Workshop: Verhalen schrijven

Transcriptie

1 Workshop: Verhalen schrijven

2 Brainstormen Schrijfoefening écriture automatique: Schrijf vijf minuten onafgebroken over meesterschap. Maak een mindmap over meesterschap en mogelijke problemen i.v.m. meesterschap. Pitch: Vat in 55 woorden een idee voor een verhaal samen: personages,omgeving, problemen en oplossing. Observeer mensen die je niet kent en verzin een verhaal over hen.

3 Schrijfoefening: Verzin het verhaal bij de kunstwerken vooraan in de klas.

4 Sterke openingszin Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar; elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze. (Leo Tolstoj) Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden, het was de eeuw van wijsheid, het was de eeuw van dwaasheid, het was het tijdvak van het geloof, het was het tijdvak van ongeloof, het was het jaargetijde van het licht, het was het jaargetijde van duisternis, het was de lente van de hoop, het was de winter van de wanhoop. (Charles Dickens) Het begon met een verkeerd nummer, de telefoon die drie keer overging in de dode nacht, en de stem aan de andere kant die vroeg naar iemand die hij niet was. (Paul Auster) Als je het echt allemaal wil horen, dan wil je waarschijnlijk eerst weten waar ik geboren ben en wat een waardeloze jeugd ik heb gehad en wat mijn ouders allemaal gedaan hebben voordat ze mij kregen en meer van dat soort sentimentele gelul, maar eerlijk gezegd heb ik geen zin om het daarover te hebben. (J.D. Salinger)

5 Personages - Zorg ervoor dat je personages meer zijn dan een naam. - Neem je tijd in het verhaal om ze voor te stellen of ze voor te stellen door ze iets betekenisvol te laten doen. - Beschrijf enkel wat hun innerlijk (speciale karaktertrekken) en uiterlijk typeert (speciale tics, speciale lichaamskenmerken, ). - Zorg ervoor dat ze geloofwaardig zijn in wat ze doen. - Bedenk een hele levensgeschiedenis van een personage zonder die daarom in het verhaal te vertellen.

6 Schrijfoefening: Personages Uiterlijk Beschrijf hoe een echte meester eruit moet zien in drie zinnen. Gebruik de ik-verteller. Innerlijk Beschrijf hoe een ideale/heel slechte leerling is in drie zinnen. Gebruik de ik-verteller

7 Betekenisvolle details Geef enkel de details die nodig zijn om het verhaal te begrijpen. Dus niet: Ik vroeg waar het toilet was. Hij vertelde me waar die was. Ik ging naar het toilet. In de spiegel zag ik dat mijn make-up uitgelopen was. Wel: Ik vroeg hem waar het toilet was. In de spiegel zag ik daar dat mijn make-up uitgelopen was.

8 Dialogen Geen toneeltekst! Dus niet: J: Zie je me nog graag? Z: Tuurlijk J: Twijfel je? Wel: J fluisterde: Zie je me nog graag? Net iets te lang aarzelde hij. Tuurlijk Gehaast vroeg ze of hij twijfelde.

9 Dialogen Aanhalingstekens Ik zei: "Ik hou niet van appeltaart." De kassière vroeg: "Hebt u een klantenkaart?" "Ik hou niet van appeltaart", zei ik. "Hebt u een klantenkaart?", vroeg de kassière. "Hebt u een klantenkaart?" vroeg de kassière. "Kortom," besloot hij zijn verhaal, "we hadden een heerlijke vakantie." (De hele geciteerde zin is: 'Kortom, we hadden een heerlijke vakantie.') "Waarom", wilde mijn broertje weten, "zijn bananen krom?" (De hele geciteerde zin is: 'Waarom zijn bananen krom?')

10 Dialogen Als duidelijk is wie er spreekt, mag je dat weglaten. Gebruik synoniemen voor zeggen: Vragen Antwoorden Zuchten Fluisteren Schreeuwen Roepen Benadrukken Herhalen

11 Dialogen Gebruik geen boekentaal, maar natuurlijke spreektaal. Gebruik woorden die bij een personage (leeftijd, opleiding, regio, ) passen. Zet dialectwoorden / jongerentaalwoorden schuin. Schrijfoefening: Schrijf een dialoog tussen twee tienermeisjes die roddelen over jongens op school. Schrijf een dialoog tussen twee tienerjongens die roddelen over meisjes op school.

12 Spanningsboog Je kunt met de volgende technieken spanning opbouwen in een verhaal: de lezer weet meer dan een van de personages er is een voorteken van een dreigende ramp een gruwelijk detail wekt angstgevoelens op bij de lezer de eenzaamheid van een van de personages wordt benadrukt het contrast tussen de slechtheid van de misdadiger en de goedheid van het slachtoffer wordt benadrukt cliffhanger: op een spannend moment het verhaal onderbreken de schrijver houdt informatie achter een angstaanjagend decor

13 Spanningsboog Planting: Als een bepaald voorwerp of karaktertrek van een personage belangrijk is op het einde van een verhaal, laat het dan al eens in het begin opduiken. Herhaling werkt altijd sterker. Retardering: Geef de ontknoping niet te snel. Je kunt die uitstellen door: Beschrijvingen Een andere actie te beschrijven Een tijdsprong te maken

14 Vertelperspectief Schrijfoefening: De situatie is een meester die zijn leerling een belangrijke les wilt leren. Schrijf in de ik-verteller vanuit het standpunt van de leerling. Hij/zij weet niet wat er gaat gebeuren. Schrijf in de ik-verteller vanuit het standpunt van de meester. Hij maakt het nu mee. Schrijf in de zij-verteller vanuit het standpunt van de leerling. Ze weet niet wat er gaat gebeuren. Schrijf in de hij-verteller vanuit het standpunt van de meester. Hij maakt het nu mee. Schrijf in de ik-verteller vanuit het standpunt van een alwetende verteller.

15 Vertelperspectief Ofwel kies je voor OVT ofwel voor OTT. OVT: volledig in het verleden OTT: historisch presens

16 Ruimte Contrasterend of versterkend. Enkel de details om een sfeer te scheppen of die het verhaal vooruithelpen. Betekenisvol voor de actie in het verhaal. Let ook op het weer en op het moment van de dag. Wat zie ik? Wat ruik ik? Wat hoor ik? Wat voel ik? Wat smaak ik? Schrijfoefening: Beschrijf de speelplaats op 1 september voor een nieuwe leerling op onze school.