ze leren zowel met elkaar en met volwassenen van gedachten te wisselen en te onderhandelen als steeds meer zelfstandig een activiteit te organiseren. Kinderparticipatie stimuleert daarnaast het zelfvertrouwen van kinderen. Eigen pedagogisch handelen van De Wereldkinderen. 11

12 - sociale en emotionele ontwikkeling. - regels en rituelen. - gewenningsproces - belonen en corrigeren. - wijze van stimuleren/begeleiden van het zelfvertrouwen. - wijze van stimuleren/begeleiden van de zelfredzaamheid/zelfstandigheid. - wijze van stimuleren/begeleiden van de motorische ontwikkeling. - wijze van stimuleren/begeleiden van de taalontwikkeling. - wijze van stimuleren/begeleiden van de creatieve ontwikkeling - wijze van omgaan met ziekte, allergieën en zindelijkheid. 12. Voor en Vroeg Schoolse educatie VVE bij de peutergroep. De Wereldkinderen heeft bewust gekozen om te werken met een Voor- en Vroegschoolse (VVE) programma om de ontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. Met een VVE-aan bod worden kinderen beter voorbereid op de overgang van opvang naar het basisonderwijs en wordt vormgegeven aan de zogenaamde doorlopende ontwikkellijn. Om een goede doorgaande lijn te creëren naar de basisschool worden de volgende ontwikkelingsgebieden gehanteerd sociaal-emotionele, cognitieve ontwikkeling, motorische ontwikkeling, rekenvaardigheid en taalvaardigheid. Bij ons wordt gewerkt met de Peuterplein methode. Peuterplein is een thematisch speel en leerprogramma gebaseerd op de leefwereld van de peuters. Vanuit de gemeente Oldebroek word gewerkt met het VVE programma Peuterplein. VVE biedt onderwijs voor peuters en kleuters met een ontwikkelingsachterstand en die net iets meer begeleiding en stimulering nodig hebben. Ouders worden aan de hand van ons VVE beleidsplan geïnformeerd over onze visie en ons VVE aanbod, zodat zij weten wat zij mogen verwachten en wat er van hen als ouders wordt verwacht. Als er via het CJG een doelgroep peuter wordt aangemeld, wordt er met de desbetreffende ouder(s) een intakegesprek gevoerd. Daarin wordt de zorg van de peuter besproken en ook krijgen de ouders informatie over onze werkwijze aangaande VVE. Van dit intakegesprek krijgen we een VVE doorverwijsformulier, in dit formulier staat vermeld op welke ontwikkelingsgebieden het kind VVE nodig heeft. Dit formulier komt in het dossier van het kind. Het dossier kunnen ouders ten alle tijden inzien. Per VVE thema krijgen de ouders een themabrief, een uitgebreide brief waarin uitleg gegeven wordt over het thema; de woorden die we aanleren, het themaboek en de liedjes worden benoemd en tips voor thuis. VVE biedt echter ook een meerwaarde voor kinderen zonder ontwikkelingsachterstand of met een ontwikkelingsvoorsprong. Voor deze kinderen biedt het programma verrijkingsstof en opent het uitdagende perspectieven om zelfstandig hun belevingswereld te verkennen en uit te breiden. De Wereldkinderen werkt nauw samen met het CJG. Vier keer per jaar komen zij bij De Wereldkinderen op huis bezoek. Alle ouders krijgen van te voren te horen dat het CJG bij De Wereldkinderen langs komt. Hebben de ouders belangrijke vragen, dan zijn zij ook welkom om tijdens dit bezoek aanwezig te zijn. Kunnen zij niet aanwezig zijn dan is er de mogelijkheid dat de mentor van hun kind de vraag voorlegt aan het CJG. Op deze momenten worden als eerste alle kinderen met een VVE indicatie doorgesproken. Vervolgens de andere kinderen. 12

13 Krijgt een kind een doorverwijs naar bv de logopedie of fysiotherapie dan gaat het CJG eerst een afspraak met de ouders maken om met het kind naar het consultatiebureau te komen. Het kind krijgt dan bij het CJG een logopedische screening of een extra afspraak bij de consultatiearts. Aan de hand van dit onderzoek worden er verdere stappen ondernomen. Het CJG houd De Wereldkinderen vervolgens via de mail op de hoogte wat het kind in het vervolgtraject gaat doen. De ouders krijgen een brief mee om bij De Wereldkinderen door te geven wat het resultaat van de onderzoeken zijn. Inrichting van het lokaal/groep De werkwijze en de inrichting van De Wereldkinderen is ingesteld op de visie van psycholoog Howard Gardner. Naast veiligheid is er aandacht voor taalstimulerende en ander materialen (zoals een huis winkel- boerderijhoek, kast met verschillende constructiematerialen, kast met puzzel + spelletjes en boeken, reken en telhoek, praatplaten van Peuterplein en een kast waar het huidige thema op staat. ) dat de ontwikkeling van de peuters stimuleert. De ruimte, het lokaal, is zodoende ingericht dat er voldoende ruimte is voor de motorische ontwikkeling van peuters. Zie bijlage 1, VVE beleidsplan Doel voorschoolse opvang vanuit gemeente Oldebroek. Het instant houden van voorschoolse opvang heeft de navolgende doelen voor de gemeente Oldebroek: - optimale mogelijkheid om kinderen met (dreigende) achterstanden op taal - en algemene ontwikkeling te kunnen signaleren in de voorschoolse opvang; - optimale bereikbaarheid van kinderen in achterstandsituatie qua taal - en algemene ontwikkeling en hier Voor- en Vroegschoolse Educatie aan te kunnen bieden; - optimale bereikbaarheid van bijna alle kinderen in de leeftijd van 2 ½ en 4 jaar en deze pedagogisch en didactisch onderbouwde voorschoolse voorziening (peuterspeelzaalwerk/kinderopvang) aanbieden en daarmee eventuele achterstanden voorkomen. Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid op het gebied van voorschoolse opvang wordt beïnvloed door een aantal factoren: - wettelijk kader: - Wmo, prestatieveld 2: o.a. (ondergebracht in het integraal jeugdbeleid) - signaleren van (dreigende) achterstanden in ontwikkeling kinderen - toeleiding naar hulp - Wet OKÉ - verplichtende voorwaarden voor VVE beleid - verplichtende voorwaarden peuterspeelzaalwerk/ kinderopvang - financieel kader: - aan VVE middelen en professionaliseringsmiddelen hangen verplichtingen qua omvang en professionaliteit. - lokaal financieel kader - bezuinigingstaakstelling - lokale factoren: - aantal woonkernen en afstand daartussen - bevolkingsopbouw - deelname aan arbeidsmarkt - sociaal economische status ouders - aantal denominaties scholen en schoolbesturen 13

14 - lokale initiatieven om voorschoolse opvang te starten - bezuinigingstaakstelling - kracht lokale besturen voorschoolse opvang Bron: Gemeente Oldebroek. Bij De Wereldkinderen streven wij ernaar om de VVE programma s en VVE omgeving te realiseren op alle ontwikkelings- gebieden van het kind. Emotioneel ondersteunen, respect voor de autonomie, ontwikkelingsstimulering, begeleiden van interacties, praten en uitleggen, structuur bieden. Om alle ontwikkelingen te blijven volgen wordt er elk jaar een jaarplan gemaakt, deze wordt zo nodig aangepast. Zie bijlage 2, Jaarplan / Plan van Aanpak. 2018/ Visie Howard Gardner. De werkwijze en de inrichting van De Wereldkinderen is ingesteld op de visie van psycholoog Howard Gardner. Gardner was gefascineerd door de jonge leeftijd waarop zulke begaafdheden zich uitten. Het viel hem op, hoe de gevolgen van gehoorbeschadigingen voor patiënten kunnen verschillen. Bijvoorbeeld: een patiënt met een beschadigde linker hersenhelft kon niet meer praten, maar wel liedjes zingen. Dit kwam doordat de muzikale rechterhersenhelft nog wel intact was. Dit soort patiënten kon vloeiend een tekst lezen, maar hem niet meer begrijpen. Hierdoor raakte Gardner ervan overtuigd dat intelligentie niet als een op zichzelf staande of algemene bekwaamheid kan worden beschouwd. Hij zag intelligentie als een pakket mentale bekwaamheden, die zich onafhankelijk van elkaar kunnen voordoen en door afzonderlijke delen in de hersenen worden gestuurd. Hij onderscheidde in 1983 acht ruime categorieën van intelligentie, te beginnen met de verbale, ruimtelijke en mathematische vaardigheden. De vier volgende categorieën gaven aanleiding tot veel controversen, omdat ze niet pasten in het beeld dat men tot dan toe over intelligentie had. Volgens Gardner waren dit de muzikale, de lichamelijke, de sociale vaardigheden en zelfkennis. Later voegde hij hieraan extra intelligenties toe. Type intelligentie Voorbeelden van taken waarbij deze intelligentie gebruikt wordt Verbale een boek lezen, een tekst, verhaal of gedicht schrijven, gesproken woorden begrijpen. Vaardig in praten en analyseren; systematisch en ordelijk Logisch-mathematische denken. Ruimtelijke Begrippen ruimtelijk voor kunnen stellen; denken in beelden. Muzikale Een liedje zingen, ritme en melodie. Lichamelijke Bewegingsonderwijs. Vaardig in de dingen om zich heen zien, zoals de tuin, en al Natuurlijke wat buiten leeft. Overeenkomsten en verschillen daarin waarnemen. 14

15 Interpersoonlijke (sociale vaardigheden) Intrapersoonlijke (zelfkennis) Goed in samen leren en werken, goed in de omgang met anderen. zichzelf begrijpen Ruimte hebben om zich terug te kunnen trekken als daar behoefte aan is.de gevoelens van anderen proberen te begrijpen. De basis: veiligheid en vertrouwen. De opstelling van de pedagogisch medewerker is essentieel voor een goed pedagogisch klimaat. - professionaliteit; structuur en duidelijkheid bieden. - openheid en eerlijkheid. - rust uitstralen. - sfeer brengen in groep. - respect voor ouders en kinderen. - positieve benadering van kinderen, hen stimuleren tot zelfstandigheid. Dit alles resulteert in een bepaalde manier van omgaan met de kinderen van de groep. 13. Externe contacten met betrekking tot pedagogisch beleid. Jeugdgezondheidszorg: Samenwerking met de wijkverpleegkundige/cjg indien er zich ontwikkelingen voordoen, waarbij de zorg voor het kind of en/de thuis situatie extra aandacht behoeft. Dit wordt altijd eerst met ouders besproken. Ouders krijgen, bij bezoek aan huis of bureau, informatie over nut van de peuteropvang. Basisscholen: Tussen De Wereldkinderen en de verdere scholen is er (intensieve) samenwerking: Met als doel: - het kind een zo rustig mogelijke overgang te geven tussen peuteropvang en basisschool. - het kind in zijn/haar ontwikkeling samen te kunnen volgen; dit gebeurt middels het observatie/overdrachtsformulier dat door de peuterspeelzalen doorgegeven wordt aan de basisschool. De ondersteuning van de beroepskrachten. Hoe worden beroepskrachten in hun werkzaamheden ondersteund door andere volwassenen De beroepskrachten worden in hun werkzaamheden ondersteund door het inschakelen van externe docenten waar daar behoefte aan is. Dit zijn bijvoorbeeld sport, muziek en dramadocenten. Voorwaarde is dat er voldoende animo vanuit de kinderen is om zo n docent in te huren. Verder worden de beroepskrachten ondersteund door de ouders door middel van informatieuitwisseling. Zo kunnen zij kinderen beter begeleiden doordat zij weten wat er thuis 15

16 speelt en welke opvoedingsovertuigingen het kind thuis mee krijgt. Ook krijgen de beroepskrachten regelmatig de kans om hun kennis bij te laten scholen. Dit in de vorm van cursussen en workshops. Beroepskrachten werken slechts alleen als het aantal kinderen dat die dag aanwezig is dat toelaat. Dat betekent dat er als er minder dan 8 kinderen aanwezig zijn de beroepskracht in principe alleen werkt. Omdat alleen werken vaak niet prettig is (peutergroep) en meestal ook met het ophalen van de kinderen (BSO) niet mogelijk proberen we altijd met stagiaires of vrijwilligers te werken. Als er geen stagiaires of vrijwilligers aanwezig zijn en een beroepskracht werkt alleen op de groep, dan kan hij/zij altijd terugvallen op andere volwassenen in ikc Daltonschool De Wereldweide. 14.Ziekte en ongevallen. Bij de Wereldkinderen geldt de regel dat zieke kinderen de peutergroep en de BSO opvang niet kunnen bezoeken. Enerzijds omdat de Wereldkinderen daar niet (voldoende) voor toegerust is en omdat het in een aantal gevallen i.v.m. infectiegevaar, overdracht of besmettingsgevaar is uitgesloten dat een kind de peutergroep of de BSO opvang bezoekt. Anderzijds omdat we mogen veronderstellen dat kinderen wanneer ze ziek zijn of zich ziek voelen, zich thuis het beste op hun gemak voelen. Indien een kind ziek wordt tijdens het verblijf bij De Wereldkinderen brengt de beroepskracht de ouders/verzorgers op de hoogte en verzoekt hen het kind te komen ophalen. Voorzorgsmaatregelen: De beroepskracht hanteert het protocol Handen wassen bij: - Het begin van de werkzaamheden. - Het aanraken en bereiden van voedsel. - Na het eten of het helpen bij eten. - Na iedere zichtbare verontreiniging van de handen. - Na hoesten, niezen en snuiten. - Na spelen in de zandbank. - Na toiletgebruik. - Na het verschonen van een kind. - Na contact met lichaamsvochten zoals traanvocht, speeksel, snot, braaksel, urine, ontlasting, bloed. - Na het dragen van handschoenen. - Na schoonmaakwerkzaamheden. Verdere voorzorgsmaatregelen: - Handdoeken 1 keer per dag verschonen. - Speelgoed regelmatig schoonmaken met warm water en zeep; veel speelgoed kan, ook in de wasmachine gestopt worden. - Matrassen en kussens regelmatig controleren. - Kledingstukken die gebruikt worden voor verkleedpartijen schoonhouden i.v.m. stof en hoofdluis. - De hoes c.q. handdoeken van het verschoonkussen regelmatig controleren en verschonen. Bij elk kind een aparte handdoek gebruik op het verschoonkussen. - Gebruikte luiers meteen in een afgesloten vuilnisbak doen en elke avond de vuilnisbak of zak in de grote container buiten deponeren. - Groepsruimte regelmatig stofzuigen en dweilen. - Wasgoed (zoals handdoeken) frequent wassen op tenminste 60c. - Groepsruimte regelmatig laten luchten. - Vermijd tocht en vocht in de groep. 16

17 - Kinderen goed aankleden bij het buitenspelen of bij uitstapjes. - Het is aanbevelenswaardig om in elke peuterspeelzaal een doos 'chirurgenhandschoenen' te hebben in geval van ongevallen ter bescherming van de pedagogisch medewerker en kind. - Het is gewenst om zeeppompjes te gebruiken i.p.v. zeep. - In geval een ziekte zich ernstig laat aanzien of direct medische hulp nodig is, bel dan de huisarts van het betreffende kind en/of de dichtstbijzijnde huisarts. - In de groepsmap zitten voorin deze nummers.(sociale kaart) - Bij ernstige ziekte of calamiteit: het algemene alarmnummer bellen 112. Ongevallen. Bij ongevallen op de Wereldkinderen dienen in ieder geval de volgende stappen gezet te worden: - constateren van de ernst. - kleine ongevallen als tand door de lip, bulten e.d. kunnen door de pedagogisch medewerker zelf behandeld worden (op de locatie is een EHBOtrommel aanwezig). - Indien doktershulp noodzakelijk is, worden de ouders/verzorgers gebeld om zo nodig samen met één van de beroepskrachten naar de huisarts te gaan. - Bij de Wereldkinderen is ieder dagdeel een beroepskracht aanwezig die EHBO gecertificeerd is. Vanuit ikc Daltonschool De Wereldweide is er elke dag een medewerker met kinder EHBO/BHV certificaat aanwezig. Medische handelingen. Om problemen te voorkomen is het goed als dit schriftelijk wordt vastgelegd. - protocol omgaan met zieke kinderen: - protocol medicijnverstrekking: - overeenkomst gebruik geneesmiddelen: - bekwaamheidsverklaring: - Meldcode kindermishandeling 15.Signaleren en doorverwijzen bij ontwikkelingsproblemen van kinderen. Indien er zorgen zijn over de ontwikkeling van een kind dan: - Wordt dit besproken met de ouders/verzorgers. - Wordt er met toestemming van de ouders overlegt met CJG van de Jeugdgezondheidszorg. - Wanneer er een vermoeden is van een complexe zorgvraag kan het kind aangemeld - worden bij het Zorg Advies Team ZAT. - Kinderdagverblijven moeten in hun pedagogisch beleidsplan vanaf 1 juli 2015 aandacht besteden aan het signaleren van bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen en het doorverwijzen naar instanties die ouders hierbij hulp kunnen bieden. - Daarom zijn onze Pedagogische medewerkers ook de op de hoogte van dit middels mondeling, en mail en kunnen hun zorg aan de hoofdleidster uiten die dan contact opneemt met het CJG. Dit word bovenlokaal genoemd en zal dan verder bij deze instantie worden behandeld. 17

18 16.Vierogenprincipe: 2 medewerkers per groep kinderen. Kinderopvang De Wereldkinderen geeft de volgende invulling aan het vier ogenbeleid en de preventie van misbruik, onderverdeeld in de onderwerpen bouwkundig, personeel, samenwerking en overige maatregelen. Bij De wereldkinderen streven wij ernaar om 2 pedagogisch medewerkers op de groep te hebben, maar als er niet genoeg kinderen zijn dan kunnen we van dit streven afwijken door bijvoorbeeld een stagiair/vrijwilliger te voegen of bij zeer kleine groepen deze door 1 pedagogisch medewerker te laten leiden. De wettelijke bepaling over de beroepskracht-kind-ratio is in het geval van De Wereldkinderen: a. één beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 2-3 jaar; b. één beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 3-4 jaar. c. één beroepskracht per 10 kinderen in de leeftijd van 4 7 jaar. d. één beroepskracht per 12 kinderen in de leeftijd van 7 13 jaar. Het is conform het convenant kwaliteit toegestaan dat per dag gedurende maximaal 3 uur af te wijken van de beroepskracht kindratio. Dit geldt op een dag van 10 uur bij een studiedag BSO of een vakantie BSO Dit mag op de volgende tijden: -voor 9.30 uur -tussen en uur -na uur Vakantie/studiedag BSO; -voor 9.30 uur -tussen en uur -na uur Bovenstaande momenten zijn aandachtpunten bij de uitwerking van het vier-ogenprincipe. Hantering De Wereldkinderen zie: punt 1 Beroepskracht Kindratio Bouwkundig 1. De deuren naar de groepen staan open wanneer gewerkt wordt met pedagogisch medewerker op een groep. Dit zorgt voor transparantie, de medewerkers en leidinggevende hebben zicht op elkaar. 2. Het is een opdracht om al het glas transparant te houden en niet dicht te plakken met werkjes en mededelingen. 3. De groepsruimte is rondom voorzien van grote ramen, zodat er altijd van buiten naar binnengekeken kan worden. 4. De groepsruimte is zo ingericht dat de medewerker de ruimte in zijn geheel goed kan overzien. 5. De toiletdeuren zijn aan de onderkant open, waardoor er goed zicht is op de toiletgang. Personeel Ieder personeelslid is geregistreerd in het Personenregister Kinderopvang, waarbij een controle is uitgevoerd op een recente Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) tevens zijn zij gekoppeld in het personen register kinderopvang.. Dit geldt tevens voor stagiaires. Nieuw personeel wordt pas aangenomen na een mate van screening en eventueel referentienavraag. Stagiaires staan altijd boventallig en dus nooit alleen op een groep. 18

19 17.Betrokkenheid van ouders. Wanneer een kind bij De Wereldkinderen verblijft, is het even weg onder de vleugels van de ouders. De mentor/beroepskracht neemt op dat moment de opvoeding zo goed mogelijk waar. De ouders blijven hierbij eindverantwoordelijk. De mentor/beroepskracht stelt zich open op naar verwachtingen en wensen van ouders en probeert hier binnen de mogelijkheden van de groep rekening mee te houden. De Wereldkinderen ziet hierin de volgende aspecten van belang: 1. Persoonlijk contact. 2. Medezeggenschap ouders. 3. Pedagogische kans: Opvoedingsondersteuning. Er is veel aandacht voor ouderbetrokkenheid. Tijdens breng - en haal momenten kunnen ouders altijd bij de mentor/beroepskracht terecht voor vragen of hun verhaal kwijt. Hierdoor kan afstemming met de thuissituatie plaatsvinden. De ouders hebben op deze momenten gelegenheid om, indien gewenst, een afspraak te maken met de mentor/beroepskracht, om op een ander moment, in een wat rustigere setting even te kunnen praten. De koppeling kind/mentor staat genoteerd in de groepsmap op de locatie. Door een goed contact met ouders op te bouwen, zullen de ouders op een veilige manier met zorgen over hun kind bij de beroepskracht terecht kunnen. De mentor/beroepskrachten kunnen hierdoor ook ouders rechtstreeks benaderen om zowel de leuke dingen die er gebeuren te vertellen, als ook de zorgen bespreekbaar te maken Peutergroep Peutergroep: bij bijvoorbeeld een achterstand vraagt de mentor aan de ouder of er contact opgenomen mag worden met het CJG voor een screening, naar aanleiding van deze screening verwijst het CJG weer door naar passende instanties. De peuter ouders worden op de hoogte gehouden door een maandelijkse nieuwsbrief, tevens worden zij uitgenodigd voor een kopje koffie/thee bij iedere wisseling van een thema ( per 6 weken) om samen door te nemen wat de inhoud is van het volgend thema. -Vaste gespreksmomenten: intake van een peuter (na drie weken toezeggen mentorschap) drie maanden gesprek (hoe is het nu enz.) half jaar gesprek (bij VVE) een jaar gesprek (is vaak rond de derde verjaardag) anderhalf jaar gesprek (bij VVE) eind gesprek ( rond / met de vierde verjaardag) -Flexibele gespreksmomenten: dit kan zijn bij het brengen of halen van de peuter. Elke peuter heeft een eigen mentor/ vaste beroepskracht die hem /haar tijdens de peuterperiode begeleid. Ouders kunnen bij deze mentor terecht met vragen over hun kind. Een mentor volgt het kind en beschrijft dit in een observatie/overdrachtsformulier, waardoor vroeg signalering mogelijk is. (observatie formulier uit Peuterplein en begeleidingsplan). Hierdoor kan al vroeg extra zorg en aandacht aan het kind geboden worden en een doorgaande lijn met de basisschool wat betreft de zorg voor een kind gewaarborgd worden. De peuterspeelzaalperiode sluiten we af door een gesprek met de ouder(s) te hebben, waarin we in alle rust de observaties van het kind en de tijd, die het bij ons doorbracht, te bespreken. 19

20 Dit formulier gaat, na gegevenstoestemming van de ouders, naar de basisschool, waar de leerkracht van de 0/1 groep zich zodoende al een beeld kan vormen over dit kind en, indien wenselijk, zijn of haar specifieke zorg kan afstemmen BSO. Bij bijzonderheden in de ontwikkeling van het BSO-kind wordt er contact opgenomen met de ouder(s), of er al passende ondersteuning aanwezig is van instanties, zo nee, dan adviseren wij de ouders, en met goedkeuring van de ouders neemt de mentor zelf contact op met de docent van het betreffende kind. De BSO ouders krijgen de gelegenheid om een kopje koffie/thee te drinken een uur voor het ophalen van hun kind. Deze uitnodiging gaat ook per nieuwsbrief. -Vaste gespreksmomenten: intake van een BSO kind (na drie weken toezeggen mentorschap) BSO kind met drie maanden ( hoe gaat het nu) BSO kind met een jaar (vaak einde van het schooljaar) -Flexibele gespreksmomenten: dit kan zijn bij het breng en haalmomenten van een BSO kind. Elk BSO-kind heeft een eigen mentor/ vaste beroepskracht die hem /haar tijdens de BSO- periode begeleid. Ouders kunnen bij deze mentor terecht met vragen over hun kind. Een mentor volgt het kind en beschrijft dit in een observatie/overdrachtsformulier.(gedrag, houding, plaats in de groep en omgang met anderen). 18.Persoonlijk contact. Het is van belang dat ouders worden geïnformeerd over de ontwikkeling en de begeleiding van het kind in de groep. Andersom kan de mentor/beroepskracht niet buiten de informatie van ouders over essentiële gebeurtenissen rondom het kind en om af te stemmen over bepaalde afspraken. Een goede samenwerking en wederzijds vertrouwen dragen bij aan een gevoel van veiligheid van het kind. Informatie-uitwisseling vindt onder andere plaats bij het direct contact zoals bij het halen en brengen, wanneer 10-minuten gesprekken worden georganiseerd. Naast de formele contactmomenten wil De Wereldkinderen dat de ouders betrokken blijven bij de opvang. Door middel van maandelijkse nieuwsbrieven worden ouders geïnformeerd. Via deze nieuwsbrief kunnen ouders ook worden geïnformeerd over thema s en activiteiten binnen een VVE-programma en soms zelfs materialen meekrijgen waarmee ze zelf thuis aan de slag kunnen Privacy beleid Vanaf 22 mei 2018 hanteert De Wereldkinderen het privacy beleid. Zie bijlage Privacy beleid. 19.Medezeggenschap ouders. Pedagogische kwaliteit is een doorgaand proces, waarbij nieuwe ideeën worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd. In onze vertaalslag van pedagogische visie naar de praktijk en omgekeerd zijn en worden onderdelen verder uitgewerkt in concrete richtlijnen voor het pedagogisch handelen en de inrichting van de opvang. 20