Kenzo. Kenmerken. Strategie. De ander. Evaluatie. Activiteiten. Waar sta ik nu? Naam: Waar vindt de ander dat ik sta?

Transcriptie

1 Kenzo Hij weet welke leerstrategieën er zijn. Hij weet op welke manier hij het beste kan leren. Hij weet hoe hij de opdracht het beste aan kan pakken. Hij kan en advies geven hoe zij hun taak het beste aan kunnen pakken. Kenzo weet hoe hij het beste kan leren 60% 50% Waar vindt de

2 ke Hij weet welke manier van leren en werken het beste bij hem past. Hij kan vertellen wat hij nog moeilijk vindt bij een opdracht. ke weet waar hij goed in is en waar hij nog in kan groeien Hij weet waar hij nog vaker mee moet oefenen. Hij kan voor zichzelf een haalbaar doel stellen. 60% 50% Waar vindt de

3 Plavo Ze weet wat ze wil gaan doen en weet wat het belangrijkste is om eerst te doen. Ze weet wanneer ze iets wil gaan doen en kan op tijd hulp vragen wanneer dit niet lukt. Ze schrijft vooraf op hoe lang ze denkt dat ze over Plavo is op tijd klaar en haar werk is goed een taak gaat doen en kijkt als ze klaar is of het klopt. Ze maakt haar werk in stappen. Waar vindt de

4 Moni Hij voert zijn planning uit. Hij kijkt tijdens een opdracht of hij het nog begrijpt en vraagt om hulp als dat nodig is. Hij stelt zichzelf, tijdens het leren, vragen over hoe het gaat. Moni kijkt of alles goed gaat Hij gaat bij zichzelf na of hij nog betrokken is en stelt zichzelf hierin bij. Waar vindt de

5 Hoeso Hij controleert zijn antwoorden voor hij deze inlevert. Hij kan na een toets inschatten hoe hij het heeft gedaan. Hij denkt na over wat al goed is gegaan en wat de volgende keer nog beter kan. Hij kan vertellen hoe het samenwerken is gegaan Hoeso weet hoe hij het gedaan heeft en weet wat zijn rol daarin was. Waar vindt de

6 Zaza Ze weet welke manieren er zijn om te herhalen. Ze weet welke manieren van herhalen het beste bij haar passen. Ze gebruikt verschillende manieren van herhalen om beter te leren en te onthouden. Zaza onthoudt door te herhalen Ze herhaalt de stof tot ze deze goed kent. Waar vindt de

7 Plop kennis plopt vanzelf in zijn hoofd, omdat hij betrokken meedoet met de les. Hij maakt plaatjes in zijn hoofd, waardoor hij het werk beter begrijpt. Plop gebruikt wat hij heeft geleerd en denkt actief na over de leerstof Hij stelt zichzelf inhoudelijke vragen over de stof. Hij legt verband tussen de stof en wat hij eerder heeft geleerd. Waar vindt de

8 Lurn Hij zoekt gericht naar de informatie die hij nodig heeft. Hij vraagt zich af wat de bron is van de informatie. Hij gebruikt de gevonden informatie als bron voor zijn eigen werk. Lurn weet de juiste informatie te vinden en te gebruiken Hij kan de gevonden informatie naar zijn eigen taal omzetten. Waar vindt de

9 Nettie Ze weet op welke plek ze het beste werkt. Ze weet welke spullen ze nodig heeft voor een taak. Ze heeft alles bij de hand en zorgt ervoor dat ze niet mis grijpt. Als ze klaar is met een taak bergt ze zelf Nettie regelt haar eigen spullen en werkplek de spullen weer op een vaste plek op. Waar vindt de

10 Asse Ze zegt wat ze leuk vindt en wat niet. Ze vraagt hulp als dat nodig is. Ze zegt wat ze belangrijk vindt. Ze komt voor zichzelf op als ze iets onprettig vindt. Asse vraagt en zegt wat nodig is om zichzelf prettig te voelen Waar vindt de

11 empa en Thie Zij luisteren aandachtig en vragen door als ze het niet begrijpen. Zij laten de uitpraten. Zij kunnen zich verplaatsen in de situatie Empa en Thie kunnen erg goed luisteren en leven mee van een. Zij vatten samen wat de zegt en vragen of dit zo klopt. Waar vindt de

12 Sam en Sterk Zij bepalen samen wat het doel is van het spel of de taak. Zij overleggen welke stappen nodig zijn om een doel te bereiken. Zij verdelen de taken en vinden het belangrijk dat iedereen een rol heeft. Sam en Sterk helpen elkaar en leren van elkaar Zij vragen aan de hoe het gaat en of hij/zij hulp nodig heeft. Waar vindt de

13 GoGo Ze geeft niet op als het moeilijk wordt. Ze probeert het nog eens als het niet lukt. Ook al is het moeilijk of niet leuk, ze gaat toch door. Ze heeft vertrouwen dat wat ze niet kan, ze nog kan leren. GoGo zet door en maakt af waar ze aan begint Waar vindt de

14 Spielo Ze weet wat ze wel en niet goed kan. Ze gebruikt haar kwaliteiten om een taak goed te maken. Ze zet haar kwaliteiten in tijdens het samenwerken met en. Ze heeft zin in de taak, omdat ze haar kwaliteiten Spielo gebruikt haar kwaliteiten in mag zetten. Waar vindt de

15 Drom Hij weet waarom een taak belangrijk is. Hij kan uitleggen wat hij van een taak leert. Hij vindt het resultaat belangrijk, omdat hij weet waar hij het voor nodig heeft. Hij wil graag zijn doel behalen, omdat hij Drom weet waarom hij iets leert weet waar hij het voor nodig heeft. Waar vindt de

16 Zieme Ze kan haar eigen werk en inzet beoordelen. Ze vergelijkt haar werk met eerder gemaakt werk of met dat van en. Ze weet wat ze de volgende keer s zou kunnen doen. Zieme weet wanneer ze goed gewerkt heeft Ze is trots op wat ze heeft bereikt. Waar vindt de