De statistiek per kinderbijslagfonds

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De statistiek per kinderbijslagfonds"

Transcriptie

1

2 De statistiek per kinderbijslagfonds Telling 2005

3 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Informatie is verkrijgbaar bij Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) Departement Ondersteuning Research & Financiën Trierstraat 70-0 Brussel of Bijkomende exemplaren zijn verkrijgbaar op aanvraag. Overname van gegevens uit dit verslag is toegestaan mits bronvermelding. 3 3

4 INHOUDSTAFEL Inleiding Toelichting bij de gebruikte methodiek Algemeen Een beperkt aantal karakteristieke parameters Typologie op basis van de grootte van het kinderbijslagfonds Grootte volgens aantal rechthebbenden Grootte volgens aantal rechtgevende kinderen Grootte volgens aantal aangesloten werkgevers per kinderbijslagfonds Aantal aangesloten werkgevers per kinderbijslagfonds Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever per kinderbijslagfonds Typologie volgens de toegekende schaalcategorie Verbanden tussen de verschillende schaalcategorieën Opdeling van de fondsen in verschillende clusters op basis van de schaalcategorieën Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens percentage rechtgevende kinderen - arbeidsprestaties Kinderbijslag met tegenwaarde Kinderbijslag zonder tegenwaarde Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen Rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder Rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar Studenten en jonge werkzoekenden per kinderbijslagfonds Typologie per kinderbijslagfonds volgens de gezinsgrootte Typologie per kinderbijslagfonds volgens de geboorten Typologie per kinderbijslagfonds volgens de evolutie van de rechtgevende kinderen Evolutie van de rechtgevende kinderen algemeen Evolutie van de rechtgevende kinderen in percentages alle schalen Evolutie rechtgevende kinderen in absolute aantallen alle schalen Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 42bis Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 50bis Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 50ter Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art Typologie per kinderbijslagfonds volgens de uitbetaling in de verschillende gewesten Algemeen profiel van het fonds volgens percentage kinderen per gewest Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaams Gewest Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Waals Gewest Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Aandeel van de rechtgevende kinderen per gewest gekoppeld aan de schaalcategorie Evolutie van het aandeel van de fondsen en de RKW binnen de verhoogde schalen Typologie per kinderbijslagfonds op basis van 8 parameters Conclusie

5 Inleiding In de voorbije 75 jaar kenmerkte de evolutie van de verschillende kinderbijslagfondsen, die aan de basis van het kinderbijslag liggen, zich door toenemende groeperingen of fusies. In 1932 telde de kinderbijslagregeling voor werknemers nog 87 verschillende kinderbijslagfondsen, in 2004 is dit aantal teruggelopen 26. De jongste fusie tussen de fondsen 13 & 17 illustreert trouwens dat deze beweging zich verder zet in De centrale doelstelling van de studie is het opmaken van een typologie per kinderbijslagfonds aan de hand van een aantal socio-professionele en demografische parameters (zie schema 1). De fondsen worden telkens met elkaar vergeleken en aan de hand van de resultaten opgedeeld in groepen. Dit zal gebeuren aan de hand van gegevens uit de demografische en geografische statistiek die de kinderbijslagfondsen respectievelijk semestrieel en jaarlijks aan de Rijksdienst overmaken. De thans geanalyseerde gegevens hebben betrekking op de situatie op 31 december De effectieven hebben telkens betrekking op het kinderbijslag voor werknemers, in de studie zal hiernaar verwezen worden als het van de werknemers of kortweg het. De effectieven voor het van de gewaarborgde gezinsbijslag, het van de overheid en het van de zelfstandigen zijn dus niet in dit aal opgenomen. Daarnaast worden de opmerkelijkste vaststellingen in de studie ook van de nodige duiding voorzien. Aan de studie zijn ook twee bijlagen toegevoegd. De eerste bijlage omvat per fonds een fact sheet waarin 9 karakteriserende grafieken zijn toegevoegd, die elk kinderbijslagfonds op een aantal relevante parameters vergelijken met het globale van de werknemers. In deze fact sheets wordt ook de evolutie van elk fonds tussen vergeleken met de evolutie van het. In de tweede bijlage zijn de beschikbare cijfers op een overzichtelijke wijze gegroepeerd. De rode draad doorheen de studie is dat de verschillende fondsen zoveel mogelijk met elkaar en met het van de werknemers worden vergeleken. Hierdoor worden naast de algemene tendensen in het ook de afwijkende waarden en atypische profielen van de fondsen in kaart gebracht of anders uitgedrukt: no comparison, no conclusion 2 2

6 1. Toelichting bij de gebruikte methodiek 1.1 Algemeen De kinderbijslagregeling voor werknemers telde 27 uitbetalingsinstellingen in 2004, waaronder 23 vrije kinderbijslagfondsen, 2 bijzondere kinderbijslagfondsen, de RKW en de NMBS die bij de Rijksdienst is aangesloten, maar gemachtigd is om de kinderbijslag voor zijn actief personeel zelf te betalen. De studie wil aan de hand van een aantal parameters, een profiel schetsen van elke uitbetalingsinstelling. Deze parameters worden hierna beschreven. 1.2 Een beperkt aantal karakteristieke parameters Om een typologie op te maken van de kinderbijslagfondsen wordt elk kinderbijslagfonds bestudeerd vanuit een aantal verschillende invalshoeken. Een eerste groep heeft betrekking op een aantal socio-professionele parameters, een tweede groep omvat parameters van demografische en geografische aard (zie schema 1). De resultaten van deze analyse worden vervolgens samengevat op het einde van de studie in een overzichtstabel (zie tabel 3). Schema 1: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 8 parameters Kinderbijslagfonds socio- professioneel demografisch & geografisch ² grootte schaalcategorie Rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties gezinsgrootte leeftijd van kinderen geboorten evoluties geografische spreiding 3 3

7 Hierna volgt een korte beschrijving van de verschillende parameters, die interessant zijn vanuit verschillende oogpunten. De socio-professionele parameters geven een idee van de verschillende soorten dossiers die de fondsen behandelen. De kinderbijslag verleend op basis van andere dan arbeidsprestaties, is interessant vanuit het financieringsperspectief en geeft per fonds weer voor hoeveel procent van de rechtgevende kinderen kinderbijslag wordt betaald uit hoofde van een rechthebbende zonder bijdragekracht. De demografische parameters zijn van algemene aard en geven een demografische kenschets per kinderbijslagfonds die de fondsen toelaat om hun populatie rechtgevende kinderen te vergelijken met die van andere fondsen. De parameter geografische spreiding geeft weer hoe binnen de verschillende fondsen de effectieven verdeeld zijn over de verschillende gewesten. Gekoppeld aan deze parameter wordt ook het aandeel van elk fonds in de verschillende gewesten besproken. Socio-professionele parameters: Grootte Deze variabele meet de grootte van het fonds aan de hand van het aantal rechthebbenden, omdat er hier een directe link is met het aantal, door de fondsen behandelde dossiers. Aan de hand van deze variabele worden de fondsen vervolgens opgedeeld in grote en kleine fondsen. Daarnaast wordt ook het aantal rechtgevende kinderen en het aantal aangesloten werkgevers dat elk fonds telde op 31 december 2004 besproken. Schaalcategorie Deze variabele heeft als vertrekpunt het percentage rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in de schaalcategorieën: art. 40 (gewone schaal), art. 42bis (langdurig werklozen en gepensioneerden), art. 50ter (invaliden) en art. 50bis (wezen). Rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties Deze variabele geeft per fonds een overzicht van het percentage rechtgevende kinderen waarvan de rechthebbende het recht op kinderbijslag opent op basis van arbeidsprestaties (art.40 arbeidsprestaties). Aansluitend bij deze parameter wordt ook de kinderbijslag verleend op basis van andere dan arbeidsprestaties besproken. Het betreft het aal van de kinderen van de werklozen, invaliden, wezen, gepensioneerden in de gewone schaal en het aal aantal kinderen van de rechthebbenden in de verhoogde schaal (art. 42bis, art. 50ter en art. 50bis). 4 4

8 Demografische en geografische parameters: Leeftijd Deze variabele weerspiegelt de leeftijdsverdeling van de rechtgevende kinderen. Hiervoor wordt per kinderbijslagfonds het percentage rechtgevende kinderen berekend dat 18 jaar of ouder is. De leeftijd van 18 jaar werd hier gekozen vermits dit de grens is wanneer er onvoorwaardelijk recht is op kinderbijslag. Voor kinderen van 0 18 jaar zijn er geen voorwaarden: ze krijgen kinderbijslag 31 augustus van het jaar waarin ze 18 worden. Gezinsgrootte Om de gezinsgrootte per kinderbijslagfonds in kaart te brengen wordt het aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende berekend. Dit geeft een idee van de mate waarin een fonds vooral grote of kleine gezinnen telt. Geboorten Deze variabele is de verhouding tussen het aantal geboorten per fonds en het aal aantal bijslagtrekkenden per fonds. Dit geeft een indicatie van de mate in dewelke een fonds proportioneel veel of weinig geboorten telt. Evolutie De evolutie van de fondsen zal opnieuw worden benaderd vanuit het perspectief van de rechtgevende kinderen. Hiervoor wordt nagegaan hoe het aantal rechtgevende kinderen in de verschillende schaalcategorieën geëvolueerd is tussen 1994 en 2004 op het niveau van de verschillende kinderbijslagfondsen. Geografische spreiding Deze parameter geeft per kinderbijslagfonds weer hoeveel procent van de rechtgevende kinderen gekoppeld is aan een bijslagtrekkende uit het Vlaams, Waals of Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarnaast wordt ook het aandeel bepaald per kinderbijslagfonds per gewest. In de studie wordt de volgende notering gebruikt voor de verschillende fondsen: C (Caisse) Fonds dat hoofdzakelijk uitbetaalt in het Waals Gewest F (Fonds) Fonds dat hoofdzakelijk uitbetaalt in het Vlaams Gewest C/F (Caisse/Fonds) Fonds dat in het Vlaams Gewest, Waals Gewest en voor een belangrijk deel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitbetaalt. 5 5

9 De opdeling werd gemaakt aan de hand van het percentage rechtgevende kinderen per fonds en per gewest. De logica van de vermelde opdeling wordt trouwens verder bevestigd in de studie bij de bespreking van het aandeel van de fondsen per gewest (zie grafiek 26). 2. Typologie op basis van de grootte van het kinderbijslagfonds 2.1 Grootte volgens aantal rechthebbenden Omwille van de band tussen een door een fonds behandeld dossier en een rechthebbende wordt om de grootte van de fondsen te evalueren, vertrokken vanuit het aantal rechthebbenden per kinderbijslagfonds. De drie kleinste fondsen F 83, C/F 79 en C 62 tellen respectievelijk 406, en rechthebbenden. De drie grootste fondsen C/F 39, F 19 en de RKW tellen respectievelijk , en rechthebbenden (zie grafiek 1). Uit schema 2 blijkt dat 15 van de 27 fondsen minder dan rechthebbenden tellen. De vier grootste fondsen samen F 43, RKW, F 19 en C/F 39 tellen samen rechthebbenden (48,87 %). De 15 kleinste fondsen samen bedienen slechts rechthebbenden (11,78 %). Schema 2: Typologie per kinderbijslagfonds op basis van het aantal rechthebbenden Grootte per fonds Type 1 Type 2 Type 3 Type 4 Type 5 Type 6 Type 7 < < < < < < > zeer klein eerder klein klein gemiddeld eerder groot groot zeer groot F 36 F 47 C 62 C/F 79 F 80 F83 C 1 C 24 C 70 F 77 F 78 C 9 C 10 F 34 C/F 53 NMBS F 3 F 35 C 41 C/F 13 F 17 C/F 2 C/F 32 F 19 C/F 39 F 43 RKW De tussenliggende waarden sluiten niet aan omdat bepaalde groottes van fondsen niet voorkomen. Er zijn bijvoorbeeld geen fondsen met tussen de en rechthebbenden 6 6

10 Grafiek 1 : Aantal rechthebbenden per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december F 43 RKW F 19 C/F 39 F 35 F 3 F 17 C/F 13 C/F 2 C/F C 41 NMBS C F 83 C/F 79 C 62 F 36 F 80 F 47 C 70 F 77 F 78 C 1 C 24 F 34 C 10 C/F 53

11 2.2 Grootte volgens aantal rechtgevende kinderen De grootte van een fonds werd in eerste instantie bepaald aan de hand van het aantal rechthebbenden. In grafiek 2 werden de fondsen gerangschikt van klein naar groot aan de hand van het aantal rechtgevende kinderen. Mits een aantal kleine onderlinge verschuivingen komt de rangschikking perfect overeen met die van grafiek 1. De drie kleinste fondsen F 83, C/F 79 en C 62 tellen respectievelijk 674, en kinderen. De drie grootste fondsen C/F 39, F 19 en de RKW tellen respectievelijk , en rechtgevende kinderen. Samenvattend kan gesteld worden dat: De vier grootste fondsen een aandeel hebben van: 49,21 % voor de rechtgevende kinderen 48,87 % voor de rechthebbenden De 15 kleinste fondsen een aandeel hebben van: 11,48 % voor de rechtgevende kinderen 11,78 % voor de rechthebbenden Deze vaststellingen tonen aan dat het gros van het aandeel rechtgevende kinderen en rechthebbenden geconcentreerd is binnen een aantal grote fondsen. Daarnaast werd ook aangetoond dat op basis van het aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen gelijkaardige percentages worden bekomen. Vermits op het niveau van het kind de meeste informatie beschikbaar is (leeftijd, aantal geboorten, rang, ) zal de verdere bespreking geconcentreerd zijn op de rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds 8

12 Grafiek 2: Aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december F 35 F 3 F 17 C/F 13 C/F 32 C/F 2 F 43 RKW F 19 C/F 39 C/F 53 C F 83 C/F 79 C 62 F 36 F 80 F 47 C 70 F 77 F 78 C 1 C 24 F 34 C 10 C 9 NMBS

13 2.3 Grootte volgens aantal aangesloten werkgevers per kinderbijslagfonds Aantal aangesloten werkgevers per kinderbijslagfonds Een derde mogelijkheid om de grootte van een fonds in kaart te brengen is het aantal aangeslotenen. In grafiek 3 op de volgende pagina vindt u een overzicht van het aantal aangeslotenen per kinderbijslagfonds. De RKW is hier met aangeslotenen de absolute koploper en heeft aangeslotenen meer dan F 19 en meer dan C/F 39. De RKW voert echter géén actieve wervingspolitiek naar werkgevers toe. In 2004 bijvoorbeeld zijn slechts 4 aangesloten werkgevers toegetreden de RKW na ontslagneming uit een ander fonds tegenover een aal van ontslagnemende werkgevers voor het geheel van de kinderbijslagfondsen. De RKW omvat immers de van rechtswege aangeslotenen (vb. Horeca en thuiswerkers), maar ook de werkgevers die zich niet binnen de 90 dagen hebben aangesloten bij één van de vrije kinderbijslagfondsen (art. 34 KBW). In 2004 bijvoorbeeld telde de RKW nieuwe aangesloten werkgevers waarvan uit vrije keuze en automatische aansluitingen. Van het aantal automatische aansluitingen werd voor aansluitingen de wettelijke termijn van 90 dagen overschreden en voor aansluitingen betrof het werkgevers uit sectoren waarvoor de RKW van rechtswege bevoegd is 1. Het laagste aantal aangesloten werkgevers wordt waargenomen bij de fondsen F 36, F 83, F 80, C 62, C 70, F 47 en C 10 die ook qua aantal rechthebbenden de kleinste fondsen behoren. Toch zijn er een aantal fondsen die volgens het aantal aangeslotenen ofwel als te groot (vb. C/F 79) of als te klein worden ingeschat (vb. C/F 13 en F 17) in vergelijking het aantal rechthebbenden. Zoals gebleken kan het aantal aangeslotenen dus een misleidend beeld geven. Het is immers niet omdat een fonds veel aangesloten werkgevers telt dat dit per definitie betekent dat het fonds ook veel rechtgevende kinderen of bijslagtrekkenden telt. Deze problematiek wordt uitgelegd in punt Doc. BC 10592, Verslag over het toezicht dat in 2004 uitgeoefend werd op de aansluiting van werkgevers die ontslag namen uit een kinderbijslagfonds 10

14 Grafiek 3: Aantal aangeslotenen per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december F 36 F 83 F 80 C 62 C 70 F 47 C 10 C 9 F 78 F 17 C/F 13 C/F 79 C 24 C 1 F 34 F 77 C/F 53 F 3 C/F 2 C 41 F 43 F 35 - C/F 32 C/F 39 F 19 RKW Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever per kinderbijslagfonds Gemiddeld telt een fonds 4,62 bijslagtrekkenden per aangeslotene. Grafiek 4 toont duidelijk aan dat er heel wat variatie zit in het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene op het niveau van de fondsen. Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene varieert van 1,04 (C/F 79) 46,74 (C/F 13). Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene wordt echter niet alleen bepaald door het aantal aangeslotenen per fonds maar ook door de grootte van de bij een kinderbijslagfonds aangesloten werkgevers. Vaak kan dit verklaard worden door de sector waarbinnen een bepaalde aangesloten werkgever werkzaam is. Het gering aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene voor de RKW 11

15 (2,72 bijslagtrekkenden per aangeslotene) kan verklaard worden doordat de horeca 2 (die eerder uit kleine werkgevers bestaat) van rechtswege verplicht is om zich aan te sluiten bij de RKW. Grafiek 4: Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever - situatie op 31 december Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het C/F 79 F 35 F 77 C/F 53 F 83 RKW C 41 C 1 C/F 32 F 3 F 19 F 34 C/F 2 C/F C/F 39 F 43 C 24 F 78 F 47 C 62 C 9 C 10 F 80 C 70 F 36 F 17 Voor Fonds C/F 79 3 (1,04 bijslagtrekkenden per aangeslotene) geldt een gelijkaardige redenering. Dit fonds is toegespitst op een specifieke doelgroep van aangeslotenen (notarissen, politieke mandatarissen en vrije beroepen) die eerder uit werkgevers bestaat met een beperkt aantal mensen in dienst. Bij andere fondsen is de situatie net omgekeerd en worden weinig aangeslotenen geteld in verhouding het aantal bijslagtrekkenden. Op basis van grafiek 4 blijkt dat het in dit geval gaat om de fondsen: C9, C10, F80, C70, F36, F17 en C/F 13. Voor de fondsen 9 en 10 is het duidelijk dat deze fondsen (ondanks een spectaculaire daling van het aantal bijslagtrekkenden en aangeslotenen (zie Bijlage I, p. 4 & 5) nog steeds een aantal grote werkgevers als aangeslotene tellen (o.a. Electrabel, Acec, Cora, asbl Caisse conges payes du metal congemetal). Andere fondsen tellen eerder veel aangeslotenen uit de automobielsector in hun midden zoals Fonds 13 en Fonds 17 met aangeslotenen als Volkswagen, Ford en Volvo maar ook uit andere sectoren (bv. Solvay). Fonds 36 is dan weer iets meer aanwezig binnen de textielsector en Fonds 70 o.a. in de staalsector. 2 Op 31 december 2004 betrof dit 54 % van de aangeslotenen bij de RKW. 3 De Gezinsvergoedingenkas voor Notarissen, Politieke Mandatarissen en Vrije Beroepen. 12

16 3. Typologie volgens de toegekende schaalcategorie In de vorige bespreking (punt 2) werd de aandacht gefocust op een typologie van de fondsen naargelang de grootte van het fonds. In dit deel gaat de aandacht uit naar de mate waarin de fondsen meer of minder uitbetalen in de verschillende schaalcategorieën. Sommige fondsen worden immers gekenmerkt door een groot percentage kinderen van werklozen (vb. RKW) terwijl andere fondsen eerder gekenmerkt worden door een hoog percentage kinderen in de gewone schaal. De uiteindelijke bedoeling is om een typologie per fonds op te maken, die de fondsen onderbrengt in verschillende groepen. 3.1 Verbanden tussen de verschillende schaalcategorieën Alvorens over te gaan de effectieve classificatie van de fondsen wordt eerst de relatie tussen de verschillende schaalcategorieën onderling in kaart gebracht. Voor een goed begrip volgt een overzicht van de vier schaalcategorieën 4 : Gewone schaal (art. 40) Schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis) Schaal voor de invaliden (art. 50ter) Schaal voor de wezen (art. 50bis) In de bestanden van de kinderbijslagfondsen komen deze categorieën allemaal voor maar niet in dezelfde mate. Sommige fondsen tellen procentueel meer dan gemiddeld rechtgevende kinderen in de gewone schaal terwijl andere fondsen dan weer meer dan gemiddeld rechtgevende kinderen tellen in de schaal art. 42bis (voor gedetailleerde grafieken per fonds zie fact sheets in bijlage I). Het is uiteraard logisch dat een fonds dat proportioneel veel rechtgevende kinderen telt in de schaal art. 40 in verhouding minder kinderen zal tellen in de overige schaalcategorieën. Een dergelijke intuïtieve indruk kan eenvoudig worden uitgedrukt aan de hand van enkele grafieken op basis van de percentages rechtgevende kinderen in de verschillende schaalcategorieën per kinderbijslagfonds. Hiernavolgend worden 6 grafieken gepresenteerd die een overzicht geven van de verbanden tussen de vier schaalcategorieën. De punten in de grafieken stellen de kinderbijslagfondsen voor. De gele lijn is de rechte die het best bij de puntenwolk past. De fondsen die afwijkende waarden vertonen (= afwijken van de gele lijn) worden benoemd in de grafiek. Alle cijfers die voor het opmaken van 4 De bijhorende barema s die toepasselijk zijn op deze schaalcategorieën vindt u op de website 13

17 deze grafieken gebruikt werden vindt u terug in Bijlage II, p. 1 & 2. Bij wijze van voorbeeld wordt in grafiek 5 uitgelegd wat de waarde voor C/F 53 precies voorstelt, voor de andere fondsen geldt telkens dezelfde redenering. Grafiek 5: Scatterplot 5 van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis en art. 40 op 31 december 2004 art.40,0 90,0 80,0 70,0 60,0 Dit punt is het coördinaat van C/F 53 op de twee assen. Dus C/F 53 telt 8,81 % kinderen in de schaal art. 42bis en 87,77 % in de gewone schaal (art. 40) 50,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 art.42bis RKW De relatie tussen art. 40 en art. 42bis is vrij sterk en er zijn weinig geen afwijkende waarden. De RKW als fonds heeft wel een extreme waarde gekenmerkt door een vrij hoog percentage in de schaal art. 42bis (34 %) en een laag percentage in de schaal art. 40 (55 %). Maar de waarde voor de RKW volgt wel de algemene trend (gele lijn). Grafiek 6: Scatterplot van de rechtgevende kinderen in schaal art. 50ter en art op 31 december 2004 art.40,0 90,0 C 70, F 3 80,0 F 80 C/F 2 C10 70,0 60,0 RKW 50,0 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 art.50ter De relatie is hier opnieuw vrij sterk. Enkel F 80 wijkt af doordat het minder kinderen in de schaal art. 40 heeft dan verwacht op basis van de trend (gele lijn). Dit komt omdat dit fonds bijzonder veel kinderen in de schaal art. 42bis telt. Ook de RKW wijkt hier een stuk af van de algemene trend. 5 Scatterplots zijn grafieken met een horizontale en een verticale as, waarbij de observaties als punten weergegeven worden. De scatterplot, een van de meest gebruikte grafieksoorten, wordt ook wel x-y grafiek of het spreidingsdiagram genoemd. 14

18 Grafiek 7: Scatterplot van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50bis en art op 31 december 2004 art.40,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 F47 C/F 13 F83 C9 F34 RKW 0,0 2,0 4,0 6,0 art.50bis C10 Vermits hier een relatie in kaart gebracht wordt waarin de schaal art. 50bis wordt gebruikt zijn er veel afwijkende waarden. Vooral de RKW heeft minder kinderen in de schaal art. 40 dan op basis van art. 50bis kan verwacht worden. De puntenwolk is sterk gespreid met een zwakke correlatie gevolg. Grafiek 8: Scatterplot van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis en art. 50ter op 31 december 2004 art.50ter 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 RKW C70 C10 F3 C/F 2 F80 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 art.42bis De afwijkende fondsen zijn hier F 3, C 70, C 10, C/F 2 en vooral F 80. Voor F 80 wordt de afwijking opnieuw veroorzaakt door het hoge percentage kinderen in de schaal art. 42bis bij dit fonds. De RKW wordt tenslotte opnieuw gekenmerkt door extreme waarden die wel de algemene trend volgen. 15

19 Grafiek 9: Scatterplot van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50bis en art. 42bis op 31 december 2004 art.50bis 6,0 4,0 2,0 0,0 C9 C10 F83 RKW 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 art.42bis Vermits één van de beide variabelen de variabele art.50bis is wordt de relatie opnieuw vertroebeld. De afwijkende fondsen zijn vooral F 83, C 9, C 10. Verder in de studie zal blijken dat dit te maken heeft met het percentage kinderen van meer dan 25 jaar (zie grafiek 14). De waarde voor de RKW wijkt ook af, maar in iets mindere mate. Grafiek 10: Scatterplot van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50ter en art. 50bis - op 31 december 2004 art.50bis 6,0 4,0 2,0 0,0 F80 NMBS C/F 13 C9 F83 F3 C10 RKW 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 art.50ter Hier zijn opnieuw heel wat afwijkende waarden met in het bijzonder F 80, F 83, C 9, F 3 en C 10 die een afwijking vertonen ten opzichte van de trend. De afwijking voor de RKW is opnieuw te wijten aan het feit dat art. 50bis in de relatie betrokken is. 16

20 De voorgaande grafieken geven een duidelijk overzicht van de verbanden tussen de verschillende schaalcategorieën en hoe die zich elkaar verhouden. Zoals reeds in de beknopte commentaar bij de grafieken werd vermeld zijn er toch behoorlijk wat fondsen die voor bepaalde combinaties van schaalcategorieën afwijken van de algemene trend (zie gele lijn). De belangrijkste vaststellingen zullen nu kort worden besproken. RKW: Wijkt van de andere fondsen af in die zin dat er in verhouding de andere fondsen meer kinderen voorkomen in de schalen art. 42bis, art. 50ter en art. 50bis en in verhouding minder kinderen in de schaal art. 40. De RKW wordt gekenmerkt door extreme waarden, maar wijkt niet af van de algemene trend (gele lijn). Indien er zich afwijkingen voordoen is dit vooral omwille van de wezen in de schaal art. 50bis. F 80 en F 83: Beide fondsen vertonen een atypisch profiel wat betreft de wezen. Bij F 80 valt ook op dat hierin het op twee na hoogste percentage kinderen van werklozen in de schaal art. 42bis wordt waargenomen. Dit fonds staat voor De Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders gebezigd door de lading - en lossingondernemingen en door de stuwadoors in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations. C 9 en C10: Beide fondsen wijken sterk af door een hoog percentage wezen. Fonds 10 wijkt ook sterk af vermits daar het op twee na hoogste percentage kinderen in de schaal art. 50ter wordt waargenomen. Het gaat hier om respectievelijk de Caisse de compensation pour allocations familiales de la région liégeoise asbl en de Caisse de compensation pour allocations familiales des régions de Charleroi et de Namur. Wat betreft de langdurig werklozen liggen beide fondsen rondom het gemiddelde. Het grote percentage wezen is gekoppeld aan het hoge percentage rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar (zie grafiek 15). C 70 : Wijkt af door een hoger dan gemiddeld percentage kinderen in de schaal art. 50ter en een iets hoger percentage kinderen in de schaal art. 50bis. Het gaat hier om het fonds AFIC: Caisse de compensation pour allocations familiales de la Région du Centre gesitueerd in La Louvière. F 3: Wijkt van de globale situatie af door een hoger dan gemiddeld aantal kinderen in de schaal art. 50ter, dit fonds staat voor het kinderbijslagfonds Encare te Hasselt. 17

21 C/K 2:Wijkt af door een hoger dan gemiddeld percentage kinderen van invaliden en wezen. Dit fonds staat voor Groep S - Kinderbijslagfonds voor Werknemers vzw Een algemene opmerking is trouwens dat de afwijkende fondsen vooral bestaan uit kleine fondsen. Er zijn verschillende oorzaken die aan de basis kunnen liggen voor deze afwijkende profielen. Wat bijvoorbeeld opvalt is dat de fondsen met afwijkende waarden (met uitzondering van de RKW) vooral fondsen zijn die een dalend verloop kennen. Dit geldt vooral voor de fondsen 9 en 10. Deze fondsen verliezen aangeslotenen aan andere fondsen. Hierdoor daalt het aantal rechthebbenden in de categorie arbeidsprestaties en neemt relatief gezien het aandeel van de rechthebbenden in een toekenningssituatie toe, waardoor er een (sterke) afwijking ten opzichte van de algemene trend in het kan ontstaan. Hierdoor kan de samenstelling van een fonds bijvoorbeeld sterk veranderen en gaan afwijken van de gemiddelde situatie. Voor andere fondsen wordt de afwijking veroorzaakt doordat ze werkzaam zijn in heel specifieke sectoren bijvoorbeeld F 80 (sector van de dokwerkers). Dokwerkers worden immers beschouwd als dagloners en de dagen waarop deze geen werk hebben worden door de RVA beschouwd als volledige werkloosheid. Dit is een verklaring waarom dit fonds het op twee na hoogste percentage rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis heeft. Bij de bespreking van de grafiek 12 betreffende de kinderbijslag zonder tegenwaarde blijkt dat dit fonds algemeen een groot percentage langdurig werklozen telt zowel in de gewone schaal als in de verhoogde schaal (art. 42bis). 18

22 3.2 Opdeling van de fondsen in verschillende clusters op basis van de schaalcategorieën De relaties tussen de verschillende schaalcategorieën werden in het vorige stuk uitvoerig besproken. Nu worden de fondsen op basis van een clusteranalyse opgedeeld in verschillende groepen of clusters. De centrale vraag bij clusteranalyse is of de populatie-elementen (kinderbijslagfondsen) mogelijk in groepen clusters kunnen worden ingedeeld zodanig dat de elementen binnen een cluster sterk op elkaar lijken (wat betreft percentage rechtgevende kinderen in schalen art. 40, art. 42bis, art. 50bis en art. 50ter) terwijl de elementen (voor deze analyse zijn dit de fondsen) uit de verschillende clusters verschillend zijn 6. Het resultaat van de clusteranalyse wordt weergegeven in tabel 1. Via de clustermethode was het mogelijk om de fondsen onder te brengen in min of meer homogene groepen. Toch blijven er nog altijd een aantal fondsen die weliswaar opgenomen zijn in een bepaalde cluster maar desondanks afwijkende waarden hebben ten opzichte van de andere fondsen binnen de cluster. Het gaat hier vaak om dezelfde fondsen als bij de vorige bespreking met name fonds 9 (Caisse de compensation pour allocations familiales de la région liégeoise asbl) en fonds 10 (Caisse de compensation pour allocations familiales des régions de Charleroi et Namur). Deze fondsen tellen een bijzonder hoog percentage wezen in hun bestanden: later bij de bespreking van de leeftijd per schaal zal blijken dat het hier vooral gaat om wezen van meer dan 25 jaar. Daarenboven is het ook zo dat fonds 10 proportioneel bijzonder veel kinderen van invaliden telt. Bij het bijzonder kinderbijslagfonds (F 83) zijn de wezen ook meer dan gemiddeld vertegenwoordigd. Deze groep van atypische fondsen zijn moeilijker te classificeren via een clusteranalyse. Daardoor kan het voorvallen dat ze toegewezen zijn aan een bepaalde cluster waarin ze niet echt thuishoren. De RKW vormt in het geheel een cluster op zich omdat dit fonds gezien de samenstelling met geen enkel ander fonds kan worden vergeleken en weinig géén overeenkomsten vertoont met de fondsen uit de andere clusters. 6 Drs. A. Buijs, Statistiek om mee te werken, Stenfert Kroese,

23 Tabel 1: Resultaten van de clusteranalyse aan de hand van de percentages rechtgevende kinderen per schaalcategorie. % kinderen per schaalcategorie FONDS art.40 art.42bis art.50ter art.50bis cluster Beschrijving cluster C 1 85,8 9,33 2,68 2,19 1 Cluster 1 F 3 84,87 8,31 4,43 2,39 1 C 9 82,01 8,63 3,22 6,15 1 C 24 83,47 10,71 3,06 2,76 1 C/F 32 83,59 11,51 2,94 1,97 1 C/F53 87,77 8,81 2,1 1,32 1 C 70 83,28 9,48 4,35 2,88 1 F 83 85,16 6,97 2,52 5,34 1 De fondsen binnen deze cluster hebben een laag percentage binnen de gewone schaal en hoog percentage binnen de verhoogde schalen. C/F 2 80,85 11,57 4,47 3,1 2 Cluster 2 C 10 75,67 12,45 5,45 6,43 2 De fondsen binnen deze cluster hebben F 34 78,06 15,31 3,9 2,73 2 een zeer laag percentage kinderen in de C/F 39 80,11 13,65 3,54 2,69 2 gewone schaal en een hoog zeer hoog percentage in de verhoogde schalen. C 41 81,26 13,4 3,13 2,22 2 F 80 80,75 14,03 1,41 3,82 2 C/F 13 89,08 6,05 1,92 2,95 3 Cluster 3 F 17 90,72 5,56 1,66 2,06 3 F 19 89,09 7 2,18 1,74 3 F 35 90,17 5,59 2, F 36 90,63 4,56 2,32 2,48 3 F 43 92,25 5,12 1,42 1,21 3 C 62 90,73 5,06 1,85 2,36 3 F 77 89,52 6,6 2,09 1,79 3 F 78 89,51 6,35 2,02 2,13 3 De fondsen binnen deze cluster hebben een hoog percentage kinderen in de gewone schaal en een laag percentage kinderen in de verhoogde schalen. F 47 95,08 2,43 0,81 1,68 4 Cluster 4 C/F 79 93,78 3,21 1,07 1,94 4 De fondsen binnen deze cluster hebben een zeer hoog percentage kinderen in de gewone NMBS 7 99, ,05 4 schaal. Cluster 5 RKW 55,17 33,81 7,54 3,47 5 De RKW is een cluster apart, vanwege het sterk atypisch karakter. Ter classificatie in de eindtabel (zie Hoofdstuk 11 - Typologie per kinderbijslagfonds op basis van 8 parameters) zullen de verschillende fondsen, op basis van de clusteranalyse, als volgt benoemd worden: 7 Voor de NMBS komen de schaalcategorieën (art. 42bis, art. 50ter en art. 50bis) niet voor omdat de rentegevallen door de RKW worden uitbetaald (behoudens enkele uitzonderingen in de overgangsperiode tussen twee betalingen). 20

24 % Verhoogde schaal +++ : fonds met heel veel kinderen in de verhoogde schalen (cluster 5) % Verhoogde schaal ++ : fonds met veel kinderen in de verhoogde schalen (cluster 2) % Verhoogde schaal + : fonds met eerder veel kinderen in de verhoogde schalen (cluster 1) % Verhoogde schaal : fonds met weinig kinderen in de verhoogde schalen (cluster 3) % Verhoogde schaal -- : fonds met zeer weinig kinderen in de verhoogde schalen (cluster 4) 4. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties 4.1 Kinderbijslag met tegenwaarde In tabel 1 werd binnen de gewone schaal niet het onderscheid gemaakt tussen arbeidsprestaties en niet-arbeidsprestaties. Niet alle kinderen in de schaal art.40 behoren echter de categorie arbeidsprestaties. Naast arbeidsprestaties komen binnen de schaal art. 40 nog een aantal andere categorieën voor: werklozen van minder dan zes maanden, werklozen van meer dan zes maanden, wezen, invaliden en gepensioneerden (zie punt 4.2). Door het percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties te berekenen zal op het niveau van de fondsen het aandeel kinderbijslag met tegenwaarde worden toegelicht. Grafiek 11: Percentage rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in de categorie arbeidsprestaties- situatie op 31 december 2004 % 8 Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het RKW F 80 C 10 F 34 C/F 39 C 9 C/F 2 C 41 F 3 C 70 C/F 32 C 24 C 1 C/F 53 F 83 F 78 F 19 C/F 13 F 35 F 77 F 17 C 62 F 36 F 43 C/F 79 F 47 NMBS 21

25 In aal zijn er 8 fondsen die wat het percentage kinderen in de categorie arbeidsprestaties betreft onder het nationaal gemiddelde (73,31 %) liggen: de RKW (37,35 %), F 80 (56,98 %), C10 (67,19 %), F 34 ( 68,01), C/F 39 (70,80 %), C 9 (72,17 %), C/F 2 (72,39 %) en C 41 (72,49 %). Het is uiteraard logisch dat de NMBS (uiterst links in de grafiek) voor 99,95 % uit rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties bestaat, de NMBS is immers enkel gemachtigd om kinderbijslag uit te betalen voor zijn eigen actieve werknemers. De rentegevallen, alles wat niet behoort de categorie arbeidsprestatie, worden automatisch overgenomen door de RKW. Het percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties per fonds varieert van 37,35 % (RKW) 91,58 % ( F 47). Op basis van grafiek 11 werden de fondsen onderverdeeld in de volgende groepen: 1. zeer weinig (< 57 %) 2. laag gemiddeld (tussen de 57 % en 71 %) 3. gemiddeld (tussen 72 en 73 %) 4. eerder hoog gemiddeld ( tussen 75 en 79% ) 5. hoog gemiddeld (tussen 80 en 85 %) 6. veel zeer veel ( > 85 %) De bovenstaande classificatie zal gebruikt worden voor het resultaat van de typologie per kinderbijslagfonds. 4.2 Kinderbijslag zonder tegenwaarde Het complement van de kinderbijslag met tegenwaarde is de kinderbijslag zonder tegenwaarde. In grafiek 12 op de volgende pagina werd per fonds de verdeling van de kinderbijslag zonder tegenwaarde over de verschillende subcategorieën in kaart gebracht. In aal worden binnen de kinderbijslag zonder tegenwaarde 4 groepen onderscheiden met telkens een onderverdeling in kinderen waarvoor de verhoogde schaal 8 en kinderen waarvoor de gewone schaal wordt uitbetaald. 8 Indien het kinderen betreft van meer dan 25 jaar wordt ofwel de forfaitaire kinderbijslag uitbetaald of de gewone kinderbijslag (zie punt 5.2) 22

26 Werklozen (art. 40, art. 42bis) Invaliden (art. 40, art. 50ter) Wezen (art. 50bis, art. 40) Gepensioneerden (art. 40, art. 42bis) Voor elke groep is er een onderverdeling naargelang de schaalcategorie. Werklozen bijvoorbeeld die meer dan 6 maanden werkloos zijn kunnen indien zij aan de voorwaarden voldoen (bv. inkomensplafond niet overschreden) recht openen voor hun kinderen op het sociaal supplement (art. 42bis) voor werklozen. Gepensioneerden kunnen eveneens indien zij aan bepaalde inkomensvoorwaarden voldoen recht openen voor hun kinderen op een sociaal supplement (art. 42bis). Hetzelfde geldt voor de invaliden. Voor de wezen zijn er géén inkomensvoorwaarden maar indien de overlevende ouder hertrouwd is of een feitelijk gezin vormt dan is er geen recht meer op de wezenbijslag en wordt aan deze wezen de gewone bijslag uitbetaald. In grafiek 12 werd per kinderbijslagfonds het aal van de kinderbijslag zonder tegenwaarde berekend. In de benaming van de fondsen (zie ook toelichting bij de grafiek) vindt u hiervan een overzicht. Het aandeel van de kinderbijslag zonder tegenwaarde werd bepaald aan de hand van het aantal rechtgevende kinderen waarvan de rechthebbende niet de categorie arbeidsprestaties behoort. In het kinderbijslag voor werknemers is 27 % van de kinderbijslag zonder tegenwaarde. Let wel dit is berekend op basis van het aantal rechtgevende kinderen. Budgettair weegt de kinderbijslag zonder tegenwaarde meer door vermits er hogere bedragen worden uitgekeerd. Het gaat hier om de sociale supplementen die bovenop de gewone bijslag worden uitgekeerd voor kinderen van rechthebbenden die langdurig werkloos of invalide zijn en om de verhoogde wezenbijslag. Budgettair gezien heeft de kinderbijslag zonder tegenwaarde een aandeel van 33 % in de ale uitgaven in het kinderbijslag voor werknemers. Op basis van grafiek 12 zullen nu verder de afwijkende profielen worden toegelicht. 23

27 Grafiek 12 : Verdeling volgens subcategorieën van de kinderbijslag zonder tegenwaarde op basis van de rechtgevende kinderen op 31 december 2004 werklozen (art. 42bis) werklozen + 6 maanden (art. 40) invaliden (art. 50ter) wezen (art. 50bis) werklozen - 6 maanden (art. 40) invaliden (art. 40) wezen (art. 40) gepensioneerden (art. 40) gepensioneerden (art. 42bis), 90, 80, 70, 60, 50, 40, 30, 20, 10, 0, 6 4 C/F 79 Voorbeeld: In fonds C/F 79 behoort 12 % van de rechtgevende kinderen de categorie kinderbijslag zonder tegenwaarde (zie grafiek onderaan), waarvan 25 % in de categorie art. 42bis (zie grafiek bovenaan). F 3 F 47 C 9 F 83 F 36 F 35 F 80 F 17 C/F 13 C 62 C 10 F 78 F 43 C 70 F 19 F 77 C/F 2 C/F 53 Percentage kinderbijslag zonder tegenwaarde per fonds C 1 Stelsel WN C 24 C/F 39 F 34 C/F 32 C 41 RKW 2 C/F 79 F 3 F 47 C 9 F 83 F 36 F 35 F 80 F 17 C/F 13 C 62 C 10 F 78 F 43 C 70 F 19 F 77 C/F 2 C/F 53 C 1 WN C 24 C/F 39 F 34 C/F 32 C 41 RKW 24

28 RKW: De RKW is het fonds met het hoogste percentage kinderbijslag zonder tegenwaarde, 63 % van alle rechtgevende kinderen behoort deze categorie. Op het niveau van de RKW is de schaalcategorie art. 42bis de belangrijkste categorie. In het geheel van de kinderbijslag zonder tegenwaarde binnen de RKW neemt de schaal art. 42bis een belangrijkere proportie in dan het geval is bij de andere fondsen. Proportioneel wordt dus binnen de RKW meer uitbetaald in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen. F 80: Dit fonds telt het op één na hoogste percentage kinderbijslag zonder tegenwaarde (43 %). Wat hier opvalt is dat de categorie van de langdurig werklozen in de schaal art. 40 proportioneel bijzonder groot is in vergelijking de andere fondsen. Dit kan verklaard worden door het speciale statuut van de dokwerkers. (zie punt 3.1). C/F 79: Dit fonds heeft algemeen het laagste percentage langdurig werklozen in de verhoogde schaal (art. 42bis). Maar het valt wel op dat in dit fonds de werklozen < 6 maand in de gewone schaal verhoudingsgewijs beduidend meer voorkomen dan in de andere fondsen. C 9, C 10, F 83 hebben verhoudingsgewijs meer wezen in de schaal art. 50bis. De redenen hiervoor werden in punt 3.1 uitgelegd. F 3 : Bij fonds 3 valt op dat dit fonds proportioneel het hoogste percentage gepensioneerden telt en dit zowel in de verhoogde schaal (art. 42bis) als in de gewone schaal. 25

29 5. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen 5.1 Rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder Binnen de demografische statistiek is het mogelijk om de leeftijdsverdeling van de rechtgevende kinderen te geven per kinderbijslagfonds voor de volgende categorieën: 0-3 jaar; 3-6 jaar; 6-12 jaar; jaar; jaar; jaar en ten slotte meer dan 25 jaar. Een onderlinge vergelijking op het niveau van de verschillende fondsen voor al deze variabelen zou vrij complex zijn. Daarom werd ervoor geopteerd om het leeftijdsprofiel van de kinderen per kinderbijslagfonds te benaderen via een eenvoudige variabele. Om dit te realiseren werd eerst het aal gemaakt van het aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds 25 jaar 9. Vervolgens werd hiervan het percentage genomen dat 18 jaar of ouder is (zie grafiek 13). Op die manier kunnen de fondsen opgedeeld worden in fondsen met eerder jongere kinderen (laag percentage kinderen van 18 jaar en ouder) en fondsen met een eerder hoog percentage kinderen van 18 jaar of ouder. In bijlage I in de fact sheets wordt de leeftijdsverdeling per kinderbijslagfonds telkens weergegeven in grafiek C. Het volledige detail van de leeftijdsverdeling per kinderbijslagfonds is opgenomen in bijlage II p. 7 en met 9. Grafiek 13: Percentage rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder (excl. 25 +) per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december % 2 Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het 15% 1 5% RKW F 77 F 78 C 62 C/F 32 F 80 C 1 F 34 F 35 F 43 C/F 53 F 36 F 47 F 3 C 41 C 24 F 19 F 17 C/F 39 C/F 2 C/F 13 F 83 C 70 C/F 79 C 10 C 9 NMBS 9 De kinderen van meer dan 25 jaar werden niet opgenomen voor deze berekening vermits dit om een vrij specifieke groep gaat van rechtgevende kinderen die in principe allen ouder zijn dan 39 jaar. 26

30 Van alle fondsen heeft de RKW proportioneel het grootste aantal jonge kinderen. Het percentage rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder bedraagt slechts 11,14 % ten opzichte van 14,57 % in het. De NMBS heeft dan weer het hoogste percentage kinderen van 18 jaar of ouder. Het lage percentage kinderen van 18 jaar of ouder voor de RKW kan onder andere verklaard worden door het feit dit fonds veel rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis telt waarvan kan verwacht worden dat de kans dat deze groep verder studeert na 18 jaar lager is dan bij een fonds dat bijvoorbeeld veel kinderen in de categorie arbeidsprestaties telt. Uit studies blijkt immers dat er nog steeds een sterke differentiatie is inzake participatie aan hoger onderwijs volgens sociale achtergrond. 10 Ten tweede is het ook zo dat de RKW in verhouding het aantal rechtgevende kinderen steeds een groot aantal geboorten (zie grafiek 17) heeft, wat zorgt voor een sterke toevoer van jonge kinderen. In de fact sheet in bijlage I, p 27 grafiek B is duidelijk dat vooral jonge kinderen van 0-6 jaar maar ook kinderen van 6-12 jaar oververtegenwoordigd zijn binnen de RKW en dit in tegenstelling de oudere leeftijdsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn. Naast de RKW zijn er nog een drietal fondsen die veel jonge kinderen tellen (F 77, F 78, C 62). De lage waarden die voor C 10 en C 9 worden vastgesteld kunnen ondermeer verklaard worden door een dalend aantal aangeslotenen en daaraan gekoppeld een dalend aantal geboorten en rechtgevende kinderen (zie fact sheet in bijlage I, p. 4 en 5). Ter classificatie in de eindtabel zullen de kinderbijslagfondsen betreffende de parameter leeftijd onderverdeeld worden in de volgende categorieën: 1. weinig oudere kinderen (+/- 11 %) 2. eerder weinig oudere kinderen (12 en met 13 %) 3. gemiddeld (14 en met 15 %) 4. eerder veel (17 en met 19 %) 5. zeer veel oudere kinderen (+ 21 %) Verder in de tekst zal vastgesteld worden dat het percentage oude of jonge kinderen ook afhankelijk is van de geboorten (zie grafiek 17) en de verschuivingen van de aangeslotenen tussen de fondsen. 10 Student in de 21 ste eeuw, Studiefinanciering voor het hoger onderwijs in Vlaanderen, Bea Cantillon, Gerlinde Verbist & Ian Segal, februari Centrum voor Sociaal Beleid 27

31 5.2 De rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar Een groep die nog niet aan bod kwam zijn de rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar. Het betreft hier een restregeling (krachtens art. 63, KBW) waarbij voor gehandicapten geboren voor 1 juli 1966 nog kinderbijslag wordt uitbetaald. In geval het om een enig of van eerste rang gehandicapt kind gaat dat wees is (art. 50bis, KBW) of afhangende van een invalide rechthebbende (art. 50ter, KBW) wordt een forfaitair bedrag 11 uitbetaald dat hoger is dan de gewone bijslag 12. In de andere gevallen (dus ook voor kinderen in schalen art. 50ter en art. 50bis die niet de eerste rang behoren) wordt de gewone kinderbijslag toegekend. In principe geldt de formulering meer dan 25 jaar hier niet meer vermits alle kinderen binnen deze groep sowieso ouder zijn dan 39 jaar. In het aal van de regeling gaat het hier om een kleine groep van in aal rechtgevenden. Maar bepaalde fondsen vertonen toch een grote concentratie van deze groep rechtgevenden. Grafiek 14: Percentage rechtgevende kinderen in het werknemers van meer dan 25 jaar opgesplitst per schaalcategorie - situatie op 31 december ,3 1,41% 3,24% 72,05% art.40 art.42bis art.50ter art.50bis 11 Deze wezen zijn evenwel opgenomen in de (statistische) schaalcategorie art. 50bis, maar ze ontvangen naargelang de situatie een forfaitaire bijslag of de gewone bijslag. 12 Vanaf het moment echter dat de gewone bijslag ingevolge de indexering hoger wordt dan dit forfaitaire bedrag zal de verder de gewone bijslag worden toegekend. 28

32 De fondsen C9 en C10 bijvoorbeeld vertegenwoordigen samen slechts 2,97 % van het aal aantal rechtgevende kinderen in de regeling maar ze vertegenwoordigen wel 12,11 % van het aantal rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar. Deze fondsen (C 9 en C10) tellen veel wezen omdat er procentueel veel kinderen van meer dan 25 jaar voorkomen, die op hun beurt vooral bestaan uit wezen in de schaal art.50bis 13. In het kinderbijslag voor werknemers worden wezen in de schaal art. 50bis geteld waarvan er of 29,03 % ouder zijn dan 25 jaar (in realiteit ouder dan 39 jaar). Bij het fonds C 9 worden wezen in de schaal art. 50bis geteld waarvan 54,48 % ouder zijn dan 25 jaar; bij fonds 10 is de verhouding 831 over of 47,46 %. Het hoge percentage wezen bij de fondsen 9 & 10 is dus ondermeer een gevolg van het hoge percentage rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar. Uit grafiek 15 blijkt dat het percentage rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar precies het hoogst is bij de fondsen F 83, F 80, C 9 en C10. Dit zijn ook vier fondsen waarvoor afwijkende waarden werden gevonden op basis van de spreidingsdiagrammen (zie grafieken 5 t.e.m 10). In deze spreidingsdiagrammen werden telkens afwijkende waarden (afwijkingen van de regressierechte = gele lijn) geconstateerd die, zoals nu dus blijkt, voor een groot stuk te verklaren zijn door een hoge proportie wezen van meer dan 25 jaar. 13 Deze wezen zijn evenwel opgenomen in de (statistische) schaalcategorie art. 50bis, maar ze ontvangen naargelang de situatie een forfaitaire bijslag of de gewone kinderbijslag. 29

33 Grafiek 15: Percentage rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar - situatie op 31 december % 4% 3% Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het 2% 1% NMBS F 43 C/F 53 C/F 79 C 41 F 47 C 1 F 19 F 77 C 62 F 78 C/F 32 F 35 C/F 39 C 24 F 17 RKW F 34 C 70 F 3 C/F 13 C/F 2 F 36 F 83 F 80 C 10 C Studenten 14 en jonge werkzoekenden 15 per kinderbijslagfonds Om de bespreking te vereenvoudigen werd de tekst zelf beperkt de benadering van de groep rechtgevende kinderen jonger dan 18 jaar en de groep van 18 jaar en ouder en ter aanvulling een korte presentatie van de groep ouder dan 25 jaar. Het volledige detail van de leeftijdsgroepen per kinderbijslagfonds vindt u in bijlage I in de vorm van grafieken en in bijlage II (p. 7 9) in de vorm van tabellen. Het percentage oude en jonge kinderen hangt uiteraard ook samen met het percentage studenten en jonge werkzoekenden. Fondsen die bijgevolg veel kinderen tussen 18 en 25 jaar tellen worden gekenmerkt door een hoog percentage studenten en jonge werkzoekenden. In bijlage II (p. 22 t.e.m 24) zijn een aantal tabellen opgenomen die een overzicht bieden van het percentage studenten en jonge werkzoekenden per kinderbijslagfonds. 14 Kinderen tussen 18 en 25 jaar die verder dagonderwijs volgen, stage lopen of een eindverhandeling schrijven. 15 Kinderen tussen 18 en 25 jaar die ingeschreven zijn als werkzoekende en hun studies of leertijd beëindigd hebben. 30

34 6. Typologie per kinderbijslagfonds volgens de gezinsgrootte De gezinsgrootte wordt in grafiek 16 bepaald door het aantal rechtgevende kinderen te delen door het aantal bijslagtrekkende gezinnen. Op basis van grafiek 16 kunnen een drietal groepen worden onderscheiden. De eerste groep heeft een beduidend lager aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende in verhouding het gemiddelde in het (1,75). Het gaat hier om de fondsen F 83, F 80, C 10 en C 9 en de NMBS. De tweede groep bevindt zich iets onder het gemiddelde (C 70, C 24, en C/F 53). Dan volgt een groep die dicht aanleunt tegen het gemiddelde (F 35, RKW, C/F 79, F 77, F 3, F 78 en F 34) gevolgd door een groep die zich op het gemiddeld niveau bevindt (F 17, F 47, C/F 39 en C/F 32). Dan volgen twee fondsen die zich net boven het gemiddelde bevinden C 41 en C/F 2 gevolgd door 5 fondsen die een stuk boven het gemiddelde liggen. Grafiek 16: Gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende per kinderbijslagfonds situatie op 31 december ,80 Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het 1,70 1,60 1,50 F 83 F 80 C 10 C 9 NMBS C 70 C 24 C/F 53 F 35 RKW C/F 79 F 77 F 3 F 78 F 34 C/F 13 F 17 F 47 C/F 39 C/F 32 C 41 C/F 2 F 36 F 19 F 43 C 62 C 1 De verschillen in de gemiddelde gezinsgrootte hebben te maken met een samenloop van factoren zoals bv. geografische ligging van het fonds. Voor fonds 62 (Familienzulagenkasse Ostbelgien) bijvoorbeeld kan de gezinsgrootte verklaard worden door het feit dat dit fonds werkzaam is in de streek van Eupen. Uit de geografische statistiek blijkt dat deze regio gekenmerkt wordt door 31

35 grotere gezinnen dan gemiddeld 16, dezelfde redenering geldt trouwens voor C 1 dat werkzaam is in de streek van Verviers. De gemiddelde gezinsgrootte tenslotte geeft een indicatie van de nataliteit, maar is geen exacte indicator. De gemiddelde gezinsgrootte geeft immers weer hoeveel kinderen er zijn per bijslagtrekkende. Hier wordt dus geen rekening gehouden met de kinderen die het gezin reeds verlaten hebben. Gezinnen die veel kinderen hebben die verder studeren zullen langer 2 of 3 kinderen tellen dan gezinnen waarvan geen enkel kind verder studeert en dus vanaf 18 of 19 jaar niet meer opgenomen zijn in de statistieken. Voor de fondsen C 9 en C 10 kan de lage gemiddelde gezinsgrootte onder andere verklaard worden door het hoge percentage wezen van meer dan 25 jaar in deze fondsen, wat uiteraard een negatief effect heeft op de gemiddelde gezinsgrootte. Bij de interpretatie van het gemiddelde voor het is enige omzichtigheid geboden. Op basis van de grafiek 16 bijvoorbeeld zou men verkeerdelijk kunnen concluderen dat de RKW weinig grote gezinnen in zijn rangen telt. Op basis van tabel 4C, p. 11 in bijlage II, valt op dat de RKW vooral een ondervertegenwoordiging kent bij de groep rechtgevende kinderen in rang 2 (28,26 % tegenover 30,48 % in het ). De kinderen van rang 3,4 en 5 daarentegen zijn proportioneel sterker vertegenwoordigd binnen de RKW met respectievelijk 9,90 %, 3,13 % en 1,51 % tegenover 9,40 %, 2,53 % en 1,07 % in het. Het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende is dan ook slechts een grove indicator. Voor een gedetailleerd en genuanceerd beeld moet steeds de verdeling over de verschillende rangen worden bekeken. Naargelang de gemiddelde gezinsgrootte ten slotte worden ter classificatie in de eindtabel de volgende groepen onderscheiden: minder dan gemiddeld: < 1,75 gemiddeld: = 1,75 meer dan gemiddeld: > 1,

36 7. Typologie per kinderbijslagfonds volgens de geboorten In het vorige punt werd het accent vooral gelegd op de gezinsgrootte maar vanuit demografisch standpunt zijn de geboorten een belangrijke, zoniet de belangrijkste, determinant van de evolutie van de ale bevolking. In de actualiteit is de term vergrijzing genoegzaam bekend. De term ontgroening, dalend aantal geboorten, is dit minder. Op het niveau van de fondsen zijn het vooral de migraties van de aangeslotenen die een doorslaggevende rol spelen. Tussen 2003 en 2004 bijvoorbeeld zijn er aangeslotenen die een fonds verlaten hebben en zijn toegetreden een ander fonds. Indien een bepaald fonds een aangeslotene verliest met veel werknemers dan kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor de samenstelling van hun bestanden en het aantal dossiers. Daarenboven is het net als in de demografie zo dat fondsen die jaar op jaar weinig geboorten (gegeven dat er geen migraties zijn van aangeslotenen) kennen zullen verouderen qua leeftijdsstructuur (proportioneel méér rechtgevende kinderen in de oudere leeftijdsgroepen) en op termijn hun effectieven zullen zien dalen. In het kinderbijslag van de zelfstandigen bijvoorbeeld is het aantal geboorten tussen 1994 en 2004 gedaald van (- 31 %). Terwijl het aantal geboorten in de kinderbijslagregeling voor werknemers (ondanks enkele fluctuaties) eerder stabiel bleef en tussen 1994 en 2004 afnam met slechts 0,7 % (van ). De daling van het aantal geboorten bij de zelfstandigen is trouwens niet gelinkt aan een daling van het aantal zelfstandigen in hoofdberoep dat in de beschouwde periode stabiel bleef. De verklaring ligt ten dele in een verschuiving van de rechthebbenden van het zelfstandigen naar dat van de werknemers. Op basis van de statistiek van de rechthebbenden 17 is immers gebleken dat het voor werknemers vrouwelijke rechthebbenden bedient met een zelfstandige partner

37 Grafiek 17: Aantal geboorten per bijslagtrekkende per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december ,12 0,10 Deze lijn geeft het gemiddelde weer in het 0,08 0,06 0,04 NMBS F 83 C 10 C 9 F 36 C 70 F 80 C 24 C/F 39 F 77 C 41 C/F 53 C/F 79 C/F 32 F 43 F 34 RKW 0,02 F 17 * C/F 13 C/F 2 C 62 F 78 F 47 C 1 F 3 F 19 F 35 Om na te gaan of er nu veel of weinig geboorten zijn per kinderbijslagfonds zal de verhouding gemaakt worden tussen het aantal bijslagtrekkenden per fonds en de geboorten per fonds. Het resultaat hiervan ziet u in grafiek 17. Gemiddeld zijn er in het 9 geboorten per bijslagtrekkenden. Deze waarde is het hoogst bij de RKW: 11 geboorten per bijslagtrekkenden. De fondsen met het minste aantal geboorten per bijslagtrekkenden zijn de: NMBS, F 83, C 10, C 9, F 36, C 70, F 80. De vernoemde fondsen kennen vooral een dalend verloop van het rechtgevende kinderen. De verhouding van het aantal geboorten ten opzichte van het aantal bijslagtrekkenden ten slotte wordt in grote mate beïnvloed door verschuivingen van aangeslotenen tussen de verschillende fondsen. Op basis van de verhouding van de geboorten ten opzichte van de bijslagtrekkenden ten slotte worden de kinderbijslagfondsen, ter classificatie in de eindtabel, opgedeeld in de volgende groepen: Weinig 0,04 0,06 Eerder weinig 0,07 0,08 Gemiddeld 0,09 Veel 0,10 en meer 34

38 8. Typologie per kinderbijslagfonds volgens de evolutie van de rechtgevende kinderen 8.1 Evolutie van de rechtgevende kinderen - algemeen Tot nu werden reeds 6 karakteristieke parameters besproken en in dit stuk wordt de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen besproken. Om de evolutie van de fondsen correct in kaart te brengen dient rekening gehouden te worden met de verschillende fusies. In deze studie wordt de evolutie beperkt de jaren 1994 en Om de evolutie in kaart te brengen rekening houdend met de fusies wordt ervoor geopteerd om de effectieven van de fondsen te groeperen reeds voor de fusie heeft plaatsgevonden (overzicht van de fusies zie bijlage II, p. 56). Enkel op die manier kan een correcte evolutie geschetst worden van de effectieven tussen Dit betekent dus als twee fondsen in 2003 fusioneerden dat hun effectieven voor de vorige jaren t.e.m worden samengeteld. In bijlage I wordt in de fact sheets via de grafieken E-F-G-H en I per kinderbijslagfonds een gedetailleerd overzicht geboden van de evolutie tussen voor de volgende variabelen: aangeslotenen, rechtgevende kinderen en bijslagtrekkende gezinnen. Het detail van de cijfers vindt u in bijlage II, - vanaf p Evolutie van de rechtgevende kinderen in percentages alle schalen In een eerste fase zal de evolutie besproken worden zonder een onderscheid te maken tussen de verschillende schaalcategorieën. Grafiek 18 geeft de evolutie weer tussen 1994 en 2004 uitgedrukt in percentages. Op basis van de grafiek worden een viertal vrij sterke dalers genoteerd met name de fondsen C 10 (- 41 %), C 9 (- 41 %), NMBS (- 40 %) en F 83 (- 39 %) en een viertal vrij sterke stijgers met name de fondsen C/F 53, F 43, C/F 79. Het betreft uiteraard de relatieve percentages want in absolute termen is de evolutie van sommige kleine fondsen uiteraard veel minder belangrijk (zie grafiek 19). Wat betreft de sterke stijgers valt vooral de spectaculaire stijging van C/F 53 (HDP) op dat met liefst 180 % steeg. De stijging voor het HDP kinderbijslagfonds is vooral te wijten aan het feit dat dit fonds, dat in 1996 nog de Nationale Verrekenkas voor Kinderbijslag der Arbeiders van België genaamd werd, deel is gaan uitmaken van een sociale verzekeringsgroep HDP die een actieve wervingspolitiek voert. 35

39 Ook de RKW ten slotte kende een behoorlijk sterke toename in de beschouwde periode (+ 29,7 %), een toename die zoals verder zal blijken vooral te wijten is aan een toename binnen de categorieën art. 42bis en in mindere mate art. 50ter. Grafiek 18: Stijgings - en dalingspercentages van de rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds - verschillen tussen de effectieven op 31 december 2004 en 31 december % Dit is het stijgingspercentage voor het 5-5 C 10 C 9 NMBS F 83 C/F 13 F 17 C 70 F 34 F 80 C/F 39 F 78 C 24 F 3 C 1 F 35 C/F 2 F 19 F 47 C 62 F 36 F 77 C/F 32 C 41 RKW C/F 79 F 43 C/F 53 Ter classificatie in de eindtabel zullen de fondsen opgedeeld worden in vijf groepen : -- Sterke dalers: C 10, C 9, NMBS, F 83 - Matige dalers: C/F 13, F 17, C70, F 34, F80 = Ongeveer gelijk gekenmerkt door lichte stijging of daling: C/F 39, F 78, C 24, F 3, F 35, C/F 2, C 1, F 19, F 47 + Matige stijgers: C 62, F 36, F 77, C/F 32, C 41, RKW ++ Sterke stijgers: C/F 79, F 43 en C/F 53 Een sterke evolutie van het aantal kinderen voor een bepaald kinderbijslagfonds kan heel vaak verklaard worden door het feit dat deze fondsen aangeslotenen van andere fondsen binnenhalen. Hierover bestaat géén gedetailleerde informatie omtrent hoeveel aangeslotenen of dossiers er nu precies van één bepaald fonds naar een ander fonds evolueren maar er zijn wel een aantal 36

40 richtinggevende statistieken beschikbaar 18. In dit opzicht is het zo dat er reeds lang een convergentiebeweging bezig is van een groot aantal kleine fondsen naar een beperkt aantal grote fondsen. De samensmelting binnen één organisatie van een sociaal secretariaat en van kinderbijslagfonds biedt natuurlijk schaalvoordelen en is voor vele werkgevers voordelig. 8.3 Evolutie rechtgevende kinderen in absolute aantallen alle schalen In punt 8.2 werden de relatieve stijgings- of dalingspercentages per fonds besproken. Gezien de verschillende groottes van de fondsen kan dit een vertekend beeld opleveren. In grafiek 19 wordt daarom de evolutie in absolute termen in kaart gebracht en dit op het niveau van de kinderbijslagfondsen. In grafiek 19 werd net als in grafiek 18 de waarde voor het gehele kinderbijslag voor werknemers aangeduid in het geel. De stijging voor het in grafiek 19 is uiteraard groter dan in de vorige grafiek omdat het hier om de stijging in absolute termen gaat. Relatief gezien (grafiek 18) kende het kinderbijslag voor werknemers een stijging met 3,2 % in absolute termen is dit een stijging van rechtgevende kinderen. Grafiek 19: Stijging of daling van het aantal rechtgevende kinderen - verschil tussen effectieven op 31 december 2004 en 31 december Dit is de toename voor de het C/F 13 C/F 39 F 17 C 9 NMBS F 3 C 10 F 34 C 1 C 70 F 80 C 24 F 78 F 83 C 62 F 47 C/F 79 F 36 F 77 F 35 C/F 2 C 41 F 19 C/F 53 C/F 32 RKW F Doc. BC 10592, Verslag over het toezicht dat in 2004 uitgeoefend werd op de aansluiting van werkgevers die ontslag namen uit een kinderbijslagfonds 37

41 Het fonds 43 (kinderbijslagfonds VEV) dat deel uitmaakt van een sociale verzekeringsgroep kende een stijging van rechtgevende kinderen en gezinnen in de periode Ook de RKW werd gekenmerkt door een sterke stijging van respectievelijk rechtgevende kinderen en gezinnen. De fondsen C/F 32, C/F 53 en F 19 tenslotte werden eveneens gekenmerkt door een aanzienlijke stijging. Tot de sterke dalers (in absolute termen) behoren onder andere C/F 13 en C/F 39 met respectievelijke dalingen van en rechtgevende kinderen. Voor vijf andere fondsen F 17, C 9, NMBS, C 10 en F 34 worden dalingen van om en bij de rechtgevende kinderen genoteerd. Ondanks de in absolute termen sterke daling voor het fonds C/F 39 (PARTENA) blijft dit fonds het grootste fonds binnen de kinderbijslagregeling voor werknemers (zie grafiek 1). De daling is relatief gezien ten opzichte van het aal aantal rechtgevende kinderen dan ook niet zo sterk. 8.4 Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 42bis De evoluties in grafiek 19 hebben betrekking op alle schaalcategorieën. Op basis van de clusteranalyse bleek echter reeds dat er verschillende groepen fondsen bestaan naargelang de samenstelling volgens de schaalcategorie waartoe de kinderen behoren. Dit heeft natuurlijk implicaties op de evoluties voor specifieke schaalcategorieën, die zich sterker zullen manifesteren in bepaalde fondsen. De stijging van het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis bijvoorbeeld ( ) is voor een groot deel toe te schrijven aan de sterke stijging die wordt waargenomen in de RKW ( ). Bij géén enkel ander fonds wordt een dergelijk sterke stijging waargenomen. De sterke stijging in absolute termen voor de RKW bevestigt het atypische profiel dat de RKW sinds lang kenmerkt (zie grafiek 30). Daarenboven dient ook opgemerkt te worden dat de RKW als fonds vooral sterk vertegenwoordigd is in het Waals Gewest (zie grafiek ) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Uit de studie van de geografische statistiek blijkt dat in het tussen 1994 en 2004 het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis met eenheden (+ 42 %) steeg in het Waals Gewest en met eenheden (+ 40 %) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegenover een stijging van (+ 12 %) eenheden in het Vlaams Gewest. 38

42 Deze stijgingen weerspiegelen echter niet de evolutie die wordt waargenomen bij het aal aantal uitkeringsgerechtigde werklozen (zie grafiek 20) op basis van de statistieken van de VDAB, BGDA en FOREM 19. Grafiek 20 : Evolutie van het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen evolutie december 1994 december Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hoofdst. Gewest index met basis december % 7 4 dec/94 dec/95 dec/96 dec/97 dec/98 dec/99 dec/00 dec/01 dec/02 dec/03 dec/04 Volgens grafiek 20 wordt voor het Vlaams Gewest een daling van het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen vastgesteld van 22,87 % ( ). Voor het Waals Gewest is de situatie in 2004 bijna gelijkaardig als in 1994 met een daling van 0,67 % ( ). Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt een stijging waargenomen van 14,27 % ( ). De rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis kennen echter een verloop dat sterk verschilt van het algemeen verloop van de werkloosheid. In dit verband dient opgemerkt te worden dat het krachtens art. 66, KBW mogelijk is om als rechthebbende afstand te doen van voorrang om te kunnen genieten van bijvoorbeeld de verhoogde schaal. In december 2003 waren er rechthebbenden door een dergelijke afstand van voorrang. De trimestrialisering als dusdanig draagt er eveneens toe bij dat het effect van een economische heropleving zich vertraagd laat voelen in de sector van de kinderbijslagen. Tot slot kan er ook nog op gewezen worden dat het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis, in 2004, zijn hoogste peil ooit heeft bereikt ( rechtgevende kinderen), een stijging die zich trouwens volgens de recentste statistieken (beschikbaar voor het eerste semester 2005) nog versterkt ( rechtgevende kinderen in 1 ste semester 2005). Deze laatste stijging heeft onder andere te maken met de verhoging van de grensbedragen voor het gezinsinkomen

43 Grafiek 21 : Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen in het in de schaal art. 42bis- vergelijking 31 december Grafiek 22: Stijging of daling van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis- vergelijking van de situatie op 31 december 2004 en 31 december Dit is de toename voor het C 9 C 10 C/F 13 F 17 C/F 2 C 70 C 24 F 47 F 83 NMBS C/F 79 C 62 F 36 F 77 F 3 F 34 F 78 F 35 F 80 C 1 C/F 53 F 19 F 43 C 41 C/F 39 C/F 32 RKW 40

44 8.5 Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 50bis Het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 50bis (wezen) is uiteraard veel kleiner dan dat in de schaal art. 42bis en uitgedrukt in absolute aantallen zijn de evoluties dan ook van een veel geringere grootteorde. Toch doen zich ook hier opnieuw een aantal opmerkelijke evoluties voor. Over het algemeen wordt de categorie van de wezen (binnen het ) gekenmerkt door een daling met 5,72 % of eenheden. De grafiek toont dat deze daling zich vooral voordoet binnen de fondsen C 9, C 10, C/F 13, C/F 39, F 17, C/F 2 en F 3. Bij de stijgers valt ook de sterke stijging bij de RKW en ten dele ook bij F 43 op. Grafiek 23: Stijging of daling van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50bis vergelijking van de situatie op 31 december 2004 en 31 december C 9 C 10 C/F 13 C/F 39 F 17 C/F 2 F 3 Dit is de afname voor het C 24 F 35 C 70 F 34 F 80 F 36 F 47 F 83 F 77 NMBS C 1 C 62 C/F 79 F 78 C/F 53 C/F 32 F 19 C 41 F 43 RKW 41

45 8.6 Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 50ter In de schaal artikel art. 50ter (rechtgevende kinderen van invalide rechthebbenden) wordt binnen het een matige stijging waargenomen met 2,5 % of eenheden. Deze gematigde stijging is echter geen goede weerspiegeling van de evoluties die zich in de beschouwde periode ( ) hebben voorgedaan op het niveau van de fondsen. Bij de sterkste dalers kunnen de fondsen F 3 en C 10 gerekend worden met respectievelijke dalingen van en rechtgevende kinderen. De RKW heeft echter in vergelijking de andere fondsen opnieuw een opwaartse evolutie meegemaakt gekenmerkt door een stijging met kinderen in de schaal art. 50ter. In grafiek 8 werd reeds aangetoond dat het aantal rechtgevende kinderen in de schalen art. 50ter en art. 42bis sterk gecorreleerd is. Hetzelfde geldt in principe ook voor de evolutie van beide schaalcategorieën. Uit de grafiek uit de fact sheet voor de RKW (zie bijlage I, p. 27) blijkt duidelijk dat voor de RKW het aantal rechtgevende kinderen in de schalen art. 42bis en art. 50ter een gelijkaardige opwaartse evolutie kennen. Tot slot kan nog opgemerkt worden dat de toename van het aantal rechtgevende kinderen (art. 50ter) van invaliden trager verloopt dan de evolutie van het aantal invaliden in het algemeen. Op basis van een studie van het RIZIV Verklarende factoren met betrekking de stijging van het aantal invaliden 20 blijkt dat het aantal invaliden met 20,77 % is gestegen tussen 1994 en Deze stijging is duidelijk veel sterker dan de stijging van het aantal rechtgevende kinderen van invaliden in de schaal art. 50ter (+ 2,5 %). Volgens de studie van het RIZIV doet de toename zich vooral voor bij invaliden die lijden aan psychische stoornissen en ziekten van het bewegings en het bindweefsel. Als verklarende factoren voor de toename haalt de studie o.a. de wijziging in de structuur van de arbeidsmarkt (meer vrouwen) en de toenemende vergrijzing aan. Het feit dat invaliditeit vooral oudere werknemers treft kan een verklaring zijn voor het feit dat het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 50ter trager stijgt dan het aantal invaliden

46 Grafiek 24: Stijging of daling van de rechtgevende kinderen schaal art. 50ter - vergelijking van de situatie op 31 december 2004 en 31 december F 3 C 10 C 9 Dit is de toename voor het C 1 C/F 13 F 17 C/F 2 C 70 C 24 F 80 F 83 NMBS F 47 C/F 79 C 62 F 36 F 77 F 78 F 35 F 34 C/F 53 C 41 C/F 39 F 43 C/F 32 F 19 RKW 8.7 Evolutie van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen schaal art. 40 In tegenstelling bij de andere schaalcategorieën is de stijging voor de RKW binnen de schaalcategorie art. 40 (gewone schaal) veel minder markant. In absolute termen kennen vooral F 19 (Acerta), C/F 32 (Securex) en C/F 53 (HDP kinderbijslagfonds) de sterkste toename. De absolute koploper, wat betreft toename in de schaal art. 40, is trouwens Fonds 43 (VEV). Deze fondsen behoren allemaal de groep van fondsen die een globaal sociaal verzekeringspakket aan hun klanten kunnen aanbieden. Bij de sterke stijgers is de RKW trouwens het enige fonds dat niet de groep behoort die aan de klanten een globaal sociaal verzekeringspakket kunnen aanbieden. Er zijn uiteraard ook enkele uitzonderingen: PARTENA (C/F 39) bijvoorbeeld (het grootste kinderbijslagfonds) binnen de regeling en tevens deel uitmakend van de grootste sociale verzekeringsgroep in België heeft in de beschouwde periode een daling gekend met rechtgevende kinderen in de schaal art. 40 (ondanks een aantal fusies die mee in rekening genomen werden) en ook bij F 34 tevens deel uitmakend van een sociaal secretariaat werd een daling vastgesteld. Voor de rest worden vooral dalingen of stagnaties vastgesteld bij de fondsen die louter diensten als kinderbijslagfonds aanbieden. 43

47 Grafiek 25: Stijging of daling van de rechtgevende kinderen in absolute aantallen in de schaal art.40 vergelijking van de situatie op 31 december 2004 en 31 december Dit is de toename voor het C 9 C/F 39 C/F 13 NMBS F 17 C 1 C 10 F 34 C 70 F 80 F 78 C 24 F 83 C 62 F 3 F 47 C/F 79 F 36 F 77 F 35 C 41 C/F 2 RKW F 19 C/F 32 C/F 53 F Typologie per kinderbijslagfonds volgens de uitbetaling in de verschillende gewesten 9.1 Algemeen profiel van het fonds volgens percentage kinderen per gewest Tot nu toe werd de geografische spreiding van de rechtgevende per kinderbijslagfonds nog niet in detail in kaart gebracht. Globaal genomen telt het 55,95 % kinderen in het Vlaams Gewest, 33,93 % in het Waals Gewest en 10,12 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op het niveau van de fondsen worden in dit verband drie types fondsen onderscheiden. De eerste soort fondsen betalen bijna louter exclusief in het Waals Gewest (aanduiding C, zie links van grafiek 26), een tweede soort fondsen betaalt uit in de drie gewesten (aanduiding C/F, midden in de grafiek 26) en een derde soort fondsen die overwegend in het Vlaams Gewest uitbetalen (aanduiding F, uiterst rechts op de grafiek 26). 44

48 Grafiek 26: Verdeling van de rechtgevende kinderen per fonds volgens gewest situatie op 31 december 2004 % C 1 C 62 C 70 C 10 C 9 C 41 C 24 C/F 13 RKW C/F 39 C/F 2 C/F 79 C/F 32 C/F 53 F 43 F 19 F 34 F 36 F 3 F 78 F 17 F 77 F 35 F 83 F 47 F 80 Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest In de volgende grafieken ( ) wordt nagegaan hoe groot het aandeel of de aanwezigheid is van de verschillende fondsen in de drie gewesten. Het aandeel per fonds binnen het geheel van de kinderbijslagregeling voor werknemers kunt u in detail nalezen in bijlage II, p

49 9.2 Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaams Gewest Grafiek 27 : Aandeel in aal aantal rechtgevende kinderen per fonds uitgedrukt in percenten Vlaams Gewest 15% 12% 9% 6% 3% C 62 C 70 C 1 C 10 F 83 C 24 C 9 C 41 F 36 F 80 F 47 F 78 F 77 NMBS C/F 53 F 34 C/F 79 C/F 2 F 35 C/F 13 C/F 32 F 3 RKW F 17 F 43 F 19 C/F 39 De twee sterkst vertegenwoordigde fondsen in het Vlaams Gewest zijn de fondsen F 19 en F 43. De minst vertegenwoordigde fondsen zijn uiteraard de fondsen met de aanduiding C. Globaal genomen telt de RKW 11,93 % 21 van de rechtgevende kinderen in het werknemer. In het Vlaams Gewest is dit slechts 7,41 %. Wat ook opvalt is dat fonds C/F 39 in het Vlaams Gewest veel minder sterk staat dan in het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit kan vooral verklaard worden door de sterke positie van de Vlaamse fondsen F 19, F 43 en F Het betreft hier het aandeel binnen het berekend op basis van de demografische statistiek en niet op basis van de geografische statistiek. Vermits in de eerst vernoemde statistiek wordt vertrokken van de ingeschreven gevallen en in de tweede van de betaalde gevallen zijn, kunnen er lichte verschillen optreden in de percentages naargelang op basis van welke statistiek deze werden berekend. 46

50 9.3 Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Waals Gewest Grafiek 28: Aandeel per fonds in aal aantal rechtgevende kinderen in het Waals Gewest 18% 15% 12% 9% 6% 3% F 80 F 83 F 47 F 36 F 77 F 78 F 34 F 35 C 62 F 17 F 3 C/F 53 C 70 C/F 79 NMBS C 1 C 24 F 43 F 19 C 10 C 9 C/F 32 C/F 13 C 41 C/F 2 RKW C/F 39 In het Waals Gewest is C/F 39 het grootste fonds gevolgd door de RKW die ook vrij sterk vertegenwoordigd is in het Waals Gewest. In aal bedraagt het aandeel van de RKW 17,09 % van de rechtgevende kinderen in het Waals Gewest, het aandeel concentreert zich vooral in de verhoogde schalen. 47

51 9.4 Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Grafiek 29: Aandeel in aal aantal rechtgevende kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 3 25% 2 15% 1 5% F 83 C 62 F 80 F 77 F 36 C 1 F 47 C 9 C 24 C 70 F 78 C/F 79 NMBS C 10 F 34 F 35 F 17 F 3 C 41 F 43 F 19 C/F 2 C/F 32 C/F 13 RKW C/F 39 C/F 53 Het sterkst vertegenwoordigde fonds binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is, net als in het Waals Gewest, het fonds C/F 39 gevolgd door de RKW. Wat ook opvalt is dat de rechtgevende kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest veel meer geconcentreerd zijn in een aantal grote fondsen. In het bijvoorbeeld zijn vier fondsen nodig om een aal van ongeveer 50 % van de rechtgevende kinderen te bereiken, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de RKW samen met C/F 39 reeds een aandeel van 48,83 procent. In het Waals Gewest is er een grotere spreiding maar de grootste spreiding wordt toch vastgesteld in het Vlaams Gewest. In het Waals Gewest bijvoorbeeld zijn er slechts 6 fondsen die een aandeel hebben van meer dan 6 %, in het Vlaams Gewest zijn dit er 8. 48

52 9.5 Aandeel van de rechtgevende kinderen per gewest gekoppeld aan de schaalcategorie Als laatste onderdeel bij de bespreking van de verdeling van de effectieven van de kinderbijslagfondsen over de verschillende gewesten zal specifiek nagegaan worden wat het aandeel in het aantal rechtgevende kinderen is van de RKW en de fondsen en dit per gewest en binnen de verschillende schaalcategorieën. In de gewone schaal is het aandeel van de vrije fondsen en de NMBS het hoogst in het Vlaams Gewest (94,36 %), het aandeel van de RKW is hier het kleinst over alle gewesten (5,64 %). In het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het aandeel van de fondsen en de NMBS iets kleiner met respectievelijk 89,80 % en 83,30 %. Het aandeel van de fondsen en de NMBS in het aantal rechtgevende kinderen is het kleinst voor de rechtgevende kinderen in de schaal voor de langdurig werklozen en gepensioneerden (art. 42bis). In het Waals Gewest heeft de RKW een aandeel van 42,68 % van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis. Voor het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dit aandeel iets lager met respectievelijk 23,05 % en 29,38 %. Wat betreft de rechtgevende kinderen in de verhoogde schaal voor kinderen van invaliden (art. 50ter) wordt een gelijkaardige situatie vastgesteld als in de schaal art. 42bis, gekenmerkt door een groot aandeel van de RKW in het Waals Gewest (34,03 %) en een iets lager aandeel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (28,01%). In het Vlaams Gewest is het aandeel van de RKW iets lager (19,83 %). Voor de wezen in de verhoogde schaal art. 50bis zijn de verschillen niet zo sterk. Het aandeel van de RKW in de rechtgevende kinderen binnen deze schaal (art. 50bis) is ongeveer gelijk in het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met respectievelijke aandelen van 20,66 % en 21,06 %. In het Vlaams Gewest is het aandeel iets lager 13,91 %. 49

53 Tabel 2 : Aandeel in de rechtgevende kinderen van de RKW en de fondsen per schaalcategorie en gewest binnen het geheel van het - situatie op 31 december 2004 Waals Gewest art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis Totaal RKW 10,20 % 42,68 % 34,03 % 20,66 % 17,09 % Fondsen (+ NMBS) 89,80 % 57,32 % 65,97 % 79, 34 % 82,91 % Totaal % % % % % Vlaams Gewest RKW 5,64 % 23,05 % 19,83 % 13,91 % 7,41 % Fondsen (+ NMBS) 94,36 % 76,95 % 80,17 % 86,09 % 92,39 % Totaal % % % % % Brussels Hoofdst. Gewest RKW 16,70 % 29,38 % 28,01 % 21,06 % 20,37 % Fondsen (+ NMBS) 83,30 % 70,62 % 71,99 % 78,94 % 79,63 % Totaal % % % % % 10. Evolutie van het aandeel van de fondsen en de RKW binnen de verhoogde schalen Tot nu werden de statistieken besproken op het niveau van alle kinderbijslagfondsen. Uit deze besprekingen is reeds meermaals gebleken dat de RKW een vrij afwijkend profiel heeft dat zich kenmerkt door een groot aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis, art. 50ter en in mindere mate in art. 50bis. In tabel 2 werd reeds een overzicht gegeven van de aandelen per gewest. In dit deel zal de evolutie van het aandeel van de RKW gesitueerd worden ten opzichte van het aandeel van de fondsen en de NMBS binnen de verhoogde schalen toegelicht worden. Voor alle duidelijkheid wordt deze vertegenwoordiging voor de situatie op 31 december 2004 nogmaals op een rijtje gezet (zie ook grafiek 30). 50

54 8 % 33,7 % 27,0 % 16,9 % van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 40 wordt betaald door de RKW van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis wordt betaald door de RKW van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50ter wordt betaald door de RKW van de rechtgevende kinderen in de schaal art. 50bis word betaald door de RKW Grafiek 30: Vergelijking van het aandeel per schaalcategorie van rechtgevende kinderen in de RKW ten opzichte van de fondsen en de NMBS RKW Fondsen & NMBS % ,7 92% 75,2 66,3 82,3 73% 86,1 83, ,3 8,0 24,8 33,7 17,7 27% 13,9 16,9 art art art.42bis art.42bis art.50ter art.50ter art.50bis art. 50bis Op basis van grafiek 30 blijkt duidelijk dat het aandeel van de RKW binnen de verhoogde schalen tussen 1994 en 2004 sterk is toegenomen. Sowieso was het aandeel van de RKW voor de schaalcategorieën art. 42bis en art. 50ter reeds hoog in 1994 maar het is in de afgelopen 10 jaar met 8,9 % toegenomen voor de schaal art. 42bis en met 9,3 procent voor de schaal art. 50ter. Dit illustreert dat de gevallen die aanleiding geven een uitbetaling in een verhoogde schaal in toenemende mate door de RKW worden behandeld en uitbetaald. 51

55 11. Typologie per kinderbijslagfonds op basis van 8 parameters In de inleiding werd reeds aangehaald dat het opmaken van een typologie van de kinderbijslagfondsen één van de centrale doelstellingen van deze studie was. Aan de hand van de 8 parameters uit schema 1 werd deze typologie matig opgebouwd. Het resultaat van de uiteindelijke typologie vindt u in tabel 3 op de volgende pagina. In de tabel zijn de 8 parameters uit de oorspronkelijke tabel hernomen. De variabele regio zit verwerkt in de naam van het fonds via de aanduiding C, C/F of F. Voor de andere variabelen werd de legende steeds toegelicht in de specifieke hoofdstukken (Hoofdstuk 2-9). In tabel 4 wordt het detail van de cijfers weergegeven. De resultaten in de eindtabel moeten toelaten om snel een idee te krijgen van het profiel van een bepaald fonds. De classificatie op zich is uiteraard steeds een vereenvoudiging van de werkelijkheid, voor een genuanceerd beeld van de werkelijkheid dient het uiteraard steeds aanbeveling om de studie zelf of de bijlage te raadplegen. 52

56 Tabel 3: Typologie per kinderbijslagfonds op basis van 8 parameters grootte % verhoogde % in de categorie % ouder dan gezinsgrootte % geboorten evolutie Naam schalen arbeidsprestaties 18 jaar C 1 Eerder klein Verhoogd + Eerder hoog Eerder weinig > gemiddeld Eerder weinig = gemiddeld C/F 2 groot Verhoogd ++ Gemiddeld gemiddeld > gemiddeld Eerder weinig F 3 Gemiddeld Verhoogd + Eerder hoog gemiddeld gemiddeld < gemiddeld Eerder weinig C 9 Klein Verhoogd + Gemiddeld Zeer veel < gemiddeld weinig -- C 10 Klein Verhoogd ++ Laag gemiddeld Zeer veel < gemiddeld weinig -- C/F 13 Eerder groot Verhoogd - Hoog gemiddeld Eerder veel < gemiddeld Eerder weinig - F 17 Eerder groot Verhoogd - Hoog gemiddeld gemiddeld gemiddeld Eerder weinig - F 19 Zeer groot Verhoogd - Hoog gemiddeld gemiddeld > gemiddeld gemiddeld C 24 Eerder klein Verhoogd + Eerder hoog gemiddeld C/F 32 groot Verhoogd + Eerder hoog gemiddeld gemiddeld < gemiddeld Eerder weinig Eerder weinig > gemiddeld veel + F 34 Klein Verhoogd ++ Laag gemiddeld Eerder weinig < gemiddeld veel - F 35 Gemiddeld Verhoogd - Hoog gemiddeld Eerder weinig < gemiddeld gemiddeld F 36 Zeer klein Verhoogd - Zeer veel gemiddeld > gemiddeld weinig + C/F 39 Zeer groot Verhoogd ++ Laag gemiddeld gemiddeld > gemiddeld gemiddeld C 41 Gemiddeld Verhoogd ++ Gemiddeld gemiddeld > gemiddeld gemiddeld + F 43 Zeer groot Verhoogd - Zeer veel Eerder weinig > gemiddeld veel ++ F 47 Zeer klein Verhoogd -- Zeer veel gemiddeld gemiddeld Eerder weinig C/F 53 Klein Verhoogd + Eerder hoog gemiddeld Eerder weinig < gemiddeld gemiddeld ++ C 62 Zeer klein Verhoogd - Hoog gemiddeld Weinig > gemiddeld Eerder weinig + C 70 Eerder klein Verhoogd + Eerder hoog gemiddeld Eerder veel < gemiddeld weinig - F 77 Eerder klein Verhoogd - Hoog gemiddeld Weinig < gemiddeld gemiddeld + F 78 Eerder klein Verhoogd - Hoog gemiddeld Weinig < gemiddeld Eerder weinig C/F 79 Zeer klein Verhoogd -- Zeer veel Eerder veel < gemiddeld veel ++ F 80 Zeer klein Verhoogd ++ Zeer weinig Eerder weinig < gemiddeld weinig - F83 Zeer klein Verhoogd + Hoog gemiddeld Eerder veel < gemiddeld weinig -- RKW Zeer groot Verhoogd +++ Zeer weinig Weinig < gemiddeld veel + NMBS Klein Verhoogd -- Zeer veel Zeer veel < gemiddeld weinig -- = = = = = = = = 53

57 Tabel 4: Typologie per kinderbijslagfonds op basis van 8 parameters - basisgegevens Naam grootte % verhoogde schalen % in de categorie arbeidsprestaties % ouder dan 18 jaar Gezinsgrootte % geboorten evolutie C ,2 78,6 12,71% 1,83 8,3 +8,44% C/F ,15% 72,39% 15,33% 1,76 7,65% +6,69% F ,13% 75,23% 14,65% 1,74 8,42% -4,44% C ,99% 72,19% 21,15% 1,65 5,71% -40,85% C ,33% 67,19% 21,01% 1,63 5,34% -40,86% C/F ,92% 82,33% 17,76% 1,74 7,62% -24,62% F ,28% 84,27% 15,19% 1,75 7,45% -16,72% F ,91% 82,27% 15,16% 1,79 8,61% +8,48% C ,53% 76,08% 14,95% 1,71 6,88% -4,94% C/F ,41% 75,95% 12,07% 1,76 9,95% +20,34% F ,94% 68,01% 12,71% 1,74 10,61% -13,51% F ,83% 82,44% 12,96% 1,73 8,72% +5,69% F ,37% 85,55% 13,78% 1,79 5,85% +15,53% C/F ,89% 70,8 15,32% 1,76 8,96% -9,17% C ,74% 72,49% 14,85% 1,76 9,19% +23,73% F ,75% 86,31% 13,12% 1,80 9,99% +64,85% F ,92% 91,58% 14,33% 1,75 8,19% +8,58% C/F ,23% 78,86% 13,48% 1,71 9,45% +179,76% C ,27% 84,65% 11,62% 1,80 7,94% +12,47% C ,72% 75,62% 18,58% 1,70 6,1-16,28% F ,48% 83,48% 11,16% 1,74 9,09% +16,53% F ,49% 82,23% 11,39% 1,74 8,03% -6,39% C/F ,22% 87,58% 18,91% 1,73 9,69% +44,91% F ,25% 56,98% 12,58% 1,62 6,31% -12,18% F ,84% 80,12% 18,54% 1,60 5,23% -39,28% RKW ,83% 37,35% 11,14% 1,73 11,07% +29,74% NMBS ,05% 99,93% 28,0 1,65 3,91% -39,7 Stelsel ,77 % 73,31 % 14,57 % 1,75 9,0 % + 3,2 % 54

58 12. Conclusie In de loop van de bespreking werd vlug duidelijk dat de 26 kinderbijslagfondsen heel wat diversiteit herbergen. Deze diversiteit kwam uiting bij de bespreking van de acht karakteristieke parameters: grootte, schaalcategorie, arbeidsprestaties, leeftijd van kinderen, gezinsgrootte, geboorten, evoluties en de geografische spreiding. De belangrijkste bevindingen zullen nu kort nog even op een rijtje worden gezet: Grootte Het grootste fonds C/F 39 telt rechthebbenden, het kleinste (F 83) telt er 406. Het globale aantal rechthebbenden is trouwens sterk geconcentreerd in de grote fondsen. De 4 grootste fondsen hebben samen een aandeel van 48,87 % van de rechthebbenden, voor de 15 kleinste fondsen bedraagt dit aandeel slechts 11,78 %. Het aantal aangeslotenen per fonds kwam eveneens aan bod en hieruit bleek dat dit geen goede indicator is voor het evalueren van de grootte van een fonds. Het fonds met het meeste aangeslotenen is immers niet per definitie het grootste fonds in termen van rechthebbenden of bijslagtrekkenden. Het aantal bijslagtrekkenden of rechthebbenden wordt immers ook bepaald door de grootte van de bij het kinderbijslagfonds aangesloten werkgevers. Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene varieert immers sterk (van 1,04 46,74). Deze variatie kan vaak verklaard worden door het soort aangeslotenen of de sector waarbinnen het fonds werkzaam is. Schaalcategorie Op basis van grafieken 5 t.em. 10 was het ook mogelijk om op het niveau van de fondsen de relatie tussen de verschillende schaalcategorieën in kaart te brengen. Hieruit bleek dat het percentage rechtgevende kinderen in de schaal art. 40 en art. 42bis sterk gecorreleerd is. Ook het percentage rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis en art. 50ter is sterk gecorreleerd. Daarnaast was het op basis van deze grafieken ook mogelijk om een aantal atypische fondsen te detecteren. Het ging in hoofdzaak om de fondsen F 80, F 83, C 9 en C10. De afwijkingen voor de fondsen C 9 en C 10 worden verklaard door de grote proportie wezen van meer dan 25 jaar. Voor de andere fondsen was het atypisch profiel te verklaren door de specifieke sectoren waarin de fondsen werkzaam waren. Op basis van de percentages rechtgevende kinderen in de vier schaalcategorieën (art. 40, art. 42bis, art. 50ter en art. 40) werden de verschillende fondsen vervolgens opgedeeld in types. Dit leverde uiteindelijk 5 types kinderbijslagfondsen op. De RKW kon, omwille van zijn atypisch profiel, met 55

59 géén enkel ander fonds worden vergeleken en vormt een type op zich, gekenmerkt door een hoog percentage rechtgevende kinderen in de verhoogde schalen. Percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties Op basis van deze variabele kan bepaald worden voor hoeveel kinderen er kinderbijslag betaald wordt op basis van arbeidsprestaties (gedekt door bijdragen) en voor hoeveel kinderen dit gebeurt op basis van een toekenningssituatie (niet gedekt door bijdragen). In de RKW is het percentage kinderbijslag in de categorie arbeidsprestaties het laagst (37,35 %) gevolgd door F 80 (56,98 %). Het hoogste percentage wordt vastgesteld in de fondsen F 47, C/F 79 en F 43 met respectievelijk 91,58 %, 87,58 % en 86,31 %. Binnen het geheel van de kinderbijslag zonder tegenwaarde vormen de kinderen van langdurig werklozen de grootste groep (bijna 60 %) gevolgd door de invaliden (art. 50ter) en de wezen (art. 50bis). Samen zijn deze vier categorieën goed voor 80 % van de kinderbijslag zonder tegenwaarde. Leeftijd In het kinderbijslag voor werknemers is 14,57 % van de rechtgevende kinderen 18 jaar of ouder. Sommige fondsen worden echter gekenmerkt door een populatie rechtgevende kinderen die gemiddeld veel jonger is. In de RKW is slechts 11,14 % van de rechtgevende kinderen 18 jaar of ouder, wat meteen ook de laagste waarde is. Sommige andere fondsen tellen dan weer vooral oudere kinderen, de fondsen met de hoogste waarden die hier genoteerd worden zijn C 9, C 10, C/F 79, C 70 en F 83. Daarnaast bleek uit de studie dat de rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar vooral voorkomen in de schaalcategorie art. 50bis. Van het ale aantal rechtgevende kinderen van meer dan 25 jaar behoort 72,05 % de (statistische) schaalcategorie van de wezen. Vooral de fondsen C 9 en C 10 tellen heel veel kinderen van meer dan 25 jaar. Gezinsgrootte De gezinsgrootte werd geoperationaliseerd door het aantal rechtgevende kinderen te delen door het aantal bijslagtrekkenden. De laagste waarden werden hier waargenomen in de fondsen F 80, F 83, 56

60 C 10 en C 9. De fondsen C 1, C 62, F 43, F 19 en F 36 tellen het meeste aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende. De RKW leunt als fonds wat betreft het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende (1,73) dicht aan bij het (1,75). Geboorten De geboorten zijn een van de belangrijkste factoren in de evolutie van een bevolking. Om dit op het niveau van de kinderbijslagfondsen in kaart te brengen werd het aantal geboorten gedeeld door het aantal bijslagtrekkenden. Gemiddeld zijn er in het 9 geboorten per bijslagtrekkenden. In de RKW is deze waarde het hoogst van alle fondsen: 11 geboorten per bijslagtrekkenden. De fondsen met het minste aantal geboorten per bijslagtrekkenden zijn: NMBS, F 83, C 10, C9, F 36, C 70 en F 80. Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen Wat betreft de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen worden fondsen onderscheiden die stijgen, stagneren of dalen. Bij de sterkste stijgers worden de C/F 79, F 43, C/F 53 genoteerd. Bij de sterkste dalers vooral C 10, C 9 en F83. De sterkste stijging wordt algemeen waargenomen bij fonds C/F 53 dat tussen 1994 en 2004 met 180 % gestegen is. De stijging doet zich in de verschillende fondsen echter niet gelijkmatig voor over de diverse schaalcategorieën. Wat de schaalcategorieën art. 42bis en art. 50ter betreft is het duidelijk dat er een toenemende verschuiving is van deze categorieën naar de RKW. In het steeg het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis met kinderen, een stijging die voor een groot deel geconcentreerd is binnen de RKW ( ). Voor de schaalcategorie art. 50ter is de situatie nog markanter. Tegenover een matige stijging van het aantal rechtgevende kinderen van invaliden in de schaal art. 50ter ( ) staat een vrij sterke stijging van dezelfde effectieven binnen de RKW ( ). Wat de schaalcategorie art. 50bis betreft wordt in dit verband een afname vastgesteld in het ten opzichte van een toename bij de RKW. In de schaalcategorie art. 40 is F 43 in absolute termen met voorsprong de sterkste stijger en kent een toename met rechtgevende kinderen. Wat ook opvalt is dat hier vooral de fondsen die deel uitmaken van een sociale verzekeringsgroep stijgende effectieven laten noteren. Dit is logisch vermits de schaalcategorie art. 40 vooral bestaat uit rechtgevende kinderen verbonden aan een rechthebbende in de categorie arbeidsprestaties. 57

61 Deze verschillende evoluties hebben uiteraard een invloed gehad op het aandeel van de fondsen in het geheel. Voor de RKW (excl. NMBS) werd vastgesteld dat het aandeel in de schaalcategorie art. 42bis gestegen is van 24,8 % in 1994 naar 33,7 % in Het aandeel binnen de schaalcategorie art. 50ter steeg van 17,7 % naar 27,0 % en het aandeel binnen de schaal art. 50bis van 13,9 % naar 16,9 %. In de schaalcategorie art.40 daarentegen evolueert het aandeel nauwelijks (van 7,3 % naar 8 %). Algemeen valt in het trouwens op dat het aantal rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis een stijgende tendens vertoont. In 2004 werd hierbij het grootste aantal rechtgevende kinderen in deze schaalcategorie bereikt ( ) een stijging die zich volgens de laatst beschikbare statistieken voor het eerste semester 2005 nog versterkt ( rechtgevende kinderen). Geografische spreiding De laatste variabele die werd behandeld was de geografische spreiding. Hiermee werd per kinderbijslagfonds het aandeel per gewest bepaald. De twee fondsen met het grootste aandeel in het Vlaams Gewest zijn F 19 en F 43. De RKW heeft een klein aandeel van 7,41 % in het Vlaams Gewest tegenover een aandeel van 11,93 % in het. Zowel in het Waals Gewest als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is C/F 39 het grootste fonds gevolgd door de RKW. Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt ook op dat bijna de helft (48,83 %) van het aandeel geconcentreerd is binnen twee grote fondsen (C/F 39 en de RKW). In de andere gewesten, vooral in het Vlaams Gewest, is het aandeel meer gespreid over verschillende fondsen. Verder blijkt uit de analyse dat de RKW een cruciale rol speelt binnen het geheel van de uitbetaling van de verhoogde schalen. Zo ressorteert 42,68 % van alle rechtgevende kinderen in de schaal art. 42bis in het Waals Gewest onder de RKW tegenover 23,05 % in het Vlaams Gewest en 29,38 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook in de schaal art. 50ter is er een sterke vertegenwoordiging van de RKW: 34,03 % van de rechtgevende kinderen van invaliden in het Waals Gewest ressorteert onder de RKW tegenover 28,01 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 19,83 % in het Vlaams Gewest. Het aandeel in de schaal art. 50bis bedraagt 13,91 % in het Vlaams Gewest en ongeveer 21 % de andere gewesten. Het aandeel van de RKW in de gewone schaal ten slotte is in de drie gewesten het laagst. 58

62 Via deze studie werd een gedetailleerd profiel opgemaakt van de verschillende kinderbijslagfondsen, waaruit bleek dat ondanks de vele gelijkenissen tussen de fondsen er een sterke onderlinge diversiteit is. Naast deze diversiteit worden de fondsen ook gekenmerkt door een sterke dynamiek wat uiting kwam in de evoluties per fonds. Voor sommige fondsen is dit te wijten aan verschuivingen van de aangeslotenen. Voor de RKW uit dit zich vooral in de in toenemende mate belangrijke rol die de RKW speelt voor de bediening van gezinnen die recht hebben op een uitbetaling in één van de verhoogde schalen. * * * 59

63 BIJLAGE I "FACT SHEETS" PER KINDERBIJSLAGFONDS

64 Nummer fonds Benaming van de fondsen in 2004 Pagina C 1 CICAF 1 - Caisse Interprofessionnelle de Compensation pour Allocations Familiales 1 C/F 2 Groep S - Kinderbijslagfonds voor Werknemers 2 F 3 Kinderbijslagfonds KBL 3 C 9 Caisse de compensation pour allocations familiales de la région liégeoise 4 C 10 Caisse de compensation pour allocations familiales des régions de Charleroi et de Namur 5 C/F 13 Kinderbijslagfonds van Brabant 6 F 17 Kinderbijslagfonds ALFA-AURORA 7 F 19 ACERTA Kinderbijslagfonds 8 C 24 Kinderbijslagfonds van Doornik en omliggende 9 C /F 32 Kinderbijslagfonds SECUREX 10 F 34 ARENBERG Kinderbijslagfonds 11 F 35 ADMB Kinderbijslagfonds 12 F 36 Kinderbijslagfonds C/F 39 PARTENA, Kinderbijslagfonds 14 C 41 Kinderbijslagfonds UCM 15 F 43 Kinderbijslagfonds V.E.V. 16 F 47 Compensatiekas voor Gezinsvergoedingen der Centrale der Werkgevers aan de Haven van Antwerpen 17 C/F 53 HDP Verrekenkas voor kinderbijslag 18 C 62 Familienzulagenkasse Ostbelgien Caisse d'allocations familiales de l'est de la Belgique 19 C 70 Caisse de compensation pour allocations familiales de la région du Centre A.F.I.C. 20 F 77 De Regionale - Kinderbijslagfonds 21 F 78 Algemene Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen HET GEZIN 22 C/F 79 Gezinsvergoedingenkas voor Notarissen, Politieke Mandatarissen en vrije Beroepen 23 F 80 Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders gebezigd door de Ladings- en Lossingsondernemingen en door de Stuwadoors in de Havens, Losplaatsen, Stapelplaatsen en Stations 24 F 83 Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart 25 C/F 98 Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen 26 C/F 99 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) 27

65 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C 1 "CAISSE INTERPROFESSIONNELLE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES" 1 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % 8 6 C art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 C 1 25% 2 15% 1 5% 0-6 j 6-12 j j j 25+ j G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 113 Gezinnen Kinderen Gezinnen C 1 Kinderen C C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 1 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 1 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 1 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

66 2 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C/F 2 "GROEP S - KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS" % A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C/F 2 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C/F 2 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C/F % 2 15% 1 5% AANGESLOTEN LEDEN B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 2, 1,5% 1, 0,5% 0, C/F j 6-12 j j j 25+ j D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C/F 2 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C/F EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen C/F 2 Kinderen C/F 2 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

67 3 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 3 "KINDERBIJSLAGFONDS KBL" % A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 3 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen F 3 Kinderen F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 3 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 3 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 3 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers

68 4 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C 9 "CAISSE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES DE LA REGION LIEGEOISE" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C 9 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% C j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 110 Gezinnen Kinderen Gezinnen C 9 Kinderen C C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 9 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 9 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 9 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

69 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C 10 "CAISSE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES DES REGIONS DE CHARLEROI ET DE NAMUR" 5 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C 10 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% C j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 110 Gezinnen Kinderen Gezinnen C 10 Kinderen C 10 C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 10 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 10 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 10 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

70 6 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C/F 13 "KINDERBIJSLAGFONDS VAN BRABANT" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C/F 13 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% C/F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen C/F 13 Kinderen C/F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C/F13 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C/F 13 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C/F 13 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C/F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

71 7 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 17 "KINDERBIJSLAGFONDS ALFA-AURORA" % A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 17 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 17 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 17 35% 3 25% 2 15% 1 5% AANGESLOTEN LEDEN B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 2, 1,5% 1, 0,5% 0, F j 6-12 j j j 25+ j D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 17 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen F 17 Kinderen F 17 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

72 8 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 19 "ACERTA KINDERBIJSLAGFONDS " A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 19 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 3 25% 2 15% 1 5% F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 110 Gezinnen Kinderen Gezinnen F 19 Kinderen F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 19 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 19 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het F F art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers

73 9 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C 24 "KINDERBIJSLAGFONDS VAN DOORNIK EN OMLIGGENDE" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C 24 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% C j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 105 Gezinnen Kinderen Gezinnen C 24 Kinderen C C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 24 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 24 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 24 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

74 10 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C/F 32 "KINDERBIJSLAGFONDS SECUREX" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C/F32 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% C/F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 130 Gezinnen Kinderen Gezinnen C/F 32 Kinderen C/F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het 0 C/F 32 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C/F 32 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C/F 32 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C/F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

75 11 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 34 "ARENBERG KINDERBIJSLAGFONDS" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 34 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen F 34 Kinderen F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 34 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 34 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 34 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

76 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 35 "ADMB KINDERBIJSLAGFONDS" 12 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 35 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 108 Gezinnen Kinderen Gezinnen F 35 Kinderen F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 35 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 35 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 35 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

77 13 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ F 36 "KINDERBIJSLAGFONDS 36" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 36 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 35% 3 25% 2 15% 1 5% F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Gezinnen F 36 Kinderen Kinderen F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het F 36 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 36 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 36 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

78 14 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C/F 39 "Part.ENA, KINDERBIJSLAGFONDS" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C/F 39 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 3 25% 2 15% 1 5% C/F j 6-12 j j j 25+ j EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 120 Gezinnen Kinderen 110 Gezinnen C/F 39 Kinderen C/F C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C/F 39 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C/F 39 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2, 1,5% 1, 0,5% 0, AANGESLOTEN LEDEN D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C/F 39 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C/F H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

79 15 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2004 BIJ C 41 "KINDERBIJSLAGFONDS UCM" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C 41 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 41 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 41 35% 3 25% 2 15% 1 5% AANGESLOTEN LEDEN B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 2, 1,5% 1, 0,5% 0, C j 6-12 j j j 25+ j D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 41 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen C 41 Kinderen C 41 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis

Statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds Statistiek per kinderbijslagfonds Telling 2009 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknmers Informatie verkrijgbaar bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW)

Nadere informatie

Statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds Statistiek per kinderbijslagfonds Dienst 2010 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Inlichtingen bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) Departement

Nadere informatie

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002 DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002 INHOUDSTAFEL DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN

Nadere informatie

De statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds De statistiek per kinderbijslagfonds Tellingen 2008 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat

Nadere informatie

De statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds De statistiek per kinderbijslagfonds Tellingen 2007 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, Rijksdienst

Nadere informatie

Statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds Statistiek per kinderbijslagfonds Jaar 2012 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Inlichtingen bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) Departement

Nadere informatie

De statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds De statistiek per kinderbijslagfonds Jaar 2013 Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED) Voor alle inlichtingen kunt u terecht bij: FAMIFED Departement Ondersteuning

Nadere informatie

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat 70-1000 Brussel e-mail: research@rkw.be www.rkw.be

Nadere informatie

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Geografische spreiding van de kinderbijslag 2011 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat

Nadere informatie

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG RKW KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2009 - STATISTISCHE REEKSEN 2008 Tellingen 2008 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nadere informatie

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED) Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED) Voor alle inlichtingen kunt u terecht bij: FAMIFED Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70 1000

Nadere informatie

DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2003 -

DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2003 - RKW KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2003 - STATISTISCHE REEKSEN 1993-2003 Uitgave 2004 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 142 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017 FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE KINDERBIJSLAG STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017 Gedetailleerde gegevens STATISTISCH OVERZICHT NR. 5 Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor

Nadere informatie

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Geografische spreiding van de kinderbijslag 2010 1 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat

Nadere informatie

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010 FOCUS 2011-2 De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237

Nadere informatie

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG FAMIFED Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG 2013 Geografische spreiding van de kinderbijslag 2013 Verantwoordelijke uitgever: Federaal agentschap voor

Nadere informatie

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014 FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 150 Verantwoordelijk uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag Voor alle inlichtingen,

Nadere informatie

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007 STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 BRUSSEL Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor alle inlichtingen

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1 A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Schaal tegen spilindex 103,04 (Basis 2013 = 100) van toepassing op 01/06/2017 Aanpassing van het barema aan de nieuwe spilindex I. BASISKINDERBIJSLAGEN 1. GEWONE KINDERBIJSLAG

Nadere informatie

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2011-1 De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 48 Fax: 02-237 24 35 E-mail:

Nadere informatie

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016 FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE KINDERBIJSLAG STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016 Gedetailleerde gegevens STATISTISCH OVERZICHT NR. 3 Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag Voor

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN N 148 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nadere informatie

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG RKW KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2002 - STATISTISCHE REEKSEN 1992-2002 Uitgave 2003 Editeur responsable: Office national d'allocations familiales pour

Nadere informatie

FOCUS 2009-2. De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS 2009-2. De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2009-2 De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 46 Fax: 02-237

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Schaal tegen spilindex 119,62 (Basis 2004 = 100) van toepassing op 01/07/2014 Aanpassingen: 1. Aanpassing van de grensbedragen voor de inkomsten

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 140 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 145 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 144 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

Gezinsbijslag in 15 vragen

Gezinsbijslag in 15 vragen Gezinsbijslag in 15 vragen 1. Wat is gezinsbijslag? Gezinsbijslag omvat: - het kraamgeld dat eenmalig wordt uitbetaald bij de geboorte - de adoptiepremie die eenmaal wordt uitbetaald bij de adoptie - de

Nadere informatie

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

STATISTIEK VAN DE OVERHEID STATISTIEK VAN DE OVERHEID Dienstjaar 2009 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: RKW Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat

Nadere informatie

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening. Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening. Focus: 2016 3 Sinds 50 jaar wordt een bijkomende bijslag voorzien voor kinderen met een aandoening. In de loop van de jaren

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1 A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Voor de kinderbijslagbedragen is de spilindex 101,02 (Basis 2013 = 100) van toepassing vanaf 01/06/2016. De grensbedragen voor de bestaansmiddelen zijn aangepast vanaf 01/06/2017

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Schaal tegen spilindex 101,02 (Basis 2013 = 100) van toepassing op 01/06/2016 Aanpassing van het barema aan de nieuwe spilindex I. BASISKINDERBIJSLAGEN 1. GEWONE KINDERBIJSLAG

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Schaal tegen spilindex 119,62 (Basis 2004 = 100) van toepassing op 01/07/2015 Aanpassing: Aanpassing van de grensbedragen voor de inkomsten of sociale

Nadere informatie

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG A. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET Schaal tegen spilindex 105,10 (Basis 2013 = 100) van toepassing op 01/09/2018 Aanpassing aan de nieuwe spilindexen I. BASISKINDERBIJSLAGEN 1. GEWONE KINDERBIJSLAG (1) 1ste

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2004 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 130 Verantwoordelijk uitgever

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2004 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 129 Verantwoordelijk uitgever

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015 FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 151 30.06.2015 Verantwoordelijk uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag Voor

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 147 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 146 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2003 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 128 Verantwoordelijk uitgever

Nadere informatie

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag Focus 2017 2 Op 1 mei 2015 waren er 96.231 kinderen jonger dan 18 jaar en gedomicilieerd in België die geen Belgische kinderbijslag ontvingen. Dit komt

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2008 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 138 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER Geografische statistiek telling 2008 INHOUDSTAFEL INLEIDING... 2 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER 2007...5 2. EVOLUTIE VAN HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN PER ARRONDISSEMENT 2000-2007...18

Nadere informatie

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG Barema Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG 1. BASISBEDRAGEN 1.1 Premies Eénmalig KRAAMGELD 1ste geboorte 2de geboorte en elk der volgende Elk kind uit een meerlingenzwangerschap 1.223,11 920,25

Nadere informatie

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE OVERHEID Uitgave 2004 Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor

Nadere informatie

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018 FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE KINDERBIJSLAG STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018 Gedetailleerde gegevens STATISTISCH OVERZICHT NR. 7 Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor

Nadere informatie

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004 BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN Telling 2004 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70-1000 BRUSSEL Verantwoordelijke

Nadere informatie

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2010-1 De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 25 33 Fax: 02-237 24 35 E-mail: research@rkw.be Website:

Nadere informatie

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG Barema Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG 1. BASISBEDRAGEN 1.1 Premies Eénmalig KRAAMGELD 1 ste geboorte 1.223,11 2 de geboorte en elk der volgende 920,25 Elk kind uit een meerlingenzwangerschap

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties FOCUS 2008-3 De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 143 Verantwoordelijk uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag

Nadere informatie

Juridisch bulletin. Wetgeving

Juridisch bulletin. Wetgeving Juridisch bulletin Wetgeving 2008 www.rkw.be Inhoud 1 Wetten 4 1.1 Programmawet (I) van 8 juni 2008, BS van 16 juni 2008 (Jaarlijkse leeftijdsbijslag) 4 1.2 Wet houdende diverse bepalingen (I) (1) van

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2005 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 131 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2005 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 132 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens Trierstraat 70 B-1000 Brussel Departement Controle CO 1375 Afzender RKW Trierstraat 70 B-1000 Brussel datum 06.10.2008 II/C/CO1375/BH uw ref. contact Hugo Bogaert attaché telefoon 02-237 23 61 02-237 21

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) Eerste deel Evolueert de werkloosheidsduur naargelang de leeftijd van de werkloze? Hoe groot is de kans

Nadere informatie

FOCUS 2013-1. De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS 2013-1. De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2013-1 De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 51 E-mail: research@rkw-onafts.fgov.be

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Bedragen kinderbijslag

Bedragen kinderbijslag Bedragen kinderbijslag 1/06/2016 KINDERBIJSLAG 1. BASISBEDRAGEN 1.1 Premies Eénmalig KRAAMGELD 1ste geboorte 2de geboorte en elk der volgende Elk kind uit een meerlingenzwangerschap 1.247,58 938,66 1.247,58

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2006 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 133 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2006 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 134 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse Studies De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen Beschrijvende analyse van 1995 tot 1999 Inleiding Deze analyse heeft tot doel na 5 jaar een balans op te maken van het stelsel van de Plaatselijke

Nadere informatie

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014 Federaal Agentschap voor Kinderbijslag DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014 HALFJAARLIJKSE STATISTIEKEN NR 149 Verantwoordelijk uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag Voor alle

Nadere informatie

Sectorfoto PSC

Sectorfoto PSC Sectorfoto 2009-2013 PSC 149.01 Elektriciens: Installatie en Distributie 2014 Vormelek vzw Marlylaan 15/8 b2 1120 Brussel Tel.: 02/476.16.76 Fax: 02/476.17.76 Geen enkel gedeelte van dit werk mag gereproduceerd

Nadere informatie

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen in de volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Inleiding In ons recent onderzoek betreffende de gerechtigden op wacht- en

Nadere informatie

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor alle inlichtingen richt men zich tot: RKW Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70-1000 Brussel E-mail:

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers 2009/1 139 Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2009 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 139 Verantwoordelijk

Nadere informatie

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR) Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september 2008 - maandelijkse bedragen in EUR) I. Samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders 1. Gewone kinderbijslag (artikel 40): eerste

Nadere informatie

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN Tellingen 2005 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70-1000 BRUSSEL Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nadere informatie

Juridisch bulletin. Wetgeving

Juridisch bulletin. Wetgeving Juridisch bulletin Wetgeving 2009 www.rkw.be Inhoud 1 Wetten 3 1.1 Programmawet van 22 december 2008 (Eenoudertoeslag Onmiddellijke uitwerking Kinderen met een aandoening) 3 1.2 Wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid

Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Keizerslaan 7-9 - 1000 Brussel Tel. 02 515 41 11 http://www.rva.fgov.be Analyse van de uitkeringen voor volledige werkloosheid Beschouwde statuten De onderzochte populatie

Nadere informatie

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers ek se n Het kinderbijslagstelsel van de zelfstandigen 1992-2008 De stati Telling 2009 e r e h c stis Statistische Reeksen - Kinderbijslagstelsel voor de

Nadere informatie

FOCUS 2009-3. Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS 2009-3. Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2009-3 Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 48 Fax: 02-237 24 35 E-mail: research@rkw-onafts.fgov.be

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2007 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 136 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen 2007. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70-1000 BRUSSEL

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen 2007. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70-1000 BRUSSEL DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR Tellingen 2007 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70-1000 BRUSSEL Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Nadere informatie

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR FOCUS : TOEKENNINGSDUUR 2013.2 1 De toekenningsduur: een nieuwe variabele van de POD Maatschappelijke Integratie 1. INLEIDING Onderzoek naar toekenningsduur binnen de Belgische bijstand werd eerder door

Nadere informatie

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR) Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR) I. Samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders 1. Gewone kinderbijslag (artikel 40) eerste kind 86,77

Nadere informatie

Juridisch bulletin.

Juridisch bulletin. Juridisch bulletin www.rkw.be Dienstvoorschriften 2011 Inhoud 1 Ministeriële omzendbrieven 3 1.1 Ministeriële omzendbrief nr.611 van 12 oktober 2010 (Artikel 76bis, 1, KBW. Barema s van de gezinsbijslag)

Nadere informatie

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen Focus Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen Inleiding De werknemer die werkloos wordt en toelaatbaar is op basis van arbeidsprestaties krijgt in toepassing van het verzekeringsprincipe een cijfercode

Nadere informatie

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers HAL FJ AAR L IJ K S E ME DE DE L ING Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2007 HALFJAARLIJKSE MEDEDELING NR 135 Verantwoordelijk uitgever:

Nadere informatie

FOCUS Analyse van de evolutie van het aantal kinderen per leeftijd. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS Analyse van de evolutie van het aantal kinderen per leeftijd. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers FOCUS 2012-1 Analyse van de evolutie van het aantal kinderen per leeftijd Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat 70 1000 Brussel Tel.: 02-237 26 48 E-mail: research@rkw-onafts.fgov.be

Nadere informatie

IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID

IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. PROFIEL VAN HET GEHEEL VAN WERKZOEKENDE UITKERINGSGERECHTIGDE VOLLEDIG WERKLOZEN (UVW-WZ)...

Nadere informatie

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR) Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari 2008 - maandelijkse bedragen in EUR) I. Samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders 1. Gewone kinderbijslag (artikel 40): eerste

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/08/182 BERAADSLAGING NR 08/065 VAN 4 NOVEMBER 2008 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid; 1 SCSZ/06/153 BERAADSLAGING NR. 06/088 VAN 5 DECEMBER 2006 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE UITBETALINGSINSTELLINGEN VOOR WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN AAN DE KINDERBIJSLAGFONDSEN,

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/08/196 BERAADSLAGING NR 08/074 VAN 2 DECEMBER 2008 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 2 juni 2005;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 2 juni 2005; SCSZ/05/91 1 BERAADSLAGING NR. 05/032 VAN 19 JULI 2005 M.B.T. DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING AAN DE RIJKSDIENST VOOR KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS EN DE

Nadere informatie

IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen

IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen 1 IMA-monitor van de toepassing van de verplichte sociale derdebetalersregeling door huisartsen Boekhoudperiode 2015T1 2016T4 Publicatiedatum: 20 juni 2017 Auteurs: Belinda ten Geuzendam, Didier Saint-Jean,

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

Kinderarmoede, de erosie van de kinderbijslagen en de staatshervorming

Kinderarmoede, de erosie van de kinderbijslagen en de staatshervorming Kinderarmoede, de erosie van de kinderbijslagen en de staatshervorming Bea Cantillon, Universiteit Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck De evolutie van de kinderarmoede Functies en belang

Nadere informatie

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht Trierstraat 70 B-1000 Brussel dienst Controle Afzender RKW Trierstraat 70 B-1000 Brussel datum 21.12.2012 uw ref. contact Peter Savat Guy Tillieux sociaal inspecteurs telefoon 02-237 21 07 02-237 23 60

Nadere informatie

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012 Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing RKW - Studiedag 29 maart 2012 Splitsing volgens de 6e staatshervorming 2 - Overdracht van de bevoegdheid aan de gemeenschappen Voor Brussel:

Nadere informatie

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003 Bijlage bij bericht 6 H-HR/2007 71e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522 Uitreiking: typelijst 25/003 Reserve: 20 ex BEDRAGEN VAN DE GEZINSPRESTATIES TOEPASSELIJK VANAF 01.10.2006 Spilindex Coëfficiënt van de

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid» SCSZ/08/002 BERAADSLAGING NR. 08/002 VAN 15 JANUARI 2008 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN BEPAALDE PERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie