Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert"

Transcriptie

1 Een nieuwe indicator voor de fysische staat van de woning Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

2 Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Vanderstraeten, L., & Ryckewaert, M. (2017). Een nieuwe indicator voor de fysische staat van de woning. Leuven: Steunpunt Wonen. Voor meer informatie over deze publicatie In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/2017/4718/016 ISBN STEUNPUNT WONEN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher. p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen p/a HIVA Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Deze publicatie is ook beschikbaar via

3 INHOUD Inhoud 3 Inleiding 4 1. Voorgeschiedenis De kwaliteitsindicatoren in het kader van de algemene socio economische enquête De methodologie van de indicator fysische staat Methode van het toekennen van de gewichten aan de verschillende mogelijke antwoorden op de vraag omtrent de fysische staat van de verschillende woningonderdelen Methodologie van de indeling in categorieën Vergelijking in internationaal perspectief De subjectieve bevraging versus de objectieve waarneming Besluit Voorstel nieuwe indicator om de fysische staat van de woning te beoordelen De opbouw van de vernieuwde indicator Vergelijking van de vernieuwde indicator met de indicator van Vanneste et al (2004) Vergelijking van de vernieuwde indicator met de objectieve bevindingen Vergelijking van de vernieuwde indicator in internationaal perspectief Conclusie 21 Referenties 23 pagina 3 van 24

4 INLEIDING In dit rapport nemen we de indicator van Vanneste et al (2004), die sinds de algemene socio economische enquête 2001 wordt gebruikt als indicator om de fysische staat van de woningen te schatten, onder de loep. Winters et al (2016) pleitten voor een aanpassing van deze indicator. In dit rapport werken we hieromtrent een voorstel uit. In het eerste hoofdstuk schetsen we de ontstaansgeschiedenis van de indicator en vergelijken we enerzijds zijn uitwerking met andere indicatoren in de internationale literatuur en anderzijds zijn uitkomst op basis van het GWO 2013 met de objectieve waarnemingen uit datzelfde woononderzoek. In het tweede hoofdstuk werken we een voorstel voor een vernieuwde indicator uit. Eerst wordt de opbouw van de indicator uitgelegd, waarna de resultaten van de vernieuwde indicator worden vergeleken met de resultaten van de indicator van Vanneste et al en met de objectieve waarnemingen uit het GWO De methode van de indicator wordt tenslotte in internationaal perspectief geplaatst. In het derde hoofdstuk vatten we de belangrijkste elementen uit het rapport samen. pagina 4 van 24

5 1. VOORGESCHIEDENIS 1.1 De kwaliteitsindicatoren in het kader van de algemene socioeconomische enquête 2001 In het kader van de algemene socio economische enquête 2001 werkten de onderzoekers van de monografie Wonen en woonomgeving in België (2007) 2 indicatoren uit om de kwaliteit van de woningen anno 2001 in te schatten. Enerzijds werkten ze een indicator uit om een beeld te krijgen van de fysische staat van de woningen, anderzijds een indicator om een ruimer kwaliteitsbeeld te verkrijgen van de Belgische woningen. De eerste indicator is samengesteld op basis van de bevraging over de staat van 6 woningelementen die de structurele staat van de woning mede bepalen: het dak, de dakgoot, de ramen, de binnenmuren, de buitenmuren en de elektrische installatie. We gaan hier dieper op in in punt 1.2 de methodologie van de indicator fysische staat. De tweede indicator neemt volgende 6 elementen mee om een uitgebreider beeld te krijgen van de kwaliteit van de woningen: 1. de elementen van de indicator fysische staat; meer bepaald of er werd aangegeven dat er grote herstellingen nodig waren; 2. comfortelementen: de aanwezigheid van een toilet en de aanwezigheid van een badkamer met bad of douche; 3. de aanwezigheid van centrale verwarming; 4. de aanwezigheid van een keuken (al dan niet geïntegreerd); 5. de woonoppervlakte; 6. de aanwezigheid van dubbele beglazing. 1.2 De methodologie van de indicator fysische staat Figuur 1 toont hoe de 6 woningonderdelen van de indicator fysische staat werden bevraagd in het formulier van de algemene socio economische enquête Er werd hierbij aan de bewoner naar de staat van zes woningonderdelen gevraagd: het dak, de dakgoot, de ramen, de binnenmuren, de buitenmuren en de elektrische installatie. De bewoner kon hierbij aangeven of het bevraagde woningonderdeel (1) in goede staat was, (2) kleine of (3) grote herstellingen nodig had. De bewoner was hierbij vrij om zelf te bepalen welke criteria hij stelde om te besluiten of het woningonderdeel in goede staat was of herstellingen nodig had. Ook omtrent het onderscheid tussen kleine en grote herstellingen had hij de vrijheid om deze in te vullen naar zijn eigen oordeel. Daarnaast kon de bewoner ook zelf uitmaken welke elementen hij mee in rekening nam bij de inschatting van de verschillende woningonderdelen. Dachten ze bijvoorbeeld bij de beoordeling van de muren enkel aan stabiliteitsproblemen en/of vochtproblemen en/of namen ze ook afwerkingsgebreken mee in rekening? Ook bij de andere bevraagde woningonderdelen kun je je vragen stellen over de scope van elementen dat de bewoner in beschouwing nam om zijn oordeel over het woningelement te vellen. pagina 5 van 24

6 Figuur 1 De vraagformulering in de algemene socio economische enquête 2001 van de woningonderdelen opgenomen in de indicator fysische staat Bron: Algemene socio economische enquête 2001 Vanneste et al (2004) zijn met deze vragen aan de slag gegaan om de indicator samen te stellen. Op basis van het technisch verslag, welke het meetinstrument van de Vlaamse overheid is om te onderzoeken of woningen conform de kwaliteitsvereisten uit artikel 5 van de Vlaamse wooncode zijn, hebben ze een gewicht toegekend aan elk mogelijk antwoord op vraag 16 uit de algemene socioeconomische enquête (figuur 1). Tabel 1 geeft een overzicht van de gewichten die door Vanneste en haar collega s aan elk mogelijk antwoord werden gegeven. In onderstaande paragrafen leggen we uit hoe ze tot deze gewichten gekomen zijn Methode van het toekennen van de gewichten aan de verschillende mogelijke antwoorden op de vraag omtrent de fysische staat van de verschillende woningonderdelen Het gewicht wanneer het woningonderdeel in goede staat was Wanneer het woningelement in goede staat werd bevonden door de bewoner, werd aan het aangekruiste woningonderdeel een gewicht 0 toegekend Het gewicht wanneer het woningonderdeel grote herstellingen nodig had Om het gewicht van elk woningonderdeel te bepalen dat grote herstellingen nodig had, grepen de auteurs terug naar het toenmalig geldende technisch verslag. Ze zetten hierbij alle lijnen samen uit het technisch verslag die betrekking hadden op elk van de zes bevraagde woningonderdelen en telden de strengste strafpunten 1 uit het technisch verslag samen (zie figuur 2). Hierdoor kwamen ze uit op een totaal van 19 strafpunten voor de elektrische installatie, 15 voor de binnenmuren, 15 voor de buitenmuren, 3 voor de ramen en 21 voor het dak. Daar het, ten tijde van het uitwerken van de indicator, reeds duidelijk was dat in de volgende versie van het technisch verslag het totaal aantal stafpunten over de ramen van 3 naar 9 zou gebracht worden, hebben Vanneste en haar collega s hier alvast rekening mee gehouden en voor de ramen 9 punten geteld. De dakgoot werd niet vermeld in het technisch verslag. De verhoogde aandacht voor vochtproblemen in de volgende versie van het technisch verslag, 1 Sommige gebreken krijgen in het technisch verslag verschillende strafpunten toegekend afhankelijk van de omvang van het voorkomen van het gebrek. Wanneer het gebrek in beperkte mate voorkomt, krijgt het 1/3 e van de punten dan wanneer het gebrek in een uitgebreide mate voorkomt. Indien zulke differentiatie gold voor de gebreken die betrekking hebben op de zes bevraagde woningonderdelen, hebben Vanneste et al (2004) de zwaarste puntentoekenning meegenomen bij de puntenoptelling. pagina 6 van 24

7 deed de auteurs beslissen om ook aan de dakgoot 9 punten toe te kennen. In totaal leverde dit 88 punten op. Figuur 2 De lijnen uit het technisch verslag die Vanneste et al (2004) gebruikten voor de gewichtsbepaling van de indicator fysische staat 1. De elektrische installatie Indicatie van ernstig risico op elektrocutie/brand IV 15 Geen stopcontact in de leefkamer I 1 Geen stopcontact in één of meerdere slaapkamers I 1 Geen (geaard) stopcontact in de keuken I 1 In een woonlokaal of sanitair lokaal ontbreekt een lichtpunt I 1 2. De binnenmuren stabiliteit ernstige/zeer ernstige vervorming of scheurvorming van gevelvlak of elementen I/III 9 vocht vochtschade (met of zonder schimmelvorming): niet algemeen/algemeen I/II 3 afwerking ernstige beschadiging (excl. vochtschade) of verwering/noodz. afwerking ontbreekt II 3 3. De buitenmuren stabiliteit ernstige/zeer ernstige vervorming of scheurvorming van gevelvlak of elementen I/III 9 vocht vochtschade (met of zonder schimmelvorming): niet algemeen/algemeen I/II 3 afwerking ernstige beschadiging (excl. vochtschade) of verwering/noodz. afwerking ontbreekt II 3 4. De ramen ernstige verwering van ramen/deuren/andere elementen: niet algemeen/algemeen I/II 3 5. Het dak stabiliteit ernstige/zeer ernstige aantasting of doorbuiging van de dragende dakelementen I/III 9 buitendakse schouw gevaarlijk overhellend/onstabiel/... vocht II 3 plaats. condensatie/lokale insijpeling of alg. condenserend vocht/insijpelend vocht op I/II/III 9 meerdere plaatsen Bron: Vanneste et al (2004) Om het totaal van de gewichten op een eenvoudiger hanteerbaar getal te brengen, werd het totaal van 88 teruggebracht op 10 en werd ook elk totaal van de strafpunten voor de verschillende woningonderdelen omgerekend. Dit maakte dat de elektrische installatie een gewicht 2,2 kreeg, de binnenen buitenmuren een gewicht 1,7, de ramen en dakgoot een gewicht 1,0 en het dak een gewicht 2,0. Worden deze gewichten allemaal opgeteld, komt men op een totaal van 10. Wat het overzicht van de opgesomde elementen uit figuur 2 ons alvast ook leert, is dat de auteurs alle mogelijke gebreken opgenomen in het technisch verslag omtrent elk van de zes woningonderdelen, meenamen bij de (onderlinge) gewichtsbepaling van de verschillende woningonderdelen in hun indicator. Zo namen ze, bijvoorbeeld, bij de (binnen en buiten)muren zowel lijnen op die een indicatie geven van structurele bouwtechnische problemen (nl. stabiliteitsproblemen en vochtproblemen), als pagina 7 van 24

8 lijnen die betrekking hebben op de afwerking, een element dat geen impact heeft op de structurele bouwtechnische staat van de woning Het gewicht wanneer het woningonderdeel kleine herstellingen nodig had Ook het gewicht van de kleine herstellingen is gestoeld op de logica van het technisch verslag. In het technisch verslag krijgt een minder uitgebreid gebrek immers, wanneer men er differentieert afhankelijk van de omvang van het gebrek, 1/3 e van de punten van hetzelfde gebrek in een omvangrijke toestand. Vanneste et al (2004) stelden het gewicht van de kleine herstellingen daarom op 1/3 e van het gewicht van de grote herstellingen. Hierdoor kreeg de elektrische installatie een gewicht 0,7, de binnen en buitenmuren een gewicht 0,6, de ramen en dakgoot een gewicht 0,3 en het dak een gewicht 0,8. Tabel 1 vat alle toegekende gewichten samen. Tabel 1 Gewicht toegekend aan de verschillende mogelijke antwoorden op de vraag omtrent de fysische staat van de verschillende woningonderdelen Gewicht Onderdelen In goede staat Kleine herstellingen nodig Grote herstellingen nodig Elektrische installatie 0 0,7 2,2 Binnenmuren 0 0,6 1,7 Buitenmuren 0 0,6 1,7 Ramen 0 0,3 1,0 Dakgoot 0 0,3 1,0 Dak 0 0,8 2,4 Totaal 0 3,3 10 Bron: Vanneste et al (2004) Methodologie van de indeling in categorieën Aan de hand van bovenvermelde methode van Vanneste et al (2004) leverde de vraag over de fysische staat van de 6 woningonderdelen een totale score op die tussen 0 en 10 kon liggen. Om een inschatting te kunnen maken van de waarde van de score, deelden de auteurs de mogelijke range van de totale score (welke dus tussen 0 en 10 ligt) in in vier categorieën: een categorie goede staat, een categorie matige staat, een categorie slechte staat en een categorie zeer slechte staat. Vanneste en haar collega s stelden, ten eerste, dat de woning zich niet meer in goede, maar wel in matige staat bevindt wanneer de woning niet op alle 6 onderdelen in goede staat wordt bevonden door de bewoner. Ze berekenden daarnaast dat de woningen in de klasse slechte staat belandden wanneer de woning een score behaalt die, omgerekend naar de strafpunten van het toenmalige technisch verslag, ervoor zou zorgen dat de woning ongeschikt zou worden verklaard door de overheid. In het toenmalige technisch verslag werd deze grens op 18 strafpunten gezet, in het huidige technisch verslag ligt deze grens op 15 strafpunten. De grens tussen de woningen in slechte en deze in zeer slechte staat, is het equivalent van de gemiddelde score van 4 grote herstellingen (=(10/6)*4). Dit is een mathematische grens, dit wil niet zeggen dat alle woningen van zeer slechte staat ook effectief allemaal 4 grote herstellingen nodig hebben (zie tabel 2). Om de grenswaarden tussen de verschillende categorieën te bepalen, combineerden Vanneste et al (2004) methoden die aansluiting zoeken bij deze gangbaar in het wetenschappelijk onderzoek over inadequate woningkwaliteit (zie deel 1.3 vergelijking in internationaal perspectief) met een grenswaardebepaling gebaseerd op de logica van het technisch verslag van de Vlaamse overheid. pagina 8 van 24

9 Tabel 2 De indeling in categorieën door Vanneste et al (2004) Puntengrens Klasse 0 Goede staat 0,01 2,04 Matige staat 2,05 6,66 Slechte staat 6,66 10 Zeer slechte staat Bron: Vanneste et al (2004) 1.3 Vergelijking in internationaal perspectief In de internationale literatuur maakt men een onderscheid tussen de begrippen quality of housing en housing conditions. Mandic en Cirman (2012) omschrijven de meer algemene term quality of housing als een uitgebreide set van karakteristieken die in een brede betekenis de kwaliteit van het wonen beïnvloeden. De term housing conditions of dwelling conditions focust volgens de auteurs op de fysieke karakteristieken van de woning en woonomgeving welke gerelateerd zijn aan de (veranderende) invulling van wat adequate of menswaardige leefomstandigheden zijn en welke van publiek en politiek belang zijn. Deze laatste term sluit aan bij wat men in Vlaanderen verstaat onder de minimale woningkwaliteit en welke door de Vlaamse overheid een invulling kreeg met de minimale veiligheids, gezondheids en kwaliteitsvereisten in artikel 5 van de Vlaamse wooncode. Belangrijk te vermelden hierbij is wel dat de Vlaamse overheid er, gezien de finaliteit van het instrument, bewust voor gekozen heeft om enkel elementen van de woning, en niet van de woonomgeving, op te nemen in de lijst van minimale veiligheids, gezondheids en kwaliteitsvereisten. Tabel 3 schetst welke elementen in de wetenschappelijke literatuur worden gehanteerd om de inadequate/minimale woningkwaliteit te meten. Uit de tabel blijkt dat er in het debat over minimale woningkwaliteit in de wetenschappelijke literatuur, en bijgevolg in de afbakening van de housing conditions / dwelling conditions, een duidelijke terminologie ontbreekt. Hierdoor worden er verschillende indicatoren en/of methodes gehanteerd om de grens tussen adequate en inadequate woningkwaliteit aan te duiden. Daarbij speelt in de meeste artikels de beschikbare databron een doorslaggevende rol. De tabel toont dat er 3 categorieën van kenmerken zijn die quasi altijd opgenomen worden: een categorie met betrekking tot de aanwezigheid van basisfaciliteiten, een categorie met betrekking tot structurele problemen en een categorie die duidt op het fenomeen van overbezetting. De precieze invulling van de categorieën verschilt telkens. Ook de methode om de grens tussen adequate en inadequate woningkwaliteit te bepalen, verschilt bijna iedere keer. Sommige stellen een normatieve grens, andere laten multivariate technieken de grens en het gewicht tussen de verschillende onderdelen bepalen. pagina 9 van 24

10 Tabel 3 Elementen opgenomen bij de grensbepaling van inadequate woningkwaliteit in de internationale literatuur (overzicht in alfabetische volgorde) Artikel 1 Aanwezigheid basisfaciliteiten 2 Structurele problemen 3 Overbezetting 4 Andere elementen Barnes et al (2011) JA JA JA NEEN Databron: the Families and Children Study in Britain (FACS) Methode: als 3 aparte indicatoren bestudeerd In staat zijn om de woning in de winter voldoende te verwarmen 3 of meer gebreken uit volgende lijst: opstijgend vocht, insijpelend vocht, condenserend vocht, schimmel, problemen met elektrische installatie, problemen met de afvoer van water, algemeen verval van de woning, insectenplaag, muizenof rattenplaag, tochtproblemen of een vrij in te vullen gebrek Official bedroom standard methodology: bepaling van het aantal kamers afhankelijk van leeftijd/geslacht/positie in het huishouden Bonnefoy (2007) JA JA JA JA Opzet: gebreken die de gezondheid van de bewoners schaden Overbezetting identificeren Ongezond binnenklimaat (onvoldoende ventilatiemogelijkheden), inefficiënt verwarmingssysteem (thermaal comfort), onvoldoende verlichting, onvoldoende basissanitair Schimmel en vochtproblemen, ongedierteplaag, gevaarlijke elementen aan het design van de woning, veilige toegang en gebruik woning Slechte of ontbrekende isolatie, geluidsoverlast, buildingproducts en their emissions Dewilde & De Keulenaer (2003) JA JA NEEN JA Databron: the European Community Household Panel (ECHP) Methode: bevestigende factor analyse waarbij de factorlading het gewicht van elk gebrek in samengestelde variabele (welke in dit geval een armoedeindex is) bepaalt Het ontbreken van één of meerdere van volgende basisfaciliteiten: bad of douche wc warm stromend water Het voorkomen van 2 of meerdere van volgende gebreken: geen adequate verwarmingsmogelijkheden lekkend dak vochtige muren of vloeren rottend raamwerk of rottende vloeren Het voorkomen van één of beide problemen in de buurt: pollutie ten gevolge van verkeer of industrie geweld of vandalisme in de buurt Artikel Aanwezigheid basisfaciliteiten Structurele problemen Overbezetting Andere elementen pagina 10 van 24

11 Artikel 1 Aanwezigheid basisfaciliteiten 2 Structurele problemen 3 Overbezetting Filandri & Olagnero (2014) JA JA JA Databron: the European Union Income Social Inclusion and Living Conditions Database (EU SILC) Methode: Wanneer de helft van de vermelde gebreken voorkomt, voldoet de woning niet Onvoldoende natuurlijke lichtinval, geen bad of douche aanwezig, geen wc aanwezig Geen vochtige muren of vloeren, lekkend dak of rottende ramen of deuren < 1 kamer per persoon in het huishouden 4 Andere elementen Problemen van geluid, criminaliteit of pollutie in de buurt Hrast et al (2013) JA JA JA NEEN Databron: the European Quality De afwezigheid van een toilet De aanwezigheid van een lekkend Gevoel van gebrek aan ruimte of Life Survey (EQLS) Methode: aanwezigheid van één van de gebreken zorgt voor een inadequate woning en/of bad/douche dak, vochtproblemen, rot tend raamwerk of rottende vloer Mandič & Cirman (2011) JA JA JA JA Databron: the European Quality De afwezigheid van een toilet De aanwezigheid van een lekkend Gevoel van gebrek aan ruimte Last van onveiligheidsgevoel of Life Survey (EQLS) Methode: factor analyse bepaalt gewicht van de verschillende gebreken in samengestelde variabele dak, vochtproblemen, rot tend raamwerk of rottende vloer Navarro & Ayala (2008) JA JA JA NEEN Databron: the European Community Household Panel (ECHP) Methode: latent variable model bepaalt gewicht van elk gebrek in samengestelde variabele De afwezigheid van warm stromend water en/of een verwarmingsmogelijkheid De aanwezigheid van een lekkend dak, vochtproblemen, rottend raamwerk of rottende vloer Aantal kamers < aantal 16 plussers in het huishouden pagina 11 van 24

12 Artikel 1 Aanwezigheid basisfaciliteiten 2 Structurele problemen 3 Overbezetting 4 Andere elementen Norris & Winston (2012) JA JA JA NEEN Databron: the European Quality De afwezigheid van een toilet, De aanwezigheid van een lekkend Gevoel van gebrek aan ruimte of Life Survey (EQLS) Methode: enkel de woningen waarbij geen enkel gebrek voorkwam, werden als kwaliteitsvol (betreffende de woning an sich) beschouwd de afwezigheid van een bad/douche, de afwezigheid van een buitenruimte om te zitten (vb. tuin, balkon, terras) dak, vochtproblemen, rot tend raamwerk of rottende vloer Sengoelge et al (2014) JA JA NEEN JA Databron: the European Union Income Social Inclusion and Living Conditions Database (EU SILC) Methode: PCA clusterde 1 en 2 als factor housing strain samen met 2 betaalbaarheidsindicatoren; elementen van 3 zaten samen in factor neighbourhood strain In staat zijn om de woning voldoende te verwarmen Een gebrek uit volgende lijst: lekkend dak, vochtige muur of vloer, rottend raamwerk Geluidsoverlast van de buren of van buiten, vervuiling, vandalisme Vanneste et al (2004) NEEN JA NEEN JA Databron: SEE2001 Methode: de verschillende gebreken krijgen (afhankelijk van aangetroffen omvang in de woning enerzijds en het belang binnen het meetinstrument van de Vlaamse overheid anderzijds) in de synthese index een bepaald gewicht Grote/kleine herstellingen nodig aan de binnenmuren, grote/kleine herstellingen nodig aan de buitenmuren, grote/kleine herstellingen nodig aan de ramen, grote/kleine herstellingen nodig aan de dakgoot, grote/kleine herstellingen nodig aan het dak Grote/kleine herstellingen nodig aan de elektrische installatie pagina 12 van 24

13 De methode van Vanneste et al (2004) is, op verschillende vlakken, een buitenbeentje vergeleken met de andere wetenschappelijke afbakeningen: 1. Ze enten hun methode op het Vlaamse woningkwaliteitsbeleid. De andere wetenschappers gebruiken een puur wetenschappelijke afbakening. Een mogelijk voordeel van de methode van Vanneste et al (2004) zou kunnen zijn dat het de beleidsrelevantie van de indicator vergroot. Een indicator die weergeeft in welke mate woningen beantwoorden aan de vereisten van de overheid, is interessant voor de beleidsmaker. Een dergelijk opzet is niet gemakkelijk te verwezenlijken. Vanderstraeten et al (2015) wezen er op dat het bijzonder moeilijk is om aan de hand van een bevraging over zes woningelementen een inschatting te maken of de woning al dan niet in lijn is met de vereisten van het Vlaamse woningkwaliteitsbeleid. De beoogde beleidsinteressante meerwaarde, die men met het enten van de methodologie op het woningkwaliteitsbeleid voor ogen heeft, is bijgevolg op een dergelijke manier nauwelijks te ontwikkelen. Vanderstraeten et al (2015) verwijzen naar andere, betere indicatoren hiervoor. Een ander minpunt van de methode van Vanneste et al (2004) is dat, aangezien het Vlaamse woonbeleid evolueert, de indicator, wanneer men deze up to date wil houden, dit ook zou moeten doen bij elke beleidsverandering. Dit tast de wetenschappelijk bruikbaarheid aan. Het is voor de overheid immers (ook) belangrijk om te weten hoe de kwaliteit van de woningvoorraad evolueert. Een goede, stabiele indicator is hiervoor van primordiaal belang. Een indicator die qua methode te sterk afhangt van beleidsveranderingen is geen goede, stabiele indicator. 2. Ze vullen de peiler structurele gebreken op een andere manier in. Vanneste en collega s maken als enige een onderscheid tussen de nood aan grote en kleine herstellingen. Ook stellen ze als enige algemene vragen over de nood aan herstellingen van binnen en buitenmuren. Daarenboven kun je, ten derde, concluderen, wanneer je figuur 2 overschouwt, dat de auteurs niet de intentie hadden om een indicator samen te stellen die enkel structurele gebreken detecteert. Ze namen immers ook niet structurele gebreken (zoals afwerkingsproblemen) op. Ook daarin wijken ze dus af van de andere onderzoekers. Het is duidelijk dat in de internationale literatuur de focus van de peiler structurele gebreken op structurele gebreken aan daken, ramen en muren ligt via de bevraging naar vochtproblemen aan daken, ramen, muren en vloeren. Er moet hierbij wel opgemerkt worden dat de beschikbare databron een doorslaggevende rol speelt bij de invulling van de peiler. De andere onderzoekers kunnen de structurele peiler niet uitgebreider invullen omdat de data niet voorhanden is. De logische vraag is dan of de uitgebreidere vragenset die Vanneste et al (2004) hanteren een correcter beeld van de werkelijkheid weergeeft of niet. Zijn, met andere woorden, de bewoners in staat om de meer uitgebreide vragen van de indicator van Vanneste et al (2004) binnen een aanvaardbare foutmarge te beantwoorden of niet? We bespreken dit op basis van de vergelijking van de subjectieve bevraging versus de objectieve waarnemingen in het kader van het Grote Woononderzoek De subjectieve bevraging versus de objectieve waarneming Tabel 4 toont de 1 op 1 relatie van de zes woningonderdelen uit de indicator fysische staat van de subjectieve bevraging versus de objectieve waarnemingen. De groene cellen zijn een match tussen beide, de rode cellen een mismatch. De tabel toont duidelijk dat, wanneer via objectieve waarneming wordt vastgesteld dat het woningonderdeel geen gebreken vertoont, de bewoner dit veel beter inschat dan wanneer de objectieve waarneming gebreken detecteert. Maximaal 1 op 10 bewoners geeft foutief een gebrek aan wanneer er geen is. Anderzijds schommelt het foutief niet aangeven van gebreken tussen de 4 op 10 en 8 op 10 bewoners. De grootste foutmarges vinden we terug voor de binnen en buitenmuren en voor de elektrische installatie. Daar waar bij de andere woningonderdelen de foutmarge rond de 10 à 11% schommelt, pagina 13 van 24

14 neigt de foutmarge bij deze woningonderdelen richting de 20%. De resultaten tonen dat de bewoners niet zo goed in staat zijn om de meer uitgebreide vragen van de indicator van Vanneste et al (2004) binnen een aanvaardbare foutmarge te beantwoorden. De andere vragen, die ook binnen ander onderzoek in de wetenschappelijke literatuur gebruikt worden om structurele gebreken te detecteren, geven betere foutmarges. Tabel 4 1 op 1 vergelijking van de zes woningonderdelen uit de indicator fysische staat, subjectieve bevraging versus objectieve waarnemingen in het GWO 2013 (in %) WONINGSCREENING Goede staat Bevraging Herstellingen nodig Foutmarge) Dak Geen gebreken 88,3 1,9 9,7 Gebreken 7,8 2,0 Dakgoot Geen gebreken 86,9 1,8 10,7 Gebreken 8,9 2,4 Ramen Geen gebreken 83,8 3,6 10,6 Gebreken 7,0 5,6 Buitenmuren Geen gebreken 82,4 6,5 16,0 Gebreken 9,5 1,6 Binnenmuren Geen gebreken 74,8 14,3 19,2 Gebreken 4,9 6,0 Elektrische installatie Geen gebreken 82,7 6,0 16,0 Gebreken 10,0 1,3 Bron: GWO (2013) 1.5 Besluit De bespreking van de methodologie doet ons concluderen dat achter de indicator van Vanneste et al (2004) een complexe methode schuil gaat die gebaseerd is op het toenmalige technisch verslag van de Vlaamse overheid. Doordat de invulling van het technisch verslag ondertussen veranderd is, is de methodologie niet meer up to date met de huidige regelgeving. Daarnaast toonde de internationale vergelijking aan dat de methode van Vanneste et al (2004), op verschillende vlakken, een buitenbeentje is vergeleken met de andere wetenschappelijke afbakeningen. Ten eerste enten ze hun methode op het Vlaamse woningkwaliteitsbeleid, terwijl de andere wetenschappers een puur wetenschappelijke afbakening gebruiken. Daarenboven vullen Vanneste en collega s de peiler structurele gebreken op een uitgebreidere manier in. Ze maken als enige een onderscheid tussen de nood aan grote en kleine herstellingen. Ook stellen ze als enige algemene vragen over de nood aan herstellingen van binnen en buitenmuren. Dit kan een interessante uitbreiding zijn indien de uitgebreidere vragenset die Vanneste et al (2004) hanteren, een correctere of even correcte benadering van de werkelijkheid is. Als, met andere woorden, de bewoners in staat zijn om de meer uitgebreide vragen van de indicator van Vanneste et al (2004) binnen een even (of betere) aanvaardbare foutmarge te beantwoorden vergeleken met de vragen die de andere onderzoekers hanteren om hun indicator van structurele gebreken samen te stellen, dan vormt de indicator van Vanneste et al (2004) een interessante uitbreiding op de andere indicatoren en is deze bijgevolg een goede benadering van de werkelijkheid. Een vergelijking van de subjectieve vragen met de objectieve waarnemingen op basis van het GWO 2013, toont echter dat de bewoners niet in staat zijn om de meer uitgebreide vragen van de indicator pagina 14 van 24

15 van Vanneste et al (2004), binnen een aanvaardbare foutmarge, te beantwoorden. De vragen, die ook binnen ander onderzoek in de wetenschappelijke literatuur gebruikt worden om structurele gebreken te detecteren, geven wel (meer) aanvaardbare foutmarges. Al deze elementen samen pleiten voor een aanpassing en de opbouw van een vernieuwde indicator. We werken een voorstel uit in het volgende hoofdstuk. pagina 15 van 24

16 2. VOORSTEL NIEUWE INDICATOR OM DE FYSISCHE STAAT VAN DE WONING TE BEOORDELEN Voortbouwend op de bevindingen uit het vorige hoofdstuk, menen we dat de vernieuwde indicator fysische staat aan volgende vereisten moet voldoen: - het is bij voorkeur een eenvoudig te construeren indicator; - het is een stabiele indicator die doorheen de tijd vergelijkingsperspectief biedt; - het is een indicator die structurele problemen op een betrouwbare wijze benadert. 2.1 De opbouw van de vernieuwde indicator Het voorstel voor een vernieuwde indicator fysische staat bestaat er uit om de meest betrouwbare elementen uit de indicator van Vanneste et al. (2004), zijnde de vragen over het dak, de dakgoot en de ramen, te bewaren en deze te combineren met vragen over vochtschade, die in bijna elke grote Europese huishoudensbevraging worden gesteld, en die in het kader van het Vlaamse woonsurveyonderzoek ook al in het GWO 2013 voorgelegd werden aan de bevraagde bewoner. De vragen werden als volgt geformuleerd in het kader van het GWO 2013: 1. Zijn volgende onderdelen van uw woning in goede staat of zijn er (kleine of grote) herstellingen aan nodig? a) De ramen. b) De dakgoot. c) Het dak. 2. Zijn volgende vormen van vochtschade aanwezig in uw woning? a) Een lekkend dak. b) Een of meerdere vochtige muren of vloeren. c) Rottend raamwerk. Er wordt op twee mogelijke manieren gevraagd naar de toestand van enerzijds de ramen en anderzijds het dak. Dit is een bewuste keuze om ervoor te zorgen dat de bewoner eventuele structurele gebreken, die nog niet tot een zichtbaar vochtprobleem hebben geleid, wel zou melden. De vragen over het dak (vraag 1c en 2a), net als de vragen over de ramen (1a en 2c), worden wel als 1 probleem beschouwd. Dit maakt dat er 4 mogelijke problemen zijn: (1) een probleem met de ramen, (2) een probleem met de dakgoot, (3) een probleem met het dak en (4) een vochtprobleem aan de muren of vloeren. De verschillende categorieën van de indicator worden op een eenvoudige wijze geconstrueerd: 1. de woning is in goede staat wanneer er geen problemen blijken te zijn; 2. de woning is in matige staat wanneer er 1 probleem blijkt te zijn; 3. de woning is in slechte staat wanneer er 2 of 3 problemen gemeld worden; 4. de woning is in zeer slechte staat wanneer er 4 problemen gemeld worden; 2.2 Vergelijking van de vernieuwde indicator met de indicator van Vanneste et al (2004) Tabel 5 toont de verdeling van de vernieuwde indicator en de indicator van Vanneste et al (2004) en de overlap die er is tussen beide indicatoren. In totaal bevindt, volgens de vernieuwde indicator, 70% van de Vlaamse woningen zich in goede staat, 16% in matige staat, 12% in slechte staat en 2% in zeer slechte staat. Samengeteld bevindt 14% van de Vlaamse woningmarkt zich in een slechte of zeer slechte staat. Ook Vanderstraeten en Ryckewaert pagina 16 van 24

17 (2015) kwamen, op basis van de objectieve screening in het kader van het GWO 2013, uit dat 13% van de Vlaamse woningmarkt van structureel ontoereikende kwaliteit was. Deze overeenkomt doet ons aannemen dat de vernieuwde indicator een goede inschatting van structurele gebreken aan de woning geeft. Tabel 5 1 op 1 vergelijking van de vernieuwde indicator met de indicator van Vanneste et al (2004), Vlaanderen, 2013 (in %) Indicator Vanneste et al Vernieuwde indicator Goed Matig Slecht Zeer slecht Totaal Goed 63,4 4,2 2,1 0,0 69,7 Matig 5,7 10,1 4,7 0,1 20,5 Slecht 0,8 2,1 5,0 0,9 8,8 Zeer slecht 0,0 0,0 0,3 0,6 0,9 Totaal 69,9 16,5 12,1 1,6 Bron: GWO (2013) De tabel toont ook dat de vernieuwde indicator, vergeleken met de indicator van Vanneste et al (2004), iets strenger uitvalt. Het aandeel slechte en zeer slechte woningen ligt wat hoger. We menen dat dit een correctere benadering is van de werkelijkheid. Volgende argumenten sterken deze overtuiging: 1. Zoals hierboven reeds aangehaald, komt dit percentage overeen met de bevindingen uit de objectieve screening van het GWO De 1 op 1 vergelijking van de verschillende onderdelen van de indicator van Vanneste et al (2004) met de bevindingen uit de objectieve screening (zie punt 1.4 De subjectieve bevraging versus de objectieve waarneming) toonden aan dat de bewoner de onderdelen die achterwege zijn gelaten in de vernieuwde indicator, sterk onderschatte. 70 tot 80% van de gebreken werd niet aangegeven door de bewoner. Deze onderschatting is in de vernieuwde indicator weggewerkt waardoor de indicator iets strenger uitvalt. Tabel 6 toont de verdeling van de vernieuwde indicator naar enkele belangrijke achtergrond variabelen. Volgens de nieuwe indicator is er geen significant verschil tussen de fysische staat van de eengezinswoningen en meergezinswoningen. Hiermee stellen we meteen een verschil vast ten opzichte van de indicator van Vanneste et al (2004). Van den Broeck (2015) berekende dat er voor de indicator van Vanneste et al wel een significant verschil is tussen beide. Zij, net als Vanderstraeten en Ryckewaert (2015), concludeerde dat de meergezinswoningen van slechtere kwaliteit zijn dan de eengezinswoningen. Deze indicator bevestigt dit niet. Naar de overige achtergrondvariabelen toont de vernieuwde indicator eenzelfde tendens als de indicator van Vanneste et al (2004). Overal worden dezelfde (significante) verschillen vastgesteld: - naar bouwperiode van de woningen is er een significant verschil waarbij de recente woningen van een opmerkelijke betere staat zijn dan de oudere woningen; - naar deelmarkt kunnen we concluderen dat de eigenaar bewoners een betere staat van de woning aangeven dan de huurders; - jongere huishoudens geven, vergeleken met oudere huishoudens, aan relatief meer in woningen van slechte en zeer slechte staat te wonen; - eenoudergezinnen wonen in de woningen met de slechtste fysische staat; - de fysische staat van de woning verbetert naarmate het inkomen van het gezin toeneemt. Huishoudens van de twee laagste quintielen wonen relatief meer in woningen van slechte en zeer slechte staat dan huishoudens van de hogere quintielen; - de woningvoorraad in groot en regionaalstedelijk gebied bevat relatief minder woningen van goede fysische staat dan het woonpatrimonium in het buitengebied. pagina 17 van 24

18 Tabel 6 De vernieuwde indicator naar enkele achtergrondvariabelen, Vlaanderen, 2013 Goede staat Matige staat Slechte staat Zeer slechte staat Type woning ns Eengezinswoning 69,7 16,4 12,6 1, Meergezinswoning 70,5 16,8 10,9 1, Bouwperiode woning ** Voor ,4 21,6 19,4 2, ,5 17,6 14,4 2, ,0 18,3 13,7 0, ,1 12,1 5,6 0, Na ,2 9,5 3,8 0, Deelmarkten ** Eigenaar 73,4 14,9 11,0 0, Private huurder 61,8 19,8 14,5 3, Sociale huurder (*) 57,8 23,4 15,0 3,9 615 Leeftijdsklasse ** jaar 61,4 20,8 15,2 2, jaar 63,4 20,5 14,2 2, jaar 71,5 16,4 10,5 1, jaar en ouder 76,1 11,9 11,4 0, Huishoudtype ** Alleenstaand 68,7 15,0 14,2 2,0 860 Eenoudergezin 61,5 20,4 15,5 2,6 328 Koppel zonder kind 74,9 15,1 9,1 1, Koppel met kind 68,6 17,6 12,4 1, Inkomensquintiel ** 1 64,4 18,0 14,3 3, ,3 16,9 15,1 1, ,5 16,9 9,3 1, ,2 15,9 10,3 0, ,7 15,6 11,8 1, Centrumsteden/ overig gebied ** Centrumsteden 63,6 20,5 14,0 1, Overig gebied 72,3 14,9 11,3 1, Graad van verstedelijking ** Grootstedelijk 61,6 22,0 14,3 2, Regionaalstedelijk 69,1 17,1 12,1 1, Kleinstedelijk 73,9 14,4 9,8 1,9 772 Overgangsgebied 71,6 14,8 12,5 1, Platteland 73,9 14,9 9,9 1,3 930 Totaal 69,9 16,5 12,1 1, (*) Volgende woningen worden als een sociale huurwoning aanzien: huurwoningen van sociale huisvestingmaatschappijen, het Vlaams Woningfonds, gemeenten, intercommunales en OCMW s (uitgezonderd serviceflats), en huurwoningen waarbij een sociaal verhuurkantoor bemiddelt. Pearson chi² test: ** p<0,001; * p<0,05; ns: niet significant. Bron: GWO (2013) N pagina 18 van 24

19 2.3 Vergelijking van de vernieuwde indicator met de objectieve bevindingen Tabel 7 toont de 1 op 1 relatie van de 4 onderzochte gebreken uit de vernieuwde indicator van de subjectieve bevraging versus de objectieve waarnemingen. De groene cellen zijn een match tussen beide, de rode cellen een mismatch. Net zoals bij de vergelijking in het kader van de indicator van Vanneste et al (2004), schommelen de foutmarges rond de 11%. Tabel 7 1 op 1 vergelijking van de 4 onderzochte gebreken uit de vernieuwde indicator, subjectieve bevraging versus objectieve waarnemingen in het GWO 2013 (in %) WONINGSCREENING Bevraging Goede staat Problemen Foutmarge Dak Geen gebreken 85,9 1,9 12,1 Gebreken 10,2 2,0 Dakgoot Geen gebreken 87,3 1,8 10,7 Gebreken 8,9 2,0 Ramen Geen gebreken 83,7 3,0 10,5 Gebreken 7,5 5,8 Vochtproblemen muren Bron: GWO (2013) Geen gebreken 78,8 6,8 11,7 Gebreken 4,9 9,5 Wat opvalt is dat de foutmarge omtrent de gebreken aan het dak groter is bij de vernieuwde indicator (waar hij 12,1% is) vergeleken met de indicator van Vanneste et al (waar hij 9,7% is). De verklaring hiervoor ligt vermoedelijk in het feit dat bij de objectieve screening het dak langs de buitenzijde beoordeeld is waardoor een mogelijk vochtprobleem van insijpelend water door het dak (een element dat er is bijgekomen bij de vernieuwde indicator vergeleken met die van Vanneste et al), waarvan de bewoner wel weet heeft doordat hij de dakstructuur langs de binnenzijde ook kent, niet is opgemerkt bij de objectieve screening. Herstellingswerken nodig aan het dak, de vraag die bij de indicator van Vanneste et al is gesteld, zijn in principe wel duidelijk zichtbaar vanaf de buitenzijde en werden wel opgenomen bij de objectieve screening. Voor de andere woningonderdelen zijn de foutmarges bij de vernieuwde indicator gelijkaardig aan deze bij de indicator van Vanneste et al. Om de foutmarge nog te verkleinen, lijkt het ons opportuun om de vraagformulering wat preciezer te maken, zodat de bewoner begrijpt wat structurele gebreken aan het bevraagde woningelement kunnen inhouden. Zo komen we ook tegemoet aan de bekommernissen over de indicator fysische staat zoals geformuleerd door Winters et al (2016). We stellen voor om de vraagformulering van het GWO 2013 als volgt aan te vullen: 1. Zijn volgende onderdelen van uw woning in goede staat of zijn er (kleine of grote) herstellingen aan nodig? a) Zijn de ramen in goede staat of zijn er herstellingen aan nodig om ze weer regen en winddicht te maken, om ervoor te zorgen dat ze goed afsluiten en toelaten de woning te verlichten en te verluchten? b) Is de dakgoot in goede staat of zijn er dakgoten afwezig, sluit ze niet meer goed aan bij het dak, zijn er afhangende of gebroken onderdelen of één of meerdere lekkages met zichtbare schade? c) Is het dak in goede staat of zijn er losliggende, verschoven, doorgebogen of beschadigde elementen aan het dak? pagina 19 van 24

20 2. Zijn volgende vormen van vochtschade aanwezig in uw woning? a) Een lekkend dak. b) Een of meerdere vochtige muren of vloeren (al dan niet met schimmelvorming). c) Rottend houten raamwerk of ander raamwerk langs waar water binnen sijpelt. 2.4 Vergelijking van de vernieuwde indicator in internationaal perspectief Wanneer we de vernieuwde indicator in internationaal perspectief plaatsen (zie tabel 3 voor overzicht), dan merken we dat deze, meer dan de indicator van Vanneste et al (2004), aansluiting vindt bij de internationale literatuur. De indicator vult, net als zijn voorganger, de structurele peiler in. We kunnen hierbij stellen dat woningen op structureel vlak van inadequate kwaliteit zijn wanneer ze zich volgens de vernieuwde indicator in slechte of zeer slechte staat bevinden. Dit betekent dat een woning van inadequate structurele kwaliteit is wanneer er zich 2 of meer van volgende gebreken voordoen: (1) een probleem met de ramen, (2) een probleem met de dakgoot, (3) een probleem met het dak en (4) een vochtprobleem aan de muren of vloeren. Ook Dewilde en De Keulenaer (2003), Barnes et al (2011) en Filandri en Olagnero (2014) hanteren een dergelijke benadering van de structurele peiler. pagina 20 van 24

21 3. CONCLUSIE Sinds de algemene socio economische enquête 2001 wordt de indicator van Vanneste et al (2004) gebruikt om de fysische staat van de woningen te schatten. Deze indicator is aan verandering toe en wel om volgende redenen: - de bespreking van de methodologie doet ons concluderen dat achter de indicator van Vanneste et al (2004) een complexe methode schuil gaat die gebaseerd is op het toenmalige technisch verslag van de Vlaamse overheid. Doordat de invulling van het technisch verslag ondertussen veranderd is, is de methodologie niet meer up to date met de huidige regelgeving; - daarnaast toonde de internationale vergelijking aan dat de methode van Vanneste et al (2004), op verschillende vlakken, een buitenbeentje is vergeleken met de andere wetenschappelijke afbakeningen. Ten eerste enten ze hun methode op het Vlaamse woningkwaliteitsbeleid, terwijl de andere wetenschappers een puur wetenschappelijke afbakening gebruiken. Daarenboven vullen Vanneste en collega s de peiler structurele gebreken op een uitgebreidere manier in. Ze maken als enige een onderscheid tussen de nood aan grote en kleine herstellingen. Ook stellen ze als enige algemene vragen over de nood aan herstellingen van binnen en buitenmuren. Dit kan een interessante uitbreiding zijn indien de uitgebreidere vragenset die Vanneste et al (2004) hanteren, een correctere of even correcte benadering van de werkelijkheid is. Als, met andere woorden, de bewoners in staat zijn om de meer uitgebreide vragen van de indicator van Vanneste et al (2004) binnen een even (of betere) aanvaardbare foutmarge te beantwoorden vergeleken met de vragen die de andere onderzoekers hanteren om hun indicator van structurele gebreken samen te stellen, dan vormt de indicator van Vanneste et al (2004) een interessante uitbreiding op de andere indicatoren en is deze bijgevolg een goede benadering van de werkelijkheid; - een vergelijking van de subjectieve vragen met de objectieve waarnemingen op basis van het GWO 2013, toont echter dat de bewoners niet in staat zijn om de meer uitgebreide vragen van de indicator van Vanneste et al (2004), binnen eenzelfde aanvaardbare foutmarge, te beantwoorden. De complexe niet meer up to date gehanteerde methodologie, de internationale vergelijking en de aftoetsing met de objectieve screening pleiten voor een aanpassing en de opbouw van een vernieuwde indicator. De vernieuwde indicator fysische staat bestaat uit de meest betrouwbare elementen uit de indicator van Vanneste et al. (2004), zijnde de vragen over het dak, de dakgoot en de ramen, in combinatie met vragen over vochtschade, die in bijna elke grote Europese huishoudensbevraging worden gesteld, en die in het kader van het Vlaamse woonsurveyonderzoek ook al in het GWO 2013 voorgelegd werden aan de bevraagde bewoner. De vragen om de vernieuwde indicator op te bouwen worden best op volgende wijze geformuleerd: 1. Zijn volgende onderdelen van uw woning in goede staat of zijn er (kleine of grote) herstellingen aan nodig? a) Zijn de ramen in goede staat of zijn er herstellingen aan nodig om ze weer regen en winddicht te maken, om ervoor te zorgen dat ze goed afsluiten en toelaten de woning te verlichten en te verluchten? b) Is de dakgoot in goede staat of zijn er dakgoten afwezig, sluit ze niet meer goed aan bij het dak, zijn er afhangende of gebroken onderdelen of één of meerdere lekkages met zichtbare schade? c) Is het dak in goede staat of zijn er losliggende, verschoven, doorgebogen of beschadigde elementen aan het dak? 2. Zijn volgende vormen van vochtschade aanwezig in uw woning? a) Een dak langs waar water binnen sijpelt. b) Een of meerdere vochtige muren of vloeren (al dan niet met schimmelvorming). c) Rottend houten raamwerk of ander raamwerk langs waar water binnen sijpelt. pagina 21 van 24

22 Er wordt op twee mogelijke manieren gevraagd naar de toestand van enerzijds de ramen en anderzijds het dak. Dit is een bewuste keuze om ervoor te zorgen dat de bewoner eventuele structurele gebreken, die nog niet tot een zichtbaar vochtprobleem hebben geleid, wel zou melden. De vragen over het dak (vraag 1c en 2a), net als de vragen over de ramen (1a en 2c), worden wel als 1 probleem beschouwd. Dit maakt dat er 4 mogelijke problemen zijn: (1) een probleem met de ramen, (2) een probleem met de dakgoot, (3) een probleem met het dak en (4) een vochtprobleem aan de muren of vloeren. De verschillende categorieën van de indicator worden op een eenvoudige wijze geconstrueerd: 1. de woning is in goede staat wanneer er geen problemen blijken te zijn; 2. de woning is in matige staat wanneer er 1 probleem blijkt te zijn; 3. de woning is in slechte staat wanneer er 2 of 3 problemen gemeld worden; 4. de woning is in zeer slechte staat wanneer er 4 problemen gemeld worden. Op basis van het GWO 2013, zijn volgens de vernieuwde indicator, 70% van de Vlaamse woningen in goede staat, 16% in matige staat, 12% in slechte staat en 2% in zeer slechte staat. Samengeteld bevindt 14% van de Vlaamse woningmarkt zich in een slechte of zeer slechte staat. Ook Vanderstraeten en Ryckewaert (2015) kwamen, op basis van de objectieve screening in het kader van het GWO 2013, uit dat 13% van de Vlaamse woningmarkt van structureel ontoereikende kwaliteit was. Deze overeenkomt doet ons aannemen dat de vernieuwde indicator een goede inschatting van structurele gebreken aan de woning geeft. pagina 22 van 24

23 REFERENTIES Barnes, M., Butta, S., & Tomaszewski, W. (2011). The duration of bad housing and children s wellbeing in Britain, Housing Studies, 26(1), Bonnefoy, X. (2007). Inadequate housing and health: an overview, International Journal of Environment and Pollution, 30(3/4), Dewilde, C., & De Keulenaer, F. (2003). Housing and poverty: the missing link, European Sociological Review, 29(6), Filandri, M., & Olagnero, M. (2014). Housing inequality and social class in Europe, Housing Studies, 29(7), Hrast, M.F., Mrak, A.K., & Rakar, T. (2013). Social exclusion of elderly in central and Eastern Europe, International Journal of Social Economics, 40(11), Mandič, S., & Cirman, A. (2011). Housing conditions and their structural determinants: comparisons within the enlarged EU, Urban Studies, 49(4), Navarro, C., & Ayala, L. (2008). Multidimensional housing deprivation indices with application to Spain, Applied Economics, 40(5), Norris, M., & Winston, N. (2012). Home ownership, housing regimes and income inequalities in Western Europe (GINI Discussion Paper no. 42). Amsterdam: Amsterdam Institute for Advanced Labour Studies. Sengoelge, M., Hasselberg, M., Ormandy, D., & Laflamme, L. (2014). Housing, income inequality and child injury mortality in Europe: a cross sectional study, Child: Care, Health and Development, 40(2), Van den Broeck, K. (2015). Grote Woononderzoek Deel 4 Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners. Leuven: Steunpunt Wonen, Leuven. Vanderstraeten, L., & Ryckewaert, M. (2015). Grote Woononderzoek Deel 3 Technische woningkwaliteit. Leuven: Steunpunt Wonen. Vanderstraeten, L., Van den Broeck, K., & Ryckewaert, M. (2015). De kwaliteit van de woningen in Vlaanderen, Ruimte en Maatschappij, 7(2), Vanneste, D., Thomas, I., & Goossens, L. (2007). Wonen en woonomgeving in België, Monografieën van de Socio Economische Enquête 2001, nr. 2. Brussel: onderzoek i.o.v. Federaal Wetenschapsbeleid, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. Winters, S., Buyst, E., Ceulemans, W., Elsinga, M., Heylen, K., Ryckewaert, M., Van den Broeck, K., Verbeeck, G. (2016). Voorstel tot indicatoren voor het Vlaamse woonbeleid. Versie Leuven: Steunpunt Wonen. pagina 23 van 24

24 Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, de VUB, de Universiteit Antwerpen en de TUDelft (Nederland). Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid. Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door het Vlaamse Gewest.

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid

Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid Studiedag Focus op woningkwaliteit in onderzoek en beleid 22 maart 2019 Steunpunt Wonen Wat we weten over de woningkwaliteit van de Vlaamse woningvoorraad. Een synthese van de studies van de afgelopen

Nadere informatie

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners

Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Woningkwaliteit en woontevredenheid: resultaten van de bevraging bij bewoners Katleen Van den Broeck* & Isabelle Pannecoucke** *HIVA KU Leuven **KU Leuven campus Sint-Lucas Studiedag Wonen in Vlaanderen

Nadere informatie

Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert De kwaliteit van de renovatiewerken en de tussen 2002 en 2013 gerenoveerde woningen doorgelicht Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Gelieve naar deze publicatie te verwijzen

Nadere informatie

Technische woningkwaliteit

Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Inleiding Grote Woononderzoek 2013: 2 luiken Vragenlijst bij 10 000 huishoudens Woningscreening bij de helft van deze huishoudens Woningscreening

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners. Katleen Van den Broeck

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners. Katleen Van den Broeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten op basis van de vragen aan bewoners Katleen Van den Broeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 4. Woningkwaliteit en renovatie: resultaten

Nadere informatie

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode

De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode De evolutie van de woonsituatie in Vlaanderen in de periode 24-29 Resultaten EU-SILC enquête Kristof Heylen HIVA, KULeuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-25 Bronnen: SEP, PSBH, SEE en

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de woning in het gebouw): Datum van het onderzoek:

Nadere informatie

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen

Het renovatiepact en Woningkwaliteit. minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Het renovatiepact en Woningkwaliteit minimale Vlaamse veiligheids- en kwaliteitsnormen voor woningen Waarom Vlaamse veiligheids en kwaliteitsvereisten voor woningen? Art. 23 Grondwet: recht op behoorlijke

Nadere informatie

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid

Grote Woononderzoek Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Grote Woononderzoek 2013 Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen HIVA - KU Leuven Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. De resultaten van het grote woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams

Nadere informatie

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid

Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Sociaal wonen, woonkosten en betaalbaarheid Wat vertelt het Grote Woononderzoek 2013 ons over betaalbaarheid in de sociale huur in Vlaanderen? Dr. Kristof Heylen HIVA - KU Leuven VIVAS Bewonerscongres

Nadere informatie

Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen

Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen Noodkopers, noodeigenaars en captive renters in Vlaanderen Nadere analyses op basis van het GWO2013 Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be Gelieve naar deze publicatie te verwijzen

Nadere informatie

De woningmarkt in Vlaanderen

De woningmarkt in Vlaanderen De woningmarkt in Vlaanderen Een blik op de betaalbaarheid, woningkwaliteit en subsidies Kristof Heylen HIVA - KU Leuven www.steunpuntwonen.be Woonsituatie: evolutie 1976-2005 Aandeel huurders van 33%

Nadere informatie

Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek?

Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Energie. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck Universiteit Hasselt Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 13. De resultaten van het grote woononderzoek 13 Brussel, Vlaams

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE WONINGKWALITEIT

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE WONINGKWALITEIT TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE WONINGKWALITEIT Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de woning in het gebouw): Datum van het onderzoek:

Nadere informatie

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen?

Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Energie in het Grote Woononderzoek 2013 Hoe evolueert de energiekwaliteit van de Vlaamse woningen? Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans Universiteit Hasselt Studiedag De energiekwaliteit van het Vlaamse woningenpark,

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN. Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN. Deel A: Identificatiegegevens Bijlage 3. Model van technisch verslag voor zelfstandige woningen als vermeld in artikel 2, 1, 3 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens

Nadere informatie

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen

Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Onderzoek naar de woonfiscaliteit in Vlaanderen Voorwoord Geert Goeyvaerts, Marietta Haffner, Kristof Heylen, Katleen Van den Broeck, Frank Vastmans (coördinator) en Sien Winters Promotor: Erik Buyst Onderzoek

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de woning in het gebouw): Datum van het onderzoek:

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS. Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS. Deel A: Identificatiegegevens Bijlage 1. Model van technisch verslag voor kamers als vermeld in artikel 2, 1, 1 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens

Nadere informatie

Woningkwaliteitsbewaking

Woningkwaliteitsbewaking Woningkwaliteitsbewaking Deelrapport 1: Onderzoek ter evaluatie van de kwaliteitsvereisten en het bijhorende meetinstrument Lieve Vanderstraeten, Kristien Van den Houte & Michael Ryckewaert www.steunpuntwonen.be

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013

Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 STEUNPUNT WONEN P/A HIVA KU LEUVEN PARKSTRAAT 47 BUS 5300 BE 3000 LEUVEN Perstekst Wonen in Vlaanderen anno 2013. De voornaamste bevindingen van het Grote Woononderzoek 2013 Het Grote Woononderzoek 2013

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie. Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 6. Energie Wesley Ceulemans & Griet Verbeeck Projectleiding: Griet Verbeeck Leuven, maart 2015

Nadere informatie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie

De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Kenniscentrum Vlaamse Steden Workshop private huur 23 maart 2009 De private huurmarkt in Vlaanderen Probleemschets en verkenning van de mogelijkheden voor een huursubsidie Sien Winters HIVA KULeuven Steunpunt

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de kamer in het gebouw):

Nadere informatie

VR DOC.0370/3BIS

VR DOC.0370/3BIS VR 2019 2203 DOC.0370/3BIS Bijlage 1. Model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van zelfstandige woningen als vermeld in artikel 2, 1 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens Bijlage 2. Model van technisch verslag voor kamers die verhuurd worden aan seizoenarbeiders als vermeld in artikel 2, 1, 2 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS

Nadere informatie

VR DOC.1623/4BIS

VR DOC.1623/4BIS VR 2018 2112 DOC.1623/4BIS VR 2018 2112 DOC.1623/4BIS Bijlage 1. Model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van zelfstandige woningen als vermeld in artikel 2, 1 TECHNISCH VERSLAG

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN. Deel A: Identificatiegegevens. pagina 1 van 5

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN. Deel A: Identificatiegegevens. pagina 1 van 5 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN WONINGEN Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de woning in het gebouw): Datum van het onderzoek:

Nadere informatie

VR DOC.1623/5BIS

VR DOC.1623/5BIS VR 2018 2112 DOC.1623/5BIS VR 2018 2112 DOC.1623/5BIS Bijlage 2. Model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van niet-zelfstandige woningen als vermeld in artikel 2, 1 TECHNISCH VERSLAG

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit. Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 3. Technische woningkwaliteit Lieve Vanderstraeten & Michael Ryckewaert

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018

Wonen in Vlaanderen anno De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 2018 PERSTEKST Wonen in Vlaanderen anno 18 De voornaamste bevindingen van de Woonsurvey 18 Na de Woonsurvey 05 en het Grote Woononderzoek (GWO) 13 is de Woonsurvey 18 de derde grootschalige bevraging in Vlaanderen

Nadere informatie

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren

Wetenschappelijke studie geeft zicht op de leefomstandigheden van daklozen en mensen zonder papieren Kabinet van Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding Philippe COURARD Kabinet van Minister van KMO'S, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid Sabine LARUELLE Persbericht

Nadere informatie

Woonkwaliteit: de normen waaraan een woning of kamer moet voldoen. Toelichtingsbrochure

Woonkwaliteit: de normen waaraan een woning of kamer moet voldoen. Toelichtingsbrochure Woonkwaliteit: de normen waaraan een woning of kamer moet voldoen Toelichtingsbrochure 1. Aan welke normen moet een woning of kamer voldoen? 4 2. Wat wordt er gecontroleerd tijdens een woningonderzoek?

Nadere informatie

De Vlaamse woonmarkt in Europees perspectief

De Vlaamse woonmarkt in Europees perspectief De Vlaamse woonmarkt in Europees perspectief Sien Winters Coördinator Steunpunt Wonen Onderzoeksleider HIVA KU Leuven www.steunpuntwonen.be Inhoud 1. Erg verschillende woningmarkten 2. Woningkwaliteit

Nadere informatie

VR DOC.1623/6BIS

VR DOC.1623/6BIS Bijlage 3. Model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van niet-zelfstandige woningen voor seizoenarbeiders als vermeld in artikel 2, 1 Deel A: Identificatiegegevens VR 2018 2112 DOC.1623/6BIS

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN NIET-ZELFSTANDIGE WONINGEN VOOR SEIZOENARBEIDERS

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN NIET-ZELFSTANDIGE WONINGEN VOOR SEIZOENARBEIDERS Bijlage 3. Model van technisch verslag voor het onderzoek van de kwaliteit van niet-zelfstandige woningen voor seizoenarbeiders als vermeld in artikel 2, 1 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS VOOR SEIZOENARBEIDERS Deel A: Identificatiegegevens Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van (datum) houdende de wijziging en de opheffing van diverse besluiten over wonen, wat betreft leegstand, verwaarlozing en ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring

Nadere informatie

KWALITEITSNORMEN VOOR ZELFSTANDIGE WONINGEN EN KAMERS AGENTSCHAP WONEN VLAANDEREN NIEUW: DAKISOLATIENORM WONENVLAANDEREN.BE

KWALITEITSNORMEN VOOR ZELFSTANDIGE WONINGEN EN KAMERS AGENTSCHAP WONEN VLAANDEREN NIEUW: DAKISOLATIENORM WONENVLAANDEREN.BE KWALITEITSNORMEN VOOR ZELFSTANDIGE WONINGEN EN KAMERS NIEUW: DAKISOLATIENORM AGENTSCHAP WONEN VLAANDEREN WONENVLAANDEREN.BE Algemeen De Vlaamse Wooncode bepaalt de minimale normen waaraan woningen in Vlaanderen

Nadere informatie

Overzicht I. KADER II. NORMEN III. VOORBEELD

Overzicht I. KADER II. NORMEN III. VOORBEELD Overzicht I. KADER II. NORMEN III. VOORBEELD I. Kader: aandacht voor woonkwaliteit Sinds 1998 moeten alle woningen en kamers (ook voor seizoenarbeiders) in Vlaanderen voldoen aan minimale normen Woningen:

Nadere informatie

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen

GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid. Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen GROTE WOONONDERZOEK 2013 Deel 2. Deelmarkten, woonkosten en betaalbaarheid Kristof Heylen Projectleiding: Sien

Nadere informatie

Doel, inhoud en steekproefomvang

Doel, inhoud en steekproefomvang Resultaten van de woonsurvey 18 april 19 Kristof Heylen & Lieve Vanderstraeten Doel, inhoud en steekproefomvang 2 1 Doel, inhoud & steekproefomvang Steekproefomvang Ongeveer 3. observaties verspreid over

Nadere informatie

Woonkwaliteit: aan welke normen moet een zelfstandige woning of kamer voldoen? Nieuw: dakisolatienorm

Woonkwaliteit: aan welke normen moet een zelfstandige woning of kamer voldoen? Nieuw: dakisolatienorm Woonkwaliteit: aan welke normen moet een zelfstandige woning of kamer voldoen? Nieuw: dakisolatienorm 1. Inleiding: aan welke normen moet een woning voldoen? 5 2. Wat wordt er gecontroleerd tijdens een

Nadere informatie

Wonen in Vlaanderen Anno 2018

Wonen in Vlaanderen Anno 2018 Wonen in Vlaanderen Anno 2018 Reflectie vanuit sector (sociale huisvestingsmaatschappijen) Voorstelling 25 april 2019 - Herman Teirlinckgebouw Brussel 1 Inleiding Over de methode Goed dat deze oefening

Nadere informatie

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS. Deel A: Identificatiegegevens. Pagina 1 van 10

TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS. Deel A: Identificatiegegevens. Pagina 1 van 10 TECHNISCH VERSLAG VAN HET ONDERZOEK VAN DE KWALITEIT VAN KAMERS Deel A: Identificatiegegevens A.1. Identificatiegegevens van het onderzoek Dossiernummer (van de kamer in het gebouw): Datum van het onderzoek:

Nadere informatie

Verkenning van de mogelijkheden tot het opstellen van risicoprofielen ter prioritering van de conformiteitsonderzoeken

Verkenning van de mogelijkheden tot het opstellen van risicoprofielen ter prioritering van de conformiteitsonderzoeken Verkenning van de mogelijkheden tot het opstellen van risicoprofielen ter prioritering van de conformiteitsonderzoeken In het kader van de aanvraag van een huursubsidie en bij de eerste inhuurname van

Nadere informatie

DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau. Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans

DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau. Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau Griet Verbeeck & Wesley Ceulemans DE ISOLATIE-INDEX Evaluatie en herziening van een indicator voor het isolatieniveau

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017

PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 PERSBERICHT Brussel, 15 mei 2017 Armoede-indicatoren in België in 2016 (EU-SILC) Werklozen, eenoudergezinnen en huurders meest kwetsbaar voor armoede Vandaag publiceert de Algemene Directie Statistiek

Nadere informatie

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine GROEPSSAMENSTELLINGSEFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een

Nadere informatie

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Inhoud Argumentatie selectiviteit

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid. Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak?

Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid. Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Praktijk: selectiviteit en rechtvaardigheid in het woonbeleid Studiedag: Het grondrecht op wonen: naar een meer resultaatsgerichte aanpak? Dr. Kristof Heylen HIVA KU Leuven Inhoud Argumentatie selectiviteit

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Tabellen EU-SILC 2005 Tabel 1a-2005: Armoederisicopercentage (= het percentage personen met een equivalent

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek?

Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Beleidsaanbevelingen. Wat leert ons het Grote Woononderzoek? Sien Winters KU Leuven - HIVA Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement,

Nadere informatie

VERWELKOMING EN INLEIDING

VERWELKOMING EN INLEIDING Wonen in Vlaanderen: de resultaten van het Grote Woononderzoek 9 juni 2015 Auberge Du Pêcheur, Sint-Martens-Latem VERWELKOMING EN INLEIDING Filip Van der Veken, voorzitter CIB West-Vlaanderen 1 PROGRAMMA

Nadere informatie

Algemeen kader = Vlaamse Wooncode

Algemeen kader = Vlaamse Wooncode Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars Merelbeke, maandag 8 mei 2017 Algemeen kader = Vlaamse Wooncode Artikel 3 van de Vlaamse Wooncode (en ook artikel 23 grondwet) : Iedereen

Nadere informatie

UITDAGINGEN VOOR HET WOONBELEID IN VLAANDEREN

UITDAGINGEN VOOR HET WOONBELEID IN VLAANDEREN UITDAGINGEN VOOR HET WOONBELEID IN VLAANDEREN Pascal De Decker HaUS (Housing and Urban Studies) Fac. Architectuur KU Leuven Algemene Vergadering VVSG Mechelen 9 juni 2016 Inhoud Recht op wonen o o o Wat

Nadere informatie

HET GROTE WOONONDERZOEK 2013. Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V

HET GROTE WOONONDERZOEK 2013. Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V HET GROTE WOONONDERZOEK 2013 1 Katrien Partyka Vlaams volksvertegenwoordiger CD&V INHOUD 1. Het Grote Woononderzoek 2013 2. Trends in eigendomsverwerving 3. Profiel van de deelmarkten 4. Betaalbaarheid

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

Sectoren / paritaire comités Methodologie

Sectoren / paritaire comités Methodologie Sectoren / paritaire comités Methodologie Wouter Vanderbiesen Mei 2014 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000 Leuven T:+32 (0)16 32 32 39 steunpuntwse@kuleuven.be www.steunpuntwse.be

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 17 oktober 2008. Armoede in België

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 17 oktober 2008. Armoede in België ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 17 oktober 2008 Armoede in België Ter gelegenheid van de Werelddag van Verzet tegen Armoede op 17 oktober heeft de Algemene Directie Statistiek

Nadere informatie

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE

Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE Achtergrondcijfers WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE INFO@WELZIJNSZORG.BE NATIONAAL SECRETARIAAT Huidevettersstraat 165 1000 Brussel T 02 502 55 75 F

Nadere informatie

Copyright SBR, Rotterdam

Copyright SBR, Rotterdam Copyright SBR, Rotterdam Vervormingen in gevelconstructies Vermijden van schade Copyright SBR, Rotterdam Copyright SBR, Rotterdam Vervormingen in g'evelconstructies Vermijden van schade 68 Stichting Bouwresearch

Nadere informatie

Levenslang thuis wonen Stad Aalst

Levenslang thuis wonen Stad Aalst Levenslang thuis wonen Stad Aalst Leeftijdsvriendelijke stad Perspectief ouderen (brug)pensioen 65 en ouder Woningen gebouwd voor 1960 Sociale huurders Niet beschouwd: inkomen, mate van stedelijkheid

Nadere informatie

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE Bij het openen van het rapport worden de meest recente gegevens uit de databank gehaald. Inleiding In dit document worden de kansarmoede-indicatoren weergegeven

Nadere informatie

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2

30 augustus blauw. Toelatingsexamen arts en tandarts. Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Kleef hier onmiddellijk een identificatiesticker blauw Toelatingsexamen arts en tandarts 30 augustus 2016 Informatie verwerven en verwerken (IVV) STILLEESTEKST 2 Figuur 1: Kerncijfers over armoede in België.

Nadere informatie

Armoede en gebrek aan wooncomfort gaan samen Hoogste armoederisico blijft bij werklozen en alleenstaande ouders

Armoede en gebrek aan wooncomfort gaan samen Hoogste armoederisico blijft bij werklozen en alleenstaande ouders ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 3 april 2009 Armoede en gebrek aan wooncomfort gaan samen Hoogste armoederisico blijft bij werklozen en alleenstaande ouders De meest

Nadere informatie

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick

CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships. Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts and complex relationships Heidi Knipprath & Katleen De Rick CAREER COMPETENCES AND CAREER OUTCOMES A critical analysis of concepts

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2011 Wouter Vanderbiesen November 2013 Methodologisch Rapport Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars. Wetteren, 19 februari 2019

Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars. Wetteren, 19 februari 2019 Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars Wetteren, 19 februari 2019 Huurdecreet Artikel 2 Huurdecreet Bij aanvang huurcontract moet woning voldoen aan elementaire vereisten van veiligheid,

Nadere informatie

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach Gudrun Vanlaar, Machteld Vandecandelaere, Jan Van Damme, Bieke De Fraine & Katja Petry

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

Trends op de Vlaamse woningmarkt

Trends op de Vlaamse woningmarkt Trends op de Vlaamse woningmarkt Sien Winters KU Leuven - HIVA Studiedag Wonen in Vlaanderen anno 2013. Wat leert ons het Grote Woononderzoek 2013 Brussel, Vlaams Parlement, De Schelp 3 maart 2015 www.steunpuntwonen.be

Nadere informatie

Steunpunt Ruimte en Wonen. Verder onderzoek naar de evolutie van de kwaliteit van de woningen in Vlaanderen

Steunpunt Ruimte en Wonen. Verder onderzoek naar de evolutie van de kwaliteit van de woningen in Vlaanderen Steunpunt Ruimte en Wonen Verder onderzoek naar de evolutie van de kwaliteit van de woningen in Vlaanderen Pag. I INHOUD 1 Inleiding 1 1.1 Situering 1 1.2 Doelstelling 2 2 Onderzoek van de woonkwaliteit

Nadere informatie

Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars. Wetteren, 16 februari 2016

Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars. Wetteren, 16 februari 2016 Woningkwaliteit: aandachtspunten voor verhuurders en eigenaars Wetteren, 16 februari 2016 Algemeen kader = Vlaamse Wooncode Artikel 3 van de Vlaamse Wooncode (en ook artikel 23 grondwet) : Iedereen heeft

Nadere informatie

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? Heidi Knipprath & Katleen De Rick COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE

Nadere informatie

Investeren in kansengroepen (deel 5): huisvesting

Investeren in kansengroepen (deel 5): huisvesting KANSEN VOOR HERSTEL? HET HOOFDSTUK Investeren in kansengroepen (deel 5): huisvesting WOUTER SCHEPERS & IDES NICAISE De auteurs zijn respectief onderzoeker bij de onderzoeksgroep armoede (HIVA) en hoofd

Nadere informatie

DE VLAAMSE SOCIALE HUUR Een vertaling van de recentste gegevens naar beleidsvragen

DE VLAAMSE SOCIALE HUUR Een vertaling van de recentste gegevens naar beleidsvragen DE VLAAMSE SOCIALE HUUR Een vertaling van de recentste gegevens naar beleidsvragen Sien Winters, Kristof Heylen, Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker DE VLAAMSE SOCIALE HUUR Een vertaling van de recentste

Nadere informatie

* alleenstaande moeder of vader+inwonende kinderen. * gehuwd of samenwonend. * 16-25 jaar. * meer dan 50 jaar. * 26-50 jaar

* alleenstaande moeder of vader+inwonende kinderen. * gehuwd of samenwonend. * 16-25 jaar. * meer dan 50 jaar. * 26-50 jaar ANDERS-WACHTEBEKE RESULTATEN WONEN-ENQUETE 2008 1) Gezinssituatie * gehuwd of samenwonend 80,51% * alleenstaand 15,25% * alleenstaande moeder of vader+inwonende kinderen 4,24% * alleenstaande moeder of

Nadere informatie

DOELGROEPEN EN WACHTLIJST VAN DE SOCIALE HUUR. Kristof Heylen

DOELGROEPEN EN WACHTLIJST VAN DE SOCIALE HUUR. Kristof Heylen DOELGROEPEN EN WACHTLIJST VAN DE SOCIALE HUUR Kristof Heylen DOELGROEPEN EN WACHTLIJST SOCIALE HUUR Dr. Kristof Heylen Projectleiding: Sien Winters Leuven, juni 2016 Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband

Nadere informatie

Een schatting van het aantal huishoudens in Energie Armoede

Een schatting van het aantal huishoudens in Energie Armoede De energiekwaliteit van het Vlaamse woningenpark Een schatting van het aantal huishoudens in Energie Armoede Bart Delbeke Brussel, maandag 28 september 2015 Inhoud 1. Introductie Energie Armoede 2. Administratieve

Nadere informatie

Ban vocht uit je huis Project woonmeters

Ban vocht uit je huis Project woonmeters 3 december 2018 Eerste samenkomst met bewoners Ban vocht uit je huis Project woonmeters V o o r a f Vandaag: - Uitleg rond vocht in het algemeen - De woonmeter: wat is dat en hoe gebruik je het - Praatplaten

Nadere informatie

2.1 HET CONFORMITEITSATTEST UITREIKEN

2.1 HET CONFORMITEITSATTEST UITREIKEN 20 WAT MOET U DOEN ROND WONINGKWALITEIT? 2.1 HET CONFORMITEITSATTEST UITREIKEN 2.1.1 Stap 1: Aanvraag conformiteitsattest Voor welke woningen? Woningen verhuurd als hoofdverblijf of voor de huisvesting

Nadere informatie

18 januari Vormingsavond voor bewoners van DIW. Ban vocht uit je huis. Geef lucht aan je woning

18 januari Vormingsavond voor bewoners van DIW. Ban vocht uit je huis. Geef lucht aan je woning 18 januari 2019 Vormingsavond voor bewoners van DIW Ban vocht uit je huis & Geef lucht aan je woning V o o r a f Vandaag: - Uitleg rond vocht in het algemeen - Praatplaten om mechanismen duidelijk te krijgen

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. woningkwaliteitsbewaking voor definitieve goedkeuring na advies van de Raad van State

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. woningkwaliteitsbewaking voor definitieve goedkeuring na advies van de Raad van State DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de woningkwaliteitsbewaking

Nadere informatie

Kinderen en huisvesting. Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018

Kinderen en huisvesting. Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018 Kinderen en huisvesting Kindvriendelijke woonomgevingen Kortrijk, 2 maart 2018 Het afwezige kind in het woonbeleid Vaststelling: kinderen groeien op in diverse woonsituaties en kinderen zijn belangrijke

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Prenatale Opvolging Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Prenatale Opvolging Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.1.1. Inleiding Algemeen wordt erkend dat de prenatale consultaties een fundamentele rol spelen inzake de gezondheid van de moeder en het toekomstige kind, maar de rol van respectievelijk de huisarts,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Verbist: Wonen in Vlaanderen

Verbist: Wonen in Vlaanderen Wonen in Vlaanderen Gerlinde Verbist Slotconferentie FLEMOSI IWT-project (SBO-project 90044) 16 september 2013 wordt gefinancierd door Inhoud 1. Woonbeleid in Vlaanderen 2. Data en model 3. Voordeel van

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Tabellen EU-SILC 2006 Tabel 1a-2006: Armoederisicopercentage (= het percentage personen met een equivalent

Nadere informatie

Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact

Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact Steunpunt Wonen 2012-2015: van onderzoeksvragen naar resultaten en beleidsimpact Sien Winters Coördinator Steunpunt Wonen www.steunpuntwonen.be Inhoud Van onderzoeksvragen behandelde thema s resultaten

Nadere informatie

De verduidelijking in de rechterkolom behoort niet tot de vastgestelde verordening en heeft als dusdanig geen rechtskracht

De verduidelijking in de rechterkolom behoort niet tot de vastgestelde verordening en heeft als dusdanig geen rechtskracht STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING INZAKE HET VERSTERKEN VAN DE WOONKWALITEIT De verduidelijking in de rechterkolom behoort niet tot de vastgestelde verordening en heeft als dusdanig geen rechtskracht TITEL

Nadere informatie

Registratiefiche multiscreening

Registratiefiche multiscreening Registratiefiche multiscreening 1 Identificatie van de invuller Naam Organisatie waarvoor men werkt Functie Contactgegevens (tel en email) Draaischijf/project 2 Datum waarop formulier wordt ingevuld (dag/

Nadere informatie

Checklist woningbezichtiging Onderhandelmakelaar

Checklist woningbezichtiging Onderhandelmakelaar Checklist woningbezichtiging Onderhandelmakelaar Datum: Adres: Postcode: Bouwjaar: Vraagprijs: Woning Oppervlakte totaal: m 2 Oppervlakte woning: m 2 Oppervlakte achtertuin: m 2 Oppervlakte voortuin: m

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie