Functiebeschrijving van directeur binnen scholengemeenschap St.-Vincentius Hoofddoelstelling van de functie: (Decreet Basisonderwijs) In opdracht van de Raad van Bestuur, binnen het kader van het pedagogisch project plannen, organiseren, coördineren en bijsturen van de activiteiten om de beoogde werking van de school te coördineren en de beoogde doelstellingen te realiseren. 1 Plaats in de organisatie VZW SCHOLENGEMEENSCHAP SINT-VINCENTIUS Directie BaO / Directie BubaO Directie-coördinatie CODI (BaO) kleuteronderwijzer (BaO) mentor (BaO + BuO) BLOA (ASV - BuO) kleuteronderwijzer (ASV - BuO) kinderverzorger (BuO) ZOCO+ (BaO) leerkracht lager (BaO) preventieadviseur (BaO + BuO) BLIO (ASV - BuO) leerkracht lager (ASV - BuO) kinesitherapeut (BuO) ZOCO (BaO) ambulante leerkracht (BaO) ICT (BaO + BuO) GON-begeleider (BuO) ambulante leerkracht (ASV - BuO) logopedist (BuO) GOK-leerkracht (BaO) LO-leerkracht (kleuter) administratief medewerker (BaO + BuO) LO-leerkracht (ASV - BuO) MSPO (BuO) taakleerkracht (BaO) LO-leerkracht (BaO) MVD (BaO + BuO) goedgekeurd RvB 20130128 functiebeschrijving directeur scholengemeenschap St.-Vincentius 2013
Algemeen kader Uitgangspunt voor de functiebeschrijving van onze scholengemeenschap/school is de decretale opdracht (27 maart 1991, Hfdst IIplichten en onverenigbaarheden) waarin elk personeelslid zich engageert om het belang - van het onderwijs - van de school/de scholen - de leerlingen - en de participanten verbonden aan deze school/scholen waarin hij/zij tewerkgesteld is te behartigen. Het personeelslid doet dit binnen scholengemeenschap Sint-Vincentius, Menen die behoort tot het katholiek onderwijs waarvan hij/zij - de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs in Vlaanderen (1994) - het opvoedingsconcept voor het katholiek onderwijs in Vlaanderen (2000) - het schooleigen opvoedingsproject onderschrijft, het persoonlijk probeert te beleven en ervan getuigt. (-> opdrachtsverklaring bijvoegen of opnemen in SWP) Het personeelslid werkt binnen een team van collega s. Binnen dit team draagt elk personeelslid actief bij tot - het nastreven van een gemeenschappelijke visie - persoonlijke professionalisering en professionalisering van het team - coördinatie en permanent overleg met betrekking tot de school. Het personeelslid engageert zich om - de afgesproken taken correct en loyaal uit te voeren - deel te nemen aan vormingsinitiatieven - een actieve inbreng te hebben op informatie-, overleg- en werkvergaderingen met collega s - zich te houden aan de wettelijke bepalingen overeenkomstig zijn statuut. Het personeelslid zal in geregeld teamoverleg en via functioneringsgesprekken feedback krijgen over zijn werk.
1 HOOFDSTUK I TAKEN 1.1 Identiteit-opvoedingsproject 1.1.1 De directeur geeft mee gestalte aan de realisatie van het Christelijk opvoedingsproject in samenwerking met alle onderwijsparticipanten. 1.1.2 De directeur overhandigt en bespreekt de Opdrachtsverklaring van het Katholiek onderwijs en het eigen opvoedingsproject. 1.1.3 De directeur stelt in overleg met het raad van bestuur van de scholengemeenschap, het schoolteam en de ouderraad, een ontwerp van schoolreglement op en legt dat voor aan de schoolraad. 1.1.4 De directeur ziet toe op de concretisering van het eigen opvoedingsproject in de dagelijkse schoolpraktijk en hij kadert activiteiten en vernieuwingsinitiatieven binnen het schooleigen opvoedingsproject. 1.1.5 In functie van de toekenning van het mandaat godsdienst door de onderwijsinspectie volgt de directeur de organisatorische aspecten conform de regelgeving en het Christelijk opvoedingsproject. 1.1.6 De directeur houdt contact met de lokale kerkgemeenschap. 1.2 Het pedagogisch beleid 1.2.1 Curricula 1.2.1.1 De directeur zorgt ervoor dat alle leerkrachten over de gepaste leerplannen, ontwikkelingsplan kleuterschool,od/et en de passende leerlijnen gekoppeld aan de ontwikkelingsdoelen (BuO) beschikken en dat die leerplannen / leerlijnen en ontwikkelingsdoelen (BuO) de draad vormen van het pedagogisch handelen in de klaspraktijk.
1.2.1.2 De directeur neemt initiatieven om de implementatie van leerplannen / leerlijnen gebaseerd op de ontwikkelingsdoelen met de nadruk op verticale en horizontale samenhang, op een gestructureerde manier mogelijk te maken. Dat kan ondermeer door op geregelde tijdstippen pedagogische onderwerpen te voorzien tijdens de personeelsvergaderingen en/of teammomenten. 1.2.1.3 De directeur bepaalt samen met het team aan welke pedagogische vernieuwing of initiatieven gedurende een bepaalde periode prioriteit zal worden gegeven. 1.2.1.4 Op basis van die prioriteiten ontwikkelt de directeur in samenspraak met het team het nascholingsplan.(zie SWP) 1.2.2 Leerlingen en evaluatie 1.2.2.1 De directeur stelt de leerlingengroepen samen a.d.h.v. de klassenraden in overleg en in samenspraak met het CLB en zorgt ervoor dat de onderwijstijd optimaal wordt georganiseerd rekening houdend met de zorgvraag en de prioriteiten van de leerling. 1.2.2.2 De directeur volgt mee de kwaliteit op van het aangeboden onderwijs en ontwikkelt mee initiatieven ter bevordering ervan. 1.2.2.3 De directeur ziet erop toe dat een transparant en haalbaar evaluatiesysteem op maat van de leerling wordt gehanteerd. (zie SWP) 1.2.2.4 De directeur zorgt ervoor dat in de school het aanbod op maat van de leerling wordt versterkt door middel van handelingsgericht werken, dat op een gestructureerde manier wordt georganiseerd binnen de school (zie SWP : dossierstudie, beeldvorming, zorgtrap, individueel handelingsplan, groepswerkplan, individueel werkplan, klassenraden, CLB-cel, overlegmomenten, )
1.2.3 Externe( pedagogische) ondersteuning 1.2.3.1 De diocesane pedagogische begeleidingsdienst, de inspectie rooms-katholieke godsdienst De directeur kent en erkent de bovenstaande instanties. Hij stelt hen alle nodige gegevens ter beschikking en maakt gepast gebruik van de begeleidingsmogelijkheden. De directeur zorgt voor goede werkcontacten. 1.2.3.2 De onderwijsinspectie De directeur stelt alle nodige gegevens ter beschikking van de onderwijsinspectie. Vooral tijdens de schooldoorlichting zal de directie op een positieve manier met de onderwijsinspectie samenwerken. 1.2.3.3 Het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) De directeur en het CLB-team bespreken jaarlijks de bijzondere bepalingen. Deze worden schriftelijk vastgelegd. De directeur ziet erop toe dat deze afspraken worden opgevolgd. De directeur bereidt in overleg het beleidscontract voor en zal uitvoering geven aan dat afgesloten contract. 1.2.3.4 Katholiek Onderwijs Vlaanderen De directeur kan een beroep doen op de dienstverlening (zowel pedagogisch als administratief-juridisch) van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de pedagogische begeleidingsdienst West-Vlaanderen. Op zijn beurt adviseert de directeur via de diocesane en/of interdiocesane directiecommissies en Katholiek Onderwijs Vlaanderen. De directeur komt de financiële verbintenis na met het Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
1.2.3.5 Samenwerking gewoon en buitengewoon onderwijs De directeur zorgt voor een degelijk verwijsbeleid. Hij organiseert overleg met de collega s over de kinderen die overstappen (ook tussen de verschillende scholen). Hij onderzoekt bepaalde vormen van samenwerking. 1.2.3.6 Andere samenwerkingsovereenkomsten De directeur bereidt mogelijks andere samenwerkingsovereenkomsten voor en voert de genomen beslissingen uit. 1.2.4 Schoolwerkplan 1.2.4.1 De directeur stelt in overleg met het team het schoolwerkplan op. 1.2.4.2 Hij staat in voor de uitvoering van het schoolwerkplan conform de decretale bepalingen. 1.3 Het personeelsbeleid 1.3.1 De directeur in relatie tot de raad van bestuur van de scholengemeenschap 1.3.1.1 De directeur overlegt de eigen functiebeschrijving met de raad van bestuur van de scholengemeenschap dat decretaal als evaluator voor de directeur optreedt. 1.3.1.2 De directeur bespreekt de bijzondere volmachten met de raad van bestuur van de scholengemeenschap.
1.3.2 De directeur in relatie tot het gesubsidieerd personeel 1.3.2.1 De directeur werft, samen met de codi, in samenspraak met de raad van bestuur van de scholengemeenschap personeelsleden aan. 1.3.2.2. De directeur zorgt voor een onthaalbeleid voor nieuwe personeelsleden. 1.3.2.3 De directeur staat mee in voor de aanvangsbegeleiding van nieuwe personeelsleden. 1.3.2.4 De directeur voert functioneringsgesprekken met de personeelsleden en informeert de raad van bestuur van de scholengemeenschap hierover via de contactpersonen. 1.3.2.5 De directeur is als eerste evaluator verantwoordelijk voor de evaluatie van de verschillende gesubsidieerde personeelsleden. Hij voert daarom op afgesproken momenten evaluatiegesprekken en informeert de raad van bestuur hierover via de contactpersonen. 1.3.2.6 Doorheen de volledige loopbaan van de gesubsidieerde personeelsleden draagt de directeur in nauwe samenwerking met de raad van bestuur,de verantwoordelijkheid voor het werken aan een gedegen loopbaanbegeleiding. 1.3.2.7 De directeur volgt de personeelsleden verder op onder andere door het houden van klasbezoeken. 1.3.2.8 De directeur, ondersteund door de codi, is verantwoordelijk voor het voeren van een correcte personeelsadministratie. Dat bevat onder meer Het opmaken van de arbeidsovereenkomst Controleren of het bekwaamheidsbewijs van de kandidaat toegang geeft tot de te begeven betrekking. Informeren en adviseren van de raad van bestuur van de scholengemeenschap over de verdere, tijdelijke aanstelling vooral in functie van de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur via de codi.
Uitvoering geven aan de reglementaire en administratieve verplichtingen gekoppeld aan de terbeschikkingstelling en reaffectatie. Dat gebeurt zowel op niveau van de school, de raad van bestuur als de scholengemeenschap. De directeur bereidt de werkzaamheden van de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap voor. 1.3.3 De directeur in relatie tot het niet-gesubsidieerd personeel(paritaire comités 152 en 225) 1.3.3.1 De directeur werft, samen met de codi, en raad van bestuur van de scholengemeenschap personeelsleden aan. 1.3.3.2 De directeur zorgt voor een onthaalbeleid voor nieuwe personeelsleden. 1.3.3.3 De directeur staat in voor de aanvangsbegeleiding van nieuwe personeelsleden. 1.3.3.4 De directeur bepaalt de functie-inhoud voor de verschillende niet-gesubsidieerde personeelsleden. 1.3.3.5 Doorheen de volledige loopbaan van de niet-gesubsidieerde personeelsleden draagt de directeur in nauwe samenwerking met de raad van bestuur,de verantwoordelijkheid voor het werken aan een gedegen loopbaanbegeleiding. 1.3.3.6 De directeur is verantwoordelijk voor het voeren van een correcte personeelsadministratie. Dat bevat onder meer: overhandigen van de arbeidsovereenkomst Indien relevant, overhandigen en bespreken van de Opdrachtsverklaring van het Katholiek onderwijs en het eigen opvoedingsproject. Bespreken van het arbeidsreglement. Controleren of het bekwaamheidsbewijs van de kandidaat toegang geeft tot de te begeven betrekking. Informeren en adviseren van het raad van bestuur van de scholengemeenschap over de verdere tijdelijke aanstelling.
1.3.4 De directeur in relatie tot vrijwillige medewerkers 1.3.4.1 De directeur spreekt vrijwillige medewerkers aan, bakent hun taken af en begeleidt hen daarin. 1.3.4.2 De directeur houdt met de administratieve afhandeling van de dossiers van de vrijwillige medewerkers rekening met de verplichtingen opgelegd door de wet op de vrijwilligers. 1.3.4.3 De directeur informeert de vrijwilligers betreffende de wet op de vrijwilligers en de administratieve afhandeling. 1.4 Schoolorganisatie en schooladministratie 1.4.1 De directeur stelt, samen met de codi,tijdig de nodige gegevens ter beschikking van de raad van bestuur van de scholengemeenschap in functie van een mogelijke herstructurering of programmatie van de onderwijsstructuur of het onderwijsaanbod. 1.4.2 De directeur zorgt voor administratieve verwerking van deze herstructurering en/of programmatie conform de regelgeving. 1.4.3 De directeur plant in overleg met het personeel en geeft uitvoering aan het toelatingsbeleid dat in de school gevoerd wordt. Hij overlegt hierover met de raad van bestuur. 1.4.4 Op het gebied van de personeelsadministratie draagt de directeur de uitvoerende verantwoordelijkheid voor een tijdige en correcte opvolging van de administratieve verplichtingen m.b.t. het schoolleven. Het college van directeurs informeert de RvB over: de samenstelling en de opvolging van de personeelsdossiers de kandidaturen voor te begeven betrekkingen de statutaire toestand van de personeelsleden de vacante uren/lestijden en de vacantverklaring de vaste benoeming
de terbeschikkingstelling en reaffectatie de aanvragen voor pensionering en verloven 1.4.5 De directeur controleert maandelijks de schoollistings van de weddentoelage. 1.4.6 De directeur ziet toe op de correcte verwerking van de personeelsadministratie 1.4.7 De directeur draagt de uitvoerende verantwoordelijkheid voor de tijdige en correcte verwerking van de documenten; de samenstelling en de opvolging van de leerlingendossiers en de contacten daarover met de verificatie. 1.4.8 De directeur verwerkt alle in- en uitgaande correspondentie en informeert de belanghebbenden op een correcte en snelle manier. 1.4.9 De directeur laat conform de reglementering de nodige administratieve stukken archiveren in het schoolarchief. 1.4.10 De directeur kent en geeft toepassing aan de relevante niet-onderwijs gebonden regelgeving. We verwijzen in dat verband naar de regelgeving betreffende preventie en welzijn, milieu en gezondheid, voedselveiligheid, privacy, auteursrechten, fiscale regelgeving, vrijwilligerswerk, ) 1.4.11 De directeur streeft ernaar om een effectieve en efficiënte werking te realiseren, door te zorgen voor een goed werkklimaat en de concretisering van het pedagogisch beleid daarbij rekening houdend met gedeelde verantwoordelijkheid : - Aanwending van het urenpakket (volgens de overeengekomen criteria) - Samenstelling van teams en ambtsopdrachten toewijzen - Samenstelling van de leergroepen rekening houdend met de klassenraad - Opmaak van de lessenroosters - Organisatie van de klassenraden - Planning, voorbereiding en opvolging van de klassenraad
- Specifiek Buitengewoon Onderwijs: Opvolging leerlingenvervoer o Algemene organisatie o Overleg met De Lijn en dienst leerlingenvervoer van het departement o Busafspraken voor busbegeleiders en leerlingen o Opvolging en ondersteuning busbegeleiders o Zorgen voor overleg en nascholing busbegeleiders 1.5 Financieel en materieel beleid 1.5.1 Financieel beleid 1.5.1.1 De directeur maakt na ruggenspraak met het personeel de inventaris van de behoeften, met speciale aandacht voor de leermiddelen en de middelen voor ict. 1.5.1.2 De directeur bepaalt daarin de prioriteiten en legt die voor aan het raad van bestuur van de scholengemeenschap. 1.5.1.3 De directeur stelt jaarlijks een begroting op en legt die voor aan het raad van bestuur. Na goedkeuring voert hij de begroting uit. 1.5.1.4 De directeur volgt de uitvoering van de boekhouding op. 1.5.1.5 De directeur organiseert, volgens de noodwendigheden en na overleg met personeel en ouders, activiteiten om eigen middelen te verwerven. 1.5.1.6 De directeur vraagt, conform de regelgeving en het mandaat van de raad van bestuur, offertes aan en legt die eventueel voor aan het raad van bestuur. 1.5.1.7 De directeur is verantwoordelijk voor een goede samenwerking met de externe diensten die elk hun rol spelen bij het
financieel beheer van de school: financiële instellingen, het sociaal secretariaat, de federale overheidsdienst van de directe en indirecte belastingen, de verificatiediensten, Agodi en de verzekeringsinstellingen. 1.5.2 Materieel beleid 1.5.2.1 De directeur schaft, binnen de goedgekeurde begroting en in overleg met de personeelsleden, de schooluitrusting, het didactisch materiaal en de leermiddelen aan en is verantwoordelijk voor het beheer ervan. 1.5.2.2 De directeur houdt de inventaris van de schooluitrusting, het didactisch materiaal en de leermiddelen bij. 1.5.2.3 De directeur richt in overleg met de personeelsleden de lokalen in en geeft die lokalen een bestemming. 1.5.2.4 De directeur volgt de uitvoering van het onderhoudsplan uit, en volgt regelmatig de staat van de infrastructuur op. 1.5.2.5 De directeur informeert de raad van bestuur over noodzakelijke investeringen aan het patrimonium. 1.6 Preventie en welzijn 1.6.1 De directeur bouwt de hiërarchische lijn uit. 1.6.2 De directeur richt een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk op. 1.6.3 De directeur legt in samenwerking met de preventieadviseur het globaal preventieplan en het jaaractieplan voor aan de raad van bestuur en volgt de uitvoering ervan op.
1.7 Inspraak 1.7.1 De directeur bouwt de voorziene inspraakorganen op schoolniveau verder uit en neemt er actief aan deel: schoolraad, ouderraad,+ lokaal onderhandelingscomité (LOC), 1.7.2 De directeur erkent de vakbondsafgevaardigde van de school en ondersteunt hem in zijn werk. Hij bespreekt met de vakbondsafgevaardigde het statuut van de vakbondsafvaardiging. 1.8 Samenwerking van school en ouders 1.8.1 De directeur informeert op regelmatige basis de ouders over de werking van de school. 1.8.2 De directeur organiseert op regelmatige tijdstippen individuele oudercontacten. 1.8.3 De directeur neemt initiatief om op een gestructureerde manier een ouderwerking op school op te starten. 1.8.4 De directeur bewaakt de goede werking van de gestructureerde ouderwerking op school. 1.8.5 De directeur informeert de ouders, in samenwerking met het CLB, over de doorstromingsmogelijkheden naar het secundair onderwijs in de regio.
1.9 Bijdragen tot de goede werking van de scholengemeenschap. 1.9.1 De directeur participeert actief aan het beleid en de werking van de scholengemeenschap op de diverse beleidsdomeinen. (1.1 t.e.m. 1.8). 1.9.2 De directeur neemt actief deel aan de formele inspraakorganen op het niveau van de scholengemeenschap: onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG*), reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap (RCSG)*, college van directeurs van de scholengemeenschap, *indien afgevaardigd vanuit het college van directeurs 1.9.3 De directeur stelt de nodige informatie ter beschikking van de scholengemeenschap. 1.10 Toezien op de opmaak van het lessenrooster cf. de vigerende reglementering 1.10.1 De directeur maakt jaarlijks het prestatierooster op van elk personeelslid conform de prestatieregeling. De prestatieroosters van alle personeelsleden worden op smartschool geplaatst tegen de kerstvakantie zodat een correct en transparant beleid gegarandeerd wordt.
2 HOOFDSTUK II COMPETENTIES EN ATTITUDES 2.1 Op het gebied van de identiteit De directeur gebruikt het pedagogisch project als baken in de communicatie met de onderwijsparticipanten. Hij ontwikkelt in dialoog met alle personeelsleden een gezamenlijke praktijkgerichte visie die inspirerend is voor plannen en realisaties; 2.2 Op het gebied van het pedagogisch beleid De directeur selecteert en doseert vernieuwingsimpulsen van binnen en van buiten de school vanuit het pedagogisch project en de draagkracht van het team. De directeur maakt het waarom bespreekbaar van de pedagogisch-didactische aanpak. De directeur waakt erover om een haalbare koers te varen door prioriteiten te bepalen in samenspraak met het team en de ouders De directeur waakt erover dat afspraken rond leerlingenbesprekingen en gezinsgesprekken worden opgevolgd. De directeur introduceert vernieuwingen op een strategische en planmatige wijze en volgt ze op tot in de klas. De directeur continueert wat goed loopt en stimuleert vernieuwing en verbetering waar nodig.
De directeur creëert een veilige leer-sfeer door de organisatie van leermomenten, tijd om terug te blikken, vooruit te blikken en de doelen te bevragen. (klas - speelplaats schoolrestaurant/refter - ) De directeur is kindgericht in zijn denken en handelen. Dat betekent dat activiteiten en werkwijzen zodanig uitgevoerd worden dat ze vertrekken vanuit de leefwereld van een kind en op die leefwereld gericht zijn. De directeur zorgt voor sociale en emotionele begeleiding van de leerlingen zowel via schoolafspraken of lessenreeksen of via individuele begeleiding i.s.m. ouders en CLB 2.3 Op het gebied van het personeelsbeleid De directeur bevordert de intrinsieke motivatie van de personeelsleden, door met een gemotiveerd en competent team de vooropgestelde doelen van de school na te streven en het welbevinden van het personeel te stimuleren via : o Beoordelen, opvolgen, coachen van leerlijnen, handelingsplannen, lesvoorbereidingen, agenda s, o Bij invulling van de ambten, van de taakverdeling en de samenstelling van de teams en werkgroepen, rekening houden met de bekwaamheden van de personeelsleden o Zorgen voor een goed en motiverend werkklimaat via : Voldoende informatie geven transparantie Overleg Durven beslissingen nemen Een aantal taken delegeren, voldoende vrijheid geven en vertrouwen scheppen in deze persoon om zijn taak goed te volbrengen Ondersteuning geven bij moeilijkheden Aanmoedigen en waarderen Stimuleren van teamwerk Haalbare eisen stellen
Een eerlijke en billijke taakverdeling opstellen De directeur erkent in elk personeelslid zijn/haar competenties als basis van hun engagement voor de school. De directeur is bij de opvolging en/of evaluatie van de personeelsleden eerder gericht op (loopbaan)begeleiding. De directeur stimuleert daarom een vorm van permanente professionalisering via interne (loopbaanbegeleiding) en externe (nascholing, pedagogische begeleiding, ) ondersteuning. 2.4 Op het gebied van schoolorganisatie De directeur is resultaatsgericht en geeft blijk van strategisch denken en handelen. De voorgestelde doelen worden behaald, zelfs onder moeilijke omstandigheden. De directeur heeft inzicht in de lokale noden en kan op die noden gepast inspelen : zie aanvulling BuO bij punt 1.4 2.5 Op het gebied van het financieel en materieel beleid. De directeur getuigt van een stipte en correcte houding bij het budgetteren en het besteden van de werkingsmiddelen en de eigen middelen van de school. De directeur zal op een zorgzame manier omgaan met middelen en materialen van de school.
2.6 Op het gebied van preventie en welzijn. De directeur heeft oog voor de veiligheid van de kinderen en de personeelsleden die dagelijks op de school vertoeven. De directeur zal in zijn organisatorisch beleid steeds uitgaan van een veilige schoolomgeving. 2.7 Op het gebied van inspraak De directeur vertrekt vanuit een vertrouwensvolle relatie met de personeelsleden. Daardoor zijn inspraak en medezeggenschap als vanzelfsprekend. De directeur heeft een groot inlevingsvermogen. Hij is teamgericht en sociaal vaardig. De directeur geeft veel aandacht aan groepsvorming en samenwerking vanuit groeiende inzichten in groepsdynamica. 2.8 Op het gebied van communicatie Bij aanmelding / inschrijving nieuwe leerling informeert de directeur de ouders op een duidelijke manier over de schoolvisie de klasorganisatie de schoolafspraken allerlei het busvervoer (BuO) De directeur stimuleert een open en vrijmoedige communicatie met alle betrokkenen.
De directeur kan actief luisteren en zorgt voor goede communicatiekanalen en infodoorstroming binnen en buiten de school. 3 HOOFDSTUK III WERKEN AAN PROFESSIONELE ONTWIKKELING. Taken 3.1 De directeur neemt deel aan en/of organiseert initiatieven die de professionalisering van het team tot doel hebben. De directeur staat in voor het nascholingsbeleid in overleg en samenwerking met de personeelsleden i.f.v. : - Gestelde prioriteiten - Individuele noden - Stimuleren van doornemen literatuur, bezoek andere scholen, andere diensten, - Voorwaarden scheppen zodat er informatiedoorstroming gebeurt van opgedane kennis en vaardigheden tijdens nascholing aan betrokken collega s (hospiteerbeurten, overlegmomenten, PV,.) (zie SWP ) 3.2 De beginnende directeur neemt deel aan de in-service nascholing voor de directies (PROFS) die georganiseerd wordt door het Verbond BaO/BuO in samenwerking met de diocesane pedagogische begeleidingsdienst. 3.3 De directeur neemt deel aan op schoolniveau georganiseerde loopbaanbegeleiding, waaronder de door de raad van bestuur van de scholengemeenschap georganiseerde functioneringsgesprekken.
4 HOOFDSTUK IV GEPERSONALISEERD DEEL : DIRECTEUR........................... Voor kennisname Opgemaakt in 2 exemplaren Datum: / / Naam: Handtekening Raad van Bestuur Handtekening directeur