Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4. Observeren en stimuleren van taalontwikkeling ROC 4

Vergelijkbare documenten
Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - Pabo 1. Observeren en stimuleren van taalontwikkeling Pabo 1

Voorlezen en vertellen - ROC 4. Voorlezen en vertellen ROC 4

Voorlezen en vertellen - Pabo 1. Voorlezen en vertellen Pabo 1

Anderstaligen en meertaligheid - ROC 4. Anderstaligen en meertaligheid ROC 4

Anderstaligen en meertaligheid - ROC 3. Anderstaligen en meertaligheid ROC 3

Beginnende geletterdheid - ROC 4. Beginnende geletterdheid ROC 4

CHECKLIST LEIDSTERVAARDIGHEDEN DE TAALLIJN

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Criteria. Ervaren op school

Criteria. De beroepencarrousel

Herinrichting Schoolplein mavo 3

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

TRAINING interactievaardigheden BSO

Criteria. Doel. Leerlingen leren kiezen en nemen steeds meer de regie in handen, hetgeen het eigenaarschap en de motivatie bij leerlingen vergroot.

Module 9 Kennis delen en coachen

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Begin je (les)activiteit met een korte observatie aan de hand van onderstaande vragen:

Wie de schoen past. Kaleidoscoop op het ROC ASA, voor studenten opleiding onderwijsassistent en SPW

project: Kunst en cultuur

Observaties uitvoeren

OPDRACHTEN BIJ THEMA 7 PROFESSIONELE GESPREKKEN

Inhoud Trainersmap Verdieping

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

Document vertellen en presenteren voor de groepen 1, 2, 3 en 4. Doelen van vertellen en presenteren in groep 1 en 2:

Tips voor Taal Hoe stimuleer je de taalontwikkeling van je kind?

De Voorleesvogel voor ouders en peuters. Workshop voor leid(st)ers

Wie ben jij? HANDLEIDING

Praten leer je niet vanzelf

Bijlage 8.7: Voorbeeldopdrachten bij de uitgangspunten van HGW

Cursus. Onderwijs VVE 2 activerende leeromgeving

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * website * voorlezen

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

Training. Begeleiden

Dingen in de kring Van nonverbaal naar verbaal en weer terug

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

SW-B-K1-W3 (C) Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Workshop Vertellen. Workshop Vertellen

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

beeldende vakken CPE GL en TL tekenen, handenarbeid, textiele werkvormen, audiovisuele vormgeving

Les 1. Wensen & Grenzen. Praten over seks... Hoe en hoezo?

Interpersoonlijk competent

Verwerkingsopdrachten Sociaal-Cultureel Werk; saw 4 ISBN Thema 5 Van plan van aanpak naar activiteiten

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Voorlezen en vertellen - ROC 3. Voorlezen en vertellen ROC 3

LeerWerkPlan VLO fase 2, Zwolle

Beoordeling power-point groep 5

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

Sessie 2: Hoe werk je aan de eindtermen Nederlands, ook in andere vakken?

Project: Werken aan taalontwikkeling: Het Vertelspel

Begeleide interne stage

Uitleg boekverslag en boekbespreking

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

cursus: Taalontwikkeling en taalstimulering

Cursus. Autistisch spectrum

Reflectiegesprekken met kinderen

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Je voert een gesprek met een zorgvrager waarin jij hem adviseert over aanpassingen in zijn leefwijze.

Rol van de leerkracht

Dingen in de kring Van nonverbaal naar verbaal en weer terug

Het niet nakomen van afspraken van jezelf bespreken

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

ZEG HET MAAR HET PRATEN VAN UW KIND

Cursus. Taalverwerving en meertaligheid, herkennen laaggeletterdheid ouders

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

Magnetische en beschrijfbare dobbelsteen: de taalontwikkeling (1)

Presenteren. Oriëntatie

1.0 Uitleg themataken en legenda

Training. Coachend begeleiden

In gesprek met ouders. Spel en ontwikkeling! (module 1 en 2) (module 3 en 4) Doel Verkrijgen van inzicht in het belang van spel en

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Training. Interactieve vaardigheden

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Cultuureducatie met Kwaliteit

Vrije Universiteit Amsterdam Faculteit der Letteren Afdeling Nederlands Tweede Taal De Boelelaan HV Amsterdam

Sterker naar het mbo. Docentenhandleiding. Januari 2018 Spirit4you.

Wat goed dat je geïnteresseerd bent in de stage '' Leer ze 'n Lesje "voor jouw MaS bij Amnesty International!

Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter. Analyse doelen Jonge kind

lezen de kinderen samen met u wat er in de brief staat en schrijven gezamenlijk een brief terug. Groep 1 Groep 2

Zorgboekje. Kindgegevens

3. Handleiding bij de peuter-estafette

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Planmatig werken in groep 1&2 Werken met groepsplannen. Lunteren, maart 2011 Yvonne Leenders & Mariët Förrer

Bekijk het maar! met Suus & Luuk

OPDRACH TE N B I J TH E M A 4

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht

Instructie supervisie training MZO 2 (2017)

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

Online profileren THEMA 1. Verwachting van de stage. Uitvoering Terugkoppeling. Oriëntatie

Mijn doelen voor dit jaar

Transcriptie:

Observeren en stimuleren van taalontwikkeling ROC 4 47

48 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

1. Leren kijken naar taal Waar gaat het over? Rinus loopt stage op kinderdagverblijf De tovertuin, in een verticale groep kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Hij werkt er met veel plezier. Tijdens het spelen komt Max van anderhalf jaar naar hem toe en laat hem zijn beertje zien. Terwijl hij het beertje omhoog houdt naar Rinus, zegt hij: Beetje, beetje. Rinus lacht naar Max en zegt dat hij een mooie, lieve beer heeft. Even later verschoont Rinus de kleine Josiene. Josiene is net zo oud als Max. Onder het verschonen praat Rinus tegen Josiene en ze reageert met wat gebrabbel en wat klanken. Rinus vraagt zich af hoe dat nu mogelijk is. Want Josiene is net zo oud als Max, maar van haar heeft hij tot nu toe alleen wat gebrabbel gehoord. Of toch iets meer? Rinus besluit dit te gaan bespreken in zijn begeleidingsgesprek van komende middag. Voor deze activiteit ga je tijdens je stage de taalontwikkeling van twee kinderen observeren: je probeert erachter te komen in welke fase van de taalontwikkeling deze kinderen zijn. Veronderstelde voorkennis Observeren is een ingewikkelde vaardigheid waarbij je zowel voorkennis nodig hebt op het gebied van observeren als op het gebied van taalontwikkeling. Het is een activiteit die je bij meerdere onderwerpen oefent en gebruikt. Je bent globaal op de hoogte van de stadia in de moedertaalverwerving; die voorkennis gebruik je bij het observeren. Doelstelling Je kunt taalontwikkeling van kinderen van 0-7 jaar observeren en beschrijven. Je bent je ervan bewust dat taal bij ieder kind zich in een ander tempo kan ontwikkelen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Je gaat een onderzoekje doen naar de taal van kinderen op je stage. Lees de inleidende tekst over Rinus nog een keer. Waar gaat het precies over? Wat is het algemene probleem? Schrijf dit op. Uitvoeren Kies de observatie-opdracht (A of B) die bij jouw stage past. Observeer tijdens je stage de taal van twee individuele kinderen en richt je daarbij op het algemene probleem dat je hebt vastgesteld tijdens het oriënteren. Je kunt ook opnames maken tijdens de observatie (video, audio), dat maakt het uitschrijven gemakkelijker en je hebt de contextinformatie bij de hand. (vraag dan vooraf wel om toestemming). 49

Observatie-opdracht A: Voor stage in kinderdagverblijf of peuterspeelzaal Neem kinderen uit je groep die al enigszins kunnen spreken en die ongeveer even oud zijn (twee jaar, eventueel twee jaar en enkele maanden). Luister steeds goed naar wat de kinderen precies zeggen. Probeer minstens vijf aparte uitingen van elk kind letterlijk op te schrijven. Schrijf erbij in welke situatie het kind het zegt, zodat je later nog weet wat ermee bedoeld kan zijn. Bekijk daarna de opgeschreven uitingen en ga na in welke fase van taalontwikkeling je de kinderen kunt plaatsen. Welke argumenten heb je om ze in een bepaalde fase te plaatsen? Zit het kind volgens jou aan het begin of aan het eind van de fase? Welke verschillen zie je in de taal van de kinderen? Zijn dat verschillen op het gebied van zinnen (het ene kind maakt langere zinnen dat het andere kind) of op het gebied van woordenschat (het ene kind gebruikt meer verschillende woorden dan het andere)? Observatie-opdracht B: Voor stage in peuterklas of groep 1/2 Neem kinderen uit je groep die ongeveer even oud zijn (je kunt het beste kinderen kiezen die ouder zijn dan 3.5 jaar). Observeer deze kinderen tijdens een spelsituatie. Schrijf zoveel mogelijk uitingen van elk kind zo veel mogelijk uit en kies dan van elk kind vijf lange uitingen (zinnen). Bekijk daarna de taal van de kinderen en ga na in welke fase van taalontwikkeling je de kinderen kunt plaatsen. Welke argumenten heb je om ze in een bepaalde fase te plaatsen? Zit het kind volgens jou aan het begin of aan het eind van de fase? Hoe lang zijn de zinnen? Zie je opvallende verschillen tussen de kinderen? Wat kun je verder zeggen over de zinnen, zijn het eenvoudige, korte zinnen of zie je ook ingewikkelde, lange zinnen? Gebruiken ze ook voegwoorden (zoals omdat, want, nadat)? Wat kun je zeggen over de woorden die de kinderen gebruiken (veel verschillende woorden, zelfbedachte woorden, hoe vormen ze de woorden?) Evaluatie Vergelijk je observaties met die van een medestudent. Laat de zinnen die je opgeschreven hebt aan je medestudent zien en vraag hem of haar in welke fase hij/zij de kinderen zou plaatsen. Neem samen jullie conclusies door. Zijn jullie tot dezelfde conclusies gekomen? Doe dan hetzelfde met de observaties van je medestudent. Verwerk in jullie conclusies ook wat je nu kun zeggen over leeftijd en tempo van taalontwikkeling. Maak een verslag van de observaties en jullie conclusies. Het verslag bestaat uit twee delen: De zinnen van de geobserveerde kinderen, voorzien van je analyse. Reflectie op de oriëntatiefase en op de vergelijkingen van de uitkomsten met een medestudent. Portfolio Je aantekeningen van het observeren op je stage Het volledige verslag van deze opdracht. Bronnen Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Z&K 50

Basisonderwijs' Moerkerke (ISBN 90 238 4290 1@titel volledig en verwijzing naar paginanrs@ Meer informatie over dit onderwerp Verrips, M en R. Dekkers (2002). Kindertaal in beeld. Bussum: Coutinho. (p.22-25) Stoep, J. en W. van Elsäcker (2005). Peuters Interactief met taal. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. (p.26-31) Elssäcker, W. van, A. van der Beek, J. Hillen en S. Peters (2006). De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands. (p.24-27). www.kindentaal.nl 51

52 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

Voor de docent Inhoud Door een klein onderzoekje te doen op hun eigen stage plek bouwen zij ervaring op met het observeren van kinderen. Bovendien leren zij de praktijk aan de theorie te verbinden door wat zij geobserveerd hebben te analyseren. Door een reflectie in het verslag op te nemen zal de student nadenken over de conclusies en verbeteringen waardoor zij een volgende observatie beter met nieuwe inzichten zullen aan pakken. Werkwijze Suggestie voor deze bijeenkomst: Bespreek samen met de studenten het algemene probleem uit het stukje over Rinus. Ga na of de studenten het begrepen hebben en of zij weten hoe ze de observatie op hun stage moeten aanpakken. Bespreek samen met hen de belangrijkste punten, en stel eventueel samen een observatie lijstje op. Geef vervolgens wat informatie over de verschillende stadia in taalontwikkeling. Probeer de theorie met de praktijk te verbinden door de verschillende stadia in de taalontwikkeling op het bord te schrijven en de studenten te vragen voorbeelden (uit hun observaties) eronder te schrijven. (terugkoppeling naar activiteit 1). Rijk wat informatie aan over het maken van een verslag. Vertel duidelijk welke punten er in een dergelijk verslag horen en waarop het beoordeeld wordt. Bespreek eventueel samen de punten die horen bij een reflectie formulier. (wat zijn belangrijke punten volgens de studenten en waarom?) Bronnen en materialen Eventueel een voorbeeld verslag. Een reflectie formulier. Opdrachten voor de student Het observeren van taalontwikkeling bij de uitgekozen kinderen op stage. Een verslag van de observatie inclusief reflectie. 53

54 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

Alternatieve activiteit Verschillen in taalontwikkeling observeren en beschrijven Waar gaat het over? Tijdens je stages is je vast wel eens opgevallen dat kinderen van dezelfde leeftijd niet altijd even ver zijn met hun taalontwikkeling. Het ene kind kan alleen nog maar een paar woorden zeggen, terwijl een ander kind al kleine zinnetjes kan maken. Als leidster is het van belang deze verschillen in taalontwikkeling te herkennen zodat je op het juiste begripsniveau feedback kunt geven om de taalontwikkeling te stimuleren. In deze opdracht leer je de verschillen in taalontwikkeling van jonge kinderen te herkennen en te benoemen in taaltermen. Veronderstelde voorkennis Je hebt kennis van en ervaring met observeren en stimuleren van taalontwikkeling van jonge kinderen opgedaan door activiteiten in de eerste fase. Je beschikt over een neerslag daarvan in je portfolio. Doelstelling Je kunt door middel van observatie verschillen in taalontwikkeling bij meerdere kinderen van 0 tot 7 jaar benoemen in taaltermen (bijvoorbeeld op het niveau zinsbouw, woordbouw). Hoe ga je te werk? Oriënteren Voer deze praktijkopdracht alleen of in tweetallen uit. Lees in je portfolio nog eens over de stadia in kindertaalverwerving. Deze kennis gebruik je straks bij het observeren om meer over verschillen in taalontwikkeling aan de weet te komen. Kies in overleg met je mentor drie kinderen die je gaat observeren: een kind van vier, een kind van vijf en een kind van zes jaar. Je gaat deze kinderen observeren in ongeveer dezelfde omstandigheden, bijvoorbeeld tijdens dagritmeactiviteiten (eten en drinken, opruimen), bij spelmomenten (fantasiespel, constructiespel, buiten spelen) of in specifiek voor taalstimulering bedoelde situaties (voorlezen, gesprekken in de kring). Bepaal vooraf in wat voor situatie jij de drie kinderen zult gaan observeren. Uitvoeren Je kunt het observeren samen met een medestudent doen, zodat jullie je aantekeningen kunnen vergelijken. Schrijf zoveel mogelijk uitingen van elk kind uit (maak eventueel opnames) en kies dan van elk kind vijf (lange) uitingen. Vergelijk daarna de taaluitingen van de drie kinderen op de volgende punten: Hoe lang zijn de zinnen van de verschillende kinderen? Zie je opvallende verschillen? 55

Wat kun je zeggen over de zinnen zelf? Zijn het eenvoudige, korte zinnen of zie je ook ingewikkelde, lange zinnen? Wat zijn de verschillen tussen de kinderen op dit punt? Gebruiken de kinderen ook voegwoorden, zoals omdat, want, nadat? Zie je opvallende verschillen met betrekking tot de leeftijd? Zie je ook andere verschillen in zinsbouw? Zo ja, welke? Gebruiken de kinderen (veel) verschillende woorden? Wat kun je zeggen over het leeftijdsverschil? Zijn de woorden bij oudere kinderen ook moeilijker? Kun je er voorbeelden van geven? Gebruiken ze ook zelfbedachte woorden? (Zo ja, welke?) Zie je op dit punt ook verschillen tussen jonge en oudere kinderen? Kun je ook iets zeggen over de manier waarop de kinderen de werkwoorden gebruiken? Hoe verbuigen ze de werkwoorden? Zijn er verschillen tussen de kinderen? Je observaties worden betrouwbaarder wanneer je de kinderen in meer dan een situatie observeert, of wanneer je meer kinderen van een bepaalde leeftijd observeert. Hulpmiddel voor je observatie: kind/leeftijd taalkenmerken verschillen 1.... 2.... 3.... Evaluatie Bespreek jouw uitwerking met een medestudent. Constateren jullie dezelfde verschillen? Wat voor conclusies trekken jullie hier uit voor je werk in de praktijk? Schrijf ook eventuele (leer)vragen op en probeer daar in de komende periode een antwoord op te krijgen. Portfolio Beschrijvingen en uitwerkingen van de observaties. Verslag van de bespreking met je medestudent. Bronnen Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Z&K. 56

Voor de docent Inhoud Door deze praktijk opdracht leren de studenten door middel van observatie verschillen in taalontwikkeling bij kinderen te benoemen in taaltermen. Observatie technieken, het maken van een verslag en reflectie worden getraind. Werkwijze De taalontwikkeling van kinderen verloopt in stadia. Het boek van Gillis & Schaerlaekens (Kindertaalverwerving. Een handboek voor het Nederlands. Martinus Nijhoff: Groningen, 2000) biedt de noodzakelijke achtergrondinformatie. Op basis van de schema's die de studenten hebben gemaakt, kan de theorie besproken worden. (Vul bijvoorbeeld gezamenlijk het volgende schema in). Taalfasen kenmerken Leeftijd 1. brabbelen klanken uitproberen enzovoort (klanken ontdekken) 2. prelinguale fase losse woorden (betekenis ontdekken) 3. communicatieve fase...enzovoort 4. differentiatie fase 5. voltooiingfase Bespreek het maken van het verslag en geef aan waarop dit beoordeeld zal worden. Bronnen en materialen Achtergrondinformatie Lijstje beoordelingspunten Eventueel voorbeeld van een dergelijk verslag Opdrachten voor de student Observeren van 3 kinderen van verschillende leeftijden op stage. Uit deze observaties conclusies trekken en een verslag schrijven. 57

58 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

2. Taalontwikkeling en taalstimulering Waar gaat het over? Tijdens je stage heb je gelet op het taalgedrag van een paar kinderen: je hebt ze geobserveerd en je hebt beschreven hoe deze kinderen praten. Je hebt ook vastgesteld in welke fase van hun taalontwikkeling deze kinderen zich ongeveer bevinden. Op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en in groep 1/2 van de basisschool zijn gedurende de dag heel veel momenten waarop kinderen geholpen worden bij die taalontwikkeling, waarbij hun taalontwikkeling wordt gestimuleerd. Eigenlijk zijn er voortdurend momenten waarop leidsters al handelend en pratend met kinderen de taalontwikkeling van kinderen stimuleren. Bij deze activiteit observeer je op je stageplek als voorbereiding op een presentatie op de opleiding of voor een verslag aan de leidster als voorbereiding op een gesprek, op welke manieren de leidsters proberen de taalontwikkeling van kinderen te stimuleren. Veronderstelde voorkennis Je weet in grote lijnen hoe de taalontwikkeling van 0-4 jaar verloopt en je kunt die kennis gebruiken om taalgedrag van kinderen te observeren, zodat je verschillen in taalontwikkeling kunt opmerken en beschrijven. Doelstelling Je kunt in grote lijnen observeren en beschrijven hoe een leidster taal van jonge kinderen stimuleert. Hoe ga je te werk? Oriënteren Lees pagina 22 tot 25 van Verrips, M. en R. Dekkers (2002). Kindertaal in beeld. Bussum: Coutinho. Schrijf vragen op die je hebt na het lezen van deze tekst. Ga eerst voor jezelf eens na op wat voor manieren je de taalontwikkeling van kinderen kunt stimuleren. Hoe hoor je bijvoorbeeld ouders met hun kinderen praten? Wat lijkt je dan wel goed te werken en wat juist niet? (Denk aan vragen die ze stellen, de manier waarop ze formuleren (moeilijk zinnen, makkelijke zinnen, volledige zinnen), de momenten waarop ze met kinderen praten, over welke onderwerpen ze praten). Uitvoeren Observeer en beschrijf op welke manier de leidster(s) op jouw stageplek taalontwikkeling van kinderen stimuleren. Maak weer van te voren een lijstje met punten waar je op wil letten. Hoe praten ze met de kinderen? Praten ze met alle kinderen op dezelfde manier, of passen ze hun taalgebruik aan? Zo ja, hoe doen ze dat? Op wat voor momenten praten ze met de kinderen? Wat voor reacties van kinderen zie je? Gebruikt ze er ook voorwerpen bij? Maak eventueel opnames 59

(video, audio), maar vraag dan wel toestemming of je die in het college mag laten zien of horen. Voer een gesprek met een leidster waarin jullie ingaan op de manier waarop zij de taalontwikkeling van kinderen probeert te stimuleren. Vraag haar bijvoorbeeld te vertellen over de manier waarop zij dit probeert te doen en op welke manier ze haar kennis over stadia in taalverwerving daarbij gebruikt. Vergelijk dit vervolgens met jouw observaties. Leg die aan haar voor en bespreek ze samen. Evaluatie Maak aantekeningen van je observaties en van het gesprek, zodanig dat je op de opleiding of tijdens een nagesprek met de leidster op je stageplek verslag uit kunt brengen. Portfolio Aantekeningen en observaties die je tijdens je stage gemaakt hebt. Verslag van je observaties en gesprek met je begeleidster. Bronnen Verrips, M. (2000). De taal van je kind. De verrassende rijkdom van kindertaal. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Z&K. TV DITS / NPS (2001) Videoband Oetsiekoetsie (www.idtv-dits.nl) 60

Voor de docent Inhoud Net als bij activiteit 1 gaat het bij deze activiteit om het openen van subjectieve concepten bij studenten over taalstimulering. Vervolgens worden die gerelateerd aan theoretische inzichten hieromtrent, wat tot het stellen van (nieuwe) leervragen leidt. Werkwijze Twee suggesties voor deze activiteit: Vraag studenten hun observaties tijdens een bijeenkomst op de opleiding te presenteren en verbind hier informatie/theorie aan over taalstimulering Vraag studenten verslag te doen van het nagesprek met de leidster op hun stageplek (wat vond ze van jouw observaties?) en verbind hier informatie/theorie aan over taalverwerving. Laat de studenten net zoals bij de eerdere activiteiten weer een observatie formulier maken voordat zij op hun stage plek aan de slag gaan. Zodat zij van te voren nadenken waar ze op willen letten tijdens de observatie. Geef hen de gelegenheid vragen te stellen over het gemaakte lijstje. Geef wat informatie over de opbouw en de beoordeling van een dergelijk verslag en laat eventueel een voorbeeld zien. Maak een lijstje met punten waar op gelet moet worden tijdens de presentatie of bij het nakijken van het verslag. Stimuleer eventueel het maken van video opnames zodat de studenten deze kunnen laten zien. Het is gemakkelijker de theorie aan beelden te linken. Bronnen en materialen Voorbeeld verslag Lijstje met beoordeling punten Opdrachten voor de student Observeren van de manier waarop begeleiders op hun stage plek taalontwikkeling van kinderen stimuleren. Een gesprek voeren met een begeleider over het stimuleren van taalontwikkeling en de gemaakte observaties. Een verslag/presentatie maken over hun bevindingen. 61

62 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

3. Taal zien ontwikkelen in gesprekken en verhalen vertellen Waar gaat het over? Een kind ontwikkelt taal spelenderwijs in een omgeving waarin veel ruimte is om te spelen en praten. In het begin lijkt dat praten (brabbelen) nog niet op taal. Maar omdat vader, moeder, broertjes, zusjes meespelen en praten met het kind begint het brabbelen steeds meer te lijken op taal. Als een kind van vier jaar op school komt, heeft het al spelenderwijs klanken, woorden en zinnen ontwikkeld en leren gebruiken (we noemen dat de taalproductie van het kind). Een kind leert de taal vooral te ontwikkelen als er in de omgeving veel wordt aangeboden op het gebied van spel en taal (we noemen dat het taalaanbod). Taal en spel alleen aanbieden is niet genoeg, je moet ook met het kind meespelen en in taal reageren op het spel, je moet met andere woorden feedback geven. Taalproductie, taalaanbod en feedback zijn noodzakelijke voorwaarden om taal te ontwikkelen, we noemen ze ook wel de 'taalgroeimiddelen'. Veronderstelde voorkennis Je kunt kinderen observeren in verschillende situaties. Je kunt die observaties gebruiken om te bepalen en te beschrijven hoe taal zich ontwikkelt bij jonge kinderen. Je hebt gezien hoe leidsters taal van jonge kinderen stimuleren en je kunt dit bepalen van welke middelen ze gebruikt maakt (taalproductie, taalaanbod, feedback). Doelstelling Je weet hoe je de taalontwikkeling van kleuters kunt stimuleren tijdens gesprekken met kinderen en tijdens het vertellen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Kies twee situaties die specifiek gericht zijn op taalstimulering: een moment waarop de lerares/leraar met kinderen in de (kleine) kring zit en met hen een gesprek voert, en een moment waarop zij aan een groepje kinderen een verhaal vertelt. In beide situaties ga je kijken naar de manier waarop de lerares/leraar probeert de taalontwikkeling van de kinderen te stimuleren: op welke manier komen (ruimte voor) taalproductie, taalaanbod en feedback aan bod? Uitvoeren Voer je observaties voor de twee situaties uit. Maak eventueel opnames (vraag dan vooraf wel om toestemming). Schrijf voorbeelden op van de manier waarop zij probeert de taalontwikkeling van de kinderen probeert te stimuleren. Gebruikt de leerkracht of leidster tijdens het taalaanbod ook concrete voorwerpen of afbeeldingen van voorwerpen tijdens het stimuleren? Orden die voorbeelden onder taalproductie, taalaanbod en feedback. Kijk ook of je bij die voorbeelden kunt ontdekken of de taalstimulering gericht is op klank-, zins, of woordniveau. 63

Evaluatie Vergelijk de twee geobserveerde situaties met elkaar. Zie je verschillen in de manier van taalstimulering? Leg je observaties en bevindingen voor aan de leraar/leidster en bespreek samen wat de precieze kenmerken zijn van het taalaanbod. Vul je eerdere beschrijving aan. Portfolio Geordende aantekeningen en voorbeelden van de taalstimulering van de leerkracht. Aantekeningen van de evaluatie met de leraar/leidster. Bronnen Teleac (http://www.teleac.nl/pagina.jsp?n=1318616) http://www.teleblik.nl/ Fikkert, P, Aarsen, J, Verrips, M, (2001), Oetsie koetsie: ouders stellen vragen over kindertaal en meertalig opvoeden. Kosmos, Lifetime. 64

Voor de docent Inhoud In ROC 3 is er aandacht geweest voor de taalgroeimiddelen. In ROC 4 is het de bedoeling dat deze begrippen verdiept en verbreed worden. In deze activiteit staat met name het aanbod van de leerkracht centraal. wat de studenten moeten leren zien is het verschil in aanbod en het verschil in de mogelijkheden die het aanbod biedt voor de leerlingen. Werkwijze Niet alle studenten zullen direct begrijpen wat er precies onder taalgroeimiddelen verstaan moet worden. Het is handig terug te verwijzen naar eerdere activiteiten in ROC 3. Als die nog niet aan de orde zijn geweest, kunnen de betreffende activiteiten (zie overzicht) hier ingepast worden. Concrete voorwerpen en goede afbeeldingen van voorwerpen zijn van groot belang tijdens het stimuleren van taal. Geef ook voorbeelden van taalgroeimiddelen en laat de studenten hier zelf ook over nadenken, bijvoorbeeld in de vorm van een rollenspel, zodat zij het begrip taalgroeimiddel beter leren begrijpen. Bronnen en materialen Voorbeelden van het bevorderen van de taalgroeimiddelen Opdrachten voor de student Voorbereidingen op de observaties. Twee observaties specifiek gericht op taalstimulering Bespreken van de observaties en bevindingen 65

66 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

4. Taal stimuleren Waar gaat het over? Je hebt inmiddels heel wat kennis opgedaan over taalontwikkeling van kinderen en over taalstimulering en je hebt ook kennisgemaakt met programma s die gebruikt worden voor peuters en kleuters. Nu ga je daarmee experimenteren, je gaat proberen zelf je kennis in praktijk te brengen. Veronderstelde voorkennis Je weet dat taalaanbod, (ruimte voor) taalproductie en feedback belangrijke middelen zijn bij het stimuleren van de taalontwikkeling. Je hebt in ROC 3 een programma bekeken op activiteiten waarmee je taalontwikkeling van kinderen zou kunnen stimuleren. Je hebt van andere programma s analyses van medestudenten besproken. Je weet dus al iets van taalstimuleringsmogelijkheden met Piramide, Kaleidoscoop en Startblokken. Ook heb je al wat ervaringskennis opgedaan als het gaat om het zelf in praktijk brengen van taalstimuleringsactiviteiten. Je hebt bijvoorbeeld met kinderen gesprekken in de kleine kring gevoerd. Doelstelling Je kunt met behulp van activiteiten uit een van de programma s Kaleidoscoop, Piramide of Startblokken werken aan taalstimulering van kinderen. Hoe ga je te werk? Oriënteren Kies het programma dat op jouw stageplaats gebruikt wordt. (Wordt er niet een van deze drie programma s gebruikt, kies er dan zelf eentje). Kies een activiteit waarmee je taal van kinderen zou kunnen stimuleren. Ga na of de activiteit die je gekozen hebt voldoende talig is: kunnen de aspecten taalaanbod, taalproductie en feedback hiermee goed aan bod komen? Bereid je activiteit voor. (Denk ook aan uitdagende materialen/voorwerpen die je hierbij zou kunnen gebruiken. Vraag of de leidster/leraar van de groep of een medestudent wil kijken hoe het gaat. Vertel dan vooraf waarop je graag wilt dat hij/zij gaat letten. Uitvoeren Kies een geschikt groepje kinderen uit en voer je activiteit uit. Maak eventueel opnames. Maak aantekeningen en probeer te pijlen hoe de kinderen reageren op jou activiteit. Was de moeilijkheidsgraat goed? Reageerden de kinderen zoals jij had verwacht? Evaluatie Bespreek de activiteit na met degene die geobserveerd heeft op de punten die je vooraf hebt aangegeven. Bespreek ook op welke manier de aspecten taalaanbod, taalproductie en feedback aan bod zijn gekomen. 67

Bewaar de aantekeningen van je voorbereiding in je portfolio. Verwerk in een schriftelijke reflectie het nagesprek dat je hebt gevoerd. Schrijf daarbij ook op wat je conclusies zijn na dit eerste experiment. Wat voor consequenties leid je hier uit af voor volgende taalstimuleringsactiviteiten? Portfolio Gekozen activiteit Aantekeningen van de activiteit. Schriftelijke reflectie en conclusies. Bronnen Fikkert, P, Aarsen, J, Verrips, M, (2001), Oetsie koetsie: ouders stellen vragen over kindertaal en meertalig opvoeden. Kosmos, Lifetime. www.ikenko.nl 68

Voor de docent Inhoud Leerkracht is een belangrijke schakel voor de taalontwikkeling van kinderen. Voornaamste is dat de leerkracht overtuigd raakt van het feit dat kinderen veel taal leren door als leerkracht met de kinderen mee te spelen en door tijdens het spel het handelen steeds te benoemen. Tijdens het meespelen is het gemakkelijk goede feedback te geven waardoor de kinderen hun taal verder ontwikkelen op een steeds hoger niveau. Werkwijze Bespreek samen met de studenten hoe zij deze activiteit het beste aan kunnen pakken en voor kunnen bereiden zodat er voldoende diepgang en kwaliteit gewaarborgd wordt. Vertel wat het inhoud om een activiteit taliger te maken en geef hier eventueel voorbeelden van. Geef ook informatie over het schrijven van een reflectie verslag. Geef duidelijk aan welke punten hierin naar voren komen. Kijk de verslagen na om er zeker van te zijn dat iedereen het begrepen heeft. Bronnen en materialen Eventueel voorbeeldverslag. Opdrachten voor de student Het voorbereiden en uitvoeren van een activiteit (uit één van de programma s) met een geschikt groepje kinderen. Een schriftelijk verslag over deze observatie en het nagesprek. 69

70 Observeren en stimuleren van taalontwikkeling - ROC 4

5. Als stimuleren niet genoeg is Waar gaat het over? Fiene werkt, sinds een half jaar, ook bij de peuterspeelzaal De Regenboog. Het is Fiene opgevallen dat het taalniveau van de kinderen nogal verschilt, zelfs als kinderen dezelfde leeftijd hebben. Joost van vier bijvoorbeeld, praat nog steeds in twee-woord-zinnen, terwijl Micha van vier zich al heel goed verstaanbaar kan maken. Fiene gaat in gesprek met de leidsters om na te gaan wat ze zou kunnen doen om de taalontwikkeling bij Joost en Micha te stimuleren. Bij deze activiteit ga je de taalontwikkeling van kinderen observeren en je beschrijft hoe je de taalontwikkeling bij deze kinderen verder kunt stimuleren. Veronderstelde voorkennis Kennis over en inzicht in de taalontwikkeling bij kinderen. Kennis over mogelijkheden van taalstimulering (taalgroeimiddelen). Doelstelling Je signaleert kinderen waarbij de (taal)ontwikkeling, ondanks goede stimulering, niet vlot verloopt en kinderen die juist heel taalontwikkeld zijn. Je bedenkt hoe je de taalontwikkeling van deze kinderen verder kunt stimuleren. Hoe ga je te werk? Oriënteren Bekijk de fasen in taalontwikkeling van kinderen. Let op de kenmerken per fase. Observeer de kinderen in de groep op je stageplek. Kun je aangeven welk kind in welke fase zit? Bij welk kind is de taalontwikkeling ver ontwikkeld (goed te begrijpen, behoorlijke zinnen)? Dit kind noemen we even Kind 1 Bij welk kind is de taal ontwikkeling nog niet zo ver? (een tot twee woordzinnen). Dit kind noemen we even Kind 2. Neem deze twee kinderen als uitgangspunt voor de uitvoering. Uitvoeren Schrijf in de tabel kort de taalontwikkeling van de twee kinderen. Beschrijf vervolgens hoe je de taalontwikkeling van deze kinderen kunt stimuleren. Maak hierbij gebruik van de kennis die je hebt opgedaan in eerdere activiteiten. 71

Kind 1: Beschrijving taalniveau: Kind 2: Beschrijving taalniveau: Beschrijving taalstimulering: Beschrijving taalstimulering: Evaluatie Bespreek je lijst (de ingevulde tabel) met de leidsters van je groep. Stel hen de volgende vragen: Wisten zij dat de taalontwikkeling van deze kinderen op dit niveau was? Zijn ze het er mee eens? Vaag wat ze vinden van de taalstimuleringsactiviteiten die je zou willen toepassen. Zijn er activieteiten bij die je leidsters al hebben uitgevoerd? Zo ja, wat was daarvan het resultaat? Vraag wat de leidsters zouden doen als de taalontwikkeling van kind 1, ondanks dat het gestimuleerd is, achter blijft Maak hier een verslag van waarin je het gemaakte lijstje en het gesprek met de leidsters opneemt. Trek hieruit een aantal conclusies. Portfolio Verslag met ingevulde tabel en aantekeningen van het gesprek met de leidsters. 72

Bronnen Aben, San (2000). Kinderopvang WZ 314. Arnhem, Uitgeverij Angerenstein. 73

Voor de docent Inhoud Studenten worden getraind in het observeren van verschillende niveaus in taalontwikkeling bij kinderen en kunnen hieruit conclusies trekken. Werkwijze Geef wat achtergrond informatie bij deze opdracht. Hierbij kan gebruikt worden: Met betrekking tot taalontwikkeling: De fasen op p.291 uit Kinderopvang WZ 314 of andere fasen (eigen werk) Met betrekking tot taalstimulering: taalaanbod, taalproductie en feedback of anders de elementen op p. 292 uit Kinderopvang WZ 314 Bespreek met de studenten waar ze allemaal op zouden kunnen letten tijdens hun observatie. Geef aan hoe het verslag er grofweg uit moet komen te zien. Kijk elk verslag na en geef feedback. Bronnen en materialen p.291-292 uit Kinderopvang WZ 314. Opdrachten voor de student Observeren en selecteren van kinderen met een relatief slechte en een relatief goede taalontwikkeling. Lijst maken waarop het taalniveau en een manier om taal te stimuleren van elk kind geschreven staat. Nabespreking met de leidsters van de groep. Verslag van deze opdracht inclusief zelf getrokken conclusies. 74