Vergadering raadscommissie NOTULEN

Transcriptie

1 Vergadering raadscommissie NOTULEN RAADSCOMMISSIE REGIONAAL BELEID EN ECONOMIE Plaats Provinciehuis, Leuven Datum 19 maart 2013 Voorzit(s)ter CHRIS KINDEKENS Aanvangsuur uur Aanwezig Verontschuldigd CHRIS KINDEKENS, voorzitter HILDE VAN OVERSTRAETEN, ondervoorzitter TOM DEHAENE, gedeputeerde KARIN JIROFLEE, gedeputeerde MONIQUE SWINNEN, gedeputeerde INEZ DE CONINCK LUC DEBRAEKELEER LUCIA DEWOLFS LENA GHYSELS HILDE KASPERS MARTINE LEMONNIER MARIE-CLAIRE LOOZEN JAAK PIJPEN TIE ROEFS MARC SLUYS WILLY SMOUT SOPHIE STONES-WILMES CHRIS TAES MARC WIJNANTS DIEDERIK DUNON MARC SLUYS BERNADETTE STASSENS SONIA VAN LAERE CIL CUYPERS, directeur ERSV JO DISCART, stafmedewerker economie FAMKE SOENEN, stafmedewerker werk JEROEN AMPE, diensthoofd Europa GUDRUN DENHAEN, diensthoofd economie ROEL CASTEELS, dienst economie, secretaris. GEERTRUI VAN ROMPUY-WINDELS LIEVE VANLINTHOUT JULIEN DEKEYSER, gedeputeerde LUC ROBIJNS, gedeputeerde WALTER ZELDERLOO, gedeputeerde LODEWIJK DE WITTE, provinciegouverneur MARC COLLIER, provinciegriffier AN HERMANS, voorzitter van de provincieraad.

2 Agendapunten 1. Goedkeuring van het verslag van de vorige vergadering Het verslag van de vergadering van 19 februari 2013 wordt goedgekeurd. 2. Voorstelling werking en structuur dienst Europa Jeroen Ampe, diensthoofd Europa licht de werking van de dienst Europa toe, met aandacht voor de programma s, de middelen en de medewerkers. Een afdruk van de presentatie is uitgedeeld op de vergadering, en gaat als bijlage bij het verslag. Luc Debraekeleer vraagt meer toelichting bij het domein internationalisering binnen de EU. Jeroen Ampe antwoordt dat het hier gaat om de subsidieprogramma s Interreg B en C. Daarnaast wordt er ook ingezet op meer advies en begeleiding bij de sectorgerichte programma s, die heel talrijk en divers zijn. Ook wil men meer intensiever en structureel samenwerken met bepaalde sleutelregio s in Europa. Tie Roefs vraagt of zij het goed begrepen heeft dat 80% van de middelen van EFRO vanuit de provincie dienen ingezet worden op enkele van de grote thema s die Europa en Vlaanderen vooropstellen (zie slide 6), waaronder onderzoek en ontwikkeling, concurrentiekracht KMO s, en CO² arme economie. Jeroen Ampe bevestigt dat dit inderdaad de richtlijnen zijn, de overige 20% valt vrij in te zetten over de andere thema s. Er wordt vermoed dat dit vooral richting steden en gemeenten zal gaan. Bernadette Stassens vraagt wat het medebeheer inzake het plattelandsbeleid inhoudt, en waarom de provincie hier de grootste impact heeft. Monique Swinnen antwoordt dat het zwaartepunt bij het plattelandsbeleid bij de lokale besturen ligt. Zo wordt bij het LEADER-programma een lokale ontwikkelingsstrategie opgemaakt, beslist en opgevolgd. Dit gebeurt zelfstandig vanuit de lokale besturen en lokale actoren, de zogenaamde plaatselijke groep of PG. Ook het PDPO-programma staat dicht bij het provinciaal niveau, waarbij provinciale stakeholders en een afgevaardigde van Vlaanderen betrokken zijn. Het gehele PDPO-programma valt onder de VLM als beheersautoriteit. Het plattelandsbeleid is het meest nabije programma, waar de provincie het meest kan sturen, controleren en faciliteren. Jeroen Ampe schetst ook de beheersstructuren van de andere Europese programma s, waar de betrokkenheid van de provincies vaak minder is. Het Doelstelling 2 programma situeert zich op Vlaams niveau, waar per provincie een provinciale politieke afvaardiging voorzien is, naast de provinciale ambtelijke steunpunten. Doelstelling 3 is onafhankelijk van de regio s en werkt met een onafhankelijk secretariaat. Willy Smout stelt vast dat bij de EFRO thema s ook onderwijs opgenomen is, en vraagt wat de provincie hierrond onderneemt. Hij vraagt ook dat de doelstellingen niet alleen kwantitatief bekeken worden, bijvoorbeeld minder dan 10% schoolverlaters of meer dan 40 % uitstroom vanuit hoger onderwijs. Deze kwantitatieve doelstelling is voor Vlaanderen meestal geen probleem, maar vooral een kwalitatieve benadering is belangrijk zoals o.a. de taalproblematiek en de gevolgde studierichtingen. Deze laatste zijn niet altijd afgestemd op de noden van de arbeidsmarkt, sturing is hierbij nodig. Karin Jiroflée antwoordt dat het belangrijk is om te kijken wat er hierrond al gebeurt, ook buiten de Europese programma s. Zij verwijst hierbij naar de raadscommissie onderwijs en het onderwijsflankerende beleid. Er wordt actief gewerkt aan de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt, met aandacht voor de technische en beroepsgerichte richtingen. Het is belangrijk de Europese projecten in te zetten om verder aan deze doelstellingen te werken. Jeroen Ampe vermeldt hierbij ook de provinciale scholen. Sonia Van Laere vraagt naar de financiering van de Europese programma s en de inbreng en rol van de provincies. Jeroen Ampe antwoordt dat dit sterk verschilt tussen de programma s. Bijvoorbeeld in PDPO legt de provincie iets meer dan 1/3 bij in het subsidiefonds, samen met Europa en Vlaanderen. Dit geld wordt dan ter beschikking gesteld voor projecten. In doelstelling 2 en 3 is dit niet het geval, maar ook daar dragen de regio s op programmaniveau een deel bij. Ook op individueel projectniveau kan vanuit de lokale overheden (provincie, steden of gemeenten) bijgedragen worden. Dit door cofinanciering te voorzien of door zelf projecten te trekken en te financieren. Vanuit de

3 subsidieprogramma s wordt tot 85% publieke middelen aanvaard, behalve als de lokale overheid zelf trekker van het project is kan dit hoger zijn. 3. Raadsvoorstel: opheffing van de provinciale reglementen investeringssubsidies en starterssessies voor startende ondernemers Gedeputeerde Karin Jiroflée leidt het raadsvoorstel in, Roel Casteels vult verder aan. In het verlengde van de interne staatshervorming is er een afsprakenprotocol met het Agentschap Ondernemen afgesloten, waarbij de werking inzake ondernemerschap op elkaar afgestemd wordt en de rol van elke partij bepaald wordt. Belangrijk element is dat de individuele subsidies aan ondernemers gebeuren vanuit één niveau, het Vlaamse. In dit raadsvoorstel wordt dan ook het reglement investeringssubsidie voor startende ondernemers afgeschaft, dat individuele steun voorzag voor startende ondernemers die investeerden in beroepsmateriaal en hiervoor een lening afsloten. In één beweging wordt ook het subsidiereglement voor vorming van startende ondernemers afgeschaft, omdat er geen starterssessies meer georganiseerd worden die voor erkenning in aanmerking kwamen. Dit heeft vooral te maken met de strikte criteria, en de vooropgestelde intensieve formule van opleiding die geen succes meer kent. Wel blijft het belangrijk in te zetten op ondernemerschapseducatie en vorming om starters optimaal voor te bereiden en met maximale slaagkansen aan de start te brengen. Dit wordt meegenomen bij de heroriëntering van het beleid. Sonia Van Laere vraagt hoeveel middelen er vrijkomen voor nieuw beleid rond ondernemerschap door de afschaffing van het reglement investeringssubsidies. Roel Casteels antwoordt dat hiervoor jaarlijks euro werd ingeschreven, maar dat de reële uitgaven gedaald waren tot ongeveer euro per jaar. Willy Smout vraagt of er dan de euro of de euro voor nieuw beleid voorzien worden, en of dit niet meegenomen wordt in de besparingsoperatie. Karin Jiroflée antwoordt dat hierbij ook rekening gehouden moet worden met de vooropgestelde besparingen. Dit is een oefening die nu loopt in de meerjarenplanning. In dit geheel wordt bekeken hoeveel middelen er nog beschikbaar zijn om ondernemerschap te ondersteunen, maar dit is zeker de intentie. Ook het luik arbeidsmarkt zal uitdrukkelijk voorzien worden bij de doelstellingen. Het resultaat zal dus afhangen van hoeveel er verplicht bespaard moet worden en op welke manier de beschikbare middelen over de verschillende doelstellingen ingezet worden. Luc Debraekeleer vraagt of de middelen van het subsidiereglement al verschoven zijn in de eerste begrotingswijziging van Roel Casteels antwoordt dat dit inderdaad het geval is. Karin Jiroflée vult aan dat het reglement echter ook administratief moet worden beëindigd, in het geval er nieuwe aanvragen zouden ingediend worden. Chris Taes benadrukt het belang van goede afspraken en taakverdeling tussen de verschillende overheden. Karin Jiroflée zegt dat dit over de verschillende beleidsdomeinen heen nog niet helemaal uitgeklaard is, maar dat er per beleidsdomein wel concrete afspraken gemaakt worden. Chris Taes hoopt dat dit niet enkel bij principes blijft maar ook in de praktijk verder geconcretiseerd en uitgevoerd wordt. Roel Casteels antwoordt dat dit inderdaad zo zal gebeuren, in het afsprakenprotocol wordt ook duidelijk aangegeven dat nieuwe acties afgestemd moeten worden met het Agentschap Ondernemen. Gudrun Denhaen bevestigt dat het Agentschap Ondernemen de regierol opneemt in het beleid rond ondernemerschap. Maar er worden ook een aantal taken specifiek voor de provincies voorzien, zoals de werking onderwijs-ondernemerschap en collectieve acties naar ondernemers. Het oprichten van een startersincubator sluit hier perfect bij aan. Willy Smout vraagt of het niet nodig is een datum op te nemen wanneer het reglement wordt opgeheven. Karin Jiroflée denkt dat dit automatisch gebeurt binnen een bepaalde termijn na de beslissing, maar vraagt aan de administratie om dit na te kijken. Navraag bij de juridische dienst leert dat op basis van artikel 181 van het provinciedecreet de reglementen als opgeheven worden beschouwd 5 dagen na de publicatie van de beslissing van de provincieraad. Advies: De raadscommissie Regionaal beleid en economie adviseert het raadsvoorstel opheffing van de provinciale reglementen investeringssubsidies en starterssessies voor startende ondernemers positief.

4 4. Toelichting werking RESOC en stand van zaken streekpacten Cil Cuypers, directeur ERSV Vlaams-Brabant licht de werking van het ERSV en de RESOC s toe. Een afdruk van de presentatie is uitgedeeld op de vergadering, en gaat als bijlage bij het verslag. Marc Sluys merkt op dat er in West-Vlaanderen 5 RESOC s zijn, en vraagt naar de reden van de verschillen per provincie m.b.t. de RESOC s, en of deze historisch gegroeid zijn. Cil Cuypers antwoordt dat dit inderdaad een historische achtergrond heeft, dat er in sommige provincies al sterke regio s waren en dat deze realiteit in sommige gevallen meegenomen is in de structuur van de RESOC s. Streekidentiteit en de sociaal-economische situatie spelen bij deze beslissing een rol. In Vlaams-Brabant is politiek beslist om 2 RESOC s te voorzien. Jo Discart, stafmedewerker economie licht het concept en de stand van zaken van de streekpacten toe. Voor elk RESOC gebied wordt een streekpact opgemaakt. Voor de nieuwe streekpacten wordt een werktekst opgemaakt, waar bij de opmaak is gekeken naar de vorige streekpacten, de sociaaleconomische situatie, gesprekken met belangrijke actoren en verschillende beleidsdocumenten van onder meer provincie, intercommunales, enzovoort. De werktekst zal afgetoetst worden bij de verschillende betrokken actoren zoals de gemeenten, dit zal gebeuren in streektafels en een open RESOC vergadering. Er wordt een oproep gedaan aan de raadscommissie om hier actief aan mee te werken. De ontwerpteksten zullen begin april ook bezorgd worden aan de leden van deze raadscommissie, en worden verder besproken in de raadscommissie van 23 april. Famke Soenen, stafmedewerker werk licht de sociaal-economische situatie van de arrondissementen Leuven en Halle-Vilvoorde toe, en de klemtonen van de streekpacten inzake arbeidsmarkt. Jo Discart licht de klemtonen van de streekpacten inzake economie toe. Marc Sluys vraagt of er overlapping is tussen anderstaligen en allochtonen in de statistieken van Halle-Vilvoorde. Famke Soenen antwoordt dat er inderdaad een samenhang is, deels is hier een overlap, meer gedetailleerde cijfers heeft zij echter niet bij de hand. Famke Soenen geeft mee dat ongeveer 40% van de werkzoekenden anderstaligen zijn, en 30% allochtoon. Anderstalig wordt hier gedefinieerd als geen of beperkte kennis van het Nederlands. De presentatie zal ook meegestuurd worden met het verslag. Op de website vindt men de RESOC-barometer waar periodiek de laatste cijfers worden aangevuld (kies bovenaan voor THEMA S cijfers). Sonia Van Laere vraagt of het aantal allochtonen sterk gestegen, of enkel het percentage in de werkloosheid. Famke Soenen antwoordt dat beide factoren spelen, de instroom van allochtonen is gestegen, maar de groep wordt ook zwaarder getroffen. Marc Sluys vraagt welke definitie van allochtoon gehanteerd wordt. Famke Soenen antwoordt dat de definitie gebruikt wordt die VDAB hanteert, waarbij allochtone werkzoekenden statistisch gedefinieerd worden als werkzoekenden die een huidige of vorige nationaliteit hebben van buiten de EU-27 of EVA-landen (Europese Vrijhandelsassociatie). Willy Smout merkt de contradictie op tussen enerzijds de schoonmaaksector als knelpuntberoep, waarvoor veel laaggeschoolden in aanmerking komen, en anderzijds de zeer hoge werkloosheid bij allochtonen, waarvan hij een groot deel niet hooggeschoold vermoedt. Hij vindt dit onbegrijpelijk en vraagt waarom deze groep niet in deze sector terecht kan, en wat men hieraan gaat doen. Famke Soenen antwoordt dat veel vacatures in de schoonmaak zich in regio Leuven situeren, en dat daar wordt op ingezet. Zo organiseert VDAB veel opleidingen voor schoonmaak, maar niet iedereen is hiervoor geschikt. Het gaat in veel gevallen om particuliere schoonmaak met dienstencheques bij mensen thuis, en dit vereist bepaalde vaardigheden zoals communicatie en zelfstandigheid. Ook wordt er rekening gehouden met interesses, in de filosofie dat mensen dan het best renderen in de gekozen job. Hierdoor kan dit niet als een één op één relatie gezien worden. Willy Smout antwoordt dat de toeleiding toch wel moet lukken met de nodige begeleiding. Famke Soenen beaamt dit en verwijst hierbij naar opleidingsinitiatieven binnen de sociale economie organisaties, die een zeer goede doorstroom opleveren. Nadeel is wel dat deze begeleiding intensief en duur is. Willy Smout vraag aan de provincie meer middelen om dit knelpunt weg te werken. Gudrun Denhaen antwoordt dat er op dit moment vanuit de dienst economie niet actief aan arbeidsmarktbeleid gewerkt wordt, maar wel rond sociale economie. Karin Jiroflée kondigt ook aan het beleid zal geheroriënteerd worden, niet alleen inzake ondernemerschap, maar ook naar een actiever arbeidsmarktbeleid. Dit in

5 samenspraak met RESOC, met ook aandacht voor het wegwerken van knelpuntberoepen en het verminderen van werkloosheid. Willy Smout antwoordt dat er op de arbeidsmarkt een grote behoefte aan schoonmaak blijkt en vindt dat de provincie moet inzetten om allochtonen die toch als kansengroep vernoemd worden hiernaar toe te leiden. Eerder dan sociale economie te promoten, die voor hem ondergeschikt is aan de behoefte van de reële economie. Marc Sluys vraagt of de cijfers en statistieken een wezenlijk onderscheid aantonen tussen de regio Halle en de regio Vilvoorde. Hij vermoedt van wel. Famke Soenen bevestigt dit, in het streekpact zal men ook cijfers per gemeente kunnen vinden. Chris Taes vindt dat men voor het knelpuntenbeleid en het afstemmen van het onderwijs op de arbeidsmarkt ook over muurtje van de arrondissementen moet kijken. De grootste onderwijscapaciteit vindt men in Leuven, men moet deze ook relateren aan en afstemmen op de noden op de arbeidsmarkt in Halle Vilvoorde. Het aanbod aan richtingen moet men over de arrondissementen heen op provinciaal niveau bekijken, hij verwijst hierbij naar de werkgroep logistiek die op provinciaal niveau georganiseerd wordt. Tie Roefs vraagt meer uitleg over werkgroep logistiek. Cil Cuypers antwoordt dat dit gegroeid is vanuit de werking van de POM Vlaams-Brabant rond het uitbouwen van Vlaams- Brabant als slimme logistieke regio. De werkgroep werkt aan de logistieke arbeidsmarkt, en is samengesteld uit alle betrokken actoren zoals provincie, POM Vlaams-Brabant, ERSV, sectorfondsen, VDAB, RTC, volwassenenonderwijs, enzovoort. Pieter-Jan Ghysens van ERSV Vlaams-Brabant trekt deze werkgroep. Er is een overeenkomst tussen deze partijen afgesloten om samen in te zetten op dezelfde acties, zoals de promotie van logistieke beroepen (nodig om te werken aan het imago, nu vooral gerelateerd aan de negatievere aspecten zoals onregelmatige uren en ploegenwerk) en gepaste opleidingen in secundair onderwijs. Een voorbeeld is het organiseren van een train-the-trainer voor leerkrachten. Finaal doel is het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, en hiervoor de middelen en inzet te bundelen. Tie Roefs vraagt of de werkgroep kan opgevolgd worden, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van de verslagen. Cil Cuypers antwoord dat dit haar zeker mogelijk lijkt, en neemt dit verder op. De volgende vergadering van de werkgroep gaat door op 16 april. Willy Smout merkt op dat de steden met het hoogste tewerkstellingspercentage ook het hoogste werkloosheidspercentage tellen. Dit wijst erop dat veel mensen buiten de eigen streek daar komen werken. Het is echter ook belangrijk om de tewerkstelling dicht bij de mensen die er wonen te brengen. Famke Soenen antwoordt dat dit eigen is aan grote steden, en dat het ook de functie van een centrumstad is om meer tewerkstelling te genereren dan de eigen bevolking. Dit trekt dan ook mensen aan van buiten de stad zelf, dit komt ook in de presentatie over het economische luik van de streekpacten aan bod. Sonia Van Laere merkt op dat de mailadressen de extensie vlaamsbrabant.be bevat en vraagt of de medewerkers van RESOC provinciepersoneel zijn. Cil Cuypers antwoordt dat het om personeel van de vzw gaat, wat een heel andere statuut dan de provincie is. Het gaat om contractueel personeel, onder paritair comité 218. De werking wordt gefinancierd met subsidies vanuit Vlaanderen en ad hoc projecten. Sonia Van Laere vraagt meer toelichting bij de financiering. Cil Cuypers antwoordt dat de Vlaamse financiering vooral van het departement werk komt en in mindere mate van het departement economie. Daarnaast is er nog een aparte budgetlijn voor de 6 projectontwikkelaars die het diversiteitsbeleid bij ondernemingen moeten promoten. Elke projectontwikkelaar moet jaarlijks 18 nieuwe bedrijven begeleiden en opvolgen. Martine Lemonnier vraagt of het ERSV in het provinciehuis gehuisvest is. Cil Cuypers antwoordt dat dit zo is, naast de dienst economie en de POM Vlaams-Brabant, om zo het samenspel tussen deze economische actoren te bevorderen. Marc Sluys vraagt hoe de samenstelling van gemeenten en steden in de overlegorganen tot stand is gekomen. Cil Cuypers antwoordt dat de provinciale afvaardigingen op de provincieraad zijn besproken en goedgekeurd. Voor de steden en gemeente is een samenstelling naar voor geschoven, dit is een politiek evenwicht, waarbij gestreefd is naar goede mix van de verschillende gemeenten en een geografische spreiding. Deze samenstelling is gisteren op de algemene vergadering goedgekeurd. Daarnaast zullen ook streektafels georganiseerd worden in de subregio s, voor clusters van gemeenten. Bedoeling is om bottom-up te werken, in samenwerking met Haviland en Interleuven.

6 Willy Smout verwacht toch een meer officiële vertegenwoordiging van alle steden en gemeenten, omdat nu maar 8 gemeenten vertegenwoordigd zijn. Nu kunnen deze 8 gemeenten de werking naar zich toe trekken. Cil Cuypers antwoordt dat de algemene vergadering 59 steden en gemeenten telt, en dat dit hoogste orgaan blijft en waakt over dit evenwicht. Daarnaast wordt er gewerkt aan de gedragenheid via de streektafels, ook wordt het verslag van de vergadering naar alle gemeenten en steden verstuurd, en wordt er gecommuniceerd met de nieuwsbrief Slimme Streken. Dit is ook volgens het decreet een aandachtspunt. Chris Taes vindt het storend dat de luchthaven van Zaventem alleen gekoppeld wordt aan het arrondissement Halle-Vilvoorde. Kortenberg ligt vlakbij de luchthaven en behoort tot het arrondissement Leuven. De luchthaven is een zeer belangrijke economische poort en de uitstraling daarvan is niet beperkt tot het arrondissement Halle-Vilvoorde. Idem voor de lasten en lusten. 5. Varia en rondvraag Chris Kindekens meldt dat de volgende vergadering doorgaat op 23 april om 10u30, waar de ontwerpteksten van de streekpacten verder besproken kunnen worden. De teksten zullen vooraf bezorgd worden. Zij bedankt ook alle sprekers. De daaropvolgende vergadering gaat door op 14 mei in de voormiddag. Dit wordt een vergadering in samenwerking met de POM Vlaams-Brabant en deze zal op locatie doorgaan, meer nieuws volgt later. Einduur van de vergadering: uur De secretaris, Roel Casteels De voorzitster, Chris Kindekens