VERGOEDINGSREGELING. Stichting Pensioenfonds OWASE. 1 januari 2017

Transcriptie

1 VERGOEDINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds OWASE van 1 januari 2017 Inleiding De Pensioenfederatie heeft in 2013 in zijn Aanbevelingen voor deskundig en competent pensioenfondsbestuur richtlijnen opgenomen voor de vergoeding van bestuurders. Daarin wordt aangeven welke vergoedingen binnen de sector als (maximaal) passend worden beschouwd. Een goed pensioenfonds vraagt om een goed beloningsbeleid. Pensioenfondsen opereren in een complexe wereld. In de afgelopen jaren zijn er steeds meer eisen gesteld aan pensioenfondsbestuurders. Van pensioenfondsbestuurders wordt niet alleen meer verwacht voor wat betreft hun kennis en vaardigheden, maar ook voor wat betreft hun beschikbaarheid. Nu pensioenfondsen steeds meer verwachten van hun bestuurders, is het noodzakelijk dat er een passende vergoeding tegenover staat. Passend betekent dat bij de hoogte van de vergoeding rekening wordt gehouden met de eisen die aan bestuurders worden gesteld, maar ook dat er rekening wordt gehouden met het karakter van het pensioenfonds. In de Code Pensioenfondsen is vastgelegd dat ieder fonds een beheerst en duurzaam beloningsbeleid voert dat in overeenstemming is met de doelstellingen van het fonds. De ingelegde premies van werkgevers en werknemers dienen zoveel mogelijk ten goede te komen aan de opbouw van pensioenen. Het niveau van de vergoedingen dient enerzijds bij te dragen aan het aantrekken en behouden van voldoende bekwame bestuurders en gremiumleden, maar dient tegelijkertijd gekenmerkt te worden als gematigd en maatschappelijk verantwoord. Het pensioenfonds legt het beleid met betrekking tot beloning schriftelijk vast en maakt dit ook openbaar. Deze vergoedingsregeling heeft betrekking op de vergoedingen voor de leden van het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE en van de andere gremia van dit pensioenfonds. In de volgende paragrafen wordt het beleid dat het pensioenfonds voert ten aanzien van de verschillende gremia verder uitgewerkt: de vergoedingen voor het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de commissies. 1

2 Tevens wordt inzicht gegeven in het beleid dat het pensioenfonds voert ten aanzien van beloningen bij het pensioenbureau en de externe dienstverleners, waaronder m.n. ook de vermogensbeheerders. De invloed die het pensioenfonds heeft bij het vaststellen van de hoogte van de vergoedingen voor het bestuur en de andere gremia is groter dan de invloed van het fonds op het beloningsbeleid bij het pensioenbureau en de externe dienstverleners. Het pensioenfonds Het pensioenfonds heeft een paritair samengesteld bestuur. Het pensioenfonds wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de drie eigen pensioenfondsgeledingen: de werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. De bestuursleden komen in beginsel uit de eigen geledingen. De kandidaten worden door de eigen geleding voorgedragen en vervolgens (mits geschikt bevonden) door het bestuur benoemd. De geledingen hebben echter ook de mogelijkheid om (behalve) iemand uit de eigen geleding ook (één) vakbestuurder voor te dragen als vertegenwoordiger van de betreffende geleding in het bestuur. Zo n vakbestuurder kan bijvoorbeeld van buiten OWASE komen - dus niet uit de geleding zelf -, maar wordt wel benoemd als vertegenwoordiger van die geleding. Het pensioenfonds heeft een paritair samengesteld verantwoordingsorgaan (VO). Het VO bestaat dus eveneens uit vertegenwoordigers van de drie eigen pensioenfondsgeledingen: de werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. De VO-leden komen allen uit de geledingen zelf (dus geen vakbestuurders van buiten OWASE). Het VO is het medezeggenschapsorgaan van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft een drietal bestuurscommissies: de Financiële en technische commissie (Fincie), de beleggingscommissie (Belcie) en de communicatiecommissie (Comcie). Behalve bestuursleden wordt ook een aantal externe leden in deze commissies benoemd, waarbij het pensioenfondsbestuur de intentie heeft om bij een vacature in het bestuur - bij gebleken geschiktheid en op voordracht van één van de geledingen - één van deze externe leden in het bestuur te benoemen. Externe commissieleden zijn dus lid van een commissie van het pensioenfonds, zonder dat zij tevens lid zijn van het pensioenfondsbestuur. De externe leden komen uit de OWASE-geledingen, behalve de externe voorzitter van de beleggingscommissie. Die wordt vanwege zijn specifieke deskundigheid van buiten OWASE benoemd (met hem wordt een aparte SLA afgesloten). De bij het pensioenfonds aangesloten bedrijven die bestuursleden of leden van de andere pensioenfondsgremia ter beschikking stellen - hetzij als werkgeverslid, hetzij als werknemerslid - ontvangen hiervoor jaarlijks van het pensioenfonds een vergoeding. Het gaat hierbij om een (gedeeltelijke) compensatie voor het gemis aan geleverde arbeid doordat de betreffende medewerker binnen werktijd voor het pensioenfonds werkzaam is. De betreffende medewerker ontvangt dus zelf van het fonds geen vergoeding (hij ontvangt zijn gewone salaris van zijn eigen werkgever). Hij moet dan natuurlijk wel door zijn werkgever in staat worden gesteld om binnen werktijd zijn werkzaamheden voor het pensioenfonds te doen. De verschillende OWASE-bedrijven zijn niet allemaal even actief betrokken bij het bestuur van het pensioenfonds: sommige bedrijven stellen relatief veel en zware medewerkers beschikbaar, andere bedrijven hebben die mogelijkheid niet. De vergoedingsregeling is dus mede bedoeld om de financiële lasten van het pensioenfondsbestuur zo eerlijk mogelijk over de aangesloten ondernemingen te verdelen. De bedrijven die bestuursleden beschikbaar stellen ontvangen per beschikbaar gesteld bestuurslid een vaste vergoeding per jaar (bij het beschikbaar stellen van een bestuurslid voor een gedeelte 2

3 van het jaar geschiedt de vergoeding naar rato van het aantal maanden dat het bestuurslid beschikbaar werd gesteld). Deze vergoeding wordt jaarlijks in december uitgekeerd. De bedrijven die bestuursleden beschikbaar stellen ontvangen daarbovenop per bestuursvergadering, commissievergadering en andere bijeenkomst van het pensioenfonds die een bestuurslid heeft bijgewoond een vergoeding per lid (o.b.v. vacatiegeld). NB. de bedrijven die VOleden of externe commissieleden beschikbaar stellen ontvangen daarvoor dus geen vaste vergoeding (alleen het vacatiegeld). De cumulatieve vergoedingen worden aan het einde van een jaar geïnventariseerd en eveneens in december uitgekeerd. De bedrijven ontvangen daartoe jaarlijks van het pensioenfonds een specificatie van de (totale) vergoeding die zij bij het pensioenfonds kunnen declareren (excl. BTW). Deze vergoeding wordt vervolgens door het pensioenfonds uitbetaald overeenkomstig een BTW-factuur die het bedrijf o.b.v. het overzicht aan het pensioenfonds stuurt (dus verhoogd met BTW). Pensioengerechtigde leden van het bestuur, van het verantwoordingsorgaan of van één van de andere gremia ontvangen jaarlijks in persoon een vergoeding (NB. dus geen salaris). Zij ontvangen per bestuursvergadering, commissievergadering en andere bijeenkomst van het pensioenfonds die een gremiumlid heeft bijgewoond een vergoeding (o.b.v. vacatiegeld). De pensioengerechtigde bestuursleden ontvangen daarbovenop elk jaar een vaste vergoeding. Ook de eventuele vakbestuurders ontvangen in persoon een vergoeding (vacatiegeld en vaste vergoeding). De vergoedingen worden bruto uitbetaald. Er moeten nog wel premies en sociale lasten worden ingehouden. De pensioengerechtigde leden en vakbestuurders ontvangen over elk kwartaal een voorschot (vacatiegeld en voor de bestuursleden tevens een kwart van de vaste vergoeding). Dit voorschot wordt aan het einde van het kwartaal uitgekeerd. Aan het einde van een jaar worden de vergoedingen geïnventariseerd. In december vindt een eindafrekening plaats. De vergoedingsbedragen worden om de drie jaar geactualiseerd. Het bestuur stelt de bedragen vast na advies te hebben ingewonnen bij het verantwoordingsorgaan. De vergoedingsbedragen zijn opgenomen in de bijlage. Pensioenbureau Het pensioenbureau van het fonds is ondergebracht bij Dion Pensioen Services (DPS), één van de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen. De medewerkers van het pensioenbureau nemen deel aan de OWASE-pensioenregeling. De pensioenaanspraken worden met hetzelfde percentage verhoogd dan wel verlaagd als die van alle andere deelnemers aan de pensioenregeling. De medewerkers zijn in dienst van DPS en dus niet van het pensioenfonds. Zij ontvangen geen salaris of vergoeding van het pensioenfonds zelf. De beloningen bij DPS mogen niet leiden tot het nemen van onnodige risico s en DPS dient rekening te houden met de actuele maatschappelijke discussie over beloningsbeleid in de financiële dienstverlening. Tegelijkertijd moet het beloningsbeleid DPS wel in staat stellen om de juiste medewerkers aan te trekken die nodig zijn om het gewenste niveau van dienstverlening te bereiken of te behouden. E.e.a. houdt in dat zeer terughoudend omgegaan dient te worden met variabele beloningen en dat het beloningsniveau gematigd/marktconform is ten opzichte van de voor DPS relevante referentiesector (zakelijke dienstverlening). Het pensioenfonds heeft DPS bevraagd op haar beloningsbeleid. Het pensioenfonds constateert dat in dit beleid invulling gegeven wordt aan een beheerst en duurzaam beloningsbeleid. Hieronder wordt het beloningsbeleid van DPS ten aanzien van haar eigen medewerkers op hoofdlijnen beschreven. 3

4 De functiewaardering en de indeling van de (functies van de) medewerkers van DPS in salarisschaal en trede geschiedt overeenkomstig de OWASE CAO cq. het daarop gebaseerde arbeidsvoorwaardenbeleid. Het pensioenfonds heeft vastgesteld dat er in de CAO en het daarop gebaseerde beleid geen perverse prikkels zijn die aanleiding kunnen zijn om onverantwoorde risico s te nemen. DPS houdt bij het beloningsbeleid tevens rekening met maatschappelijke opvattingen ten aanzien van beloningen in maatschappelijke organisaties. DPS besteedt expliciet en structureel aandacht aan het beperken en beheersen van de negatieve effecten van variabele beloningsstructuren op het risicoprofiel van zowel DPS als de belangen van het pensioenfonds. Het beloningsbeleid van DPS is voor alle groepen medewerkers (directie, staffuncties en overige medewerkers) getoetst aan de Regeling voor Beheerst Beloningsbeleid (Wft 2014) en de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (maximering van variabele inkomens). De medewerkers verdienen géén salaris dat hoger ligt dan de zogenoemde Balkenendenorm (zijnde 130% van een ministersalaris). Er worden geen prestatiebonussen aan de medewerkers uitgekeerd. De standaard arbeidsduur dat de (voltijd) werknemer wekelijks zijn arbeid dient te verrichten is 38 uur per week. DPS bevestigt jaarlijks per brief aan het pensioenfonds dat het beloningsbeleid is getoetst en dat uit de toetsing naar voren is gekomen dat het beleid in overeenstemming is met het hierboven geschetste beleidskader. Externe vermogensbeheerders Het pensioenfonds ziet er op toe dat het beloningsbeleid bij de externe dienstverleners voldoet aan de wettelijke kaders die voor hen gelden. Volgens deze regels moet het beleid zo zijn vormgegeven dat geen onaanvaardbare risico s worden genomen en dat het belang van de klanten (i.c. het pensioenfonds en daarmee ook de deelnemers aan de pensioenregeling) centraal staat. Voor het beheer van (een gedeelte van) het vermogen worden externe (fonds)managers ingehuurd. Het gaat hierbij om grote (soms internationale) vermogensbeheerders waar het pensioenfonds, gegeven de beperkte omvang van het beheerde vermogen van het fonds, nauwelijks invloed op uit kan oefenen. Het gaat in de praktijk dus enkel om de keuze om wel of niet in zee te gaan met een bepaalde vermogensbeheerder. Toch vormt het beloningsbeleid voor het pensioenfonds een wezenlijk onderdeel van de beoordeling van (potentiële) vermogensbeheerders, omdat een gedegen beloningsstructuur bijdraagt aan stabiliteit en continuïteit bij een externe vermogensbeheerder. Het beloningsbeleid van de externe managers wordt beoordeeld als onderdeel van het selectieproces dat het pensioenfonds voor vermogensbeheerders hanteert. NB. het gaat om de interne beloningen bij de vermogensbeheerder (salarissen plus bonussen die fondsmanagers ontvangen als medewerker van een vermogensbeheerder), daarnaast worden bij de selectieprocedure uiteraard ook de beheervergoedingen (betalingen tussen het pensioenfonds en de organisatie bij wie de fondsmanager in dienst is) beoordeeld. De kosten van vermogensbeheer dienen in relatie te staan tot de meerwaarde. Waar mogelijk probeert het pensioenfonds verantwoorde beloningsstructuren te bevorderen. Behalve een gematigd beloningsniveau houdt dat in dat de beloningsstructuren risicovol gedrag niet mogen aanmoedigen. Om een uitbestedingsrelatie met een vermogensbeheerder aan te kunnen gaan moet het pensioenfonds dus in staat zijn om het beloningsbeleid van die beheerder te beoordelen. Vóór de inhuur van de externe vermogensbeheerder moet (de structuur van) het beloningsbeleid van de beheerder toegelicht zijn. Het beloningsbeleid van de beheerder dient in de eerste plaats transparant en prudent te zijn (het gaat daarbij om de structuur en methodiek van de beloningen) en voor een gelijkschakeling te zorgen van de belangen van de beheerder met die van het 4

5 pensioenfonds, zowel op de korte als lange termijn. Bij partijen die transparant zijn bevonden, wordt het beloningsbeleid zoveel mogelijk getoetst op de volgende criteria: - governance: zijn de taken en bevoegdheden van de uitbestedende partij (het pensioenfonds) vastgelegd in een relevant juridisch document. - compliance: voldoet het beloningsbeleid van de externe manager aan de voor de externe manager relevante wet- en regelgeving. - controleerbaarheid: vindt er bij de externe manager een externe toetsing (door de accountant) plaats of de uitgekeerde beloningen voldoen aan het beleid. - marktconformiteit: is het beloningsbeleid van de externe manager ingericht overeenkomstig gangbare marktconventies. - scope: zijn alle onderdelen van de totale beloning onderdeel van de beoordeling, zowel vaste als variabele beloning (ook cash, fysieke beloningen, uitgestelde betalingen). - verhouding vast/variabel: wanneer sprake is van een aanvulling op de vaste beloning middels een variabele beloning, geschiedt dit dan middels een bestendig en toetsbaar raamwerk: - is de hoogte gebaseerd op de lange termijn performance (focus op lange termijnhorizon); - bestaat de beloning niet enkel uit cashbetaling; - is de betaling gespreid over de tijd (meerdere jaren); - zijn er penaltyclausules aanwezig: maximering, high-water mark, claw back clausules en herroepen toegekende bonussen. Het beloningsbeleid dient tevens afgewogen te worden tegen de kwaliteit en stabiliteit van de vermogensbeheerder. Als aan alle criteria wordt voldaan, dan is er vanuit de optiek van het beloningsbeleid aan de randvoorwaarde(n) voldaan voor de inhuur van een externe vermogensbeheerder. 5

6 BIJLAGE: bedragen vergoedingen bestuur en andere gremia Bij het opstellen van de vergoedingsregeling voor het bestuur is ook gekeken naar markconformiteit en naar de (toenemende) inspanningen die van de bestuursleden worden gevergd. De vergoeding voor de bestuursleden sluit aan bij de Aanbevelingen voor deskundig en competent pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie uit Het bestuur heeft in 2013 besloten geleidelijk naar de beschreven hoogte uit deze aanbeveling toe te groeien. De vergoeding bestaat uit een vaste jaarlijkse vergoeding en een bedrag per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst (vacatiegeld), dat eveneens jaarlijks wordt uitbetaald. Het tijdsbeslag voor een voorzitter wordt verondersteld aanzienlijk hoger te zijn dan het tijdsbeslag voor een gewoon lid. Uitgangspunt is een (indicatief) normbedrag dat de pensioensector als uitgangspunt voor het bepalen van bestuursvergoedingen hanteert. De hoogte van het normbedrag is ontleend aan de bedragen die in de Aanbevelingen voor deskundig en competent pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie zijn genoemd. Het normbedrag is bruto per jaar bij een taakomvang van 1,0 FTE. Fondsen verschillen in onder andere het belegd vermogen, aantal deelnemers, eigen beheer of uitbesteding, complexiteit, enz. Deze verschillen maken dat er ook verschillen zijn wat betreft de druk die er op afzonderlijke bestuurders wordt gelegd, en de mogelijke imagoschade of het afbreukrisico dat zij lopen. Bestuurders van grote fondsen zullen hier meer mee te maken hebben dan bestuurders van kleine(re) fondsen. Het normbedrag is afgestemd op de grote fondsen. Voor kleinere fondsen wordt een percentage van dat normbedrag gehanteerd. Onderscheid in bedragen (P) Om hierin te kunnen differentiëren, kunnen fondsen in drie types worden onderscheiden. type 1 (T4-fonds) 100% van de norm: type 2 (T3-fonds) ca. 90% van de norm: type 3 (T2-fonds) ca. 70% van de norm: (NB. T1-fondsen zijn herverzekerde en liquiderende pensioenfondsen, T2 zijn de middelgrote en kleinere fondsen, T3 de grote fondsen en T4 de zeer grote fondsen) Voor de bepaling van de drie types is dus gekeken naar de indeling die DNB hanteert (T2, T3, T4) waarbij onder andere het belegd vermogen een belangrijk criterium is. Het maximale normbedrag in combinatie met het type fonds levert de factor P op. Pensioenfonds OWASE is een T2-fonds. Voor het pensioenfonds geldt voor de bestuursvergoeding in beginsel dus een normbedrag van Onderscheid in tijd (Q) Daarnaast is er het tijdsbeslag (de factor Q) dat met de bestuurswerkzaamheden is gemoeid, vertaald naar voltijd-equivalenten (FTE). Het pensioenfonds dient zelf een inschatting te maken van het tijdsbeslag dat met de werkzaamheden gemoeid is. Voor pensioenfonds OWASE wordt voor de gewone bestuursleden uitgegaan van maximaal 0,25 FTE en voor de voorzitter uitgegaan van een tijdsbeslag van maximaal 0,4 FTE (dus 160%). De normbedragen komen dan op (P x Q): - maximaal bruto per jaar voor de voorzitter van het pensioenfondsbestuur - maximaal bruto per jaar voor de gewone bestuursleden. De vergoeding bestaat voor de helft uit een basisbedrag en voor de andere helft uit vacatiegeld: 6

7 Met ingang van 1 januari 2017 gelden de volgende vaste vergoedingen: - voor de voorzitter geldt een basisvergoeding van bruto per jaar (uitgaande van het bijwonen van minimaal 75% van de bijeenkomsten, bij minder dan 75% kan de basisvergoeding in overleg worden bijgesteld), deze vergoeding komt in de plaats van de vergoeding voor een gewoon bestuurslid; - voor de gewone bestuursleden geldt een basisvergoeding van bruto per jaar (uitgaande van het bijwonen van minimaal 75% van de bijeenkomsten, bij minder dan 75% kan de basisvergoeding in overleg worden bijgesteld). - voor de leden van de andere gremia geldt geen basisvergoeding (uitsluitend vacatiegeld). Met ingang van 1 januari 2017 gelden de volgende vacatievergoedingen: - voor de voorzitter van het bestuur geldt een vacatiegeld van 720,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst (dit tarief wordt voor alle bijgewoonde bijeenkomsten gehanteerd), deze vergoeding komt in de plaats van de vergoeding voor een gewoon bestuurslid (dus niet bovenop dat bedrag); - voor de gewone bestuursleden geldt een vacatiegeld van 450,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst (dit tarief geldt dus ook voor de commissievergaderingen); - voor de voorzitter van het VO geldt een vacatiegeld van 720,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst (dit tarief wordt voor alle bijgewoonde bijeenkomsten gehanteerd), deze vergoeding komt in de plaats van de vergoeding voor een gewoon VO-lid; - voor de gewone VO-leden geldt een vacatiegeld van 450,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst; - voor de voorzitter van de financiële commissie geldt een vacatiegeld van 720,- bruto per als zodanig bijgewoonde vergadering of bijeenkomst (maar dit voorzitterschap wordt momenteel door de bestuursvoorzitter ingevuld, waardoor het vacatiebedrag van de bestuursvoorzitter geldt); - voor de externe leden van de financiële commissie geldt een vacatiegeld van 450,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst; - voor de voorzitter van de beleggingscommissie geldt een vacatiegeld van 720,- bruto per als zodanig bijgewoonde vergadering (maar voor dit voorzitterschap wordt momenteel een externe voorzitter ingehuurd, met wie een aparte SLA is afgesloten waardoor afwijkende tarieven worden gehanteerd); - voor de externe leden van de beleggingscommissie geldt een vacatiegeld van 450,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst; - voor de voorzitter van de communicatiecommissie geldt een vacatiegeld van 720,- bruto per als zodanig bijgewoonde vergadering of bijeenkomst, deze vergoeding komt in de plaats van de vergoeding voor een gewoon bestuurslid en geldt uitsluitend voor die vergaderingen en bijeenkomsten waarin het bestuurslid als voorzitter optreedt; - voor de externe leden van de communicatiecommissie geldt een vacatiegeld van 450,- bruto per bijgewoonde vergadering of bijeenkomst. - bij waarneming van het voorzitterschap bij een bepaalde vergadering of bijeenkomst door een andere gremiumlid, geldt voor het waarnemende lid het tarief dat bij het voorzitterschap behoort, deze vergoeding komt dan in de plaats van de vergoeding voor een gewoon bestuurslid. De bestuursleden met inbegrip van de voorzitter van het pensioenfondsbestuur ontvangen elk in persoon een jaarabonnement op het Financiële Dagblad incl. PensioenPro. Pensioengerechtigde leden en leden die namens een geleding als vakbestuurder (extern, van buiten OWASE) worden benoemd ontvangen bovengenoemde vergoeding in persoon. Gremiumleden die werkzaam zijn binnen OWASE ontvangen deze vergoeding niet zelf. De vergoeding wordt betaald aan de aangesloten onderneming waarbij zij in dienst zijn, als compensatie voor de tijd dat zij geen werkzaamheden voor de eigen onderneming kunnen verrichten. 7

8 Tabel: voor 2016 en 2017 gelden onderstaande bedragen: basisvergoeding voorzitter bestuur vacatiegeld voorzitter bestuur basisvergoeding bestuurslid vacatiegeld bestuurslid basisvergoeding voorzitter VO vacatiegeld voorzitter VO basisvergoeding lid VO vacatiegeld lid VO basisvergoeding interne voorzitter + vacatiegeld interne voorzitter - basisvergoeding intern lid + vacatiegeld intern lid - basisvergoeding externe voorzitter + vacatiegeld externe voorzitter - basisvergoeding extern lid + vacatiegeld extern lid [in aparte SLA vastleggen] [in aparte SLA vastleggen] Elk bestuurslid wordt geacht ten minste 75% van de vergaderingen bij te wonen. De vergoedingen worden om de drie jaar aangepast waarbij o.a. gekeken wordt naar de collectieve loonstijging bij OWASE. De hierboven genoemde bedragen strekken tevens ter vergoeding van alle (overige) kosten die de bestuursleden en de leden van de andere gremia bij de uitvoering van hun taken maken, behoudens reis-, verblijfs- en opleidingskosten. Reis-en verblijfskosten kunnen bij het pensioenfonds worden gedeclareerd en worden door het pensioenfonds vergoed overeenkomstig de vergoedingsregeling in de OWASE CAO. De opleidingskosten worden (mits afgestemd met en geaccordeerd door de voorzitter van het pensioenfondsbestuur) rechtstreeks door het pensioenfonds betaald. Individuele cursussen en het bijwonen van seminars worden niet aangemerkt als bijeenkomsten waarvoor vacatiegeld wordt uitbetaald. 8