Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling

Transcriptie

1 Omgevingsdienst Regio Nijmegen D /Z Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling AANLEIDING Op 23 mei 2014 heeft Royal Haskoning DHV te Nijmegen, namens Dura vermeer Deelnemingen B.V. (hierna te noemen: Dura) een aanmeldingsnotitie m.e.r.- beoordelingspiicht als bedoeld in artikel 7.16, eerste lid van de Wet milieubeheer (Wm) ingediend. In de aanmeldingsnotitie wordt mededeling gedaan van het voornemen om een asfaitcentraie voor de productie van warm bereide asfaltmengsels te veranderen. De verandering bestaat uit het verhogen van de productie van t/j naar maximaal t/j en tevens de schoorsteen te verhogen van 30 naar 50 meter. Ten behoeve van het project is een vergunning nodig in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de volgende activiteiten: Bouwen van een bouwwerk Veranderen van een milieu innchting Handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden. De aanvraag voor een omgevingsvergunning is door ons ontvangen op 1 maart 2012 en moet worden voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. De inrichting is gevestigd op de locatie Energieweg 28 te Nijmegen, kadastraal bekend als gemeente NEERBOSCH, sectie G nummer 532. ACHTERGROND De ontwerpbeschikking heeft van 20 juni 2013 tot en met 31 juli 2013 ter inzage gelegen. Inmiddels is besloten om een tweede ontwerp-beschikking op te stellen en te publiceren. Na de publicatie van het eerste ontwerp hebben wij kennis genomen van een arrest van het Europese hof van justitie in de zaak Massafra (23 november 2006: C-486/04, overweging 44). Uit het arrest volgt dat ook handelingen gericht op nuttige toepassing binnen het begrip verwijdering als bedoeld categorie D.18.1 van de bijlage van het Besluit m.e.r. behoren te vallen. Binnen Dura worden niet gevaarlijke afvalstoffen (gerecycled asfalt) nuttig toegepast. Conform artikel 7.28, tweede lid, onder b., van de Wm had bij het indienen van de aanvraag een afschrift moeten worden gevoegd van de beslissing dat geen miiieueffectrapport behoeft te worden gemaakt (artikel 7.17, eerste lid). In overleg met de vergunninghouder is er voor gekozen om de MER-beoordeling alsnog te doen. In dat kader heeft Dura een aanmeldingsnotitie ingediend en wordt met dit besluit alsnog beoordeeld of de mogelijk belangrijk nadelige gevolgen voor het milieu aanleiding zijn om een miiieueffectrapport te vragen. WETTELIJKE GRONDSLAG Gelet op het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) geldt voor de activiteiten van Dura geen MER-plicht. De activiteiten zijn gericht op handelingen met betrekking tot de verwijdering van afvalstoffen worden genoemd In de bijlage, Onderdeel D categorie 18.1 van het Besluit m.e.r., waarblj de drempelwaarde van 50 ton per dag of meer wordt overschreden. Door de onderlinge verbanden tussen de handelingen gericht op de verwijdering van afvalstoffen en het verdere project, wordt in dit besluit het gehele project getoetst. Pagina 1 van 6

2 TOETS Overeenkomstig artikel 7.17 van de Wm en het Besluit m.e.r. is getoetst of voor de voorgenomen activiteiten, vanw/ege de belangrijke nadelige milieugevolgen, een miiieueffectrapport moet worden gemaakt. Hierbij is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria. Deze criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiele effect. De toetsing is hieronder uitgewerkt, 1 De keninerl<en van het project Bij de kenmerken van het project hebben wij de volgende criteria in ogenschouw genomen: - de omvang van het project; - cumulatie met andere projecten; - het gebruik van natuurlijke hulpbronnen; - de productie van afvalstoffen; - verontreiniging en hinder; - het risico van ongevallen. Omvang van het proiect Het project en de effecten worden beschouwd voor de gehele inrichting. De aangevraagde vergunning betreft niet het veranderen van de werking van de instailatie maar wei de navolgende wijziging/uitbreiding. Het voornemen is om de productiehoeveelheid te verdubbelen. De huidige productie van ton P.R.-asfalt (Partiele Recycling) aangevuld met de productie van nieuw asfalt tot een maximaal toegestane productie van ton asfalt perjaar wordt verhoogd tot een productie van (maximaal) ton P.R.-asfalt aangevuld met nieuw asfalt tot een maximale productiehoeveelheid van ton asfalt perjaar. Als gevolg van de verdubbeling van de productiehoeveelheid (ton/jaar) zal het aantal draaiuren toenemen van uur perjaar naar uur perjaar. Deze toename wordt gerealiseerd binnen de vergunde productietijden. De verhoogde productie van P.R.-asfalt vraagt om meer asfaltgranulaat, de mobiele puinbreker zal hierdoor meer dagen in werking zijn (maximaal 147 dagen), productie maximaal 147 x ton/dag = ton/jaar. De capaciteit van de zeefinstallatie bedraagt ton/dag en de instailatie zal maximaal 147 dagen per jaar worden ingezet ( ton/jaar). De zeefinstallatie zal per dag maximaal 8 uur worden gebruikt in de dagperiode en maakt onderdeel uit van de representatieve bedrijfssituatle. De bedrijfstijden veranderen niet (24 uur per dag, waarvan in de nachtperiode 4 uur geproduceerd mag worden en tevens 12 x perjaar de gehele nacht), enkel het aantal productiedagen. De aanvoer van grondstoffen per schip wordt verdubbeld van 95 naar 190 schepen per jaar (op basis van een gemiddelde capaciteit van ton). Het aantai losdagen neemt hierdoor toe. Als gevolg van de productieverdubbeling zal tevens een verdubbeling van het aantal vrachtbewegingen voor de aanvoer van grondstoffen optreden (op basis van een gemiddelde lading: 30/ton per vrachtwagen). Dit betekent 500/jaar met bitumen, 3.200/jaar met asfaltbrokken/freesmateriaai/granulaat, 50/jaar met bijzondere zandsoorten en 250/jaar met fabrieksvuistoffen/toeslag & hulpstoffen. De afvoer van warm bereid asfalt zal verdubbelen naar vrachtwagens perjaar (a 30 ton per vrachtwagen). De Inrichting is gelegen op het geluidgezoneerd industrieterrein Nijmegen West. De activiteite voldoen aan het vigerende bestemmingsplan. De omvang van de activiteiten zijn niet dusdanig groot dat deze niet acceptabel zijn op de locatie. Cumulatie met andere proiecten Bij de bepaling van effecten van een plan/project moet dit effect ook in combinatie met effecten van andere projecten/plannen die zijn vastgesteld en/of in een vergunningprocedure zijn opgenomen, beoordeeld worden. Door rekening te houden met cumulatie van effecten wordt beoogd te voorkomen dat een opeenstapeling van op zich klelne effecten uiteindelijk Pagina 2 van 6

3 leidt tot significante negatieve effecten. De voorgenomen activiteit van APN heeft betrekking op een wijziging / uitbreiding van de bestaande inrichting en veroorzaakt geen cumuiatieeffecten op andere projecten. Overigens wordt de gehele inrichting inclusief aangevraagde wijziging/uitbreiding beschouwd, Het initiatief zal voldoen aan het vigerende bestemmingsplan, wat hiermee ook rekening houdt. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen Ten behoeve van de productie van asfalt wordt gewerkt met de natuurlijke hulpbronnen zand en steenfracties. Daarnaast wordt oud asfalt gerecycled (asfaltbrokken/freesmateriaal/granulaat). APN maakt ook gebruik van bitumen, fabheksvulstoffen en toeslag & hulpstoffen. In paragraaf 2.1 t/m 2.5 van deze notitie is dit in meer detail beschreven. De belangrijkste energiedragers bij de productie van warm bereid asfalt binnen APN zijn aardgas en elektriciteit (gedeeitelijk afkomstig van fossiele hulpbronnen). Door deelname aan de Meer Jaren Afspraak 3 (MJA3) is APN verplicht zijn energie op verantwoorde wijze te gebruiken en te streven naar bezuiniging op het verbruik. De productie van afvalstoffen Afvalpreventie binnen Dura richt zich op het voorkomen dan wel het beperken van het ontstaan van afvalstoffen. Het ontstaan van afvalstoffen binnen de inrichting wordt zoveel mogelijk bij de bron voorkomen en beperkt door: Good-housekeeping; Intern hergebruik (mismengsels van asfalt); Technologische veranderingen. Afval wat niet intern wordt hergebruikt wordt door Dura afgegeven en zoveel mogelijk door derden extern hergebruikt of hiervoor geschikt gemaakt. Verontreiniging en hinder De voorgenomen activiteiten hebben gevolgen voor meerdere milleuaspecten. In de aanmeldingsnotitie wordt voor wat betreft deze milleuaspecten verwezen naar rapportages, die onderdeel zijn van de aanvraag om omgevingsvergunning. In deze rapportages zijn de emissies en de immissies van deze aspecten beschreven en onderzocht. De relevante milieuaspecten worden hier nader toegelicht, Geluid Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidimmissie van Dura. Ondanks het feit dat de inrichting op relatief korte afstand van de zone is gelegen, is de geluidbijdrage vanwege Dura op de zone beperkt te noemen. Luclit De activiteiten van Dura in de voorgenomen situatie op en buiten de inrichtingsgrens voldoen aan de luchtkwaiiteitseisen uit de 'Wet luchtkwaliteit'. Geur Bij de productie van asfalt zijn de volgende geurbronnen te onderscheiden, gebruikmakend van de definities in de Bijzondere Regeling (BR) C5 van de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR): Centrale schoorsteen; Bitumenopslag; Vrachtwagens en de asfaltvoorraadsiio; Menger, ophaalbaan en overstortpunten. De geuremissie is bepaald aan de hand van de resultaten van recente geurmetingen. Uit de metingen en berekeningen blijkt dat ter plaatse van de geurgevoelige objecten wordt voldaan aan het acceptabele hinderniveau. Natuurwaarden in de omgeving Een volledige natuurtest is uitgevoerd. Op basis van de berekeningen blijkt de maximale deposltietoename voor N02 ter hoogte van de grens van het Natura 2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' op 0,05 mol/ha/jaar te liggen. Voor het Natura 2000 gebied 'Geiderse Poort' geldt dat de deposltietoename kleiner is dan 0,05 mol/ha/jaar. Van de emissies worden geen effecten verwacht. Pagina 3 van 6

4 Als toetsingskader zljn ook de instandlioudingsdoelstellingen van de twee gebieden getoetst aan de effecten als gevolg van de activiteiten van Dura. Ten aanzien van oppervlakteverlies, geluid en trillingen, optische verstoring, licht, verontreiniging en overige storingsfactoren zijn er geheel geen effecten. Bodem De activiteiten voldoen aan de Nederlandse richtlijn bodembescherming en er is sprake van een verwaarioosbaar bodemrisico. Water Leidingwater wordt gebruikt voor huishoudelijke doeleinden en wordt geloosd op het vullwater riool van de gemeente. Er komt geen procesafvalwater of bijvoorbeeld laboratoriumafvalwater uit de onderzoeksruimte vrij Externe veiligheid Risico's voor de omgeving en ongewone voorvallen worden zoveel als mogelijk voorkomen. Aan het beschermingsniveau zoals dat is vastgelegd in de PGS-richtlijnen wordt voldaan. Het risico van onqevallen Het Besluit risico zware ongevallen 1999 (BRZO'99) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn niet van toepassing op de activiteiten. Er is geen bijzonder risico voor ongevallen. Afweging De kenmerken van het project leiden niet tot belangrijk nadelige milieugevolgen om reden waarvan een miiieueffectrapport moet worden gevraagd. 2 De plaats van het project Bij de plaats van het project wordt het volgende in overweging genomen: het bestaande grondgebruik; de relatieve rijkdom aan alsmede de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied; het opnamevermogen van het natuurlijk milieu, waarbij in het bijzonder aandacht voor aangewezen gebieden: a. wetlands; b. kustgebieden; c. berg- en bosgebieden; d. reservaten en natuurparken; e. gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn); f. gebieden, waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden; g. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid; h. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. wordt gevraagd. Het bestaande grondgebruik Het bestaande grondgebruik (industrieterrein) wordt niet gewijzigd. De relatieve rilkdom aan alsmede de kwaliteit en het reqeneratievermogen van de natuurluke hulpbronnen van het gebied. De voorgenomen activiteiten tasten de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen niet aan. Pagina 4 van 6

5 Opnamevermogen van het natuurlijk milieu. In het buzondervan de in de EEG-richtliin genoemde gebieden. Op 22 maart 2013 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland verklaard dat er, gelet op het betrokken belang van de bescherming van het milieu en artikel 47b lid 1 Natuurbeschermingswet 1998, geen bedenkingen zijn tegen de activiteiten van Dura, De voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd op voldoende afstand van aangewezen beschermingsgebieden. 3 De kenmerken van het potentiele effect Bij de kenmerken van het potentiele effect moet, ingevolge de Europese Richtlijn 97/11 in het bijzonder het volgende in overweging worden genomen: - het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking); - het grensoverschrijdend karakter van het effect; - de waarschijniijkheid van het effect; - de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. Deze moeten In samenhang met de criteria uit de hoofdstukken 1 en 2 van dit besluit in het bijzonder in overweging worden genomen. Het bereik van het effect Mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu ten gevolge van de voorgenomen activiteiten kunnen optreden ten aanzien van de in de aanmeldingsnotitie beschreven milleuaspecten. Over het bereik van het effect is voldoende informatie beschikbaar om dit te kunnen beoordelen. Het grensoverschrijdend karakter van het effect Gezien de afstand van de inrichting tot de dichtstbijzijnde grens met Duitsland zijn geen grensoverschrijdende effecten te verwachten. De waarschijniijkheid van het effect Bij het verrichten van de activiteiten kunnen effecten optreden. Aan de omgevingsvergunning en de watervergunning zullen voorschriften worden verbonden die ervoor zorgen dat het hoogst mogelijke beschermingsniveau wordt bereikt. De duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect De activiteiten betreffen een volcontinue proces. Deze worden voor onbepaalde tijd aangevraagd. De effecten zijn omkeerbaar in die zin dat het effect ophoudt zodra de activiteit ophoudt. De effecten kunnen afdoende worden beperkt door het treffen van maatregelen en voorzieningen. Voor onomkeerbare gevolgen, die blijvend van invioed zijn op het milieu, hoeft dan ook niet te worden gevreesd. Afweging De voorgenomen activiteiten leiden tot effecten. Deze potentiele effecten zijn niet van dien aard dat een miiieueffectrapport nodig Is. CONCLUSIE Gemeend wordt dat de activiteiten van Dura niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die via een miiieueffectrapport nader onderzocht moeten worden. De kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiele effect zijn voldoende inzichtelijk. BESLUIT Burgemeester en Wethouders van Nijmegen besiuiten dat geen miiieueffectrapport behoeft te worden opgesteld. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen, die reden geven voor een nadere effectbeoordeling als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Onderhavig besluit betreft een besluit op grond van artikel 7.19 van de Wet milieubeheer. Tegen dit besluit kan gezien artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar worden ingesteld, tenzij deze beslissing een belanghebbende los van het voor te bereiden Pagina 5 van 6

6 Afdeiing Vergunningverlening besluit (de omgevingsvergunning) recintstreeks in zijn belang treft. Het besluit en de daarbij behorende stukken liggen vanaf 18 September 2014 ter Inzage en kunnen ook digitaal worden ingezien in de Stadswinkel bij de informatiebalie, Marienburg 75, Nijmegen, geopend van maandag t/m vrijdag van uur en op donderdag van uur. Nijmegen, \ 6 SEP. ZOH Het college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, Nat/nens deze. Ir. B.K. Riemeijer, hoofd afdeling Vergunningverlening ODRN Pagina 6 van 6