ALGEMENE VERGADERING. 25 maart 2010 SSO. Voorstel Kennis nemen van het plan van aanpak Deltaprogramma. Samenvatting

Transcriptie

1 VERGADERDATUM 25 maart 2010 SSO SECTOR/AFDELING STUKDATUM NAAM STELLER 10 maart 2010 mw. J. Janson/ mw. G.A. Brouwer ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT ONDERWERP 6 Plan van aanpak Deltaprogramma PROGRAMMA veiligheid PORTEFEUILLEHOUDER J. Nieuwenhuis PARAAF ADJUNCT-SECRETARIS mr. G.J. Bos Voorstel Kennis nemen van het plan van aanpak Deltaprogramma. Samenvatting In deze notitie wordt het Deltaprogramma uiteengezet en wordt het belang en de inzet vanuit Waterschap Zuiderzeeland geschetst. Binnen het Deltaprogramma is met name het Regionale Deltadeelprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) voor ZZL belangrijk. Het belang van ZZL is gelegen in de gevolgen van een peilstijging op de buitendijkse gebieden, de waterkeringen, de kunstwerken (gemalen en inlaatwerken) en de kwalitatieve en kwantitatieve effecten op het watersysteem. DPIJ omvat vier deltaprojecten: toekomst Afsluitdijk; handreiking ruimtelijke kwaliteit; peilbesluit 2013; beleidsbesluit lange termijn peilbeheer Voor de eerste twee projecten geldt voor ZZL dat het actief volgen van deze projecten voldoende is. De projecten peilbesluit 2013 en beleidsbesluit 2015 hangen sterk met elkaar samen. ZZL formuleert binnen deze projecten randvoorwaarden, adviseert, levert gegevens aan DPIJ en ontwikkelt kennis door middel van verkenningen, waar mogelijk in samenwerking met andere partijen. Op deze wijze is er sprake van risicobeheersing, waarborg van goede kwaliteit van de gegevens en kan ZZL haar belangen kenbaar maken en zo mogelijk invloed uitoefenen op de voorkeursvariant die DPIJ kiest. Lelystad 5 maart 2010, het college van Dijkgraaf en Heemraden, de secretaris-directeur, de dijkgraaf, ir. J.B. van der Veen. mr. ir. H.L. Tiesinga. 1 / 8

2 Toelichting 1. Inleiding In het najaar van 2008 is het advies van de Deltacommissie gepresenteerd. In dit advies wordt aangegeven hoe we er voor kunnen zorgen dat de veiligheid en de hoeveelheid zoet water ook op de lange termijn goed zijn. Vervolgens is dit advies grotendeels overgenomen in het Nationaal Waterplan, dat in december 2009 is vastgesteld. Met het Deltaprogramma wordt uitvoering gegeven aan het Nationaal Waterplan (NWP). Het Deltaprogramma staat onder leiding van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, maar de voorbereiding en realisa-tie zal (juridische, financiële) implicaties hebben voor de regionale overheden. Het doel van deze notitie is meerledig. Als eerste worden de voor ZZL belangrijke onderdelen van het Deltaprogramma geschetst (hfst. 2). Hierin wordt ook aangegeven waar de relatie met ZZL in is gelegen. Vervolgens is beschreven hoe Zuiderzeeland zich inzet en positioneert in het Deltaprogramma (hfst. 3). Tot slot geeft deze notitie inzicht van de inzet van ZZL in het project Deltaprogramma (hst. 4). Doel hiervan is de visie van Waterschap Zuiderzeeland te beschrijven, zodat wenselijke samenwerkingsverbanden kunnen worden gevonden. 2. Het Deltaprogramma: de onderdelen die van belang zijn voor ZZL Het Deltaprogramma bestaat uit drie generieke deelprogramma s, te weten Zoetwatervoorziening, Veiligheid (incl. buitendijks) en Nieuwbouw en herstructurering. De eerste twee zijn met name van belang voor ZZL. Het bestaat daarnaast uit zes regionale programma s, waarvan het Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) voor ZZL belangrijk is Regionaal Deltadeelprogramma IJsselmeergebied Het IJsselmeergebied is een van de regionale deelprogramma s waarin waterveiligheid en zoetwatervoorziening de belangrijkste speerpunten zijn. Deelprogramma IJsselmeergebied stemt af met en incorporeert de resultaten van generieke deelprogramma s zoetwatervoorziening, veiligheid en het regionale deelprogramma Rijnmond. Vanuit DPIJ is aangegeven dat wanneer een partij deelneemt aan het Deltaprogramma, aan deze partij een financiële bijdrage wordt gevraagd in de planvormingsfase. De nadere uitwerking hiervan en afstemming met andere Deltadeelprogramma s zal in het nationaal wateroverleg plaatsvinden. Het Deltadeelprogramma IJsselmeergebied bestaat uit vier deltaprojecten: peilbesluit 2013; beleidsbesluit lange termijn peilbeheer 2015; Afsluitdijk; Handreiking ruimtelijke kwaliteit. De inhoud hiervan en het belang voor ZZL wordt hieronder weergegeven. Het deltaproject Peilbesluit 2013 is er op gericht om, binnen de huidige infrastructuur, een zomerpeilstijging van maximaal 30 cm mogelijk te maken, om op korte termijn een extra zoetwatervoorraad te realiseren ten behoeve van gebruik tijdens extreme droogtes. Dit project is opgenomen binnen het beleidsbesluit 2015, omdat voor een aanzienlijk deel gelijksoortige vragen beantwoord moeten worden. Medio 2010 wordt een startbeslissing genomen over het project peilbesluit Voor ZZL is het belang er in gelegen dat duidelijk wordt aangetoond dat deze zomerpeilstijging daadwerkelijk binnen de huidige infrastructuur kan plaats vinden. Dat wil zeggen dat er geen, of zeer beperkte effecten zijn op met name de waterkeringen en de buitendijkse gebieden. 2 / 8

3 Het deltaproject Beleidsbesluit IJsselmeerpeil 2015 omvat de beleidsbeslissing aangaande het toekomstig IJsselmeerpeil met een bandbreedte van -0,4 meter tot +1,5 meter (2050, doorkijk naar 2100), rekening houdend met klimaatscenario s, de zoetwatervraag en de veiligheid. Globaal ziet de planning van dit project er (vooralsnog) als volgt uit; de resultaten van de generieke deelprogramma s zoetwatervoorziening en veiligheid worden geïncorporeerd: Fase 1: Apr 2010-mrt Het verkennen van het speelveld. Dit omvat de probleemanalyse (2010) en het uitvoeren van verkenningen (2011). Dit zal gebeuren in gebiedsprocessen in zeven deelgebieden die zijn aangewezen in het IJsselmeergebied. Fase 2: Sept 2011-juli Het opstellen van potentiële voorkeursstrategieën. Fase 3: Jan dec Het opstellen van de voorkeursstrategie. Eind 2013 wordt het concept voorkeursalternatief voorgelegd. Het voorkeursalternatief wordt uiteindelijk opgenomen in het 2 e NWP dat eind 2015 vastgesteld wordt. Gezien de mogelijk aanzienlijke peilstijging die hierin wordt verkend, kunnen de effecten op de diepgelegen polders en de waterkeringen van ZZL enorm zijn. In dit project is het voor ZZL van belang dat de juiste varianten worden gekozen, en dat de effecten en maatregelen met betrekking tot veiligheid en het watersysteem binnendijks duidelijk en betrouwbaar in beeld worden gebracht. Het deltaproject Toekomst Afsluitdijk omvat de verkenning naar de integrale verbetering van deze dijk om aan de veiligheidseisen te blijven voldoen en om het gebruik ervan te verbreden. Dit project is ondergebracht bij het Deelprogramma IJsselmeergebied, omdat het van grote invloed is op het IJsselmeergebied en de beleidsbeslissingen die in dit programma worden genomen. Echter, het project is al verder gevorderd, heeft een eigen projectstructuur met stuurgroep en ambtelijke werkgroepen. De verwachting is dat DPIJ met name een toetsende rol zal hebben op dit project. De planning is dat medio juli 2010 het eindrapport van de Maatschappelijke kosten-batenanalyse Toekomst Afsluitdijk (MKBA) definitief is. Tevens wordt parallel de structuurvisie opgesteld. Uit de Achterlandstudie (2006) is gebleken dat indien de Afsluitdijk niet wordt versterkt, de dijken van Zuiderzeeland niet meer voldoen aan de normering. ZZL beschouwt de versterking van de Afsluitdijk als een gegeven in de toekomst. Mocht dit anders uitpakken, wat niet waarschijnlijk is, dan zullen afspraken moeten worden gemaakt met het Rijk. Het Deltaproject Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit is gericht op het geven van richtlijnen aan overheidsorganisaties en private ondernemingen om de verrommeling van de randen van het IJsselmeer tegen te gaan. Hierbij is onder andere de Rijksadviseur voor het landschap (mevr. Yttje Feddes) betrokken. Onderliggende reden is dat in het NWP is aangegeven dat alle gemeenten grenzend aan het IJsselmeergebied 5 ha buitendijks mogen ontwikkelen. Gedacht kan worden aan de hoogte van flatgebouwen, de hoeveelheid havens en het aantal vaarbewegingen. Het zwaartepunt van dit project zal in 2010 en 2011 liggen en zal met name van belang zijn voor de gemeenten en de provincies Generiek deltadeelprogramma Veiligheid en buitendijks Deelprogramma Veiligheid omvat de verdere invulling en vormgeving van het nationale waterveiligheidsbeleid van de 21e eeuw (in drie lagen: preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing), de implementatie van de EU Richtlijn Overstromingsrisico s en de programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Tevens omvat het Deelprogramma Veiligheid beleidsmatige verkenningen, zoals een verkenning naar knelpunten in het buitendijks gebied, en kennisvormende pilots en projecten, bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden van Deltadijken. 3 / 8

4 Eén van de belangrijkste producten van het Deelprogramma Veiligheid is het ontwikkelen en vaststellen van nieuwe normen voor waterveiligheid op basis van een integrale beschrijving van het economisch optimum, slachtofferrisico s en basisveiligheid. In 2011 wordt hierover een principebesluit genomen. In 2017 worden de nieuwe normen vastgelegd in de Waterwet. In 2011 voert ZZL een toetsing uit van de buitendijkse gebieden. Hierin kan worden meegenomen wat de effecten van een peilstijging in het IJsselmeergebied zijn voor de buitendijkse gebieden. Dit betreft dan zowel de zomerpeilstijging in het kader van het peilbesluit 2013 alsook de varianten in peilstijging en uitzakken wat betreft het lange termijn peil in het IJsselmeer. Ook de verkenning naar de nieuwe normering die in 2010 door ZZL wordt uitgevoerd, kan input leveren of worden gecombineerd met de effectverkenning naar de gevolgen van de stijging van het IJsselmeerpeil op de keringen Generiek deltadeelprogramma Zoetwatervoorziening Dit deelprogramma is ingesteld om een landelijke verkenning zoetwatervoorziening uit te voeren om te komen tot een besluit over de lange termijn zoetwatervoorziening. Een belangrijk aspect van de zoetwatervoorziening is dat het echt landelijk is: maatregelen die genomen worden in de regio zijn van invloed op de zoetwatervoorziening en omgekeerd. Het is dan ook belangrijk om zoetwatervoorziening te bezien in relatie tot veiligheid en regionale ontwikkelingen. Zoetwatervoorziening is sterk gerelateerd aan de watervraag. In het beheergebied van ZZL wordt ook water ingelaten ten behoeve van onder andere beregening en doorspoelen voor waterkwaliteit. Het is van belang om voor de lange termijn inzicht te hebben in de zoetwatervraag, waarbij rekening wordt gehouden met klimaatverandering en nieuwe functies. 2.4 Ruimtelijke inrichting, juridische en financiële aandachtspunten Naast bovengenoemde thema s gericht op veiligheid, het regionale waterbeheer en zoetwatervoorziening is het van belang om (het effect op) de ruimtelijke inrichting en de (droge) ecosystemen mee te nemen. Het peilbeheer is bepalend voor de ruimtelijke mogelijkheden, maar de autonome dynamiek in de ruimtelijke inrichting kan weer bepalend zijn voor hetgeen nodig is wat betreft het water/peilbeheer. Denk aan de demografische ontwikkelingen, de toekomst van de landbouw en recreatie en allerhande ontwikkelingen op het gebied van (wind)energie, mobiliteit en ict. Hiermee wordt duidelijk dat samenwerking tussen de waterbeheerders en de ruimtelijke ordenaars (rijk, provincie en gemeenten) een randvoorwaarde is om tot een goed beleidsbesluit te komen. Andere aandachtspunten zijn van juridische en financiële aard. Ontwikkelingen in het Deltaprogramma worden getoetst op de juridische en financiële aspecten. 3. Belangen en positionering ZZL Wat betreft de inzet van ZZL ten behoeve van het inbrengen van de belangen van ons beheergebied in het Deltaprogramma worden enkele afwegingen gemaakt, met name waar het gaat om het peilbesluit 2013 en het beleidsbesluit lange termijn peilbeheer Afwegingen om te komen tot inzet en positionering Lange termijn beleidsbesluit IJsselmeerpeil 2015 en peilbesluit / 8

5 3.1.1 Afwegingen taakopvatting (watertoetsproces) Het Deltaprogramma, als uitvoeringsprogramma van het NWP, kan beschouwd worden als een initiatief van het Rijk, waarbij de waterbeheerder vanaf het watertoetsproces in een vroegtijdig stadium betrokken is. Er kan worden vastgesteld dat er een aanzienlijke kennisleemte is met betrekking tot de kennis van effecten van een peilstijging op het watersysteem inclusief de dijken. We kunnen daardoor onvoldoende een door andere partijen uitgevoerde studie op de effecten kritisch beoordelen en daarmee dus onvoldoende voldoen aan de zorgplicht. Watertoetsproces De basis inzet van de watertoets (wettelijke taak van de waterbeheerder: besluit ruimtelijke ordening) kan als volgt worden beschreven: adviseren over het watersysteem, vervolgens nagaan of het waterhuishoudkundige systeem past binnen de randvoorwaarden en beleidskaders van het waterschap, zonodig voorstellen tot wijziging doen, dan wel voorstellen tot mitigerende maatregelen. Vaak worden de gegevens die het waterschap heeft over het watersysteem aangeleverd tbv een waterhuishoudkundige/keringen studie. Apart hiervan steekt de waterbeheerder de watertoets soms zwaarder in, om verschillende redenen: - Kennisleemte: indien het waterschap onvoldoende kennis in huis heeft om de initiatiefnemer te adviseren, dan wel randvoorwaarden mee te geven, wordt extra onderzoek gedaan. Kosten worden in overleg met de initiatiefnemer verdeeld (voorbeeld: Almere Poort). - Beleidsleemte: indien het waterschap beleid ontbeert om goed te kunnen adviseren wordt nieuw beleid opgesteld. - Positiebepaling: indien onduidelijk is welke consequenties een bepaalde ontwikkeling heeft voor het waterschap, en de verwachting is dat het mogelijk is om de initiatiefnemer te beïnvloeden, worden verkenningen uitgevoerd, waarin mogelijkheden en/of mogelijke effecten worden verkend. Hiermee kan ambtelijk en bestuurlijk worden getracht om het initiatief te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de life cycle kosten studies tbv Almere Pampus en Almere Oost (2007) en de quick scan naar gevolgen van de nieuwe normering (2010). - Deelname in bestuurlijke en ambtelijke werkgroepen om de positie van het waterschap en het belang van het watersysteem te benadrukken (bijv. Schaalsprong Almere, Zuyderzeerand, IJsseldelta Zuid). - Detachering medewerker om het waterschap/watersysteembelang continu in te brengen (bijv. Oostvaarderswold) Naarmate belang en risico van een ontwikkeling toenemen, zal de waterbeheerder de watertoets steviger insteken. Voor het aanvullen van de kennisleemte dient de waterbeheerder zelf verantwoordelijkheid te nemen, zodat het watertoetsproces voldoende invulling kan krijgen. Vergelijkbare voorbeelden zijn het onderzoek naar de wateropgave in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland in het kader van de ontwikkeling van het Oostvaarderswold en de variantenstudie Veluwerandmeren naar de effecten van een stijging van het peil van de Veluwerandmeren op de waterkeringen en het watersysteem. Voor wat betreft de uitvoering van eventuele maatregelen als gevolg van het beleidsbesluit 2015, gaan de waterschappen er vanuit dat de kosten daarvan voor rekening van het Rijk zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat het Deltafonds daarvoor wordt gebruikt. Dit onderwerp zal de komende jaren verder worden uitgewerkt, en waar nodig zal het bestuur hierover worden geïnformeerd Afwegingen betreffende de fysieke effecten De effecten van een peilstijging in het IJsselmeer voor het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland zijn in vergelijking tot andere gebieden vrij overzichtelijk. De dijken zijn grotendeels op orde, en langs grote delen is voldoende ruimte aanwezig om te kunnen versterken. Er zijn enkele buitendijkse gebieden, zoals Schokkerhaven, woonwijk Parkhaven en natuurlijk de gemeente Urk waaraan voldoende aandacht gegeven dient te worden. Het 5 / 8

6 watersysteem in de polder voldoet grotendeels aan de normen en aangezien nog altijd een groot deel in landelijk gebied ligt, is het ook relatief eenvoudig om dit watersysteem zo nodig uit te breiden en maatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit en ecologie te nemen. Voorts zal een peilstijging effect hebben op de effectiviteit van de gemalen en wordt de inzet van de gemalen waarschijnlijk hoger. Anderzijds vormt het beheergebied van ZZL een laag gelegen, kwetsbare polder waarin duizenden mensen wonen, werken en recreëren. Als waterbeheerder hebben we de verantwoordelijkheid om dit gebied bewoonbaar en leefbaar te houden en we hebben daarom een groot belang om onze belangen in het Deltaprogramma helder te maken en te agenderen. Concreet is het van belang om bij de dijkversterkingen die naar verwachting aan delen van de primaire c-keringen worden uitgevoerd te anticiperen op de nieuwe veiligheidsnormering en eventueel op de 30 cm zomerpeilstijging. Hieruit blijkt dat we als waterbeheerder onze gegevens op orde moeten hebben en goed inzicht moeten hebben in de gevolgen van peilopzet in het IJsselmeer op ons watersysteem inclusief de dijken en buitendijkse gebieden. Concreet kunnen worden benoemd de gevolgen op de buitendijkse gebieden, de waterkeringen, de kunstwerken (gemalen en inlaatwerken) en de kwalitatieve en kwantitatieve effecten op het watersysteem Toekomst Afsluitdijk Dit project wordt actief gevolgd. Via de deelname van de dijkgraaf in de Stuurgroep en de daarbij behorende ambtelijke ondersteuning is dit voldoende geborgd Handreiking ruimtelijke kwaliteit Ook voor dit project wordt ingeschat dat het volgen voldoende is. De inschatting is dat er een kans is dat vanuit dit project richtlijnen of regels worden geformuleerd die het watersysteem of de waterveiligheid beïnvloeden. Hierop dienen we als waterbeheerder alert te zijn. ZZL zal zich als randvoorwaarden stellende partij opstellen. Daarbij zullen we bijeenkomsten bijwonen wanneer dat nodig is. Afstemming met de andere waterbeheerders (bijvoorbeeld in de IJsselmeergroep) kan nuttig zijn. Dit geldt overigens voor alle activiteiten uit het Deltaprogramma. 4. Plan van Aanpak project Deltaprogramma 4.1 Bestuurlijke inzet Binnen Waterschap Zuiderzeeland is heemraad J. Nieuwenhuis portefeuillehouder Deltaprogramma. Vanuit deze functie neemt hij onder andere deel aan de vergaderingen van de IJsselmeergroep, waarvan de dijkgraaf de heer Tiesinga voorzitter is. De dijkgraaf is sinds november 2009 mede-trekker van de RCGIJ (Regionale Coördinatie Groep IJsselmeergebied) van het Deelprogramma IJsselmeergebied. In de IJsselmeergroep wordt kennis gedeeld, bijvoorbeeld stand van zaken van de verschillende Deltaprogramma s. Tevens functioneert de IJsselmeergroep als discussie platform en als platform om gezamenlijk onderzoek door de waterbeheerders te initiëren en te volgen. De dijkgraaf neemt deel aan de stuurgroep van de Toekomst Afsluitdijk. Tevens is hij deelnemer van het Bestuurlijk Kernteam Deltaprogramma (BKT) van de Unie van Waterschappen. 6 / 8

7 4.2 Activiteiten en samenwerking Activiteiten ZZL formuleert randvoorwaarden, adviseert en levert gegevens aan het Deltaprogramma. Om de kennisleemte, met betrekking tot de effecten van een peilstijging op het watersysteem (zie 3.1), te dichten is het van belang zicht te krijgen op de gevolgen op de buitendijkse gebieden, de waterkeringen, de kunstwerken (gemalen en inlaatwerken) en de kwalitatieve en kwantitatieve effecten op het watersysteem. Tevens is er meer inzicht nodig met betrekking tot de lange termijn waterbehoefte. Daarnaast volgt ZZL de projecten Afsluitdijk en Handreiking ruimtelijke kwaliteit, neemt deel aan de UvW werkgroep Zoetwatervoorziening en volgt het Deltaprogramma Zoetwatervoorziening. Tevens kan het onderzoek naar de nieuwe veiligheidsnormering, dat reeds wordt uitgevoerd in de lijnorganisatie, een bijdrage leveren in het bepalen van de positie van ZZL omtrent de lange termijn veiligheid en zonodig kunnen deze inzichten worden gedeeld met het Deltaprogramma. Samenwerking binnen de waterkolom De insteek van ZZL is om de kennisleemte in samenwerking met collega waterbeheerders en andere belanghebbende partijen aan te vullen, deels met behulp van het uitvoeren van verkenningen/quick scans in beperkte omvang. In aanvulling daarop voert ZZL zelf verkenningen uit voor onderdelen die specifiek voor ZZL van belang zijn. Hiermee kunnen we de effecten in beeld te brengen, de scenario s die vanuit het deelprogramma worden onderzocht voeden en zo nodig corrigeren met onze gezamenlijke, dan wel eigen bevindingen. Op deze wijze nemen we onze verantwoordelijkheid voor ons watersysteem en kunnen we bovendien kritisch bijdragen aan het proces. Door de UvW is een onderzoeksprogramma Deltaproof ingesteld dat wordt getrokken door STOWA. Er is een ronde gedaan om de kennisvragen bij de waterschappen te inventariseren. Het is nog niet duidelijk wat het resultaat daarvan is, en op welke wijze de uitwerking ervan zal plaatsvinden. Er zal op worden gestuurd om zo mogelijk de genoemde verkenningen uit te voeren in STOWA verband, waarmee wellicht ook een deel van de financiering uit dit onderzoeksprogramma wordt gedekt. DPIJ, onderzoeksinstituten (Deltares) Vanuit DPIJ is aangegeven dat het met name de regie voert over het Deltaprogramma IJsselmeergebied. Kennisinstituten als Deltares en Alterra, maar ook adviesbureaus, zullen naar verwachting een belangrijke rol hebben in de uitwerking van de kennis en beleidsvragen. ZZL wil waar mogelijk samen met DPIJ of andere overheden/waterbeheerders en instituten, verkenningen uitvoeren en kosten delen. De inbreng en samenwerking van de waterbeheerders wordt als belangrijk beschouwd om op efficiënte wijze een goed en samenhangend product neer te zetten. Provincie De provincies nemen de regierol op zich van de gebiedsprocessen in de deelgebieden die zijn aangewezen in het IJsselmeergebied. De meerwaarde van de samenwerking tussen de provincies en gemeenten enerzijds en de waterschappen anderzijds wordt hiermee al benadrukt: Een peilstijging heeft effecten op de ruimtelijke inrichting en gebruiksfuncties. Door samen te werken worden de water en ro- expertises aan elkaar verbonden en de samenhang benadrukt. 4.3 Planning Planning en inzet hangen af van de planning van de verschillende deelprogramma s, met name deelprogramma IJsselmeergebied, en in mindere mate Veiligheid en Zoetwatervoorziening. De Plannen van aanpak zijn naar verwachting gereed in het voorjaar Mogelijk dat dit voorliggende plan 7 / 8

8 van aanpak van ZZL op basis van de voorgenoemde plannen van aanpak en de mogelijke samenwerkingsverbanden in de uitwerking nader wordt geconcretiseerd. Uitgangspunt is dat de effectverkenningen in 2010 en 2011 worden uitgevoerd, zodat de gegevens en resultaten kunnen worden gebruikt bij het ontwikkelen en beoordelen van de variantenanalyses van DPIJ in 2011 en ZZL zal dan ook inventariseren waar wensen liggen bij andere waterbeheerders en partijen, zodat op basis daarvan duidelijk wordt waar gezamenlijke verkenningen uitgevoerd kunnen worden. Op basis van de uitkomsten van deze verkenningen zal ZZL bepalen hoe het waterschap zich positioneert ten opzichte van de varianten binnen DPIJ en in welke variant(en) het belang van ZZL het best wordt vertegenwoordigd. Het is van belang dat de scenario s van DPIJ goed doorgerekend en betrouwbaar zijn, zodat ZZL een weloverwogen keuze kan maken tussen deze varianten en daar haar voorkeur in kan uitspreken, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Dit proces start begin 2011 wanneer de resultaten van verkenningen bekend zijn. Hieronder geven we het proces weer van DPIJ met daarbij wat ZZL parallel daaraan aan activiteiten zal uitvoeren. DPIJ ZZL Fase 1 Apr 2010-mrt 2011 Verkennen Speelveld 2010 / 2011 Fase 2 Sept 2011-juli 2012 Potentiële voorkeursstrategieën opstellen Fase 3 Jan dec 2013 Voorkeursstrategie opstellen 2011 / Voorbereiding en realisatie van samenwerking met andere waterschappen, provincie, gemeenten (gebiedsprocessen); - Start gezamenlijke verkenningen en ZZL specifieke onderdelen; - Informatie aanleveren DPIJ. - Verkenningen afronden; - Beoordelen voorkeursstrategieën DPIJ; - Sturen naar voorkeursstrategie op basis van resultaten gezamenlijke en individuele verkenningen Informatie leveren aan DPIJ. Personele consequenties De activiteiten kunnen met de bestaande personeelsbegroting worden uitgevoerd. Financiële consequenties De kosten zijn begroot en bedragen maximaal voor De verwachting is dat dit zal afnemen in 2011 t/m Vanuit de afdeling financiën vindt ondersteuning plaats. Juridische consequenties Vanuit juridische zaken vindt ondersteuning plaats. Consequenties voor Communicatie Communicatieve activiteiten ten behoeve van ZZL worden uitgevoerd door de afdeling communicatie. Voorstel: Kennis te nemen van het plan van aanpak Deltaprogramma. Bijlagen n.v.t. 8 / 8