TABEL 26 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE WOON- WERKVERKEER EN BEROEPSSTATUUT



Vergelijkbare documenten
7 WOON-SCHOOLVERKEER TABEL 40 VERDELING VAN PERSONEN (STUDERENDEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE WOON- SCHOOLVERKEER

Tabel 24. Verdeling van personen (beroepsactieven) volgens hoofdvervoerswijze 8 woon-werkverkeer

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS HET AL DAN NIET MAKEN VAN EEN VERPLAATSING

5 VERDELING VAN GEZINNEN VOLGENS

Tabel 80. Verdeling van personen volgens het al dan niet maken van een verplaatsing

5 GEBRUIK VAN OPENBAAR VERVOER

Verdeling van personen volgens het al dan niet maken van een verplaatsing. Totaal aantal verplaatsingen (gemiddeld per dag) (populatieniveau)

4 Gebruik van openbaar vervoer

Verdeling van pers onen volgens het al dan niet maken van een verplaatsing. Totaal aantal verplaatsingen (gemiddeld per dag) (populatieniveau)

Tabel 27. Verdeling van personen (beroepsactieven) volgens hoofdvervoerswijze woonwerkverkeer

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG ANTWERPEN (APRIL APRIL 2000)

2.5 De verplaatsingen

Carpoolen: exploratieve analyses op OVG Vlaanderen 2000

6 Woon - schoolverkeer

10 SAMENVATTING Schets van de steekproef Kencijfers huishoudens Kencijfers personen

5 Bij de analyse maken we geen gebruik meer van de 2 e invuldag

Een Vlaming maakt in 2000 gemiddeld 2,8 (2,76) verplaatsingen per dag en legt hierbij gemiddeld 33 (32,7) km af.

3 Gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag (gaakpppd)

Tabel 81. Verdeling van personen volgens het al dan niet maken van een verplaatsing

4 Gebruik van openbaar vervoer

Tabel 25. Verdeling van personen (beroepsactieven) volgens hoofdvervoerswijze woon-werkverkeer

Tabel 7. Gewichten die aan de dagen en maanden zijn toegekend om de steekproef representatiever te maken

Tabel 25. Verdeling van personen (beroepsactieven) volgens hoofdvervoerswijze woonwerkverkeer

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG ANTWERPEN (APRIL APRIL 2000)

2 GEMIDDELD AANTAL VERPLAATSINGEN PER PERSOON PER DAG (GAVPPPD)

Tabel 50. Verdeling van personen (studerenden) volgens hoofdvervoerswijze woon-schoolverkeer

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAAMS - BRABANT (DECEMBER DECEMBER 2001)

Tabel 71. Verdeling van personen die al dan niet carpoolen (beroepsactieven en studerenden)

Het is ook deze volgorde die we gebruiken voor deze samenvatting.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 121: Verdeling van personen (beroepsactieven) volgens hoofdvervoerswijze woonwerkverkeer. Hoofdvervoermiddel naar werk/school

6 VERDELING VAN WAGENS VOLGENS VERSCHILLENDE KENMERKEN

Gemiddeld rijdt een auto in Gent kilometer per jaar. Dat is een kleine kilometer per jaar meer dan het gemiddelde voor Vlaanderen.

Tabel 72. Verdeling van personen die al dan niet carpoolen (beroepsactieven en studerenden)

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG STADSGEWEST HASSELT-GENk (april april 2000) DEEL 3 A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST

In het Antwerpse stadsgewest heeft 26,2% van de huishoudens geen wagen. 15,1% van de huishoudens in het Antwerpse stadsgewest heeft twee wagens.

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN. Personenvragenlijst 1 (ouders mogen hun kinderen helpen bij het invullen)

Onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG ANTWERPEN. Personenvragenlijst:

Leeswijzer. Algemeen. 1 Indien er een verband waargenomen wordt tussen de variabele A (bv. autogebruik) en de variabele B (bv.

2 Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag (gavpppd)

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN. Personenvragenlijst 1 (ouders mogen hun kinderen helpen bij het invullen)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport

Nota MORA-secretariaat

4 Verdeling van gezinnen volgens bezit van vervoermiddelen

LEESWIJZER. Afstand. Beweging. Algemeen

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport

5. Verdeling van de wagens volgens verschillende kenmerken

10 Bijlage Relatie met OVG 94-95

P H L. ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG STADSGEWEST HASSELT-GENK (april 1999-april 2000) DEEL 3 B: BIJLAGEN VAN DE ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST

Personenvragenlijst :

1.1 Verplaatsingskilometers

6 Verdeling van de wagens volgens verschillende kenmerken

Het tweede (hierna) vermelde cijfer is de relatieve frequentie ( Percent ) van bovenvermeld absoluut cijfer t.o.v. de totale frequentie.

Deze verplaatsingsgegevens zijn bijzonder nuttig om o.a. de vervoermodellen mee te stofferen.

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen

Tabel 1: Verdeling van gezinnen volgens bezit van personenwagens. 26. Tabel 2: Verdeling van gezinnen volgens bezit van bestelwagens.

5. Verdeling van de wagens volgens verschillende kenmerken

In deze eerste paragraaf worden een aantal cijfers besproken die handelen over het vervoermiddelenbezit bij Vlaamse huishoudens in 1994.

Geslacht sexe Frequency mannelijk vrouwelijk

1. Verplaatsingskilometers

Pendelen in Vlaanderen

Mobiliteitsclub VAB onderzoek jongeren en mobiliteit

DEEL 4: ANALYSE DEELGEBIEDEN

Huishoudnummer : Respondentnummer : ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN. VRAGENLIJST PERSONEN: In te vullen door elk lid van het huishouden

3.2. De wagens. Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen. Tabel 7. Wagens naar type. Tabel 8. Bedrijfswagens. Eindverslag van de analyse opdracht

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG STADSGEWEST ANTWERPEN (april april 2000) DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST PROVINCIALE HOGESCHOOL LIMBURG

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN ( ) BIJKOMENDE ANALYSES

Doelstelling 5: duurzaam en efficiënt verplaatsings en vervoersgedrag

3. Verdeling van de gezinnen volgens bezit van vervoermiddelen

HOE KOM JE NAAR DE LES?

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG STADSGEWEST GENT (januari januari 2001) A rchitectuur M obiliteit O mgeving

Fiets je rijk. Financiële voordelen voor werknemer en werkgever

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 3 ( )

Vervoer in het dagelijks leven

8 Verplaatsingen volgens geografische kenmerken

Mobiliteit in cijfers 2004

7 Bijlage. 7.1 Relatie met OVG

Huishoudenvragenlijst

Mobiliteit in de Thuiszorg

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAAMS-BRABANT (DECEMBER DECEMBER 2001) DEEL 3 B: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST: NIET- H L

Mobiscan. Sint-Denijs-Westrem

Resultaten fietsenquête

Gemiddeld aantal verplaatsingen per person per dag OVG 3 OVG 4.1 OVG 4.2 OVG 4.3 OVG 4.4 OVG 4.5 OVG 5.1 3,14 2,84 2,88 2,78 2,72 2,76 2,74

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Hoofdpunten en kansen voor beleid. Beter Benutten. Gedragsmeting 2016

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek

J CONSlf. Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid. Rapport mobiliteitsontwikkelingen

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN 2 (januari januari 2001) A rchitectuur M obiliteit O mgeving DEEL 1: METHODOLOGISCHE ANALYSE

2. Het gebruik van vervoermiddelen

7 BIJLAGEN. 1. Gezinsvragenlijst 2. Persoonsvragenlijst 3. Verplaatsingsboekje 4. Protocoldocument. Instituut voor Mobiliteit (IMOB) 38

1 op 4 West-Vlamingen fietst regelmatig naar het werk

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN (januari januari 2001) A rchitectuur M obiliteit O mgeving DEEL 2: ANALYSE HUISHOUDEN VRAGENLIJST

LANDELIJKE FACTSHEET. 1. Context voor reisgedrag. Beter Benutten. Gedragsmeting 2015

2. Verplaatsingskilometers

31 Met Velo fietsen: praktisch

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Wat zie jij er uitgeslapen uit... Monitoringsrapport 2.0

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

1. Verplaatsingen. 1.1 Aantal verplaatsingen

Transcriptie:

6 WOON-WERKVERKEER De gegevens onder deze hoofding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de gegevens van de vragen 21 tot en met 30 van de personenvragenlijst (zie punt 8.4 in deel 1) die over het woon-werkverkeer handelen en dus niet op basis van de gegevens in het verplaatsingendeel van de personenvragenlijst. In enkele tabellen (Tabel 35 tot en met Tabel 39) wordt evenwel wel gebruik gemaakt van de verplaatsingsgegevens afkomstig uit het verplaatsingendeel. TABEL 25 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE WOON- WERKVERKEER Cumulative Cumulative HVMWERK Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ autobestuurder 7336.596 71.01 7336.596 71.01 autopassagier 466.7208 4.52 7803.316 75.53 trein 930.4191 9.01 8733.735 84.53 tram/premetro 119.581 1.16 8853.316 85.69 bedrijfsvervoer 63.76171 0.62 8917.078 86.31 lijnbus 288.163 2.79 9205.241 89.10 brom/snorfiets 95.74939 0.93 9300.991 90.02 motor 100.0502 0.97 9401.041 90.99 fiets 639.9847 6.19 10041.03 97.19 te voet 290.6866 2.81 10331.71 100.00 Frequency Missing = 2807.7577342 71% van de beroepsactieve inwoners van Vlaams-Brabant rijdt meestal met de auto naar het werk. Nog eens 4,5% rijdt mee als passagier. De auto is dus goed voor ongeveer drie vierde van de woonwerkverplaatsingen. 9% van de beroepsactieve respondenten in Vlaams-Brabant spoort met de trein naar het werk en 6,2% gaat met de fiets werken. In vergelijking met OVG2000-2001 vinden we duidelijke verschillen. Meest opmerkelijk is het lage percentage fietsers naar het werk (6,2%) tegenover 12,9% voor OVG2000-2001. Daartegenover staat dat we in Vlaams-Brabant iets meer autobestuurders naar het werk hebben (71% tegenover 68,6% in Vlaanderen), duidelijk meer treinreizigers (9% tegenover 5,5% in Vlaanderen) en ook wat meer BTM-gebruik (4% tegenover 2,4% voor OVG2000-2001). Volgende factoren zullen hierin waarschijnlijk wel een rol spelen: 1. in Vlaams-Brabant vinden we meer hoogopgeleiden en het gemiddeld inkomen ligt er hoger dan in de rest van Vlaanderen, wat leidt tot het bezit van (meer) auto's en een hoger autogebruik voor het maken van verplaatsingen 15. Bovendien vonden we in deel 2 van deze rapportage (analyse huishoudens) dat de hogere inkomensklassen meer bedrijfswagens hebben, waarvan we vermoeden dat ze dan ook gebruikt worden om woon-werkafstanden te overbruggen; 2. verderop (zie Tabel 28) zullen we zien dat het aandeel van middellange woon-werkafstanden in Vlaams-Brabant hoger is dan in Vlaanderen. Dit zou ook het hoger autogebruik, maar zeker het lager fietsgebruik kunnen verklaren; 3. in het meer verstedelijkt gebied van Vlaams-Brabant is het openbaar vervoernetwerk beter uitgebouwd wat mede de hogere aandelen openbaar vervoer kan verklaren. 15 Het verschil in autogebruik (autobestuurder) algemeen (d.w.z. voor alle motieven) bedraagt 4% tussen Vlaams-Brabant en Vlaanderen (zie Tabel 65: 70% tegenover 66%). Maar hetzelfde verschil, maar dan alleen in het woon-werkverkeer, ligt wat lager n.l. 2,4% (zie hierboven: 71% tegenover 68,6%). Het openbaar vervoernetwerk (zie punt 3 op deze bladzijde) rijdt waarschijnlijk dit gat dicht. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 37/183

TABEL 26 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE WOON- WERKVERKEER EN BEROEPSSTATUUT HVMWERK(Hoofdvervoermiddel naar werk/school) STAT12 Frequency Percent Row Pct Col Pct arbeider bediende kader vrij ber zelfstan andere, Total oep dige WEL bero epsactie f ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ autobestuurder 1208.7 3828.2 1733.7 124.02 365.62 76.396 7336.6 11.70 37.05 16.78 1.20 3.54 0.74 71.01 16.47 52.18 23.63 1.69 4.98 1.04 66.61 68.82 76.24 91.06 85.07 66.51 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ autopassagier 131.65 270.4 49.227 0.3263 15.126 0 466.72 1.27 2.62 0.48 0.00 0.15 0.00 4.52 28.21 57.94 10.55 0.07 3.24 0.00 7.26 4.86 2.16 0.24 3.52 0.00 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ trein 62.853 605.57 243.21 3.8722 0.9809 13.931 930.42 0.61 5.86 2.35 0.04 0.01 0.13 9.01 6.76 65.09 26.14 0.42 0.11 1.50 3.46 10.89 10.70 2.84 0.23 12.13 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ tram/premetro 7.3637 63.187 46.496 2.5337 0 0 119.58 0.07 0.61 0.45 0.02 0.00 0.00 1.16 6.16 52.84 38.88 2.12 0.00 0.00 0.41 1.14 2.04 1.86 0.00 0.00 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ bedrijfsvervoer 43.048 15.384 1.3043 0 1.2244 2.8014 63.762 0.42 0.15 0.01 0.00 0.01 0.03 0.62 67.51 24.13 2.05 0.00 1.92 4.39 2.37 0.28 0.06 0.00 0.28 2.44 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ lijnbus 66.692 182.83 27.81 0.4514 9.1317 1.2456 288.16 0.65 1.77 0.27 0.00 0.09 0.01 2.79 23.14 63.45 9.65 0.16 3.17 0.43 3.68 3.29 1.22 0.33 2.12 1.08 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ brom/snorfiets 45.35 35.155 9.587 0.5342 1.5855 3.5375 95.749 0.44 0.34 0.09 0.01 0.02 0.03 0.93 47.36 36.72 10.01 0.56 1.66 3.69 2.50 0.63 0.42 0.39 0.37 3.08 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ motor 21.943 54.917 22.321 0 0 0.8689 100.05 0.21 0.53 0.22 0.00 0.00 0.01 0.97 21.93 54.89 22.31 0.00 0.00 0.87 1.21 0.99 0.98 0.00 0.00 0.76 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ fiets 154.61 361.78 97.325 2.6161 15.005 8.6432 639.98 1.50 3.50 0.94 0.03 0.15 0.08 6.19 24.16 56.53 15.21 0.41 2.34 1.35 8.52 6.50 4.28 1.92 3.49 7.52 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ te voet 72.337 144.9 43.062 1.8401 21.107 7.4404 290.69 0.70 1.40 0.42 0.02 0.20 0.07 2.81 24.88 49.85 14.81 0.63 7.26 2.56 3.99 2.61 1.89 1.35 4.91 6.48 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒˆ Total 1814.52 5562.32 2274.03 136.192 429.776 114.864 10331.7 17.56 53.84 22.01 1.32 4.16 1.11 100.00 Frequency Missing = 2807.7577342 OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 38/183

Op welke wijze een respondent naar het werk gaat hangt samen met zijn beroepsstatuut. Zelfs in het vervoermiddel naar het werk zien we een weerspiegeling van de hiërarchie die geldt op de arbeidsmarkt. Bij de autobestuurders vinden we meer dan gemiddeld vrije beroepen, zelfstandigen en kaderleden, bij de passagiers meer dan gemiddeld arbeiders. Op de trein vinden we verhoudingsgewijze meer bedienden en kaderleden, terwijl de fiets dan weer een vervoermiddel is dat het vooral goed doet bij de arbeiders. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 39/183

TABEL 27 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE WOON- WERKVERKEER EN NETTO-INKOMEN (PERSOONSNIVEAU) HVMWERK(Hoofdvervoermiddel naar werk/school) INKCAT(Gemiddeld maandelijks netto inkomen) Frequency Percent Row Pct Col Pct 0 / 20.0 20.001/5 50.001/1 100.000/ meer dan Total 00 fr. p 0.000 fr 00.000 f 150.000 150.000 er maand. per ma r. per m fr. per fr. per and aand maand maand ƒƒƒƒ autobestuurder 57.612 2573.2 3669.6 418.39 193.28 6912.1 0.59 26.23 37.40 4.26 1.97 70.45 0.83 37.23 53.09 6.05 2.80 50.11 64.83 73.17 83.39 91.79 ƒƒƒƒ autopassagier 8.5381 281.16 156.57 3.3236 3.1511 452.74 0.09 2.87 1.60 0.03 0.03 4.61 1.89 62.10 34.58 0.73 0.70 7.43 7.08 3.12 0.66 1.50 ƒƒƒƒ trein 3.8258 336.83 510.11 47.813 4.5744 903.15 0.04 3.43 5.20 0.49 0.05 9.21 0.42 37.29 56.48 5.29 0.51 3.33 8.49 10.17 9.53 2.17 ƒƒƒƒ tram/premetro 0 49.762 51.901 9.8188 2.5143 114 0.00 0.51 0.53 0.10 0.03 1.16 0.00 43.65 45.53 8.61 2.21 0.00 1.25 1.03 1.96 1.19 ƒƒƒƒ bedrijfsvervoer 6.112 31.92 23.656 0.9408 0 62.629 0.06 0.33 0.24 0.01 0.00 0.64 9.76 50.97 37.77 1.50 0.00 5.32 0.80 0.47 0.19 0.00 ƒƒƒƒ lijnbus 6.7515 170.24 102.76 0.311 0 280.06 0.07 1.74 1.05 0.00 0.00 2.85 2.41 60.79 36.69 0.11 0.00 5.87 4.29 2.05 0.06 0.00 ƒƒƒƒ brom/snorfiets 5.2353 65.819 18.621 0 0 89.675 0.05 0.67 0.19 0.00 0.00 0.91 5.84 73.40 20.77 0.00 0.00 4.55 1.66 0.37 0.00 0.00 ƒƒƒƒ motor 0 21.844 66.887 6.2455 2.8991 97.876 0.00 0.22 0.68 0.06 0.03 1.00 0.00 22.32 68.34 6.38 2.96 0.00 0.55 1.33 1.24 1.38 ƒƒƒƒ fiets 15.694 287.21 304.73 9.679 4.1384 621.45 0.16 2.93 3.11 0.10 0.04 6.33 2.53 46.22 49.04 1.56 0.67 13.65 7.24 6.08 1.93 1.97 ƒƒƒƒ te voet 11.191 150.95 110.03 5.1846 0 277.36 0.11 1.54 1.12 0.05 0.00 2.83 4.03 54.42 39.67 1.87 0.00 9.73 3.80 2.19 1.03 0.00 ƒƒƒƒ Total 114.959 3968.96 5014.86 501.708 210.556 9811.04 1.17 40.45 51.11 5.11 2.15 100.00 Frequency Missing = 3328.4251819 OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 40/183

De hoofdvervoerswijze voor het woon-werkverkeer hangt samen met het statuut en dus logischerwijze ook met het inkomen van de respondent. Dit blijkt ook zo uit de bovenstaande tabel. We vinden relatief meer autobestuurders dan gemiddeld bij de respondenten met een inkomen boven 50.000 bef (± 1250 euro), meer autopassagiers dan gemiddeld bij de inkomensklassen van 0 tot 50.000 bef (± 1250 euro) terwijl de treinpendelaars vooral te vinden zijn bij de klassen van 50.000 bef (± 1250 euro) tot 150.000 bef. De fiets scoort als woon-werkvervoermiddel meer dan gemiddeld bij de inkomensklassen van 0-50.000 bef. Let ook op de samenhang van het lijnbusgebruik en het te voet gaan met het inkomen. TABEL 28 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS AFSTAND THUISADRES/WERKADRES Cumulative Cumulative VASTKMKL Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0-1 km 462.3841 4.44 462.3841 4.44 1.1-2.5 km 598.5435 5.75 1060.928 10.20 2.6-5 km 1269.64 12.20 2330.568 22.40 5-7.5 km 854.1032 8.21 3184.671 30.61 7.6-10 km 1012.562 9.73 4197.233 40.34 10.1-15 km 1682.537 16.17 5879.77 56.51 15.1-20 km 1208.039 11.61 7087.808 68.12 20.1-30 km 1840.647 17.69 8928.456 85.81 30.1-50 km 1145.129 11.01 10073.58 96.81 50+ km 331.6747 3.19 10405.26 100.00 Frequency Missing = 2734.2103614 Op de vraag wat de afstand is tussen de woonplaats en het vaste werkadres, antwoordt 22,4% van de inwoners van Vlaams-Brabant dat ze op hooguit 5 kilometer van de werkplaats wonen en 40,3% antwoordt dat ze maximaal 10 km voor de boeg hebben om naar het werk te gaan. 3,2% van de respondenten stelt dat zij verder dan 50 km van huis werken Onder punt 2.3 hebben we reeds gesteld dat in het enquêteformulier dat gebruikt werd voor Vlaams- Brabant als bijkomende richtlijn gegeven werd de afstand langs de kortste weg aan te geven (hetgeen niet noodzakelijk dezelfde is als de effectief afgelegde afstand). Vermits we evenwel zien dat de laagste afstandsklassen (tot 10 km) een groter aandeel in Vlaanderen hebben (namelijk 48,4%) dan in Vlaams- Brabant (40,3%) zal de verhouding (in Vlaanderen meer korte afstanden dan in Vlaams-Brabant) wel correct zijn, vermits het percentage van Vlaams-Brabant een maximum is (dwz. zonder de hierboven vermelde bijkomende richtlijn zou het percentage afstanden kleiner dan 10 km misschien nog kleiner zijn). Globaal beschouwd denken we niet dat het verschil in de verhoudingen tussen de woonwerkafstand in Vlaanderen en de woon-werkafstand in Vlaams-Brabant fundamenteel anders zou zijn indien de vraagstelling dezelfde zou gebleven zijn. In vergelijking met Vlaanderen zien we duidelijke verschillen in de verdeling van de woonwerkafstand. De laagste afstandsklassen (tot 10 km) hebben een groter aandeel in Vlaanderen (nl. 48,4%) dan in Vlaams-Brabant. De klassen van 10,1 tot 50 km scoren dan weer hoger in Vlaams- Brabant (nl. 56,5% tegenover 45,5% voor Vlaanderen), maar het aandeel van de woonwerkverplaatsingen boven 50 km is dan weer dubbel zo hoog in Vlaanderen (nl. 6,3%) dan in Vlaams- Brabant. Dat de klasse van 10 tot 50 kilometer zo goed scoort in Vlaams-Brabant is waarschijnlijk grotendeels te verklaren door de afstand tot Brussel als werkplaats. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 41/183

TABEL 29 GEMIDDELDE AFGELEGDE AFSTAND THUISADRES/WERKADRES Mean ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 17.8707513 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Ook de gemiddelde woon-werkafstand verschilt: ondanks het feit dat het aandeel kortere afstanden in Vlaanderen hoger was dan in Vlaams-Brabant ligt in OVG2000-2001 de gemiddelde afstand 1 km hoger (19 km) dan in Vlaams-Brabant. Deze paradox is te verklaren door het lagere aandeel woonwerkafstanden boven de 50 km in Vlaams-Brabant (Tabel 28). Een controleberekening op basis van de verplaatsingen geeft 17,3 km als resultaat. Zie ook opmerking onder punt 2.3. TABEL 30 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVE AUTOBESTUURDERS) VOLGENS AFSTAND THUISADRES/WERKADRES Cumulative Cumulative VASTKMKL Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0-1 km 131.5642 1.83 131.5642 1.83 1.1-2.5 km 292.8187 4.08 424.3829 5.91 2.6-5 km 851.2905 11.86 1275.673 17.78 5-7.5 km 672.1164 9.37 1947.79 27.14 7.6-10 km 779.9222 10.87 2727.712 38.01 10.1-15 km 1311.324 18.27 4039.036 56.29 15.1-20 km 897.8501 12.51 4936.886 68.80 20.1-30 km 1192.141 16.61 6129.027 85.41 30.1-50 km 759.0667 10.58 6888.093 95.99 50+ km 287.4953 4.01 7175.589 100.00 Frequency Missing = 161.00685058 In vergelijking met Tabel 28 merken we dat het aandeel van de woon-werkafstanden tot 5 km bij de autobestuurders lager (nl. 17,8%) ligt dan in de algemene verdeling (22,6%). Dit betekent dat er op kortere afstanden minder gebruik wordt gemaakt van de wagen. Het verschil (ongeveer 5%) is evenwel niet zo groot als dat van Vlaanderen (ongeveer 10%). Zie ook opmerking onder punt 2.3. TABEL 31 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS DE AFSTAND VAN HET WERKADRES TOT DE DICHTSTBIJZIJNDE BTM-HALTE Cumulative Cumulative ABTM Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0-249m 4323.501 40.19 4323.501 40.19 250-499 m 2268.642 21.09 6592.143 61.27 500-999 m 1636.095 15.21 8228.239 76.48 1 km - 1.999 km 869.5824 8.08 9097.821 84.56 2 km - 5 km 381.3576 3.54 9479.179 88.11 meer dan 5 km 193.1751 1.80 9672.354 89.91 geen idee 434.7775 4.04 10107.13 93.95 blanco, (meer dan 5 km?) 651.2786 6.05 10758.41 100.00 Frequency Missing = 2381.0599212 OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 42/183

Zoals hoger reeds vermeld (zie Tabellen 20 en 21) zijn de afstanden die opgegeven worden gepercipieerde afstanden. Dezelfde opmerkingen zoals bij Tabel 20 geformuleerd, gelden ook hier. De gepercipieerde afstanden van BTM-haltes in de buurt van het werkadres komen echter nog minder goed overeen met de werkelijke afstanden dan de gepercipieerde afstanden in de buurt van het woonadres. Mensen weten in feite de BTM-haltes in de buurt van hun werk niet of nauwelijks liggen 16, waardoor het weinig zin heeft om verdere analyses te doen op deze resultaten zoals we dat gedaan hebben in Tabel 20. 61,3% van de beroepsactieve inwoners van Vlaams-Brabant beweert op minder dan 500 m van zijn werkadres een halte van bus, tram of metro te hebben. 40,2% zegt zelfs een BTM-halte binnen 250 m van de werkplek te hebben. In vergelijking met OVG2000-2001 liggen de percentages op de twee kortste afstanden heel wat hoger in Vlaams-Brabant. Zo vonden we voor Vlaanderen voor de klasse 0-499 m 48,4% en voor de afstandsklasse binnen de 250 m 29,6%. Zie ook opmerking onder punt 2.3. TABEL 32 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS DE AFSTAND VAN HET WERKADRES TOT HET DICHTSTBIJZIJNDE TREINSTATION Cumulative Cumulative ATREIN Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0-249m 558.0283 5.19 558.0283 5.19 250-499 m 787.1255 7.32 1345.154 12.50 500-999 m 1302.554 12.11 2647.708 24.61 1 km - 1.999 km 1834.933 17.06 4482.641 41.67 2 km - 5 km 2883.537 26.80 7366.178 68.47 meer dan 5 km 1829.435 17.00 9195.613 85.47 geen idee 643.1098 5.98 9838.723 91.45 blanco, (meer dan 5 km?) 919.6873 8.55 10758.41 100.00 Frequency Missing = 2381.0599212 De opgegeven afstanden zijn afstanden zoals ze gepercipieerd worden door de respondenten. Dezelfde opmerkingen als onder Tabel 31 gelden ook hier. 12,5% van de beroepsactieve Vlaams-Brabanders zegt een station op minder dan 500 m van de werkplaats te hebben. Bijna een op vier zegt dat er op minder dan 1 kilometer van het werk een station is. In vergelijking met de aandelen op korte afstand van het BTM-net liggen deze percentages heel laag: de maaswijdte van het treinnetwerk is dan ook niet gericht op de zeer lokale ontsluitingen en verbindingen. De verschillen met OVG2000-2001 in de percentages op de korte afstand zijn enorm: tot een afstand van 500 m vonden we in Vlaanderen 6,8%, nu in Vlaams-Brabant 12,5%; tot 1 km telden we in Vlaanderen 13,8%, in Vlaams-Brabant 24,6%. Naast het uitgebreid spoorwegnet in Vlaams-Brabant verwijzen deze cijfers ook naar de sterke invloed van Brussel als werkplaats voor heel wat inwoners in Vlaams-Brabant. Uit onze analyses blijkt dat meer dan 30% van de beroepsactieve Vlaams-Brabanders in Brussel (19 gemeenten) werkt. In dit gebied is het zonder problemen mogelijk om een station te vinden op maximaal 1 kilometer van elk werkadres. Zie ook opmerking onder punt 2.3. 16 In tegenstelling tot de geschatte afstand woonadres-btmhalte is hier minder sprake van enige systematiek. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 43/183

TABEL 33 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS AFSTAND THUISADRES/WERKADRES EN HOOFDVERVOERSWIJZE VASTKMKL(Afstand thuis-werk in km) HVMWERK(Hoofdvervoermiddel naar werk/school) Frequency Percent Row Pct Col Pct autobest autopass trein tram/pre bedrijfs Total uurder agier metro - of sch oolvervo er 0-1 km 131.56 15.555 0.3826 0 0 450.35 1.31 0.15 0.00 0.00 0.00 4.47 29.21 3.45 0.08 0.00 0.00 1.83 3.49 0.04 0.00 0.00 1.1-2.5 km 292.82 19.826 3.4534 0 0.4895 581.2 2.90 0.20 0.03 0.00 0.00 5.77 50.38 3.41 0.59 0.00 0.08 4.08 4.45 0.38 0.00 0.79 2.6-5 km 851.29 73.121 5.1041 0.4514 6.1255 1228.2 8.44 0.73 0.05 0.00 0.06 12.18 69.31 5.95 0.42 0.04 0.50 11.86 16.43 0.56 0.39 9.90 5-7.5 km 672.12 33.894 0.4016 8.5269 1.5297 838.15 6.67 0.34 0.00 0.08 0.02 8.31 80.19 4.04 0.05 1.02 0.18 9.37 7.61 0.04 7.29 2.47 7.6-10 km 779.92 63.094 11.734 22.467 13.796 998.31 7.74 0.63 0.12 0.22 0.14 9.90 78.12 6.32 1.18 2.25 1.38 10.87 14.17 1.28 19.22 22.30 10.1-15 km 1311.3 70.207 57.399 54.74 5.1688 1632.7 13.01 0.70 0.57 0.54 0.05 16.20 80.32 4.30 3.52 3.35 0.32 18.27 15.77 6.24 46.83 8.36 15.1-20 km 897.85 45.304 143.89 13.268 3.3187 1163.5 8.91 0.45 1.43 0.13 0.03 11.54 77.17 3.89 12.37 1.14 0.29 12.51 10.18 15.65 11.35 5.36 20.1-30 km 1192.1 92.409 382.27 14.907 15.934 1765.1 11.83 0.92 3.79 0.15 0.16 17.51 67.54 5.24 21.66 0.84 0.90 16.61 20.76 41.58 12.75 25.76 30.1-50 km 759.07 27.89 287.98 2.5337 10.812 1097.7 7.53 0.28 2.86 0.03 0.11 10.89 69.15 2.54 26.24 0.23 0.99 10.58 6.27 31.32 2.17 17.48 50+ km 287.5 3.835 26.721 0 4.6861 326.1 2.85 0.04 0.27 0.00 0.05 3.23 88.16 1.18 8.19 0.00 1.44 4.01 0.86 2.91 0.00 7.58 Total 7175.59 445.137 919.328 116.895 61.861 10081.3 71.18 4.42 9.12 1.16 0.61 100.00 (Continued) OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 44/183

VASTKMKL(Afstand thuis-werk in km) HVMWERK(Hoofdvervoermiddel naar werk/school) Frequency Percent Row Pct Col Pct lijnbus brom/sno motor fiets te voet Total rfiets 0-1 km 2.362 7.2123 0 110.82 182.45 450.35 0.02 0.07 0.00 1.10 1.81 4.47 0.52 1.60 0.00 24.61 40.51 0.85 8.23 0.00 17.55 68.37 1.1-2.5 km 9.601 4.6263 0.7409 181.22 68.424 581.2 0.10 0.05 0.01 1.80 0.68 5.77 1.65 0.80 0.13 31.18 11.77 3.47 5.28 0.74 28.70 25.64 2.6-5 km 31.711 31.672 7.0318 209.94 11.748 1228.2 0.31 0.31 0.07 2.08 0.12 12.18 2.58 2.58 0.57 17.09 0.96 11.47 36.12 7.03 33.25 4.40 5-7.5 km 31.888 20.323 13.062 56.403 0 838.15 0.32 0.20 0.13 0.56 0.00 8.31 3.80 2.42 1.56 6.73 0.00 11.53 23.18 13.06 8.93 0.00 7.6-10 km 55.053 10.668 6.7591 31.825 2.9912 998.31 0.55 0.11 0.07 0.32 0.03 9.90 5.51 1.07 0.68 3.19 0.30 19.91 12.17 6.76 5.04 1.12 10.1-15 km 71.671 9.7049 23.115 29.349 0 1632.7 0.71 0.10 0.23 0.29 0.00 16.20 4.39 0.59 1.42 1.80 0.00 25.92 11.07 23.10 4.65 0.00 15.1-20 km 36.268 2.2682 15.765 5.6129 0 1163.5 0.36 0.02 0.16 0.06 0.00 11.54 3.12 0.19 1.35 0.48 0.00 13.12 2.59 15.76 0.89 0.00 20.1-30 km 34.372 1.1996 25.981 5.8809 0 1765.1 0.34 0.01 0.26 0.06 0.00 17.51 1.95 0.07 1.47 0.33 0.00 12.43 1.37 25.97 0.93 0.00 30.1-50 km 3.5607 0 4.237 0.3347 1.2406 1097.7 0.04 0.00 0.04 0.00 0.01 10.89 0.32 0.00 0.39 0.03 0.11 1.29 0.00 4.23 0.05 0.46 50+ km 0 0 3.3585 0 0 326.1 0.00 0.00 0.03 0.00 0.00 3.23 0.00 0.00 1.03 0.00 0.00 0.00 0.00 3.36 0.00 0.00 Total 276.487 87.6744 100.05 631.387 266.853 10081.3 2.74 0.87 0.99 6.26 2.65 100.00 Frequency Missing = 3058.2092721 OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 45/183

In Tabel 33 gaan we na met welk hoofdvervoermiddel welke afstand in het woon-werkverkeer meestal wordt afgelegd. Deze tabel maakt gebruik van het opgegeven meest gebruikte hoofdvervoermiddel en de opgegeven woon-werkafstand (resp. de tabellen 25 en 28). In eerste instantie kijken we voor elke afstandsklasse (dit is dus per rij) naar het hoofdvervoermiddel dat voor die afstand het meest gebruikt wordt (de rijpercentages). Waar in de eerste afstandsklasse (0-1 km) 'te voet' het best voor de dag komt met een rijpercentage van 40,50% zien we dat in alle volgende klassen de autobestuurder boven alles troont. Het rijpercentage van de autobestuurder stijgt tot en met de klasse 10,1-15 km. Vanaf 15 km daalt dit rijpercentage om eenmaal boven 50 km weer volop te klimmen. Complementair met het dalende rijpercentage van de autobestuurders zien we een stijgend rijpercentage voor de trein. Eenmaal boven de 50 km daalt dit rijpercentage van de trein weer enorm. Dit is een afwijkend verschijnsel in vergelijking met OVG2000-2001 (auto-aandeel daalt verder na 50 km, het treinaandeel blijft stijgen boven 50 km). We vermoeden dat ook hier weer het specifieke karakter van Brussel als werkplaats de oorzaak van is: binnen een afstand van 15,1 km tot 50 km tot Brussel wonen de meeste respondenten in dit onderzoek. De trein is in Vlaams-Brabant een degelijk alternatief voor de auto voor het dagelijkse woon-werkverkeer. Wie verder dan 50 km van zijn werkplaats woont (of m.a.w. wie verder dan 50 km werkt van zijn woonplaats), werkt naar alle waarschijnlijkheid niet in Brussel en in verhouding op een lokatie met een minder uitgebreid spoorwegnetwerk. Daarom gebruikt hij/zij sneller de auto. Een blik op de kolompercentages per kolom leert ons op welke woon-werkafstanden een hoofdvervoermiddel heel goed scoort (de kolompercentages ). De trein doet het goed in de afstandsklassen van 15,1 tot 50 km,, terwijl de lijnbus in de afstandsklassen 7,6 tot 15 km het beste scoort. Tram en (pre)metro doen het goed in de klasse 10,1 tot 15 km (46,8%). Dit is verbazend veel. Waarschijnlijk komt dit door het feit dat de Brusselaars zelf niet in de steekproef zijn opgenomen en dat een metrolijn zoals Stokkel - Bizet onmiddellijk aanleiding geeft tot een afstand die minimaal de afstand van de werkplaats tot de gewestgrens bedraagt 17. De kolompercentages geven eveneens aan wat de maximumafstanden zijn die te voet en met de fiets worden afgelegd: te voet hooguit een kilometer, de fiets maximaal 5 kilometer. De kolompercentages van de auto zijn vrij gelijk verspreid, met een ondervertegenwoordiging in de twee laagste afstandsklassen. TABEL 34 VERDELING VAN PERSONEN (BEROEPSACTIEVEN) VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE VOOR DE WOON-WERKAFSTAND < 5 KM Cumulative Cumulative HVMWERK Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ autobestuurder 1107.58 53.73 1107.58 53.73 autopassagier 101.3747 4.92 1208.954 58.65 trein 19.57972 0.95 1228.534 59.60 tram/premetro 3.137755 0.15 1231.672 59.75 bedrijfs- of schoolvervoer 8.117231 0.39 1239.789 60.15 lijnbus 40.83293 1.98 1280.622 62.13 brom/snorfiets 38.93044 1.89 1319.552 64.02 motor 7.027395 0.34 1326.58 64.36 fiets 450.0473 21.83 1776.627 86.19 te voet 284.66 13.81 2061.287 100.00 Frequency Missing = 2539.1302679 17 Een aantal metro- en tramhaltes bevinden zich immers op Vlaams grondgebied (bv. Wezembeek-Oppem, Tervuren, ) OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 46/183

Deze tabel is in feite een spiegelbeeld van Tabel 30. In Tabel 30 bekeken we het aandeel van de beroepsactieve autobestuurders in het woon-werkverkeer en hun woon-werkafstand. In Tabel 34 beperken we ons tot die groep van respondenten die beweert op hoogstens 5 km van het werk te wonen en gaan we na met welk hoofdvervoermiddel zij naar het werk komen. In vergelijking met Tabel 25 zien we een forse daling van het aandeel autobestuurders (71% tegenover 53,7%) en treinreizigers (9% tegenover 0,9%) en een forse stijging van het aandeel fiets (6,2% tegenover 21,8%) en te voet (2,8% tegenover 13,8%). Zoals reeds aangegeven bij Tabel 30 is het opvallend dat de daling in het autogebruik lager ligt in Vlaams-Brabant (- 17,3%) dan in OVG2000-2001(-23,6%). De stijgingsfacor van het fietsgebruik ligt op hetzelfde niveau (x 3) in OVG2000-2001 als in Vlaams-Brabant, maar het basisniveau in Vlaams- Brabant (6,2%, zie Tabel 25) ligt wel de helft lager dan in OVG2000-2001 (12,9%). Het woonwerkverkeer te voet stijgt dan weer meer in Vlaams-Brabant dan in Vlaanderen ( + 11% tegenover + 7,3%). Zie ook opmerking onder punt 2.3. TABEL 35 VERDELING VAN DE WOON-WERKVERPLAATSINGEN VOLGENS VERPLAATSINGSTIJD (OP BASIS VAN VERPLAATSINGSGEGEVENS) Cumulative Cumulative TCAT Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0 tot 5 min 923.6808 7.73 923.6808 7.73 6 tot 10 min 1835.507 15.36 2759.188 23.08 11 tot 15 min 1885.841 15.78 4645.029 38.86 16 tot 20 min 1546.438 12.94 6191.467 51.80 21 tot 30 min 2065.896 17.28 8257.363 69.08 31 tot 60 min 3084.775 25.81 11342.14 94.89 61 tot 120 min 576.7022 4.82 11918.84 99.71 + 120 min 34.23205 0.29 11953.07 100.00 Frequency Missing = 129.21839488 In deze tabel en in de volgende tabellen tot en met Tabel 39 wordt met 'woon-werkverplaatsingen' zowel de woon-werk als de werk-woonverplaatsingen bedoeld. Dit geldt ook voor gelijkaardige tabellen die over woon-school, woon-winkel of woon-visiteverplaatsingen handelen. In Tabel 35 geven we de verdeling van de woon-werkverplaatsingen volgens verplaatsingstijd. 23,1% van de woon-werkverplaatsingen duurt ten hoogste 10 minuten, en de helft (51,8%) van alle woonwerkverplaatsingen duurt hoogstens 20 minuten. De woon-werkverplaatsingen die langer dan een uur duren zijn beperkt, namelijk 5,1% van alle woon-werkverplaatsingen. In vergelijking met OVG2000-2001 zien we in Vlaams-Brabant minder kortdurende verplaatsingen (58,6% voor Vlaanderen tegenover 51,8% in Vlaams-Brabant) en minder lange woonwerkverplaatsingen van meer dan een uur (7,3% in Vlaanderen en 5,1% in Vlaams-Brabant). De daling aan de twee uiteinden van de verdeling compenseert met een stijging in de middencategorie, en dan hoofdzakelijk in de klassen van 31 tot 60 minuten (stijging met bijna 9%). TABEL 36 GEMIDDELDE WOON-WERKVERPLAATSINGSTIJD (OP BASIS VAN VERPLAATSINGSGEGEVENS) N Mean Std Dev Minimum Maximum ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 12367 27.3828928 24.3387111 1.0000000 810.0000000 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 47/183

Tabel 35 stemt overeen met Tabel 28: - meer korte verplaatsingen in Vlaanderen zowel qua afstand (Tabel 28) als qua tijd (Tabel 35); - meer middellange verplaatsingen in Vlaams-Brabant zowel qua afstand als qua tijd; - meer lange verplaatsingen in Vlaanderen zowel qua afstand als qua tijd. Men zou dan kunnen verwachten dat er overeenstemming zou kunnen zijn tussen Tabel 29 (de gemiddelde afstand in Vlaanderen is groter dan de gemiddelde afstand in Vlaams-Brabant) en Tabel 36 (de gemiddelde tijd in Vlaanderen is groter dan de gemiddelde tijd in Vlaams-Brabant). Dit laatste is evenwel niet het geval; het is net het omgekeerde: in vergelijking met Vlaanderen is de gemiddelde duur van een woon-werkverplaatsing in Vlaams-Brabant langer (27,4 minuten tegenover 26 minuten). Vlaams-Brabant als congestiegebied? Maar ook: wat is de impact op de gemiddelde verplaatsingstijd van de specifieke woon-werk modal split in Vlaams-Brabant: hoger gebruik van openbaar vervoer en lager fietsgebruik? TABEL 37 GEMIDDELDE WOON-WERKVERPLAATSINGSTIJD VOLGENS AFSTAND (OP BASIS VAN VERPLAATSINGSGEGEVENS) ACAT N Obs N Mean Std Dev Minimum Maximum ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ 0.1 tot 0.2 km 71 71 3.1581895 4.4415533 1.0000000 20. 0.3 tot 0.5 km 194 193 4.6842952 2.4809044 1.0000000 15. 0.6 tot 1 km 492 492 6.3001370 3.1545791 1.0000000 25. 1.1 tot 2 km 754 754 11.4150203 8.4998749 1.0000000 50. 2.1 tot 3 km 844 844 10.5479947 5.4003918 2.0000000 130. 3.1 tot 5 km 1376 1375 12.6836131 6.1665814 3.0000000 105. 5.1 tot 7.5 km 1122 1122 16.0811110 7.4081096 2.0000000 110. 7.5 tot 10 km 920 920 19.7334904 11.4055296 5.0000000 120. 10.1 tot 15 km 1202 1202 25.2583496 14.9487921 6.0000000 285. 15.1 tot 25 km 1801 1798 33.7474404 15.0260573 8.0000000 260. 25.1 tot 40 km 2452 2450 43.8160316 13.5974004 6.0000000 300. meer dan 40 km 881 879 68.2464240 54.0193435 10.0000000 810. ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Voor elke afstandsklasse gaan we na wat de gemiddelde duur is van een woon-werkverplaatsing in deze afstandsklasse. Hoe langer de afstand, des te meer tijd is er nodig om deze woon-werkverplaatsing af te leggen, met één uitzondering: in de klasse van 2,1 tot 3 km zien we een daling van de gemiddelde duur in vergelijking met de voorgaande klasse. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 48/183

TABEL 38 GEMIDDELDE WOON-WERKVERPLAATSINGSTIJD VOLGENS HOOFDVERVOERSWIJZE (OP BASIS VAN VERPLAATSINGSGEGEVENS) HFDVM N Obs N Mean Std Dev Minimum Maximum ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ (pre)metro 37 37 43.7611242 22.1954920 20.0000000 75. andere 92 92 33.6941713 60.8030096 5.0000000 750. autobestuurder 7527 7475 26.1194173 25.8961541 1.0000000 810. autopassagier 737 732 24.0944138 17.4494919 1.0000000 155. brom/snorfietser 179 179 16.1093632 8.2295874 1.0000000 55. bus 276 273 45.7996852 21.2383341 7.0000000 120. fietser 1243 1242 15.3012056 9.6770682 1.0000000 180. motorrijder 132 132 17.3617042 9.0380885 5.0000000 50.0000000 onbepaald 372 315 25.8308856 18.1081355 2.0000000 105. te voet 480 473 11.2050036 10.0226810 1.0000000 93. tram 25 25 46.5412085 20.2058660 29.0000000 75. trein 1392 1392 50.8933637 15.8803624 11.0000000 270. ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Deze tabel geeft voor elk hoofdvervoermiddel dat gebruikt wordt in woon-werkverplaatsingen aan wat de gemiddelde duur is van een woon-werkverplaatsing met dit hoofdvervoermiddel. De auto benadert het best het algemeen gemiddelde van 27,4 minuten. Het openbaar vervoer scoort hoger dan dit gemiddelde en de andere vervoermiddelen steeds lager. De langste gemiddelde duur vinden we terug bij de trein. Uiteraard omdat de trein vooral gebruikt wordt voor de langere (woon-werk-) afstanden. Dit geeft aan dat deze vergelijking niet helemaal fair is want de afgelegde afstanden verschillen ook vaak. Hou er ook rekening mee dat de tijd betrekking heeft op de ganse verplaatsing van deur tot deur, niet alleen op de tijd die men doorbrengt in of op het hoofdvervoermiddel hetgeen van belang is voor het openbaar vervoer (voor-en natransport); (zie hiervoor: Zwerts&Nuyts, 2002b, p. 53-54). OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 49/183

TABEL 39 GEMIDDELDE WOON-WERKVERPLAATSINGSTIJD VOLGENS STATUUT (OP BASIS VAN VERPLAATSINGSGEGEVENS) STAT12 N Obs N Mean Std Dev ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ scholier, student 220 220 21.7399070 17.4970243 werkzaam in het eigen huishouden 16 16 19.5849534 12.9110940 werkloos 28 28 31.5550001 49.7051613 gepensioneerd 75 75 19.3124683 13.2516916 arbeidsongeschikt 4 4 39.4873641 10.9088820 arbeider 2457 2419 22.5449356 18.5952465 bediende 5944 5908 28.7231682 26.1228612 kader 2439 2424 31.6097166 20.7104416 vrij beroep 245 240 23.6092627 18.9900534 zelfstandige 792 768 22.1010744 34.9924118 andere, NIET beroepsactief 6 6 9.2242872 17.0201749 andere, WEL beroepsactief 90 90 33.5263564 23.3862880 ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Het statuut van de respondent hangt samen met de vervoermiddelenkeuze, ook in het woonwerkverkeer (zie Tabel 26). Ook met de duur van een woon-werkverplaatsing is er een verband. Een arbeider is gemiddeld 22,5 minuten onderweg van thuis naar het werk, een bediende 28,7 minuten en een kaderlid 31,6 minuten. Of hoe ook hier weer de sociale opdeling van de arbeidsmarkt is terug te vinden. OVG VLAAMS-BRABANT (december 2000-december 2001): DEEL 3A:ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 50/183