Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg serie 2010, 2011 en 2012 Handleiding voor begeleiders



Vergelijkbare documenten
Begeleidershandleiding. serie 2014

Inleiding Het beroepsgericht examen Het uitvoeren van kwalificerende beroepsprestaties... 3

Handboek BPV examinator. Consortium materialen

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar

Voorwoord Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning

Beroepsgerichte Examens Consortium Beroepsonderwijs serie 2014 Zorg & Welzijn Instructie voor de examenkandidaat

Instructie student. Ontwikkelingsgericht Praktijkbeoordelen.nl

Januari Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg serie 2010, 2011 en 2012

Verzorgende-IG Kompas (2011-vz-kp)

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Digibib. Hoe te werken met de oefenopdrachten en examens?

Proeve van Bekwaamheid. kerntaak 2. Uitvoeren van taken ten behoeve van het jongerenwerk, de organisatie en het beroep

2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Oordeel voldoende / onvoldoende * Instelling: Fase: 1 2 3*

2. Hoe ga je aan de slag met beroepsprestaties + aanmeldformulier beoordeling beroepsprestatie aanmeldformulier beoordeling reflectieverslag

2.3 Wanneer ben je een goede werkbegeleider? Methodisch werken als werkbegeleider 18

Het voeren van ontwikkelingsgerichte begeleidings- en beoordelingsgesprekken GWOO

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL)

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Gevorderd

Dit portfolio is eigendom van: Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon: Naam studieloopbaanbegeleider: Telefoon:

Opleiding Verzorgende IG PROEVE

2 Stappen en fasen bw.indd :35

Overzicht kerntaken, werkprocessen, prestatie-indicatoren gekoppeld aan examenproducten

SW-B-K1-W3 (C) Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

DE ZES-STAPPENMETHODE ZELF WERKEN AAN JE WERKPROCESSEN. Illustraties: Corien Bögels

Gelderland. Dit is een uitgave van de samenwerkingsverbanden. Gelderland en Oost-Overijssel/Twente en is mede mogelijk gemaakt door BKK.

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

EXAMENPLAN CGO 2011 DELTION COLLEGE

LEERCOACH IN DE NETWERKSCHOOL. Verantwoordelijkheden

VOORTGANGSRAPPORTAGE Pedagogisch Werk Jeugdzorg BOL Leerjaar 2 Praktijk

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

Beoordelaarsinstructie

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Beroepsgerichte examens Consortium Beroepsonderwijs, serie 2014 Zorg, Welzijn & AG

Competentieprofiel Assessor/Praktijkbeoordelaar Kern competentie Toelichting Praktijkbeoordelaar Voorbereiding assessment

Docentenexemplaar. Verzamelformulier beroepsgerichte examens. Beoordeling O V G. Consortium Beroepsonderwijs

Autoschadehersteller. Crebonummer / PvB 01. Voertuig afleveringsklaarmaken na reparatie. Handleiding Proeve van Bekwaamheid

Beoordeling en evaluatie

5. De wegwijzer (een stappenplan voor het uitvoeren van een opdracht/prestatie) Hulpmiddel bij het reflecteren : STARRT-methode 11

Kerntaak 3 opleiding doktersassistent: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Examendocument Behorend bij de BEWIJSMAP. Loopbaan en Burgerschap. Cohort Opleiding AG. Crebonummer 91300/

BPV. Profiel praktijkopleider. Norm. Toelichting. Aanpak. Prestatie

PVB 3.4 Aansturen van sportkader

Informatie opleidingsstandaard voor de EVC procedure. Praktijkopleider

Praktijkopdracht. Instructie student. Kwalificerend. Ondernemer horeca/bakkerij Meewerkend horeca ondernemer. Uitstroom : Meewerkend horeca ondernemer

Verzamelformulier beroepsgerichte examens

Handleiding Praktijkopleider

Beroepsprestaties beoordelen volgens een driepuntschaal: Verantwoording en procedure

METHODE ZELF WERKEN AAN JE BPV- OPDRACHTEN

Competentieprofiel Werkbegeleider

OPLEIDING ZORGHULP TOETS BEROEPSOPDRACHT

Opleiding Verzorgende IG PROEVE

Ontwikkelingsgericht meten en beoordelen Uitgangspunten en stroomschema digitale omgeving

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Startbekwaam

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT

Portfolio Pedagogisch Werk. Studiewijzer. Opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 instroom Helpende (KD 79140)

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

Kerntaak 1 Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning. STER opdracht: helpen bij een creatieve activiteit

MZ-PBSD-B-K1-W3 (C) Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Toelichting bij de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Zorg

Model Praktijkbeoordelaar

Helpende Zorg & Welzijn (speciale doelgroep)

2017 exameneenheid 4 kwaliteitszorg

Verzamelformulier beroepsgerichte examens

DOMEIN ZORG, WELZIJN, SPORT & BEWEGEN EN VEILIGHEID

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

gestructureerd activiteitenprogramma, zodat dit goed leesbaar en hanteerbaar is.

Zorginnovaties en technologie

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager

Beoordelen, een begripsbepaling

Handleiding BPV-beoordeling voor de deelnemer. Dossiers

Beoordelingsformulieren BPV

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Concept: De basis van de praktijkroute. FC Extra

Beroepsopdracht 2: werken volgens plan / Zorghulp /september

Handleiding BPV-beoordeling voor de deelnemer. Dossiers VMBO

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

OPLEIDING ZORGHULP TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak A Hulp bij huishouden en wonen. Niveau Gevorderd

Scholen voor Zorg. Examendocument Behorend bij de BEWIJSMAP. Loopbaan en Burgerschap. Cohort Opleiding Verzorgende- IG MBO.

Opleidingen Welzijn Maatschappelijke Zorg Pedagogisch Werk Sociaal Werk

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl.

Naam student: Naam loopbaanbegeleider:

Examenplan Verzorgende IG / Maatschappelijke Zorg

Leerjaar Doelstelling opdracht. Activiteit Betrokkenen Loopbaancompetenties. Motievenreflectie Kwaliteitenreflectie

Beoordelingsformulieren: Uitleg Beoordeling. A: Is in ontwikkeling, maar nog niet op het reproductieve niveau

Consortium Beroepsonderwijs

MZ-PBSD-B-K1-W4 (C) Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Getting Started. Competentie gericht opleiden in de BIG opleidingen

Model Praktijkbeoordelaar

VOORTGANGSRAPPORTAGE Onderwijsassistent (93500) BOL Verdiepingsfase OAS volgens het Kwalificatiedossier 2013.

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT

regionale netwerkbijeenkomst Zorg & Welzijn Consortium Beroepsonderwijs maart 2013

Opdracht Soorten plannen

Informatiedocument Begeleiden en beoordelen van studenten in de Beroeps Praktijk Vorming

Onderwerp Opdracht. 1. Competentiescan. Ondersteun een cursist bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan voor de opleiding.

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE Praktijk 8 Deeltijd

PVB 3.4 Aansturen van sportkader

Transcriptie:

Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg serie 2010, 2011 en 2012 Handleiding voor begeleiders zowel op school als in de praktijk December 2012

Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg. Dagelijks bestuur en managementteam L. Fine B. Huijberts A. Pijnenburg I. Rabelink M. Wouters Regiegroep Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg S. Borkus A. Liem-Rosekrans I. Rabelink Kritische meelezers A. Mulder, ontwikkelaar SCB*-Z&W&AG en docent Noorderpoort College R. van der Hoek, ontwikkelaar SCB*-Z&W&AG en docent Noorderpoort College Redactie M. Brok * Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg. ** Waar zij staat, kan ook hij gelezen worden 2 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Inhoud Blz. Colofon 2 Inleiding 4 1 Het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en AG 5 1.1 Methodemix 5 1.2 Ontwikkelingsgericht of kwalificerend 5 1.3 Fasestructuur 6 1.4 Beroepsprestatie 6 1.5 Verantwoordingsverslag 7 1.6 Assessmentgesprek 7 1.7 De begeleiding van de student naar de examenonderdelen van de 7 Methodemix 1.8 Hulpmiddelen voor studenten 7 2 De leercyclus volgens de stappen van de Wegwijzer 8 2.1 Oriënteren 8 2.2 Plannen 8 2.3 Uitvoeren 9 2.4 Controleren 9 2.5 Reflecteren 9 3 POP / PAP 11 3.1 Het maken van een POP/PAP 11 4 De begeleiding van de student op school en in de praktijk 13 4.1 De rol en taken van de begeleider op school 13 4.2 Deskundigheid van de slb er 14 4.3 De rol en taken van de begeleider in de praktijk 14 4.4 Deskundigheid van de praktijkbegeleider 14 5 Ontwikkelingsgericht beoordelen 16 5.1 Ontwikkelingsgericht beoordelen van beroepsprestaties 16 5.2 Prestatie-indicatoren 17 5.3 Beheersingsniveaus 17 5.4 Moeilijkheidsgraad 18 5.5 Schema moeilijkheidsgraad 18 5.6 Specifieke bewijsstukken 19 5.7 Aanvullende of vervangende bewijsstukken 19 5.8 Cesuur 20 5.9 Beoordeling onvoldoende, voldoende of goed 20 6 Beroepsgenerieke eisen: taal, rekenen en loopbaan en burgerschap 21 6.1 Taal en rekenen vormen de basis voor het leren 21 6.2 Loopbaan en burgerschap 22 Bijlage 1 De STAR(RT)-methode 23 Bijlage 2 Begrippenlijst 24 Bronvermelding 26 3 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Inleiding Deze Handleiding voor begeleiders is bedoeld voor een ieder die te maken heeft met het begeleiden van studenten in het MBO gedurende het gehele opleidingstraject op weg naar het diploma voor het beroep dat zij gekozen hebben. Op school zijn dit docenten die vanuit verschillende rollen de student begeleiden. Denk hierbij aan: de studieloopbaanbegeleider (slb er), mentor, vakdocent, praktijkdocent, BPV-docent. Vanuit de praktijkinstelling kunnen dit zijn: de praktijkbegeleider, werkbegeleider, praktijkopleider, of de BPV-begeleider. In deze handleiding houden we de termen slb er en praktijkbegeleider aan. Deze handleiding is gebaseerd op het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en AG van de series 2010, 2011 en 2012. Bij het begeleiden staat de persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling die de student doormaakt gedurende het gehele onderwijsleerproces centraal. De verschillende hoofdstukken belichten aspecten die belangrijk zijn bij de begeleiding van de student tot een bewust bekwaam beroepsbeoefenaar met als uiteindelijk doel het behalen van het diploma. Om rolverwarring te voorkomen is in deze handleiding niet de rol van de beoordelaar van kwalificerende toetsen meegenomen (kwalificerende beroepsprestaties, verantwoordingsverslag en assessmentgesprek). Daarvoor is een aparte beoordelaarsinstructie voor handen, waarbij de focus ligt op de rol van de assessor als onafhankelijk beoordelaar. Wij hopen u hiermee handvatten te geven voor de begeleiding van de studenten die werken met het sturingsmateriaal van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs 1. Wij wensen u veel succes met het begeleiden van uw studenten. Het team Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg 2 December 2012 1 De Stichting Consortium Beroepsonderwijs wordt in dit document aangeduid als het Consortium Zorg en Welzijn 2 Zorg, Welzijn en Assisterenden in de gezondheidszorg wordt afgekort als ZWAG 4 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

1. Het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en AG Om u als begeleider inzicht te verschaffen is in dit hoofdstuk informatie opgenomen over de verschillende materialen die door het Consortium Zorg en Welzijn zijn ontwikkeld. Tevens wordt een uitleg gegeven over de methodiek die het Consortium hanteert. 1.1 Methodemix De opleiding is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan te leren. Het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn brengt een leerproces op gang waarin een student doelgericht en bewust competenties binnen werkprocessen van de kerntaken, zoals in het kwalificatiedossier vastgesteld, kan ontwikkelen. Het begrip competentie heeft betrekking op te ontwikkelen vermogens waarmee de student in voorkomende beroepssituaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kan handelen, zodat er sprake is van bewust bekwaam handelen. Een competentie staat niet op zichzelf, maar is ingebed in werkprocessen en kerntaken die bij het beroep horen. De beoordeling van ontwikkelde competenties binnen werkprocessen sluit hierop aan. Omdat het gaat om kennis, vaardigheden en houding in samenhang, is één toetsvorm niet voldoende om op kwalificerend niveau competenties binnen werkprocessen vast te stellen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Naast de kwalificerende beroepsprestaties / proeve 3 is er tevens het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek. In het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek onderbouwt de student haar handelen met gerichte kennis over die vaardigheid en de juiste beroepshouding. In deze handleiding voor begeleiders wordt echter niet dieper op het kwalificerend beoordelen ingegaan. 1.2 Ontwikkelingsgericht of kwalificerend Bij de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties gaat het om de vraag of de student zich in de juiste richting ontwikkelt. Gedrag kan nog bijgestuurd worden. De ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties zijn op dezelfde manier opgebouwd als de kwalificerende beroepsprestaties. De (praktijk)begeleider beoordeelt de beroepsprestatie en geeft hierop feedback, zowel schriftelijk in de beoordelingslijst als in een persoonlijk gesprek met de student. Vervolgens formuleert de student hieruit leerdoelen of stelt deze bij. Bij kwalificeren gaat het om het beoordelen of de student het vereiste eindgedrag aantoont op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. De student voert werkprocessen uit op het niveau, zoals is vastgelegd in het kwalificatiedossier. 1.3 Fasestructuur De fasestructuur van de opleiding dekt voor 100% de kerntaken, werkprocessen en competenties uit het betreffende kwalificatiedossier. De fasen zijn opgebouwd van eenvoudig 3 De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties binnen een of twee fase(n). 5 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

naar complex. In het begin ligt meer de nadruk op het HOE en in latere fasen meer de nadruk op WAT. De student heeft een fase afgerond als alle (kwalificerende) onderdelen van de methodemix met tenminste een voldoende zijn aangetoond: - de kwalificerende beroepsprestaties of proeve - vervolgens het verantwoordingsverslag 4 - tot slot het assessmentgesprek. Daarnaast kan de school zelf nog kennis- en/of vaardigheidstoetsen in de methodemix opnemen. De keuze die de school hierin heeft gemaakt is opgenomen in het examenplan. 1.4 Beroepsprestatie Het Consortium Zorg en Welzijn heeft voor iedere opleiding de kerntaken, werkprocessen en competenties vanuit het betreffende kwalificatiedossier vertaald naar integrale opdrachten in de beroepsprestaties. Een beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht of kwalificerend. In deze Handleiding voor begeleiders wordt ingegaan op de begeleiding en beoordeling bij de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties. Elke beroepsprestatie (zowel ontwikkelingsgericht als kwalificerend) is volgens een vastgestelde structuur opgebouwd. Op deze manier weet zowel de student als haar begeleider, wat er gedaan moet worden, welk resultaat erbij hoort en waarop beoordeeld wordt. Door het uitvoeren van een scala aan integrale opdrachten toont de student op verschillende tijdstippen en in verschillende beroepscontexten al dan niet het vereiste gedrag en daarmee haar competentieontwikkeling binnen werkprocessen aan. Hoewel het accent op de prestaties in de praktijk ligt, zijn deze zo samengesteld dat de student hiermee zowel binnenschools als in de beroepspraktijk aan de slag kan. Vereiste kennis, vaardigheden en houding komen geïntegreerd en herkenbaar aan bod. Figuur 1 Vorm en structuur van alle onderdelen binnen de methodemix 1. Overzicht van werkprocessen en competenties. De competenties die de student binnen werkprocessen aantoont 2. Typering. Inleidende tekst met voorbeelden 3.Tabel moeilijkheidsgraad 4. De integrale opdracht, passend bij de vereisten in het kwalificatiedossier. Mate van: - complexiteit - zelfsturing - verantwoordelijkheid. Inhoud van de opdracht A met specifieke opdrachten B, C etc.. Aanvullende of vervangende opdrachten 5. Het resultaat. De resultaten uit de opdrachten d.m.v. relevante bewijsstukken die de student aanlevert op basis van de opdrachten. Aanvullende of vervangende bewijzen De bewijsstukken zijn gerelateerd aan de werkprocessen en bijbehorende competenties 6. De beoordelingslijst. De prestatie-indicatoren resp. criteria die in verband staan met de kerntaken, werkprocessen en competenties met componenten. Beheersingsniveau r R, p P of t T. Overzicht van bewijsstukken. Cesuur. Onderbouwing van de beoordeling 4 In de serie 2011 is in fase 1 geen verantwoordingsverslag en geen assessmentgesprek opgenomen. 6 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

1.5 Verantwoordingsverslag De student verantwoordt haar handelen met betrekking tot een of meer werkprocessen en bijbehorende competenties. Het verantwoordingsverslag wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingslijst met de betreffende werkprocessen en competenties. Door het schrijven van het verantwoordingsverslag neemt de student de tijd om op een afstand terug te kijken op haar handelen. Zij onderzoekt en interpreteert ervaringen en handelen in de beroepspraktijk. Zij beschrijft welke keuzes en afwegingen zij heeft gemaakt, vanuit welke visie zij heeft gehandeld, welke regelgeving en protocollen van toepassing waren. Zij beoordeelt de kwaliteit van haar handelen in (beroeps)situaties. 1.6 Assessmentgesprek Het assessmentgesprek wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingslijst met de betreffende werkprocessen en bijbehorende competenties. De student bereidt zich voor op het assessmentgesprek door relevante, kritische, beroepssituaties op papier te zetten en de begeleider hierin te raadplegen. De beoordelaar kan in het assessmentgesprek de STAR(RT)-methode gebruiken (zie bijlage 1). De beoordelaar richt zich op de student en stelt vragen die stimuleren tot nadenken, beredeneren en verantwoorden van het eigen handelen. 1.7 De begeleiding van de student naar de examenonderdelen van de methodemix De begeleider stuurt het gedrag van de student aan door persoonlijke begeleidingsgesprekken te voeren, adviezen te geven en resultaten te volgen. Ook het werken in peergroepen is zinvol. De kracht van samenwerken en samen leren komt voort uit het sociaal constructivisme. Dit begrip komen we vaak tegen in de literatuur over competentiegericht onderwijs. Competentieontwikkeling wordt vanuit het sociaal constructivisme opgevat als de ontwikkeling van persoonlijke bekwaamheden die het resultaat zijn van integratieprocessen, tot stand gekomen door interactie met anderen. Deze opvatting past goed bij Zorg&Welzijn, omdat het sociale beroepen zijn en niet geleerd kunnen worden zonder interactie met anderen. Dit pleit ervoor om het leren in en door de groep een belangrijke plaats in het didactische concept te geven. Hoewel studenten graag in vaste leergroepen werken, verhoogt het regelmatig wisselen van (sub)groepssamenstelling het leereffect. De uitvoering van beroepsprestaties/proeve in de beroepspraktijk gebeurt in de regel individueel, hoewel er prestaties zijn waar gezamenlijke uitvoering mogelijk is. Begeleiders die (sub)groepen studenten aansturen, zullen de individuele student aansporen om opgedane ervaringen te delen met andere studenten van de groep. Deze terugkoppeling heeft niet alleen een reflecterend karakter op het leerproces, maar leidt ook tot een hoger leerrendement door opgedane kennis, inzichten en ervaringen over te dragen aan anderen. Tevens is het een situatie waar andere studenten van leren en door geïnspireerd kunnen worden. 1.8 Hulpmiddelen voor studenten De Wegwijzer STAR(RT) Het Kompas Het Kompas geeft uitleg over en toelichting op het sturingsmateriaal. De Competentiewijzer In de Competentiewijzer staan bij iedere competentie de werkprocessen genoemd waarin deze competentie voorkomt met daarbij de vereiste kennis, vaardigheden en houdingsaspecten. Het is een hulpmiddel voor de student bij het uitwerken van het POP/PAP (zie hoofdstuk 3). 7 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

2. De leercyclus volgens de stappen van de Wegwijzer De begeleider stuurt het gedrag van de student in de gewenste richting naar die van een beginnend beroepsbeoefenaar. Een hulpmiddel hierbij is de Wegwijzer. De student doorloopt bij elke beroepsprestatie steeds weer de methodische stappen binnen de leercyclus volgens de Wegwijzer. Deze stappen komen in meer of mindere mate overeen met de methodische stappen die ook in de praktijk gebruikelijk zijn. Ook de begeleiding van de student bij de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties verloopt aan de hand van deze stappen. Hierdoor krijgt de student geleidelijk het methodisch werken onder de knie zodat zij bij kwalificerende opdrachten deze stappen zelfstandig kan uitvoeren. De vijf stappen zijn: 1. Oriënteren 2. Plannen 3. Uitvoeren 4. Controleren 5. Reflecteren 2.1. Oriënteren De student stelt zich de volgende vragen: Waar gaat deze beroepsprestatie over? Welke afspraken worden hierover gemaakt op school en in de praktijk? Wordt deze beroepsprestatie gecombineerd met een taalprestatie of LB-prestatie? In welke beroepscontext wordt deze beroepsprestatie uitgevoerd? Welke (specifieke) opdrachten en bewijsstukken worden gevraagd in deze beroepsprestatie? Welke kennis, vaardigheden en houding heb ik nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Raadpleeg hierbij de competentiewijzer. Welke leervragen en leerdoelen formuleer ik in mijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Dit kunnen persoonlijke en beroepsinhoudelijke leervragen en leerdoelen zijn. Voorbeeld van een persoonsgericht leerdoel: - Ik wil in deze fase van mijn opleiding in de BPV in een teamoverleg mijn eigen mening duidelijk en overtuigend onder woorden brengen. Voorbeeld van een beroepsinhoudelijk leerdoel: - Ik kan in deze BPV een intakegesprek met een cliënt voeren volgens het protocol van de instelling. De begeleider bespreekt met de student haar POP. 2.2. Plannen De student schrijft een persoonlijk activiteitenplan (PAP). Het PAP kan betrekking hebben op persoonsgerichte leeractiviteiten en op beroepsinhoudelijke leeractiviteiten. Het PAP wordt ook wel plan van aanpak of werkplan genoemd. De vijf W s worden in het PAP verwerkt. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? 8 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Dit betekent dat de student een plan maakt: wie doet wat, waar, wanneer, met welke hulpmiddelen en begeleiding en met welk resultaat. De begeleider op school bekijkt het POP/PAP op helderheid, niveau en aansluiting op het persoonlijk leerproces. De begeleider in de praktijk bekijkt het POP PAP op praktische toepasbaarheid in die specifieke praktijk/context. Als de stappen Oriënteren en Plannen goed zijn doorlopen, geeft zowel de begeleider op school als in de praktijk een GO. De student gaat door naar stap 3 Uitvoeren. 2.3 Uitvoeren In deze fase voert de student het plan van aanpak daadwerkelijk uit. Werkt volgens plan aan de integrale opdracht. Controleert regelmatig of volgens plan gewerkt wordt. Vraagt regelmatig feedback aan de opleider en medestudenten/collega s. Stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. 2.4 Controleren Na de oriëntatie, planning en uitvoering van de werkzaamheden is controle een belangrijk onderdeel van het leerproces. Bij ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties geven de begeleiders goed onderbouwde feedback en advies. De student: Bekijkt kritisch het resultaat van het eigen werk. Controleert of volgens plan gewerkt is. Controleert of de resultaten en bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Gaat na of de verkregen feedback verwerkt is. Evalueert met de opleiders en medestudenten/collega s. Verzamelt de bewijsstukken in haar portfolio. 2.5 Reflecteren Op elke stap in de integrale beroepsprestatie kan worden gereflecteerd. De student blikt terug op het handelen in de praktijk en overdenkt waarom zij op deze wijze heeft gehandeld en welke alternatieven er voor het handelen waren. Hierdoor krijgt de student meer inzicht in zichzelf en over de manier waarop zij heeft gehandeld. De feedbackfunctie van de begeleider is van grote waarde bij ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties. Door gerichte reflectievragen aan de student te stellen, wordt de student uitgedaagd om te reflecteren op de werkzaamheden krijgt ze inzicht in haar eigen handelen en op haar leerproces. De student: Reflecteert op de uitvoering van de beroepsprestaties, eventueel in combinatie met taal, rekenen en/of loopbaan-en burgerschap. Reflecteert op haar rol en de keuzes die gemaakt zijn tijdens de uitvoering. Reflectie is terugkijken op eigen ervaringen om daarvan te leren. 9 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Reflectie is onder te verdelen in: Reflectie op persoonlijk functioneren. Bij deze vorm van reflecteren kijkt de student vooral terug op wie zij is, welke motivatie zij heeft en welke doelen zij stelt. Dit kan helpen bij de persoonlijkheidsontwikkeling van de student. Reflectie op beroepsmatig handelen. De student kijkt terug op haar methodisch handelen. Zij onderzoekt wat het effect is van haar handelen in de praktijk en de methoden die zij inzet. Reflectie op het handelen als burger in de maatschappij. Hier gaat het om de invloed van de maatschappij op het handelen en omgekeerd. Deze vormen van reflectie zijn niet altijd duidelijk van elkaar te onderscheiden; de ene vorm hangt nauw samen met de andere. Het draait bij reflectie in ieder geval altijd om de student. Reflecteren kan op verschillende manieren. Even tussendoor op het werk, op school of op weg naar huis. De student kan er ook bewust mee bezig zijn in een reflectiegesprek met de begeleider, een studiegenoot of collega. Het kan helpen bij het maken van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Schriftelijk reflecteren helpt om met enige afstand op het handelen terug te kijken. Door een logboek bij te houden en een reflectieverslag te schrijven, vertraagt als het ware het denkproces: de student neemt de tijd om rustig terug te kijken en na te denken over haar handelen. Zie bijlage 1: de STAR(RT)-methode. Evalueren en verantwoorden van handelen Als afronding van deze leercyclus is het belangrijk dat de student haar handelen verantwoordt door te evalueren. Het gaat hierbij of het werk goed of juist niet goed is uitgevoerd. De student beoordeelt door middel van het evalueren de resultaten van haar acties. Vragen die de student zich bij de evaluatie stelt kunnen zijn: Heb ik juist gehandeld? Wat ging goed, wat niet? Vanuit welke visie, waarden en motieven heb ik gehandeld? Stemt mijn handelen overeen met het beeld dat ik van mijzelf heb? Welke waardering geef ik mijn handelen? De begeleider stuurt dit proces, denkt mee met de student, leest schriftelijke reflecties, voert individuele en groepsgerichte reflectiebijeenkomsten. 10 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

3. POP/PAP Het persoonlijk ontwikkelingsplan, het POP, en het persoonlijk activiteitenplan, het PAP, zijn onderdelen van stap 1 en 2 van de Wegwijzer (Oriënteren en Plannen) zoals in hoofdstuk 2 beschreven en geven sturing aan het leerproces. Het POP kan betrekking hebben op persoonlijke leervragen en beroepsinhoudelijke leervragen van de student. Het PAP is afgeleid van het POP en kan betrekking hebben op persoonsgerichte leeractiviteiten en op vakinhoudelijke leeractiviteiten. Een POP/PAP is een planning vergelijkbaar met een agenda of een rooster, het is een middel en geen doel op zich. Agenda s en roosters worden gewijzigd als het nodig is, dat kan met een POP/PAP dus ook. De begeleider heeft een belangrijke rol in het ondersteunen van de student bij het formuleren van het POP/PAP. Het komt voor dat de student leervragen niet goed helder heeft. Een begeleidend gesprek kan uitkomst bieden, te meer omdat de begeleider de student volgt in haar ontwikkeling. Ook kan de student moeite hebben met het schrijven. Heeft wel de goede dingen in haar hoofd, maar kan het niet goed op papier zetten. Veel studenten hebben problemen met de taal, m.n. met het schrijven. In de drieslag taalontwikkeling (hier komen we later in deze handleiding op terug) wordt gepleit voor een brede aanpak van taal. Dit houdt in dat alle opleiders ook aandacht hebben voor de taalstimulering van de student. 3.1 Het maken van een POP/PAP In het POP/PAP schrijft de student wat zij wil leren tijdens de beroepsprestatie. Wanneer zij een opdracht combineert met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap neemt zij dit ook op in het POP/PAP. De volgorde en keuze van de beroepsprestaties gebeurt in overleg met de begeleider op school en in de praktijk. Factoren die de keuze voor de beroepsprestaties bepalen zijn: het startniveau van de student de moeilijkheidsgraad van de beroepsprestatie de beroepssituatie in de BPV de interne organisatie van de opleiding de leerstijl van de student. De student maakt van elke beroepsprestatie een POP/PAP. De functie van het POP/PAP is: dat de student voldoende diepgang in haar leren brengt het methodisch werken eigen te maken. In het POP schrijft de student haar leerdoelen op. Leerdoelen kunnen betrekking hebben op: - verdiepende kennis die de student wil opdoen over onderwerpen waar zij nog niet voldoende van weet (kennis) - taken die de student wil doen, maar nog niet kan (vaardigheden) - de manier waarop de student met mensen omgaat en om wil gaan (houding). De student formuleert een leerdoel bij voorkeur concreet. Bijvoorbeeld volgens SMART. Dat wil zeggen: Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdsgebonden 11 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Voorbeeld van een SMART-leerdoel: Ik wil over een maand rustig voor de lesgroep staan tijdens een presentatie. Dat zie je aan mijn ontspannen houding, de rustige toon van mijn stem en de manier van reageren van de lesgroep doordat ze geïnteresseerd zijn en vragen stellen. Bij de eerste stap in de Wegwijzer, het oriënteren bekijkt de student wat zij moet doen, met welke resultaten en waar zij op beoordeeld wordt: welke leerdoelen of leervragen heeft zij bij de opdrachten in de beroepsprestatie en maakt daarbij onderscheid in kennis, vaardigheden en houding (hierbij kan gebruik gemaakt worden van de competentiewijzer) bij welk werkproces en bijbehorende competentie(s) horen deze leerdoelen haar motivatie om aan deze competenties te werken. De student laat het POP lezen aan haar begeleider vervolgens praat de begeleider met de student over haar POP. Stelt sturende en verdiepende vragen. Dit kan ertoe leiden dat de student haar POP bijstelt. Als de student een GO van haar begeleider krijgt, maakt zij een planning in het persoonlijk activiteitenplan (PAP). Daarvoor gebruikt de student de vijf W s (zie Plannen paragraaf 2.2). De student bespreekt het PAP met de begeleider en verwerkt de feedback. Is de begeleider tevreden met het POP en PAP dan krijgt de student een GO. Ze vraagt bij een NO GO om advies voor verbetering. Figuur 2 de vijf W s in het PAP 12 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

4. De begeleiding van de student op school en in de praktijk In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op: de rol en taken van de begeleider op school en in de praktijk de deskundigheid van de begeleider op school en in de praktijk. 4.1 Rol en taken van de begeleider op school. De begeleiding van de student bij de integrale opdrachten die deel uitmaken van het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en AG ligt in veel gevallen bij de studieloopbaanbegeleider (slb er). De slb er ondersteunt de student op school bij de beroepsprestaties volgens de leercyclus aan de hand van de stappen binnen de Wegwijzer (zie hoofdstuk 2). Zij/hij richt zich tevens op de persoon van de student: het leren, de loopbaan en de studievoortgang. De slb er begeleidt de student bij het: onderzoeken van de opdracht en de te behalen resultaten formuleren van leervragen maken van een POP/PAP kiezen en formuleren van leeractiviteiten reflecteren op leer- en praktijkervaringen vastleggen van leerresultaten en verzamelen van bewijsstukken. De slb er voert regelmatig gesprekken met de student zowel individueel als in de slb-groep. Zij/hij beoordeelt het POP/PAP en geeft een GO zodra dit relevant en haalbaar is geformuleerd In de oriëntatiefase begeleidt de slb er de student door te helpen de juiste leervragen naar boven te krijgen. Aan het eind van de oriëntatiefase formuleert de student haar leerdoelen en legt deze vast in het POP. De activiteiten die zij gaat ondernemen om de leerdoelen te realiseren beschrijft zij in het PAP. In het PAP legt de student een duidelijke link naar de leerdoelen in het POP, waarbij de opdrachten in de beroepsprestatie en de bijbehorende leerdoelen worden omgezet in een planning. In deze planning verwerkt de student de werkprocessen en bijbehorende competenties waaraan zij in de beroepsprestatie werkt. - Welke kennis, houding en vaardigheden heeft de student nodig voor dit plan? - Wat beheerst de student al en waar en hoe verwerft zij nieuwe kennis, meer vaardigheden en een betere beroepshouding? - Hoe verhoudt dit zich met haar persoonlijke leerstijl? Ten behoeve van deze stap (Plannen) gebruiken veel scholen een format waarin de voorgenomen acties en planning zijn weergegeven. Een hulpmiddel hiervoor is de competentiewijzer. Hierin zijn per competentie kennis, vaardigheden en houdingaspecten opgenomen. De student legt haar POP/PAP voor aan haar slb er en praktijkbegeleider. De slb er bekijkt het POP/PAP op integratie van verworven kennis, vaardigheden en houding. De praktijkbegeleider toetst het POP/PAP aan de haalbaarheid in de praktijk. De begeleiders geven een GO of NO GO. Wanneer een NO GO geven wordt heeft de student niet voldaan aan hetgeen wordt gevraagd bij de Oriëntatie en het Plannen. De student krijgt van haar begeleiders advies voor verbetering. 13 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

4.2 Deskundigheid van de slb er Niet iedere docent kan de rol van slb er vervullen, hiervoor zijn relevante kennis en vaardigheden nodig. De slb er: heeft kennis van de branches waarvoor wordt opgeleid, BPV-instellingen en het beroep heeft kennis van de inhoud van het kwalificatiedossier kent de inhoud van het examenplan van de opleiding heeft inzicht in leerprocessen, groepsdynamiek en procesbegeleiding heeft kennis van de systematiek van het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en de wijze waarop gewerkt wordt met beroepsprestaties heeft vaardigheden op het gebied van coachen, conflicthantering, gesprekstechnieken, methodische leerbegeleiding kan de leervraag koppelen aan opdrachten, leeractiviteiten en leeromgevingen heeft organisatorisch vermogen kent het student-volgsysteem volgt het leerproces van de haar toegewezen studenten en de factoren die hier op van invloed zijn kan adequaat inspelen op leer- en gedragsproblemen rapporteert vorderingen van de student tijdens studentbesprekingen 4.3 De rol en taken van de begeleider in de praktijk De begeleiding van de student ligt in veel gevallen bij de praktijkbegeleider. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de praktijkbegeleider en de praktijkopleider. De praktijkopleider heeft een coördinerende taak en is als assessor veelal betrokken bij het kwalificerend beoordelen van de student. De praktijkbegeleider ondersteunt de student onder andere bij de stappen die zij moet nemen bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties tijdens de beroepspraktijkvorming (de Wegwijzer). De praktijkbegeleider: - is een vakexpert bespreekt met de student de beroepsprestatie waar zij aan gaat werken neemt het activiteitenplan dat de student heeft voorbereid met de student door beoordeelt het POP/PAP en geeft een GO zodra dit relevant en haalbaar is geformuleerd begeleidt de student in de praktijk bij het uitvoeren van leeractiviteiten als onderdeel van de beroepsprestatie vraagt tijdens/na het uitvoeren van leeractiviteiten door naar onderliggende kennis geeft de student feedback tijdens/na het uitvoeren van leeractiviteiten zet een handtekening op de specifieke bewijsstukken van beroepsprestaties (indien mogelijk met stempel van de BPV-instelling) om aan te geven dat het bewijsstuk betrekking heeft op een waargebeurde situatie en door de student zelf is gemaakt (authenticiteit) geeft de student feedback bij het reflecteren op leer- en praktijkervaringen neemt contact op met de begeleidende docent van school bij onduidelijkheden en/of vragen. 4.4 Deskundigheid van praktijkbegeleider Om de student in de praktijk adequaat te kunnen begeleiden bij het werken aan beroepsprestaties zijn relevante kennis en vaardigheden nodig. 14 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

De praktijkbegeleider: is goed ingevoerd in en benut de opleidingsmogelijkheden binnen de branche heeft kennis van de opleiding waar de student voor wordt opgeleid heeft kennis van de systematiek van het sturingsmateriaal van het Consortium Zorg en Welzijn en AG en de wijze waarop gewerkt wordt met beroepsprestaties heeft inzicht in leerprocessen en procesbegeleiding heeft vaardigheden op het gebied van gesprekstechnieken en methodische leerbegeleiding kan de leervraag van de student koppelen aan opdrachten, leeractiviteiten en leeromgevingen - rapporteert vorderingen van de student aan de slb er - overlegt met de school over opleidingsmogelijkheden en beperkingen binnen de branche - is betrokken bij begeleidingsgesprekken met de student. 15 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

5. Ontwikkelingsgericht beoordelen Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een ontwikkelingsgerichte- en kwalificerende beoordeling. Zoals eerder is aangegeven ligt in deze handleiding voor begeleiders de nadruk op het ontwikkelingsgericht beoordelen. Kwalificerend beoordelen behoort in principe niet tot de taak van de begeleider van de student, maar gebeurt bij voorkeur door onafhankelijk beoordelaars (assessoren). Dit kunnen zowel docenten zijn als praktijkopleiders uit het werkveld. Er zijn echter praktijksituaties waar door gebrek aan een onafhankelijke beoordelaar, de begeleider tevens beoordelaar is. Dit wil zeggen dat zij in staat is om een eerlijk en onafhankelijk oordeel te geven over de prestaties van de student. In dat geval stelt de begeleider zich vooraf de vraag of het mogelijk is om op afstand naar de prestaties van de student te kijken en een onafhankelijk oordeel daarover te geven. In de Beoordelaarsinstructie 5 samengesteld door het Consortium Zorg en Welzijn vindt u alle informatie over het kwalificerend beoordelen. 5.1 Ontwikkelingsgericht beoordelen van beroepsprestaties Ontwikkelingsgericht beoordelen heeft een belangrijke ondersteunende functie bij het leren. Dit betekent dat de student tijdens het leerproces fouten mag maken en daarbij aanwijzingen / feedback krijgt van haar begeleider voor verbetering. Bij een onvoldoende resultaat van het werkproces wordt samen met de student het beheersingsniveau van haar competentieontwikkeling binnen werkprocessen vastgesteld. Binnen de leercyclus is het eind van dit proces het begin van de volgende fase in de competentieontwikkeling. De student stelt haar POP bij aan de hand van het doorlopen traject, maakt een nieuw plan van aanpak en neemt daarin nieuwe doelen op met speciale aandacht voor de minder goed verlopen ontwikkelingen. Iedere beroepsprestatie heeft een beoordelingslijst aan de hand waarvan de beoordeling gegeven wordt. Figuur 3 Fragment uit een beoordelingslijst van een ontwikkelingsgerichte beroepsprestatie van PW4 Competenties - componenten Prestatie-indicatoren O V G 1.2 Stelt een activiteitenprogramma op E Samenwerken en overleggen - anderen raadplegen en betrekken Q Plannen en organiseren - activiteiten plannen p p Dit betekent dat: je de mening en ideeën van kinderen vraagt om input te leveren voor het activiteitenprogramma je als dat nodig is je netwerk inschakelt zodat: het activiteitenprogramma uitvoerbaar is en aansluit bij de wensen en behoeften van de kinderen. Dit betekent dat: je zorgt dat activiteiten goed op elkaar afgestemd zijn je de activiteiten ruim van tevoren plant en regelt je rekening houdt met de mogelijkheden zodat: het activiteitenprogramma uitvoerbaar is en aansluit bij de wensen en behoeften van de kinderen. A. De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. 5 De Beoordelaarsinstructie staat als download op de site van het Consortium Zorg en Welzijn 16 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

5.2 Prestatie-indicatoren Een competentie met de onderliggende componenten wordt beoordeeld binnen een werkproces aan de hand van prestatie-indicatoren. In de beoordelingslijst staan prestatie-indicatoren. Prestaties zijn gedragingen. Indicatoren zijn aanwijzingen. Prestatie-indicatoren in de beoordelingslijst zijn aanwijzingen in de richting van het vereiste gedrag. Bij Dit betekent dat: staan verschillende gedragingen genoemd. Bij zodat: staat het uiteindelijk resultaat vermeld. Er is steeds sprake van een holistische beoordeling. Dit wil zeggen dat de prestatie indicatoren die genoemd staan bij de competentie met de componenten binnen het werkproces als een geheel kunnen worden gezien en beoordeeld. De prestatie-indicatoren geven aan: hoe de student in werkprocessen dient te handelen om het gewenste resultaat te bereiken welk competent gedrag er in de beroepssituatie van de student geëist wordt. Voor de beoordelaar is een beoordelingslijst met prestatie-indicatoren onmisbaar om goed te kunnen beoordelen. Bij de ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties wordt beoordeeld of de student in de richting komt van het vereiste gedrag/beheersingsniveau en ontwikkeling aantoont. 5.3 Beheersingsniveaus De ontwikkelingsgerichte scores worden aangegeven door de letters r, p of t. De kwalificerende scores worden aangegeven door de letters R, P of T. Reproductief gedrag (r R) Reproductief wil zeggen nabootsing : voordoen en nadoen. Hierbij heeft de student vaak instructie nodig of een rolmodel. Bijvoorbeeld de werkbegeleider die een handeling voordoet. De student voert een taak/handeling uit nadat deze is voorgedaan, volgens voorschriften, regels en standaardprocedures. Ook een instructie op papier hoort bij reproductief handelen. Bijvoorbeeld regels, procedures en protocollen toepassen. De student verwerft praktische kennis en vaardigheden en past deze toe zoals ze voorgeschreven zijn. Productief gedrag (p P) Bij productief gedrag lost de student problemen in de beroepspraktijk creatief op. Bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Vraagt advies aan haar begeleider of haar oplossingen ook de juiste oplossingen zijn. Dit betekent dat de student minder uitleg en structuur nodig heeft om zelfstandig activiteiten te ondernemen dan bij reproductief gedrag. De student laat zien dat zij inzicht heeft in de situatie en kennis en vaardigheden uit zichzelf kan toepassen. De student is actief. Transfer gedrag (t T) Bij transfer gedrag voert de student in uiteenlopende beroepssituaties de taken/handelingen zelfstandig uit. Zij is in staat om met kennis van zaken de juiste vaardigheden met de juiste houding toe te passen. Zij ziet verbanden en kan deze uitleggen. De student is proactief, oplossingen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van het beroep. Naast de beheersingsniveaus is ook de moeilijkheidsgraad waarin de opdrachten uitgevoerd worden en de begeleiding van de student hierin van groot belang. De moeilijkheidsgraad heeft een direct verband met de beheersingsniveaus. 17 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

5.4 Moeilijkheidsgraad In de opdracht van de beroepsprestaties/proeve staat het schema Moeilijkheidsgraad. Bij het uitvoeren van een beroepsprestatie maakt het veel uit hoe moeilijk of gemakkelijk de praktijksituatie is. Ook of een student veel of weinig begeleiding ontvangt. Als de begeleider precies voordoet hoe de student dient te handelen, is het eenvoudiger dan wanneer de student zelfstandig haar eigen weg moet vinden. De student hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Zij voert haar taak dan uit op het beheersingsniveau van een rr (reproductief). 5.5 Schema moeilijkheidsgraad In het schema, dat in alle materialen van het Consortium Zorg en Welzijn is opgenomen, zijn rondjes gearceerd. Hiermee wordt de moeilijkheidsgraad van de opdrachten aangegeven. Voorbeeld in onderstaand schema. Het betreft hier: een open context, begeleid en uitvoering van eigen takenpakket en jouw samenwerking met collega s. Binnen deze drie factoren voert de student de opdracht uit. Figuur 4 Schema moeilijkheidsgraad De mate van complexiteit van de beroepssituatie gesloten context open context complexe context De mate van zelfsturing geleid begeleid zelfstandig De mate van verantwoordelijkheid voor uitvoering van eigen takenpakket jouw samenwerking met collega s aansturing op lager niveau de hele zorg- en begeleidingscyclus Bovenstaand schema geeft tevens de vereiste ontwikkeling aan binnen een opleidingsfase. In het begin van de opleiding is de praktijksituatie minder complex en zal er nog intensieve sturing/begeleiding gegeven worden. Naarmate de student vordert met de opleiding neemt de complexiteit van de praktijk toe, is de student zelfstandiger en neemt ook de verantwoordelijkheid voor taken toe. De student zal steeds meer haar eigen weg bepalen. De begeleiding van de student neemt af naarmate het opleidingstraject vordert. Figuur 5 Toenemende zelfsturing, afnemende materiaalsturing 18 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

5.6 Specifieke bewijsstukken In de beoordelingslijst van de beroepsprestatie staan ook bewijsstukken vermeld. Bewijsstukken zijn tastbare resultaten uit beroepsprestatie. Bij ieder resultaat en specifiek bewijsstuk staat aan welk werkproces en welke bijbehorende competentie dit bewijsstuk gekoppeld is. Een van de resultaten is altijd een ingevulde beoordelingslijst van de totale uitvoering van de beroepsprestatie. Dit is aangegeven met A. De letters B., C. etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee de specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie worden aangetoond. Het werken aan een specifiek bewijsstuk daagt de student uit tot verdieping. Figuur 6 Fragment uit een beoordelingslijst van een beroepsprestatie van de opleiding PW4 Bewijsstukken Ontwikkelingsgericht O V G A. De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie. Specifieke bewijsstukken: Werkprocessen Competenties B. Activiteitenprogramma en 1.2 E,Q verantwoordingsformulier keuzes. C. Informatiebrochure. 2.1 B,C,D,E,U D. Bespreekformulier. 2.4 C,L,Q Aanvullende of vervangende bewijsstukken: Werkprocessen Competenties 5.7 Aanvullende of vervangende bewijsstukken Het kan voorkomen dat een student een opdracht niet in de praktijk kan uitvoeren omdat bijvoorbeeld de doelgroep zich er niet voor leent. In overleg met de slb er en praktijkbegeleider kan een vervangende, aangepaste opdracht bedacht en uitgevoerd worden. Deze opdracht dient te voldoen aan de criteria in de beoordelingslijst van de betreffende beroepsprestatie. Voorbeeld Een student werkt (of loopt stage) op een werkplek waar een opdracht uit een bepaalde beroepsprestatie níet kan worden uitgevoerd. De student komt hier achter bij het uitwerken van de oriëntatiefase en beschrijft nauwkeurig waarom de opdracht op déze werkplek niet mogelijk is. Als de begeleider akkoord gaat met deze beschrijving, dan vindt een aanvullende en/of vervangende opdracht plaats. Bijvoorbeeld: a De student formuleert in overleg met de praktijkbegeleider een opdracht die wel uitvoerbaar is op déze werkplek, en waarmee dezelfde werkprocessen/competenties beoordeeld kunnen worden. De slb er keurt deze vervangende opdracht goed. b De student voert de opdracht niet uit in de beroepscontext, maar voert de opdracht uit op school (bijvoorbeeld een vervangende opdracht in een gesimuleerde omgeving). De beoordeling van de beroepsprestaties vindt vervolgens met de officiële beoordelingslijst plaats. Bij de simulatie op school (b) beoordeelt de vakdocent het betreffende onderdeel uit de beoordelingslijst. 19 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

5.8 Cesuur De cesuur is de grens tussen voldoende en onvoldoende. Binnen alle onderdelen van de methodemix ligt de cesuur op het niveau waarop de student voldoet aan de eisen die in de beoordelingslijsten zijn vastgelegd. Dit geldt zowel voor ontwikkelingsgerichte beroepsprestaties als voor de kwalificerende producten. Om een voldoende te behalen moeten alle competenties in een beoordelingslijst met tenminste een voldoende zijn beoordeeld (100%). Wanneer de student alles in de beoordelingslijst voldoende en/of goed heeft aangetoond, dan vinkt de beoordelaar de cesuurbepaling Ja aan. In geval van een onvoldoende in de beoordelingslijst vinkt de beoordelaar Nee aan. Figuur 7 Fragment uit een beoordelingslijst Cesuur In deze beroepsprestatie zijn de competenties binnen de werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. Ja Nee 5.9 Beoordeling onvoldoende, voldoende of goed 6 Naast de cesuur voldoende / onvoldoende komt er met het invoeren van de driepuntsschaal in de beoordelingslijst een nieuwe drempel bij. Die van de beoordeling: voldoende / goed. Onvoldoende: de student voldoet niet aan de prestatie-indicatoren Voldoende: de student voldoet aan de prestatie-indicatoren Goed: de student overstijgt de prestatie-indicatoren en er zijn géén minpunten geconstateerd Onderstaande vragen kunnen een hulpmiddel zijn om te bepalen of een beoordeling goed kan worden gegeven in de beoordelingslijst. Hulpvragen voor een beoordeling goed : Handelt de student bewust bekwaam door inzicht te tonen in de situatie en verantwoording te nemen van het eigen handelen? Is de student proactief door zelf initiatieven te nemen en adequaat te handelen? Deelt de student relevante kennis en inzicht? Is de student een gelijkwaardige collega? Geeft de student constructieve feedback met als doel om de kwaliteit van het werk te verbeteren? Kortom het gaat hierbij om een excellente student. Er zijn geen minpunten te benoemen. 6 m.i.v. het cohort 2012-2013 wordt tenminste op een drie puntsschaal beoordeeld (goed-voldoende-onvoldoende) 20 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

6. Beroepsgenerieke eisen: taal, rekenen en loopbaan en burgerschap De wet eist dat er binnen de beroepsopleiding gericht aandacht is voor de taal- en rekenvaardigheden van de student en voor loopbaan en burgerschapsontwikkeling. 6.1 Taal en rekenen vormen de basis voor het leren Vanuit deze visie is binnen het Consortium Zorg en Welzijn gekozen voor een integrale aanpak van talen en rekenen binnen het beroep en loopbaan en burgerschap. De zogenaamde drieslag. Figuur 8 Drieslag taalontwikkeling Drieslag taalontwikkeling Figuur 9 Drieslag rekenontwikkeling Drieslag rekenontwikkeling Taal gebruiken in beroepsgerichte activiteiten Veel lezen, luisteren, schrijven en spreken op school en BPV met adequate feedback op taalgebruik Taalles van een (ervaren) taaldocent Uitleg en oefening van regels en conventies van het vakgerichte Nederlands en de vaktaal Taalondersteuning en oefening individueel Werken aan persoonlijke taalproblemen (o.a. uitspraak, spelling, woordkennis en grammatica) Rekenen gebruiken in beroepsgerichte activiteiten denk aan: budgetteren, plannen, voorraad beheren op school en BPV met adequate feedback op rekengebruik Rekenles van een (ervaren) rekendocent Uitleg en oefening van regels en conventies van het vakgerichte rekenen Rekenondersteuning en oefening individueel Werken aan persoonlijke rekenproblemen (o.a. werken met maten en gewichten, percentages, verhoudingen) De student heeft voor het uitvoeren van kerntaken en werkprocessen, taal en rekenen op niveau nodig om beroepscompetenties aan te tonen, zoals: formuleren en rapporteren, zich richten op de behoeften en verwachtingen van de klant, overtuigen en beïnvloeden en instructies en procedures opvolgen. Uit de beroepsprestaties zijn betrekkelijk eenvoudig taal- en rekenvaardigheden te selecteren. Bijvoorbeeld een werkplanning maken, een begeleidingsplan schrijven, een intakegesprek voeren, het lezen van protocollen, het luisteren naar instructies, budgetteren en berekeningen maken, een presentatie geven over een actueel thema binnen het beroep. Beheersing van taal en rekenen is cruciaal, niet alleen voor het beroep, maar ook voor de loopbaan- en burgerschapsontwikkeling (LB) van de student. Het koppelen van taal- en rekenvaardigheden aan beroepsprestaties/proeven en LB-prestaties levert veel voordelen op: Door taal- en rekentaken geïntegreerd aan te bieden ziet de student het belang daarvan in voor de persoonlijke en de beroepsontwikkeling. Hierdoor neemt de motivatie voor het werken aan de vereiste taal- en rekenvaardigheden toe. Door de toepassing van taal en rekenen in de beroepspraktijk neemt ook het leerrendement toe. Door taal- en rekendoelen te verbinden aan beroepsprestaties/proeven en LB-prestaties worden lesuren effectiever benut. Door toepassing van de Nederlandse en Engelse taal en rekenen, en de regels in de praktijk, lopen studenten tijdig tegen taal- en/of rekenproblemen aan en kan specifieke begeleiding ingezet worden. 21 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012

Het werken aan de taal- en rekenontwikkeling is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de student zelf. Het beste resultaat wordt echter bereikt als ook de begeleider zich hierbij betrokken voelt. De begeleider signaleert of de student over de vereiste beroepstaal en rekenvaardigheden beschikt en kan de student hierin sturen en verwijzen naar de taal- en/of rekendocent. De beroepsgerichte rekenprestaties zijn ontwikkelingsgericht. Ze kunnen gebruikt worden als aanvulling op de beroepsprestaties, maar kunnen ook los van de beroepsprestaties worden ingezet en uitgewerkt. De opdrachten zijn in een beroepscontext geplaatst waardoor de student situaties herkent die zich in de dagelijkse praktijk van het beroep voordoen. Er zijn rekenprestaties ontwikkeld voor de domeinen Getallen en Verhoudingen, zowel op niveau 2F als niveau 3F. De rekenprestaties zijn zo opgezet dat deze kunnen worden ingezet op ieder gewenst moment in de opleiding. Evenals bij de taalprestaties overlegt de student met de docent/begeleider over de keuze van de rekenprestatie. 6.2 Loopbaan en burgerschap Loopbaanoriëntatie is een verplicht onderdeel binnen iedere opleiding. De student is verplicht om op dit gebied ontwikkeling aan te tonen. Waarom? Loopbaanoriëntatie draagt bij aan de persoonlijkheidsontwikkeling en carrièreplanning. Het gaat hierbij om het recht van ieder mens op betekenisvol werk en op vervolgonderwijs dat aansluit op eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Tijdens de beroepsopleiding onderzoekt de student het toekomstige werk en de eigen kracht en talenten. Burgerschap is gericht op onderwerpen die verband houden met de student als verantwoordelijk burger in de samenleving. Onderscheidend zijn vier dimensies: politiek en juridisch en betreft de bereidheid van de student om deel te nemen aan politieke besluitvorming economisch met vraagstukken zoals duurzaamheid, kostenbewust handelen, de rechten en plichten van de werknemer sociaal-maatschappelijk met een actieve bijdrage van de student op de leefbaarheid binnen de eigen woonomgeving en school vitaal burgerschap met de bereidheid van de student om te reflecteren op de persoonlijke leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger, maar ook als werknemer. Loopbaan en burgerschap kan, evenals taal en rekenen, goed gecombineerd worden met de integrale opdrachten binnen de beroepsprestaties. Bijvoorbeeld de begeleider kan, in samenspraak met de student, het verband leggen tussen de rechten en plichten als werknemer en de competentie T Instructies en procedures opvolgen, of het kostenbewust omgaan met middelen en materialen (competentie L). Uiteraard geldt ook hier dat een competentie altijd in verband staat met een werkproces. 22 Stichting Consortium Beroepsonderwijs Z&W&AG Handleiding voor begeleiders december 2012