VRAGENLIJST STUDIEKRING Competentie Studievaardigheden en vak inhoudelijke kennis

Transcriptie

1 VRAGENLIJST STUDIEKRING Competentie Studievaardigheden en vak inhoudelijke kennis 1. Voordat ik aan mijn huiswerk begin, schat ik in hoeveel tijd het me per vak gaat kosten. 2. Ik verkijk mij nooit op de hoeveelheid huiswerk of stof voor een toets. 3. Wanneer ik leer voor een toets, bedenk ik welke vragen gesteld kunnen worden. 4. Ik probeer verbanden te leggen tussen de dingen die ik leer. 5. Ik test mezelf om zeker te weten dat ik de bestudeerde stof ken. 6. Ik kan een goede samenvattingen maken uit een schoolboek. 7. Ik kan me goed concentreren op mijn school maak en leerwerk. 8. Ik vind het makkelijk om me aan de gemaakte planning te houden. 9. Ik krijg mijn huiswerk meestal op tijd af.

2 10. Het lukt me goed om met de stof van alle vakken bij te blijven. 11. Ik vind het makkelijk om te weten hoe ik moet leren. 12. Ik probeer grammaticale regels, begrippen of formules uit mijn hoofd te leren. 13. Wanneer ik een woord niet ken, zoek ik het op in een woordenboek. 14. Het lesmateriaal vertaal ik in mijn eigen woorden. 15. Ik weet vaak wat er bij een toets precies bedoeld wordt met de vragen. 16. Ik vind het makkelijk om samen te vatten wat ik heb gehoord in de klas. 17. Ik gebruik hulpmiddelen bij het leren, zoals dik en schuin gedrukte woorden en kopjes boven de tekst. 18. Ik maak tekeningen of schema's om met te helpen de stof te begrijpen. 19. De belangrijke dingen uit de tekst onderstreep of kleur ik en/ of zet ik in een samenvatting.

3 20. Het verschil tussen belangrijke en minder belangrijke dingen in de stof weet ik goed te vinden. 21. Tijdens de les maak ik altijd aantekeningen. 22. De aantekeningen gebruik kik bij het leren van een toets. 23. Als ik woordjes moet leren, doet ik dat nooit in een keer, maar verdeel ik de woordjes in groepjes. 24. Door het maakwerk oefen ik het toepassen van de leerstof. 25. Voor een toets leer ik ook de bijbehorende stof uit het werkboek. 26. Als ik een onvoldoende haal, bestudeer ik de stof nogmaals tot ik het snap. 27. Ik maak een planning. 28. Ik kan me goed concentreren tijdens de les. 29. Ik kan me goed concentreren tijdens het maken van een toets.

4 30. Ik kan goed doorwerken, zonder afgeleid te worden. Ja soms nee 31. Wanneer ik een toets begin, heb ik deze altijd in ieder geval voor een voldoende geleerd. Ruimte voor opmerkingen

5 Omgeving/ relatie Fysieke leeromgeving, sociale leeromgeving en structuur 1. Ik heb een vaste plek waarop ik mijn huiswerk maak. 2. Als ik huiswerk op krijg, schrijf ik dit altijd meteen in mijn agenda. 3. Het is voor mij altijd duidelijk wat voor huiswerk ik moet maken/ leren. 4. Ik vind het contact met mijn leraren plezierig. 5. Ik vind de manier waarop mijn ouders mij begeleiden plezierig. 6. Ik doe zoveel dingen buiten school dat mijn huiswerk er onder lijdt. 7. Door dingen die buiten schoolwerk gebeuren kan ik mij vaak niet concentreren op mijn schoolwerk. 8. Ik heb een plek in huis waar ik geconcentreerd mijn huiswerk kan maken. 9. Ik maak elke dag huiswerk. 10. Ik begin meestal een paar dagen voor de toets met leren.

6 11. Ik probeer de stof voor een toets een paar keer te herhalen. 12. Als ik een toets moet maken, zorg ik dat ik fit en uitgerust ben. 13. Als ik niet precies weet wat de bedoeling is, vraag ik uitleg aan de docent of een klasgenoot. 14. Ik voel me thuis in mijn klas, zonder dat dit ten koste gaat van de mate waarin ik mij kan concentreren. 15. Mijn ouders praten open met mij over de ouderavonden en de informatie die ik hierover hoor helpt mij. Ruimte voor opmerkingen

7 Autonomie zelfstandigheid, inzicht, motivatie 1. Ik verzin vaak een reden om niet te hoeven beginnen aan mijn huiswerk 2. Ook als een taak moeilijk is, probeer ik deze af te maken. 3. Ik begrijp vaak niet waarom ik een onvoldoende haal. 4. Ik vind het belangrijk om het goed te doen op school. 5. Na het halen van een onvoldoende weet ik hoe ik de volgende keer moet leren om wel een voldoende te krijgen. 6. Ik werk hard om een goed cijfer te krijgen, ook als ik een vak niet leuk vind. 7. Ik vind het te belangrijk en werk te hard om het goed te doen op school. 8. Als er problemen zijn m.b.t. schoolwerk is het voor mij duidelijk wie ik hiervoor kan benaderen. 9. De meeste vakken op school vind ik leuk. 10. Ik vind het leuk om met mijn huiswerk bezig te zijn.

8 11. Ik leer vaak alleen de onderwerpen die ik leuk of interessant vind. 12. Ik begrijp vaak niet waarom ik een onvoldoende haal. 13. Ik overhoor mezelf op een zinvolle manier om zeker te weten dat ik genoeg weet voor de toets. Ja soms nee 14. Ik laat me overhoren om zeker te weten dat ik genoeg weet voor de toets. Ja soms nee Ruimte voor opmerkingen