Dienst water en milieu



Vergelijkbare documenten
Reinigingsbedrijf Midden Nederland. Soest

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

De inrichting is gelegen aan De Schans nummers 14 en 16 te Soest, kadastraal bekend gemeente Soest, sectie A, nummers 5385 en 5387.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

I. BESLISSING DE AANVRAAG. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de aanvraag

I. BESLISSING DE WIJZIGING. II.A. Beschrijving van de inrichting

Beslissing. De aanvraag

Afdeling Vergunningen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. SAMENVATTING BESLUIT

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING DE MELDING. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

I. SAMENVATTING BESLUIT

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

I. BESLISSING HET VERZOEK. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van het verzoek en de inrichting

De inrichting is gelegen aan de Bobinestraat 2A te Veenendaal, kadastraal bekend gemeente Veenendaal, sectie E nummer 711.

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Dienst water en milieu

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag Als reden wordt opgegeven de aanleg van een tracé voor een nieuwe drinkwatertransportleiding.

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking Wet milieubeheer

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde staten van Limburg. Verzoek wijziging milieuvoorschriften. Haven Maastricht B.V.

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

I. BESLISSING DE WIJZIGING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de inrichting

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De locatie is gelegen in Schalkwijk (gemeente Houten) kadastraal bekend: HTN04 I 414G. Het uitvlakken zal plaatsvinden op bovengenoemd perceel.

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

GEDEPUTEERDE STATEN. Alphense Puin Recycling BV. Vondelingenplaat KL VONDELINGENPLAAT. UW KENMERK BlJLAGEN DATUM

I. BESLISSING DE MELDING. I.A. Algemeen. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

INTREKKING VERGUNNING

beroepsmogelijkheid veranderingsvergunning IEH Group B.V. te Mijdrecht

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert,

Afdeling Vergunningverlening

I. SAMENVATTING ONTWERP BESLUIT

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Definitieve beschikking

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De inrichting is gelegen aan de Caledoniastraat 9 en 13 te Tilburg, kadastraal bekend: gemeente Tilburg, sectie F, nummer 5343 en 5191.

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Aanmeldnotitie Besluit Mer

BESCHIKKING INTREKKING VERGUNNING WET MILIEUBEHEER. verleend aan. FoxFire B.V.

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsdienst Brabant Noord

Omgevingsgvergunning

op grond van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer (Wm) actualiseren.

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

Het verzoek BESCHIKKING. Gebr. van Vijfeijken BV Postbus BA SOMEREN. Procedure ex artikel 8.24 Wet milieubeheer.

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE AMBTSHALVE WIJZIGING VAN DE WM-VERGUNNING VOOR NV ROVA HOLDING TE MEPPEL

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde staten van Limburg. Van Gansewinkel B.V. te Venlo. Zaaknummer:

BESCHIKKING. Milieuneutrale Omgevingsvergunning

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

Gelet op hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij bevoegd om op deze aanvraag te beslissen.

Besluit omgevingsvergunning milieuneutrale wijziging. Aanvraagnummer: OLO Zaaknummer:

Ter plaatse van de hierboven genoemde percelen is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

Ter plaatse van het hierboven genoemde perceel is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Watervergunning II: aan Enduris B.V., Postbus 399, 4460 AT GOES (hierna: vergunninghouder) de gevraagde vergunning te verlenen voor:

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

pror.tinci renthe 1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 1.1. Ondenrerp

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

BESCHIKKING. Milieuneutrale omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Intrekking omgevingsvergunning bouwen Medwaste Control Benelux B.V.

vingsdienst Midden- en West-Brabnot Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant C /

provincie :: Utrecht Dienst Water en Milieu

De inrichting is gelegen aan de Graanweg 17 te Moerdijk, kadastraal bekend Klundert, sectie C, nummer 1995.

WIJZIGINGSVERGUNNING WET MILIEUBEHEER

Transcriptie:

Dienst water en milieu BESLUIT Jan van Schie B.V. ter attentie van de heer G. van Schie Constructieweg 100 3641 SP Mijdrecht Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 7 maart 2006 Sector V&H/Ketenbeheer Nummer 2006WEM000346i Referentie R.Abbas Uw brief van Doorkiesnummer 030-258 3668 Uw nummer Faxnummer 030-258 3106 Bijlage Voorschriften E-mailadres Onderwerp Wet milieubeheer; beschikking I Beslissing Gelet op hetgeen in de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004 2008 en op hetgeen onder hoofdstuk II en volgende wordt overwogen, besluiten wij: de door Jan van Schie b.v aangevraagde Wm-vergunning als bedoeld in artikel 8.1 lid 1van de Wet milieubeheer te verlenen tot 29 augustus 2013 zijnde de einddatum van de vigerende vergunning. dat de bij dit besluit behorende gewaarmerkte aanvraag deel uitmaakt van dit besluit voor zover de voorschriften en beperkingen niet anderszins bepalen; aan deze Wm-vergunning de voorschriften en beperkingen te verbinden, zoals die in de bijbehorende voorschriften zijn opgenomen; de volgende voorschriften uit de vigerende vergunning met nummer 2003WEM003046i te laten vervallen: voorschrift 1.2.1.6; 2.3.3.4; 4.2.2.1; 4.2.2.2; en 4.3.2.1 en de vervallen voorschriften te vervangen door de voorschriften zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. II De aanvraag II.A Beschrijving van de aanvraag Op 1 april 2005 hebben wij een aanvraag van Jan van Schie b.v (hierna: de aanvrager) ontvangen voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (Wm) voor het veranderen en in werking hebben van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan (Wm, art. 8.1, lid 1) en tevens het verzoek tot wijziging van enkele voorschriften uit de vigerende vergunning (art. 8.24 Wm). De inrichting is gelegen aan de Constructieweg 100 te Mijdrecht, kadastraal bekend gemeente Mijdrecht, sectie B nummers 2886 en 2888. Provincie Utrecht 1 Jan van Schie BV

De aanvraag voorziet in: -het verzoek om de terreinindeling op enkele plaatsen te wijzigen; -het in de buitenlucht opslaan van puin, grond en asfalt (in plaats van onder een overkapping); -het wijzigen van de werkwijze bij de acceptatie en kwalificatie van grond; -de uitbreiding van het maximaal aantal binnen de inrichting aanwezige containers. De vergunningaanvraag heeft mede betrekking op het wijzigen van de volgende voorschriften uit de vigerende vergunning (zie ook onder IIB): 1.2.1.6; 2.3.3.4; 4.2.2.1; 4.2.2.2 en 4.3.2.1. Op grond van categorie 28.4 van bijlage 1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn wij bevoegd gezag voor de inrichting. II.B Aanleiding voor het indienen van de aanvraag In 2003 is een Wet milieubeheer vergunning verleend aan Jan van Schie. Tijdens de oprichtingsfase van de inrichting blijkt dat enkele wijzigingen noodzakelijk zijn. Het realiseren van een overkapping op het buitenterrein zoals aangevraagd en vergund blijkt niet realiseerbaar. Men wil afvalstoffen zonder overkapping opslaan op het buitenterrein waarbij een gedeelte van de inrichting wordt voorzien van een vloeistofdichte voorziening. Tevens wil men de opslagcapaciteit van puin, hout en grond vergroten en wil men meer containers kunnen opslaan binnen de inrichting. II.C Locatie van de inrichting en het bestemmingsplan De inrichting ligt op een industrieterrein. De dichtst bij gelegen woning ligt op een afstand van 20 meter. II.D Huidige vergunningsituatie Voor de inrichting zijn eerder de volgende Wm-vergunningen verleend en hebben wij de volgende meldingen van de aanvrager geaccepteerd: Soort datum Nummer Bevoegd gezag oprichtingsvergunning 8 juli 2003 2003WEM003046i Gedeputeerde staten melding 31 augustus 2004 2004WEM003542i Gedeputeerde staten III Procedure van de aanvraag om milieuvergunning III.A De aanvraag III.A.1 Ontvangst van de aanvraag Met betrekking tot het verzoek is de procedure ingevolge de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5/3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De aanvraag is door ons op 1 april 2005 ontvangen en is door ons op 1 april 2005 doorgestuurd naar de in de Wm aangewezen adviseurs, te weten: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente de Ronde Venen; De Regionaal inspecteur VROM-inspectie Regio Noord-West te Haarlem. III.A.2 Aanvullende gegevens In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 26 mei 2005 in de gelegenheid gesteld om tot 7 juli 2005 de aanvraag aan te vullen. De aanvrager heeft vervolgens op 6 juli 2005 verzocht om deze termijn op te rekken met 4 weken. Bij brief van 8 juli 2005 hebben wij dit verzoek gehonoreerd en de termijn opgerekt tot 8 augustus 2005. Het eerste gedeelte van de gevraagde gegevens hebben wij op 20 juli 2005 ontvangen. Het tweede gedeelte van de gevraagde gegevens hebben wij op 8 augustus 2005 ontvangen. Provincie Utrecht 2 Jan van Schie BV

Daarnaast heeft de aanvrager uit eigen beweging de aanvraag nog aangevuld met enkele gegevens inzake de opslag van zeecontainers op het terrein van de inrichting. Deze gegevens hebben wij ontvangen op 14 oktober 2005. De termijn voor het geven van de beschikking wordt opgeschort met de periode die de aanvrager nodig heeft gehad om de aanvraag aan te vullen. In dit geval is de termijn voor het geven van de beschikking opgeschort met 74 dagen (Algemene wet bestuursrecht, art. 4:15). III.B Coördinatie Wm-vergunning en Wet verontreiniging oppervalktewateren (Wvo)- vergunning Aanvrager heeft bij ons op 1 april 2005 zowel een aanvraag om een Wm-vergunning alsmede een aanvraag om een Wvo-vergunning ingediend. Deze laatste aanvraag hebben wij op 1 april 2005 verzonden aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. III.C Ter inzage legging De kennisgeving over het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken is gepubliceerd in de Staatscourant en in het regionale dagblad De Ronde Vener. Het ontwerpbesluit heeft gedurende vier weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden schriftelijk bedenkingen worden ingediend. Voorts bestond de mogelijkheid om met vertegenwoordigers van gedeputeerde staten en de aanvrager van gedachten te wisselen en mondelinge bedenkingen in te dienen. Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking op de aanvraag zijn, binnen de door de wet gestelde termijn, door de heer J.R.Colly mede namens een aantal omwonenden bedenkingen ingediend. Door het ontbreken van handtekeningen van genoemde omwonenden is de heer J.R.Colly alsnog in de gelegenheid gesteld om hiervoor te zorgen. Wij hebben de getekende bedenkingen ontvangen op 20 januari 2006. Voor de beantwoording van deze bedenkingen verwijzen wij naar paragraaf V.A. IV Toetsingskaders IV.A Richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn 96/61/EG) Richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging - hierna: de IPPC-richtlijn - verplicht het bevoegd gezag een milieuvergunning op te stellen, die voldoet aan de in deze richtlijn geformuleerde eisen voor nieuwe en bestaande installaties. In de beoordeling van de milieugevolgen wordt de aanvraag getoetst aan de in de IPPC-richtlijn geformuleerde eisen. Dit betekent onder andere dat door de inrichting alle passende preventieve maatregelen (moeten) worden getroffen om verontreiniging van bodem, water en lucht te voorkomen dan wel te beperken door toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT), met inbegrip van maatregelen betreffende afvalpreventie en energiebesparing om aldus een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te waarborgen. Voor de beoordeling van de aanvraag worden zogenoemde BAT 1 Reference Documents (= BREF's) opgesteld. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen zogenaamde verticale BREF's - deze zijn branche gebonden - en zogenaamde horizontale BREF's die branche overstijgend zijn. Voor een aantal activiteiten zijn deze BREF's in definitieve vorm en moeten worden toegepast bij de vergunningverlening. De IPPC-Richtlijn is van toepassing op activiteiten die zijn opgenomen in Bijlage I van de Richtlijn. De aangevraagde activiteiten hebben wij getoetst aan de bijlage van de IPPC-richtlijn. De aangevraagde activiteiten worden daarin niet genoemd. 1 BAT ~ Best Available Techniques = Beste Beschikbare Technieken ~BBT Provincie Utrecht 3 Jan van Schie BV

Een aanpassing van de Wm is op 28 november 2005 in werking getreden, waarmee de IPPC-richtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Door deze wetsaanpassing zijn nieuwe gegevens met betrekking tot de bescherming van het milieu nodig. Omdat de vergunningaanvraag voor deze bestaande inrichting is ingediend vóór de inwerkingtreding van de aanpassing van de wet, zijn die gegevens niet opgenomen in de aanvraag. Voor de betreffende inrichting is thans geen BREF beschikbaar, waaraan wij de aanvraag kunnen toetsen. Wij hebben echter aan de hand van bestaande literatuur, de in de Regeling aanwijzing BBT-documenten genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning de beste beschikbare technieken voorgeschreven, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van de maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. Met betrekking tot de aspecten voor de bepaling van de beste beschikbare technieken als genoemd in artikel 5a.1, lid 1 onder a tot en met k, Ivb merken wij het volgende op. Ad a Toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken Het gaat binnen de inrichting om de opslag, het sorteren en het bewerken van afvalstoffen. Bij de toegepaste technieken komen geen afvalstoffen vrij, maar er worden reeds bestaande afvalstoffen hetzij verder in de afvalverwijderingsketen gebracht, hetzij omgezet tot secundaire grondstoffen. Ad b Toepassing van minder gevaarlijke stoffen Voor zover het de verandering betreft is dit aspect niet relevant. Ad c Ontwikkeling van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen Voor zover het de verandering betreft is dit aspect niet relevant. Ad d Vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd en de ontwikkeling daarvan Binnen de inrichting worden voor het sorteren van gemengd bouw- en sloopafval en voor het breken van puin de thans beste beschikbare technieken toegepast, die ook bij vergelijkbare inrichtingen worden toegepast. Ad e Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis Voor zover het de verandering betreft is dit aspect nu niet aan de orde. Ad f Aard, effecten en omvang van de betrokken emissies De aard, effecten en omvang van de emissies zijn in het hierna volgende overwogen in de paragrafen IV.D en IV.E. Ad g Data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen Dit aspect is voor zover het de verandering betreft niet relevant. Ad h De tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen Voor zover het de verandering betreft is dit aspect nu niet aan de orde. Ad i Het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie-efficiëntie Er wordt ten behoeve van de verandering in de bedrijfsvoering water gebruikt om stofvorming tegen te gaan. De verwachting is dat een deel van dit water uit de aanwezige bufferput gehaald kan worden. Enkel bij langere droge perioden zal aanspraak gemaakt moeten worden op leidingwater. Provincie Utrecht 4 Jan van Schie BV

Ad j Noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico s voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken Ten aanzien van de gevraagde verandering in de wijze van opslag van diverse afvalstoffen wordt in paragraaf IV.G.5 uiteen gezet hoe risico s voor het milieu geminimaliseerd worden. Hierbij is getoetst aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) voor zover het de verandering in de wijze van opslag van afvalstoffen betreft. Voor zover het de overige veranderingen betreft zijn deze effecten verder niet relevant. Ad k. Noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken Ten aanzien van de veranderingen waarvoor vergunning gevraagd wordt is dit aspect verder niet relevant. Bij ons besluit hebben wij de aanvraag en de door ons voorgeschreven maatregelen ter voorkoming dan wel ter beperking van emissies door toepassing van de beste beschikbare technieken getoetst aan de hand van de volgende informatiedocumenten die zijn opgenomen in tabel 2 van de bijlage bij de Regeling aanwijzing BBT-documenten: Ner Nederlandse emissierichtlijn Lucht (april 2003, Infomil); NRB Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (juli 2001, Infomil). De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing voor zover het de verandering betreft. IV.B Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn) De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. Bij de implementatie in de Natuurbeschermingswet is bepaald, dat de wet slechts geldt voor op te richten inrichtingen. Voor bestaande inrichtingen dienen wij als bevoegd gezag na te gaan of het in werking zijn van de inrichting significante nadelige gevolgen voor een van deze gebieden heeft. Aangezien sprake is van een bestaande inrichting dient een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet milieubeheer. Binnen de provincie Utrecht is Botshol nabij Abcoude aangewezen als Habitatgebied. Het Eemmeer, de Oostelijke Vechtplassen en het stuk van de Nederrijn tussen Wijk bij Duurstede en Rhenen zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. De inrichting ligt niet in de nabijheid van een van de genoemde gebieden, deze gebieden zijn op meer dan 10 kilometer afstand van de inrichting gelegen. De activiteiten binnen de inrichting hebben geen nadelige invloeden voor één van deze gebieden. IV.C Artikel 8.8 tot en met 8.10 Wet milieubeheer IV.C.1 Algemeen De artikelen 8.8 tot en met 8.10 van de Wet milieubeheer omvatten het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna geven wij aan hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook werkelijk op onze beslissing van invloed zijn. Provincie Utrecht 5 Jan van Schie BV

IV.C.2 Algemene maatregelen van bestuur (artikel 8.44) In deze AMvB's worden direct werkende eisen gesteld. Deze eisen mogen niet in de Wm-vergunning worden opgenomen. In de Wm-vergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Indien de aangevraagde activiteiten strijdig zijn met een van deze AMvB's, kan de Wm-vergunning niet worden verleend. IV.D Lucht IV.D.1 Het kader voor de bescherming van de lucht De aangevraagde emissies zijn getoetst aan de Nederlandse emissie Richtlijn (Ner). Deze richtlijn, die de stand der techniek voor het beperken van luchtemissies beschrijft, wordt landelijk toegepast als toetsingskader voor de beoordeling en regulering van luchtemissies. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de kwaliteit van de lucht in de omgeving van het bedrijf zijn door ons beoordeeld. Deze gevolgen alsmede de kwaliteit van de lucht in de omgeving van de inrichting is door ons getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit. IV.D.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de lucht Uit de aanvraag blijkt dat er vanuit de inrichting gevolgen kunnen zijn voor emissie naar de lucht van stuifgevoelige stoffen voor zover het de verandering betreft. De opslag zal plaats vinden in de buitenlucht in plaats van onder een overkapping. Tevens voorziet de aanvraag in een uitbreiding van de hoeveelheid opgeslagen afvalstoffen in de buitenlucht. Aan inrichtingen waarbinnen stuifgevoelige stoffen worden opgewerkt, geproduceerd, getransporteerd, geladen, gelost en/of opgeslagen, worden eisen ter vermindering van de stofemissies gesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen diffuse en gekanaliseerde stofemissies. De gekanaliseerde emissies kunnen als puntbronnen worden beschouwd en moeten voldoen aan emissienormen. Voor de emissie van stof in algemene zin geldt bij een emissievracht van 0,2 kilogram per uur of meer een emissie-eis van 5 mg/m 0 3. Voor diffuse emissies is ons uitgangspunt dat zich op twee meter of meer vanaf de bron geen visueel waarneembare stofvorming mag voordoen. Dit uitgangspunt is een concretisering van de NeR, waarin als uitgangspunt wordt gehanteerd dat geen direct bij de bron visueel waarneembare stofverspreiding mag optreden. Wij hebben het begrip direct bij de bron uitgedrukt in een afstand van twee meter om handhavend te kunnen optreden bij overschrijding van deze afstand. Bij een visueel waarneembare stofvorming over een afstand van twee meter of meer vanaf de bron moet voor hinder buiten de inrichting worden gevreesd. IV.D.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen relevante ontwikkelingen bekend. IV.D.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de lucht In de aanvraag om vergunning zijn de volgende maatregelen en voorzieningen opgenomen: -indien noodzakelijk worden de opslaghopen besproeid met water. Hiertoe is een sproeiinstallatie aanwezig. -bij windkracht 8 of hoger vindt geen overslag meer plaats; -medewerkers zijn geïnstrueerd om stofhinder te signaleren en eventueel op te treden; -medewerkers zijn geïnstrueerd om te controleren of geen onaanvaardbare stofhinder buiten de inrichting optreedt. Provincie Utrecht 6 Jan van Schie BV

IV.D.5 Besluit luchtkwaliteit Fijn stof Het Besluit luchtkwaliteit van 11 juni 2001 is vervallen en vervangen door het Besluit luchtkwaliteit (Blk) 2005. Het nieuwe Besluit bevat grenswaarden voor de luchtkwaliteit die door ons als toetsingscriterium worden gehanteerd.. Deze grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat niet mag worden overschreden of binnen een bepaalde termijn moet zijn bereikt. Het Blk is niet van toepassing op de werkplek. Worden desondanks overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen door de bedrijfsactiviteiten buiten de inrichtingsgrenzen verwacht dan is het zoeken naar aanvullende eisen of alternatieven een vereiste. De inrichting stoot een aantal stoffen uit waarvoor in het Besluit luchtkwaliteit grenswaarden zijn gesteld, te weten stikstofoxiden, stikstofdioxiden en zwevende deeltjes (PM10). Uit de jaarlijks gerapporteerde cijfers van de gemeente De Ronde Venen, waar de inrichting zich bevindt, blijkt dat in de omgeving van de inrichting de achtergrondconcentratie voor zwevende deeltjes (PM10) in 2004 circa 21 ug/m³ microgram per m³ bedroeg. Tevens is drie maal een overschrijding van het 24-uursgemiddelde geconstateerd. De waarden PM10 zijn gecorrigeerd met de bijdrage van zeezout volgens de Meetregeling Luchtkwaliteit 2005. Voor stikstofdioxide blijkt een achtergrondconcentratie van 24 ug/m³ gemeten te zijn. Een inrichting waar activiteiten plaatsvinden die niet tot extreem hoge vorming van fijn stof leiden, levert een bijdrage aan de achtergrondconcentratie van niet meer dan 1 microgram per m³. In de onderhavige inrichting wordt puin gebroken en vindt op- en overslag van bouw- en sloopafval en grond plaats. De verandering waarvoor vergunning gevraagd wordt heeft enkel betrekking op het opslaan in de buitenlucht zonder overkapping in plaats van onder een overkapping. Tevens wordt er meer opgeslagen dan ten tijde van vergunningverlening. Gesteld kan worden, dat deze activiteiten in geen geval een hogere bijdrage leveren aan de achtergrondconcentratie dan 1 microgram per m³. De totale fijn stof concentratie in de omgeving van de inrichting bedraagt dan maximaal 22 ug/m³. Hiermee wordt voldaan aan de maximale toegestane grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit. IV.D.6 Beoordeling en conclusie De aangevraagde activiteiten voldoen voor wat betreft fijn stofemissie en stikstofoxiden aan de grenswaarden uit het Besluit Luchtkwaliteit en voor wat betreft grof stof aan de bijzondere regeling in de Ner. IV.E Geur IV.E.1 Het kader voor de bescherming tegen geurhinder Het in de NeR-lucht omschreven algemeen uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van het ALARA principe de kern van het nationale geurbeleid. In het landelijke geurbeleid is vastgelegd dat wij de uiteindelijke afweging maken waarbij wij rekening houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen. Het geurbeleid bestaat uit de volgende uitgangspunten: - als er geen hinder of kans op hinder is, zijn maatregelen niet nodig; - als er wel hinder of kans op hinder is, worden maatregelen op basis van het ALARA principe voorgeschreven; - voor bepaalde branches is een toetsingskader voor geurhinder in een bijzondere regeling van de NeR opgenomen; - de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Provincie Utrecht 7 Jan van Schie BV

Voor het bepalen van het acceptabele hinderniveau geeft de NeR de hindersystematiek. Met behulp hiervan kan een situatie van geuroverlast worden beoordeeld. Toepassen van de hindersystematiek leidt tot een specifieke afweging voor een individuele situatie of tot het toepassen van een bijzondere regeling. IV.E.2 Beoordeling en conclusie De verandering waarvoor vergunning gevraagd wordt geeft ons geen aanleiding tot het opnemen van voorschriften. Het aspect geurhinder is hier niet aan de orde. IV.F Geluid IV.F.1 Het kader voor de bescherming tegen geluidhinder In de vigerende vergunning zijn geluidvoorschriften opgenomen. De activiteiten waarvoor nu vergunning wordt gevraagd worden in akoestische zin getoetst aan de geluidvoorschriften uit de vigerende vergunning. Hierbij geldt dat er geen overschrijding mag plaatsvinden van de huidige geluidvoorschriften. IV.F.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor geluidhinder Uitgaande van de in de aanvraag beschreven activiteiten heeft bureau Peutz op 30 maart 2005 een akoestisch rapport opgesteld. Dit rapport (met nummer F16845-1) maakt deel uit van de aanvraag. IV.F.3 De te verwachten ontwikkelingen Er worden geen relevante ontwikkelingen met betrekking tot geluid verwacht. IV.F.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen geluidhinder Er zijn geen bijzondere maatregelen en voorzieningen opgenomen in de aanvraag. IV.F.5 Beoordeling en conclusie Het bij de aanvraag gevoegde akoestisch rapport hebben wij beoordeeld. Met de uitgangspunten en de resultaten van dit rapport kunnen wij instemmen. Uit het akoestisch rapport blijkt dat de inrichting kan voldoen aan de vigerende vergunning voor wat betreft geluidvoorschriften. IV.G Bodem IV.G.1 Het kader voor de bescherming van de bodem Wij hanteren de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) als het toetsingskader voor de beoordeling van bodembedreigende activiteiten. De activiteiten die in de aanvraag zijn omschreven dienen getoetst te zijn aan de NRB. In de NRB is bepaald welke bedrijfsmatige activiteiten bodembedreigend zijn en voor welke activiteiten bodembeschermende maatregelen en een bodembelastingonderzoek nodig zijn. Of een activiteit bodembedreigend is, hangt af van de gebruikte stoffen, de aanwezige apparatuur of opslagfaciliteit en de bedrijfsvoering. Het bodemrisico wordt vastgesteld met de bodemrisicochecklist (BRCL). In de BRCL is bepaald welke maatregel bij welke activiteit nodig is voor het bereiken van een verwaarloosbaar bodemrisico. Aan de hand van de BRCL uit de NRB kan per bedrijfsactiviteit een emissiescore worden bepaald. Deze emissiescore is een maat voor het bodemrisico als gevolg van die activiteit. De juiste voorzieningen en maatregelen verlagen de emissiescore. Afhankelijk van de emissiescore wordt de bedrijfsactiviteit ingedeeld in een bodemrisicocategorie. Een emissiescore van 1 betekent een verwaarloosbaar bodemrisico (bodemrisicocategorie A). Er hoeven dan geen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Bij een emissiescore groter dan 1 moeten wel aanvullende maatregelen worden getroffen. Provincie Utrecht 8 Jan van Schie BV

Het uitgangspunt van het nationale bodembeleid is dat door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Combinaties van voorzieningen en maatregelen die volgens de BRCL leiden tot een emissiescore van 1 dat wil zeggen een verwaarloosbaar bodemrisico bepalen de stand der techniek en voldoen dus aan het ALARA-beginsel. In sommige bestaande situaties is het bereiken van een verwaarloosbaar risico redelijkerwijs niet mogelijk. Als aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan, is het voldoende om een aanvaardbaar risico (bodemrisicocategorie A*) te bepalen in combinatie met risicobeperkend bodemonderzoek (monitoring) of geborgd bodemincidentenbeheer. IV.G.2 De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de bodem voor zover het de verandering betreft Binnen de inrichting vinden door de gevraagde verandering de volgende potentieel bodembedreigende activiteiten plaats: Er wordt vergunning gevraagd voor de opslag van grond waarvan nog niet is bepaald of er sprake is van een verontreiniging en voor de opslag van puin(granulaat) op het buitenterrein van de inrichting. De verandering bestaat er uit dat er geen overkapping gerealiseerd zal worden zoals is aangevraagd en vergund in de vigerende vergunning, maar dat de opslag van deze afvalstoffen in de buitenlucht zal gaan plaatsvinden (tendele) op een vloeistofdichte voorziening. Tevens wordt vergunning gevraagd voor de opslag van teerhoudend asfalt in afgezeilde vloeistofdichte containers en voor een uitbreiding van de opslag van (lege) containers. IV.G.3 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen ontwikkelingen te verwachten in de nabije toekomst met betrekking tot de bodem. IV.G.4 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem voor zover het de verandering betreft: Op het buitenterrein van de inrichting zal een gedeelte voorzien worden van een harde vlakke ondergrond voor de opslag van niet-bodembedreigende afvalstoffen. Een gedeelte zal worden voorzien van een vloeistofdichte onderafdichting gecombineerd met elektronische lekdetectie welke na aanleg CUR/PBV-44 (vierde herziene uitgave) gekeurd zal worden. Opslag van teerhoudend asfalt zal geschieden in vloeistofdichte containers welke afgezeild zullen worden. IV.G.5 Beoordeling en conclusie De in de aanvraag vermelde veranderingen zijn getoetst aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Uit de toetsing is gebleken dat voor alle bodembedreigende activiteiten bodembeschermende maatregelen en voorzieningen aanwezig zijn. Om een verwaarloosbaar risico van bodemverontreiniging te waarborgen dient voor de vloeistofdichte onderafdichting een PBV-verklaring vloeistofdichte voorziening te zijn afgegeven. Bovendien dient binnen de inrichting zorgvuldig te worden omgegaan met morsingen (good housekeeping). Bij het opstellen van de voorschriften hebben wij met het bovenstaande rekening gehouden. Ten behoeve van de verandering is, zoals in de aanvraag staat vermeld, het volgende bodemonderzoek uitgevoerd: verkennend bodemonderzoek/nulonderzoek. Dit onderzoek van 5 augustus 2005 is uitgevoerd door ECO Reest en geeft ons geen aanleiding tot het stellen van bijzondere maatregelen en/of het treffen van bijzondere voorzieningen. Bij gebruik als bedrijfsterrein geven de aangetroffen concentraties ons geen aanleiding om milieurisico's te verwachten. De resultaten van het bodemonderzoek dienen in het kader van deze beschikking als referentie voor een eventuele toekomstige verontreiniging van grond en grondwater. Provincie Utrecht 9 Jan van Schie BV

Het risico dat door de aangevraagde activiteiten in combinatie met de getroffen en te treffen voorzieningen een bodemverontreiniging ontstaat is (in combinatie met de gestelde voorschriften) verwaarloosbaar conform het gestelde in de NRB. Het is dan ook niet noodzakelijk dat de bodemkwaliteit jaarlijks wordt gecontroleerd; volstaan kan worden met een eenmalig onderzoek van de bodem voor het einde van de looptijd van de Wm-vergunning of na beëindiging van een bodembedreigende activiteit. Door het vaststellen van de bodemkwaliteit zowel aan het begin als bij beëindiging van de bodembedreigende activiteit wordt inzichtelijk gemaakt of ten gevolge van deze activiteit een verontreiniging van de bodem is opgetreden. Hiertoe dienen de gevonden waarden gerelateerd te worden aan de vastgestelde kwaliteit van de bodem die nog niet is beïnvloed door de aangevraagde activiteiten en zoals opgenomen in de aanvraag (de zogenaamde nulsituatie). Wij zijn van mening dat de op het terrein geïnstalleerde peilbuizen ten behoeve van het nulsituatie bodemonderzoek en de eventueel daaruit voortvloeiende onderzoeken in stand moeten worden gehouden ten behoeve van vervolgonderzoek en eindsituatie-bodemonderzoek. Bij het stellen van voorschriften hebben wij met het voorgaande rekening gehouden. IV.H Afvalwater De aangevraagde veranderingen zijn tevens Wvo-vergunningplichtig. Dit houdt in dat in de Wmbeschikking alleen voorschriften ter bescherming van de doelmatige werking van het gemeentelijk riool en het verwijderen van slib uit dit riool opgenomen hoeven te worden. Bescherming van de doelmatige werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en het oppervlaktewater waarop deze rioolwaterzuiveringsinstallatie haar effluent loost, zijn aspecten die in de Wvo-beschikking betrokken dienen te worden. IV.H.1 De te verwachten ontwikkelingen Er zijn geen relevante ontwikkelingen te verwachten IV.H.2 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen verontreiniging door lozing van afvalwater voor zover het de verandering betreft Volgens de aanvraag om een WVO-vergunning verandert de lozingssituatie niet noemenswaardig. Maatregelen en voorzieningen zijn reeds opgenomen en vergund. IV.H.3 Beoordeling en conclusie De in de aanvraag vermelde maatregelen ter voorkoming en beperking van lozing van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, zullen leiden tot een acceptabel lozingsniveau, dat in overeenstemming is met genoemde doelstellingen. Wij achten deze situatie vergunbaar. Provincie Utrecht 10 Jan van Schie BV

V Bekendmaking ontwerp-beschikking V.A Bedenkingen Naar aanleiding van de ontwerp-beschikking zijn een aantal bedenkingen ingediend ten aanzien van de WVO en ten aanzien van de Wet milieubeheer. De bedenkingen in het kader van de WVO zijn door de aanvrager ingediend en zullen door de waterkwaliteitsbeheerder weerlegd worden. De bedenkingen ten aanzien van de Wet milieubeheer zijn ingediend door de heer J.R.Colly namens een aantal omwonenden van het bedrijf. Hieronder hebben wij de bedenkingen ten aanzien van de Wet milieubeheer kort samengevat. -In de aanhef wordt gesteld dat de bedenkingen ingediend worden tegen de uitbreiding van het maximaal aantal aanwezige containers op het bedrijf van Jan van Schie B.V te Mijdrecht. Namens de heer C.B.P. Koek en tevens de in de bijlage van de bedenkingen genoemde medebewoners/gevestigden worden tevens de volgende punten aangevoerd: 1. Op 28 mei 2003 zijn door de heer J.R Colly namens een aantal omwonenden bedenkingen ingediend tegen het ontwerp-besluit, waarop reactie wordt gegeven in het besluit van 8 juli 2003. 2. De voor bewoners/gevestigden meest belangrijke punten van de weerlegging van de bedenkingen, teweten de punten 1,4,9 en 12 wordt tot op heden niet voldaan door Jan van Schie, terwijl op brieven van J.R.Colly van 25 januari, 25 mei en 6 oktober 2005 gericht aan de provincie Utrecht (sector V en H/Ketenbeheer) tot op heden niet is gereageerd. Tevens zijn telefonische toezeggingen hiertoe niet nagekomen. 3. Door Jan van Schie zijn op het Noord/Oostelijke deel van de inrichting circa 100 containers (soms tweehoog) geplaatst. Tevens is er oud ijzer en een bouwkeet aanwezig. Er is hierdoor sprake van visuele hinder. 4. De huidige en nog te plaatsen groenvoorziening zal de inrichting nimmer blijvend aan het oog onttrekken terwijl dit onder andere een voorwaarde uit het besluit van 8 juli 2003 is. 5. Het is voor alle belanghebbenden onbegrijpelijk dat Jan van Schie B.V een vergunning vraagt voor onder andere de uitbreiding van het aantal containers, aangezien de huidige containers illegaal geplaatst zijn en er voorts niet aan de voorwaarden van het besluit van 8 juli 2003 wordt voldaan. Dit temeer daar de inrichting volgens de provincie niet valt onder de in 1959 door het Ministerie van Defensie verleende vergunning. Volgens het op 27 oktober 2005 vastgestelde bestemmingsplan MOB Complex door de gemeente De Ronde Venen is opslag enkel toegestaan binnen het op de kaart aangegeven differentiatievlak, en dus niet op het Noord/Oostelijke deel van de inrichting. Het is de heer Koek en de medebewoners er alles aan gelegen om te voorkomen dat de huidige container situatie gehandhaaft blijft. Naar aanleiding van de bedenkingen merken wij het volgende op: Ad1. Wij verklaren de bedenking ongegrond. De bedenkingen zoals genoemd onder punt 1 zijn gericht tegen het ontwerp-besluit van de oprichtingsvergunning en zijn reeds weerlegd in het besluit van 8 juli 2003. De genoemde bedenkingen zijn derhalve verder niet relevant voor onderhavige procedure. Ad2. Wij verklaren de bedenking ongegrond. Genoemde punten zijn in het kader van deze procedure niet relevant en blijven bij de weerlegging dan ook buiten beschouwing. Overigens is het wel zo dat er reeds overleg over genoemde punten heeft plaatsgevonden tussen reclamant en vertegenwoordigers van gedeputeerde staten. Provincie Utrecht 11 Jan van Schie BV

Ad3 en Ad4. Wij verklaren de bedenkingen ongegrond. Jan van Schie dient zich te houden aan de vigerende vergunning voor wat betreft de opslag van containers op het terrein van de inrichting. Hierbij hoort tevens een afdoende groenvoorziening om visuele hinder te beperken. Het al dan niet verhuurd zijn van een gedeelte van het terrein veranderd hier niets aan. Van Schie is en blijft verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften van de vigerende vergunning. Indien er sprake zou zijn van visuele hinder en dit zou in strijd zijn met de vigerende vergunning, dan dient hier op gehandhaafd te worden. Een verzoek hiertoe kan door reclamant te allen tijde ingediend worden bij de sector vergunningen en handhaving. Onderhavige aanvraag om ondermeer 200 containers op te kunnen slaan op het terrein van de inrichting hoeft op zichzelf geen visuele hinder te veroorzaken. In de voorschriften is bepaald dat er maximaal tweehoog gestapeld mag worden. Wij zijn van mening dat dit op zich geen visuele hinder oplevert. Mede gezien het karakter van het gebied (industrieterrein) en de aanwezige beplanting zijn wij van mening dat er geen sprake is van visuele hinder. Gelet op de afstand van de dichtstbijzijnde woning van derden (50 meter) kan er ons inziens geen sprake zijn van een verminderde lichtinval in woningen van derden, en daarmee dus geen sprake zijn van horizonvervuiling. Ad5. Wij verklaren de bedenking ongegrond. Van Schie kan en mag vergunning vragen voor de uitbreiding van de opslag van containers. Dit staat los van het feit dat er nu sprake zou zijn van illegale opslag. Zoals al hiervoor is gesteld dient de vergunninghoudster zich te houden aan de voorschriften van de vigerende vergunning (het besluit van 8 juli 2003). Handhaving van het bestemmingsplan is een zaak voor de gemeente en staat verder los van onderhavige aanvraag om vergunning. VI Het origineel van dit besluit te zenden aan de aanvrager en een afschrift te zenden aan: - burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen; - VROM-Inspectie Regio Noord-West (Noord-Holland, Utrecht en Flevoland), Kennemerplein 6-8, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; - Het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vechtstreek, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam; ter attentie van de heer J. Brokke; - De heer J.R.Colly, Oosterlandweg 37a, 3641 PV Mijdrecht. VII Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen besluiten wij de gevraagde Wm-vergunning te verlenen. Ter bescherming van het milieu verbinden wij voorschriften aan de vergunning. Wij hebben derhalve besloten als weergegeven onder I. Provincie Utrecht 12 Jan van Schie BV

VIII Termijn waarvoor de Wm-vergunning wordt verleend In dit geval verlenen wij de aangevraagde Wm-vergunning voor een termijn, welke gelijk afloopt met de termijn van de vigerende vergunning, namelijk tot 29 augustus 2013. Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, Ing. G.C.M. Nortier, hoofd sector V&H/Ketenbeheer a.i. Provincie Utrecht 13 Jan van Schie BV

Beroepsmogelijkheid Tegen deze beschikking kan tot en met zes weken met ingang van de dag na de dag waarop een exemplaar van de beschikking ter inzage is gelegd beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep staat overeenkomstig het bepaalde in Awb art 8:1 jo art 7:1 open voor belanghebbenden. Het beroepschrift moet worden ondertekend en moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1. de naam en het adres van de indiener; 2. de dagtekening; 3. een omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht; 4. de gronden van het beroep. Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een afschrift van de beschikking waarop het geschil betrekking heeft, worden overgelegd. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. Voor indiening van een beroepschrift is 141,- griffierecht verschuldigd voor een natuurlijke persoon en 281,- voor rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld tegen deze beschikking kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd indien onverwijlde spoed dat vereist. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd. Provincie Utrecht 14 Jan van Schie BV