RESULTATEN TEVREDENHEIDSONDERZOEK INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2012/2013

Transcriptie

1 RESULTATEN TEVREDENHEIDSONDERZOEK INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2012/2013 Utrht, maart 2014

2 Voorwoord De Insptie van het Onderwijs vindt het belangrijk om te weten hoe besturen en scholen haar toezicht waarderen. Daarom ert zij ieder jaar een tevredenheidsonderzoek uit in de verschillende onderwijsstoren. Scholen en instellingen geven hierin hun mening over de insptiebezoeken en de werkwijze van de insptie. Daarmee krijgt de insptie inzicht in de sitieve en minder sitieve punten van haar toezicht, zodat zij zich verder kan verbeteren. Dit raprt gaat in op de resultaten van het onderzoek van alle storen (,, en bve) en geeft daarmee een storoverstijgend beeld van de resultaten van het onderzoek. De insptie bedankt alle scholen en instellingen die aan het tevredenheidsonderzoek hebben meegewerkt.

3 Inhoud Samenvatting 1 Inleiding Leeswijzer 5 2 Resultaten Het schoolbezoek Verschil tussen inspteurs Verbeter-/prestatieafspraken Resultaat schoolbezoek Toezichtslast Evaluatie werkwijze insptie Raprtcijfer 12 3 Conclusie 14 Bijlage I Opzet en resns 15

4 Samenvatting Scholen en instellingen die in het schooljaar 2012/2013 door de Insptie van het Onderwijs zijn bezocht, zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het tevredenheidsonderzoek van de insptie. De resns in de storen primair onderwijs () en expertisentra () was hoog (62 procent). In het ortgezet onderwijs en in de stor beroepsonderwijs en lwasseneneducatie was de resns een stuk lager (resptievelijk 41 procent en 32 procent). In het algemeen zijn scholen en instellingen zeer tevreden over het insptiebezoek en de daaraan gekoppelde verbeterafspraken. De tevredenheid is verder toegenomen en dat is terug te zien in de raprtcijfers over het gehele bezoek. Die zijn bij de meeste storen hoger dan bij de rige meting(en). Scholen en instellingen zijn oral tevreden over het contact met de inspteur, het bezoek zelf en het resultaat van het bezoek. Ze zijn minder sitief over de uitgangspunten van het toezicht. Een deel van de scholen (een kwart tot ruim 40 procent) is van mening dat de insptie andere factoren dan opbrengsten onldoende meeweegt. Ook vindt zo n 10 tot 15 procent dat de opbrengsten van het insptiebezoek niet in verhouding staan tot de investering en dat er onldoende rekening wordt gehouden met de spifieke situatie van de school. Kortom, scholen en instellingen zijn over het algemeen zeer tevreden over het bezoek van de inspteur, maar kunnen zich niet allemaal even goed vinden in het beleid van de insptie als organisatie. Deze bevinding komt overeen met het beeld van de insptie dat dikwijls in de media wordt geschetst.

5 1 Inleiding De Insptie van het Onderwijs vindt het belangrijk om te weten hoe scholen de insptiebezoeken en de werkwijze van de insptie ervaren. Daarom vraagt zij scholen jaarlijks in een tevredenheidsonderzoek naar hun beleving van de kwaliteit van het schoolbezoek, het insptieraprt en de werkwijze van de insptie. Het onderzoek wordt uitgeerd om de interne kwaliteitszorg te verbeteren en inspteurs feedback te geven over hun functioneren. Dit tevredenheidsonderzoek dient twee doelen: 1. Het onderzoek rmt een individuele terugkoppeling (feedback) naar de inspteur over de waardering or het insptiebezoek. Daarmee geeft het tevens inzicht in het functioneren van het insptieteam. 2. Het tweede doel is zowel per stor, als insptiebreed, inzicht geven in de waardering van de schoolbezoeken en de werkwijze van de insptie. Dit raprt geeft inzicht in de waardering or het toezicht op scholen en instellingen in de storen primair onderwijs (), expertisentra (), ortgezet onderwijs () en beroepseducatie en lwassenenonderwijs (bve) in het schooljaar 2012/2013. Het raprt beschrijft de belangrijkste resultaten en de verschillen tussen storen. 1 Naast deze storoverstijgende raprtage is er ook per stor een raprtage geschreven. Deze raprtages zijn te vinden op de website van de insptie. Voor deze insptiebrede raprtage zijn de resultaten van de schoolbezoeken in de verschillende storen samengevat en onderling vergeleken. De onderzoeken zijn uitgeerd in het schooljaar 2012/2013. Voor bve geldt een andere periode, namelijk januari 2012 dember Hier is or gekozen omdat vanaf januari 2012 het nieuwe toezichtkader bve van kracht is, en de stor bve de ontwikkelingen over de afgelopen twee kalenderjaren in beeld wil hebben. Daarom is de vragenlijst or bve ook niet vernieuwd. Dit betekent dat bij de bevindingen op basis van de nieuwe vragen geen resultaten van bve zijn weergegeven. De resns in de storen en was hoog (62 procent). Van de -scholen heeft ruim 40 procent geresndeerd en van de bve-instellingen heeft een derde de vragenlijst ingevuld (zie bijlage I). 1.1 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten, waarbij zo mogelijk een vergelijking wordt gemaakt tussen deze en de rige meting en tussen de verschillende storen. Daarna komen in hoofdstuk 3 de conclusies aan bod. Bijlage I biedt meer informatie over de opzet van het tevredenheidsonderzoek en de resns. 1 Het onderzoek in de stor bve wijkt enigszins af en is daarom niet overal in de vergelijking meegenomen (zie 1.1). Pagina 5 van 17

6 2 Resultaten 2.1 Het schoolbezoek De algemene conclusie is dat scholen en instellingen in alle storen tevreden tot zeer tevreden zijn over de orbereiding en uitering van het schoolbezoek. Voor de storen, en bve is het percentage scholen dat (zeer) tevreden is vrijwel steeds hoger dan 90 procent. Ook waarderen scholen de transparante wijze waarop de inspteurs tot een oordeel komen. Een op de tien scholen vindt dat de spifieke situatie van de school onldoende is meegewogen in de eindbeoordeling. Op dit punt is een kleine groep scholen dus minder tevreden. In dit onderzoek is in de verschillende storen, met uitzondering van de stor bve, or het eerst gevraagd naar een aantal houdingsaspten van de inspteurs. De insptie wilde hiermee onderzoeken of er grote verschillen zijn tussen inspteurs in houding en bejegening. Deze verschillen zouden een verklaring kunnen zijn or de verschillen in de beoordeling die scholen ervaren. Scholen dichten de inspteurs oral eigenschappen toe als vriendelijk, resptl en deskundig. Een klein deel van de scholen is iets minder sitief over de onbeoroordeeldheid en toegankelijkheid van de inspteurs. De meeste scholen zijn tevreden over het raprt: ze vinden vrijwel allemaal dat het raprt helder is geschreven en dat de conclusies in het raprt goed zijn onderbouwd. In de storen, en bve is circa 10 procent van de scholen ontevreden over het beeld dat het raprt schetst over de kwaliteit van de school (de herkenbaarheid), in de stor gaat het om 5 procent van de scholen. Ook in de rige meting waren scholen hier relatief het minst tevreden over. 2.2 Verschil tussen inspteurs Verschil in oordeel tussen inspteurs de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is altijd een belangrijk aandachtspunt or de insptie. Uit eerdere tevredenheidsonderzoeken kwam ook steeds naar ren dat een substantieel deel van de scholen nd dat het uitmaakte or het oordeel welke inspteur de school had bezocht. In deze vragenlijst is de vraag verder aangescherpt en zijn bij ervaren verschillen verlgvragen gesteld. Uit deze meting blijkt hter dat in de storen, en het percentage scholen dat verschillen ervaart klein is. In is 5 procent, in 4 procent en in 2 procent van mening dat wanneer de school door een andere inspteur was bezocht, het oordeel anders zou zijn geweest. Door verandering in vraagstelling is geen goede vergelijking te maken met de rige meting. Destijds is de scholen gevraagd om te oordelen over de stelling Voor het eindoordeel over mijn school maakt het niet uit welke inspteur mijn school heeft bezocht. Scholen moesten in de rige meting dus oordelen over een negatief geformuleerde stelling, terwijl dit jaar is gevraagd of de scholen verschillen ervaren of niet. Pagina 6 van 17

7 Desondanks blijkt dat (nog) maar weinig scholen in de storen, en denken dat als de school door een andere inspteur was bezocht, dit tot een andere beoordeling had geleid. Een aantal antwoorden van scholen op de open vragen illustreren dit beeld (zie hieror de storraprtages). In de stor bve, waar nog de oude vraag is gesteld, ligt het percentage instellingen dat verschillen ervaart op 20 procent. 2.3 Verbeter-/prestatieafspraken Scholen in de stor waarmee verbeterafspraken zijn gemaakt naar aanleiding van tekortkomingen, zijn tevreden tot zeer tevreden over deze afspraken. Dit geldt in grote lijnen ook or de scholen in de storen, bve en. Wel is 14 procent van de bve-instellingen het oneens met de stelling dat de afspraken helder zijn geformuleerd. In het vindt 10 procent van de scholen dat de afspraken niet bijdragen aan een oplossing or de gonstateerde tekortkomingen. Bij geeft 11 procent aan het oneens te zijn met de stelling dat de termijn waarop de verbeteren prestatieafspraken gerealiseerd moeten zijn, realistisch is. 2.4 Resultaat schoolbezoek Aan de scholen (in, en ) is met een aantal stellingen gevraagd welk resultaat het insptiebezoek or hen heeft opgeleverd. Meer dan 80 procent van de scholen geeft aan dat het insptiebezoek zal leiden tot een verbeterde onderwijskwaliteit. Ook geeft meer dan driekwart aan dat het bezoek zal leiden tot meer opbrengstgerichtheid. Twee derde van de scholen in en geeft aan dat het bezoek het team bewuster heeft gemaakt van de werkwijze en doelen van de school. Bij ligt dit percentage hoger, namelijk 81 procent. Meer dan de helft van de scholen geeft aan dat het bezoek heeft geleid tot een urgentiebesef om tekortkomingen aan te pakken (bij 50 procent, bij 55 procent en bij 56 procent). Volgens circa 40 procent van de scholen in en zullen er naar aanleiding van het insptiebezoek meer afspraken gemaakt worden met het bestuur. Bij gaat het om bijna de helft van de scholen (49 procent). In de stor bve, waar nog de oude vragenlijst is gebruikt, is gevraagd of het insptiebezoek heeft geleid tot een resultaat. Verlgens is gevraagd het resultaat te omschrijven. Een ruime meerderheid van de bve-instellingen (84 procent) geeft aan dat het bezoek heeft geleid tot een resultaat waar de organisatie van profiteert. Uit de verlgvraag or bve en de toelichtingen die de scholen in de andere storen desgewenst konden geven op deze vraag, blijkt dat de meeste scholen de uitkomsten van het bezoek zien als een bevestiging van de ontwikkeling die ze al hebben ingezet. Een aantal scholen ziet dit ook als een taak waarmee ze altijd structureel bezig zijn en die los moet staan van een insptiebezoek. Andere scholen zijn van mening dat het bezoek hen weer op scherp zet en ervaren het bezoek als een stimulans or het team. Er zijn ook scholen die juist aangeven dat het bezoek oral leidt tot meer (prestatie)druk op de ontwikkelingen die ze toch al hebben ingezet. In het onderstaande kader zijn enkele citaten opgenomen uit de open vragen (zie de storraprtages or meer citaten). Pagina 7 van 17

8 Het is ht teveel eer om te denken dat deze stellingen door een insptiebezoek zouden worden bereikt. () Het bezoek heeft ons geweldig gemotiveerd om door te gaan op de ingeslagen weg! () Een insptiebezoek zet de boel altijd weer even op scherp, dus in die zin heeft het een sitief efft gehad op bewustwording. Verder heeft het insptiebezoek ook veel bevestiging geleverd m.b.t. de verbetertrajten die al waren ingezet. () De school heeft een goed inzicht in de eigen stand van zaken. Het insptiebezoek onderschreef hetgeen waarmee wij bezig zijn. Het is een ondersteuning van het geerde beleid. () De weg naar opbrengstgericht werken is al ingezet en het insptieraprt bevestigt dat we die koers moeten lgen! () De ontwikkelingen waarover is gesproken, waren al in gang gezet. Bij de schoolleiding is het urgentiebesef door het insptieraprt toegenomen. Met de medewerkers valt nog een slag te maken. () Van de zaken die nog zwak werden benden, waren wij ons al bewust. We gaan zo hard als we kunnen gaan; gras groeit niet harder door eraan te trekken. () De urgentie van kwaliteitszorg wordt nu eindelijk ingezien. (bve) Het heeft de beweging die het College van Bestuur had ingezet richting kwaliteitsbewustzijn binnen teams versterkt. (bve) 2.5 Toezichtlast De scholen is gevraagd of de tijdsinvestering or verantwoording naar resptievelijk de insptie en het bestuur ten opzichte van de rige twaalf maanden gelijk is gebleven dan wel is toe- of afgenomen. Net als in rige metingen wordt in alle storen veel vaker een toename van de tijdsinvestering ervaren dan een afname. Gemiddeld spreekt een kwart van de scholen van een toename en 5 tot 15 procent van een afname. Bij bve ligt het percentage instellingen dat een toename ervaart nog een stuk hoger, namelijk 42 procent, maar dit kan verklaard worden doordat instellingen met de staat van de instelling een veel diepgaander onderzoek op instellingsniveau krijgen. De scholen en instellingen is eveneens gevraagd of ze de investering vinden opwegen tegen de opbrengsten van het onderzoek. 13 tot 15 procent van de scholen vindt van niet. Dit is ongeveer vergelijkbaar met de rige meting. Een deel van de scholen die deze stelling hebben toegelicht, geeft aan dat het hooguit gaat om het aanscherpen en puntjes op de i zetten en dat er nauwelijks sprake is van een investering. Andere scholen geven aan dat het bezoek juist erg veel werk heeft gekost en dat er veel verantwoordingsdocumenten geleverd moeten worden. Pagina 8 van 17

9 2.6 Evaluatie werkwijze insptie Algemene werkwijze In figuur 2.6a is te zien dat de werkwijze van de insptie door scholen over het algemeen sitief wordt beoordeeld. Het gaat dan oral over het nakomen van afspraken, de manier waarop de insptie over haar werkwijze communiceert en de kennis van de onderwijspraktijk. Op al deze stellingen oordeelt meer dan 90 procent van de scholen sitief (met uitzondering van de stelling over meerwaarde or de kwaliteit van het onderwijs bij ). Dit beeld was ook in de rige metingen te zien. Figuur 2.6a Oordeel over de werkwijze van de insptie per stor 100% 90% 80% 13% 15% 16% 33% 18% 25% 30% 25% 32% 29% 30% 33% 21% 27% 22% 35% 21% 33% 30% 70% 60% 50% 40% 30% 78% 72% 73% 60% 73% 64% 67% 69% 71% 72% 67% 70% 66% 63% 66% 56% 61% 65% 66% 20% 10% 0% 5% bve* 4% 4% 8% De insptie heeft meerwaarde or de kwaliteit van het onderwijs in mijn stor 7% bve* 3% 3% 3% De insptie heeft ldoende kennis van de onderwijspraktijk 5% 5% 4% De insptie legt duidelijk uit hoe haar werkwijze is 7% bve 7% 5% 6% De insptie communiceert ldoende over haar werkwijze en eventuele veranderingen daarin 9% bve* 5% De insptie komt haar afspraken na Zeer mee oneens Mee oneens Mee eens Zeer mee eens weet niet/geen mening * Aan bve-instellingen zijn deze stellingen in andere rm orgelegd. Instellingen gaven niet aan in hoeverre ze het eens waren met de stellingen, maar hoe tevreden ze waren over een bepaald onderdeel. De antwoorden zijn daardoor niet zomaar te vergelijken met die in de andere storen. Ook hebben bve-instellingen over minder stellingen kunnen oordelen. Pagina 9 van 17

10 Risicogericht toezicht en de rol van leerresultaten Ook bij de aspten die samenhangen met het risicogerichte toezicht en de beoordeling van de leerresultaten is een (ruime) meerderheid van de scholen tevreden. Vaker dan bij andere aspten is hter een deel van de scholen hier minder tevreden over. Dit geldt in sterkere mate or -scholen (figuur 2.6b). Rond de 10 procent van de scholen in de storen en is ontevreden over de wijze waarop de insptie inhoud geeft aan het risicogerichte toezicht. In de storen en bve ligt dit percentage rond de 6 procent. Over de uitering van het gehele toezicht zijn de scholen daarmee sitiever dan wanneer wordt ingezoomd op de rol van de opbrengsten. 2 Circa een op de vijf scholen in het (21 procent) is het oneens met de stelling dat de waarde die de insptie hht aan leerresultaten, terht is. Bij en gaat het om 13 procent van de scholen. Vier op de tien scholen, 44 procent in en 42 procent in, is van mening dat de insptie andere factoren dan de opbrengsten onldoende meeweegt in haar oordeel. Ook bij, waar bij de bezoeken zelf niet wordt geoordeeld over de opbrengsten, maar waar scholen wel gegevens hierover moeten aanleveren aan de insptie, vindt bijna een kwart dat de insptie onldoende andere factoren dan opbrengsten meeweegt. Bijna een kwart van de scholen in is het oneens met de stelling dat de analyse van de opbrengsten toegeegde waarde heeft or de berekeningen die de school zelf al maakt. Voor en geldt dit or resptievelijk 15 en 18 procent van de scholen. Deze stellingen zijn dit jaar or het eerst in de vragenlijst opgenomen en kunnen dus niet vergeleken worden met eerdere jaren. Kort samengevat: als er kritiek is op de insptie, dan is die oral gericht op de werkwijze en niet zozeer op de inspteur en het bezoek zelf. Daar zijn scholen en instellingen zeer tevreden over. 2 Deze stellingen zijn opgenomen in de nieuwe vragenlijst en daardoor niet door bve-instellingen ingevuld. Pagina 10 van 17

11 Figuur 2.6b Oordeel over de werkwijze van de insptie op het gebied van risicogericht toezicht en de rol van leerresultaten, per stor 100% 90% 80% 7% 8% 7% 20% 27% 12% 16% 11% 19% 17% 14% 14% 14% 70% 49% 44% 60% 67% 50% 40% 64% 56% 64% 75% 73% 68% 62% 68% 55% 58% 30% 20% 40% 40% 10% 0% 23% 13% 12% 19% 2% bve* 6% 11% 9% 14% 18% 21% De insptie weegt andere factoren dan opbrengsten ldoende mee in haar oordeel De waarde die de insptie hht aan leerresultaten is terht Ik ben tevreden over de wijze waarop de insptie inhoud geeft aan het risicogerichte toezicht De opbrengstberekening van de insptie heeft toegeegde waarde or onze eigen analyse van de leerresultaten Zeer mee oneens Mee oneens Mee eens Zeer mee eens weet niet/geen mening * Aan bve-instellingen zijn deze stellingen in andere rm orgelegd. Instellingen gaven niet aan in hoeverre ze het eens waren met de stellingen, maar hoe tevreden ze waren over een bepaald onderdeel. De antwoorden zijn daardoor niet zomaar te vergelijken met die in de andere storen. Ook hebben bve-instellingen over minder stellingen kunnen oordelen. Pagina 11 van 17

12 2.7 Raprtcijfer De scholen en instellingen is gevraagd om het gehele insptieonderzoek een cijfer te geven (figuur 2.7a). Figuur 2.7a Gemiddeld raprtcijfer per (school)jaar 8 7,8 7,6 7,4 7,9 7,6 7,5 7,5 7,8 7,8 7,6 7,6 7,6 7,5 7,4 7,7 7,5 7,2 7 7,1 7 7,1 6,8 6,6 6,4 bve* 2009/ / / /2013 * Het tevredenheidsonderzoek onder bve-instellingen heeft betrekking op kalenderjaren in plaats van schooljaren. Bovendien is het raprtcijfer van het laatste jaar gebaseerd op een meting over twee schooljaren tezamen. Het gemiddelde raprtcijfer is hoog: bij deze meting een 7,5 of hoger. Voor de meeste storen geldt dat het raprtcijfer hoger ligt dan bij de rige meting. Met name bij is het raprtcijfer een stuk hoger. Bij bve lijkt het cijfer bij deze meting lager, maar doordat hier twee kalenderjaren zijn samengenomen, is het raprtcijfer van 2012 in feite verwerkt in dat van Tabel 2.7a Gemiddeld raprtcijfer naar bezoektype, schooljaar 2012/2013 Type bezoek Gemiddeld raprtcijfer Gemiddeld raprtcijfer Gemiddeld raprtcijfer Gemiddeld raprtcijfer bve* Vierjaarlijks bezoek (4JB) 8,0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Tussentijds kwaliteitsonderzoek 7,7 7,8 8,0 n.v.t. (TKO) Kwaliteitsonderzoek (KO) 7,6 7,8 7,8 7,5 Onderzoek naar 7,8 7,8 7,7 7,5 kwaliteitsverbetering (OKV) Bezoek in het kader van het 7,9 7,8 7,7 7,5 Onderwijsverslag (OV)/de staat van de instelling (SVI) Bezoek bij school or spiaal 8,1 n.v.t. n.v.t. n.v.t. basisonderwijs (SBO) Overige bezoeken n.v.t. n.v.t. 7,9 n.v.t. Totaal 7,9 7,8 7,8 7,5 * Voor bve zijn de raprtcijfers van de twee kalenderjaren bij elkaar zijn opgeteld. Pagina 12 van 17

13 Als onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende bezoektypen, dan blijkt dat bij het het kwaliteitsonderzoek relatief het laagste cijfer krijgt en het vierjaarlijks bezoek het hoogste. Ook zijn scholen in het spiaal basisonderwijs die als aparte groep zijn onderscheiden zeer tevreden: ze waarderen het gehele insptieonderzoek met een 8,1. Het laat minieme verschillen zien; hier krijgt het tussentijds kwaliteitsonderzoek een iets hoger cijfer dan gemiddeld (8,0). Bij en bve zijn geen verschillen naar bezoektype te zien. Pagina 13 van 17

14 3 Conclusie Scholen en instellingen zijn in het algemeen tevreden over het insptiebezoek en de daaraan gekoppelde verbeterafspraken. Ze geven het bezoek gemiddeld een 7,5 of hoger. In vergelijking met de rige meting is het raprtcijfer zelfs in de meeste storen gestegen. Op microniveau (het contact met de inspteur, het bezoek zelf en het resultaat van het bezoek) zijn scholen tevreden tot zeer tevreden. Op een hoger abstractieniveau, als het gaat om de uitgangspunten van het toezicht, blijkt een deel van de scholen hter minder sitief te oordelen. Zo vindt circa 14 procent van de scholen dat de opbrengsten van het insptiebezoek niet in verhouding staan tot de investering en vindt ongeveer 10 procent van de scholen dat er onldoende rekening wordt gehouden wordt met de spifieke situatie van de school. Bijna de helft van de scholen in het en het (44 procent in en 42 procent in ) en 23 procent van de scholen in de stor is van mening dat de insptie andere factoren dan opbrengsten onldoende meeweegt. Deze bevinding komt overeen met het beeld van de insptie dat dikwijls in de media wordt geschetst en dat ook in rent DUO-onderzoek onder -scholen naar ren kwam. 3 De uitkomsten laten zien dat de scholen over het algemeen zeer tevreden zijn over het bezoek van de inspteur, maar dat een deel van de scholen desondanks wel kritisch is op het beleid van de insptie als geheel. De opbrengstanalyses van de insptie hebben or een minderheid van de scholen nog nauwelijks toegeegde waarde op eigen berekeningen (22 procent in versus 15 procent in en 18 procent in ). Uit de toelichtingen van scholen ontstaat eveneens het beeld dat een deel van de scholen de uitkomsten van het insptiebezoek oral ziet als een bevestiging van waar ze als school mee bezig zijn. De insptie wil en kan, ook or deze scholen, meer betekenen dan alleen een bevestiging. De bevindingen uit dit tevredenheidsonderzoek zijn or de insptie een stimulans or haar ingezette ontwikkelingen van het toezicht. De insptie wil het toezicht zo inrichten dat het scholen en instellingen maximaal stimuleert. Daartoe wil zij het huidige risicogerichte toezicht verbreden door in haar oordelen meer te differentiëren en de scholen daarover inhoudelijk feedback te geven. De insptie wil daarmee ook scholen die boven het minimumniveau presteren, stimuleren tot betere prestaties 4. Hoe de scholen deze vernieuwingen zien en ervaren, zal de insptie via de tevredenheidsonderzoeken blijven monitoren. 3 DUO Onderwijsonderzoek (2013). Raprtage Insptie van het Onderwijs. Utrht: DUO Onderwijsonderzoek. 4 Zie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2014). Kamerbrief over toezicht in transitie Pagina 14 van 17

15 Bijlage I Opzet en resns Alle scholen en instellingen die in het schooljaar 2012/2013 een insptiebezoek hebben gehad, hebben een uitnodiging ontvangen om de vragenlijst or het tevredenheidsonderzoek in te vullen. De insptie stuurt na afloop van alle schoolbezoeken via een uitnodiging or een digitale vragenlijst naar de school of instelling. In deze vragenlijst geven scholen en instellingen onder meer aan hoe ze het bezoek hebben ervaren, hoe het raprt is bevallen en in hoeverre ze het eens zijn met verbeter- en prestatieafspraken. Ook evalueren ze de algemene werkwijze van de insptie. In het rige onderzoek zijn enkele verbeterpunten gesignaleerd, naar aanleiding waarvan de vragenlijst is vernieuwd. Het gaat om aanscherping en aanvulling van de vragen over interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, het risicogerichte toezicht en de rol van de opbrengsten daarin. De nieuwe vragenlijst biedt een beter beeld van de tevredenheid over deze verbeterpunten. Een andere aanpassing is dat scholen en instellingen nu steeds wordt gevraagd in hoeverre ze het eens zijn met de genoemde stellingen. Bij de rige meting konden ze aangeven hoe tevreden ze waren over een bepaald aspt. Tabel 1 toont het aantal ingevulde vragenlijsten en het resnspercentage per stor. Vanzelfsprekend verschillen de aantallen ingevulde vragenlijsten, aangezien het aantal scholen/instellingen per stor verschilt. Tabel 1 Resns tevredenheidsonderzoeken: aantal en percentage ingevulde vragenlijsten, schooljaar 2011/2012 en 2012/2013 Stor Po 1218 (62%) 1125 (62%) Ec 66 (50%) 73 (62%) Vo 187 (47%) 226 (41%) Bve* 27 (42%) 28 (32%) *Bij bve betreft het kalenderjaar 2012 en 2013 In de stor primair onderwijs () is de resns exact gelijk aan de rige meting, namelijk 62 procent. Ook in de stor expertisentra () ligt de resns op 62 procent. Die is daarmee een stuk hoger dan rig schooljaar. Bij ortgezet onderwijs () en beroepseducatie en lwassenenonderwijs (bve) is sprake van een afname in de resns, bij naar 42 procent en bij bve naar 32 procent. De insptie is bezig het tevredenheidsonderzoek verder te automatiseren. Als dit proces gereed is, zullen scholen sneller na afloop van een schoolbezoek de vragenlijst ontvangen. Daarmee wordt een hogere resns verwacht. De resns verschilt per type bezoek. Po-scholen hebben minder vaak geresndeerd bij onderzoeken in het kader van het Onderwijsverslag (56 procent). In de stor is er minder resns bij scholen die zijn bezocht or een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. In het hebben verhoudingsgewijs oral scholen die in het kader van het Onderwijsverslag zijn bezocht goed geresndeerd en zitten tussen de overige bezoektypen geen grote verschillen. Bij bve hebben instellingen die in het kader van een kwaliteitsonderzoek zijn bezocht, beduidend minder geresndeerd. Aangezien de antwoorden kunnen verschillen per bezoektype, is Pagina 15 van 17

16 deze non-resns relevant or de interpretatie van de resultaten. Scholen en instellingen die in het kader van een kwaliteitsonderzoek zijn bezocht kunnen bijorbeeld kritischer zijn dan scholen en instellingen die in het kader van het Onderwijsverslag zijn bezocht. Ook de verdeling van het type bezoeken waaror de vragenlijst wel is ingevuld, verschilt per stor. Zo is in de stor het percentage kwaliteitsonderzoeken (KO, TKO en OKV) gezamenlijk 25 procent en bij bve 36 procent, terwijl het aandeel kwaliteitsonderzoeken bij en een stuk hoger ligt (bij 68 procent en bij 70 procent). Deze verschillen kunnen een weerslag hebben op de resultaten. Verschillen tussen storen moeten daarom met enige orzichtigheid worden geïnterpreteerd. Pagina 16 van 17

17 Colofon Insptie van het Onderwijs Postbus GS Utrht gratis ISBN: Een exemplaar van deze publicatie is te downloaden vanaf de website van de Insptie van het Onderwijs: Insptie van het Onderwijs april 2014 Pagina 17 van 17