Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Milieuplus Stadskanaal B.V. Ambachtsstraat ER STADSKANAAL

Transcriptie

1 Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling Milieuplus Stadskanaal B.V. Ambachtsstraat ER STADSKANAAL Datum : 18 februari 2015

2 Inhoudsopgave A. Algemeen... 3 A.1. Naam en adres van locatie initiatief... 3 A.2. Naam en adres van aanvrager... 3 A.3. Beschrijving en motivering huidige en de aan te vragen activiteiten... 3 B. Kenmerken van het voornemen... 6 B.1. de aard en omvang van het voornemen... 6 B.1.1. Aard en omvang voornemen... 6 B.1.2. Ruimtelijke ordeningaspecten... 6 B.1.3. Bouwaspecten... 6 B.1.4. Sloopaspecten... 6 B.1.5. Milieuaspecten en milieueffecten... 7 B.2. de cumulatie met andere activiteiten... 8 B.3. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen... 9 C. Plaats van de activiteiten... 9 C.1. het bestaande grondgebruik... 9 C.2. de relatieve rijkdom aan de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied... 9 C.3. het opnamevermogen van het natuurlijke milieu... 9 C.3.1. wetlands... 9 C.3.2. kustgebieden... 9 C.3.3. berg- en bosgebieden... 9 C.3.4. reservaten en natuurparken... 9 C.3.5. Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn C.3.6. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden C.3.7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid C.3.8. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang D. Kenmerken van het potentiële effect D.1.1. het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking) D.1.2. het grensoverschrijdende karakter van het effect D.1.3. de waarschijnlijkheid van het effect D.1.4. de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect E. Conclusie F. Ondertekening Bijlage 1: Bijlage 2: Overzichtstekeningen Overzicht opslaghoeveelheden, doorzetten afvalstoffen en categorie-indeling brandveiligheid Bijgevoegde bijlagen: Brandveiligheidsrapport, d.d. maart 2014; versie v2.2 Handleiding Acceptatie en Registratie; versie

3 A. Algemeen A.1. Naam en adres van locatie initiatief Milieuplus Stadskanaal B.V. Ambachtsstraat ER STADSKANAAL Tel Voor de situering van voornoemde locatie wordt verwezen naar bijlage 1. A.2. Naam en adres van aanvrager Milieuplus Stadskanaal B.V. Ambachtsstraat ER STADSKANAAL Tel Contactpersoon: de heer R. Koekoek telefoon: e.koekoek@milieuplus.nl A.3. Beschrijving en motivering huidige en de aan te vragen activiteiten Huidige activiteiten Op de locatie van Milieuplus Stadskanaal B.V. was vroeger het bedrijf Oost Groninger Asfaltcentrale Produktie B.V. gevestigd. Deze voormalige asfaltcentrale is inmiddels jaren geleden gestopt met haar werkzaamheden en de installatie zelf is inmiddels verwijderd. Deze locatie, die ca m 2 groot is, is sinds oktober 2013 in eigendom van Milieuplus Stadskanaal B.V. Milieuplus Stadskanaal B.V. heeft het voornemen om op deze locatie afvalstoffen van derden op- en over te slaan en te be-/verwerken tot producten die geschikt zijn voor hergebruik. Daarvoor heeft zij bij de gemeente Stadskanaal (het bevoegd gezag voor de oprichtingsvergunning) een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het aspect milieu ingediend. Op deze aanvraag is inmiddels, via een ontwerpbeschikking, een besluit genomen. Deze ontwerpbeschikking ligt van 16 januari t/m 26 februari 2015 ter visie. De situering van de opslagen van de verschillende afvalstoffen is in de brandveiligheidsrapportage (Rapportage v2.2; d.d. maart 2014; is als apart document bij deze aanmeldingsnotitie gevoegd) zie aanvraag oprichtingsvergunning) opgenomen. In een reguliere situatie, waarin alle te accepteren afvalstoffen ook daadwerkelijk binnen de inrichting aanwezig zijn, is de totale opslagcapaciteit ca m 3, waarvan ca m 3 afvalstoffen zijn met een gemiddelde of hoge verbrandingswaarde en ca m 3 afvalstoffen zijn met een lage verbrandingswaarde. Het is echter ook mogelijk dat er maar één bepaalde afvalstof binnen de inrichting wordt opgeslagen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als er veel vraag vanuit de markt is naar één bepaalde soort afvalstof, maar ook als er voor bepaalde afvalstoffen geen markt is en daarvan dus niet of zo weinig mogelijk geaccepteerd zal worden. In die uiterste situatie dat er maar één afvalstof opgeslagen zal worden, zal nagenoeg het hele terrein als opslag voor die ene afvalstof gebruikt worden. In die situatie blijft de opslag voor de afvalstoffen met een gemiddelde of hoge verbrandingswaarde ca m 3, maar wordt de opslag van de afvalstoffen met een lage verbrandingswaarde ca m 3. 3

4 In de ontwerpbeschikking is de aanvraag o.a. getoetst aan alle relevante milieuaspecten, aan het geldende bestemmingsplan en aan de afvoer van (afval)water in relatie tot de Waterwet. Gebleken is dat de aangevraagde activiteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn, dat het bestemmingsplan deze activiteiten toestaat en dat geen vergunning op grond van de Waterwet aangevraagd hoeft te worden. In de aanvraag voor de oprichtingsvergunning is het volgende opgenomen: Op- en overslag en be-/verwerken van: metalen (niet oliehoudend; ferro en non-ferro); groenafval; schone grond; (licht) verontreinigde grond*; baggerspecie*; riool en kolkenslib en veegvuil; grof (huishoudelijk, waaronder papier) afval*; beton, puin, stenen en asfalt; bouw- en sloopafval*; A- en B-hout; C-hout*; teerhoudende produkten*; asbest en asbesthoudende producten*; banden; kunststoffen, folie en papier; hoogcalorische afvalstromen als papierbalen e.d.; glas; steenwol; rubber; nieuwe en gebruikte bouwmaterialen en bouwmaterialen; digistaat. Plaatsen en inwerking hebben c.q. gebruiken van: mobiele dubbelwandige dieselolietank. * Deze afvalstoffen kunnen als gevaarlijke afvalstof aangemerkt worden. In de Handleiding Acceptatie en Registratie (zie aanvraag oprichtingsvergunning) is dit via de Euralcodes van de te accepteren afvalstoffen aangegeven. Voor de oprichtingsvergunning is een maximale opslag van alle gevaarlijke afvalstoffen van 50 ton aangevraagd. De bewerkingsactiviteiten zijn als volgt: Groenafval: Shredderen van snoeihout en stobben. Baggerspecie: Passief ontwateren van baggerspecie, waarna het opgebulkt wordt met grond van een soortgelijke kwaliteit. Riool en kolkenslib, veegvuil: Passief ontwateren, en op natuurlijke wijze scheiden van zand en zeeffractie. Bouw- en sloopafval: Met een kraan sorteren en scheiden in herbruikbare deelstromen. Grof afval: Sorteren, shredderen en nascheiden. Beton, puin, stenen, asfalt: Alleen schoon materiaal breken tot granulaat. A- en B-hout: Met kraan scheiden naar soort en shredderen. Rubber: Shredderen van rubberbanden. Kunststoffen: Shredderen voor hergebruik of vebranding als secundaire brandstof, wassen en zeven tbv hergebruik. Hoogcalorische stromen: Verkleinen en restverontreinigingen verwijderen met kraan. 4

5 Steenwol: Shredderen en eventueel zeven. Opslaghoeveelheden en doorzetten: Voor een overzicht van de aangevraagde opslaghoeveelheden en van de doorzetten per jaar van elke afzonderlijke afvalstof wordt verwezen naar bijlage 2. Verder is in bijlage 2 vermeld op welke wijze de afvalstoffen be-/verwerkt worden. Hoewel in bijlage 2 het niet is vermeld, is in deze tabel behorende bij de aanvraag om een oprichtingsvergunning wel vermeld dat de totale opslag van gevaarlijke afvalstoffen maximaal 50 ton zal zijn. Aan te vragen activiteiten Via een aanvraag voor het wijzigen van de omgevingsvergunning voor het aspect milieu zal uitbreiding van de opslag van gevaarlijke afvalstoffen aangevraagd worden. Het gaat hierbij om de volgende gevaarlijke afvalstoffen: (verontreinigde) grond* baggerspecie*; bouw- en sloopafval*; grof huishoudelijk afval*; teerhoudende producten; asbest en asbesthoudende producten; C-hout. * Opgemerkt wordt dat deze afvalstoffen als gevaarlijke afvalstof kunnen worden aangemerkt. In de Handleiding Acceptatie en Registratie (zie aanvraag oprichtingsvergunning) is dit via de Euralcodes van de te accepteren afvalstoffen aangegeven. De opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen zullen gaan variëren, maar zal in ieder geval meer dan 50 ton kunnen zijn. Het is namelijk mogelijk dat er maar één bepaalde afvalstof (gevaarlijk en niet-gevaarlijk) binnen de inrichting wordt opgeslagen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als er veel vraag vanuit de markt is naar één bepaalde soort afvalstof, maar ook als er voor bepaalde afvalstoffen geen markt is en daarvan dus niet of zo weinig mogelijk geaccepteerd zal worden. In die uiterste situatie dat er maar één afvalstof opgeslagen zal worden, zal nagenoeg het hele terrein als opslag voor die ene afvalstof gebruikt worden. In die situatie blijft de opslag voor de afvalstoffen met een gemiddelde of hoge verbrandingswaarde ca m 3, maar wordt de opslag van de afvalstoffen met een lage verbrandingswaarde ca m 3. Voor de reeds vergunde gevaarlijke afvalstoffen is de brandveiligheidsrapportage (Rapportage v2.2; d.d. maart 2014; is als apart document bij deze aanmeldingsnotitie gevoegd) reeds vermeld wat de verbrandingswaarde van de gevaarlijke en de nietgevaarlijke afvalstoffen is. Volledigheidshalve wordt dat hierna nog vermeld. (verontreinigde) grond Laag baggerspecie Laag bouw- en sloopafval Hoog grof huishoudelijk afval Hoog teerhoudende producten Hoog asbest en asbesthoudende producten * C-hout Hoog Verbrandingswaarde (hoog/laag) * Opgemerkt wordt dat asbest en asbesthoudende producten als een aparte categorie beschouwd worden, en dat deze op een beperkt aantal plaatsen binnen de inrichting 5

6 opgeslagen kunnen worden. In de bijgevoegde brandveiligheidsrapportage is dit op tekening aangegeven. Er zal geen aanvraag ingediend worden voor het be-/verwerken van gevaarlijke afvalstoffen. Ook worden er, t.o.v. de vigerende vergunning (nog in procedure) geen nieuwe gevaarlijke afvalstoffen aangevraagd. Voor de aan te vragen uitbreiding van de activiteiten, is categorie 18.1 van de D-lijst van het Besluit m.e.r. van toepassing. Dit is de reden van deze aanmeldingsnotitie m.e.r. - beoordeling. Voorts vallen de aan te vragen activiteiten onder categorie 5.5 van bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies (RIE). Gelet hierop zijn Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen het bevoegde gezag voor de beoordelen/toetsen van deze aanmeldingsnotitie en van de nog in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning. B. Kenmerken van het voornemen B.1. de aard en omvang van het voornemen B.1.1. Aard en omvang voornemen Milieuplus Stadskanaal B.V. is een bedrijf dat afvalstoffen van derden op- en overslaat en be-/verwerkt tot producten die geschikt zijn voor hergebruik. De omvang van het bedrijf is flexibel opgezet, afhankelijk van de vraag en het aanbod. Zo wordt voor alle in hoofdstuk A.3 vermelde afvalstoffen wel een omgevingsvergunning voor het aspect milieu aangevraagd, maar de opslag kan verschillen. In hoofdstuk A.3 is dit al nader toegelicht. Bij dit bedrijf zijn de emissies naar de bodem, lucht, water, geluid en energie relevant. In hoofdstuk B.1.5 wordt hier in ieder geval nader op ingegaan. B.1.2. Ruimtelijke ordeningaspecten Voor deze locatie is de beheersverordening Bedrijvenpark Stadskanaal van toepassing. In deze beheersverordening is opgemerkt dat deze locatie bestemd is voor maximaal categorie 5 bedrijven. Uit de bedrijvenlijst, die bij de beheersverordening hoort, is geen specifieke indeling gemaakt van typen bedrijven en de bijbehorende categorie, maar op basis van ervaringen met soortgelijke bedrijven in andere bestemmingsplannen/beheersverordeningen blijkt dat het initiatief van Milieuplus Stadskanaal B.V. tot categorie 4.1 beschouwd kan worden. Een ander aandachtspunt is de maximale (bouw)hoogte die een bestemmingsplan kan regelen. Gebleken is dat dit bestemmingsplan geen eisen stelt aan de maximale (bouw)hoogte, dus niet over de hoogte van de erfscheiding en de hoogte van de opslagen. Verder is gebleken dat het bestemmingsplan geen eisen stelt aan de wijze van opslag en aan de hoeveelheden opgeslagen hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit ruimtelijke ordeningsaspecten, geen belemmeringen zijn. B.1.3. Bouwaspecten Dit aspect is niet relevant voor de aan te vragen activiteiten. B.1.4. Sloopaspecten Dit aspect is niet relevant voor de aan te vragen activiteiten. 6

7 B.1.5. Milieuaspecten en milieueffecten Bodem Voor de opgeslagen afvalstoffen is bij de aanvraag voor de oprichtingsvergunning een bijlage gevoegd waarin de aangevraagde activiteiten getoetst zijn aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) plaatsgevonden. De Omgevingsdienst Groningen (ODG) heeft dit document in het kader van de beoordeling van de aanvraag voor de oprichtingsvergunning (inclusief bijbehorende bijlagen) beoordeeld en accoord bevonden. Uit deze toetsing is gebleken dat de opslag en/of bewerken van een aantal soorten afvalstoffen en de situering van een aantal installaties op een vloeistofdichte vloer moeten en van de overige afvalstoffen en installaties een vloeistofkerende vloer voldoende is om aan een verwaarloosbaar bodemrisico te kunnen voldoen. Het gaat hierbij om de volgende onderverdeling: Vloeistofdichte vloer: verontreinigde grond, baggerspecie, RKG-slib, bouw/sloopafval, teerhoudende producten, asbest- en asbesthoudende producten, geshredderd B-hout, C-hout. Vloeistofkerende vloer: groenafval, schone grond, grof (huishoudelijk) afval, beton, puin, stenen, asfalt, (on)geshredderd A-hout, B-hout (niet geshredderd), rubber, kunststoffen, folie, papier, hoogcalorische afvalstromen, metalen, glas, steenwol, nieuwe en gebruikte bouwstoffen/bouwmaterialen. Ook is gebleken dat de bedrijfsriolering, die overigens nieuw aangelegd gaat worden, vloeistofdicht aangelegd moet worden. Lucht Luchtemissies zijn alleen afkomstig van de CV installatie in het kantoor. Bij het op- en overslaan en het be-/verwerken van afvalstoffen komen geen luchtemissies vrij. Deze wijze van op- en overslaan en het be-/verwerken zijn de gebruikelijke technieken in deze branche en vanuit deze ervaring kan ook geconcludeerd worden dat er geen luchtemissies vrijkomen. Doordat de gevaarlijke afvalstoffen alleen opgeslagen worden en niet worden be-/verwerkt (b.v. shredderen) heeft dit ook geen gevolgen op het vrijkomen van luchtemissies. Stof Dit aspect is niet relevant voor de aan te vragen activiteiten. Geur De ODG heeft m.b.t. geur in de ontwerpbeschikking het volgende vermeld. De activiteiten waar de vergunningaanvraag betrekking op heeft (waaronder composteren en de op- /overslag van baggerspecie), zijn beoordeeld overeenkomstig de hindersystematiek voor geur zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Handleiding geur. Op basis daarvan concluderen wij dat geur geen relevant milieuaspect is. In de vergunning is wel een voorschrift opgenomen dat indien er toch geuroverlast ontstaat, vergunninghouder verplicht kan worden tot het uitvoeren van een geuronderzoek. Geluid Voor alle aan te vragen activiteiten, dus ook met de vergroten van de hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen, is in het akoestisch rapport dat bij de aanvraag voor de oprichtingsvergunning is gevoegd, al rekening gehouden. Het verhogen van de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke afvalstoffen leidt daarom niet tot een hogere geluidsbelasting vanuit de inrichting. Na toetsing door de zonebeheerder (de gemeente Stadskanaal), in het kader van de 7

8 beoordeling van de aanvraag voor de oprichtingsvergunning (inclusief bijbehorende bijlagen), is gebleken dat de aangevraagde activiteiten inpasbaar zijn. Trillingen Dit aspect is niet relevant voor de aan te vragen activiteiten. Energie Het aspect energie is voor de opslag van de gevaarlijke afvalstoffen niet relevant. Afval De aangevoerde gevaarlijke afvalstoffen worden niet be-/verwerkt, echter deze partijen kunnen andere afvalstoffen, zoals papier, metalen, hout e.d. bevatten. Voor de acceptatie van alle afvalstoffen is door Milieuplus Stadskanaal B.V. een Handleiding voor acceptatie en verwerking opgesteld. Deze Handleiding is als apart document bij deze aanmeldingsnotitie gevoegd. In deze Handleiding zijn randvoorwaarden opgesteld waaraan de acceptatie van gevaarlijke afvalstoffen moet voldoen. Ook is vermeld dat deze andere afvalstoffen via handpicking of met een kraan verwijderd worden. Verdere be-/verwerking van de geaccepteerde gevaarlijke afvalstoffen vindt niet plaats. De Omgevingsdienst Groningen (ODG) heeft dit document in het kader van de beoordeling van de aanvraag voor de oprichtingsvergunning (inclusief bijbehorende bijlagen) beoordeeld en accoord bevonden. Water Al het vrijkomende potentieel verontreinigde hemelwater wordt via de bedrijfsriolering, en via een olie-slibafscheider en een zandvangput, afgevoerd naar het gemeentelijke vuilwaterriool. Door Milieuplus Stadskanaal B.V. is berekend hoeveel maximaal geloosd zal worden en dit is met de gemeente Stadskanaal (beheerder van het gemeentelijk riool) en met het waterschap Hunze en Aa s afgestemd. Op heeft Milieuplus Stadskanaal B.V. bericht van de gemeente Stadskanaal ontvangen dat lozen van potentieel verontreinigd hemelwater van het hele terrein (behalve van de daken van het kantoor) op het gemeentelijk vuilwaterriool geloosd kan worden. Het vrijkomende schone hemelwater van het dak van het kantoor wordt op het gemeentelijk schoonwaterriool geloosd. Externe veiligheid Het aspect externe veiligheid (Brzo, Bevi, Revi) is voor de opslag van de niet-gevaarlijke afvalstoffen niet relevant. Voor de opslag van de afvalstoffen is ten behoeve van de aanvraag voor de oprichtingsvergunning wel een brandveiligheidsrapport opgesteld. In deze rapportage is onderscheid gemaakt tussen de opslag van afstoffen met een lage verbrandingswaarde (categorie A) en met een gemiddelde of hoge verbrandingswaarde (categorie C). Ook is een categorie (B) voor de opslag van asbesthoudende afvalstoffen. In het rapport is aangegeven dat de opslag van categorie A afvalstoffen op het hele terrein kunnen plaatsvinden, maar dat de opslag van categorie B en C afvalstoffen op een beperkt aantal locaties kunnen plaatsvinden. Deze locaties zijn zodanig bepaald dat bij een mogelijke brand geen ontoelaatbare warmtestraling bij de naastgelegen bedrijven kan komen. Deze locaties zijn op tekening in het rapport vermeld. Inmiddels is het brandveiligheidsrapport door de Veiligheidsregio beoordeeld en op een paar kleine punten na, als voldoende beoordeeld. Deze paar ontbrekende aspecten zijn inmiddels opgenomen in het rapport. B.2. de cumulatie met andere activiteiten Cumulatie met andere activiteiten van andere bedrijven in de omgeving is alleen te verwachten bij het aspect geluid. Gezien de resultaten van de toetsing door de zonebeheerder (de gemeente Stadskanaal; zie ook B.1.5, onderdeel geluid ) is gebleken dat van cumulatie met andere activiteiten van andere bedrijven in de omgeving geen sprake is. 8

9 B.3. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen Gebruik natuurlijke hulpbronnen Voor de opslag en het be-/verwerken van de aan te vragen afvalstoffen zijn geen natuurlijke hulpbronnen nodig. Preventie natuurlijke hulpbronnen De preventie van natuurlijke hulpbronnen is bij de opslag en het be-/verwerken van de aan te vragen afvalstoffen niet relevant. C. Plaats van de activiteiten Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de activiteiten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen: C.1. het bestaande grondgebruik De locatie waar Milieuplus Stadskanaal B.V. is gevestigd is op een bestaande gezoneerd industrieterrein. Op de locatie van Milieuplus Stadskanaal B.V. was voordien de Oost Groninger Asfaltcentrale Produktie B.V. gevestigd. C.2. de relatieve rijkdom aan de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied Aangezien de inrichting op een bestaand industrieterrein is gelegen, zal hierdoor geen sprake zijn van een relatieve rijkdom aan de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied. C.3. het opnamevermogen van het natuurlijke milieu Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu heeft betrekking op het vermogen om verzurende en vermestende stoffen op te kunnen nemen, met daarvan de negatieve gevolgen. Voor de opslag van metalen is dit aspect niet relevant. Om deze reden is bij de beschouwing van de volgende paragraven uitgegaan van een afstand van 3,0 kilometer. Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden is: C.3.1. wetlands Binnen een straal van 3,0 km komen geen wetlands voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. C.3.2. kustgebieden Binnen een straal van 3,0 km komen geen kustgebieden voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. C.3.3. berg- en bosgebieden Binnen een straal van 3,0 km komen geen berg- en bosgebieden voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. C.3.4. reservaten en natuurparken Binnen een straal van 3,0 km komen geen reservaten en natuurparken voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. 9

10 C.3.5. Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn Gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd betreffen speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn) Het dichtsbijgelegen beschermde gebied is het Lieftinghsbroek. Het Lieftinghsbroek ligt op een afstand van ca. 10 kilometer. Gezien deze afstand is het niet te verwachten dat de activiteiten van de inrichting strijdig zijn met de Natuurbeschermingswet 1998 en met de Flora- en faunawet. Ook zal door de afstand vanaf de inrichting, de toename van de stikstof depositie op het Lieftinghsbroek onmeetbaar klein zijn. C.3.6. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden Binnen een straal van 3,0 km komen geen gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. C.3.7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid Zie hoofdstuk D.1.1. C.3.8. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang Binnen een straal van 3,0 km komen geen landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. D. Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van de voorgenomen activiteiten moeten in samenhang met de criteria van de punten D 1.1. t/m D 1.4. in het bijzonder in overweging worden genomen: D.1.1. het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking) In de plaats Stadskanaal zelf is het aantal inwoners ca (bron: website gemeente Stadskanaal). De afstand tot de dichtstbijzijnde woning is ca. 160 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde woonwijk van Stadskanaal ligt op ruim 200 meter. Gezien de beschreven effecten van de emissies naar lucht, water, geluid, externe veiligheid en bodem is kan met grote zekerheid gesteld worden dat de plaatselijke bevolking hier geen hinder van heeft. Dit wordt tevens ondersteund door het feit dat de technieken en de emissies voldoen aan de daarvoor van toepassing zijnde wetten en regelgeving en als BBT zijn te beschouwen. D.1.2. het grensoverschrijdende karakter van het effect Binnen een straal van 3,0 km komen geen landsgrenzen voor. Deze paragraaf is derhalve niet van toepassing. D.1.3. de waarschijnlijkheid van het effect Bij het in werking hebben van de inrichting zullen de effecten, zoals beschreven in deze notitie, voorkomen. 10

11 D.1.4. de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect Bij het in werking hebben van de inrichting zullen de effecten, zoals beschreven in deze notitie, voorkomen. De bedrijfstijden zijn van maandag t/m zaterdag van uur tot uur. E. Conclusie De aan te vragen activiteiten voldoen aan de daarvoor van toepassing zijnde wetten en regelgeving voor wat betreft de verschillende milieuaspecten. Tevens zijn de aan te vragen activiteiten, met name de wijze van uitvoering, als BBT te beschouwen. Dit betekent dat de aan te vragen activiteiten, en de daarbij behorende (eventuele) emissies naar de omgeving, als aanvaardbaar worden beschouwd. De aan te vragen activiteiten zijn allemaal als bewezen technieken aan te merken en zijn reeds opgenomen in de daarvoor van toepassing zijnde BBT documenten (NeR, NRB enz.). Dit betekent dat een nadere afweging van verschillende technieken geen toegevoegde waarde of meer duidelijkheid geeft. De aan te vragen activiteiten geven geen nadelige effecten in de omgeving. Gelet het voorgaande is Milieuplus Stadskanaal B.V. van mening dat een MER niet nodig is, omdat met het opstellen van een MER geen betere afweging van de verschillende technieken geeft, maar ook niet dat een MER meer duidelijkheid over de aan te vragen activiteiten geeft. F. Ondertekening Stadskanaal, 18 februari 2015 R. Koekoek Plantmanager Milieuplus Stadskanaal B.V. 11

12 BIJLAGE 1 OVERZICHTSTEKENINGEN 12

13 Perceelsgrens 13