OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Transcriptie

1 OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Beelen Terneuzen Finlandweg LW Westdorpe Kenmerk: / Afdeling: Vergunningverlening Datum: 18 juli 2016 Onderwerp: Omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 onder e van de Wabo verlenen aan Beelen Terneuzen Samenvatting besluit Wij hebben besloten om op 18 juli 2016 aan Beelen Terneuzen verzoek om wijziging van de vergunning van 2 mei 2011 (met kenmerk /Wm ) te verlenen en tegelijkertijd de vergunning van 2 mei 2011 (met kenmerk /Wm ) ambtshalve aan te passen.

2 Inhoudsopgave 1. Besluit Onderwerp Besluit Procedure Ondertekening Verzending Rechtsbescherming en inwerkingtreding Voorschriften Algemeen Bedrijfsbeëindiging Terrein van de inrichting en toegankelijkheid Procedurele overwegingen Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Huidige vergunningssituatie Bevoegd gezag Procedure en zienswijze (uitgebreid) Inhoudelijke overwegingen Toetsingskader wijzigen Milieugevolgen Overige aspecten...9 2

3 1. Besluit 1.1 Onderwerp Gedeputeerde Staten hebben op 25 januari 2016 van Beelen Terneuzen een aanvraag ontvangen op basis van artikel e lid onder b jo. 3.15, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het wijzigen van de aan haar verleende omgevingsvergunning van 2 mei 2011, met het kenmerk /Wm De aanvraag betreft een wijziging van het aan deze vergunning verbonden voorschrift Dit voorschrift heeft betrekking op opslaghoogte van de (afval)stoffen. Tevens hebben wij ambtshalve de voorschriften inzake bedrijfsbeëindiging aangepast. De aanvraag heeft het volgende kenmerk gekregen:. 1.2 Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning: - dat op verzoek van vergunninghouder voorschrift van de vergunning van d.d. 2 mei 2011, kenmerk /Wm , vervangen wordt door het aan deze vergunning verbonden voorschrift 2.1.1, op grond van artikel 2.31, lid 2 onder b, juncto artikel 3.15, tweede lid van de Wabo; - dat de voorschriften 1.5.1, en inzake de verleende vergunning d.d. 2 mei 2011, kenmerk /Wm , vervangen worden door de in deze vergunning opgenomen voorschriften 1.1.1, en 1.1.3, op grond van artikel 2.33 lid 1 onder b juncto artikel 3.15, tweede lid Wabo. 1.3 Procedure Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. 1.4 Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zeeland namens hen, hoofd afdeling Vergunningen mevr. mr. ing. I. Jansen 3

4 1.5 Verzending Verzonden op: 19 juli 2016 De volgende instanties hebben een kopie van deze beschikking gekregen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. 1.6 Rechtsbescherming en inwerkingtreding Inwerkingtreding De beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij gedurende die termijn beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. De beschikking wordt niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist. Beroep/Voorlopige voorziening Belanghebbenden kunnen schriftelijk beroep instellen tegen dit besluit bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. In het beroepschrift neemt u tenminste op uw naam en adres, de dagtekening van het bezwaarschrift, tegen welk besluit u bezwaar maakt en waarom. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend. U moet het bezwaarschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt. Doorgaans is dat de dag na de datum van verzending. Overschrijding van de inzendtermijn kan ertoe leiden dat met uw bezwaren geen rekening wordt gehouden. Als u overweegt bezwaar te maken, kunt u een informatiefolder aanvragen op telefoonnummer U kunt de informatie ook downloaden via Wij wijzen u erop dat het beroep niet de werking van het besluit schorst. U kunt een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). U richt het verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, team bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Voor de behandeling van het verzoek is griffierecht verschuldigd. 4

5 2. Voorschriften Milieu 1 Algemeen 1.1 Bedrijfsbeëindiging De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij bij het buiten werking stellen van (delen van) installaties en/of bij de beëindiging van (een deel van) de activiteiten de nodige maatregelen treft om de risico's van verontreiniging te voorkomen. Van het buiten werking stellen van (delen van) installaties en/of beëindigen van (een deel van) de activiteiten dient onverwijld melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag. De melding bevat in ieder geval de datum van de buiten werking stelling, dan wel van de beëindiging en een plan van aanpak met betrekking tot het voorkomen van nadelige gevolgen voor het milieu ten gevolge van de buiten werking stelling, dan wel de beëindiging Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van vergunde activiteiten moeten alle aanwezige stoffen, afvalstoffen en materialen, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd. Het verwijderen dient plaats te vinden overeenkomstig door het bevoegd gezag te stellen nadere eisen. De nadere eisen kunnen in ieder geval betrekking hebben op: - welke stoffen, afvalstoffen en materialen in het belang van de bescherming van het milieu verwijderd dienen te worden, - de termijn(en) waarbinnen de stoffen, afvalstoffen en materialen verwijderd dienen te worden, - de wijze van verwijdering en het nemen van maatregelen in het belang van de bescherming van het milieu Installaties of delen van installaties die structureel buiten werking zijn gesteld en nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, moeten worden verwijderd tenzij de (delen van de) installaties in een zodanige staat van onderhoud worden gehouden dat de nadelige gevolgen niet kunnen optreden. Het verwijderen dient plaats te vinden overeenkomstig door het bevoegd gezag te stellen nadere eisen. De nadere eisen kunnen in ieder geval betrekking hebben op: - welke installaties in het belang van de bescherming van het milieu verwijderd dienen te worden, - de termijn(en) waarbinnen de installatie(s) verwijderd dienen te worden, - de wijze van verwijdering en het nemen van maatregelen in het belang van de bescherming van het milieu. 2 Terrein van de inrichting en toegankelijkheid De opslaghoogten van de (afval) stoffen mag maximaal 12 meter bedragen. 5

6 3. Procedurele overwegingen 3.1 Gegevens aanvrager Op 25 januari 2016 hebben wij een verzoek om wijziging van een voorschrift ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen van Beelen Terneuzen (hierna genoemd: de vergunninghouder). Op 4 april 2016 is aanvraag aangevuld met gegevens over geluid en lucht. De inrichting is gelegen aan de Finlandweg 28, 4554 LW in Westdorpe. 3.2 Projectbeschrijving Beelen Terneuzen verzoekt voorschrift van de oprichtingsvergunning in te trekken ;" De opslaghoogten van de (afval)stoffen mogen maximaal 5 meter bedragen" en te wijzigen in; " De opslaghoogten van de (afval)stoffen mogen maximaal 12 meter bedragen." De oppervlakte van de inrichting bedraagt circa 3 hectare. Voor intern transport, bewerking, rangeren, kantoorruimte, logistiek etc. is circa 25% van het oppervlak van de inrichting benodigd. Voor de bulkopslag van (afval)stoffen is hierdoor circa 2.25 hectare beschikbaar. De maximale vergunde opslagcapaciteit bedraagt circa ton. Uitgaande van een soortelijke massa van gemiddeld van 2,0 voor granulaat, grond en asfalt is om de vergunde maximale opslagcapaciteit te kunnen opslaan een opslaghoogte benodigd van maximaal 12 meter. Bij het inrichten van de inrichting is bij het vaststellen van de vloerconstructie en eventuele te verwachten zettingen al rekening gehouden met een opslaghoogte van 12 m voor (afval)stoffen. Tevens wordt bij bulkopslag rekening gehouden met een stabiele hellingshoek van de opslag. Tevens bepaalt artikel 2.30 lid 1 van de Wabo dat regelmatig moet worden bezien of de beperkingen waaronder een vergunning is verleend en de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en gezien de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Het wordt noodzakelijk geacht om met gebruikmaking van de in artikel 2.31 van de Wabo vermelde bevoegdheden de op 2 mei 2011 de voorschriften inzake bedrijfsbeëindiging intrekken en te vervangen door vernieuwde voorschriften. Met de vervanging van de voorschriften wordt bereikt dat sprake is van een actuele en adequate vergunning. Sinds 7 januari 2013 is de reikwijdte van de Richtlijn Industriële Emissies ( RIE, ook wel aangehaald onder de Engelse afkorting IED ) bij inrichtingen die met afvalstoffen werken gewijzigd. Samenvattend betekent dat de inrichting valt onder categorie 5.5 van bijlage I van de IED-richtlijn, omdat er gevaarlijke afvalstoffen worden opgeslagen in afwachting van nuttige toepassing of verwijdering, met een totale capaciteit van meer dan 50 ton. Dit betekent dat de voorschriften inzake bodem van de omgevingsvergunning van 2 mei 2011 van rechtswege zijn vervallen omdat de binnen inrichting een IPPC-installatie aanwezig is. In artikel 2.8a van het Activiteitenbesluit is bepaald dat afdeling 2.4 Bodem van het Activiteitenbesluit van toepassing is op de gehele inrichting wanneer er binnen de inrichting een IPPC-installatie aanwezig is. 3.3 Huidige vergunningssituatie Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen en/of ontheffingen verleend dan wel meldingen geaccepteerd voor het onderdeel milieu: 6

7 SOORT VERGUNNING DATUM KENMERK ONDERWERP Wm-vergunning 2 mei / Oprichten/in werking Wm Milieuneutrale verandering27 maart Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel. 3.3 lid 1 van het Bor. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 28.4 van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort omdat de inrichting een grotere opslagcapaciteit heeft dan 50 ton voor gevaarlijke stoffen (categorie 5.5 van Bijlage I van richtlijn 2010/75/EU). 3.5 Procedure en zienswijze (uitgebreid) De vigerende vergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop dient de wijziging eveneens te worden voorbereid met deze uitgebreide voorbereidingsprocedure. Tussen 26 mei 2016 en 7 juli 2016 heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 7

8 4. Inhoudelijke overwegingen 4.1 Toetsingskader wijzigen Overeenkomstig artikel 2.33, lid.2 onder b en lid.3 heeft de vergunninghouder verzocht om de voorschrift te wijzigen. Dit voorschrift heeft betrekking op de opslaghoogte van de afvalstoffen. Overeenkomstig artikel 2.31.tweede lid van de Wabo, kan het bevoegd gezag voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden wijzigen. De omstandigheden waaronder dit moet of kan gebeuren zijn eveneens vermeld in dit artikel. In dit geval is er sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.31, tweede lid, onder b. Artikel 2.31.a lid 1 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om, ter bescherming van het milieu, andere technieken voor te schrijven dan in de aanvraag zijn opgenomen en daarmee de grondslag van de aanvraag te verlaten. Op grond van artikel 2.31.a lid 2 is de vergunninghouder verplicht desgevraagd gegevens aan het bevoegd gezag te overleggen die nodig zijn voor de beoordeling of alle relevante BBT-maatregelen worden toegepast. 4.2 Milieugevolgen Algemeen De onderhavige aanvraag heeft uitsluitend betrekking op het verhogen van de opslaghoogte van de afvalstoffen van 5 meter naar 12 meter op het buitenterrein aan de Finlandweg 28 in Westdorpe. Het verzoek heeft geen verandering tot gevolg met betrekking tot de maximale vergunde opslag-, doorvoer- en/of verwerkingscapaciteit en de aard van de te accepteren (afval)stoffen. Aangezien geen verruiming van de vergunde opslag- en/of verwerkingscapaciteit wordt aangevraagd, hebben de aangevraagde veranderingen niet tot gevolg dat het aantal transportbewegingen en/of draaiuren installaties toeneemt. De aard van de te accepteren (afval)stoffen blijft als gevolg van het verzoek ongewijzigd. Geluid In de aanvraag is een beschrijving opgenomen van het effect van de verhoging van de opslaghoogte van 5 meter naar 12 meter op vrachtwagen bewegingen. Aangegeven wordt dat er in de praktijk een veelvoud aan bedrijfsomstandigheden kunnen voordoen. De (puin)bulten kunnen in vorm en hoogte variëren en er is niet echt een worst-case scenario te dimensioneren. Worden de bulten groter/hoger (tot max 12 m, gemiddeld 8 m) dan neemt de geluiduitstraling van het materieel op de bulten toe, maar dan is de afscherming voor het grondgebonden materieel (bijv. breekzeefinstallatie) ook beter en kunnen de vrachtwagens niet op de steile hellingen komen. Zijn de bulten lager dan is de uitstraling minder, maar ook de afscherming. Daarnaast kunnen er wel weer vrachtwagens op de bulten komen. Op basis van de normaliter te hanteren bronvermogens voor vrachtwagenbewegingen in relatie tot het gehanteerde bronvermogen van de breek/zeefinstallatie is het aannemelijk dat de invloed van de vrachtwagens op het immissieniveau beperkt en verwaarloosbaar zal zijn. Zowel op lagere dan wel op grotere hoogte zal sprake ter plaatse van het stortbordes sprake zijn van geluidafschermende voorzieningen (a.g.v. de aanwezige (puin) bulten). Lucht Bij de aanvraag is een toetsing stuifgevoelige activiteiten Beelen Terneuzen toegevoegd. Uit deze toetsing blijkt dat door optimalisatietechnieken en aanvullende maatregelen voldaan wordt aan de NER. 8

9 De Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) is per 1 januari 2016 vervallen en is het normatieve deel van de NeR opgenomen in het Activiteitenbesluit (hoofdstuk 2, afdeling 2.3). Afdeling 2.3 geldt daarmee ook voor vergunningplichtige inrichtingen. Dat heeft tot gevolg dat emissiegrenswaarden die voorheen in de NeR stonden niet meer de status hebben van richtlijn, maar van rechtstreeks werkende regel. Overige Er vindt verder is geen wijzing met betrekking tot eventuele uitloging en geur. Op- en overslag vindt plaats conform de geldende voorschriften. Deze voorschriften voldoen aan BBT. De voorgenomen verandering leidt voor wat betreft de volgende milieugevolgen niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan de inrichting op grond van de verleende vergunning mag veroorzaken Voor de opslag van afvalstoffen hebben wij op 2 mei 2011 onder nummer /Wm , een oprichtingsvergunning verleend. 4.3 Overige aspecten Bedrijfsbeëindiging Voor het treffen van maatregelen om bij definitieve bedrijfsbeëindiging de nadelige gevolgen die de inrichting heeft veroorzaakt voor het terrein waarop zij was gevestigd, ongedaan te maken of te beperken voor zover dat nodig is om dat terrein weer geschikt te maken voor een volgende functie (artikel 5.7 lid 1 Bor) zijn in paragraaf 1.1 bedrijfsbeëindiging van deze vergunning vernieuwde voorschriften opgenomen. Conclusie: Het voorschrift van de omgevingsvergunning van 2 mei 2011, met het kenmerk /Wm die is verleend wordt op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken en wordt vervangen door bij deze beschikking gevoegde voorschrift De voorschriften 1.5.1, en van de omgevingsvergunning van 2 mei 2011, met het kenmerk /Wm worden ambtshalve ingetrokken en wordt vervangen door de voorschriften 1.1.1, en De voorschriften inzake bodem 5.1, 5.2 en 5.3 van de omgevingsvergunning van 2 mei 2011 zijn van rechtswege vervallen doordat afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit van toepassing is geworden op de inrichting vanwege de aanwezigheid van een IPPC-installatie per 7 januari