Betreft: Steunmaatregel NN 33/2009 en CP 341/2008 België Steunregeling ten gunste van de productie van audiovisuele werken

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, C(2009)10567 definitief Betreft: Steunmaatregel NN 33/2009 en CP 341/2008 België Steunregeling ten gunste van de productie van audiovisuele werken Excellentie, Met genoegen kan ik u meedelen dat de Commissie van mening is dat de bovengenoemde steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt. De Commissie betreurt echter dat België de bovengenoemde maatregel in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 1 reeds heeft uitgevoerd. 1. Procedure (1) De Commissie ontving op 20 november 2008 een klacht met betrekking tot het Wallimagefonds. In de daaropvolgende maanden stuurde de klager nog meerdere stukken als aanvulling op zijn klacht. (2) Bij brief van 4 maart 2009 verzocht de Commissie de Belgische autoriteiten haar informatie te verstrekken over de werking van het Wallimage-fonds en bewijs aan te dragen dat de gegeven steun beantwoordt aan de regels van de Europese Unie inzake staatssteun. (3) Bij brief geregistreerd op 9 april 2009 gaven de Belgische autoriteiten aan de Commissie aan dat zij voornemens waren de steun van het Wallimage-fonds officieel aan te melden. 1 Sinds 1 december 2009 zijn de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU") geworden. De artikelen 107 en 108 VWEU zijn inhoudelijk identiek aan de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. Binnen het bestek van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 in voorkomend geval worden begrepen als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 87 en 88 EG. Zijne Excellentie de Heer Steven VANACKERE Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B Brussel Commission européenne, B-1049 Bruxelles/Europese Commissie, B-1049 Brussel Belgium Telephone: (0)

2 (4) De Belgische autoriteiten meldden aldus op 29 mei 2009 een steunregeling bij de Commissie aan ten behoeve van de productie van audiovisuele werken (hierna de steunregeling ) in het Waalse Gewest (de lijn Wallimage ) en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (de lijn Wallimage/Bruxellimage ). Deze steunregeling is ingesteld bij het reglement van Wallimage, dat op 27 april 2009 is goedgekeurd door de raad van bestuur van Wallimage; dit reglement is op 21 december 2009 door de raad van bestuur van Wallimage gewijzigd en is in deze gewijzigde versie van kracht met ingang van 1 januari 2010 (hierna het reglement genoemd). (5) De Belgische autoriteiten verzoeken de Commissie de steunregeling goed te keuren voor een periode tot en met 31 december (6) De Commissie heeft bij brief van 1 september 2009 de Belgische autoriteiten om aanvullende informatie verzocht. (7) De Belgische autoriteiten beantwoordden deze bij brieven, geregistreerd op 1 oktober, 5 oktober en 26 oktober Tevens verstrekten de Belgische autoriteiten aanvullende informatie in twee s van 14 november 2009, alsmede in een van 30 november 2009,.een van 3 december 2009, een brief van 9 december 2009 en een brief van 16 december (8) De Commissie merkt op dat de aangemelde steunregeling reeds werd toegepast vóór de goedkeuring door de Commissie, hetgeen in strijd is met artikel 108, lid 3, VWEU. In dit besluit wordt geen standpunt ingenomen ten aanzien van de verenigbaarheid met de interne markt van niet-aangemelde steunregelingen ten behoeve van "Wallimage", die eerder door België werden toegepast van 2001 tot de inwerkingtreding van het reglement van Wallimage in de gewijzigde versie. (9) De Commissie wil eveneens benadrukken dat deze beschikking geen betrekking heeft op de steun van de Belgische autoriteiten via de onderneming Wallimage Entreprises, voorheen Incubateur Wallon de l Image Numérique. Volgens de Belgische autoriteiten investeert deze vennootschap, een dochteronderneming van Sofipole waarvan SA Wallimage Coproductions 13% van het aandelenkapitaal bezit, net als iedere andere verschaffer van durfkapitaal ( business angel ) in dienstenbedrijven in de Waalse audiovisuele industrie in de vorm van een deelname in het aandelenkapitaal, een achtergestelde lening of een obligatielening, met een maximum van euro per onderneming. 2. Gedetailleerde beschrijving van de maatregel (10) De steunregeling heeft als doel de productie van audiovisuele werken in Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te bevorderen en te ondersteunen. (11) Het Wallimage-fonds beheert de lijn Wallimage, waarvoor de begunstigden zich ertoe moeten verbinden minstens 100% van het toegekende bedrag te besteden aan audiovisuele uitgaven in het Waalse Gewest. Tevens beheert het fonds de lijn Wallimage/Bruxellimage, waarvoor de begunstigden zich ertoe moeten verbinden minstens 50% van het toegekende bedrag te besteden aan audiovisuele uitgaven in het Waalse Gewest en 50% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2

3 (12) De nationale rechtsgrondslag van de steunregeling vloeit voort uit het besluit van de regering van het Waalse Gewest van 27 maart 2001 tot goedkeuring van de soorten steunverlening, de selectiecriteria voor de investeringen en de werkwijze van S.A. Wallimage en Sowalim, het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei 2009 betreffende de lijn Wallimage/Bruxellimage en het bovengenoemde reglement van Wallimage, dat op 27 april 2009 door de raad van bestuur van Wallimage is goedgekeurd, door deze op 21 december 2009 is gewijzigd en in deze gewijzigde versie met ingang van 1 januari 2010 van toepassing is. Wat de organisatiestructuur van de Wallimage-groep betreft, te worden opgemerkt dat Wallimage S.A. het onderzoeks- en adviesbedrijf is dat de investeringsmaatschappij Wallimage Coproductions S.A. (100% dochteronderneming van Wallimage S.A., voorheen Sowalim) adviseert. (13) De jaarlijks beschikbare middelen voor de steunregeling bedragen 5,5 miljoen euro. De lijn Wallimage wordt voor 100% gefinancierd door het Waalse Gewest en bedraagt 2,5 miljoen euro per jaar. De lijn Wallimage/Bruxellimage wordt voor 50% gefinancierd door het Waalse Gewest en voor 50% door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en bedraagt 2 miljoen euro per jaar. Bovendien financiert het Waalse Gewest het budget voor animatiefilms voor een bedrag van 1 miljoen euro per jaar. (14) Er kan een aanvraag worden ingediend voor maximaal euro voor de lijn Wallimage en voor euro voor de lijn Bruxellimage/Wallimage. (15) De begunstigde van de steunregeling moet een audiovisueel productiehuis zijn dat is opgericht in de vorm van een commercieel bedrijf, dat geen enkele band heeft met een omroep en sinds minstens een jaar een zetel in België, een lidstaat van de Europese Unie of een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie heeft. De oprichter, de directeur en de meerderheid van de bestuurders van de begunstigde onderneming dienen de Belgische nationaliteit te hebben of onderdaan te zijn van een van de lidstaten. Op het moment dat de onderneming een steunaanvraag indient, dient zij de status van uitvoerend of afgevaardigd producent of coproducent te hebben van het project waarvan zij een deel van de rechten bezit. (16) In de gewijzigde versie van het reglement van Wallimage is bepaald dat, ingeval het fonds een uitkering doet aan een productiemaatschappij waarvan de hoofdzetel niet in België gevestigd is, deze bij betaling van de eerste schijf zal verzocht worden het bewijs te leveren dat zij in België een filiaal of permanente vestiging heeft waar ten minste één persoon voltijds werkt of dat de steun overgemaakt kan worden aan een Belgisch bedrijf dat de investeringsovereenkomst mee ondertekent en garant staat voor de goede afwikkeling van het project. (17) Wat de aanvaardingscriteria van de steunaanvragen betreft: de directeur en de raad van bestuur van het Wallimage-fonds beoordelen de ontvankelijkheid van het project op grond van vijf criteria: de culturele kwaliteit van het project. Het reglement bepaalt dat voor elk type en elk formaat van film- of televisieproductie dat in staat geacht wordt het culturele patrimonium van de naties of regio s die het coproduceren te verrijken steun uit het fonds kan worden 3

4 verkregen, met uitzondering van werken die aanzetten tot geweld of rassenhaat of die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden. Reclame en informatie-, ontspannings- en nieuwsprogramma s zijn eveneens van de steun uitgesloten. Volgens de gewijzigde versie van het reglement van Wallimage is de culturele kwaliteit van het project met name bewezen indien aan drie van de volgende criteria is voldaan: het verhaal speelt zich volgens het scenario grotendeels af in Wallonië, Brussel, België, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie; de regisseur en/of de scenarist woont in Wallonië, Brussel, België, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie; een van de hoofdrolspelers of drie bijrolspelers zijn geboren in België of hebben de Belgische nationaliteit; ten minste één van de hoofdpersonages heeft een bijzondere band met de Belgische cultuur; de Belgische autoriteiten hebben gepreciseerd dat aan dit criterium bijvoorbeeld zou zijn voldaan indien het hoofdpersonage de Belgische nationaliteit heeft, zoals Hercule Poirot in films op basis van de boeken van Agatha Christie, of gebaseerd is op een Belgische stripfiguur zoals Kuifje; het originele scenario werd grotendeels geschreven in en de hoofdpersonages drukken zich uit in één van de officiële of voertalen van België. het scenario is een aanpassing van een origineel literair werk of is gebaseerd op een andere erkende cultuuruiting; het audiovisueel werk heeft als hoofdthema kunst en/of meerdere artiesten; het audiovisueel werk gaat voornamelijk over historische personen of gebeurtenissen; het audiovisueel werk kaart voornamelijk maatschappelijke thema's met een actueel, cultureel, sociaal of politiek aspect aan, die relevant zijn voor België of een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of de Europese Vrijhandelsassociatie; de Belgische autoriteiten hebben gepreciseerd dat aan dit criterium bijvoorbeeld zou zijn voldaan indien het thema werkloosheid en de gevolgen daarvan is, zoals dat wordt behandeld in de films van de gebroeders Dardenne of Ken Loach; het audiovisueel werk draagt bij tot de herwaardering van het Belgische of Europese audiovisueel cultureel erfgoed; de Belgische autoriteiten hebben gepreciseerd dat aan dit criterium bijvoorbeeld zou zijn voldaan in het geval van een documentaire over de koloniale tijd in Afrika waarbij gebruik wordt gemaakt van beeldmateriaal dat indertijd door Belgische of Engelse filmmakers is geschoten. het structurerend effect op de audiovisuele sector in het (de) betrokken Gewest(en); de geloofwaardigheid van het project en het rendement van de investering voor het fonds; de geloofwaardigheid van de producent en zijn ploeg; 4

5 de beschikbare budgettaire ruimte. (18) De wijze van steunverlening in het kader de steunregeling verschilt naargelang het de lijn Wallimage of de lijn Wallimage/Bruxellimage betreft. Het blijft de producent in ieder geval vrij staan ten minste 20% van het filmbudget in andere lidstaten uit te geven zonder dat de steun uit het fonds hierdoor wordt gekort. Het bedrag van de steun is gerelateerd aan de omvang van de uitgaven in Wallonië of in Brussel, maar de producent mag in elk geval minstens 20% van het budget van de film besteden in andere lidstaten. Deze voorwaarde leidt niet tot praktische problemen gelet op het geringe bedrag van de steun in verhouding tot een gemiddeld filmbudget. Zo vertegenwoordigde het bedrag van de steun en van de verlangde bestedingen in de betrokken Gewesten in de periode februari december 2008 gemiddeld minder dan 6% van het filmbudget. (19) Op te merken valt dat er specifieke voorwaarden gelden voor de animatie- en documentairesector. De lijn Wallimage De steun uit het Wallimage-fonds via de lijn Wallimage wordt niet automatisch toegekend. Ten eerste moet de productiemaatschappij kunnen aantonen dat zij over ten minste 30% van de totale financiering van het project beschikt (50% in het geval van animatieseries). Ten tweede moet de productiemaatschappij zich ertoe verbinden een minimale uitgave van euro in het Waalse Gewest te doen. Het bedrag van de toegekende steun is gelijk aan het bedrag van de audiovisuele uitgaven die de productiemaatschappij in het Waalse Gewest doet. Voor de lijn Wallimage bedraagt de steun "1 euro voor 1 euro die in het Waalse Gewest wordt geïnvesteerd", met een maximum van euro. De steun wordt in twee delen toegekend: het ene deel betreft een lening van maximaal 40%; het andere deel betreft een inbreng in de vorm van een deelneming van minimaal 60% (met mede-eigendom van de lichamelijke en onlichamelijke rechten op het audiovisuele werk, hetgeen een deelname in de opbrengsten uit de exploitatie van het audiovisueel werk met zich meebrengt). Het bedrag van de lening wordt vastgesteld op een percentage dat omgekeerd evenredig is aan het bedrag van de subsidiabele audiovisuele uitgaven. Wanneer de totale inbreng van het fonds voor 100% wordt geherinvesteerd in subsidiabele audiovisuele uitgaven, zijnde het minimum, dan bedraagt het deel van de lening bijgevolg 40% en het deel van de deelneming in het kapitaal 60%. Als de totale inbreng van het fonds voor ten minste 250% wordt geherinvesteerd in subsidiabele audiovisuele uitgaven, bedraagt het deel van de lening 10% en het deel van de deelneming 90% (plafond). Tussen deze twee percentages vermindert het leningdeel telkens met 1% wanneer de audiovisuele uitgaven met 5% worden verhoogd. 5

6 De lijn Wallimage/Bruxellimage Aan steun uit het Wallimage/Bruxellimage-fonds zijn de volgende twee voorwaarden verbonden: ten eerste moet de begunstigde kunnen bewijzen dat hij over ten minste 30% van de totale financiering voor het project beschikt. Ten tweede moet de begunstigde zich ertoe verbinden een minimale uitgave van euro te doen in elk van de twee Gewesten. Het bedrag van de toegekende steun is gelijk aan het bedrag van de audiovisuele uitgaven die de productiemaatschappij in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest doet, met een maximum van euro. Voor de lijn Wallimage/Bruxellimage bedraagt de steun "1 euro voor elke 50 eurocent die in het Waalse Gewest en 50 eurocent die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt geïnvesteerd", met een maximum van euro. De producenten moeten kunnen aantonen dat de steun die zij ontvangen volledig in de twee Gewesten wordt uitgegeven, met een minimum van 50% in het Waalse Gewest en 50% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Bovenop deze 100% verplichte audiovisuele uitgaven, zal aan de begunstigden worden gevraagd hun uitgaven evenredig over de twee Gewesten te spreiden. De investering van het fonds wordt toegekend in twee delen: het ene deel in de vorm van een maximale lening van 40% en het andere deel in de vorm van een minimale inbreng van deelneming van 60% met mede-eigendom van de lichamelijke en onlichamelijke rechten op het gefinancierde audiovisuele werk, hetgeen een deelname in de opbrengsten uit de exploitatie van het audiovisueel werk met zich meebrengt). Het bedrag van de lening wordt vastgesteld op een percentage dat omgekeerd evenredig is aan het bedrag van de subsidiabele audiovisuele uitgaven. Wanneer bijvoorbeeld de totale inbreng van het fonds voor 100% (drempel) wordt geherinvesteerd in subsidiabele audiovisuele uitgaven, dan bedraagt het deel van de lening 40% en het deel van de deelneming 60% van het totaalbedrag van de investering van het fonds. Wanneer in het tegenovergestelde geval de totale inbreng van het fonds voor 300% wordt geherinvesteerd in subsidiabele audiovisuele uitgaven, dan bedraagt het deel van de lening 0% en het deel van de deelneming 100% van het totaalbedrag van de investering van het fonds. Tussen deze twee percentages vermindert het leningdeel telkens met 1% wanneer de audiovisuele uitgaven met 5% worden verhoogd. Specifieke voorwaarden voor documentaires De bovengenoemde regels zijn van toepassing, maar er geldt een aantal specifieke voorwaarden: de minimale uitgave waartoe de productiemaatschappij zich moet verbinden, kan in geval van een serie met een documentair karakter worden vastgesteld op 15% van het totale productiebudget met een drempel van euro; de financiële steun uit het fonds is in elk geval beperkt tot 15% van het totale productiebudget. 6

7 Specifieke voorwaarden voor de animatiesector De bovengenoemde regels zijn van toepassing op de animatiesector (onder animatie wordt verstaan "elk audiovisueel werk dat voor het grootste deel beeld per beeld gemaakt wordt of door vergelijkbare procedés"), maar er geldt een aantal specifieke voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de eis van het fonds dat het dossier ten minste 50% van de verkregen financiering verantwoordt. De subsidiabele uitgaven komen overeen met die van de lijn Wallimage, zoals hierna uiteengezet zal worden. (20) Wat de subsidiabele uitgaven betreft, bepaalt het reglement ten aanzien van de lijn Wallimage dat dit uitgaven zijn die zijn aangegaan en uitgevoerd voor materiële of intellectuele goederen of diensten die verband houden met de audiovisuele sector, alsook die voor elk arbeidscontract of honorarium voor zelfstandigen, aangegaan met een persoon werkzaam in de audiovisuele sector wiens fiscaal domicilie gevestigd is in het Waalse Gewest. In geval van een factuur afkomstig van een audiovisueel dienstenbedrijf dat volgens de regels in Wallonië gevestigd is, neemt het fonds de totale factuur van dit bedrijf in aanmerking, ongeacht de woonplaats van de werknemers. Het reglement sluit overigens een aantal uitgaven uit, aangezien alleen de uitgaven in aanmerking komen die betrekking hebben op de productie van een audiovisueel werk en die structurerend zijn voor de sector voor subsidie. (21) Dezelfde principes, aangepast voor wat betreft het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, worden voor de lijn Wallimage/Bruxellimage herhaald. (22) Het reglement van de steunregeling bepaalt dat wanneer andere autoriteiten of openbare instellingen uit België of een andere lidstaat staatssteun toekennen aan het project, het gecumuleerde bedrag van de steunverlening het in de filmmededeling vastgestelde plafond niet mag overschrijden. (23) In zijn steunaanvraag bij het fonds moet de producent aangeven welke steun hij in België of in een andere lidstaat reeds heeft gekregen of aangevraagd en hij dient zijn steunaanvraag daarop aan te passen. 3. Beoordeling van de maatregel Aanwezigheid van steun (24) Overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU zijn "behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt". (25) Dit betekent in het onderhavige geval dat de steunregeling met staatsmiddelen wordt bekostigd. De steunregeling wordt gefinancierd met Waalse en Brusselse overheidsgelden. 7

8 De steunregeling kan bovendien worden toegerekend aan de Belgische autoriteiten, aangezien deze met name voortvloeit uit het besluit van de Regering van het Waalse Gewest van 27 maart 2001 en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei (26) De steunregeling biedt de productiemaatschappijen die onder de steunmaatregel vallen een economisch voordeel, aangezien zij profiteren van een financiering waarop zijn onder normale marktvoorwaarden geen aanspraak hadden kunnen maken. De keuze van de projecten die in aanmerking komen voor de steunregeling, gebeurt niet strikt volgens de criteria van een particuliere speler in een markteconomie. (27) De steunregeling is per definitie selectief doordat ze uitsluitend van toepassing is op productiemaatschappijen die aan de bovengenoemde criteria voldoen. Deze ondernemingen concurreren met andere maatschappijen die cinematografische of audiovisuele werken produceren, met name met maatschappijen die niet van deze steunmaatregel kunnen profiteren. Als gevolg hiervan bestaat het risico dat de steunregeling in kwestie leidt tot een concurrentieverstoring. (28) De steunregeling heeft eveneens invloed op de handel tussen de lidstaten, omdat de audiovisuele en cinematografische werken die door de betrokken productiemaatschappijen worden gemaakt, in het handelsverkeer tussen de lidstaten komen. (29) Bijgevolg is er bij de betrokken steunregeling wel degelijk sprake van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU omdat in de regeling alle elementen van het begrip staatssteun voorhanden zijn. (30) Er dient derhalve te worden getoetst of de steun als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd. Beoordeling van de verenigbaarheid van de steun (31) Artikel 107, lid 3, onder d), VWEU stelt dat "als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd [ ] steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Unie niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad". (32) De Commissie heeft met betrekking tot de toepassing van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU op steun aan cinematografische en audiovisuele producties, een mededeling aangenomen over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken 2 (hierna de filmmededeling genoemd). 2 Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio s over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (COM(2001)534 definitief van , PB C 43 van , blz. 6), verlengd in 2004 (PB C 123 van , blz. 1), 2007 (PB C 134 van blz. 5) en 2009 (PB C 31 van , blz. 1). 8

9 (33) De verenigbaarheid van de steun in kwestie dient bijgevolg te worden getoetst aan de criteria die in de filmmededeling zijn vastgesteld. (34) Vooraf verdient te worden opgemerkt dat de Belgische autoriteiten een verzoek tot goedkeuring van de steunregeling hebben ingediend voor een periode tot en met 31 december Bij brieven die zijn geregistreerd op 1 en 5 oktober 2005, hebben het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest zich er allebei toe verbonden de steunregeling aan te passen en opnieuw aan te melden mocht de filmmededeling vóór 31 december 2015 gewijzigd worden. (35) Voorts moet de Commissie zich er eerst van vergewissen dat de voorwaarden om voor de steunregeling in aanmerking te komen op geen enkel punt in strijd zijn met bepalingen van het VWEU op andere gebieden dan staatssteun. (36) Gelet op de filmmededeling en in de wetenschap dat het recht van de Europese Unie niet van toepassing is op discriminaties binnen de grenzen van een enkele lidstaat, is de Commissie van oordeel dat de bovengenoemde steunregeling, zoals neergelegd in het gewijzigde reglement, geen elementen bevat die een probleem kunnen vormen uit het oogpunt van het algemene wettelijkheidscriterium. Het territorialiseringsvereiste wordt hierna geanalyseerd onder punt (40). (37) Bovendien moet de steun zijn gericht op een cultureel product en elke lidstaat moet zich ervan verzekeren dat de inhoud van de gesteunde productie cultureel is, zulks op basis van controleerbare nationale criteria. (38) De Commissie merkt in dit opzicht op dat het reglement van de steunregeling bepaalt dat de steun is bestemd voor werken die het culturele erfgoed kunnen verrijken van de naties of regio s die het coproduceren. (39) Het gewijzigde reglement geeft meer in het bijzonder aan dat het culturele karakter van het werk bewezen wordt geacht wanneer is voldaan aan ten minste vier van de in punt (17) vermelde criteria. (40) Bovendien bepaalt de filmmededeling dat de producent vrij moet zijn om ten minste 20% van het filmbudget in andere lidstaten uit te geven, zonder dat de in het kader van de regeling toegekende steun wordt gekort (territorialiseringsvereiste). (41) Wat de territorialiseringskwestie betreft, is in het onderhavige geval het bedrag van de steunverlening, behoudens een maximum van euro voor de lijn Wallimage en voor de lijn Wallimage/Bruxellimage, afhankelijk van de hoogte van de subsidiabele uitgaven die in het Waalse Gewest zijn gedaan voor de lijn Wallimage of in het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de lijn Wallimage/Bruxellimage. (42) Een van de voorwaarden voor toekenning van de steun in de lijn Wallimage is dat de begunstigde verplicht is minstens 100% van het toegekende bedrag aan audiovisuele uitgaven in het Waalse Gewest te besteden. Dat betekent dat de begunstigde voor elke euro die naar verwachting in het Waalse Gewest zal worden uitgegeven, een euro uit het Wallimagefonds ontvangt, met een maximaal steunbedrag van euro. 9

10 (43) De begunstigde moet bij gebruik van de lijn Wallimage/Bruxellimage de ene helft van het toegekende bedrag besteden in het Waalse Gewest en de andere helft in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met een maximum steunbedrag van euro. Zo zal voor de lijn Wallimage/Bruxellimage 1 euro worden toegekend indien de begunstigde 50 cent aan audiovisuele uitgaven in het Waalse Gewest en 50 cent aan audiovisuele uitgaven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest doet. (44) Bovendien wordt de steun, zoals eerder is aangegeven, deels gegeven in de vorm van een lening en deels in de vorm van een inbreng bij wijze van deelneming met mede-eigendom van de lichamelijke een onlichamelijke rechten op het audiovisuele werk, hetgeen een deelname in de opbrengsten uit de exploitatie van het audiovisuele werk met zich meebrengt, volgens een variabele verdeelsleutel die afhankelijk is van gedane subsidiabele uitgaven. (45) Zoals hierboven reeds is aangegeven, is de steunregeling, in het geval van de lijn Wallimage, bovendien alleen van toepassing wanneer de begunstigde zich ertoe verbindt een minimale uitgave van euro in het Waalse Gewest te doen. In het geval van de lijn Wallimage/Bruxellimage geldt dit wanneer de begunstigde zich ertoe verbindt een minimale uitgave van euro te doen in de twee Gewesten (met uitzondering van documentairefilms waarvoor een minimum van 15% van het totale productiebudget kan worden vastgesteld, met een drempel van euro). (46) Het reglement van de steunregeling bepaalt in ieder geval dat de producent de mogelijkheid behoudt om ten minste 20% van het filmbudget in andere lidstaten uit te geven. Er is derhalve voldaan aan het territorialiseringscriterium. (47) De filmmededeling bepaalt eveneens dat de steunintensiteit in principe is beperkt tot 50% van het productiebudget. Alleen voor moeilijke en lowbudgetfilms geldt deze beperking niet. (48) In het onderhavige geval is het steunpercentage altijd lager dan 50% van het productiebudget. Dit is het gevolg van de wijze van steunverlening zoals voorzien in de steunregeling, waarbij voor de lijn Wallimage 1 euro voor elke geïnvesteerde euro in het Waalse Gewest wordt toegekend, behoudens een maximum van euro. Voor de lijn Wallimage/Bruxellimage wordt 1 euro toegekend voor elke 50 cent die in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt geïnvesteerd, behoudens een maximum van euro. (49) Bovendien bepaalt het reglement van de steunregeling dat wanneer andere autoriteiten of openbare instellingen uit België of een andere lidstaat staatssteun toekennen aan het project, het gecumuleerde bedrag van de steunverlening het in de filmmededeling vastgestelde plafond niet mag overschrijden. (50) In zijn steunaanvraag bij het fonds moet de producent aangeven welke steun hij in België of in een andere lidstaat reeds heeft gekregen of aangevraagd en hij dient zijn steunaanvraag daarop aan te passen. 10

11 (51) Bovendien wordt in de steunregeling geen gebruik gemaakt van het begrip moeilijke en/of lowbudgetfilm om steun te kunnen verlenen met een steunpercentage van meer dan 50% van het productiebudget. (52) Tenslotte wordt in de filmmededeling extra steun voor specifieke filmmakende activiteiten (bijvoorbeeld postproductie) niet toegestaan. (53) In dit geval bevat de steunregeling geen extra steun voor specifieke filmmakende activiteiten (bijvoorbeeld postproductie). (54) De onderzochte steunregeling voldoet bijgevolg aan de criteria die in de filmmededeling zijn vastgesteld en dient derhalve als verenigbaar met de interne markt te worden beschouwd op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU. 4. Conclusie De Commissie betreurt dat België de bovengenoemde steunregeling reeds heeft toegepast, hetgeen een inbreuk is op artikel 108, lid 3, VWEU. Gezien de hierboven uiteengezette informatie is de Commissie evenwel van mening dat de steunregeling verenigbaar is met de interne markt. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen na ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Als de Commissie geen met redenen omkleed verzoek tot geheimhouding ontvangt, gaat zij ervan uit dat u er geen bezwaar tegen heeft dat de volledige tekst ter beschikking wordt gesteld aan derden en in de authentieke taal wordt gepubliceerd op Dit verzoek dient per aangetekend schrijven of per fax te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Staatssteun B-1049 BRUSSEL Fax : Met bijzondere hoogachting. Voor de Commissie Neelie KROES Lid van de Commissie 11