Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr november 2013 Besluit van 1 november 2013, nr , tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Harderwijk krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Hoge Varen) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening De raad van de gemeente Harderwijk verzoekt Ons bij besluit van 4 oktober 2012, nummer , om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van twee onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Harderwijk. Bij brief van 15 november 2012, kenmerk U , hebben burgemeester en wethouders van Harderwijk het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. Planologische grondslag De onroerende zaken waarop het verzoek van de raad van Harderwijk betrekking heeft, zijn begrepen in het bestemmingsplan Hoge Varen van de gemeente Harderwijk (verder te noemen: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 10 september 2009 vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk en is op 23 april 2010 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. Het bestemmingsplan is onherroepelijk geworden bij uitspraak van 9 maart 2011, nr /1/R2 van de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State. Aan de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaken zijn in het bestemmingsplan de bestemmingen Wonen (W), Woondoeleinden Historische Linten (WB), Groenvoorzieningen (G) en Verkeers- en Verblijfsdoeleinden (VV) toegekend. Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang van 28 maart 2013 tot en met 8 mei 2013 in de gemeente Harderwijk en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Harderwijk van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op 27 maart 2013 openbaar kennis gegeven in het plaatselijk verschijnende weekblad Het Kontakt. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 27 maart 2013, nr Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb het ontwerp koninklijk besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit. Overwegingen Noodzaak en urgentie Het bestemmingsplan beoogt de realisering van de woningbouwlocatie Hoge Varen, gelegen ten zuiden van de Zuiderzeestraatweg in de kern Hierden, teneinde te kunnen voorzien in de woningbehoefte van het dorp Hierden. De planuitvoering geschiedt door twee marktpartijen in samenwerking met de gemeente Harderwijk, te weten Bimo Bouw B.V. en de woningcorporatie Omnia Wonen (hierna te noemen: de ontwikkelingscombinatie). De ontwikkelingscombinatie heeft een nieuwbouwplan ontwikkeld voor negentig woningen in verschillende typen en prijsklassen, in zowel de koop- als de huursector. De planuitvoering kent drie fasen. De eerste fase is in uitvoering en is grotendeels gerealiseerd. De start van de tweede fase is voorzien in 2013 en de uitvoering van de derde fase is 1 Staatscourant 2013 nr november 2013

2 gepland voor Uitvoering van de derde fase is vooralsnog niet mogelijk, omdat de ontwikkelingscombinatie niet beschikt over de te onteigenen gronden. Het gaat hierbij zowel om de ontwikkeling van woningbouw als om de realisering van infrastructuur en openbaar groen. Door de situering, vormgeving en grootte van bouwvlakken en kavels kan een aantal woningen niet gebouwd worden. In de door verzoeker voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, toelichting en plankaarten. Nader inzicht wordt ook verschaft door de voor het plangebied vastgestelde Beoordelingscriteria Welstand. De ontwikkelingscombinatie heeft verscheidene pogingen ondernomen om de gronden van de eigenaren minnelijk aan te kopen dan wel te komen tot een vorm van samenwerking bij de ontwikkeling van deze gronden. Dat is niet gelukt. Om de beoogde werken tijdig te kunnen doen uitvoeren, heeft de gemeente ook zelf het minnelijk overleg tot verwerving opgestart. Er zijn diverse schriftelijke biedingen uitgebracht. De gemeente is er ook tot op heden niet in geslaagd de onroerende zaken te verwerven. Nu het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht van de onroerende zaken, heeft de raad van Harderwijk tot zijn onteigeningsverzoek besloten om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen. Fase 3 zal naar verwachting in 2014 gerealiseerd worden. Daarmee wordt voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaar na dit aanwijzingsbesluit. Daarmee staat de urgentie van de onteigening vast. Zienswijzen Gedurende de termijn dat het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen, zijn bij Ons daarover zienswijzen naar gebracht door J. Bolte van BVG Projecten / Bolte Vastgoed B.V., (gezamenlijk aangeduid als Bolte), en hierna verder te noemen reclamant. Bolte Vastgoed B.V. is voor de onverdeelde helft eigenares van de in de onteigening begrepen onroerende zaken, kadastraal bekend Harderwijk, sectie B, nummers 6596 (grondplannummer 1) en nummer 6589 (ged.) (grondplannummer 2). Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet is reclamant in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een hoorzitting op donderdag 23 mei 2013 te Harderwijk. Reclamant heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen Reclamant brengt in zijn zienswijze een groot aantal bezwaren tegen het ontwerpbesluit naar voren, welke Wij onder de punten 1 tot en met 6 als volgt samenvatten. 1. Geschiedenis Reclamant schetst uitvoerig de gang van zaken inzake zijn contacten met de gemeente. Die gaan terug tot het jaar 2000 / De contacten begonnen ten tijde van het voorgaande bestemmingsplan Hierden Dorp Volgens reclamant heeft hij indertijd ook een bouwplan ingediend en hij heeft de gemeente verzocht om uitwerking van dat bestemmingsplan. Reclamant verwijt de gemeente daar niet adequaat op gereageerd te hebben. 2. De onteigeningsprocedure Reclamant is van mening dat de gemeente aan de Kroon niet alle relevante informatie heeft verstrekt ten aanzien van de voorgenomen onteigeningsprocedure en dat derhalve sprake is van misleiding. Ook vindt reclamant het merkwaardig dat de Kroon in tegenstelling tot de vroegere gang van zaken bij een onteigening op voorhand al een ontwerp koninklijk besluit publiceert en ter visie legt zonder dat er sprake is geweest van hoor en wederhoor van partijen. 3. Het minnelijk overleg Reclamant vindt dat de gemeente geen serieus overleg heeft gevoerd teneinde zijn percelen langs minnelijke weg te verkrijgen dan wel via een vorm van zelfrealisatie. 4. Zelfrealisatie en grondruil Reclamant is bereid het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk zelf te realiseren, eventueel in combinatie met een grondruil. Reclamant heeft daartoe ook met diverse partijen gesprekken gevoerd maar de gemeente heeft hierbij geen positieve rol gespeeld. Van meet af aan wilde de gemeente het bestemmingsplan kennelijk door andere ontwikkelaars laten realiseren. 5. Staatssteun en aanbestedingsregels Reclamant vraagt zich af of er bij doorlevering van de te onteigenen gronden door de gemeente aan een ontwikkelaar geen sprake is van (ongeoorloofde) staatssteun. Reclamant meent voorts dat de gemeente in strijd met de aanbestedingsregels heeft gehandeld. 6. Noodzaak en urgentie 2 Staatscourant 2013 nr november 2013

3 Reclamant stelt dat de eerste fase van het plan nog steeds in verkoop is, waardoor noodzaak en urgentie door de tijd zijn achterhaald. De zienswijze van reclamant geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Ad 1. Geschiedenis Uit de Ons overgelegde stukken en uit het door Onze Minister ingestelde onderzoek is het volgende gebleken. Anders dan in de zienswijze wordt vermeld heeft reclamant tot op heden en dus ook ten tijde van het bestemmingsplan Hierden Dorp 2001 nooit een bouwplan ingediend en heeft hij nooit verzocht om uitwerking van laatstgenoemd bestemmingsplan. Ons is niet gebleken dat reclamant door de gemeente zou zijn gepasseerd bij de ontwikkeling van het plan Hoge Varen. De gemeente heeft ook geen toezeggingen gedaan aan reclamant. De geschiedenis van het overleg tussen partijen vatten Wij als volgt samen. In het kader van de ontwikkeling van de Hoge Varen meldde zich destijds een plaatselijke partij bij de gemeente, namelijk Century Vastgoed (hierna: Century). Century slaagde er grotendeels in met de toenmalige grondeigenaren overeenstemming te bereiken over de inbreng van hun gronden voor de ontwikkeling van de Hoge Varen. Vervolgens kwamen de gemeente en Century een andere wijze van planuitvoering overeen, omdat er behoefte bleek aan meer woningen dan mogelijk was op basis van het oude bestemmingsplan Hierden Dorp Century betrok de woningbouwvereniging Omnia Wonen (hierna: Omnia) bij de ontwikkeling vanwege de voorgenomen bouw van huurwoningen. In 2008 bleek echter dat Century voornoemde ontwikkeling niet kon financieren. Century en de gemeente verbraken daarop de samenwerking. Omnia bleek bereid het initiatief tot ontwikkeling van het plan over te nemen en voerde daartoe gesprekken met Bimo Bouw B.V. (hierna: Bimo) en met Century. Bimo stemde toe te willen participeren en Century was daarop bereid de rechten op levering van de gronden over te dragen. In deze periode meldde zich ook reclamant bij de gemeente, waarin hij aangaf een samenwerkingsovereenkomst te hebben met Century, maar hierover met Century onenigheid te hebben gekregen. Afgesproken was dat Century zou optreden als bemiddelaar en verwerver. Mogelijk is dat de reden dat reclamant geen bouwplan heeft ingediend of om uitwerking heeft verzocht van het (oude) bestemmingsplan Hierden Dorp De gemeente heeft in die tijd reclamant wel geadviseerd om voor zijn private ontwikkeling, waarbij de gemeente slechts faciliterend optrad, te trachten tot overeenstemming te komen met voornoemde partijen. Dat is evenwel niet gelukt. Ad 2. Onteigeningsprocedure De gemeente heeft bij de voordracht aan de Kroon van het verzoekbesluit het desbetreffende dossier bijgevoegd. Daarin zit alle voor de onteigening relevante informatie, met inbegrip van een uitgebreid logboek. Daarnaast geeft reclamant zelf in de bijlagen van de zienswijze en in diverse s ook aanvullende informatie. Het standpunt van reclamant dat de gemeente aan de Kroon niet alle relevante informatie heeft verstrekt en dat derhalve sprake is van misleiding, wordt naar Ons oordeel niet gestaafd door de feiten. Over de gevolgde onteigeningsprocedure, waar reclamant het kennelijk niet mee eens is, merken Wij op dat deze berust op de in de onteigeningswet vastgelegde procedure, die laatst is herzien in 2010 bij de totstandkoming van de Crisis- en herstelwet. Ad 3. Minnelijk overleg Wat de gevoerde minnelijk onderhandelingen betreft, merken Wij in het algemeen op dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden, eerst door minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Die bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de eisen waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat pas daarvan mag worden gebruik gemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen, is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en dat op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. In het bijzonder overwegen Wij dat uit de zienswijze blijkt dat reclamant met de gemeente en/of met andere bij de ontwikkeling van Hoge Varen betrokken partijen al vanaf 2001 in gesprek is. Die 3 Staatscourant 2013 nr november 2013

4 gesprekken betroffen onderwerpen als samenwerking, zelfrealisatie, de waarde van de grond per m 2, de prijsopbrengst en het aantal woningen. Geen van die gesprekken met reclamant heeft concreet resultaat opgeleverd. Bij brief van 15 december 2011 heeft de gemeente aan reclamant tenslotte een bod uitgebracht. Bij brieven van 24 februari 2012 en 19 maart 2012 heeft de gemeente reclamant om een reactie gevraagd. Bij brief van 19 juli 2012 heeft de gemeente vervolgens een herhalingsbieding gedaan. Pas bij brief van 29 september 2012 heeft reclamant zijn prijsvoorstel kenbaar gemaakt en heeft hij het bod van de gemeente afgewezen. Gezien het grote prijsverschil en de langdurige maar niet tot resultaat leidende onderhandelingen, ook met andere ontwikkelaars, heeft de gemeenteraad vervolgens op 4 oktober 2012 zijn verzoekbesluit genomen en naar Ons oordeel mogen nemen. Na het verzoekbesluit is het minnelijk overleg met reclamant voortgezet. De gemeente heeft reclamant per brief van 28 november 2012 gevraagd of het prijsvoorstel tot stand is gekomen in overleg met en met instemming van mede-eigenares De Haag B.V. Reclamant heeft daarop niet geantwoord. De gemeente heeft daarop reclamant bij brief van 12 maart 2013 laten weten haar reactie ook aan De Haag B.V. te zullen sturen. Per van 14 maart 2013 heeft reclamant laten weten dat het toezenden niet aan de orde is. De gemeente heeft reclamant vervolgens op 2 mei 2013 twee brieven gestuurd. Een brief betreft een inhoudelijke reactie op het prijsvoorstel van reclamant terwijl de andere brief opnieuw een bod betreft. Voor zover dit onderdeel van de zienswijze ziet op de hoogte en de wijze van berekening van de schadeloosstelling, merken Wij op dat de hoogte en wijze van berekening van de schadeloosstelling Ons in de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staan, aangezien de bepaling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In dit verband merken Wij nog op, dat de onteigeningswet belanghebbenden op grond van artikel 40 een volledige schadeloosstelling waarborgt. Reclamant brengt als onderdeel van het minnelijk overleg en de prijsstelling ook de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) ter sprake. Daarover merken Wij het volgende op. In de periode september 2009 tot en met februari 2011 is op verzoek van reclamant een procedure in het kader van artikel 16 van de Wet voorkeursrecht gemeenten doorlopen. Reclamant heeft de gemeente al bij brief van 7 september 2009 zijn gronden op basis van de Wvg aan de gemeente te koop aangeboden met daarbij de wens dat over de koopprijs een deskundigenadvies ex artikel 16 Wvg wordt uitgebracht. Dat is ook gebeurd, maar de gemeente kon zich niet vinden in de door de deskundigen daarin gehanteerde uitgangspunten en methode alsmede het geadviseerde prijsniveau. In het advies was bijvoorbeeld een component planschade opgenomen die naar de mening van de gemeente niet aan de orde was. De gemeente heeft vervolgens afgezien van de aankoop van de gronden. De ontwikkelaars Omnia en Bimo enerzijds en Bolte anderzijds hebben in dezelfde periode ( ) en ook daarna met elkaar gesproken over de ontwikkeling van de Hoge Varen. Partijen konden echter niet met elkaar tot overeenstemming komen. De gemeente heeft daarom uiteindelijk besloten om de onteigeningsprocedure te starten teneinde de impasse te doorbreken en de uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. Zoals Wij al eerder hebben aangegeven onder het kopje noodzaak en urgentie is het bestemmingsplan voor het overige nagenoeg gerealiseerd. Gelet op het vorenstaande zijn Wij van oordeel dat de gemeente voorafgaand aan het verzoekbesluit voldoende pogingen tot minnelijke verwerving heeft ondernomen. Ook na het verzoekbesluit is het minnelijk overleg voortgezet. Ad 4. Zelfrealisatie en grondruil De gemeente heeft de grondeigenaren Bolte Vastgoed B.V. en De Haag B.V. in de aanbiedingsbrief van 15 december 2011 al verzocht om concrete plannen voor de ontwikkeling op hun gronden bij haar in te dienen. Partijen zouden daarbij blijkens deze brief kunnen samenwerken met de Ontwikkelingscombinatie de Hoge Varen Hierden VOF. De grondeigenaren hebben hierop niet gereageerd. De gemeente heeft reclamant vervolgens bij brief van 24 februari 2012 opnieuw verzocht te reageren op de vraag of de wens tot zelfrealisatie nog bestaat. Er is geen inhoudelijke reactie ontvangen. In dit verband is het van belang op te merken, dat reclamant meermalen bij de gemeente heeft aangegeven het niet eens te zijn met de woningbouwmogelijkheden van het huidige bestemmingsplan, dat de bouw van maximaal 90 woningen mogelijk maakt. Reclamant zag als projectontwikkelaar in het vorige bestemmingsplan Hierden Dorp 2001, dat voorzag in de bouw van 40 woningen, betere financiële perspectieven. Wij zijn van oordeel dat hieruit blijkt dat reclamant een andere vorm van planuitvoering voor ogen staat dan die van de gemeente. De wens van reclamant is bovendien niet relevant meer, omdat 60 van de maximaal 90 woningen in het plangebied al zijn gerealiseerd. 4 Staatscourant 2013 nr november 2013

5 Verder merken Wij op dat vanwege de ligging van de te onteigenen gronden daarop geen afzonderlijke complexen woningen kunnen worden gerealiseerd. Wil hij dat kunnen doen, moet reclamant immers voldoende aaneengesloten stukken grond moeten bezitten. Reclamant zal daartoe dan ook grond van de ontwikkelaars Omnia en Bimo moeten aankopen. Aangezien partijen ook daarover niet tot overeenstemming zijn gekomen, zijn Wij van oordeel dat het beroep van reclamant op het zelfrealisatiebeginsel ook om deze reden niet kan worden gehonoreerd. Wat betreft het aspect grondruil overwegen Wij in het algemeen dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling op andere wijze dan in geld, zoals in de vorm van vervangende grond. Niettemin kan het uit een oogpunt van zorgvuldigheid geboden zijn andere wijzen van schadeloosstelling dan in geld in de onderhandelingen te betrekken. Daarbij moet evenwel worden bedacht dat alternatieve oplossingen, gelet op de gewenste voortgang bij de uitvoering van een bestemmingsplan, vaak niet tijdig ter beschikking kunnen komen en dat de onteigenende overheid daarbij meestal afhankelijk is van de medewerking van particuliere grondeigenaren en in sommige gevallen van andere overheden. Uit de Ons overgelegde stukken blijkt dat de gemeente onderzocht heeft of een grondruil met reclamant mogelijk is, eventueel in combinatie met een andere ontwikkeling elders in de gemeente. Een oplossing in deze richting lijkt, zo is Ons gebleken, niet mogelijk. Reclamant heeft de gemeente per brief van 12 mei 2013 uitsluitend namens Bolte Vastgoed B.V. en niet mede namens De Haag B.V. een voorstel gedaan. Reclamant schrijft daarin onder andere dat hem een alternatieve ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt in de ruimste zin des woords geen woningbouw of bedrijfshuisvesting en waarbij hij de ontbrekende elementen voor de woonstraten op haar gronden aanlegt en aansluit op de al aanwezige voorzieningen dan wel de autonome volle waarde van de gronden in eigendom ontvangt. Uit het ingestelde onderzoek is gebleken, dat reclamant met een alternatieve ontwikkeling doelt op een afzonderlijke ontwikkelingsmogelijkheid op een locatie elders in de gemeente. De gemeente acht dit voorstel van reclamant niet reëel, omdat die locatie deel uitmaakt van een groter gebied, waarvoor nog een bestemmingsplan moet worden ontwikkeld. Tevens heeft een grondruil volgens de gemeente geen kans van slagen omdat reclamant blijkens zijn brief van 29 september 2012 voor zijn onroerende zaken een veel te hoog bedrag per m 2 wenst. Daarbij komt nog dat reclamant voor de onverdeelde helft eigenaar is van de percelen, zodat een eventuele ruil of verkoop ten behoeve van een mogelijke bouwclaim elders niet zonder de medewerking van mede eigenares De Haag B.V. tot uitvoering kan worden gebracht. Ad 5. Staatssteun en aanbestedingsregels Wat betreft de kwestie van mogelijk ongeoorloofde staatssteun merken Wij op dat de gemeente in het voorkomend geval de staatssteunregels in acht zal nemen, zoals zij ook tijdens de hoorzitting heeft betoogd. Mocht er al sprake zijn van een aanbestedingsplicht, dan heeft de gemeente deze doorgelegd naar de ontwikkelaar. Dit is het geval met betrekking tot de openbare ruimte binnen het plangebied. De reconstructie van de Zuiderzeestraatweg waarbij ten behoeve van de ontsluiting van de Hoge Varen een rotonde wordt aangelegd, heeft de gemeente zelf in opdracht gegeven. Hieraan is een aanbestedingsprocedure vooraf gegaan. Ad 6. Noodzaak en urgentie Anders dan reclamant zijn Wij van oordeel dat noodzaak en urgentie van de onteigening aanwezig zijn, omdat overeenstemming over minnelijke verwerving van de betrokken onroerende zaken vooralsnog niet mogelijk is gebleken. Het beroep op zelfrealisatie kan niet worden gehonoreerd. Wat betreft de concrete planuitvoering blijkt uit het ingestelde onderzoek dat de verkoop van bouwkavels in de tweede fase in september 2013 van start zal gaan. Afhankelijk van de voortgang van de verkoop zal eind 2013 worden begonnen met de start van de bouw van woningen. Verkoop en uitvoering van de derde fase staan gepland voor Verwerving op korte termijn van de ter onteigening aangewezen onroerende zaken is derhalve urgent. Alles overziende geeft de zienswijze van reclamant Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen. Overige overwegingen Uit het raadsbesluit blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering 5 Staatscourant 2013 nr november 2013

6 van het bestemmingsplan bezwaarlijk kunnen worden gemist. Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Harderwijk de eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt. Wij kunnen derhalve, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van de gemeente Harderwijk tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet toewijzen. BESLISSING Gelet op de onteigeningswet, Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 25 september 2013, nr. RWS- 2013/43431, Rijkswaterstaat Corporate Dienst; Gelezen het besluit van de raad van Harderwijk van 4 oktober 2012, nummer ; Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Harderwijk van 15 november 2012, kenmerk U ; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 16 oktober 2013 no. W / IV; Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 29 oktober 2013, nr. RWS-2013/50818, Rijkswaterstaat Corporate Dienst. Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Hoge Varen van de gemeente Harderwijk, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Harderwijk en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. Wassenaar, 1 november 2013 Willem-Alexander De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 6 Staatscourant 2013 nr november 2013

7 Lijst van te onteigenen onroerende zaken en/of beperkte rechten Verzoekende instantie: Gemeente Harderwijk Naam onteigeningsplan: Hoge Varen Grondplannummegenen De te ontei- grootte Omschrijving volgens kadastrale registratie Perceelsgrootte volgens kadastrale registratie Kadastrale aanduiding: gemeente Harderwijk Tenaamstelling ha a ca ha a ca sectie Perceelnummer Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) B /2 Eigendom: Bolte Vastgoed B.V. 1/2 Eigendom: De Haag B.V B /2 Eigendom: Bolte Vastgoed B.V. 1/2 Eigendom: De Haag B.V. 7 Staatscourant 2013 nr november 2013