Steunmaatregel N 51/ Nederland Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel regionale steun

Transcriptie

1 Europese Commissie Brussel, C (2003)1214fin Betreft: Steunmaatregel N 51/ Nederland Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel regionale steun Excellentie, PROCEDURE Bij brief van 31 januari 2003 (ingeschreven op 03 februari 2003) hebben de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag de steunregeling "Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003 (APR II)" bij de Commissie aangemeld. OMSCHRIJVING VAN DE STEUNREGELING Doelstelling van de steunregeling: De regeling heeft ten doel bij te dragen tot de regionale ontwikkeling van de provincie Overijssel door het scheppen van arbeidsplaatsen die met initiële investeringen samenhangen, te bevorderen. Aard van de steun: Om dit doel te bereiken verstrekt de provincie Overijssel, op onderstaande voorwaarden, subsidies aan ondernemingen die een initieel investeringsproject uitvoeren. Deze steunregeling is van dezelfde aard als een regeling die door de Commissie voor de periode van tot werd goedgekeurd (N 129/98). Zijne Excellentie de Heer J.N.G. DE HOOP SCHEFFER Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus NL EB's GRAVENHAGE Wetstraat 200, B-1049 Brussel - België - Telefoon: centrale Telex: COMEU B Telegramadres: COMEUR Brussel.

2 Voor steun in aanmerking komende investeringskosten: In aanmerking komen de totale loonkosten (brutolonen + verplichte sociale bijdragen) over een periode van twee jaar voor alle arbeidsplaatsen die door het investeringsproject zijn geschapen. De subsidiabele loonkosten worden recht evenredig verlaagd indien, gedurende het tijdvak gelegen tussen één jaar voor de indiening van de aanvraag tot steun en één jaar na de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, binnen de onderneming of binnen de groep arbeidsplaatsen zijn of komen te vervallen. Deze vermindering wordt toegepast voor het vervallen van arbeidsplaatsen in Overijssel of in gemeenten die op de Nederlandse regionale-steunkaart (N 228/00) zijn opgenomen. Er moeten minimaal 25 arbeidsplaatsen worden gecreëerd in het geval van vestigingsprojecten en minimaal 50 in het geval van uitbreidingsprojecten. De Nederlandse autoriteiten eisen voorts dat de projectkosten, loonkosten niet meegerekend, minimaal EUR bedragen bij een vestigingsproject en EUR bij een uitbreidingsproject. Ten minste 25% van deze kosten worden met eigen middelen gefinancierd. De Nederlandse autoriteiten verlenen subsidie ten belope van maximaal EUR per netto gecreëerde arbeidsplaats, met een maximum van 15% van de subsidieerbare kosten. Periode van 5 jaar: De arbeidsplaatsen waarvoor uit hoofde van deze regeling een premie is toegekend, dienen minimaal 5 jaar in de regio te worden behouden. In aanmerking komende regio's: De gemeenten Almelo, Borne, Enschede, Hardenberg, Hengelo, Oldenzaal en Steenwijk, die alle op de Nederlandse regionale-steunkaart voor de periode (N 228/00) staan en waarop een steunintensiteit van 15% kan worden toegepast. Begunstigden: Alle ondernemingen die in de voornoemde gebieden investeringsprojecten uitvoeren en niet tot een uitgesloten sector behoren, kunnen een aanvraag voor deze steun indienen. Uitgesloten sectoren: a) de sector van de productie van landbouwproducten zoals bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag; b) de sector van de productie van visserij- of aquacultuurproducten zoals bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag; c) de sectoren van de verwerking en afzet van landbouwproducten als bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag (communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector, PB C 28 van , blz. 2); d) de sectoren van de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in bijlage I bij het EG-Verdrag (richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector, PB C 19 van 2

3 , blz. 7); e) de vervoersector; f) de ijzer- en staalindustrie als bedoeld in Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 (PB L 218/97) en de kaderregeling voor bepaalde niet onder het EGKS-Verdrag vallende sectoren van de ijzer- en staalindustrie (PB C 320/88); [De huidige toepasbare definitie bevindt zich in Annex B van de multisectorale kaderregeling 1 ] g) de kolenmijnindustrie, als bedoeld in Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie van 28 december 1993 (PB L 329/93) en Beschikking nr. 341/94/EGKS van de Commissie van 8 februari 1994 (PB L 49/94); h) de scheepsbouwsector, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (PB L 202/98); i) de synthetische-vezelindustrie, als bedoeld in de kaderregeling voor steunmaatregelen in de sector synthetische vezels (PB C 94/96) en de verlenging daarvan (PB C 24/99); [De huidige toepasbare definitie bevindt zich in Annex D van de multisectorale kaderregeling 2 ] j) de automobielindustrie, zoals bedoeld in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie (PB C 279/97). [De huidige toepasbare definitie bevindt zich in Annex C van de multisectorale kaderregeling 3 ] Cumulering van steun: De maximale steunintensiteit bedraagt 15% BSE voor investeringsprojecten van alle ondernemingen in de gemeenten die zijn opgenomen op de Nederlandse regionalesteunkaart (N 228/00). Deze regeling kan niet worden gecumuleerd met enige andere regionale investeringssteunregeling. Uitgetrokken begrotingsmiddelen: De totale geraamde begroting voor de periode beloopt EUR. Ieder jaar moet een besluit worden genomen over de voor dat jaar beschikbare begroting. Looptijd van de regeling: Deze regeling bestrijkt de periode De uiterste datum waarop een beslissing om steun uit hoofde van deze regeling te verlenen kan worden genomen is Voor de tenuitvoerlegging van de regeling verantwoordelijke instantie: De provincie Overijssel Mededeling van de Commissie: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, (PB C 70 van , p. 8.) Mededeling van de Commissie: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, (PB C 70 van , p. 8.) Mededeling van de Commissie: Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, (PB C 70 van , p. 8.) 3

4 Rechtsgrondslag: "Arbeidsplaatsenpremieregeling Overijssel 2003 (APR II)". Jaarverslag: Over de regeling wordt jaarlijks verslag uitgebracht aan de Commissie. BEOORDELING VAN DE VOORGESTELDE STEUNMAATREGEL Uit hoofde van de voorgestelde steunmaatregel wordt steun verleend aan sommige bedrijven die investeringen doen in delen van de provincie Overijssel; alle voorgedragen gemeenten zijn opgenomen op de Nederlandse regionale-steunkaart (N 228/00). Aangezien de regeling niet beperkt wordt tot sectoren of ondernemingen die niet deelnemen aan het handelsverkeer tussen de lidstaten, bestaat het risico dat de steun dit handelsverkeer ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Derhalve is de voorgestelde steunmaatregel steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER- Overeenkomst. De Nederlandse autoriteiten hebben aan de procedurevereisten van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag voldaan door de steunmaatregel aan te melden alvorens deze ten uitvoer te leggen. De Commissie heeft de voorgestelde maatregel onderzocht in het licht van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag en de communautaire richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 4. Deze beoordeling heeft tot de volgende opmerkingen geleid: 1. De regeling is beperkt tot de gemeenten van de provincie Overijssel die zijn opgenomen op de regionale-steunkaart zoals goedgekeurd door de Commissie voor de periode (Steungeval N 228/00). 2. In punt 4.13 van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen wordt bepaald dat voor werkgelegenheidssteun " Dit percentage gelijk is aan de intensiteit die in de betrokken zone voor investeringssteun is toegestaan". De steunintensiteiten voldoen aan de maxima die de Commissie heeft goedgekeurd voor de Nederlandse regionalesteunkaart (N 228/00). Deze regeling kan niet worden gecumuleerd met een andere regionale investeringssteunregeling. 3. Van de regeling uitgesloten zijn sectoren waarvoor regionale steun niet beschikbaar is of waarvoor bijzondere regels gelden. 4. Aangezien de totale geraamde begroting voor de periode EUR bedraagt, vallen de projecten die voor deze regeling in aanmerking komen niet onder het toepassingsgebied van de multisectorale kaderregeling (PB C 70 van ). 5. De subsidiabele kosten vallen binnen de werkingssfeer van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (zie de punten 4.11 tot en met 4.14). In voetnoot 35 wordt het volgende bepaald: "De loonkosten omvatten het brutosalaris, dat wil zeggen vóór belastingen, alsook de verplichte sociale bijdragen". 4 PB C 74 van , blz. 9 4

5 6. In punt 4.12 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen wordt bepaald dat onder schepping van werkgelegenheid wordt verstaan de nettoverhoging van het aantal arbeidsplaatsen bij de vestiging in vergelijking tot het gemiddelde van een referentieperiode. Zo dient van het ogenschijnlijk aantal gecreëerde arbeidsplaatsen tijdens de betrokken periode het aantal tijdens diezelfde periode eventueel weggevallen arbeidsplaatsen te worden afgetrokken. Aan deze verplichting wordt niet alleen voldaan op het niveau van de vestiging in kwestie, maar bij alle vestigingen van de onderneming in kwestie die zich bevinden in regio's die op de Nederlandse regionale-steunkaart staan. 7. Punt 4.14 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen schrijft voor dat de geschapen werkgelegenheid gedurende een periode van minimaal vijf jaar behouden blijft. Aan deze verplichting is eveneens voldaan. 8. Aan het in punt 4.2 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen vervatte vereiste dat, om ervoor te zorgen dat de gesteunde productieve investeringen levensvatbaar en gezond zijn, het aandeel van de begunstigde in de financiering ervan tenminste 25% dient te bedragen is voldaan. 9. De looptijd van de regeling valt binnen de geldigheidsduur van de steunkaart (N 228/00). De regeling loopt af op 31 december 2006 (de uiterste datum waarop een beslissing om steun uit hoofde van deze regeling te verlenen kan worden genomen). CONCLUSIE. In het licht van het bovenstaande is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de aangemelde steunmaatregel onder de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het EG- Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst valt. De Commissie is evenwel van mening dat door de steunmaatregel de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, aangezien de regeling strookt met de communautaire richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 5. De Commissie heeft derhalve op grond van artikel 87, lid 3, onder c) besloten om de steun als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen. De Nederlandse autoriteiten worden eraan herinnerd dat zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag de verplichting hebben de Commissie in kennis te stellen van elk voornemen tot voortzetting van de steunverlening of tot uitbreiding of wijziging van de steunregeling. De Commissie vestigt niettemin de aandacht van de Nederlandse autoriteiten op de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 5 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun 6. Overeenkomstig deze verordening kunnen toekomstige steunregelingen voor werkgelegenheid zonder voorafgaande aanmelding bij de Commissie worden toegepast indien zij aan de voorwaarden van deze verordening voldoen. 5 6 PB C 74 van , blz. 9 PB L 337 van , blz.3 en corrigendum in L 349 van , blz

6 De Nederlandse autoriteiten wordt tevens verzocht jaarlijks een verslag met alle bijzonderheden over de tenuitvoerlegging van de regeling aan de Commissie voor te leggen. Indien deze brief vertrouwelijke gegevens bevat die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie hiervan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op internet: Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie staatssteun B-1049 Brussel Fax nr: (+32) Gelieve in al uw correspondentie de benaming van de zaak en het zaaknummer aan te geven. Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie Mario MONTI Lid van de Commissie 6