Tabel 72. Verdeling van personen die al dan niet carpoolen (beroepsactieven en studerenden)

Transcriptie

1 7 Carpooling Tabel 72. Verdeling van personen die al dan niet carpoolen (beroepsactieven en studerenden) CARPOOL Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = Tabel 72 geeft de resultaten weer op de vraag of de respondenten aan carpooling 12 doen. Het merendeel van de Vlamingen (85,7%, code 0001) doet niet aan carpooling. Als er gecarpoold wordt dan is het meestal met een of meerdere personen van hetzelfde bedrijf of dezelfde school ( 7,1%, code 0100) of met andere gezinsleden (5,7%, code 1000). De andere carpoolmogelijkheden komen maar zelden voor. Tabel 73. Gemiddeld aantal carpoolers in de wagen N Mean Std Dev Minimum Maximum ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Het gemiddeld aantal carpoolers in een wagen, inclusief de chauffeur, bedraagt iets minder dan 3 personen. Het gebeurt dus vaker dat carpoolers echte groepjes maken, dan dat eenvoudigweg twee mensen afspreken om samen te gaan. De volgende drie tabellen geven de frequentie van het carpoolen weer. Tabel 74 doet dat per week, Tabel 75 per maand en Tabel 76 per jaar. Tabel 74 heeft betrekking op de gegevens van degenen die aanduiden dat zij dagelijks of 1 of meerder keren per week carpoolen. Tabel 75 heeft betrekking op degenen die aanduiden dat zij 1 tot enkele keren per maand carpoolen en Tabel 76 heeft betrekking op degenen die aanduiden dat zij 1 tot enkele keren per jaar carpoolen. Deze drie tabellen zijn onafhankelijk van elkaar en daarom herrekenen we in Tabel 77 alles naar een volledig jaar. Bemerk dat het hier gaat over het aantal keer carpoolen per week (maand, jaar) en niet het aantal dagen per week. Het is niet onlogisch (integendeel) om 2 keer per dag, en in zeldzame situaties zelfs 4 keer per dag, te carpoolen. 12 Carpooling werd in de vragenlijst gedefinieerd als een systeem waarbij samen met anderen in dezelfde wagen naar het werk of de school wordt gereden. Klassiek voorbeeld is wanneer onder familie, vrienden of collega's samen naar het(zelfde) werk gereden wordt.. In deze context doet een vader die, op weg naar zijn werk zijn dochter aan school afzet, net als de dochter, ook aan carpooling. Ouders die hun eigen kind(eren) en die van anderen (zeker indien de ouders van deze anderen ook hun kinderen met de auto naar school zouden gebracht hebben) naar school brengen (en terug huiswaarts keren) carpoolen niet, maar men zou eventueel kunnen stellen dat de kinderen wel carpoolen. Het begrip 'carpoolen' wordt op die manier wel erg ingewikkeld. Verdere analyse zou moeten aangeven hoe de respondenten dit begrip concrete invulling hebben gegeven. OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 79

2 Tabel 74. Verdeling van personen (carpoolers) volgens de frequentie van carpoolen (aantal keer per week) ACARWEEK Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = Tabel 75. Verdeling van personen (carpoolers) volgens de frequentie van carpoolen (aantal keer per maand) ACARMND Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST

3 Tabel 76. Verdeling van personen (carpoolers) volgens de frequentie van carpoolen (aantal keer per jaar) Aantal keren/jaar carpooling ACARJAAR Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = Ongeveer de helft carpoolt gemiddeld 5 keer per week (vergelijk 272 uit Tabel 74 met de optelsom van de totalen van de tabellen 74, 75 en 76 n.l de helft van 548 = 274) Men kan zich hier de vraag stellen in hoeverre de respondenten hier, bij het beantwoorden van de vraag "hoeveel keer er per week gecarpoold wordt", niet voor elke dag dat er heen en weer gecarpoold wordt dit als 1 x hebben beschouwd en daarom "5" i.p.v. "10" hebben ingevuld. Verdere analyse moet uitmaken in hoeverre dit al dan niet het geval is. OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 81

4 Tabel 77. Verdeling van personen volgens frequentie van carpoolen (aantal keer per jaar); samenvatting tabellen 72, 74, 75 en 76 (beroepsactieven en studerenden) ACARFREQ Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = In Tabel 77 herrekenen we de gegevens van de drie vorige tabellen tot 1 tabel om de carpoolfrequentie per jaar na te gaan. Uiteraard vinden we in deze tabel dezelfde informatie terug als in de drie vorige tabellen. De opmerking van de vorige voetnoot geldt ook hier. 82 OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST

5 Tabel 78. Deelname aan carpoolen bij respondenten die als autobestuurder naar werk/school gaan (beroepsactieven en studerenden) CARPOOL Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ Frequency Missing = Deelname aan het carpoolen kunnen we uitsplitsen naar twee groepen, de autobestuurders en de autopassagiers. Tabel 78 bevat enkel die respondenten die autobestuurder als hoofdvervoermiddel naar het werk/de school hebben aangeduid. 6,9% van deze groep carpoolt met een collega of een medestudent naar het werk of de school, 4,0% van de autobestuurders carpoolt in gezinsverband. OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 83

6 Tabel 79. Verdeling van personen die al dan niet carpoolen volgens hoofdvervoerswijze werk/school (beroepsactieven en studerenden) HVMWERK(Hoofdvervoermiddel naar werk/school) CARPJN Frequency Percent Row Pct Col Pct ja nee Total autobestuurder autopassagier trein tram/premetro bedrijfs- of sch oolvervoer lijnbus brom/snorfiets motor fiets te voet Total Frequency Missing = OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST

7 Wanneer we voor alle mogelijke hoofdvervoerswijzen nagaan of de respondent al dan niet aan carpoolen doet, is duidelijk dat de meeste carpoolers te vinden zijn bij de autopassagiers en de autobestuurders, wat uiteraard logisch is. Dat er naast autobestuurders en autopassagiers nog andere hoofdvervoermiddelen te vinden zijn in de tabel heeft te maken met de vraagstelling. Variabele HVMWERK is het hoofdvervoermiddel dat meestal gebruikt wordt om naar het werk of de school te gaan. Iemand die 4 dagen per week met de trein gaat werken en 1 dag carpoolt met een collega, duidt voor HVMWERK trein aan, maar kan evengoed aanduiden dat hij ook carpoolt. Tabel 80. Logistische regressie van wekelijkse carpoolers tegenover alle andere arbeidende respondenten N= 2265 Intercept Intercept and Criterion Only Covariates Chi-Square for Covariates AIC SC LOG L with 3 DF (p=0.0001) Parameter Standard Wald Pr > Standardized Odds Variable DF Estimate Error Chi-Square Chi-Square Estimate Ratio INTERCPT LFT TOTINK7M WAG0_ Zie voor deze regressietabel: bijlage 10.2 met de lijst van de betekenis van de variabelennamen in regressies. We hebben een logistische regressie gemaakt voor de arbeidende respondenten waarbij degenen die één of meer dan één keer per week carpoolen, vergeleken worden met degenen die weinig of niet carpoolen. De gebruikte variabelen waren geslacht, rijbewijsbezit, leeftijd, statuut, vaste uren regeling, deeltijds werken, afstand dichtstbijzijnde bushalte thuis en op het werk, afstand treinhalte thuis en op het werk, parkeermogelijkheden op het werk, persoonlijk en gezinsnetto-inkomen, statuut van het gezinshoofd. Daarnaast is er één variabele die iets meer rekenwerk vraagt, waarmee we willen meten of een persoon waarschijnlijk wel of waarschijnlijk geen wagen ter beschikking heeft. Indien de persoon geen rijbewijs heeft, nemen we automatisch aan dat hij geen wagen ter beschikking heeft. Indien hij/zij wel een rijbewijs heeft, dan tellen we het aantal wagens van het gezin, en delen dit door het aantal gezinsleden vanaf 6 jaar (correcter zou zijn geweest vanaf 18 jaar in bezit van een rijbewijs maar om practische redenen werd dit niet op deze wijze uitgevoerd). Indien de breuk 0 is, is de interpretatie evident: niemand van het gezin beschikt over een wagen. Indien de breuk 1 is of groter dan 1, wil dit zeggen dat ieder gezinslid (dat een rijbewijs heeft gehaald) over een wagen kan beschikken. Indien de variabele tussen 0 en 1 ligt, dan is de interpretatie niet eenduidig. Het kan betekenen dat de persoon altijd de wagen heeft, en iemand anders van het gezin nooit, of dat de persoon nooit de wagen heeft, of dat hij afhankelijk van de omstandigheden over een wagen beschikt. Het statistisch pakket selecteert als referentiesituatie een persoon jonger dan 55 jaar en een maandelijks netto gezinsinkomen groter dan BEF. Wat de beschikking over een auto betreft komt de referentiepersoon uit een gezin met gemiddeld meer dan één auto per twee gezinsleden. Voor alle andere variabelen (geslacht, rijbewijsbezit,.) selecteert het programma geen referentiesituatie, want deze variabelen zijn statistisch niet significant. Van het deel van de werkende bevolking dat zich in de referentiesituatie bevindt, carpoolt 12% wekelijks of vaker. Personen ouder dan 55 jaar carpoolen minder (4%). OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST 85

8 Gezinnen met een netto-inkomen tussen en BEF per maand carpoolen minder. Gezinnen waarbij er minder dan één wagen per twee gezinsleden is, carpoolen meer. 8 De verplaatsingen Voor een correcte interpretatie van de resultaten die in het verplaatsingendeel worden voorgesteld, is het aangewezen in de bijlage van deel 1 (9.4, enquêteformulieren) de toelichting te lezen i.v.m. het begrip 'verplaatsing' als zodanig en i.v.m. het invullen van de verplaatsingsgegevens. 8.1 Algemeen Na controle en vergelijking van verschillende datasets (OVG94-95, Hasselt/Genk, Antwerpen, Gent en OVG ) hebben we vastgesteld dat er tussen de twee invuldagen significante verschillen waren (voor meer details verwijzen we naar de methodologische analyse, deel 1 van deze rapportage (Zwerts & Nuyts 2002a)). Daarom hebben we ervoor geopteerd om enkel en alleen de eerste invuldag mee op te nemen in de analyse van de verplaatsingen. Tabel 81. Verdeling van personen volgens het al dan niet maken van een verplaatsing VERPD1 Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ ja neen Elke dag is er een vijfde van de Vlamingen die die dag geen verplaatsingen maken. Bijna de helft geeft als reden op dat ze er geen behoefte aan hadden, 19% wegens ziekte, 8% omdat ze thuis werken of studeren en nog eens 10% omdat ze thuis verplichtingen hadden. Voor de verdere redenen: zie Tabel 12 in deel 3B. Tabel 82. Totaal aantal verplaatsingen (gemiddeld per dag) (populatieniveau) EEN Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ We schatten dat er per dag door de Vlamingen gemiddeld genomen 15 miljoen verplaatsingen worden gemaakt. Dit aantal bekomen we door het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag (zie Tabel 84) te vermenigvuldigen met , d.i. het aantal Vlamingen vanaf 6 jaar op 1/1/ OVG VLAANDEREN 2 (januari 2000-januari 2001): DEEL 3A: ANALYSE PERSONENVRAGENLIJST