Monitor VRBZO na 2 e Berap 2015 In de tweede Bestuurlijke rapportage 2015 rapporteren we tussentijds over een aantal onderwerpen: - de voortgang van de werkzaamheden zoals benoemd in het VRBZO jaarplan 2015; - het verwachte financiële resultaat eind 2015; - de geleverde prestaties (gemeten in prestatie-indicatoren); In dit document leest u een samengevatte weergave van bovenstaande onderwerpen. Voortgang werkzaamheden zoals benoemd in het VRBZO jaarplan 2015 We hebben in het VRBZO jaarplan 2015 negen doelstellingen benoemd. Van deze negen doelstellingen lopen er zeven volledig op schema. Twee doelstellingen zijn deels op schema. Deze krijgen hun vervolg in 2016 en worden opgenomen in het jaarplan 2016. Het betreft de twee doelstellingen; Het borgen en verbeteren van de lerende organisatie binnen VRBZO en Verbeteren van de (be)sturing van de organisatie. Het verwachte financiële resultaat Het verwachte financiële resultaat 2015 bedraagt 1.785.164,- positief. Dit is 2,6% van het begrotingstotaal van VRBZO en dit saldo komt voort uit onderbesteding van de lasten met 2,6 miljoen en 0,8 miljoen minder verwachte baten dan begroot. Er zijn enkele risico s waarbinnen deze prognose geen rekening mee is gehouden die eventueel het saldo nog kunnen doen veranderen. Dit zijn onder andere desinvesteringskosten bij het afstoten van het redvoertuig van de kazerne Eindhoven centrum en mogelijke vrijval van reserves en voorzieningen na evaluatie van deze posten. Tevens zijn er enkele structurele risico s benoemd die hun beslag zullen hebben op de financiële middelen van de Veiligheidsregio in komende jaren. Dit zijn onder andere de vorming van de Landelijke meldkamer organisatie (LMO) en de daarmee gepaard gaande afstoting van de meldkamer ambulance en meldkamer brandweer; herijking en actualisatie van de verdeelmaatstaven van het BDUR budget; invoering van de vennootschapsbelasting per 1 januari 2016 en de implementatie van het individueel keuzebudget voor medewerkers. Verdeling financieel verwacht resultaat Zoals gepresenteerd verwacht Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost een positief resultaat van 1.785.164,- te behalen in 2015. Dit resultaat kan opgedeeld worden in drie onderdelen: Een resultaat als gevolg van eenmalige oorzaken; Structurele oorzaken; Bezuinigingstaakstelling 2015 Toekomstvisie Brandweerzorg
Verdeling verwacht resultaat Als gevolg van eenmalige oorzaken wordt een resultaat van 3.084.893,- verwacht. Dit resultaat wordt onder meer veroorzaakt door de volgende zaken: 1. In afwachting van het implementatiedocument Toekomstvisie Brandweerzorg worden diverse investeringen uitgesteld. Tevens zijn een aantal aanbestedingen vertraagd door vertraging in de ambtelijke besluitvorming en beperkingen vanwege de capaciteit die bij BIZOB is ingekocht. Inmiddels is met BIZOB een uitbreiding van capaciteit overeengekomen. Een en ander brengt naar verwachting een eenmalige besparing met zich mee van 1,7 miljoen aan kapitaalslasten. 2. Er wordt voorzichtig omgesprongen met het aanspreken van budgetten aangezien de exacte implicaties van de Toekomstvisie Brandweerzorg nog moeten worden gedefinieerd in het implementatieplan. Dit zorgt voor een verwacht incidenteel overschot van 0,6 miljoen. 3. De verwachte kosten voor FLO (functioneel leeftijdsontslag) zullen naar verwachting 0,7 miljoen lager uitpakken voor de gehele organisatie dan eerder begroot. Deze kostenpost is afhankelijk van keuzes die medewerkers zelf mogen maken waarmee de besteding van dit budget in grote mate kan fluctueren. De incidentele oorzaken voor het verwachte positieve resultaat zullen in veel gevallen naar verwachting een onderdeel vormen van de bezuinigingstaakstelling Toekomstvisie Brandweerzorg en daarmee een structureel karakter krijgen zodra het implementatiedocument ter besluitvorming is aangeboden aan het Algemeen Bestuur. Er zijn, naar verwachting, een aantal structurele voor- en nadelen die per saldo een structureel voordeel van 687.546,- opleveren. Dit resultaat wordt onder meer veroorzaakt door: 1. Behaalde aanbestedingsvoordelen op diverse posten van 0,7 miljoen. Diverse van deze aanbestedingsvoordelen vormen onderdeel van het totale bezuinigingsbedrag van de Toekomstvisie brandweerzorg. 2. Een verwacht nadeel op de post energie (elektriciteit). Tot slot wordt het verwachte totale saldo van 1,8 miljoen gecompleteerd door de bezuinigingstaakstelling 2015 voortkomend uit de Toekomstvisie Brandweerzorg. Deze bezuinigingstaakstelling bedraagt een negatief structureel saldo van 1.987.275,-. Geleverde prestaties Naast de negen speerpunten uit het jaarplan 2015 zijn er door het bestuur acht prestatie-indicatoren benoemd, gedefinieerd door het landelijke project Aristoteles. Deze indicatoren geven inzicht in de geleverde prestaties van VRBZO, afgemeten aan de (wettelijk opgelegde) norm. Van deze acht bestuurlijke prestatie-indicatoren voldoen er vier aan de bijbehorende norm. 2
De prestatie-indicator personeelsbezetting voldoet bijna aan de norm. Dat is te verklaren doordat VRBZO steeds vaker personeel inhuurt om vacatureruimte mee op te vullen om een flexibele schil te creëren. Deze flexibele schil moet VRBZO in staat stellen makkelijk met ontwikkelingen mee te bewegen op het gebied van personeelskosten. Het gaat dan om ontwikkelingen zoals de implementatie van de Toekomstvisie Brandweerzorg, de herpositionering van de Regionale Ambulancevoorziening bij de GGD en de vorming van de Landelijke meldkamer organisatie. De flexibele schil zal in absolute en relatieve zin afnemen zodra deze organisatieontwikkelingen achter de rug zijn (2018-2019) De drie prestatie-indicatoren opkomsttijden crisisteams ; verwerkingstijd meldkamer en uitrukken brandweer die voldoen aan de normtijd voldoen niet aan de opgelegde norm. Indien we de prestaties van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost zien in perspectief met de prestaties van andere Veiligheidsregio s zien we dat de brandweer VRBZO het met een 4 e plaats goed doet met een gemiddelde responstijd van 6,7 minuten ten opzichte van het landelijk gemiddelde van 7,4 minuten in 2014. 3
In relatie tot de behaalde opkomsttijden van vorige jaren zien we dat de prestaties van VRBZO op dit gebied constant zijn. De resultaten voldoen wél aan de regionaal vastgestelde bestuurlijke afspraken maar niet aan de wettelijk benoemde norm. In het bestuurlijk behandelde dekkingsplan is inzichtelijk welke opkomsttijden verwacht mogen worden. De hier gemeten opkomsttijden worden niet vergeleken met de opkomsttijden uit het dekkingsplan, maar met de wettelijke norm. Het Bestuur heeft met vaststelling van het dekkingsplan gekozen voor afwijking van deze wettelijke norm. Daar waar afgeweken wordt van de wettelijke norm moet gezorgd worden voor extra preventie maatregelen. We zien de afgelopen jaren dat ook de gepresteerde verwerkingstijd van de meldkamer redelijk constant is. Bij de meldkamer ambulance is een significante verbetering van de verwerkingstijd gerealiseerd door invoering van een nieuw uitvraag protocol (ProQa) en afronding van het project directe inzet ambulances (DIA) waardoor ambulances al aanrijden terwijl de uitvraag van de melder op de meldkamer nog loopt. Onder andere door deze maatregelen voldoet de gerealiseerde verwerkingstijd van de meldkamer ambulance aan de landelijke norm die door de Algemene Zorgautoriteit is opgelegd (AZN). De berekeningswijze van deze indicator en norm wijkt echter af van de Aristoteles norm waardoor geen eenduidig beeld ontstaat. De meldkamer brandweer onderzoekt of het huidige resultaat nog te verbeteren is. Voornaamste reden van het niet behalen van de norm komt doordat bij veel meldingen niet eenvoudig vast te stellen is wat de locatie is van het incident waar melding van wordt gemaakt. Bij overgang van de meldkamer naar de Landelijke meldkamer organisatie (LMO) wordt dit probleem opgelost waardoor de verwerkingstijd zal verbeteren. De opkomsttijden van de crisisteams waren onvoldoende bij de 4 GRIP incidenten die hebben plaatsgevonden. Er zijn 2 GRIP 1 incidenten geweest en 2 GRIP 2 incidenten. Bij alle vier de GRIP incidenten is geconstateerd dat één of meerdere CoPI functionarissen te laat waren en enkele andere functionarissen. Deze functionarissen blijken doorgaans afkomstig te zijn van organisaties buiten de Veiligheidsregio. Deze incidenten worden geëvalueerd en besproken binnen de verantwoordelijke discipline ter verbetering van de opkomsttijd. Die nemen nu maatregelen ter verbetering. Daarnaast zal er nog een algehele analyse plaatsvinden van de multidisciplinaire crisisorganisatie welke aan het Algemeen Bestuur teruggekoppeld wordt. Ondanks dat het aantal nodeloze alarmeringen niet behoort tot de bestuurlijke indicatoren, wordt de prestatie hierop eenmalig vermeld in de gemeentelijke monitor. De Veiligheidsregio monitort en meet alle automatische alarmen (op 4
of deze loos is of niet) en vergelijkt deze met de NEN normering. Indien geconstateerd wordt dat de norm overschreden wordt benaderd VRBZO de eigenaar van het automatische alarm om gezamenlijk tot een oplossing te komen de valse alarmeringen terug te dringen. Mocht hierbij onvoldoende resultaat geboekt worden dan adviseert VRBZO het bevoegd gezag (gemeente) om een bestuurlijk handhavingstraject te starten. VRBZO heeft op dit terrein al veel winst geboekt door het aantal OMS aansluitingen drastisch terug te dringen. Dit heeft geleidt tot per saldo minder meldingen in het algemeen en daardoor ook een stuk minder nodeloze meldingen van het OMS. In 2013 waren er nog 2828 loze OMS alarmeringen, in 2014 waren dit er 2447 en naar verwachting zullen dit jaar er 2217 loze meldingen 1 zijn. Tevens is het project STOOM (Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen) geïnitieerd en een projectvoorstel voor opgesteld. Dit project stelt voor dat een OMS-melding eerst geverifieerd moet worden door de Meldkamer Brandweer, vóórdat er een hulpeenheid aan wordt gekoppeld. Op deze manier zouden loze meldingen ook geen onnodige uitrukken betekenen. Het voorstel wordt eind 2015 aan het Algemeen Bestuur aangeboden met het verzoek te komen tot besluitvorming. 1 De hier gepresenteerde cijfers gaan over de loze meldingen waarop de brandweer ook daadwerkelijk uitgerukt is. 5