De voorzitter geeft het woord aan wethouder Zakee. De voorzitter geeft het woord aan de heer Geijtenbeek van de BghU.

Transcriptie

1 BESLUITENLIJST Voorronde Open Huis Datum: 21 januari 2016 Onderwerp: Definitieve vaststelling tarieven onroerende zaakbelasting 2016 Aanwezig: Voorzitter: dhr. P. Lakerveld Locogriffier: mw. A. J. van Wees Leden: dhr. H. Kager (CDA), dhr. F.A. Schenk (De Liberalen), dhr. P.B.M. Heijmerink (P21) Portefeuillehouder: dhr. R.A. Zakee BghU: dhr. Geijtenbeek, mw.j. de Ruiter Ambtelijke ondersteuning: mevrouw B. van der Lingen Korte samenvatting bespreking: De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Onderwerp van deze vergadering is de definitieve vaststelling tarieven onroerende zaakbelasting Dit onderwerp wordt voor besluitvorming geagendeerd voor de raadsvergadering van vanavond, 21 januari De voorzitter geeft het woord aan wethouder Zakee. Wethouder Zakee vertelt dat op 26 november 2015 tijdens het Open Huis de belastingverordeningen zijn besproken en dat er toen vragen zijn gesteld over de tarieven van de onroerende zaakbelasting. Oorzaak van de vragen is het feit dat de gemeente Bunnik is overgestapt naar de BghU. De tarieven moeten worden vastgesteld onder stoom en kokend water en nu is er wat debat ontstaan over de tariefstelling. Wethouder Zakee vindt dat de gemeente Bunnik op de goede weg is met de BghU. Het is een wenproces waarin de techniek moet worden geregeld. De wethouder wil in het komende jaar de discussie over de getallen eerder in het jaar voeren en benadrukt dat het nog steeds het uitgangspunt van college en raad is om de OZB niet te verhogen. Inwoners moeten zo goed mogelijk bediend worden en niet onverwacht voor verhogingen worden gesteld. Als je naar het effect van deze cijfers kijkt blijkt het effect bijna nihil. De voorzitter geeft het woord aan de heer Geijtenbeek van de BghU. De heer Geijtenbeek geeft aan dat het verhaal rondom de waardering vrij technisch is. Hij zal in het algemeen schetsen hoe de waardering wordt uitgevoerd conform de wet WOZ en als er specifieke vragen zijn over de lokale situatie in Bunnik kan mevrouw De Ruiter antwoorden. Bij het afgeven van percentages van waardestijging moet eerst helder zijn waar het over gaat. Hebben we het over prijsstijgingen van woningverkopen (zoals de NVM vaak doet) of over prijsstijgingen zoals de BghU ze noemt, die uitvoeringen zijn van de wet WOZ. Alle waardestijgingen die hebben plaatsgevonden van half 2014 tot en met april 2015 worden beoordeeld en worden teruggebracht naar de peildatum 1 januari 2015 conform de wet WOZ. De Waarderingskamer ziet daarop toe. Deze week is een brief van de Waarderingskamer ontvangen waarin ze aangeven dat de BghU mag beschikken voor de acht deelnemende gemeentes, en het oordeel voor de gemeente Bunnik is goed. De processen zijn goed ingericht. De wet WOZ stelt bepaalde eisen. Op 1 oktober van het jaar moet in beeld worden gebracht wat de waardeontwikkeling is van de bestaande woningen, op basis van modelwaardes. Op 1 oktober moet bij de BghU dus alles bijgewerkt zijn. Daar komt dan een percentage uit. Dat percentage wordt aan alle deelnemers verstrekt. De 7 andere deelnemende gemeentes baseren hun raadsvoorstel, hun tariefvoorstel, op basis van de gegevens die op 1 oktober verstrekt worden door de BghU aan de Waarderingskamer. Dan heeft de BghU een waardestijging in beeld gebracht van de bestaande woningen. Maar er zijn in

2 2 een jaar natuurlijk meerdere ontwikkelingen geweest, er zijn bouwplannen uitgevoerd, er zijn panden gesloopt etc. In de periode oktober tot 1 december worden de gegevens gefinetuned. Op 1 december moet volgens de wet WOZ richting de Waarderingskamer worden aangegeven wat de waarde is van het totale objectenbestand van de gemeente. Daar komt een waarde uit. De Waarderingskamer kijkt naar deze waarde, en controleert steekproefsgewijs de verschillende gemeentes, en geeft daarna al dan niet toestemming om te mogen beschikken. De Waarderingskamer stelt dus geen percentage vast. Het gaat om gegevens die de BghU heeft aangeleverd van de waardeontwikkeling van de objecten. Het percentage wijkt meestal iets af van het eerdere percentage want daar zitten bijvoorbeeld de nieuwe objecten in, waardoor de totale waarde van het objectenbestand is gestegen. De kracht van de BghU zit in uniformering van de processen, daarmee besparen we met elkaar geld. Het is belangrijk om het uniform te doen. De miscommunicatie met de gemeente Bunnik in het eerste jaar is geweest dat alle andere gemeentes hun tarieven vaststellen in december, want in januari moeten de aanslagen de deur uit. Het is een gecombineerde aanslag, met het Waterschap naast de lokale belastingen. Op het moment dat de gemeente Bunnik later de tarieven wil vaststellen kan de Bghu de aanslag voor de gemeente Bunnik nog niet versturen. Dus is er richting de gemeente Bunnik aangegeven om in de toekomst de vaststelling voor het einde van het jaar te laten plaatsvinden om het proces zoveel mogelijk te laten uniformeren. Als dit niet het geval kan zijn dan zal de gemeente Bunnik uit het uniforme proces moeten worden gehaald. Dan zal de Waterschapsbelasting apart moeten worden opgelegd aan de inwoners van de gemeente Bunnik. En dan zal de aanslag van de gemeente Bunnik op een later moment komen. De inwoner van Bunnik krijgt dan dus op twee verschillende momenten twee verschillende aanslagen. Als ze vervolgens kwijtschelding willen hebben, dan moet men ook twee keer kwijtschelding aanvragen. Als de gemeente Bunnik uit het uniforme proces moet worden gehaald zal dat extra kosten met zich meebrengen, ongeveer 2,- per inwoner. De voorzitter geeft het woord aan de fracties. De heer Heijmerink zegt dat het raadsvoorstel de instemming van P21 heeft, ook omdat onder punt 3 van het raadsbesluit genoemd staat dat de tarieven indien noodzakelijk het jaar daarop gecorrigeerd kunnen worden. De vraag aan de wethouder is of het mogelijk is om te voorkomen dat we moeten corrigeren. De vraag aan de heer Geijtenbeek is: op 1 januari 2014 wordt de waarde bepaald van een woning en op 1 januari 2015 wordt de waarde bepaald. Is die 0,9% het verschil tussen die twee waardes, van de bestaande woningbouw. De heer Geijtenbeek bevestigt dit. Het percentage 0,9 was echter niet op 1 oktober doorgegeven. Op 1 oktober was het een iets lager percentage omdat het toen de eerste keer was dat in Bunnik getaxeerd is en toen is het aan de voorzichtige kant getaxeerd. Daar heeft een marginale bijstelling plaatsgevonden. Dit inloopeffect gebeurd niet elk jaar. De heer Schenk vraagt of altijd op 1 december aangegeven moet worden wat de waarde is van het totale objectenbestand van de gemeente. Mevrouw De Ruiter bevestigt dat de Waarderingskamer eist dat op 1 december 90% van je totale bestand voorzien is van een gefiatteerde waarde. De heer Schenk vraagt of die resterende 10% de reden zou zijn dat er in volgende jaar gecorrigeerd zou moeten worden? Mevrouw De Ruiter antwoordt hierop dat dit normalerwijs niet zo zou moeten

3 3 zijn. De heer Geijtenbeek zegt dat aan het einde van het belastingjaar, als alle bezwaarschriften afgerond zijn, 2 jaar na dato de definitieve waarde wordt vastgesteld. De 90% geeft voor de Waarderingskamer uitsluitsel of je wel of niet mag beschikken. De heer Kager heeft ook vragen over de percentages. Op de website van de Waarderingskamer heeft hij gelezen dat het percentage over het hele jaar kan wijzigen. De heer Geijtenbeek geeft aan dat het percentage 0,9 op 1 december wordt vastgesteld. Als dat percentage het hele jaar wijzigt is die 0,9 dan wel het juiste percentage? Is het percentage 0,9 voor de gemeente Bunnik of is dat voor de regio? Is een percentage te beïnvloeden? Hoe verhoudt het percentage zich met de omliggende gemeentes. Mevrouw De Ruiter antwoordt: dat het percentage 0,9 voor de gemeente Bunnik is. het percentage niet te beïnvloeden is. De BghU heeft zich te houden aan de vraagprijs en de transacties die plaatsvinden binnen een gemeente. De vragenlijsten moeten ingevuld worden met ratio s. En die ratio s moeten corresponderen met andere zaken die worden aangeleverd aan de waarderingskamer. Het moet verklaarbaar zijn voor de Waarderingskamer. De heer Geijtenbeek antwoordt: op de vraag in hoeverre het percentage 0,9 nog schommelt in de loop van het jaar. Op het moment dat de herwaardering gedraaid is, dat wil zeggen als alle transacties bekeken, vastgesteld en beoordeeld zijn, weten we de individuele waarde van de objecten. Die gaan op beschikking. Het kan wijzigen als men bezwaar gaat maken. Als gemotiveerd kan worden aangegeven met redenen kan dit soms leiden tot een aanpassing. op de vraag hoe verhoudt het percentage van de woningwaarde zich met de omliggende gemeentes dat het uiteenloopt tussen een daling met 0,1% tot een stijging naar 1,7% Daartussen zitten de verschillende deelnemers in deze regio. Dat is een gemiddelde. De heer Kager geeft aan dat het voor het CDA belangrijk is dat er maatwerk is voor de gemeente Bunnik. De heer Heijmerink vraagt om duidelijkheid naar aanleiding van een opmerking van de heer Schenk. De heer Schenk zegt dat de gemeente Bunnik bij de berekeningen altijd uitgingen van de totale waarde van de woningen om het percentage vast te stellen. De nieuwbouw is nooit betrokken bij het vaststellen van het tarief van de OZB. Vraag aan het college is hoe de gemeente Bunnik het tarief berekende. Mevrouw Van der Lingen antwoordt dat de gemeente Bunnik tot nu toe inderdaad de waardeontwikkeling van het huidige woningbestand heeft meegenomen, zonder nieuwbouw en uitbreiding erbij te betrekken. Voor 2016 is een percentage afgegeven inclusief nieuwbouw. Daar zit dus een verschil. De heer Schenk vraagt waar in de begroting rekening mee is gehouden met betrekking tot de OZB opbrengst. Mevrouw Van der Lingen zegt dat het uitgangspunt altijd is dat de tarieven worden gecompenseerd met de waardestijging c.q. waardedaling. Normaal wordt

4 4 ook inflatie meegenomen, dat is voor 2016 niet het geval. Wat je nu ziet is alleen de waardeontwikkeling. Dat is een stijging voor de woningen en een daling voor de niet woningen. Het gaat om het woningbestand zoals dat ook wordt gehanteerd in de Kadernota, en dat is inclusief de reeds uitgevoerde nieuwbouw. De voorzitter vraagt of de wethouder nog een opmerking heeft ter afsluiting van de discussie omtrent de percentages. Wethouder Zakee zegt dat het woord ontslakken bij hem opkomt. Het lijkt de wethouder goed om dit jaar eerder met raadsleden in gesprek te gaan om onduidelijkheden te voorkomen. Het lijkt de wethouder geen discussie die heel diepgravend in de raad aan de orde zou moeten komen. De voorzitter geeft het woord aan de fracties over het raadsvoorstel. De heer Heijmerink vindt het een correct raadsvoorstel en P21 kan er dan ook volledig mee instemmen. P21 is er geen voorstander van om twee aanslagen de deur uit te doen. Als we in een gemeenschappelijke regeling zitten dan werkt de synergie alleen als we gezamenlijk optrekken. Als je als gemeente Bunnik een aparte regeling zou willen dan zijn we niet goed bezig. Het college samen met de ambtelijke organisatie zijn in deze lastige materie bedreven. We weten dat er de afspraak ligt dat in de gemeente Bunnik is de OZB elk jaar wordt gecorrigeerd met inflatie. Dat is de afspraak die er ligt. Er bestaat het volste vertrouwen dat het college dit zo uitvoert. Van alle techniek die daarachter zit, daar moet de raad ver van blijven. Dit is voor de inwoner een volstrekt oninteressante discussie. De heer Heijmerink vraagt aan de andere raadsleden of zij geen vertrouwen in het college hebben. De heer Schenk heeft geen vragen aan het college. De wethouder heeft toegezegd dat er komend jaar eerder naar de cijfers wordt gekeken. Er lijkt geen enkel probleem om punt 3 schrappen te schrappen van het raadsbesluit, zoals in amendement is aangegeven, want op dat punt wordt nog terug gekomen. De heer Schenk heeft er vertrouwen in dat het goed komt en dat de gemeente Bunnik gewoon kan gaan meedraaien met de gemeenschappelijke regeling. De heer Kager vraag of hij het goed begrijpt dat de nota van de OZB eind februari bij de inwoners op de deurmat moet liggen. De BghU wil in december de vaststelling van de OZB zodat er twee maanden de tijd is om de nota de deur uit te doen. Als de gemeente Bunnik een andere procedure doorloopt en in januari vaststelt dan is er toch een hele maand om de nota te versturen. Waarom zou dat niet lukken? De heer Geijtenbeek antwoordt dat de heer Kager er dan vanuit gaat dat de woonlasten nota s in februari verstuurd worden. Maar een groot deel van de belastingplichtigen krijgen in januari hun woonlasten nota s. Dat zijn gebruikers van woningen en niet woningen. Die krijgen de nota van het Waterschap, de afvalstoffenheffing, rioolheffing. Wat de BghuU wil is dat alles in één keer op de aanslag komt. Op het moment dat we de tariefstelling pas eind januari laten vaststellen dan is het onverantwoord om tijdens het proces van het vervaardigen van de aanslagen er vanuit te moeten gaan dat de raad wel zal gaan instemmen. Dat risico mag je niet nemen. Dan kiest het BghU ervoor om die gemeente uit het uniforme proces te halen en dan laat men de rest van Waterschappen en gemeentes doorlopen. Voor de gemeente Bunnik moet dan een ander proces voor worden ingericht en daar hangt een behoorlijk kostenplaatje aan. Het is naar de inwoner lastig uitlegbaar als zij verschillende nota s ontvangen en het is niet efficiënt. De heer Kager zegt dat het lastig uitlegbaar is als je te hoge OZB oplegt. Bij het raadsvoorstel van september 2014 stond dat bij het overdragen van de belas-

5 5 ting dat dit niet zou leiden tot resultaatverslechtering voor de inwoner. Wethouder Zakee bevestigt dat het college er zeker nog achter staat dat zij niet willen dat dit zal leiden tot resultaatverslechtering voor de inwoner. De voorzitter geeft het laatste woord aan de wethouder. Wethouder Zakee heeft laatst in het college gesproken over een rapport van de Raad voor Openbaar Bestuur die ging over de relatie tussen de raad en Gemeenschappelijke Regeling. We hebben hier vanavond punten geraakt die gaan over het vertrouwen in de Gemeenschappelijke Regeling, de controlerende rol van de raad daarin en hoe daarmee om te gaan. De heer Zakee heeft gevraagd om dit in de werkgroep Verbonden Partijen aan de orde te stellen. Als wij als gemeente in een Gemeenschappelijke Regeling stappen dan moeten we het vertrouwen hebben in die organisatie dat het werk goed gebeurd. De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun aanwezigheid. Het onderwerp zal vanavond als debatpunt tijdens de raadsvergadering worden behandeld. Besproken in technisch overleg d.d Vastgesteld d.d.