N.V. HVC De heer B. Kessel Postbus GD ALKMAAR. Betreft: Besluit m.e.r.-beoordeling Jadestraat 1 in Amsterdam. Geachte heer Kessel,

Transcriptie

1 Omgevingsdienst NZKG POSTBUS EE ZAANDAM N.V. HVC De heer B. Kessel Postbus GD ALKMAAR Bezoekadres: Ebbehout EA Zaandam Postbus EE Zaandam Uw contactpersoon A. Snijder Betreft: Besluit m.e.r.-beoordeling Jadestraat 1 in Amsterdam Doorkiesnummer Geachte heer Kessel, Verzenddatum 24 september 2015 Op 11 september 2015 ontvingen wij van u een m.e.r.-aanmeldingsnotitie in het kader van de voorgenomen uitbreiding van de activiteiten binnen uw inrichting, gelegen aan de Kenmerk: Jadestraat 1 te Alkmaar Bevoegd gezag Op grond van het bepaalde in artikel 2.4, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto artikel 3.3, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij behorende bijlage I, onderdeel C (categorie 28.4), zijn wij het vergunningverlenende gezag voor deze inrichting. Binnen de inrichting is een zogenaamde IPPC-installatie aanwezig, als bedoeld in categorie 5.3 (afvalverwijdering) van bijlage I van de Richtlijn industriële emissies (RIE). Hieruit volgt dat wij tevens bevoegd zijn te beslissen over de onderhavige m.e.r.- beoordeling. Uw kenmerk: Aanleiding m.e.r.-beoordeling U heeft het voornemen om binnen uw inrichting naast de bestaande verwerkingsmethoden, nieuwe verwerkingsmethoden toe te passen. Het betreft de oprichting van een bodemaswasinstallatie en de uitbreiding van de capaciteit van de acceptatie en verwerking van onbewerkte bodemas van ton per jaar naar maximaal ton per jaar (877 ton/dag). De afvoer van bouwstoffen en reststoffen wordt uitgebreid naar ton ( ton hiervan is het in het slib aanwezige poriewater). Deze activiteiten worden genoemd in categorie 18.1 van lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, waarbij de capaciteit van 50 ton per dag wordt overschreden. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of bij de voorbereiding op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, vanwege het ontstaan van belangrijke gevolgen voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Conclusie Gelet op de kenmerken, de plaats en de milieugevolgen van de activiteit in samenhang met andere activiteiten ter plaatse, zijn wij van oordeel dat in dit geval een milieueffectrapport geen extra inzichten biedt die kunnen bijdragen aan een beter onderbouwd besluit. Opgemerkt wordt dat de beoordeling van de milieugevolgen die de inrichting kan veroorzaken, de bestaande toestand van het milieu (voor zover de inrichting daarvoor 1 6

2 gevolgen kan veroorzaken) en de mogelijkheden tot bescherming van het milieu in relatie tot de inrichting, in het kader van de vergunningprocedure zal plaatsvinden. Besluit Gelet op het voorgaande besluiten wij, op grond van artikel 7.17, derde lid van de Wet milieubeheer, dat het opstellen van een milieueffectrapport niet nodig is bij de voorbereiding van het besluit op de in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Van deze beslissing hebben wij kennis gegeven in het Alkmaars Weekblad en in de Staatscourant; tevens hebben wij deze beslissing ter inzage gelegd overeenkomstig artikel 7.17 vierde en vijfde lid van de Wm. U dient een afschrift van dit besluit bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning te voegen. Wanneer u hierover nog vragen heeft dan kunt u contact opnemen met de heer A. Snijder van het Team vergunningen BRZO/RIE, bereikbaar onder telefoonnummer Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, namens dezen, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, voor deze, de heer E. Neering Teammanager vergunningverlening BRZO/RIE bedrijven Dit document is digitaal vastgesteld door de hierboven vermelde persoon namens het hierboven vermelde bevoegde gezag. Dit is vastgelegd in de zogenaamde audit trail van ons digitale zaaksysteem waarin dit document is te identificeren aan de hand van het zaaknummer en het unieke documentnummer. Het voorgaande vormt de digitale handtekening van dit document. Een fysieke of ingescande handtekening is daarom niet nodig. Geen bezwaar mogelijk Gelet op het bepaalde in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht is de beoordeling een voorbereidingsbeslissing voor de nog in te dienen aanvraag om omgevingsvergunning. Tegen deze voorbereidingsbeslissing kan geen bezwaar worden gemaakt. In een later stadium kunnen zienswijzen worden ingediend tegen het ontwerpbesluit op de aanvraag om omgevingsvergunning. Daarbij kunt u uw eventuele bezwaren tegen de voorbereidingsbeslissing aangeven. Deze zullen bij de beoordeling van de zienswijzen worden betrokken. 2 6

3 BIJLAGE: M.E.R.-BEOORDELING AUTRALIËHAVENWEG 21 TE ALKMAAR 1 ALGEMEEN Gelet op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het veranderen van de inrichting, zijn wij gehouden om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren op grond van artikel 7.17 van de wet milieubeheer. HVC is voornemens een bodemaswasinstallatie op te richten en de capaciteit van de acceptatie en verwerking van onbewerkte bodemas uit te breiden van ton per jaar naar maximaal ton per jaar (877 ton/dag). De afvoer van bouwstoffen en reststoffen wordt uitgebreid naar ton ( ton hiervan is het in het slib aanwezige poriewater). Concreet gaat het om het wijzigen/uitbreiden van een installatie voor de verwijdering van afval met 50 ton per dag of meer, als genoemd in categorie 18.1 van lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Gegevens initiatiefnemer Naam bedrijf HVC Adres vestiging Jadestraat 1 Naam contactpersoon B. Kessel KvK-nummer Vestigingsnummer Statutaire naam N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland Handelsnaam N.V. HVC Toetsingskader Voor een project van deze omvang hoeft alleen een MER te worden opgesteld wanneer daartoe door of namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, als bevoegd gezag voor het verlenen van de benodigde vergunning, wordt besloten. Het uitgangspunt bij een m.e.r.-beoordeling is dat het maken van een MER niet nodig is, tenzij de voorgenomen uitbreiding vanwege bijzondere omstandigheden waaronder zij wordt ondernomen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Bij zijn beslissing dient het bevoegd gezag rekening te houden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven omstandigheden. Die omstandigheden hebben betrekking op: a. De kenmerken van het project; b. De plaats waar het project wordt verricht; c. De kenmerken van het potentiële effect van het project. 3 6

4 2 BEOORDELING 2.1 Kenmerken van het project De omvang van het project Het project betreft de verandering van de inrichting bedoeld voor het opwekken van energie uit afvalstoffen, aan de Jadestraat 1 te Alkmaar. De verandering heeft betrekking op oprichting van een bodemaswasinstallatie en uitbreiding van de capaciteit voor de acceptatie en verwerking van onbewerkte bodemas van ton per jaar naar maximaal ton per jaar (877 ton/dag). De afvoer van bouwstoffen en reststoffen wordt uitgebreid naar ton ( ton hiervan is het in het slib aanwezige poriewater). Het doel van de bodemaswasinstallatie (hierna: BAWI) is het realiseren van meer materiaalhergebruik door middel van het wassen van bodemas. Met de BAWI wordt de huidige bewerking van bodemas verder verfijnd en wordt een vervolgstap gemaakt in de duurzame nuttige toepassing van bodemas. Als zodanig wordt de BAWI geïntegreerd met de bestaande slakopwerkingsinstallatie (SOI). Voor onderhavige inrichting is een revisievergunning verleend (kenmerk , d.d. 30 november 2004). Verder is vergunning verleend voor de acceptatie, verwerking en afvoer van ton bodemas per jaar (kenmerk , d.d. 29 februari 2012). Gebruik van natuurlijke hulpbronnen In het proces wordt voornamelijk de afvalstof bodemas en de natuurlijke hulpbron water gebruikt. De waterhuishouding van de installatie is zo ingericht dat het waterverbruik en de hoeveelheid afvalwater zo gering mogelijk is. Om dit te bereiken wordt zo veel mogelijk water hergebruikt, zowel uit bestaande afvalwaterstromen op de inrichting als stromen die vrijkomen uit de BAWI zelf. Daarnaast wordt oppervlaktewater uit de Boekelermeerpolder onttrokken. Wanneer niet al het door omgekeerde osmose gereinigde water kan worden hergebruikt, zal dit water in overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier worden geloosd op de Boekelermeerpolder of het Noordhollandsch Kanaal. Productie afvalstoffen Het proces is gericht op het geschikt maken voor hergebruik van afvalstoffen. De volgende afvalstoffen worden uit de verwerking van bodemas geproduceerd: slib, ferro- en non-ferrometalen en onverbrandbaar materiaal De metalen worden opgeslagen voor recycling en het onverbrandbaar materiaal terug in het verbrandingsproces gebracht. Het slib wordt uiteindelijk gestort. Er zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten naar aanleiding van de productie van afvalstoffen op de locatie. Verkeer Vanwege de extra aanvoer naar de installatie zullen meer vrachtwagen- en scheepvaartbewegingen plaats gaan vinden. Er is reeds voorzien in aan- en afvoertrajecten op het terrein van de inrichting zodat het verkeer op de openbare weg geen hinder zal ondervinden van wachtende vrachtwagens. Luchtkwaliteit Om na te gaan of er sprake is van toename in NO x -emissie en fijnstof (PM 1O ) zijn verschillende scenario s doorgerekend ((M+P MBBM groep, rapportnummer, M+P , 16 maart 2015), waaronder de vergunde situatie. Op basis van de berekeningen kan worden geconcludeerd dat alleen wanneer alle aanvoer en afvoer (m.u.v. de metalen) per schip plaatsvindt (scenario 2) er een toename is van de hoeveelheid NOx, die boven de vergunde emissiegrenzen gaat. Voor PM 10 wordt er in alle scenario s minder geëmitteerd dan in de vergunde situatie. Scenario 2 wordt niet door HVC uitgevoerd. Er treedt geen cumulatie van emissie op met andere nieuwe projecten in de omgeving. De voorgenomen activiteit leidt niet tot een simultane groei bij aangrenzende bedrijven. Voor de milieueffectbeoordeling van het project wordt uitgegaan dat de bijdrage van het project aan de emissie binnen de reeds vergunde emissiegrenzen blijft. Geur Het gebruik van de BAWI veroorzaakt geen geuremissie. 4 6

5 Bodembescherming De gehele installatie (inclusief opslag en waterzuivering) komt te staan op een vloeistofdichte vloer met aandacht voor afvoer van vloeistoffen. Een vloeistofdichte riolering zal worden aangelegd. De geplande combinatie van maatregelen voor de bodembedreigende activiteiten is dusdanig dat er geen nadelig milieugevolgen of cumulatie zullen optreden met betrekking tot dit aspect. Geluidimmissie De inrichting is gesitueerd op het industrieterrein Boekelermeer te Alkmaar. Dit industrieterrein is gezoneerd krachtens hoofdstuk V van de Wet Geluidhinder. De totale geluidsbelasting afkomstig van dit industrieterrein mag de waarde van 50 db(a) etmaalwaarde op de zonegrens niet te boven gaan. Aangezien het hier een gezoneerd industrieterrein betreft vindt geen beoordeling van de verkeersaantrekkende werking plaats. Ter ondersteuning van de aanvraag om de veranderingsvergunning is reeds een akoestisch onderzoek opgesteld welke ook bij de aanmeldnotitie is gevoegd (M+P MBBM groep, rapportnummer M+P.HVC , d.d. 15 januari 2015 inclusief de daarbij behorende bijlagen). Hierin wordt geconcludeerd dat, uitgaande van worst case situatie, het ontwerp voldoet aan de geluidruimte van 121,4 db(a)/m 2 die volgens de zonebeheerder beschikbaar is voor het nieuwe terrein. Grotere milieueffecten zijn niet te verwachten. De emissie van laagfrequent geluid is in kaart gebracht en vergeleken met de zogenaamde Vercammencurve. Om effecten van laagfrequent geluid naar de omgeving te voorkomen, treft het bedrijf technische maatregelen door trommelzeven toe te passen. Daarmee is het effect van laagfrequent geluid voldoende beschreven en is aannemelijk gemaakt dat er geen onaanvaardbare hinder te verwachten is. Er treedt geen cumulatie van geluid op met andere nieuwe projecten in de omgeving. De voorgenomen activiteit leidt niet tot een simultane groei bij aangrenzende bedrijven. Dit betekent dat voor de effectbeoordeling als gevolg van het project uitgegaan kan worden van een project dat bijdraagt aan de reeds aanwezige vergunde achtergrondbelasting van geluidimmissie. Externe veiligheid Als gevolg van de scheidingsinstallatie worden geen wijzigingen verwacht voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of voor de risicocontouren. Daarnaast worden de gevaarlijke en/of bodembedreigende hulpstoffen gebruikt, die volgens de geldende richtlijn PGS 15 worden opgeslagen. Hierdoor zijn geen bijzondere veiligheidsrisico's te verwachten. Natuurbescherming Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Eilandspolder" bevindt zich op 5 km afstand van het plangebied. Uit de aanmeldingsnotitie blijkt dat er geen nadelige milieugevolgen worden verwacht voor het Natura 2000-gebied. Flora en fauna Het terrein is minimaal al vijf jaar in gebruik door HVC. De aanwezigheid van beschermde dier- of plantensoorten is niet te verwachten. Archeologische waarden Het project ligt in een gebied met een lage archeologische verwachting. Het gebeid is ook niet aangewezen als aardkundig monument. Aangezien er behalve de aanleg van riolering geen grote graafwerkzaamheden worden verricht zijn er geen ernstige effecten vanwege het project op de archeologische of aardkundige waarden te verwachten 2.2 Plaats van het project Het bestaande grondgebruik Het project zal plaatsvinden op een bestaand industrieterrein binnen een bestaande inrichting. Soortgelijke activiteiten worden nu reeds uitgevoerd binnen de inrichting waarbij de benodigde bodembeschermende maatregelen reeds zijn genomen. De directe omgeving van het project bestaat uit bedrijfsterrein en oppervlaktewater (Noord-Hollands Kanaal). Geen van deze gebieden wordt significant beïnvloed. 5 6

6 Relevante beoordeling effecten op gebieden buiten de inrichting (het project) Er is als gevolg van het project geen areaalverlies van natuurgebieden, een barrièrewerking en/of versnippering omdat het project gevestigd wordt op een bestaand industrieterrein. Het project vormt geen barrière in de ecologische hoofstructuur. Het project wordt niet gevestigd in de directe omgeving van de Ecologische hoofdstructuur, Natura 2000-gebieden of andere gebieden waarvoor in het bijzonder aan het opnamevermogen dient te worden getoetst te weten, wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones, door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/43/EEG en gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden. Er treedt als gevolg van het project geen relevante verandering van de luchtkwaliteit op. Er treedt als gevolg van het project geen geuroverlast op. Er worden voor de bodem beschermende maatregelen getroffen om verontreiniging te voorkomen conform de Nederlandse richtlijn bodembescherming. Daardoor wordt kans op bodemverontreiniging aanvaardbaar. Er treedt als gevolg van het project geen relevante verandering van de geluidsbelasting op. Er treedt als gevolg van het project geen relevante toename van de stikstofdepositie op. Er is als gevolg van het project geen effect op instandhoudingsdoelstellingen van beschermde flora en fauna (Flora en Faunawet). Het project ligt niet binnen een archeologisch aandachtsgebied en/of aardkundig waardevol gebied. 2.3 Kenmerken van het potentiële effect De effecten beperken zich tot de directe omgeving van de inrichting en hebben geen grensoverschrijdend karakter. De kenmerken van de potentiële aspecten zijn beschreven bij de hinderaspecten die kenmerkend zijn voor het project. Na beëindiging van de activiteiten zijn er geen onomkeerbare effecten op de omgeving ten opzichte van de huidige situatie. 2.4 Conclusie Uit het voorgaande blijkt dat er ten aanzien van de voorgenomen activiteit geen bijzondere omstandigheden zijn die leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die noodzaken tot het opstellen van een milieueffectrapport. De belangrijkste overwegingen hierin zijn: Het is een bestaande locatie waar reeds op- en overslag, sorteren, verwerking en verbranden van afvalstoffen plaatsvindt; De locatie ligt niet in een gevoelig gebied zoals aangegeven in het Besluit milieueffectrapportage 1994; De hinder blijft binnen wettelijke grenswaarden of gemeentelijk beleid; Er zijn geen bijzondere risico s voor verontreiniging van bodem of grondwater, oppervlaktewater dan wel ongevallen met afvalstoffen. De activiteiten hebben geen onomkeerbare effecten op de omgeving als het bedrijf beëindigd wordt. 6 6