UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Vergelijkbare documenten
Commissie van Beroep VO

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

Commissie van beroep vo

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. [Verweerder] het College van Bestuur van [Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING ADVIES. de bestuurscommissie van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING UITSPRAAK

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Commissie van Beroep BVE

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J.A. de Bruijn

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

SAMENVATTING ADVIES. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

Bij een disciplinaire overplaatsing moet de werkgever motiveren waarom de feiten die eraan ten grondslag liggen, plichtsverzuim opleveren

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G. Ham

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van B, gevestigd te Z, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan; VO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. P.T.M.

Commissie van Beroep PO

Transcriptie:

107669 - De terugplaatsing in de oude LB-functie komt neer op de onthouden van promotie. Terugplaatsing mocht omdat de werkneemster niet voldeed aan de functievereisten docent LD. in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. J.W. Wijers en het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A. Keijser 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 11 april 2017, ingekomen op 12 april 2017 en aangevuld op 5 mei en 23 juni 2017, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 3 maart 2017 om zijn besluit van 7 juni 2016 te handhaven, inhoudende dat A per 1 augustus 2016 in haar oude functie van docent LB wordt teruggeplaatst. De werkgever heeft op 16 juni 2017 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 3 juli 2017 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer D, rector van het E, daartoe bijgestaan door mevrouw mr. S. Kruithof, kantoorgenoot van de gemachtigde. Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN A, geboren op 16 april 1959, is sinds augustus 2007 als docent klassieke talen werkzaam op het E, vallende onder C. A is sinds 1 augustus 2010 werkzaam in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,8640 fte. Op de arbeidsverhouding was tot 1 juli 2016 van toepassing de cao vo 2014-2015 en is vanaf 1 juli 2016 van toepassing de cao vo 2016-2017. A is benoemd als docent LB. Vanaf 1 augustus 2014 is A op basis van artikel 5.2 cao vo, het zogenoemde entreerecht, benoemd in een LD-functie. De toelichting op artikel 5.2 cao vo 2014-2015 alsook artikel 5.2 lid 2 cao vo 2016-2017 bepaalt dat een leraar die op basis van het entreerecht in een LD-functie is benoemd, in zijn oude functie kan worden teruggeplaatst indien hij uiterlijk op 1 augustus 2016 niet voldoet aan de 107669/ uitspraak d.d. 1 september 2017 pagina 1 van 5

functievereisten van de functiebeschrijving die de werkgever op grond van artikel 12.4 cao vo heeft vastgesteld. De bij de werkgever geldende functievereisten zijn neergelegd in het beleidsdocument Sollicitatieprocedure LC/LD op C B. Voor een benoeming in een LD-functie in het kader van het entreerecht is op het E een andere procedure voorgeschreven, die inhoudt dat er een adviescommissie wordt ingesteld die de door de kandidaten uiterlijk 13 mei 2016 in te leveren portfolio s beoordeelt. Deze commissie geeft vervolgens voor 20 mei 2016 advies aan de rector over het al dan niet (definitief) benoemen van de kandidaten in schaal LD, waarna de rector de kandidaat uiterlijk 31 mei 2016 bericht over de uitslag van de procedure. Op 12 mei 2016 heeft A haar portfolio toegezonden aan de adviescommissie en aan de rector van de school. De adviescommissie, bestaande uit twee conrectoren en twee personeelsleden, voorgedragen door de personeelsgeleding van de deelmedezeggenschapsraad, heeft op 19 mei 2016 de rector over de benoeming van A het volgende geadviseerd: De commissie adviseert de rector A unaniem niet als LD docent te handhaven. De rector heeft dit advies overgenomen en zijn besluit op 27 mei 2016 mondeling aan A meegedeeld. Bij brief van 7 juni 2016 heeft de werkgever A bevestigd dat zij met ingang van 1 augustus 2016 zal worden teruggeplaatst in haar oude functie van docent LB, omdat zij niet voldoet aan de functievereisten van de docent LD zoals door de werkgever in de functiebeschrijving vastgesteld. Tegen deze beslissing heeft A op 15 juli 2016 beroep bij de Commissie ingesteld. De Commissie heeft op 23 december 2016 uitspraak gedaan (dossier 107363) en het beroep van Agegrond verklaard. Bij brief van 3 maart 2017 heeft de werkgever A medegedeeld dat hij zijn besluit van 7 juni 2016, tegen welk besluit het eerdere beroep was gericht, in stand laat. Dit betekent dat A met ingang van 1 augustus 2016 is teruggeplaatst in haar oude functie van docent LB, omdat haar werkzaamheden niet voldoen aan de functiebeschrijving van de docent LD zoals door de werkgever vastgesteld. Tegen de beslissing van 3 maart 2017 is het beroep gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A stelt dat het besluit van 3 maart 2017 een nadere motivering is van het eerdere besluit van de werkgever van 7 juni 2016 om haar terug te plaatsen in haar oude functie. Daarmee is sprake van een besluit tot het onthouden van promotie, waartegen beroep bij de Commissie openstaat. De werkgever had A op basis van de eerdere uitspraak niet mogen terugplaatsen in haar oude functie. Hooguit had de werkgever het standpunt kunnen innemen dat A een verdere ontwikkeling had moeten doormaken en dit middels functionerings- en beoordelingsgesprekken moeten monitoren. De werkgever heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij A eerder heeft aangesproken op het niet of niet volledig voldoen aan de gestelde functie-eisen. Uit de portfolio kan niet worden afgeleid dat A niet in staat zou zijn om te coördineren. Nu wordt A afgerekend op basis van een nadere invulling van het criterium coördineren, maar dit was haar niet eerder kenbaar gemaakt. Dat zij te weinig commitment en draagvlak zou hebben, is haar ook niet eerder meegedeeld. A meende met haar activiteiten en 107669/ uitspraak d.d. 1 september 2017 pagina 2 van 5

portfolio op de goede weg te zijn en kreeg desgevraagd van haar leidinggevende geen feedback op dit punt. Evenmin is er twijfel of kritiek geuit op haar functioneren. Wegens mediation binnen de sectie is het niet mogelijk geweest een coördinerende taak binnen de werkgroep te vervullen. Ook is nooit gesteld of geëist dat er een beleidsplan geschreven moest worden, noch zijn er concrete doelen geformuleerd. A heeft wel actief geparticipeerd in de werkgroep studievaardigheden, een plan geïnitieerd, contacten gelegd met andere gymnasia en met een universiteit, een conferentie bezocht en literatuur verzameld over studievaardigheden. De werkgever heeft daarom niet in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen om haar terug te plaatsen in haar oude functie, aldus A. De werkgever voert daartegen aan dat de eerdere uitspraak van de Commissie niet tot gevolg heeft dat het besluit van 7 juni 2016 nietig of vernietigd was. De uitspraak liet juist inhoudelijk alle ruimte om een nieuw besluit te nemen, hetgeen de werkgever op 3 maart 2017 heeft gedaan. Bij de heroverweging heeft de werkgever zich opnieuw een oordeel gevormd op basis van de functie-eisen van de docent LD, het portfolio en de standpunten van de adviescommissie en daarbij ook de overwegingen van de Commissie betrokken. Na heroverweging was de werkgever nog steeds van oordeel dat A niet voldoet aan de functieeisen en dat er onvoldoende redenen zijn om af te zien van terugplaatsing in de oude functie. Het is niet een vereiste dat A gedurende een lange periode een coördinerende functie succesvol heeft vervuld, maar wel dat zij in staat is om dit te doen. Het door A overgelegde portfolio toont op geen enkele wijze aan dat zij in staat is een coördinerende functie te vervullen. Informatie verzamelen, literatuuronderzoek verrichten, in een werkgroep participeren, een enquête opstellen en verspreiden en een teamvergadering voorbereiden vallen niet onder coördinerende werkzaamheden. De werkgever heeft A er wel degelijk in functioneringsgesprekken en ook in andere gesprekken op gewezen dat zij zichtbaarder moest zijn en een meer profilerende/coördinerende rol moest vervullen. A kan zich niet verschuilen achter de omstandigheden in de sectie. Twee collega s uit de sectie van Azijn immers wel in staat geweest om aan te tonen dat zij aan de functie-eisen van een docent LD voldoen. De werkgever is derhalve op goede gronden en op een zorgvuldige wijze tot het besluit gekomen om A terug te plaatsen in haar oude functie. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid De Commissie heeft eerder geoordeeld dat een beslissing tot terugplaatsing in de oude functie is aan te merken als een beslissing tot het onthouden van promotie. Tegen een dergelijke beslissing staat volgens artikel 20 lid 1 onder c cao vo beroep open bij de Commissie. Aangezien het beroep binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Het onthouden van promotie 107669/ uitspraak d.d. 1 september 2017 pagina 3 van 5

De docent die benoemd is op basis van het entreerecht en uiterlijk op 1 augustus 2016 niet voldoet aan de functievereisten van de functiebeschrijving die de werkgever op grond van artikel 12.4 cao vo heeft vastgesteld, kan op grond van het bepaalde in artikel 5.2 lid 2 cao vo teruggeplaatst worden in de oude functie. Het besluit om de werknemer al dan niet terug te plaatsen in de oude functie behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de werkgever. Vast staat dat de werkgever, naar aanleiding van de gegrondverklaring door de Commissie van het eerder door A ingestelde beroep tegen het besluit van 7 juni 2016, op 3 maart 2017 een nieuw besluit heeft genomen, inhoudende dat het eerdere besluit tot terugplaatsing in de oude functie per 1 augustus 2016 wordt gehandhaafd. De Commissie zal beoordelen of de werkgever A op basis van de in de beslissing van 3 maart 2017 gegeven motivering in redelijkheid heeft kunnen terugplaatsen in de functie van docent LB. Volgens de bij de werkgever geldende procedure dienen de betrokken leraren in een portfolio te laten zien op welke manier ze aan de invulling van de LD-benoeming voldoen. In een bijlage staat onder meer dat de docenten in staat dienen te zijn een coördinerende functie te vervullen binnen de school of de groep; te denken valt aan een coördinerende rol in de vakgroep of leerlingenbegeleiding of als bruggenbouwer te fungeren naar andere locaties, hogescholen en/of universiteiten binnen de regio; de desbetreffende docent werkt daarin vakoverstijgend. In het op 12 mei 2016 door A ingediende portfolio beschrijft zij haar coördinerende werkzaamheden binnen de school en geeft zij aan wat haar rol is binnen de werkgroep studievaardigheden. A geeft in het portfolio aan in kaart te willen brengen welke studievaardigheden voor leerlingen nodig zijn om de aansluiting met de vervolgopleiding in het wetenschappelijk onderwijs goed te laten verlopen. De Commissie is gebleken dat A contact heeft gelegd met docenten van andere scholen en dat zij een enquête heeft uitgezet. Desgevraagd heeft A ter zitting expliciet erkend dat zij nog in de verkennende fase zat voor wat betreft de coördinerende werkzaamheden voor studievaardigheden en dat zij daar, ten tijde van de zitting, nog geen uitvoering aan had gegeven. Dat A niet wist wat de werkgever van haar verwachtte is, in tegenstelling tot hetgeen de Commissie in haar eerdere uitspraak heeft overwogen, niet aannemelijk geworden. De werkgever heeft op de zitting nader gemotiveerd dat er vóór 1 augustus 2016 meerdere malen met A is besproken wat van haar als LD-docent werd verwacht. A heeft dit onvoldoende betwist. Naar het oordeel van de Commissie heeft de werkgever op redelijke gronden tot de conclusie kunnen komen dat A in haar portfolio noch op een later moment heeft aangetoond dat zij voldeed aan de functie-eisen, zoals omschreven in de functiebeschrijving van de docent LD. Anders dan in de beslissing van 7 juni 2016 heeft de rector in de thans bestreden beslissing van 3 maart 2017 in afdoende mate gemotiveerd dat A er binnen het daartoe gestelde tijdsbestek 107669/ uitspraak d.d. 1 september 2017 pagina 4 van 5

niet dan wel in onvoldoende mate blijk van heeft gegeven coördinerende werkzaamheden van het vereiste niveau te kunnen verrichten. Wat betreft de spanningen in de sectie Klassieke Talen, heeft de werkgever er thans onweersproken op gewezen dat twee andere docenten uit de sectie van A ondanks de gespannen situatie wel hebben kunnen aantonen aan de functievereisten voor de LD-functie te voldoen. De spanningen binnen de sectie hebben er derhalve niet toe geleid dat het voor A niet mogelijk was haar coördinerende werkzaamheden op het gebied van studievaardigheden te laten zien. Dit alles leidt tot het oordeel dat de werkgever A in redelijkheid per 1 augustus 2016 heeft kunnen terugplaatsen in haar oude functie. Aldus zal de Commissie het beroep ongegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Vastgesteld te Utrecht op 1 september 2017 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, mr. D. Vergunst en mr. E. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris 107669/ uitspraak d.d. 1 september 2017 pagina 5 van 5