Praktijkopdracht. Instructie student. Kwalificerend. Ondernemer horeca/bakkerij Meewerkend horeca ondernemer. Uitstroom : Meewerkend horeca ondernemer

Transcriptie

1 Praktijkopdracht Kwalificerend Instructie student Ondernemer horeca/bakkerij Meewerkend horeca ondernemer Uitstroom : Meewerkend horeca ondernemer Niveau : 4 Crebonr. : Kerntaak : B1-K2 Dossier : Vanaf 2015 Versie : 1v1 oktober 2015

2 Kwalificatiedossier : Ondernemer horeca/bakkerij Uitstroom : Meewerkend horeca ondernemer Crebonr. : Versie : 1v1 SHE Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wijzigingen aangebracht door anderen dan de uitgever hebben tot gevolg dat het product niet meer gecertificeerd is. De SHE aanvaardt in dat geval geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor de uitkomsten van een eventuele nieuwe certificeringprocedure.

3 Inhoudsopgave Instructie student 3 1. De Praktijkopdracht 4 2. Wat moet je doen? 5 3. Hoe wordt jouw Praktijkopdracht beoordeeld? 6 Bijlage 1: Beoordelingscriteria 8

4 Instructie student Beste student, Je gaat een Praktijkopdracht doen. Die is onderdeel van je examen voor Meewerkend horeca ondernemer. Lees deze instructie vóórdat je de Praktijkopdracht gaat doen. Je begeleider van school moet zorgen dat jij deze instructie op tijd krijgt. Dit is minstens een week voordat je de Praktijkopdracht doet. Je begeleider van school of de begeleider van je leerbedrijf bespreekt deze instructie met je. Jouw begeleider van school is: Jouw begeleider van het leerbedrijf is: Wat staat er in deze instructie? Praktische informatie, zoals waar je de examenopdrachten gaat doen. Hoe je je moet voorbereiden. Waar je aan moet denken tijdens en na de examenopdrachten. Hoe je examenopdrachten beoordeeld worden. Heb je vragen? Begrijp je iets niet uit deze instructie? Vraag dan aan je begeleider van school of de begeleider van je leerbedrijf om je te helpen. Veel succes met de voorbereiding! Pagina 3 van 9

5 1. De Praktijkopdracht Waarom doe je een Praktijkopdracht? Je gaat werken als Meewerkend horeca ondernemer. In dat werk moet je verschillende handelingen kunnen uitvoeren. Die handelingen heb je op school of in je leerbedrijf geleerd. Je gaat nu laten zien dat je ze in de praktijk kunt uitvoeren. Waar ga je de Praktijkopdracht uitvoeren? Je begeleider van school beslist van tevoren waar jij je Praktijkopdracht gaat doen. Dat kan op school, in je leerbedrijf of in simulatie. Je doet de opdracht in een ruimte die daarvoor geschikt is. Hoe lang duurt de Praktijkopdracht? Van je begeleider van school krijg je de tijdsduur van je Praktijkopdracht te horen. Je spreekt van tevoren het beoordelingsmoment af met de begeleider van je school. Jouw kwalificerende periode staat hieronder. Kwalificerende Praktijkperiode Duur Praktijkopdracht maximaal 10 werkdagen Begin kwalificerende periode Einde kwalificerende periode Bij wie lever je de Praktijkopdracht in? Wanneer lever je de Praktijkopdracht in? Bij wie lever je het bewijsmateriaal in? Hoe lever je het bewijsmateriaal in? Pagina 4 van 9

6 2. Wat moet je doen? Wat moet je doen vóórdat je de Praktijkopdracht gaat uitvoeren? Bereid je voor. Bekijk van tevoren de ruimte waarin je je Praktijkopdracht gaat doen. Zorg dat je de werkplek kent. Lees van tevoren de examenopdrachten. Trek de kleren aan die je hoort te dragen in je vak. Of de kleren die je in het leerbedrijf hoort te dragen. Wat moet je doen tijdens de Praktijkopdracht? Een Praktijkopdracht bestaat uit verschillende examenopdrachten. Hoe doe je de examenopdrachten? Je doet iedere opdracht precies zoals in de Examenopdrachten staat. Je doet de examenopdrachten alleen. Je mag alles gebruiken wat de school of het leerbedrijf voor deze examenopdracht heeft neergezet. Bijvoorbeeld boeken of andere hulpmiddelen. Doe dat alleen als het nodig is. Bewijsmateriaal verzamelen Je verzamelt bewijzen van wat je doet. In de Examenopdrachten staat precies welke bewijzen je moet hebben voor je examen. Op ieder bewijs zet je de datum. En van ieder bewijs maak je een kopie voor jezelf. Vraag of je begeleider van school jou een bevestiging geeft als hij al je bewijsmateriaal heeft gekregen. Vragen Krijg je vragen van je beoordelaar? Bijvoorbeeld over wat je aan het doen bent? Geef daar dan antwoord op. Heb je problemen? Heb je vragen? Kun je iets niet vinden? Blijf rustig en los de situatie op. je mag tijdens de Praktijkopdracht overleggen met de organisator. De organisator is een docent van je school of een medewerker van het leerbedrijf. De organisator is nooit een beoordelaar. Wat moet je doen nadat je de Praktijkopdracht hebt uitgevoerd? Laat alle bewijzen die je hebt verzameld ondertekenen door de beoordelaar uit het bedrijfsleven. Onderteken zelf ook alle bewijzen. Neem de bewijzen mee en geef ze aan de beoordelaar van school. Van school hoor je wanneer je de bewijzen moet inleveren. Er zijn twee mogelijkheden: o Vóór je examendatum of examenperiode. o Op de dag van je examen of op de laatste dag van je examenperiode. Pagina 5 van 9

7 3. Hoe wordt jouw Praktijkopdracht beoordeeld? Je Praktijkopdracht bestaat uit verschillende examenopdrachten. Voor iedere examenopdracht krijg je een beoordeling. Je krijgt een onvoldoende, een voldoende of een goed. Wanneer slaag je voor je Praktijkopdracht? Je laat in deze Praktijkopdracht verschillende werkprocessen zien. In de bijlage vind je de criteria waarop je beoordeeld wordt. Voor ieder werkproces doe je een aantal examenopdrachten. Je hoort van je beoordelaar van school welk type examen je per kerntaak krijgt. Je slaagt voor de Praktijkopdracht: als je alle examenopdrachten kan uitvoeren en als je voor alle werkprocessen een voldoende of een goed hebt. Waarop letten de beoordelaars? Je beoordelaar(s) let(ten) op wat je doet als je een examenopdracht uitvoert. In de beoordelingscriteria in de bijlage staat op welke handelingen ze precies letten. De beoordelaar uit het bedrijfsleven observeert je tijdens je examenopdrachten. Hij beoordeelt hoe goed je de examenopdrachten uitvoert. De beoordelaar van school controleert of je alles hebt ingeleverd voor het examendossier. Hij beoordeelt wat je hebt gemaakt en het bewijsmateriaal dat je hebt verzameld. Wanneer weet je of je geslaagd bent? Je hoort niet meteen na je Praktijkopdracht of je geslaagd bent. Dit is wat je beoordelaars doen tijdens en na je Praktijkopdracht: Je beoordelaar(s) kijkt(en) tijdens je Praktijkopdracht wat je doet. Ze kijken naar je bewijsmateriaal. Ze vullen het Observatieformulier gedrag in. Ze leggen hun Observatieformulier gedrag naast elkaar en ze bespreken dit. Ze vullen samen het Eindbeoordelingsformulier in. Ze beslissen samen wat je voor de Praktijkopdracht krijgt: een onvoldoende, een voldoende of een goed. Ze voeren een eindgesprek met jou. Ze vullen het Verslag Praktijkopdracht in. Daarop zetten ze hun eindoordeel. Ze ondertekenen alle examendocumenten. Ze leveren alle examendocumenten in bij de examencommissie van school. De examencommissie beslist of je beoordelaars een juiste beoordeling hebben gegeven. De examencommissie stelt het definitieve eindoordeel vast. In de examenregels van de school kun je de regels vinden die bepalen of je slaagt. Pagina 6 van 9

8 Wat kun je doen als je niet slaagt? Ben je niet geslaagd? Dan beslist de examencommissie of je de Praktijkopdracht of een deel daarvan opnieuw mag doen. Wanneer krijg je een onvoldoende, een voldoende of een goed? Onvoldoende In één van de volgende situaties krijg je een onvoldoende: Je doet de handelingen niet goed genoeg. De handelingen staan in de beoordelingscriteria in de bijlage. Je doet minder dan 75% van de beoordelingscriteria. Je maakt een fout in één van de essentiële handelingen en je herstelt de fout niet. Je maakt een bepaalde fout iedere keer opnieuw. Je werkt niet zelfstandig. De volgorde van de handelingen is niet goed. Je hebt niet al het bewijsmateriaal ingeleverd. Je hebt niet al het bewijsmateriaal op tijd ingeleverd. Voldoende In de volgende situatie krijg je een voldoende: Je doet de handelingen zoals we van je mogen verwachten. Je maakt geen fouten in de essentiële handelingen. Je laat minimaal 75% van de beoordelingscriteria zien. Je werkt zelfstandig. Je doet alles in een logische volgorde. Je hebt al het bewijsmateriaal ingeleverd. Je hebt al het bewijsmateriaal op tijd ingeleverd. Goed In de volgende situatie krijg je een goed : Je doet de handelingen goed. Je maakt geen fouten in de examenopdrachten. Je werkt zelfstandig en vlot. Je doet alles in een logische volgorde. Je laat zien dat je niet lang hoeft na te denken over de handelingen en de volgorde van je handelingen. Het is vanzelfsprekend voor je. Je doet het beter dan we van je mogen verwachten. Je hebt al het bewijsmateriaal ingeleverd. Je hebt al het bewijsmateriaal op tijd ingeleverd. Pagina 7 van 9

9 Bijlage 1: Beoordelingscriteria Beoordelingscriteria Kerntaak B1-K2 Geeft leiding en voert beheerstaken uit B1-K2.W1 Maakt een operationeel plan B1-K2.W2 Plant en verdeelt de werkzaamheden B1-K2.W3 Begroot financiën B1-K2.W4 Bewaakt financiën B1-K2.W5 Stuurt medewerkers aan Schat kansen en bedreigingen reëel in. Vertaalt kansen en bedreigingen in realistische doelen en uitvoerbare activiteiten. Maakt een realistische inschatting van de personele behoefte. Bepaalt juiste prioriteiten in activiteiten voor het behalen van operationele doelen. Stemt activiteiten zodanig op elkaar af dat deze uitvoerbaar en haalbaar zijn. Maakt met overtuiging duidelijke keuzes voor zijn team ten aanzien van te behalen doelstellingen en uit te voeren activiteiten. Stemt tijdig en volgens bedrijfsrichtlijnen met de ondernemer of het management af over eventuele aanpassingen van het operationeel plan. Schrijft een volledig, nauwkeurig en logisch gestructureerd operationeel plan. Hanteert correcte spelling en grammatica. Wijst de activiteit toe aan de medewerker die daar het meest geschikt voor is. Stelt juiste prioriteiten in werkzaamheden en de volgorde daarvan. Stelt realistische en haalbare planningen op waarin rekening is gehouden met pieken en dalen en mogelijke afwijkingen in de uitvoering. Houdt bij het verdelen van werkzaamheden rekening met bedrijfsrichtlijnen, cao-bepalingen, Arbowet en overige wettelijke bepalingen. Analyseert grondig gegevens over de omzet van de afdeling en trekt hieruit logische conclusies. Maakt realistische kostenberekeningen en begrotingsvoorstellen. Maakt volledige en nauwkeurige rapportages van analyses van de omzet. Maakt een heldere analyse van overzichten en rapportages om budgetten te kunnen bewaken. Bedenkt realistische en economisch aantrekkelijke voorstellen om overschrijdingen of afwijkingen te beperken of te herstellen. Houdt de financiële administratie volledig en nauwkeurig bij en verwerkt en registreert hiervoor alle benodigde gegevens accuraat. Spreekt medewerkers op integere wijze aan op afwijkingen van afspraken/uitgaven die zijn overeengekomen. Neemt bij het voeren van de financiële administratie voorgeschreven procedures en wettelijke richtlijnen in acht. Geeft (lerende) medewerkers met overtuiging duidelijke aanwijzingen, instructies en/of opdrachten. Geeft de medewerker heldere, onderbouwde en constructieve feedback over zijn functioneren. Bewaakt de kwaliteit van werkzaamheden en productiviteit aan de hand van de gestelde eisen en planning. Bevordert een positieve onderlinge verstandhouding tussen teamleden door zaken te bespreken die het functioneren en de harmonie in het team verstoren. Signaleert tijdig afwijkingen of knelpunten in de uitvoering van werkzaamheden. Analyseert de situatie en het knelpunt zorgvuldig. Komt met een passende oplossing voor het knelpunt. Pagina 8 van 9

10 B1-K2.W6 Voert intern formele gesprekken Maakt met overtuiging duidelijke afspraken met de (lerende) medewerker tijdens het gesprek. Geeft de (lerende) medewerker heldere, onderbouwde en constructieve feedback over zijn functioneren. Motiveert de (lerende) medewerker om zijn best te doen, doelen te bereiken, uitdagingen aan te gaan en zijn ideeën en opvattingen in te brengen. Toetst verkregen informatie over het functioneren van medewerkers in het gesprek met de medewerker en trekt hieruit conclusies. Handelt in gesprekken met (lerende) medewerkers onbevooroordeeld en vanuit het principe dat iedereen recht heeft op gelijke kansen. Neemt bij het voeren van gesprekken bedrijfsprocedures en wettelijke richtlijnen die betrekking hebben op het personeelsbeleid in acht. Leidt overleggen actief en stuurt proactief aan op een duidelijk doel en verloop van de vergadering met duidelijke conclusies en/of afspraken. Pagina 9 van 9