Doelgroep De interventie is gericht op mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten.

Vergelijkbare documenten
Werkblad beschrijving interventie

Reminiscence and depression in later life proefschrift. Ernst Bohlmeijer Senioronderzoeker Trimbos-instituut. samenvatting.

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Op Verhaal Komen. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad. Werkblad erkenningscommissie, versie mei 2015

Nederlandse samenvatting

Belangrijkste bevindingen

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Positieve Psychologie Interventies

Positieve psychologie in de praktijk

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP

ROM in de ouderenpsychiatrie

Wie ben ik? MIJN LEVENSVERHAAL Een ontdekkingsreis naar mezelf. Janny Beernink, GZ-Psycholoog VGGNet In samenwerking met Universiteit Twente

Gerben Westerhof. Levensverhalen en levenskunst

DE STAND VAN DE WETENSCHAP: BEWEZEN EFFECTIEF

Samenvatting. BurcIn Ünlü Ince. Recruiting and treating depression in ethnic minorities: the effects of online and offline psychotherapy

Samenvatting. Grip Op Je Dip

Electronisch affect monitoren met feedback-interventie in de behandeling van depressie: een randomized controlled trial

LEVEN MET PIJN Een gerandomiseerde studie naar een online ACT-behandeling bij chronische pijn

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Positieve Psychologie Interventies

De verhalen die we leven

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

samenvatting Opzet van het onderzoek

Werkblad beschrijving interventie Definitieve versie juni 2014

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht

Samenvatting (Summary in Dutch)

Wat is depressie? Oorzaak, omvang, gevolg

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

Mindfulness voor zorgprofessionals. Barbara Doeleman van Veldhoven Hanne Verweij

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

RAPPORT EVALUATIE GEBRUIK ONLINE KLACHTGERICHTE MINI-INTERVENTIES (SNELBETERINJEVEL.NL)

Een tijdreis door het leven

Samenvatting 181. Samenvatting

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Nederlandse samenvatting

WELBEVINDEN. Levensverhalen en welbevinden WELBEVINDEN WELBEVINDEN WELBEVINDEN DE BETEKENIS VAN LEVENSVERHALEN VOOR HET VERSTERKEN VAN WELBEVINDEN


Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

De begeleiding bij chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

GZ-PSYCHOLOGIE EN OUDEREN: EEN JONG VELD ANNE MARGRIET POT

narratieve zorg Elder empowering the elderly

emental health bij depressie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Binnengekomen 17 januari 2008 Geaccepteerd 7 april 2008

Gecombineerde Leefstijl Interventie Depressieve klachten in een eerstelijns zorgvoorziening

The Systematic Activation Method: a Nursing Intervention study for patients with Late Life Depression.

Samenvatting (summary in Dutch)

De psychopathologische gevolgen van pijnklachten Eric de Heer

De psychopathologische gevolgen van pijnklachten. Eric de Heer

Eenzaam ben je niet alleen

Dr. Hilde Verbeek 15 april Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1

Ruggespraak. Ruggespraak. Presentatie Ariette Sanders - Netwerkbijeenkomst Platform Gedeelde Besluitvorming - Maart 2013 RUGPIJN? agenda.

Dierbare Herinneringen

Disclosure belangen Dyllis van Dijk

Protocol: Dit is jouw leven in een begeleidingstraject

Mindfulness bij somatoforme stoornissen. Hiske van Ravesteijn psychiater i.o.

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Bachelorthesis Psychologie

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

25 jaar whiplash in Nederland

SMART4U: een app om sociale contacten uit te breiden voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MScN

De Invloed van Familie op

Voluit leven online als blended care

MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

HET WERKEN met GEZONDHEIDSPROFIELEN in de MANUELE THERAPIE

Van loslaten naar VERBINDEN: Hoe we mensen in rouw kunnen uitnodigen om verhalen te vertellen over wat hen dierbaar is.

Gelukkig ondanks pijn

UNIVERSITEIT TWENTE. Lange Termijn Effecten van de Zelfhulpcursus Op Verhaal Komen

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

ACT en Authenticiteit

Herstellen doe je zelf; Evaluatie van een cliëntgestuurde cursus

EVIDENCE BASED WERKEN MET E-HEALTH: BIJ ELKE CLIËNT? PROF. DR. ANNEMIEKE VAN STRATEN

Engelse Verpleegster Gebruikt HeartMath met Multiple Sclerose patiënten

Samenvatting SAMENVATTING

Dierbare herinneringen bij depressieve klachten en aanpassingsproblemen. 3.2 Richtlijnen bij het protocol Dierbare herinneringen 36

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema

Preventie van depressie en angst in verzorgingshuizen

Postmaster opleiding systeemtherapeut

Dit is jouw leven, een nieuwe integrale interventie gericht op floreren. Ernst Bohlmeijer

Kwetsbaarheid bij ouderen: een uitdaging Risicofactoren, meetinstrumenten en samenhangende zorg

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

POSITIEVE PSYCHOLOGIE IN DE GGZ: STATE OF THE ART EN NIEUWE UITDAGINGEN

Nederlandse samenvatting

PARELPRIJS VOOR PETER MEULENBEEK

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Vroege interventies voor mensen met dementie en hun mantelzorgers

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Psychotherapie voor Depressie werkt! Maar hoe?

Depressie na een hartinfarct en risico op nieuwe hartklachten

Change Your Mindset! Petra Helmond & Fenneke Verberg Research & Development, Pluryn

Transcriptie:

Interventie Op Verhaal Komen Samenvatting Doel De groepsinterventie op verhaal komen is een vorm van geïndiceerde preventie. Ze heeft als doel om depressieklachten te verminderen om het risico op een klinische depressieve stoornis te reduceren. Doelgroep De interventie is gericht op mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten. Aanpak De interventie is gebaseerd op life-review. Er vindt een gestructureerde evaluatie van het eigen leven plaats, erop gericht om negatieve ervaringen te verwerken en een positieve betekenis aan het eigen leven te geven. De eerste 4 bijeenkomsten hebben de volgende thema s: kinderjaren en familie, adolescentie, werk en zorg, liefde en vriendschappen. Deze 4 bijeenkomsten hebben dezelfde opzet: Autobiografisch schrijven: de deelnemers schrijven aan de hand van vragen over diverse periodes in hun leven. Autobiografische reflectie: de deelnemers proberen verhalen over moeilijke gebeurtenissen te herschrijven waardoor zij nieuwe (positieve) betekenis geven aan deze gebeurtenissen en waardoor zij zich minder slachtoffer voelen en meer mastery ervaren. Specifieke positieve herinneringen: de deelnemers beschrijven in detail een specifieke positieve herinnering. Identiteitsherinneringen: de deelnemers beschrijven een herinnering aan een gebeurtenis die grote indruk op hen heeft gemaakt. Bijeenkomst 5 richt zich op doelen in het leven die het leven zin geven. Bijeenkomst 6 richt zich op het loslaten van doelen die de deelnemers frustreren. Bijeenkomst 7 richt zich op het versterken van de samenhang of coherentie van het eigen levensverhaal en het formuleren van toekomstperspectieven. Materiaal Er is een interventieboek ontwikkeld: Op verhaal komen. Je autobiografie als bron van wijsheid. Dit boek is uitgegeven bij Uitgeverij Boom en verkrijgbaar bij alle boekhandels in Nederland. Er is een train-de-trainers cursus ontworpen. Er is voor deze training een draaiboek ontwikkeld waarin staat gespecificeerd wat de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen. Informatie over de interventie en relevant onderzoek wordt vermeld op www.psychologievandelevenskunst.nl en www.levensverhalenlab.nl en wordt verspreid via de nieuwsflits van de vakgroep geestelijke gezondheidsbevordering van de Universiteit Twente. Onderbouwing De groepsinterventie Op verhaal komen is een op life-review gebaseerde preventieve interventie voor mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige psychische klachten. De interventie heeft als doel om lichte tot matige depressie klachten en angstklachten te verminderen en om de positieve geestelijke gezondheid te bevor- 1

deren, en daarmee een toename van klachten of het ontwikkelen van een klinische depressie te voorkomen. Op verhaal komen wordt aangeboden bij GGZ-instellingen Onderzoek Uit een gerandomiseerde gecontroleerde trial blijkt dat de groepsinterventie Op verhaal komen voor mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten primair effectief is in het verminderen van depressieklachten. Resultaten lieten zien dat de deelnemers in de interventiegroep, in vergelijking tot de controleconditie, direct na afloop van de interventie significant minder depressieklachten hadden (effectgrootte d=0.60), evenals drie maanden na afloop van de interventie (effectgrootte d=0.50). Dit effect bleef 9 maanden na afloop van de interventie gehandhaafd. Ook leidt de interventie tot verminderde angstklachten en tot een versterkte positieve geestelijke gezondheid (Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof, 2011). De groepsinterventie werd door de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geëvalueerd met een 7.7. De specifieke oefeningen die werden aangeboden werden over het algemeen als zeer zinvol geëvalueerd. Bovendien waren de deelnemers tevreden over de hoeveelheid huiswerk en de begeleiding. Erkenning Erkend door Deelcommissie preventie en gezondheidsbevordering voor volwassenen en ouderen d.d. 14-06-2012. Oordeel: goede aanwijzingen voor effectiviteit. Referentie De referentie naar dit document is: J. Korte (2012), Databank interventies langdurende zorg: beschrijving Op Verhaal Komen. Utrecht: Vilans. 2

Uitgebreide omschrijving 1. Risico- of probleembeschrijving Mensen in de leeftijd van 55-70 jaar, ook wel de derde levensfase genoemd, krijgen te maken met veel veranderingen. Er vinden bijvoorbeeld ingrijpende levensgebeurtenissen plaats zoals pensionering en het overlijden van een dierbare, of de ontwikkeling van chronische ziekten (Davidhizar & Shearer, 1999). Dergelijke veranderingen zijn gerelateerd aan een toename in depressieklachten (Kraaij, Arensman & Spinhoven, 2002). Onderzoek laat zien dat de aanwezigheid van depressieklachten de meest belangrijke risicofactor is in het ontwikkelen van een klinische depressie (Cuijpers & Smit, 2004). Depressie in de derde levensfase is een omvangrijk gezondheidsprobleem dat gepaard gaat met een slechte prognose (Beekman, Penninx, Deeg, De Beurs, Geerings & Van Tilburg, 2002; Licht-Strunk, Van der Windt, Van Marwijk, De Haan & Beekman, 2007). In de leeftijd van 55 tot 64 jaar heeft 18.4% ooit een depressie gehad (De Graaf, Ten Have & Van Dorsselaer, 2010). Ongeveer 3% van de 65-plussers in Nederland heeft een ernstige depressie en ongeveer 13% van de ouderen heeft depressieklachten die klinisch relevant zijn (Beekman, Geerlings & Van Tilburg, 1998). Depressie brengt een hoge ziektelast met zich mee en het veroorzaakt een grote negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Het staat in de top-10 van ziekten met de grootste ziektelast (Gommer, Hoeymans, Poos, & 2010). Daarbij veroorzaakt depressie hoge zorgkosten. In 2005 kostte depressie 773 miljoen euro. Depressie is daarmee één van de duurste kostenposten van de gezondheidszorg van Nederland (Poos, Smit, Groen, Kommer, & Slobbe, 2008). Daarom is het van groot belang om te voorkomen dat mensen in de derde levensfase een depressie ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat preventieve, psychologische interventies die zich richten op mensen met beginnende depressieklachten effectief zijn in het voorkomen van een depressie. Bovendien laat onderzoek zien dat het risico op het ontwikkelen van een depressie 22% minder is voor mensen die een preventieve interventie hebben gevolgd, in vergelijking tot mensen die geen interventie hebben gevolgd (Cuijpers, van Straten, Smit, Mihalopoulos & Beekman, 2008). Dit geeft aan dat het zeer relevant is om mensen met beginnende depressieklachten een geïndiceerde preventieve interventie aan te bieden en daarmee het risico op een depressie te verlagen. 2. Doel van de interventie Hoofddoel De groepsinterventie Op verhaal komen is een vorm van geïndiceerde preventie. Ze heeft primair als doel om depressieklachten te verminderen om het risico op een klinische depressie te reduceren. Depressieklachten worden gemeten met de CES-D (Radloff, 1977). Subdoelen (dragen allen bij aan een afname in depressieklachten) Toename in het ontwikkelen van de eigen identiteit (als reminiscentiestijl. Door te focussen op de sterke punten van de deelnemer en de successen die zijn behaald gedurende de verschillende levensfases en op verschillende niveaus van functioneren. Het ontwikkelen van de eigen identiteit wordt gemeten met de Reminiscence Functions Scale (Webster, 1993). Afname van het herleven van bittere herinneringen (als reminiscentiestijl). Een systematische evaluatie van de gehele levensloop leidt tot een integratie van zowel positieve als negatieve herinneringen. Op deze manier kunnen er belangrijke levensthema s naar voren komen waardoor er nieuwe inzichten ontstaan en de bittere herinneringen bij deelnemers zullen afnemen. Het herleven van bittere herinneringen wordt gemeten met de Reminiscence Functions Scale (Webster, 1993). Toename in het oplossen van problemen (als reminiscentiestijl). Dit wordt bereikt door herinneringen op te halen die een succesvolle adaptatie omvatten. Dergelijke herinneringen kunnen bruikbaar zijn in het toepassen van succesvolle copingstrategieën voor huidige problemen. Het oplossen van problemen wordt gemeten met de Rerminiscence Functions Scale (Webster, 1993). Afname van verminderen van verveling (als reminiscentiestijl). Dit kan worden tegengegaan door nieuwe levensdoelen te formuleren die gerelateerd zijn aan belangrijke waarden in het leven van de deelnemer. Vermindering van verveling wordt gemeten met de Rerminiscence Functions Scale (Webster, 1993). 3

Toename van persoonlijke zingeving. Deelnemers leren om conflicten op te lossen tussen hun ideale en werkelijke zelf. Onrealistische verwachtingen en doelen maken plaats voor een realistische levensinvulling. Persoonlijke zingeving wordt gemeten met de Meaning in Life Scale (Steger, Frazier, Oishi & Kaler, 2007). Toename van vertrouwen in eigen competenties om doelen te bereiken (mastery). Deelnemers staan stil bij lastige levensgebeurtenissen die ze hebben doorstaan en gebruiken deze informatie bij het oplossen van huidige problemen en in het opstellen van specifieke doelen die daaraan zijn gerelateerd. Mastery wordt gemeten met behulp van de Mastery Scale (Pearlin & Schooler, 1978). Toename in positieve gedachten. Door terug te blikken op specifieke positieve herinneringen en stil te staan bij sterke punten leren deelnemers helpende gedachten te ontwikkelen over zichzelf, de wereld om hen heen en de toekomst. Positieve gedachten worden gemeten met de Automatic Positive Thoughts Questionnaire (Boelen, 2007). Nevendoelen Afname van angstklachten, gemeten met de HADS-A (Zigmond & Snaith, 1983) Verbetering van de positieve geestelijke gezondheid, gemeten met de MHC-SF (Lamers Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, Ten Klooster & Keyes). 3. Doelgroep van de interventie 3.1 Voor wie is de interventie bedoeld? De doelgroep is mensen van 55 jaar en ouder met lichte tot matige depressieklachten. De ernst van de depressie klachten wordt vastgesteld met de CES-D (Radloff, 1977). Binnen deze doelgroep is de interventie uitermate geschikt voor mensen met zingevingsvragen en mensen met een positieve attitude naar reminisceren. Met zingevingsvragen wordt bedoeld dat mensen twijfelen aan de zin van hun leven. Ze ervaren hun leven als onbevredigend, hebben het gevoel dat ze (nog) niet gedaan hebben wat belangrijk voor ze is. Met een positieve attitude ten aanzien van reminisceren wordt bedoeld dat mensen ervoor moeten openstaan om terug te kijken op hun leven. Oftewel, om door middel van autobiografische reflectie te werken aan hun depressieklachten. 3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Eerdere ervaringen laten zien dat de werving het best verloopt via advertenties in kranten, huis-aan-huisbladen en tijdschriften (o.a. Plus Magazine). Daarnaast wordt om informatiefolders te verspreiden via huisartsen, fysiotherapeuten, apothekers en bibliotheken. Mensen die willen deelnemen aan de groepsinterventie nemen contact op met de preventie-afdeling van een GGZ-instelling. Ook de huisarts kan een persoon door verwijzen naar de preventie-afdeling van de GGZinstellingen als hij/zij inschat dat de persoon lichte tot matige depressieklachten heeft. Het is dan aan de interventiebegeleiders om in te schatten of iemand de capaciteiten en de mogelijkheden heeft om aan de groepsinterventie deel te nemen waarbij de inclusie- en contra-indicatiecriteria als richtlijnen gebruikt kunnen worden. Mocht een persoon niet voldoen aan de criteria kan hij worden doorverwezen naar andere mogelijkheden binnen de GGZinstelling. Indicatiecriteria - 55 jaar en ouder - Aanwezigheid van lichte tot matige depressie klachten ( 10 op de CES-D) - Een positieve attitude ten aanzien van reminiscentie - De behoefte om tot nieuwe zingeving te komen. Contra-indicatiecriteria - Aanwezigheid van een ernstige depressieve episode (8 of 9 van de 9 symptomen volgens de DSM-IV) of een gemiddeld tot hoog suicide risico gemeten met de Mini International Neuropsychiatric Interview (MINI; Sheehan, Lecrubier, Sheehan, Amorim, Janavs, Weiller et al., 1998) - Geen depressieklachten ( 9 op de CES-D) - Recentelijk medicijngebruik tegen depressieklachten (de afgelopen twee maanden) 4

- Overige ernstige psychopathologie - Recent (korter dan een jaar) verlies van een partner - Negatieve attitude t.a.v. reminiscentie (herinneringen ophalen) - Overmatig piekeren of rumineren - Sterke persoonlijkheidsproblematiek of andere factoren die het functioneren in de groep of van de groep belemmeren en die veel individuele aandacht vragen. Wanneer een deelnemer voldoet aan de criteria maar niet aan de groepsinterventie kan of wil deelnemen, kan een afdeling preventie de interventie ook als zelfhulp therapie worden aangeboden. Begeleiding kan dan bijvoorbeeld face-to-face of per e-mail plaatsvinden. In principe wordt de interventie uitgevoerd vanuit een preventieafdeling van een GGZ-instelling. Voor sommige mensen zou dit een drempel kunnen zijn voor deelname. Deze groep mensen heeft wellicht baat bij de zelfhulpvariant van de interventie. Daarnaast zou de interventie ook uitgevoerd kunnen worden in samenwerking met maatschappelijk werk. 3.3 Toepassing bij migranten De interventie is niet specifiek ontwikkeld voor migrantengroepen. Wel is er een variant beschikbaar voor Marokkaanse en Turkse ouderen (Boland, Smits, de Vries & van Erp, 2007). 4. Aanpak van de interventie 4.1 Opzet van de interventie De interventie bestaat uit 7 wekelijkse groepsbijeenkomsten van 2 uur en wordt gegeven door 1 gz-psycholoog en 1 preventiemedewerker, getraind in life-review en narratieve therapie (zie onderdeel 8). Op verhaal komen wordt aangeboden en uitgevoerd door de preventieafdeling van GGZ-instellingen. Deze interventie is bedoeld voor mensen die graag in een groep willen werken aan hun klachten. Er zijn minimaal 4 deelnemers en maximaal 6 deelnemers nodig. Er wordt gebruik gemaakt van het interventieboek Op verhaal komen. Deelnemers krijgen huiswerk mee uit dit boek. De interventie is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel wordt uitgelegd hoe autobiografische herinneringen kunnen helpen bij het verminderen van depressieklachten. Eén van de belangrijkste inzichten is dat niet zozeer de negatieve gebeurtenissen bepalend zijn, maar de verhalen die worden verteld over deze gebeurtenissen. Hierbij wordt vooral gekeken naar mogelijkheden in plaats van naar beperkingen. In het tweede deel leren de deelnemers hun leven op een systematische manier te evalueren. Aan de hand van 4 bijeenkomsten blikken ze terug op hun leven. Deelnemers oefenen met het omgaan met pijnlijke herinneringen en leren anders naar die gebeurtenissen te kijken. Zo worden ze verwerkt en op een goede manier opgenomen in het levensverhaal. In het derde deel maken de deelnemers de overstap naar toepassing in hun leven. Er wordt meer gericht op het leven nu en de nabije toekomst. Deelnemers gaan aan de slag met belangrijke doelen in hun leven en leren herinneringen kunnen worden gebruikt om deze doelen te verwezenlijken. 4.2 Inhoud van de interventie De interventie is primair gebaseerd op life-review. Het belangrijkste doel is het integreren van moeilijke levensgebeurtenissen en het vergroten van persoonlijke zingeving. Om de life-review elementen te versterken is de interventie gekoppeld aan een narratieve therapie. Voor mensen met depressieklachten wordt dit aangeraden (Westerhof, Bohlmeijer, Webster, 2010). Deelnemers leren alternatieve, nieuwe verhalen te ontwikkelen die ze helpen in het omgaan met huidige levensgebeurtenissen en bij het formuleren van levensdoelen. Narratieve therapie vergroot de integratie van negatieve gebeurtenissen en het hervinden van persoonlijke zingeving op verschillende manieren. Het helpt cliënten om een nieuwsgierige en niet-wetende houding aan te nemen. Op deze manier wordt er ruimte gecreëerd om op zoek te gaan naar alternatieve levensverhalen en voorkeuren (White & Epston, 1990). Begeleiders van de interventie beschikken over een groot aantal vragen die helpend kunnen zijn in het ontwikkelen van een alternatief, positiever levensverhaal (bijvoorbeeld Hoe heeft u deze moeilijke periode in uw leven doorstaan?, Waren er ook plezierige momenten in deze moeilijke tijd? en Kunt u nu, op een veel later tijdstip, aangeven of u ook iets hebt geleerd van deze periode? ). Door altijd te focussen op de voorkeuren van de deelnemer en ze te relateren aan andere herinneringen worden deelnemers 5

continu uitgenodigd hun eerdere herinneringen en waarden te blijven benoemen (White, 2007). Alternatieve verhalen worden verder uitgewerkt (verdikt) door ze te relateren aan identiteit ( Wat zegt dit over de persoon die u bent? ) en aan toekomstige doelen en actie ( Wat kunt u in de toekomst doen om te blijven leven naar deze waarden? ). De eerste 4 bijeenkomsten in de interventie bestaan achtereenvolgens uit de volgende levensloopthema s: kinderjaren en familie, adolescentie, werk en zorg, liefde en vriendschappen. In deze bijeenkomsten vertelt iedere deelnemer over een moeilijke herinnering. Vervolgens wordt aan de deelnemers gevraagd om in de groep voor te lezen welke vraag in het cursusboek ze het meest helpend vonden om hiermee om te gaan. Bij dit onderdeel hebben deelnemers de mogelijkheid om hun ervaringen te delen met de andere deelnemers. De verwachting is dat het delen van ervaringen in de groep de effecten van life-review versterkt. Doordat mensen verhalen horen van andere deelnemers krijgen ze aanknooppunten hoe ze hun eigen verhalen op een positievere manier kunnen vertellen. De eerste 4 bijeenkomsten hebben dezelfde opzet: Autobiografisch schrijven: de deelnemers schrijven aan de hand van vragen over diverse periodes in hun leven. Autobiografische reflectie: de deelnemers proberen verhalen over moeilijke gebeurtenissen te herschrijven waardoor zij nieuwe (positieve) betekenis geven aan deze gebeurtenissen en waardoor zij zich minder slachtoffer voelen en meer mastery ervaren. Specifieke positieve herinneringen: de deelnemers beschrijven in detail een specifieke positieve herinnering. De verwachting is dat hierdoor herinneringen die bijna waren vergeten weer naar voren komen en dat er een beter balans ontstaat tussen negatieve en positieve herinneringen, vooral bij mensen met depressieklachten (Brewin, 2006; Serrano, Latorre, Gatz & Montanes, 2004; Williams, Barnhofer, Crane, Herman, Raes,). Identiteitsherinneringen: de deelnemers beschrijven een herinnering aan een gebeurtenis die grote indruk op hen heeft gemaakt. In de laatste drie bijeenkomsten is er aandacht voor het leven nu en in de toekomst. Het gaat erom dat ze van zichzelf weten hoe ze hun leven willen inrichten, met de kennis die ze hebben opgedaan in de eerdere bijeenkomsten. Bijeenkomst 5 richt zich op doelen in het leven die het leven zin geven, terwijl bijeenkomst 6 zich richt op het loslaten van doelen die de deelnemers frustreren. Bijeenkomst 7 richt zich vervolgens op het versterken van de samenhang of coherentie van het eigen levensverhaal en het formuleren van toekomstperspectieven. Bijeenkomsten en voorbeeldvragen/-opdrachten Bijeenkomst 1: Jonge jaren en familie Kun je je vader/moeder omschrijven? Met wie kon je het goed vinden? Hoe zou je je jeugd in drie woorden omschrijven? Bijeenkomst 2: Adolescentie en volwassenwording Wat voor puber was jij? Heb je je afgezet tegen je ouders? Hoe deed je dat? Hoe heb je je opleiding/eerste baan ervaren? Hoe ging het bij jou op het terrein van relaties/verliefdheden? Bijeenkomst 3: Werk en zorg Welke zorgtaken heb je uitgevoerd in je leven? Welk (vrijwilligers)werk heb je gedaan? Welke kwaliteiten heb je kunnen ontwikkelen door je zorgtaken en/of werk? Waar ben je het trotst op? 6

Bijeenkomst 4: Liefde en vriendschappen Hoe verliep je kennismaking met de liefde? Wie is de belangrijkste persoon in jouw leven (geweest) Wat heb je over jezelf geleerd in relaties? Wat vind je belangrijk in vriendschappen? Bijeenkomst 1-4 (narratief therapeutische vragen) Is er een moeilijke herinnering waar je nog steeds mee worstelt? Hoe ben ik ermee omgegaan? Hoe heb ik het volgehouden? Hoe heb ik het kunnen stoppen? Waren er ook uitzonderingen? Heeft deze ervaring alleen maar slechte dingen gebracht of ook iets goeds? Wat heb ik achteraf bezien, ervan geleerd? Wat betekent het voor je? Bijeenkomst 5:Doelen in je leven Kenmerkend aan mij is dat ik me inspan voor (mijn doelen zijn) Doelen waarderen qua inspanning, wenselijkheid en moeilijkheid Bepalen tot welke levensdomeinen de doelen behoren Is er een domein dat eruit springt of is er een verdeling over alle domeinen? Zitten er ongezonde/zelf ondermijnende doelen bij? Hoeveel? Ontbreken er doelen in je leven? Kun je de doelen koppelen aan je eigen levensgeschiedenis? Bijeenkomst 6: Levenskunst Wat zijn je doelen en verwachtingen in je leven? Maakt het doel of de verwachting je in het algemeen blij, of frustreert het je? Bij frustrerende doelen: Wat zou er concreet moeten veranderen in je gedrag en welke gevoelens heb je daarbij? Als je kijkt naar je leven tot nu toe, welke domeinen zijn dan het meest aan bod gekomen? Welke domein zou je de komende jaren extra aandacht willen geven? Welke talenten van jezelf zou je meer kunnen aanspreken? Bijeenkomst 7: Het lezen van je leven Deel je leven eens in hoofdstukken in. Geef elk hoofdstuk een titel die iets zegt over de betekenis van die periode. Wat was in dat hoofdstuk de belangrijkste gebeurtenis? Wie waren de belangrijkste karakters in het hoofdstuk? Welk thema stond centraal? Als je op deze wijze je leven in hoofdstukken hebt opgedeeld en je leven leest, is er dan iets wat je opvalt? Herken je bepaalde patronen in je leven? Begin aan een nieuw hoofdstuk in je leven. Wat is de titel van het nieuwe hoofdstuk? Welke thema komt daarin centraal te staan? Welke talenten ga je daarin aanspreken of verder ontwikkelen? 5. Materialen en links Er is een interventieboek ontwikkeld: Op verhaal komen. Dit boek is uitgegeven bij Uitgeverij Boom en verkrijgbaar bij alle boekhandels in Nederland (Bohlmeijer & Westerhof, 2010). 7

Er is eveneens een train-de-trainers cursus ontworpen die 2 keer per jaar zal worden aangeboden (zie onderdeel 8). Voor deze training is een draaiboek ontwikkeld, welke de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen. Informatie over de interventie en relevant onderzoek wordt vermeld www.psychologievandelevenskunst.nl en www.levensverhalenlab.nl en wordt verspreid via de nieuwsflits van de vakgroep geestelijke gezondheidsbevordering van de Universiteit Twente. 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Probleemanalyse Risicofactoren De belangrijkste risicofactor voor het krijgen van een depressie op latere leeftijd is de aanwezigheid van lichte tot matige depressieklachten (Cuijpers & Smit, 2004). Andere risicofactoren zijn de aanwezigheid van een andere psychische stoornis of chronische lichamelijke ziekte, weinig sociale steun in de omgeving of het hebben meegemaakt van stressvolle levensgebeurtenissen (Maas & Jansen, 2000; Schoemaker & Spijker, 2010; Van t Land, Schoemaker & De Ruiter, 2008). Beïnvloedbare factoren De life-review groepsinterventie Op verhaal komen richt zich op mensen met lichte tot matige depressieklachten, aangezien dit een doelgroep is die een verhoogd risico heeft op het ontwikkelen van een depressieve stoornis. Uit onderzoek blijkt dat het verminderen van beginnende depressieklachten het risico op het ontwikkelen van een depressie kan verminderen (Cuijpers et al., 2008). Er is een groot aantal interventiemethoden beschikbaar is voor het behandelen van depressieklachten. Op verhaal komen is primair gebaseerd op lifereview. Dit is een is gestructureerd terugblikken op en evalueren van het eigen leven om eventuele doelen conflicten uit het verleden alsnog op te lossen en stil te staan bij de betekenis van het eigen leven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de koppeling van reminiscentie en narratieve therapie (waarbij deconstructie en reconstructie van persoonlijke verhalen instrumenteel zijn). Het onderscheidende van life-review is dat het specifiek kan worden gebruikt bij mensen die zingevingsvragen hebben (Westerhof, Bohlmeijer & Webster, 2010). Mensen die twijfelen aan de zin van hun leven, die hun leven als onbevredigend ervaren, het gevoel hebben dat ze (nog) niet gedaan hebben wat belangrijk voor ze is. Daarnaast is de interventie bij uitstek geschikt voor mensen die moeite hebben om te gaan met specifieke, ingrijpende levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld moeite hebben met invulling geven aan hun leven na pensioen of een worstelen met een chronische ziekte (Korte, Bohlmeijer, Westerhof & Pot, 2011). Het kan ook gaan om mensen die behoefte hebben om de balans van hun leven op te maken, niet als voorbereiding op de dood, maar om te leren en groeien door meer zelfinzicht en kennis te verwerven (Westerhof, Bohlmeijer & Webster). Werkzame mechanismen Op verhaal komen is gebaseerd op onderzoek naar het autobiografisch geheugen en reminiscentie en op de narratieve psychologie (zie bijlage 2). In grote lijnen laat dit onderzoek zien dat een overgang in het leven (bijvoorbeeld pensioen) of een ernstige levensgebeurtenis een toename van reminiscentie of autobiografische reflectie veroorzaakt. Het zelf of de identiteit die door de narratieve psychologie als een verhaal wordt opgevat, staan onder druk en moeten worden aangepast. Wanneer de gebeurtenis als negatief wordt ervaren, kan dit de associatie met andere negatieve herinneringen versterken. De verhalen die iemand op basis van deze herinneringen vertelt, worden minder coherent en bevatten vooral thema s als onmacht en slachtofferschap. Reminiscentie krijgt vooral de functie om bitterheid in stand te houden of om juist het vroege leven (voor de gebeurtenis) te verheerlijken. Al met al leiden deze processen ertoe dat de zelfwaardering vermindert, iemand minder zingeving en minder invloed op zijn omgeving ervaart. Dit zal ertoe leiden dat gevoelens van depressiviteit en verminderd welbevinden ontstaan. Depressie beïnvloedt de wijze waarop het autobiografisch geheugen werkt. Het wordt bijvoorbeeld moeilijk om specifieke positieve gebeurtenissen te herinneren. Dit proces kan er ook toe leiden dat iemand vooral passief gedrag of juist agressief gedrag vertoont waardoor iemand eerder in negatieve situaties terecht komt. Dit zal eerder nieuwe, negatieve herinneringen doet ontstaan dan positieve. De verhalen die iemand over zichzelf vertelt, krijgen zo de vorm van een selffulfilling prophecy. Er ontstaat een vicieuze cirkel. Of en de mate waarin dit proces plaats vindt wordt mede bepaald door iemands levensgeschiedenis of leergeschiedenis en iemands persoonlijkheid. 8

De belangrijkste werkzame mechanismen zijn dus: Het ontwikkelen van een positieve identiteit Dit gebeurt door nieuwe, coherente verhalen over het eigen leven te ontwikkelen waarin betekenis en vermogen ( agency ) centraal staan. Deze verhalen leiden tot nieuwe betekenisvolle en zingevende doelen in het leven en vertrouwen om deze doelen ( mastery ) te bereiken. Het verwerken van moeilijke gebeurtenissen. Dit wordt ook wel integratieve reminiscentie en instrumentele reminiscentie genoemd. Dit vindt plaats door het focus te leggen op leerervaringen, context en positieve ervaringen met coping. Het ophalen van specifieke positieve herinneringen Door de depressie hebben mensen moeite om specifieke, positieve gebeurtenissen te herinneren. Het trainen van dit deel van het autobiografisch geheugen leidt ertoe dat tot betere zelfacceptatie komen en positieve gedachten over het zichzelf en het eigen leven ontwikkelen. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Depressie behoort tot de aandoening met de grootste ziektelast. De belangrijkste risicofactor is de aanwezigheid van relevante depressieklachten. De afname van depressieklachten is daarom een belangrijke rationale voor (ge-indiceerde) preventie. Het is belangrijk dat de preventieve interventie gericht is op factoren die rol spelen bij het in stand houden en verergeren van depressieklachten. Bij ouderen kunnen de confrontatie met negatieve levensgebeurtenissen leiden tot een negatief en onmachtig levensverhaal, waarbij vooral herinneringen worden opgehaald aan negatieve gebeurtenissen. Dit leidt tot afname van zingeving en vertrouwen. Door depressie ontstaan problemen bij het ophalen van specifieke positieve herinneringen. In Op verhaal komen worden ouderen uitgenodigd herinneringen op te halen maar tegelijkertijd uitgedaagd om nieuwe verhalen over gebeurtenissen te ontwikkelen. Er wordt gevraagd naar voorbeelden van succesvolle coping, naar momenten van groei en leren, naar persoonlijke competenties. Daardoor ontstaat een nieuw positief levensverhaal dat de basis is voor een positieve identiteit. Dit leidt tot positieve gedachten over zelf het eigen leven, meer zelfvertrouwen en het vinden van nieuwe zingevende doelen. Dit leidt tot afname van depressieve klachten. 7. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 7.1 Eisen ten aanzien van opleiding Professionals die de life-review interventie Op verhaal komen willen uitvoeren moeten een 2-daagse training volgen. Deze training zal 2 keer per jaar worden aangeboden. In deze training komen de uitgangspunten, werkmethoden en doelstellingen van de interventie Op verhaal komen aan bod. Er wordt geoefend met specifieke life-review technieken en het stellen van narratief-therapeutische vragen. Na afloop zijn de hulpverleners in staat om de groepsinterventie te geven aan cliënten met (niet ernstige) psychische problematiek. Om aan de training deel te kunnen nemen dienen de hulpverleners ervaring te hebben in het werken met ouderen en een opleiding te hebben gevolgd die relevant is voor de GGZ, zoals psychologie, maatschappelijk werk, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige of preventiewerker. De interventie wordt in totaal gegeven door 2 hulpverleners; in ieder geval door 1 GZ-psycholoog. In Nederland is inmiddels een groot percentage hulpverleners en preventiewerkers geschoold in life-review. Voor deze training is een draaiboek ontwikkeld, welke de deelnemers van de train-de-trainers training aangeboden krijgen. 7.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is een draaiboek ontwikkeld voor trainers waarin stap voor stap staat beschreven hoe de interventie dient te worden uitgevoerd. 9

Er is geen protocol voor overdracht geschreven. De train-de-trainers is de afgelopen jaren echter regelmatig gegeven. Na afloop van de training geven de deelnemers telkens aan dat zij zich goed in staat voelen om de training te geven. 7.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De wijze van kwaliteitsbepaling wordt bepaald door de uitvoerder. Het behoort tot de standaardwerkwijze van preventie-afdelingen om na elke interventie een procesevaluatie uit te voeren en voor en na de interventie klachtenlijsten af te nemen. 7.4 Kosten van de interventie De kosten voor de uitvoering van de interventie bestaan uit: wervingskosten van 10 per succesvol geworden deelnemer een intake van een uur (+30 minuten administratie) door een GZ-psycholoog voor 136 per uur 7 sessies (+ 15 min. voorbereiding) per sessie door 1 klinisch psycholoog voor 136 per uur en 1 preventiewerker voor 100,43 per uur, in groepen van 5 (range 4-6) deelnemers. Om te kunnen deelnemen aan de interventie moeten de deelnemers zelf ook kosten maken, namelijk voor het interventieboek t.w.v. 25,-. 8. Onderzoek naar de uitvoering van de interventie Onderzoek De life-review interventie is onderzocht in gerandomiseerd, gecontroleerd effectonderzoek (zie punt 10). In totaal zijn er 202 deelnemers geïncludeerd, met een gemiddelde leeftijd 63 jaar en waarvan 77% vrouw. Qua opleidingsniveau zijn de deelnemers vrijwel gelijk verdeeld; 36.6% van de deelnemers is hoog opgeleid, 33.7% middelbaar opgeleid en 29.7% laag opgeleid. Succes- en faalfactoren D.m.v. moderatieanalyses zijn de volgende succes- en faalfactoren onderzocht: reminiscentiepatroon, persoonlijkheid, leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, klinisch relevante depressieklachten en angstklachten tijdens baseline, eerdere depressieve episodes, chronische medische condities en belangrijke levensgebeurtenissen. De moderatieanalyses lieten zien dat er weinig prognostisch factoren zijn aan te wijzen in de effectiviteit op depressieve symptomen. De interventie lijkt geschikter te zijn voor mensen die hoog scoren op de persoonlijkheidstrek extraversie en laag scoren op de reminiscentiestijl vermindering van verveling. Aangezien een groot aantal potentiële moderatoren is onderzocht en er slechts 2 moderatoren naar voren kwamen kan worden gesteld dat de interventie toegankelijk is voor een breed publiek. Bereik De life-review interventie is inmiddels landelijk geïmplementeerd. Ruim 40% van de GGZ-instellingen in Nederland biedt de interventie aan. Tevredenheid De groepsinterventie werd door de deelnemers op een schaal van 1 tot 10 geëvalueerd met een 7.7. De specifieke oefeningen die werden aangeboden werden over het algemeen als zeer zinvol geëvalueerd. Bovendien waren de deelnemers tevreden over de hoeveelheid huiswerk en de begeleiding. Vermeld kan worden dat de interventie uitgebreid is geëvalueerd in een eerste pilotstudie (Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust, & Van Marwijk, 2009; Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008). Alle specifieke onderdelen en activiteiten werden door de deelnemers beoordeeld. Op basis hiervan is de interventie aangepast. Onderdelen die laag scoorden op zinvolheid en helderheid zijn weglaten of vervangen door andere onderdelen. 10

9. Nederlandse effectstudies 9.1 Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland De effectiviteit van Op verhaal komen is onderzocht in een pilot studie en twee gecontroleerde effectstudies. Pilot studie (studies 1 en 2) Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust, & Van Marwijk, 2009; Bohlmeijer, Westerhof, & Emmerik-de Jong, 2008 In samenwerking met 6 GGZ-instellingen werden de effecten van Op verhaal onderzocht in een quasiexperimentele studie. Aan dit onderzoek namen 108 ouderen deel. 65 ouderen ontvingen de interventie (experimentele groep) en 43 ouderen stonden tijdelijk op een wachtlijst (controle groep). De uitkomstmaten ware depressieklachten, mastery en persoonlijke zingeving. Na afloop van de interventie hadden de deelnemers significant minder depressieklachten en meer invloed op hun leven. De effectgroottes d waren gemiddeld voor depressieklachten (0.37 direct na de interventie (t1) en 0.39 na een follow-up van drie maanden (t2)) en klein voor mastery (0.25 direct na de interventie (t1) en 0.19 na een follow-up van drie maanden (t2)). Ook het persoonlijk zingevingprofiel van de deelnemers was na afloop positiever in vergelijking tot de controlegroep, met een effectgrootte d van 0.38 direct na de interventie. Gerandomiseerd gecontroleerde effectstudie (studie 3) Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof, 2011 De gecontroleerde effectstudie is uitgevoerd in samenwerking met 14 GGZ-instellingen. In totaal zijn er 202 deelnemers geïncludeerd. Zij werden random toegewezen aan de interventieconditie (de life-review interventie; n=100) of aan de controlegroep (gebruikelijke zorg, oftewel care-as-usual; n=102). Dit is de grootste RCT die tot op heden is uitgevoerd naar de effecten van life-review. De interventie is onderzocht op de volgende uitkomstmaten: depressieve symptomen, angstsymptomen, huidige depressieve episode, kwaliteit van leven en positieve geestelijke gezondheid. Deze uitkomstmaten zijn op de volgende momenten gemeten: baseline (t0), direct na de interventie (t1; 3 maanden na baseline), tijdens de eerste follow-up (t2; 6 maanden na baseline) en tijdens de tweede follow-up (t3; 12 maanden na baseline). Resultaten lieten zien dat de deelnemers in de interventiegroep, in vergelijking tot de controleconditie, direct na afloop van de interventie significant minder depressieklachten hadden (effectgrootte d=0.60), evenals drie maanden na afloop van de interventie (effectgrootte d=0.50). Dit effect bleef 9 maanden na afloop van de interventie gehandhaafd. Bovendien was de kans dat de interventiedeelnemers geen klinisch relevante depressieklachten hadden significant groter dan bij de deelnemers aan de controlegroep (direct na de interventie; OR 3.77, NNT=3.5; bij de eerste follow-up: OR 3.76, NNT=3.3). Er werden tevens kleine, maar significante effecten gevonden ten aanzien van angstklachten (effectgrootte d=0.28 bij t1 en d=0.25 bij t2) en positieve geestelijke gezondheid effectgrootte d=0.29 bij t1 en d=0.26 bij t2), ten gunste van de interventiegroep. Om meer inzicht te krijgen in de werkzame mechanismen van life-review, hebben we in een aanvullende studie mogelijke mediatoren onderzocht op depressieklachten (Korte, Westerhof & Bohlmeijer, accepted for publication). Hiertoe zijn mediatoren bekeken die theoretisch en empirisch zijn voorgesteld als belangrijke werkzame mechanismen van life-review (zie onderdeel 6), namelijk: het ontwikkelen van de eigen identiteit, het oplossen van problemen, het herleven van bittere herinneringen, het tegengaan van verveling (allen reminiscentiestijlen), persoonlijke zingeving, mastery en positieve gedachten. De bevindingen lieten zien dat de herleving van bittere herinneringen, het tegengaan van verveling, mastery en positieve gedachten de effecten van life-review op depressieklachten inderdaad medieerden. Gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie (studie 4) Lamers, Korte, Westerhof & Bohlmeijer, in preparation De groepsinterventie Op verhaal komen kan ook worden doorlopen als zelfhulpinterventie. Cliënten werken dan zelfstandig het boek door. Deze zelfhulpinterventie is onderzocht in een gerandomiseerde gecontroleerde effectstudie. Deelnemers aan de interventieconditie kregen begeleiding kregen via e-mailcontact met een counselor. Ze kregen wekelijks inhoudelijke feedback op de kern van de opdrachten die zij per e-mail naar de counselor hadden opgestuurd. De zelfhulpinterventie werd empirisch getoetst op de effectiviteit in termen van 11

afname van depressieklachten, toename van positieve geestelijke gezondheid en afname van overige psychische klachten. Er werden in totaal 174 mensen, van 40 jaar en ouder en met lichte tot matige depressieklachten, geïncludeerd in de studie. Uit de resultaten blijkt dat de zelfhulpinterventie effectief is: deelnemers hebben direct na afloop van de interventie (drie maanden na baseline) minder depressieklachten (effectgrootte d=.30) en algemene psychische klachten (effectgrootte d=.37), en een verhoogde positieve geestelijke gezondheid (effectgrootte d=.16). De deelnemers laten een afname zien van gemiddeld 8.3 punten op depressieklachten, zoals gemeten met de CES-D. Na afloop van de interventie scoren zij rond het afkappunt van 16. Deze effecten bleven drie en negen maanden na de interventie (zes maanden en 12 maanden na baseline) behouden. 9.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studies 1 en 2 Auteurs: Bohlmeijer, Kramer, Smit, Onrust & Van Marwijk; Bohlmeijer, Westerhof, & Emmerik-de Jong Jaar: 2008 en 2009 Onderzoekstype: quasi-experimentele studie Belangrijkste resultaten: De life-review interventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten en in het bevorderen van mastery en persoonlijke zingeving. Bewijskracht van het onderzoek: 5 Resultaten effectiviteit: 1 Studie 3 Auteurs: Korte, Bohlmeijer, Cappeliez, Smit & Westerhof Jaar: 2011 Onderzoekstype: gerandomiseerde gecontroleerde trial Belangrijkste resultaten: De life-review groepsinterventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten, in het verminderen van angstklachten en in het bevorderen van positieve geestelijke gezondheid. Bewijskracht van het onderzoek: 7 Resultaten effectiviteit: 1 Studie 4 Auteurs: Lamers, Korte, Westerhof & Bohlmeijer Jaar: in preparation Onderzoekstype: gerandomiseerde gecontroleerde trial Belangrijkste resultaten: De life-review zelfhulpinterventie Op verhaal komen, voor mensen met lichte tot matige depressieklachten, is effectief in het verminderen van deze klachten, in het verminderen van algemene psychische klachten en in het bevorderen van positieve geestelijke gezondheid. Bewijskracht van het onderzoek: 5 Resultaten effectiviteit: 1 10. Buitenlandse effectstudies Er zijn vele studies verricht naar life-review als therapie (primair gericht op het verminderen van depressie) en daarvan zijn verschillende meta-analyses beschikbaar (Bohlmeijer, Smit & Cuijpers, 2003; Hsieha & Wang, 2003; Payne & Marcus, 2008; Peng, Huang, Chen & Lu, 2009; Pinquart, Duberstein & Lyness, 2007; Pinquart & Forstmeier, 2012). De preventieve interventie Op verhaal komen is echter een nieuw aanbod. Er zijn op dit moment geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de interventie aantonen. 11. Toelichting op de naam van de interventie De naam van de interventie is Op verhaal komen (oude naam De verhalen die we leven). Het verwijst naar een mooie Nederlandse uitdrukking die goed uitdrukt waar het bij de interventie in de kern om gaat. Namelijk je 12

ervaringen beschrijven en vertellen in verhalen waardoor je er weer tegenaan kunt. De naam nodigt bovendien uit tot zelfstandigheid. Deelnemers leren als het ware om (weer) op verhaal te komen. 12. Uitvoering (uitvoerende en of ondersteunende organisaties en partners) De interventie wordt vooral uitgevoerd door preventie-afdelingen van GGZ-instellingen. Op basis van train-detrainers en inventarisatie via Google wordt geschat dat ruim 40% van de instellingen de interventie aanbiedt. Op dit moment zijn er studies gaande waarbij de interventie als zelfhulp wordt aangeboden en online. 13. Overeenkomsten met andere interventies De interventie is een preventieve toepassing van life-review. Voor zover wij weten is dat uniek in Nederland. 13

14. Aangehaalde literatuur Beekman, A. T. F., Geerlings, S. W., & Van Tilburg, W. (1998). Depression in later life: Emergence and prognosis. In: D.J.H.Deeg, A.T.F.Beekman and D.M.W.Kriegsman (eds.). Autonomy and well-being in the aging population II : report from the Longitudinal Aging Study Amsterdam, 1992-1996, Amsterdam: VU University Press. Beekman, A.T.F., Penninx, B.W.J.H., Deeg, D.J.H., De Beurs, E., Geerings, S.W., Van Tilburg, W. (2002). The impact of depression on the well-being, disability and use of services in older adults: a longitudinal perspective. Acta Psychiatrica Scandinavica, 105, 20 27. Boelen, P.A. (2007). Psychometric properties of the Dutch version of the Automatic thoughts Questionnaire- Positive (ATQ-P). Cognitive Behaviour Therapy, 36(1), 23 33. Bohlmeijer, E.T., Kramer, J., Smit, F., Onrust, S., & Van Marwijk, H. (2009). The effects of integrative reminiscence on depressive symptomatology and mastery of older adults. Community Mental Health Journal, 45(6), 476 484. Bohlmeijer, E.T, Smit, F., & Cuijpers, P. (2003). Effects of reminiscence and life-review on late-life depression: a meta-analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 18(12), 1088 1094. Bohlmeijer, E., & Westerhof, G. J. (2010). Op verhaal komen: je autobiografie als bron van wijsheid. Amsterdam: Boom. Bohlmeijer, E.T., Westerhof, G.J., & Emmerik-de Jong, M. (2008). The effects of integrative reminiscence on meaning in life: results of a quasi-experimental study. Aging and Mental Health, 12(5), 639 646. Boland, C., Smits, C. H. M., de Vries, W. M., & van Erp, A. N. J. (2007). De kracht van je leven. De narratieve methode in de GGZ-preventie bij Turkse en Marokkaanse ouderen met depressieve klachten. Maandblad Geestelijke Gezondheidszorg, 62, 487-499. Brewin, C.R. (2006). Understanding cognitive behaviour therapy: a retrieval competition account. Behaviour Research and Therapy, 44(6), 765 784. Butler, R. N. (1963). The life-review: an interpretation of reminiscence in the aged. Psychiatry, 26(1), 65 76. Cappeliez, P. (2002). Cognitive-reminiscence therapy for depressed older adults in day hospital and long-term care. In J. D. Webster and B. K. Haight (eds.), Critical Advances in Reminiscence Work: From Theory to Application (pp. 300 313). New York: Springer. Cappeliez, P., & O Rourke, N. (2006). Empirical validation of a model of reminiscence and health in later life. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 61(4), 237 244. Cappeliez, P., O Rourke, N., & Chaudhury, H. (2005). Functions of reminiscence and mental health in later life. Aging and Mental Health, 9(4), 295 301. Cappeliez, P., & Robitaille, A. (2010) Coping mediates the relationships between reminiscence and psychological well-being among older adults. Aging & Mental Health, 14(7), 807 818. Cuijpers, P., & Smit, F. (2004). Sub threshold depression as a risk indicator for major depressive disorder: A systematic review of prospective studies. Acta Psychiatrica Scandinavica, 109, 325-331. Cuijpers, P., Van Straten, A., Smit, F., Mihalopoulos, C., & Beekman, A. (2008). Preventing the onset of depressive disorders: a meta-analytic review of psychological interventions. American Journal of Psychiatry, 165, 1272-1280. 14

Cully, J. A., LaVoie, D., & Gfeller, J. D. (2001). Reminiscence, personality, and psychological functioning in older adults. Gerontologist, 41(1), 89 95. Davidhizar, R., & Shearer, R.A. (1999). Helping elderly clients adjust to change and loss. Home Care Provider, 4, 147 149. Gommer A.M., Hoeymans, N., Poos, M.J.J.C. (2010). Wat is de ziektelast in Nederland? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Graaf, de, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). NEMESIS-2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut. Haight, B.K. (1992). Long-term effects of a structured life-review process. Journal of Gerontology, 47(5), 312 315. Hsieha, H.F., & Wang, J.J. (2003). Effect of reminiscence therapy on depression in older adults: a systematic review. International Journal of Nursing Studies, 40(4), 335 345. Ingram, R. E., Kendall, P. C., Siegle, G., Guarino, J., & McLaughlin, S. C. (1995). Psychometric properties of the Positive Automatic Thoughts Questionnaire. Psychological Assessment, 7(4), 495 507. Korte, J., Bohlmeijer, E.T., Cappeliez, P., Smit, F., & Westerhof, G.J. (2011, online first). Life-review therapy for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial. Psychological Medicine, doi:10.1017/s0033291711002042. Korte, J., Bohlmeijer, E. T., Westerhof, G. J., & Pot, A. M. (2011). Reminiscence and adaptation to critical life events in older adults with mild to moderate depressive symptoms. Aging and Mental Health, 15(5), 638 646. Korte, J., Westerhof, G.J., & Bohlmeijer, E.T. (accepted for publication). Mediating Processes in an Effective Lifereview Intervention. Psychology and Aging. Kraaij, V., Arensman, E., & Spinhoven, P. (2002). Negative life events and depression in elderly persons: A meta-analysis. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 57B, P87 P94. Krause, N. (2004). Stressors arising in highly valued roles, meaning in life, and the physical health status of older adults. Journal of Gerontology: Social Sciences, 59(5), S287 S297. Lamers, S.M.A., Korte, J., Westerhof, G.J., & Bohlmeijer, E.T. (in preparation). Life-review therapy as guided selfhelp for older adults with moderate depressive symptomatology: a pragmatic randomized controlled trial Lamers, S.M.A., Westerhof, G.J., Bohlmeijer, E.T., Ten Klooster, P.M., & Keyes, C.L.M. (2011). Evaluating the psychometric properties of the Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF). Journal of Clinical Psychology 67, 99 110. Licht-Strunk, E., Van der Windt, D.A., Van Marwijk, H.W., De Haan, M., Beekman, A.T. (2007). The prognosis of depression in older patients in general practice and the community. A systematic review. Family Practice, 24, 168 180. Maas, I.A.M., & Jansen, J. (2000). Psychische (on)gezondheid: determinanten en de effecten van preventieve interventies. Bilthoven: RIVM. Parker, R. G. (1995). Reminiscence: A community theory framework. Gerontologist, 35(4), 515 525. 15

Parker, R. G. (1999). Reminiscence as continuity: Comparison of young and older adults. Journal of Clinical Geropsychology, 5(2), 147 157. Payne, K.T., & Marcus, D.K. (2008). The efficacy of group psychotherapy for older adult clients: a meta-analysis. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 12(4), 268 278. Pearlin, L.I., & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of Health and Social Behaviour, 19(1), 2 21. Pekrun, R., Elliot, A. J., & Maier, M. A. (2006). Achievement goals and discrete achievement emotions. Journal of Educational Psychology, 98(3), 583 597. Peng, X.D., Huang, C.Q., Chen, L.J., & Lu, Z.C. (2009). Cognitive behavioural therapy and reminiscence techniques for the treatment of depression in the elderly: a systematic review. The Journal of International Medical Research, 37(4), 975 982. Pinquart, M. (2002). Creating and maintaining purpose in life in old age: a meta-analysis. Ageing International, 27(2), 90 114. Pinquart, M., & Forstmeier, S. (2012, online first). Effects of reminiscence interventions on psychosocial outcomes: a meta-analysis. Aging & Mental Health, DOI:10.1080/13607863.2011.651434. Pinquart, M., Duberstein, P.R., & Lyness, J.M. (2007). Effects of psychotherapy and other behavioral interventions on clinically depressed older adults: A meta-analysis. Aging & Mental Health, 11(6), 645 657. Poos, M.J.J.C., Smit, J.M, Groen, J., Kommer, G.J., & Slobbe, L.C.J. (2008). Kosten van ziekten in Nederland 2005. Bilthoven: RIVM. Schoemaker, C., & Spijker, J. (2010). Welke factoren beïnvloeden de kans op depressie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Serrano, J. P., Latorre, J. M., Gatz, M., & Montanes, J. (2004). Life-review therapy using autobiographical retrieval practice for older adults with depressive symptomatology. Psychology and Aging, 19(2), 272 277. Sheehan, D.V., Lecrubier, Y., Sheehan, K.H., Amorim, P., Janavs, J., Weiller, E., Hergueta, T., Baker, R., Dunbar, G.C. (1998). The Mini International Neuropsychiatric Interview (M.I.N.I.): the development and validation of a structured diagnostic psychiatric interview for DSM-IV and ICD-10. Journal of Clinical Psychiatry 59, 22 33. Sideridis, G. D. (2005). Goal orientation, academic achievement, and depression: evidence in favour of a revised goal theory framework. Journal of Educational Psychology, 97(3), 366 375. Sideridis, G. D. (2007). Why are students with LD depressed? A goal orientation model of depression vulnerability. Journal of Learning Disabilities, 40(6), 526 539. Steger, M., Frazier, P., Oishi, S., & Kaler, M. (2006). The meaning in life questionnaire, assessing the presence of and search for meaning in life. Journal of Counselling Psychology, 53(1), 80 93. Steunenberg, B., Beekman, A.T., Deeg, D.J., Bremmer, M.A., & Kerkhof, A.J. (2007). Mastery and neuroticism predict recovery of depression in later life. American Journal of Geriatric Psychiatry, 15(3), 234 242. Radloff, L. S. (1977). The CES-D scale: A self-report depression scale for research in the general population. Applied Psychological Measurement, 1, 385-401. Van t Land, H., Schoemaker, C., & De Ruiter, C. (2008).Trimbos zakboek psychische stoornissen. Tweede, herziene en uitgebreide druk. Utrecht: De Tijdstroom. 16