Lever je verslag in een snelhechter in. Zorg dat je een mooi titelblad hebt, waar de naam van je boek, je eigen naam, klas en inleverdatum op staat.

Transcriptie

1 Boekverslag Van het boek dat je gelezen hebt moet je een verslag maken. In het verslag moeten al onderstaande punten aan de orde komen. Sommige antwoorden weet je meteen. Soms kunnen er ook vragen zijn, waarop je het antwoord niet weet. Gebruik dan een uittrekselboek of raadpleeg het internet. Let wel heel erg goed op, want niet alle uittreksels zijn even goed. Denk aan de betrouwbaarheid van een bron. Lever je verslag in een snelhechter in. Zorg dat je een mooi titelblad hebt, waar de naam van je boek, je eigen naam, klas en inleverdatum op staat. Algemene gegevens: 1. Titel 2. Auteur (=de schrijver) 3. Genre Vermeld hier het soort boek o.a. avonturenroman, detectiveroman jongerenroman etc. Je moet kunnen uitleggen waarom je dit genre gekozen hebt. 4. Eigen mening; Geef in minimaal 10 regels jouw mening over het boek. Maak gebruik van beoordelingswoorden(zie bijlage). Inhoud: Samenvatting 5. Neem een samenvatting op van het boek. Je mag deze zelf maken, maar je mag ook een samenvatting gebruiken uit een uittrekselboek of van het internet. De lengte moet ongeveer een half A4 zijn. 6. Gebruik je een bestaande samenvatting, dan moet je de bron vermelden. Thema 7. Wat is het thema van het boek/verhaal? Thema = het belangrijkste onderwerp in het verhaal/boek, de gedachte achter het verhaal. 8. Wat wil de schrijver je leren met dit thema? Wat is de bedoeling van de schrijver? 9. Wat heeft de titel van het boek met het thema te maken?

2 Personen 10. Wie is/zijn de hoofdperso(o)n(en)? 11. Wie zijn de belangrijkste bijpersonen? 12. Geef een karakteromschrijving van de hoofdperso(o)n(en). 13. Geef een uiterlijke omschrijving van de hoofdpero(o)n(en), (alleen als dat van belang is). Tijd 14. Wanneer speelt het verhaal zich af?hoe weet je dat? 15. Wat is de vertelde tijd(= is de hoeveelheid tijd, uitgedrukt in uren, weken, jaren enz.)? 16. Wordt alles verteld in chronologische volgorde(= de volgorde Waarin de gebeurtenissen in werkelijkheid plaatsgevonden zouden hebben)? 17. Zijn er flashbacks(=het verhaal wordt onderbroken door gebeurtenissen uit het verleden)? Perspectief 18. Vanuit welk perspectief is het boek geschreven? Perspectief= kijkrichting, vanuit wie wordt het verhaal verteld? Er zijn drie perspectieven: ik -verteller, hij/zij -verteller of de alwetende verteller. Plaats 19. Beschrijf waar het verhaal zich afspeelt. Probeer zo volledig mogelijk te zijn. Als het verhaal zich in een ander land afspeelt beschrijf dan ook wat je te weten komt over dat land. Titel 20. Welke betekenis heeft de titel? 21. Heeft de titel een ondertitel? Verklaar de ondertitel. 22. Heeft het boek een motto voorin? Wat heeft het motto met het verhaal te maken? Creatieve opdracht 23. Kies één van de creatieve opdrachten en werk deze uit.

3 1. Aan het einde van het boek blijkt de hoofdpersoon in zijn /haar dagboek terug op de gebeurtenissen. Verplaats je in de persoon en schrijf de dagboekbladzijden. 2. Schrijf over het onderwerp/de inhoud van het verhaal een ingezonden brief aan een krant of tijdschrift naar keuze. 3. Schrijf een brief aan de auteur van het boek, waarin je hem /haar vraagt bij de volgende druk wijzigingen aan te brengen. Leg uit wat je zou willen wijzigingen en waarom. 4. Zoek drie gedichten die volgens jou bij het verhaal passen. Beschrijf nauwkeurig waarom ze zo toepasselijk zijn. Verwijs daarbij naar de passages uit het verhaal. 5. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon van het verhaal, waarin je hem/haar uitlegt welke beslissingen je onverstandig/ onbegrijpelijk vindt en waarom. 6. Schrijf een recensie (bespreking) over het boek. Hierin geef je ook een korte indruk van de inhoud. Daarna breng je je mening onder woorden en leg die uit. 7. Zoek minstens tien toepasselijke foto s. Maak er een fotocollage van en schrijf er een verslagje bij waarin je duidelijk maakt waarom die collage bij je bij je verhaal past. 8. Beschrijf uitvoerig de hoofdpersoon van je boek. Wat zijn de goede en slechte eigenschappen, hoe ziet hij/zij er uit? Daarna vergelijk je jezelf met hem/haar. Waarin lijk je en waarin verschil je juist enorm? Wat zou je hetzelfde, en wat juist heel anders doen? 9. Stel je voor dat je journalist bent en de hoofdpersoon interviewt. Bedenk passende vragen. De antwoorden moet je afleiden uit het verhaal. Schrijf daarna het interview. 10. Schrijf voor een populair tijdschrift een artikel met als titel Ik was een dag te gast bij.(naam hoofdpersoon). 11. Zoek drie kunstwerken (schilderijen, beelden,.) die goed bij het verhaal passen. Leg in een verslagje uit, waarom je juist deze kunstwerken gekozen hebt. 12. Laat enkele personen uit het verhaal met elkaar corresponderen. Schrijf minstens vier brieven/ mailtjes. 13. Verplaats je in één van de personen. Schrijf enkele fragmenten uit het dagboek van die persoon, waarbij tussen elk fragment minstens drie dagen tussenruimte zit. 14. Zoek twee songteksten die volgens jou goed bij het verhaal passen. Licht je keuze nauwkeurig toe. Gebruik hierbij voorbeelden uit het verhaal.

4 15. Schrijf een brief aan je correspondentievriendin waarin je duidelijk maakt wat je mening over het verhaal is. 16. Schrijf een reclametekst/ poster voor het verhaal. 17. Zoek in de bibliotheek of op het internet achtergrondinformatie over het hele werk van de schrijver. Zorg voor minstens drie bronnen. Ga na of het boek past bij het andere werk. 18. Schrijf een ander slot voor het verhaal. Beoordelingswoorden spannend = saai grappig = droevig begrijpelijk = onbegrijpelijk zet me aan het denken = laat me koud interessant = oninteressant herkenbaar = niet herkenbaar griezelig = rustgevend ontroerend = niet ontroerend origineel = niet origineel leerzaam = niet leerzaam geloofwaardig = ongeloofwaardig indrukwekkend = niet indrukwekkend werkelijk = onwerkelijk waarschijnlijk = onwaarschijnlijk gevoelig doet me niets bekend = onbekend verrassend = voorspelbaar vlot verteld = langdradig kinderachtig = voor mijn leeftijd laat me meeleven = doet me niks opgewekt = zielig sfeervol = sfeerloos mooi = niet mooi waardevol = waardeloos overzichtelijk = onsamenhangend

5 Thema s Vriendschap Oorlog Helden Discriminatie Sprookjes Verdriet Reizen Een land Toekomst Geheimen Integratie Sport Ziekte De grote stad Licht Criminaliteit leven met een handicap mythologie armoede liefde religie de zee identiteit pesten de Middeleeuwen spanning zin van het leven natuur multiculturele samenleving homoseksualiteit duisternis eenzaamheid